Casus Cursus Niveau 3
Cursus Stralingsveiligheid niveau 3 cursusjaar 2014-2015
Casus
arbo- en milieudienst / SBE
Casus Cursus Niveau 3
Casus Cursus Niveau 3
Leerdoel en opzet Deze casus maakt onderdeel uit van het cursusgedeelte rond wet- en regelgeving en maatschappelijke aspecten in de (opfris)cursus niveau 3. Het (leer)doel van deze casus is kennismaken met het Besluit stralingsbescherming; aspecten van een aanvraag voor een KEW-vergunning; het toepassen van elementen uit het Uitvoeringsbesluit Stralingsbescherming EZ; praktische stralingsbescherming, waaronder communicatie van risico’s en werkvoorschriften. De casus bestaat uit een aantal gewone vragen en aantal groepsopdrachten. De kern wordt gevormd door de vragen 1 t/m 16. Hierin komen de volgende zaken aan bod - wel of geen vergunning / toepasselijkheid BS (vragen 2 en 3) - risicoanalyse externe blootstelling milieu (vragen 4 t/m 6) - risicoanalyse reguliere blootstelling werknemers (vragen 7 t/m 11) - risicoanalyse inwendige blootstelling milieu (vragen 12 en 13) - risicoanalyse potentiële blootstelling werknemers (vragen 14) - aanvragen vergunningen / rechtvaardiging (vragen 15 en 16) De groepsopdrachten zijn cursief weergegeven en richten zich op het kunnen inschatten van risico’s en/of het daarover kunnen communiceren met diverse doelgroepen - communiceren risico’s leden van de bevolking (groepsopdracht 1) - communiceren met (blootgestelde) werknemers (groepsopdracht 7) - bepalen en toelichten actuele risico’s inwendige besmetting van werknemers t.g.v. diverse handelingen (groepsopdracht 3) - bepalen en toelichten risico’s inwendige besmetting voor leden van de bevolking (groepsopdracht 4) - bepalen en toelichten scenario potentiële blootstelling (groepsopdracht 5) - communiceren met / doceren aan aspirant-stralingsdeskundigen (groepsopdrachten 2 en 6)
Uitvoering De uitvoering van de casus vindt op verschillende momenten in de cursus plaats. De vragen 1 t/m 4, 15 en 16 worden als oefening bij het college wetgeving gebruikt. Op 18 maart 2015 wordt aansluitend aan het college over risicoperceptie- en communicatie het resultaat van groepsopdracht 1 gepresenteerd. Studenten Biomedische Technologie (Biomedical Engineering – BME) moeten de vragen 1 t/m 16 uit de casus (excl. de groepsopdrachten) volledig uitgewerkt ingeleverd hebben op maandag 30 maart 2015 (bij voorkeur via
[email protected]). Zij bereiden voorafgaand aan het college ook de groepsopdrachten 2 en 7 voor. Van de overige cursisten wordt verwacht dat zij voor 13 april 2015 de casus hebben bestudeerd en waar mogelijk al aan de vragen 5 t/m 16 hebben gewerkt. Op 13 april 2015 wordt de cursusgroep in vier groepen verdeeld die elk als groepsopdracht een deel van de casus bespreken, uitwerken en vervolgens kort plenair presenteren. De vier groepsopdrachten (3 t/m 6) wordt uitgevoerd in lokaal 10, lokaal W2260 en W2270. De volledige uitwerking van de vragen uit de casus ontvangt u aan het eind van deze ochtend op 13 april.
23 januari 2015 versie 5.1
1
Casus Cursus Niveau 3
Materiaal Na een korte inleiding van de casus volgen de te beantwoorden vragen en groepsopdrachten. Voor de beantwoording van de vragen kunt u gebruik maken van de gegevens uit de volgende bijlagen die merendeels zijn bijgevoegd: 1. pag. 206/207 uit het Handboek Radionucliden, 2e druk – pag. 10 en 11 2. tabel 2.1 en 2.2 uit de Richtlijn Radionuclidenlaboratoria (zie voetnoot op pag.5) – pag. 12 en 13 3. gedeelten van het Besluit stralingsbescherming (BS), d.d. 16 juli 2001 in de versie zoals deze op 1 januari 2014 gold – vanaf pag. 14 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 4, m.u.v. paragraaf 4.1 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 7, art. 76 t/m 78 Bijlage paragraaf 2.5 4. gedeelten uit de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ zoals deze op 1 januari 2014 van kracht was – vanaf pag. 34 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2, pag. 3 en 4 Bijlage 1.1, pag. 18 en 28 Bijlage 1.2 Bijlage 1.4, pag. 76 en 77 5. pag. 145/146 uit het Radiological Health Handbook – pag. 43 en 44 6. MIRD-data voor Hf-180m – vanaf pag. 45 7. Appendix D (p. 381, 382 en 384) uit Inleiding tot de Stralingshygiëne, A.J.J. Bos et al– vanaf pag. 49 8. Pag.22 uit Leidraad beheersing van risico’s bij handelingen met open bronnen in laboratoria, T.W.M. Grimbergen en M.M. Wiegman (2006) – pag.52 9. Paragraaf 14.9.2.2, 14.9.3.2 en 14.9.4 uit de RUG syllabus Stralingsdeskundigheid Niveau 3 – niet opgenomen in deze bijlage
23 januari 2015 versie 5.1
2
Casus Cursus Niveau 3
Inleiding casus Onderzoeksinstelling ‘Solid Nucleus’ overweegt het opstarten van een nieuw wetenschappelijk experiment. Voor dit experiment wordt gebruik gemaakt van het radionuclide Hf-181. Solid Nucleus heeft ten behoeve van een ander experiment de beschikking over 37 MBq tritium (H-3). Solid Nucleus beschikt niet over een Kernenergiewetvergunning. Het experiment met Hf-181 zal 1 keer per maand moeten worden uitgevoerd met een activiteit van 100 MBq per keer. De handelingen die met het radioactieve materiaal worden uitgevoerd zijn de volgende: Het openen van een capsule (breken van een ampul) met 100 mg hafniumoxidepoeder in een gesloten werkkast (klasse III). Het overbrengen van het poeder naar een geventileerde kast (niet NEN-EN gekeurd – voorheen: niet DIN gekeurd). Het overgieten van het poeder in een capillair (klein kanaalvormig buisje) met behulp van een trechter in die geventileerde kast. Overige gegevens: - Werkzaamheden nemen per keer maximaal 1 dagdeel (4 uur) in beslag. - De voorraad en het afval van Hf-181 wordt altijd in het radionuclidenlaboratorium bewaard. - De kleinste afstand van het radionuclidenlaboratorium tot de terreingrens bedraagt 15 meter.
Vragen en groepsopdrachten 1.
Hoeveel is 1 Reinh voor werknemers in dit geval?
Voordat definitief wordt besloten tot het opzetten van het experiment, wordt een pilot uitgevoerd, waarbij het experiment wordt nagebootst met slechts 1% van de normaal benodigde activiteit. 2.
Geef aan of een Kernenergiewet-vergunning noodzakelijk is voor deze pilot, en zo ja, op basis van welk artikel in het Besluit Stralingsbescherming dat dient te gebeuren.
3.
Als je antwoord op vraag 2 nee is, of zou zijn geweest, geef dan aan of het Besluit Stralingsbescherming desondanks wel of niet van toepassing is. Beargumenteer je antwoord met een artikel uit het BS.
Naar aanleiding van de pilot wordt besloten tot uitvoering van de experimenten in een radionuclidenlaboratorium, en wordt de Kernenergiewetvergunning aangevraagd. De ondernemer wil voorafgaand aan het aanvragen van een vergunning de omwonenden informeren. U wordt als stralingsdeskundige gevraagd om iets te zeggen over de risico’s die de experimenten in het nieuwe isotopenlaboratorium meebrengen voor omwonenden.
23 januari 2015 versie 5.1
3
Casus Cursus Niveau 3 GR1. Groepsopdracht 1 – BME. Deze wordt uitgevoerd door studenten Biomedische Technologie en bestaat uit een hoofd- en een bij-onderdeel die door de groep als geheel moeten worden uitgevoerd. 1. Verzorg een presentatie van ongeveer 10 minuten over de risico’s van straling/radioactiviteit in het algemeen, en de risico’s van de werkzaamheden in het lab in het bijzonder. Doelgroep bestaat uit omwonenden die geen enkele kennis van zaken hebben. De overige cursisten mogen zich tijdens de presentatie in de rol van omwonenden verplaatsen. De gegevens die het feitelijk risico weergeven worden hierna in diverse vragen behandeld, maar deze opdracht kan al eerder worden uitgevoerd waarbij als uitgangspunt mag worden aangenomen dat de effectieve (volg)doses buiten de instelling ten gevolge van de handelingen in het lab het Secundair Toetsingsniveau niet zullen overschrijden. De presentatie vindt plaats tijdens het college ‘Maatschappelijke aspecten’ op woensdag 18 maart 2015. 2. Verwerk de inhoud van de presentatie in een kort artikel over dit onderwerp, bedoeld voor de wijkkrant (en dus voor de dezelfde doelgroep). Het artikel dient geschreven te worden in lettertype Georgia, 11 pt en moet ten minste 1 A4 groot zijn, maar mag niet meer dan 1½ A4 bedragen. Presentatie en artikel mogen elkaar inhoudelijk niet tegenspreken. Het artikel dient vóór maandag 16 maart 2015 naar de docenten Mulder en Boersma gestuurd te worden (
[email protected] en
[email protected]). Eenmaal besloten tot het aanvragen van een Kernenergiewetvergunning zal moeten worden aangetoond dat geen wettelijk limieten worden overschreden. Hiervoor wordt de risicoanalyse gebruikt. In de volgende vragen worden diverse aspecten van een dergelijke risicoanalyse behandeld. Bij de beantwoording van alle volgende vragen mogen handelingen met tritium buiten beschouwing worden gelaten. 4.
In welk artikel van het BS wordt bepaald wat de maximale jaardosis op de terreingrens is? Hoe groot is deze waarde?
5.
Geef een schatting van het maximaal te verwachten jaarlijkse omgevingsdosisequivalent op de terreingrens. Ga er daarbij van uit dat de muren van het gebouw uit beton bestaan, en een dikte van 15 cm hebben. Maak bij de beantwoording hiervan gebruik van wat in appendix D van het boek van Bos et al. wordt gegeven, van het feit dat het soortelijk gewicht van beton ongeveer 2300 kg/m3 is, en van de gegevens uit het Radiological Health Handbook. N.b. de uitwerking van deze vraag is lastig (vergelijkbaar met een niveau 3 examenvraagstuk). Je kunt deze vraag ook later maken en verder werken met een jaarlijks omgevingsdosisequivalent van 0,2 mSv op de terreingrens.
GR2. Groepsopdracht 2 – BME. Deze wordt uitgevoerd door studenten Biomedische Technologie. Maak vraag 5 van deze casus en verzorg een presentatie van niet meer dan 10 min waarin de uitwerking van deze vraag op voor de andere cursisten begrijpelijke wijze wordt uitgelegd. Bereid je voor op mogelijke vragen van de andere cursisten. Geef ook het antwoord van vraag 6. Het gebruik van whiteboard etc. is uiteraard ook toegestaan. De presentatie dient uiterlijk donderdag 9 april 2015 naar de docent te worden gestuurd (
[email protected]), en wordt gegeven op maandag 13 april 2015.
23 januari 2015 versie 5.1
4
Casus Cursus Niveau 3 6.
Geef aan of je antwoord bij 5. voor een lid van de bevolking een overschrijding betekent van de bij 4. gegeven waarde. Geef tevens aan of je op basis van je antwoord bij 5. nog verder invulling aan ALARA moet geven.
GR3. Groepsopdracht 3. Deze opdracht wordt op 13 april 2015 tijdens het college uitgevoerd. Wijs binnen de groep één persoon aan die in een korte presentatie (plm. 5 minuten) het verloop van de discussie, de ingebrachte argumenten en de uiteindelijke conclusie van deze opgave schetst. Bediscussieer allereerst wat de meest risicovolle handeling is die tijdens het experiment wordt uitgevoerd. Doe dit vanuit het perspectief van degene die het experiment gaat uitvoeren. Maak daarbij gebruik van tabel 2.1 uit de Richtlijn Radionuclidenlaboratoria (RRL)1 en paragraaf 14.9.2.2 uit de syllabus. Geef een aanvaardbare schatting voor de verspreidingsparameter p die met de diverse handelingen correspondeert, evenals voor de lokale ventilatieparameter r. Maak vervolgens vraag 7. Bediscussieer het resultaat en geef ten slotte aan of je voor je risicoanalyse de voorkeur aan de RRL of de Leidraad uit paragraaf 14.9.4 zou geven. 7.
Bij de aanvraag voor een vergunning geef je aan wat de klasse zal zijn waartoe het radionuclidenlaboratorium behoort (B, C of D). Bepaal aan de hand van tabel 2.2 (RRL) en eventueel paragraaf 14.9.2.2 welke klasse je wilt aanvragen voor het laboratorium. Hanteer hierbij, los van de uitkomst van de discussie in de groepsopdracht 3, p=-3 voor het overgieten in het capillair. Houd er hierbij rekening mee dat geen handelingen met hoger verspreidingsrisico dan aangegeven in tabel 14.10 uit de syllabus mogen plaatsvinden. Levert dit nog beperkingen op met betrekking tot de maximaal per keer te hanteren hoeveelheid Hf-181? Zo ja, geef een eenvoudige oplossing voor dit probleem. Herhaal deze vraag waarbij geen gebruik van de RRL, maar van de nieuwe Leidraad, genoemd in paragraaf 14.9.4, gemaakt wordt. De f- en g-parameters zijn vermeld in bijlage 8.
De werkzaamheden in het laboratorium worden steeds door één persoon uitgevoerd. De afstand tot het preparaat bedraagt daarbij minimaal 1 meter. Er zijn geen aanvullende afschermende maatregelen genomen. Ga er, onafhankelijk van je antwoord bij vraag 7, van uit dat er per keer met 100 MBq Hf-181 gewerkt wordt. 8.
Bij zwakke β-emitters wordt de bijdrage van deze stralers aan het dosistempo veelal verwaarloosd. In deze casus wordt vrijwel uitsluitend achter het raam van een zuurkast gewerkt. Toon door berekening aan dat de benodigde glasdikte om ervoor te zorgen dat alle door 181Hf uitgezonden β’s worden gestopt niet meer is dan 1 mm. Hierbij mag worden aangenomen dat de soortelijke dichtheid van glas ten minste 2.000 kg/m3 is. Rechtvaardig aan de hand hiervan het verwaarlozen van de bijdrage van de β’s aan het dosistempo.
9.
Geef nu een schatting van het maximale omgevingsdosisequivalent dat de betrokken medewerker jaarlijks oploopt tijdens de experimenten. Geef een argument waarom je deze dosis terug zou willen brengen (baseer je daarbij eventueel op het BS).
1 De Richtlijn Radionuclidenlaboratoria (RRL) is in 2002 ingetrokken en voorlopig vervangen door een ‘Bijlage radionuclidenlaboratorium’ die bij elke relevante KEW-vergunning wordt gevoegd. Deze standaard bijlage overlapt voor een groot deel met de RRL. Tabel 2 uit deze bijlage correspondeert met tabel 2.1 uit de RRL.
23 januari 2015 versie 5.1
5
Casus Cursus Niveau 3 10.
Geef eveneens een schatting van het maximale omgevingsdosisequivalent voor het geval er gebruik gemaakt wordt van loodglas met een dikte van 1 cm loodequivalent als persoonlijk beschermingsmiddel. Toon daartoe eerst aan dat de transmissie door dit loodglas 0,23 is. Voor de soortelijke dichtheid van loodglas mag 11.000 kg/m3 worden genomen.
GR4. Groepsopdracht 4. Deze opdracht wordt uitgevoerd tijdens het college op 13 april 2015. Maak vragen 11 t/m 13. Voer in de groep de discussie over de wijze waarop de belastingsfactor en theoretisch maximale lozing geschat of bepaald moeten worden. Wijs binnen de groep iemand aan die in ongeveer 5 min de resultaten van deze vragen presenteert en daarbij in het bijzonder stil staat bij de overwegingen en argumenten die een rol hebben gespeeld in de keuze van de parameters die voor de bepalingen nodig zijn. 11.
Geef een conservatieve schatting van de belastingsfactor van het laboratorium ten gevolge van deze werkzaamheden. Gebruik hierbij de formule in paragraaf 14.9.2.2.
In het ontwerp van het laboratorium wordt rekening gehouden met een filtersysteem voor de lucht die vanuit de gesloten werkkast geloosd wordt. Hiervoor mag s=1 worden gehanteerd (standaard zijn dergelijke werkkasten met absoluutfilters uitgerust, waarbij voor de meeste stoffen s=4 geldt – hier wordt een zeer conservatieve aanname gemaakt). Voor de handelingen in zuurkast en op tafel geldt s=0. 12.
Geef aan of in dit geval een lozingsvergunning op grond van de Kernenergiewet noodzakelijk is of zou kunnen zijn.
13.
Bepaal aan de hand van 14.9.3.2 de theoretische maximale lozing in lucht per jaar, uitgedrukt in Reinh, en toets dit aan het secundair niveau uit tabel 14.14.
Er wordt een schatting gemaakt van de effectieve dosis die de medewerker oploopt in het geval zich een ernstig ongeval voordoet. Stel dat tijdens een korte hevige brand de hele werkvoorraad zich homogeen verspreid in het laboratorium (inhoud 150 m3). Veronderstel dat het laboratorium aan de ventilatie-eisen van B-laboratoria voldoet, en dat het ventilatiesysteem naar behoren functioneert. De medewerker blust de brand in 10 minuten, en verlaat direct daarna het laboratorium. Tijdens de bluswerkzaamheden bedraagt het ademtempo van de medewerker 2 m3/uur. De medewerker draagt geen adembescherming. 14.
Bereken de effectieve dosis voor de medewerker ten gevolge van inhalatie van het vrijgekomen Hafnium-181-oxide.
GR5. Groepsopdracht 5. Deze opdracht wordt uitgevoerd tijdens het college op 13 april 2015. Lees het scenario voorafgaand aan vraag 14. Bedenk ten minste één ander scenario voor een potentiële blootstelling (= een blootstelling waarvan je niet zeker weet dat die zich voor zal doen, maar waarvoor je wel de gevolgen kunt berekenen). Bereken de dosisconsequenties van dit scenario. Wijs binnen de groep iemand aan die in een presentatie van ongeveer 5 minuten het scenario schetst, de frequentie waarmee zich dit kan voordoen en de gevolgen die dit heeft voor de blootstelling van de werker. Vergelijk in de presentatie de dosisconsequenties met het antwoord op vraag 14. Maak daartoe eerst vraag 14. Als de beschikbare tijd echter onvoldoende is om vraag 14 te maken mag je uitgaan van 1 mSv.
23 januari 2015 versie 5.1
6
Casus Cursus Niveau 3
Uit de gegevens in deze casus en de resultaten van voorgaande vragen is het in principe mogelijk een aanvraag voor een KEW-vergunning samen te stellen. In art. 2.6 van de Uitvoeringsregeling stralingsbescherming wordt aangegeven waaraan een volledige aanvraag voor een KEW-vergunning moet voldoen. 15.
Kun je tenminste drie aspecten noemen waaraan in het voorstaande nog geen aandacht is besteed, en die toch in de aanvraag dienen te worden vermeld. Geef waar mogelijk ook aan wat je daarover zou willen melden in een aanvraag.
Naast hetgeen in art. 2.6 van de Uitvoeringsregeling wordt verlangd, dient altijd een rechtvaardiging van de handeling plaats te vinden in de aanvraag. Op grond van het huidige BS is het in veel gevallen niet noodzakelijk zelf een rechtvaardiging te formuleren, maar kan worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende categorie in de MR Bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling, kortweg MR Rechtvaardiging. Indien de geplande toepassing niet in deze regeling staat moet men zelf een rechtvaardiging formuleren. 16.
Geef een formulering van de rechtvaardiging voor deze toepassing. Ga er daarbij van uit dat deze toepassing niet in de huidige MR rechtvaardiging staat.
De praktijk blijkt weerbarstiger dan hierboven aangenomen. Bij de productie van Hf-181oxide worden ook een aantal andere radioactieve isotopen als ‘verontreiniging’ meegeproduceerd. De meest bepalende blijkt Hf-180m te zijn (per levering 60 MBq). Hieronder volgen enkele gegevens voor dit nuclide. e(50)(w)inh = 2,0 × 10-10 Sv/Bq (geldt voor werknemers; deze waarde mag hier ook als conservatieve schatting voor leden van de bevolking worden gebruikt). Gegevens uit ‘Medical Internal Radiation Dose (MIRD)’ voor Hf-180m. 17.
Maak aan de hand van het vervalschema en de bijbehorende gegevens een globale schatting van de omgevingsdosisequivalenttempoconstante (bronconstante) h. Verifieer eerst dat ook in dit geval de bijdrage van elektronen en β-deeltjes verwaarloosbaar is.
18.
Bereken vraag 1 opnieuw voor 180mHf en geef vervolgens voor de vragen 5 t/m 7, 9 t/m 11, 13 en 14 aan of de nu ontstane situatie tot problemen leidt. Kwalitatieve beschouwingen volstaan. Draag waar nodig of zinvol eenvoudige oplossingen aan voor ontstane problemen.
GR6. Groepsopdracht 6. Deze wordt uitgevoerd tijdens het college op 13 april 2015 door studenten Biomedische Technologie mogelijk aangevuld met enkele andere cursisten. Eén van de studenten Biomedische Technologie, die nog niet eerder een presentatie gaf verzorgt nu een presentatie van ongeveer 5 minuten waarin de uitwerking van deze opdracht op voor de andere cursisten begrijpelijke wijze wordt uitgelegd. Maak vragen 17 en 18 van deze casus en gebruik daarbij de uitwerking van de vragen 1 t/m 16. Formuleer na het maken van vraag 18 een eindconclusie m.b.t. de problemen die de verontreiniging met zich meebrengt.
23 januari 2015 versie 5.1
7
Casus Cursus Niveau 3 Als de vergunning is verleend dient de ondernemer ervoor te zorgen dat alle werkers voor de start van de handelingen adequaat zijn geïnformeerd en geïnstrueerd. GR7. Groepsopdracht 7. Deze wordt uitgevoerd door studenten Biomedische Technologie en bestaat uit een hoofd- en een bij-onderdeel die door de groep als geheel moeten worden uitgevoerd. 1. Verzorg een presentatie van niet meer dan 10 minuten over de risico’s van de werkzaamheden in het lab. Doelgroep bestaat uit werkers met een basale kennis van straling/radioactiviteit en stralingsbescherming – niveau HBO of evt MBO. Vertel iets over het onderzoek dat gaat worden uitgevoerd. Besteed in de presentatie aandacht aan de reguliere en potentiële blootstellingen en de speciale stralingshygiënische maatregelen die daarom moeten worden gevolgd. De overige cursisten mogen zich tijdens de presentatie in de rol van werkers verplaatsen. Bereid vooraf in de groep ook de situatie voor waarin één van de werkers haar ongerustheid uit in verband met een (mogelijke) zwangerschap. Hoe zou je hier vanuit het oogpunt van de werkgever mee om willen gaan? De presentatie vindt plaats tijdens het college op maandag 13 april 2015. 2. Verwerk de inhoud van de presentatie in een geschreven werkinstructie voor de werknemers. De werkinstructies moeten geschreven worden in lettertype Georgia, 11 pt en moet ten minste 1 A4 groot zijn, maar mag niet meer dan 1½ A4 bedragen. Presentatie en werkinstructies mogen elkaar inhoudelijk niet tegenspreken. De werkinstructie dient vóór donderdag 9 april 2015 naar de docent gestuurd te worden (
[email protected]).
H.F. Boersma 2001-2015
23 januari 2015 versie 5.1
8
9
Januari 2015
Halveringstij d en vervalconstante
Ttp=
42,39 d = 3'66x106 s
,,1
= 1.89x1t-t
Vervalschema (vereenvoudigd) 181111
l8l1u Belangrij kste uitgezonden straling
Straling
y (Bq
s)-r
o,e3o 0,070 0,860 0,430 cc K y. 0.214 ceLy2 0,250 i<., 0,264
Íl ÍlTr Tz
E (kev) 11e | 1ol
118 I 403
482 133 6ó 122
51
Bronconstanten Kermatempo in
lucht
Omgevingsdosisequivalenttempo
kh-
0,012
ptGylh per
MBq/ml
0,093 pSv/h per MBq/m2
Diversen
A,n = 6,29Y l0lr Bq g C; = lor Bqg en A'
SpeciÍïeke activiteit
= 10i'Bq Bq/cm2 Sv/s 5x10-ro = Per e(50) = 5,4x10-e Sv/Bq A1 =2 TBq
Vrijstellingsgrenzen Huidbesmetting Wondbesmetting; Injcctie
Hnri..l
Vervoer
@
A2 = 0,5 TBq
10
Januari 2015
Productie en toepassingen Het radionucli6" 18191 is een activeringsproduct.
Metabool model Voor stralingshygiënische doeleinden wordt aangenomen dat hafnium zich vanuit het bloed als volgt verdeelï:50% naar bot en50% naar overige organen/weefsels. De biologische halveringstijd voor bot is gesteld op 8000 dagen, terwijl voor overige organen/weefsels een halveringstijd van 7 dagen wordt genomen. Ingestie- en longzuiveringsklassen Ingestie
Alle
verbindingen
h = 0,002
Inhalatie
Hydroxide, oxide, halogenide carbide,
Overige
nitraat verbindingen
Klasse M Klasse F
f1 = 0,002
h = 0,002
Dosisconversiecoëffïciënt en radiotoxiciteitsequivalent voor werknemers (w) en voor leden van de bevolking (b) Ingestie
ft
= 0,002
Inhalatie
Inhalatie
M
F
e(s0)(w) ÁR"(w)
1,1x10-9 9,1x108
1,8x10-e 5,6x108
e(s0)(b) AR.(b)
1,1x10-9 9,1x108
1,4x10-e 7,1x108
4,1x10-e Sv/Bq 2,4x108 Bq 4,1x10-e Sv/Bq 2,1x108 Bq
Gegevens voor totale-lichaamstelling Na eenmalige inname
(d) 0,25 7 2 3 5 7
Tijd
Lichaamsactiviteit (Bq per Bq inname) '7,4xl0-r 9,8x10-1 '7,4x10-r
1,1x10-1 3,2x10-1 1,3x10-1 1,9xI0-2 3,7x70-3
5,4x10-1
4,9x1.0-1
3,1xI0-1 2,9x70-1 2,2x10-1
2,5x1.0-1 1,5x10-1 8,3x10-2
2,0x10-1
7,0x70-2
11
Januari 2015
12
Januari 2015
13
Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
(Tekst geldend op: 09-01-2014) Besluit van 16 juli 2001, houdende vaststelling van het Besluit stralingsbescherming Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst van 20 december 2000, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. Arbo/Amil/00/84346, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken; Gelet op de artikelen, 28, 29, eerste lid, 30, 31, 32, eerste en vierde lid, 34, 35, 37, eerste lid, 37a, 38a, 67, 69, vierde en vijfde lid, 69a, 69b, 73 en 76 van de Kernenergiewet, artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikel 37, tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg alsmede op richtlijn nr. 96/29/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PbEG L 159) en richtlijn nr. 97/43/Euratom van de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren van ioniserende straling in verband met medische blootstelling en tot intrekking van richtlijn 84/466/Euratom (PbEG L 180); De Raad van State gehoord (advies van 27 maart 2001, no. W12.01.0024/IV); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst van 2 juli 2001, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. Arbo/Amil/01/41134, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken; Hebben goedgevonden en verstaan: Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied Artikel 1 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: aanwijsinstrument: instrument voor tijd- of plaatsbepaling, dan wel voor het meten, bepalen of aangeven van andere grootheden, bestemd voor gebruik op of in de directe omgeving van personen; activiteit: activiteit als bedoeld in de bijlage; activiteitsconcentratie: activiteitsconcentratie als bedoeld in de bijlage; afgedankte hoogactieve bron: hoogactieve bron die niet langer wordt gebruikt, noch bestemd is om te worden gebruikt voor de handeling waarvoor een vergunning is verleend; algemeen coördinerend deskundige: stralingsbeschermingsdeskundige die namens de ondernemer ervoor zorgt dat handelingen of werkzaamheden plaatsvinden binnen het kader van de regels bij of krachtens de wet, die daarop toezicht houdt en controle uitoefent, die andere zaken die betrekking hebben op stralingsbescherming coördineert en die namens de Pagina |1 14
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
ondernemer intern toestemming verleent voor handelingen en werkzaamheden; arbodienst: een dienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet; A-werknemer: de blootgestelde werknemer, bedoeld in artikel 79, tweede lid; beheer van radioactieve afvalstoffen: alle activiteiten die te maken hebben met het hanteren, de voorbehandeling, de behandeling, het conditioneren, de opslag of de eindberging van radioactieve afvalstoffen, met uitzondering van het vervoer buiten het terrein van de inrichting; beheersysteem: systeem dat gegevens en documenten bevat die betrekking hebben op de stralingsbescherming binnen de onderneming; besmetting: de aanwezigheid van radioactieve stoffen in een materiaal, in of op een oppervlak, in een omgeving, of uitwendig op of inwendig in een persoon; Beveiligingsdeskundige: deskundige op het gebied van bewaring en beveiliging van splijtstoffen, ertsen, inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder a en b, van de wet, alsmede radioactieve stoffen, als bedoeld in bij minsteriële regeling aan te geven gevallen; blootgestelde werknemer: werknemer die gedurende zijn werktijd ten gevolge van handelingen een blootstelling ondergaat die kan leiden tot een dosis die hoger is dan een der in artikel 76 genoemde dosislimieten; blootstelling: het blootgesteld zijn aan ioniserende straling; bron: toestel dan wel radioactieve stof; broncontainer: insluiting van een bron die geen geïntegreerd onderdeel van die bron is, maar uitsluitend is bedoeld voor tijdelijke behuizing van die bron voor transport, verlading en dergelijke; bronhouder: behuizing van een ingekapselde bron, die ter plaatse van het uittredevenster van de bronhouder is voorzien van een voorziening, waarmee de uittredende stralenbundel kan worden onderbroken en waaruit de bron niet zonder hulpgereedschap kan worden verwijderd; B-werknemer: andere blootgestelde werknemer dan een A-werknemer; bijlage: bij dit besluit behorende bijlage; coördinerend deskundige: stralingsbeschermingsdeskundige die namens de ondernemer ervoor zorgt dat handelingen of werkzaamheden plaatsvinden binnen het kader van de regels bij of krachtens de wet, die daarop toezicht houdt en controle uitoefent en die andere zaken die betrekking hebben op stralingsbescherming coördineert; deskundige: een persoon die een diploma, certificaat, of een ander getuigschrift ter afsluiting van een opleiding op het gebied van stralingsbescherming heeft behaald bij een instelling als bedoeld in artikel 7f; dosisbeperking: dosiswaarde die bij de planning van handelingen wordt vastgesteld als plafondwaarde voor het optimaliseringsproces van de bescherming tegen ioniserende straling bij een handeling, taak of beroep of een categorie daarvan; Pagina |2 15
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
effectieve dosis: effectieve dosis als bedoeld in de bijlage; effectieve volgdosis: effectieve volgdosis als bedoeld in de bijlage; eindberging: de plaatsing van radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstoffen in een inrichting zonder de bedoeling die afvalstoffen of splijtstoffen terug te halen; equivalente dosis: equivalente dosis als bedoeld in de bijlage; externe werknemer: A-werknemer die onder verantwoordelijkheid van een ondernemer die in een andere lidstaat van de Europese Unie of een derde land is gevestigd, werkzaam is op Nederlands grondgebied in een zone als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onder a, onderdeel 1°; gezondheidsschade: de geschatte kans op een kortere levensduur en verminderde kwaliteit van leven voor een persoon door de negatieve effecten van lichamelijke afwijkingen, kanker, en ernstige genetische effecten als gevolg van blootstelling aan ioniserende straling; handeling: het bereiden, voorhanden hebben, toepassen of zich ontdoen van een kunstmatige bron of van een natuurlijke bron, voor zover deze natuurlijke bron is of wordt bewerkt met het oog op zijn radioactieve eigenschappen dan wel het gebruiken of voorhanden hebben van een toestel, uitgezonderd bij een interventie, een ongeval of een radiologische noodsituatie; hoogactieve bron: ingekapselde bron die een radionuclide bevat waarvan de activiteit een waarde overstijgt die gelijk is aan of hoger is dan het voor die bron krachtens artikel 3, eerste lid, geldende activiteitsniveau; industriële radiografie: het door middel van ioniserende straling vanuit een toestel of apparaat via een stralingsdetector produceren van een visueel waarneembaar beeld door het geproduceerde signaal om te zetten naar een videosignaal, dat wordt weergegeven door een monitor dan wel een methode waarbij de projectie van het te onderzoeken object wordt vastgelegd op filmmateriaal; ingekapselde bron: radioactieve stoffen die zijn ingebed in of gehecht aan vast dragermateriaal of zijn omgeven door een omhulling van materiaal met dien verstande dat hetzij het dragermateriaal hetzij de omhulling voldoende weerstand biedt om onder normale gebruiksomstandigheden elke verspreiding van radioactieve stoffen te voorkomen; inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangewezen ambtenaar; kunstmatige bron: bron, niet zijnde een natuurlijke bron en niet zijnde een toestel; leverancier: natuurlijke of rechtspersoon die een hoogactieve bron levert of ter beschikking stelt; lid van de bevolking: een persoon uit de bevolking binnen of buiten een locatie, niet zijnde een werknemer gedurende zijn werktijd of een persoon die een radiologische verrichting ondergaat; locatie: inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer of plaats, waar een handeling of werkzaamheid wordt verricht; lozing: lozing op of in de bodem, in de lucht, in het openbare riool of in het oppervlaktewater;
Pagina |3 16
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
lozing op of in de bodem: het definitief op of in de bodem brengen of doen brengen van vloeibare of in vloeistof opgeloste radioactieve stoffen dan wel van in een vloeistofstroom meegevoerde deeltjes van radioactieve stoffen, of het op de bodem brengen van deze stoffen indien daarbij vloeistof voor een deel in de bodem treedt, niet zijnde meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet; lozing in het openbare riool: het in het openbare riool ontsnappen of laten ontsnappen van vloeibare of in vloeistof opgeloste radioactieve stoffen dan wel van in een vloeistofstroom meegevoerde deeltjes van radioactieve stoffen; lozing in de lucht: het in de lucht ontsnappen van of laten ontsnappen van gasvormige radioactieve stoffen dan wel van in een gasstroom meegevoerde deeltjes van radioactieve stoffen; lozing in het oppervlaktewater: het in het oppervlaktewater ontsnappen of laten ontsnappen van vloeibare of in vloeistof opgeloste radioactieve stoffen dan wel van in een vloeistofstroom meegevoerde deeltjes van radioactieve stoffen; meet-, regel- of ijkbron: bron die uitsluitend wordt gebruikt in een al dan niet vaste meet-, regel- of ijkopstelling; meldpunt stralingsincidenten: meldpunt als bedoeld in artikel 12a; mijnbouw: handelingen of werkzaamheden in het kader van het verrichten van verkenningsonderzoek, het opsporen of het winnen van delfstoffen of aardwarmte, dan wel het opslaan van stoffen; natuurlijke bron: kosmische straling of bron van natuurlijke oorsprong, niet zijnde een toestel; omgevingsdosisequivalent: omgevingsdosisequivalent als bedoeld in de bijlage; omgevingsdosisequivalenttempo: omgevingsdosisequivalenttempo als bedoeld in de bijlage; ondernemer: degene onder wiens verantwoordelijkheid een handeling of werkzaamheid wordt verricht; ongewilde verspreiding: ongewilde verspreiding van een radioactieve stof als gevolg van een handeling of werkzaamheid die onder verantwoordelijkheid van een ondernemer is verricht en die niet meer onder controle van de betrokken ondernemer is; Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken; Onze Ministers: Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; open bron: bron, niet zijnde een ingekapselde bron en niet zijnde een toestel; oppervlaktebesmetting: oppervlaktebesmetting als bedoeld in de bijlage; overbestraling: blootstelling, waarbij de in de artikelen 76, 77 en 78 genoemde effectieve dosis of equivalente dosis wordt overschreden;
Pagina |4 17
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
overmatige blootstelling: blootstelling die plaats vindt bij een onvoorzienbare of onbedoelde gebeurtenis, die kan leiden tot een blootstelling die hoger is dan bepaald in de risicoanalyse; potentiële blootstelling: blootstelling die niet met zekerheid zal optreden maar waarvan de waarschijnlijkheid van optreden en de grootte van de daarbij eventueel optredende blootstelling van tevoren kunnen worden geschat en die voor de aanvang van de handelingen en werkzaamheden met behulp van een risicoanalyse is bepaald; radioactieve afvalstof: radioactieve stof die krachtens artikel 38 als zodanig is aangemerkt en die niet wordt geloosd; radiologische verrichting: medische handeling met gebruikmaking van ioniserende straling als bedoeld in artikel 53, eerste lid; radiotoxiciteitsequivalent: de activiteit die bij inname leidt tot een effectieve volgdosis van 1 sievert voor een volwassen referentiepersoon; reguliere blootstelling: blootstelling onder normale bedrijfsomstandigheden, welke voor de aanvang van de handelingen of werkzaamheden met behulp van een risicoanalyse is geschat; richtlijn 2011/77/Euratom: richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (Pb EU 2011, L 199); risicoanalyse: risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet; schade: nadelige gevolgen van ioniserende straling voor mensen, dieren, planten en goederen; stralingsarts: een persoon, die als stralingsarts is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid; stralingsincident: onvoorziene gebeurtenis, situatie of ongewilde verspreiding waarbij gevaar bestaat, dan wel gevaar is opgetreden, anders dan een reguliere of potentiële blootstelling, voor: – een blootstelling aan ioniserende straling van leden van de bevolking van meer dan 0,1 mSv per jaar, – een lozing op of in de bodem, in het riool, in het oppervlaktewater of in de lucht boven een door Onze Minister vastgestelde waarde, of – een overmatige blootstelling of overbestraling van werknemers; toezichthoudend deskundige: deskundige die een handeling of werkzaamheid uitvoert, of onder wiens toezicht een handeling of werkzaamheid wordt uitgevoerd; werknemer: persoon die, hetzij in dienst of onder gezag van een ondernemer, hetzij als zelfstandige, arbeid verricht; werkzaamheid: het bereiden, voorhanden hebben, toepassen van of zich ontdoen van een natuurlijke bron voor zover die niet wordt of is bewerkt wegens zijn radioactieve eigenschappen, uitgezonderd bij een interventie, een ongeval of een radiologische noodsituatie; wet:
Kernenergiewet. Pagina |5 18
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder «voorhanden hebben» mede verstaan: het vervaardigen, bewerken,hanteren en opslaan, met uitzondering van opslag in verband met vervoer. 3. Met betrekking tot dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden bij de bepaling van wat «redelijkerwijs mogelijk» is de economische en sociale factoren in aanmerking genomen. Daarnaast wordt ingeval van blootstelling in aanmerking genomen de mate waarin een blootstelling en de kans van optreden van die blootstelling kunnen worden beperkt. Artikel 2 Dit besluit is niet van toepassing op: a. lozing of het zich ontdoen van radioactieve stoffen waarvoor de in de artikelen 35, 37 en 108 gestelde verboden niet gelden; b. het vervoeren van radioactieve stoffen buiten een locatie en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen daarvan; c. het vervoeren van toestellen, die tijdens vervoer niet gebruikt worden; d. handelingen met een toestel met een maximale hoogspanning van 5 kV; e. blootstelling aan radon en dochternucliden, afkomstig uit de onverstoorde aardkorst of uit bouwmaterialen gebruikt in gebouwen; f. bovengrondse blootstelling aan radionucliden die zich bevinden in de onverstoorde aardkorst of in bouwmaterialen gebruikt in gebouwen; g. ioniserende straling ten gevolge van radionucliden die van nature in het menselijk lichaam aanwezig zijn; h. kosmische straling ter hoogte van het aardoppervlak; i. kosmische straling in een vliegtuig voor leden van de bevolking en voor werknemers, die niet behoren tot de vliegtuigbemanning; j. blootstelling aan radon en dochternucliden die vrijkomen bij het verbranden of afblazen van aardgas. Artikel 3 1. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld: a. voor de bepaling van de omgevingsdosisequivalenten; b. voor de bepaling van de equivalente en de effectieve doses; c. met betrekking tot de waarden voor de activiteitsconcentraties en de totale activiteit voor radionucliden; d. betreffende de aanwijzing van radionucliden die bij de toetsing van natuurlijke bronnen zijn vrijgesteld van sommatie; e. voor de bepaling van het activiteitsniveau van radionucliden. 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen: a. methoden worden aangewezen voor de wijze waarop de in het eerste lid, onder b, bedoelde doses worden getoetst aan de in dit besluit genoemde doses; b. regels worden gesteld voor de meetmethoden van activiteiten, activiteitsconcentraties of oppervlaktebesmetting. 3. Ten behoeve van de bepaling van doses worden alle effectieve of equivalente doses Pagina |6 19
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
gesommeerd die een persoon ontvangt ten gevolge van handelingen en werkzaamheden, voor zover geregeld bij of krachtens dit besluit, met uitzondering van een radiologische verrichting, bij of krachtens het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en bij of krachtens het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen. 4. Ten behoeve van de toetsing aan de krachtens het eerste lid, onder c, vastgestelde waarden worden alle activiteiten die zich op enig moment binnen een locatie bevinden of worden geloosd, gewogen en gesommeerd voor zover geregeld bij of krachtens dit besluit, bij of krachtens het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en bij of krachtens het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen. 5. In afwijking van het vierde lid worden de activiteiten of activiteitsconcentraties in natuurlijke bronnen niet gesommeerd met de activiteiten of activiteitenconcentraties in kunstmatige bronnen. Hoofdstuk 2. Rechtvaardiging en optimalisatie Artikel 4 1. Een handeling is slechts toegestaan indien zij door Onze Minister is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door Onze Minister is gerechtvaardigd. Onze Minister rechtvaardigt een handeling of een categorie van handelingen slechts indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling of categorie van handelingen opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. 2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de bekendmaking van: a. welke handelingen of categorieën daarvan overeenkomstig het eerste lid zijn gerechtvaardigd, en b. welke handelingen of categorieën daarvan overeenkomstig het eerste lid niet zijn gerechtvaardigd. 3. Indien nieuwe, belangrijke gegevens over de doeltreffendheid of de gevolgen van de daarin opgenomen handelingen daartoe aanleiding geven kan de rechtvaardiging van de handeling worden herzien. Een wijziging als bedoeld in de vorige volzin wordt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is van kracht. 4. Indien een vergunning wordt aangevraagd of een melding wordt gedaan voor een handeling die als gerechtvaardigd is bekendgemaakt, wordt in de melding of de vergunningaanvraag verwezen naar die bekendmaking. 5. Indien een vergunning wordt aangevraagd of een melding wordt gedaan voor een handeling die niet of als niet-gerechtvaardigd is bekendgemaakt, omvat de vergunningsaanvraag, onderscheidenlijk de melding tevens een verzoek om rechtvaardiging van die handeling. De vergunningsaanvraag of de melding bevat dan tevens de gegevens met betrekking tot de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling en met betrekking tot de gezondheidsschade die erdoor kan worden toegebracht, die nodig zijn met het oog op de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van de handeling. 6. Dit artikel is niet van toepassing op de rechtvaardiging, bedoeld in de artikelen 55, 56 en 57.
Pagina |7 20
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
7. Naast de handelingen of categorieën van handelingen die krachtens het eerste lid zijn gerechtvaardigd, kan Onze Minister van Defensie, met het oog op het belang dat de krijgsmacht dient, een andere handeling of categorie van handelingen rechtvaardigen. Deze handeling of categorie van handelingen wordt door Onze Minister van Defensie bekendgemaakt op een bij regeling van deze Minister bepaalde wijze. 8. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op het verzoek om rechtvaardiging als bedoeld in het eerste en zevende lid. Artikel 5 1. De ondernemer zorgt ervoor dat de effectieve of equivalente doses van individuele personen, in samenhang met het aantal blootgestelde personen, ten gevolge van een handeling zo laag zijn als redelijkerwijs mogelijk is. 2. De ondernemer zorgt ervoor dat met betrekking tot potentiële blootstellingen zowel de dosis bij een blootstelling als de kans op een blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. Artikel 6 1. Onverminderd artikel 48, zorgt de ondernemer ervoor dat plaatsen binnen een locatie waar handelingen worden verricht, zodanig zijn ingericht dat voor personen die zich daarbuiten bevinden, ten gevolge van de handelingen tezamen een dosisbeperking van 1 mSv effectieve dosis in een kalenderjaar wordt gehanteerd. 2. De ondernemer zorgt ervoor dat bij het verrichten van handelingen die overeenkomstig artikel 21 worden gemeld, voor personen op enig punt buiten de locatie ten gevolge van die handelingen tezamen een dosisbeperking van 10 µSv effectieve dosis in een kalenderjaar wordt gehanteerd. 3. Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is met bouwkundige voorzieningen te voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt deze verkregen door middel van organisatorische maatregelen. 4. Bij regeling van Onze Minister of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen andere dosisbeperkingen worden vastgesteld voor daarbij aangegeven categorieën van handelingen, taken of functies. Hoofdstuk 3. Algemene voorschriften § 3.1. Bevoegdheden en taken van de stralingsarts en de algemeen coördinerend, coördinerend en toezichthoudend deskundige Artikel 7 1. De ingevolge dit besluit door een stralingsarts te verrichten taken worden slechts uitgevoerd door een persoon die door Onze Minister als stralingsarts is ingeschreven in een door Onze Minister gehouden register en die zijn taken uitvoert in overeenstemming met een persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b of c, van die wet of de arbodienst. Pagina |8 21
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
§ 4.2. Vergunningen voor handelingen Artikel 23 1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister een handeling te verrichten met: a. een toestel voor: 1°. industriële radiografie; 2°. bewerking van producten; 3°. onderwijsdoeleinden; 4°. blootstelling van personen en dieren voor therapeutische doeleinden; b. een ander toestel dan bedoeld onder a met een maximale hoogspanning van 100 kV of meer; c. een toestel dat deeltjes versnelt en ioniserende straling met een energie van meer dan 1 MeV kan uitzenden. 2. Het is voorts verboden zonder vergunning van Onze Minister onderzoeks- en ontwikkelingswerk te verrichten aan een toestel. 3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor: a. handelingen met elektronenmicroscopen; b. het uitsluitend in opslag hebben van toestellen ten behoeve van de handel in deze toestellen; c. een toestel dat wordt gebruikt voor onderwijsdoeleinden, dat onder normale bedrijfsomstandigheden op 0,1 meter afstand van enig bereikbare buitenzijde van het toestel geen hoger omgevingsdosisequivalenttempo veroorzaakt dan 1 µSv per uur en dat behoort tot een type dat door Onze Minister is goedgekeurd op grond van bij regeling van Onze Minister gestelde regels; d. handelingen met toestellen die zijn bestemd en worden gebruikt ten behoeve van de volgende toepassingen: 1°. diergeneeskundige diagnostiek, uitsluitend voor zover het veterinaire toepassingen betreft met een toestel met alleen een verticaal neerwaarts gerichte bundel met een vaste focus- film afstand; 2°. röntgendiffractie of spectrografie toegepast in een gesloten veiligheidskabinet; 3°. bagagecontrole met een vaste opstelling, met uitzondering van een toestel dat deeltjes versnelt en ioniserende straling met een energie van meer dan 1 MeV kan uitzenden; 4°. kwaliteitscontrole van levensmiddelen en andere producten. Artikel 24 Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister: a. radioactieve stoffen toe te dienen aan personen en, voor zover het de bescherming van mensen tegen ioniserende straling betreft, aan dieren voor: 1°. het stellen van medische of veterinaire diagnoses; 2°. therapie of (bio)medisch onderzoek; b. radioactieve stoffen toe te voegen aan producten, bestemd voor gebruik op of in de directe omgeving van personen; c. met radioactieve stoffen handelingen te verrichten voor: 1°. industriële radiografie; 2°. bewerking van producten; 3°. onderwijsdoeleinden en wetenschappelijk onderzoek. P a g i n a | 22 22
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
Artikel 25 1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister een andere handeling dan bedoeld in artikel 24 of 37, niet zijnde een lozing, met een radioactieve stof te verrichten. 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid en in artikel 24, onder c, geldt niet indien binnen een locatie: a. de activiteit van de radionucliden in de betrokken radioactieve stof lager is dan de krachtens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, daarvoor vastgestelde waarde, b. de activiteitsconcentratie van die stof lager is dan de krachtens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, daarvoor vastgestelde waarde, of c. een handeling wordt verricht met: 1°. een Nikkel-63 bron die onderdeel is van analyseapparatuur met een maximale activiteit van 1 GBq, of 2°. een meet-, regel- of ijkbron in een vaste opstelling met een activiteit van de gebruikte nuclide van minder dan 100 maal de activiteit van de krachtens artikel 3 daarvoor vastgestelde waarde. 3. Indien een radioactieve stof meer soorten radionucliden bevat, wordt de activiteitsconcentratie van de radionucliden gewogen gesommeerd volgens de bij regeling van Onze Minister aan te wijzen methode. Aan het tweede lid, onder b, wordt voldaan indien de uitkomst van deze sommatie kleiner of gelijk aan 1 is. 4. Indien binnen een locatie op enig moment meer handelingen plaatsvinden, worden de activiteiten van de radionucliden in de bij die handelingen betrokken radioactieve stoffen gewogen gesommeerd volgens de bij regeling van Onze Minister aan te wijzen methode. Aan het tweede lid, onder a, wordt voldaan indien de uitkomst van deze sommatie kleiner of gelijk aan 1 is. 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen handelingen met producten als bedoeld in artikel 24, onder b, worden aangewezen, waarbij de aan deze producten toegevoegde radionucliden niet worden betrokken bij een sommatie als bedoeld in het derde lid. 6. De verboden, bedoeld in het eerste lid en in de artikelen 23 en 24, gelden niet voor bij regeling van Onze Minister aangewezen handelingen die een beperkt risico van blootstelling van mensen tot gevolg hebben. 7. Bij regeling van Onze Minister kunnen andere methoden worden aangewezen voor het bepalen en het toetsen van de schade in gevallen waarin de in het tweede lid bedoelde activiteitsconcentratie in combinatie met de in het tweede lid bedoelde activiteit geen juiste indicatie geeft van de schade die de bij de handeling betrokken radioactieve stoffen kunnen veroorzaken. 8. Bij regeling van Onze Minister kan in afwijking van het tweede lid, het eerste lid van toepassing worden verklaard in geval er sprake is van een te hoog risico van blootstelling van werknemers en leden van de bevolking.
P a g i n a | 23 23
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
Artikel 26 1. Het in artikel 25, eerste lid, gestelde verbod geldt tevens niet voor handelingen met een ingekapselde bron waarbij de krachtens artikel 3, aanhef en onder c, vastgestelde waarde voor de activiteit en de activiteitsconcentratie worden overschreden, indien: a. deze van een door Onze Minister goedgekeurd type is, en b. deze onder normale bedrijfsomstandigheden op 0,1 meter van enige bereikbare buitenzijde daarvan geen hogere omgevingsdosisequivalent kan geven dan 1 µSv per uur. 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot keuringen als bedoeld in het eerste lid, onder a, en voor de opslag en de verwijdering van ingekapselde bronnen als bedoeld in het eerste lid. § 4.3. Aanwijsinstrumenten Artikel 27 In afwijking van de artikelen 24, onder b, en 25 is het verboden: a. voor verlichtingsdoeleinden radionucliden toe te voegen aan een aanwijsinstrument; b. handelingen te verrichten met het aanwijsinstrument waaraan voor verlichtingsdoeleinden radionucliden zijn toegevoegd. Artikel 28 De in de artikelen 24, onder b, en 27, gestelde verboden gelden niet indien: a. het een aanwijsinstrument betreft; b. uitsluitend H-3 in lichtcellen of Pm-147 in lichtgevende verf wordt, onderscheidenlijk is toegevoegd voor verlichtingsdoeleinden; c. het aanwijsinstrument in totaal een lagere activiteit bevat dan 1 GBq H-3 of 10 MBq Pm-147; d. het aanwijsinstrument voldoet aan in het belang van de bescherming tegen ioniserende straling bij regeling van Onze Minister gestelde voorschriften met betrekking tot de constructie; e. op het aanwijsinstrument de bij regeling van Onze Minister aangewezen merk- of waarschuwingstekens zijn aangebracht; f. herstel- en onderhoudswerkzaamheden aan het aanwijsinstrument worden verricht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde regels; en g. niet meer dan 500 aanwijsinstrumenten waaraan voor verlichtingsdoeleinden H-3 in lichtcellen of Pm-147 in lichtgevende verf is toegevoegd, voorhanden zijn. Artikel 29 1. Het is verboden buiten Nederland vervaardigde aanwijsinstrumenten waaraan voor verlichtingsdoeleinden radionucliden zijn toegevoegd, voorhanden te hebben met het doel deze binnen Nederland in de handel te brengen, indien deze instrumenten niet voldoen aan de bij of krachtens de artikelen 27 en 28 gestelde regels. 2. Onze Minister van Defensie kan ontheffing verlenen van de in de artikelen 24, onder b, en 25, eerste lid, en 27 gestelde verboden indien het aanwijsinstrumenten betreft waaraan voor P a g i n a | 24 24
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
verlichtingsdoeleinden radionucliden zijn toegevoegd en die in gebruik zijn dan wel bestemd zijn voor gebruik bij de krijgsmacht en die bedoeld zijn voor gebruik onder operationele omstandigheden. 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot aanwijsinstrumenten. Artikel 30
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 31
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 32
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 33
[Vervallen per 01-01-2014]
Artikel 34
[Vervallen per 01-01-2014]
§ 4.4. Vergunningen en voorschriften inzake zich ontdoen van radioactieve stoffen Artikel 35 1. Het is verboden zich zonder vergunning van Onze Minister te ontdoen van radioactieve stoffen door middel van lozing in de lucht, in het openbare riool of in het oppervlaktewater. 2. Dit verbod geldt niet indien: a. bij lozing in de lucht, de activiteit van de in totaal in een kalenderjaar geloosde hoeveelheid radioactieve stoffen bij het verlaten van de locatie via een lozingspunt lager is dan 1 radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie als bedoeld in de bijlage; b. bij lozing in het openbare riool, de activiteit van de in totaal in een kalenderjaar geloosde hoeveelheid radioactieve stoffen bij het verlaten van de locatie via een lozingspunt lager is dan 10 radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie als bedoeld in de bijlage; c. bij lozing in het oppervlaktewater, de activiteit van de in totaal in een kalenderjaar geloosde hoeveelheid radioactieve stoffen bij het verlaten van de locatie via een lozingspunt lager is dan 0,1 radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie als bedoeld in de bijlage. 3. Het is verboden radioactieve stoffen te lozen op of in de bodem. 4. Het verbod, bedoeld in het derde lid, geldt niet voor het lozen in de bodem, wanneer de in een kalenderjaar totaal geloosde hoeveelheid radioactieve stoffen bij het verlaten van het lozingspunt minder bedraagt dan 10-6 radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie als bedoeld in de bijlage. 5. Het verbod, bedoeld in het derde lid, geldt niet voor het lozen van productiewater bij mijnbouw, indien dit geschiedt door middel van injecteren naar een soortgelijke bodemformatie en diepte als waaruit het water afkomstig is en op zodanige wijze dat het water niet in andere watervoerende lagen komt. 6. De geloosde hoeveelheden, uitgedrukt in radiotoxiciteitsequivalenten, worden gecorrigeerd voor fysisch verval door middel van de correctiefactoren zoals aangegeven in de bijlage.
P a g i n a | 25 25
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
Artikel 36 1. De ondernemer die een handeling verricht, zorgt ervoor dat, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is: a. het ontstaan van radioactieve afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt, b. bronnen na gebruik als zodanig opnieuw worden gebruikt, c. radioactieve stoffen en materialen waaruit een bron bestaat, na gebruik ervan opnieuw worden gebruikt, of d. voorwerpen, stoffen en materialen die met radioactieve stoffen zijn besmet of geactiveerd, na gebruik ervan zodanig worden bewerkt dat ze opnieuw kunnen worden gebruikt. 2. Bij het vervaardigen van bronnen wordt gebruik gemaakt van stoffen en materialen die na gebruik van de bron geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. 3. De ondernemer zorgt er voor dat een handeling zoveel als mogelijk is wordt verricht op een wijze waardoor de bescherming tegen schade is gewaarborgd. Artikel 37 1. Het is verboden zich zonder vergunning van Onze Minister te ontdoen van radioactieve stoffen voor product- of materiaalhergebruik of van radioactieve afvalstoffen. 2. Het verbod geldt niet indien: a. de activiteit van de radionucliden in de betrokken radioactieve stoffen in een kalenderjaar in totaal lager is dan de waarde die voor die radioactieve stoffen krachtens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, is vastgesteld, of b. de activiteitsconcentratie van die stof lager is dan de daarvoor krachtens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, vastgestelde waarde. 3. Artikel 25, derde, vierde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing. 4. Het verbod geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 11, zesde lid, tevens niet indien het ingekapselde bronnen betreft, die worden teruggenomen door degene die de bron heeft vervaardigd of geleverd. 5. Het verbod geldt tevens niet indien het een feitelijke levering betreft van radioactieve stoffen door enkele overgave aan een derde met het oog op: a. product- of materiaalhergebruik van radioactieve stoffen, of b. inzameling van radioactieve afvalstoffen. 6. Het verbod geldt tevens niet voor afgifte aan een door Onze Ministers aangewezen instelling voor ontvangst van in bezit genomen radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de wet. 7.
Het verbod geldt tevens niet voor het zich ontdoen van radioactieve afvalstoffen door afgifte aan een door Onze Minister erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen.
8. Het verbod geldt tevens niet voor afgifte aan door Onze Minister aangewezen instellingen voor de ontvangst van radioactieve afvalstoffen. P a g i n a | 26 26
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
9. Het vierde tot en met achtste lid gelden alleen indien de ondernemer zich ervan heeft vergewist dat de ontvanger in het bezit is van een vergunning voor de desbetreffende handeling of anderszins gerechtigd is deze stoffen te ontvangen. 10. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om een aanwijzing als bedoeld in het zesde en achtste lid en de aanvraag om een erkenning als bedoeld in het zevende lid. Artikel 38 1. Een radioactieve stof kan door Onze Minister of de ondernemer als radioactieve afvalstof worden aangemerkt, indien voor deze stof geen gebruik of product- of materiaalhergebruik is voorzien door deze Minister of door de ondernemer en er geen sprake is van lozing van de stof. 2. Een afvalstof wordt niet als radioactieve afvalstof aangemerkt, indien artikel 37, tweede lid, van toepassing is. 3. Radioactieve afvalstoffen worden zo snel als redelijkerwijs mogelijk afgevoerd. 4. De in het derde lid gestelde verplichting geldt niet indien de radioactieve afvalstoffen een fysische halveringstijd hebben van minder dan 100 dagen en maximaal 2 jaar worden opgeslagen in een daartoe geschikte ruimte met het oog op fysisch verval tot afvalstoffen als bedoeld in artikel 37, tweede lid. 5. Het is verboden radioactieve afvalstoffen te mengen met het doel de activiteitsconcentratie van de stoffen beneden de krachtens artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, daarvoor vastgestelde waarden te brengen. § 4.5. Weigering vergunning Artikel 39 Geen vergunning krachtens dit hoofdstuk wordt verleend indien: a. niet aan de voorwaarden van de artikelen 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 48, 76, 77 en 78 betreffende rechtvaardiging, deskundigheid, optimalisatie en dosislimieten is voldaan; b. voor een lid van de bevolking dat zich buiten de locatie bevindt, als gevolg van de handeling waarvoor de vergunning is aangevraagd en ten gevolge van andere handelingen binnen en buiten deze locatie, een van de volgende doses wordt overschreden: 1°. een effectieve dosis van 1 mSv in een kalenderjaar en met inachtneming daarvan: 2°. een equivalente dosis van 50 mSv in een kalenderjaar voor de huid gemiddeld over enig huidoppervlak van 1 cm2; c. de handeling waarvoor de vergunning is aangevraagd behoort tot een categorie die op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, tweede lid, als gerechtvaardigd is bekend gemaakt, maar het specifieke karakter van deze handeling op grond van artikel 4, eerste lid, niet gerechtvaardigd is; d. niet is aangetoond dat de krachtens artikel 20d, eerste lid, vereiste financiële zekerheid is gesteld.
P a g i n a | 27 27
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
het belang van de toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer niet opweegt tegen de daaraan verbonden bezwaren; d. indien al eerder vergunning voor een toestel van hetzelfde type met betrekking tot dezelfde plaats is verleend en naar het oordeel van Onze Minister niet te verwachten is dat door gebruikmaking van de gevraagde vergunning meer schade kan ontstaan dan bij de eerder verleende vergunning in aanmerking is genomen. Artikel 46 1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer zijn niet van toepassing op de voorbereiding van een beschikking ter zake van een vergunning voor het verrichten van handelingen met open bronnen, indien de uitkomst van de gewogen sommatie van de activiteiten van de op enig moment aanwezige hoeveelheid radionucliden in de bij die handelingen betrokken radioactieve stoffen volgens de in de regeling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, genoemde methode niet meer bedraagt dan 104. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor ingekapselde bronnen met dien verstande dat de uitkomst niet meer bedraagt dan 107. Artikel 47 1. Indien op de voorbereiding van een beschikking terzake van een vergunning voor het verrichten van een handeling met radioactieve stoffen afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, worden, anders dan als adviseurs, betrokken: het college van gedeputeerde staten van de provincie, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de handeling wordt of zal worden verricht of, indien het een lozing in oppervlaktewateren betreft, het orgaan dat belast is met het kwalitatieve beheer van het oppervlaktewater waarin wordt of zal worden geloosd. 2. Indien op de voorbereiding van een beschikking terzake van een vergunning voor een handeling met een toestel afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, wordt, anders dan als adviseur, betrokken het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de handeling wordt of zal worden verricht. 3. Van de besluiten op aanvragen van vergunningen op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 47a Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 23, eerste en tweede lid, 24, 25, eerste lid, 35, eerste lid, en 37, eerste lid. Hoofdstuk 5. Bevolkingsblootstelling Artikel 48 1. De ondernemer zorgt ervoor dat voor een lid van de bevolking als gevolg van handelingen, die onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, op enig punt buiten de locatie ten gevolge van P a g i n a | 29 28
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
die handelingen een effectieve dosis van 0,1 mSv in een kalenderjaar niet wordt overschreden. 2. Dit artikel is niet van toepassing voor personen, voor zover zij hulp en bijstand verlenen als bedoeld in artikel 53, tweede lid. Artikel 49 1. De ondernemer zorgt ervoor dat voor een lid van de bevolking die zich binnen de locatie bevindt, als gevolg van handelingen, die onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, de volgende individuele doses niet worden overschreden: a. een effectieve dosis van 1 mSv in een kalenderjaar en met inachtneming daarvan: b. een equivalente dosis van: 1°. 15 mSv in een kalenderjaar in de ooglens, of 2°. 50 mSv in een kalenderjaar voor de huid gemiddeld over enig huidoppervlak van 1 cm2. 2. In het geval van inwendige besmetting wordt de effectieve volgdosis toegewezen aan het jaar van inname. 3. Dit artikel is niet van toepassing voor personen, voor zover zij hulp en bijstand verlenen als bedoeld in artikel 53, tweede lid. Artikel 50 1. De ondernemer zorgt ervoor dat in omstandigheden waar een lid van de bevolking als gevolg van handelingen, die onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, aan besmetting of ioniserende straling binnen of buiten de locatie kan worden blootgesteld, voor de daarvoor in aanmerking komende plaatsen berekeningen van de effectieve of equivalente doses worden gemaakt en zo nodig metingen worden verricht. 2. De ondernemer houdt een administratie bij waarin hij de resultaten aantekent van de metingen en de berekeningen en gebruikt deze, indien nodig, voor het bepalen van de doses, bedoeld in het eerste lid en de artikelen 48 en 49. 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld voor de inhoud, het beheer en de bewaartermijn van de administratie. Artikel 51 Bij een ongeval of radiologische noodsituatie binnen zijn locatie zorgt de ondernemer ervoor dat, indien een lid van de bevolking, binnen of buiten de betrokken locatie, ten gevolge daarvan is of kan zijn blootgesteld, individuele monitoring wordt uitgevoerd of dat de effectieve of equivalente doses die door de betrokken persoon zijn ontvangen op een andere wijze worden bepaald. Hoofdstuk 6. Medische stralingstoepassingen en -bescherming § 6.1. Definities en toepassingsgebied Artikel 52 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
P a g i n a | 30 29
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
Artikel 73 1. De ondernemer zorgt er voor dat zowel de kans op alsmede de gevolgen van een ongeval of een onbedoelde dosis van een radiologische verrichting zo klein als redelijkerwijs mogelijk zijn. 2. De ondernemer zorgt er voor dat ter beperking van risico's als bedoeld in het eerste lid, bij de apparatuur schriftelijke instructies en protocollen aanwezig zijn. Artikel 74 1. De ondernemer verstrekt aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gegevens die nodig zijn om het gemiddelde en de spreiding van de effectieve of equivalente dosis bij radiologische verrichtingen voor de bevolking en andere relevante referentiegroepen te kunnen schatten. 2. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt regels ten aanzien van de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens. Artikel 75 Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan regels stellen om onnodige verspreiding van radiologische apparatuur te voorkomen. Hoofdstuk 7. Beroepsmatige blootstelling § 7.1. Dosislimieten en classificatie van werknemers Artikel 76 1. De ondernemer zorgt ervoor dat voor werknemers ten gevolge van handelingen die onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, de volgende doses niet worden overschreden: a. een effectieve dosis van 1 mSv in een kalenderjaar, en met inachtneming daarvan: b. een equivalente dosis van: 1°. 15 mSv in een kalenderjaar voor de ooglens, of 2°. 50 mSv in een kalenderjaar voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2. 2. In het geval van inwendige besmetting wordt de effectieve volgdosis toegewezen aan het jaar van inname. Artikel 77 1. De ondernemer zorgt ervoor dat voor blootgestelde werknemers ten gevolge van handelingen die onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, de volgende doses niet worden overschreden: a. een effectieve dosis van 20 mSv in een kalenderjaar, en met inachtneming daarvan: b. een equivalente dosis van: 1°. 150 mSv in een kalenderjaar voor de ooglens, 2°. 500 mSv in een kalenderjaar voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2, of P a g i n a | 36 30
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
3°. 500 mSv in een kalenderjaar voor handen, onderarmen, voeten en enkels. 2. In het geval van inwendige besmetting wordt de effectieve volgdosis toegewezen aan het jaar van inname. Artikel 78 1. De ondernemer zorgt ervoor dat werknemers die jonger zijn dan 18 jaar geen werk krijgen toegewezen of verrichten, waardoor zij als blootgestelde werknemer worden aangemerkt. 2. Het eerste lid geldt niet indien deze werknemers ouder zijn dan 15 jaar en uit hoofde van hun opleiding verplicht zijn handelingen te verrichten en daarbij een blootstelling ondergaan die hoger is dan een der in artikel 76 genoemde dosislimieten. 3. De ondernemer zorgt ervoor dat voor de in het tweede lid bedoelde personen ten gevolge van handelingen die onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, de volgende individuele doses niet worden overschreden: a. een effectieve dosis van 6 mSv per kalenderjaar, en met inachtneming daarvan: b. een equivalente dosis van: 1°. 50 mSv in een kalenderjaar voor de ooglens; 2°. 150 mSv in een kalenderjaar voor de huid, gemiddeld over enig blootgesteld huidoppervlak van 1 cm2, of 3°. 150 mSv in een kalenderjaar voor handen, onderarmen, voeten en enkels. 4. In het geval van inwendige besmetting wordt de effectieve volgdosis toegewezen aan het jaar van inname. Artikel 79 1. De ondernemer deelt ten behoeve van de individuele monitoring en het toezicht blootgestelde werknemers in als A- of B-werknemer. 2. Een A-werknemer is een blootgestelde werknemer, die een effectieve dosis kan ontvangen die groter is dan 6 mSv in een kalenderjaar, of een equivalente dosis die groter is dan drie tiende van de in artikel 77 genoemde dosislimieten. Artikel 80 1. De ondernemer zorgt ervoor dat de arbeidsomstandigheden voor de zwangere werknemer zodanig zijn dat de equivalente dosis ten gevolge van het werk voor het ongeboren kind zo laag is als redelijkerwijs mogelijk is en dat het onwaarschijnlijk is dat deze dosis vanaf het moment van melding van de zwangerschap aan de ondernemer tot aan het einde van de zwangerschap 1 mSv zal overschrijden. 2. De ondernemer zorgt ervoor dat een werknemer, indien zij hem in kennis heeft gesteld dat zij borstvoeding geeft, gedurende deze periode geen handelingen verricht waarbij op basis van een risicoanalyse een relevant risico bestaat op radioactieve besmetting van het lichaam.
P a g i n a | 37 31
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
Een geëxpandeerd en uitgelijnd veld is een stralingsveld waarin de fluentie en haar richtings- en energiespreiding hetzelfde zijn als in het geëxpandeerde veld, maar waarin de fluentie unidirectioneel is. Zonemonitoring (ruimtemonitoring) Het omgevingsdosisequivalent, H∗(d), op een punt in een stralingsveld is het dosisequivalent dat zou worden teweeggebracht in het overeenkomstige, maar uitgeëxpandeerde en uitgelijnde veld in de ICRU bol op diepte d. De eenheid van omgevingsdosisequivalent is de sievert (Sv). Voor doordringende straling wordt voor d een waarde van 10 mm; voor weinig doordringende straling een waarde voor d van 0,07 mm voor de huid en voor het oog een waarde voor d van 3 mm aanbevolen. De factoren die nodig zijn voor de omzetting van omgevingdosisequivalent naar effectieve dosis zijn opgenomen in ICRP-publicatie 746). Het omgevingsdosisequivalenttempo ·H∗(d) is het omgevingsdosisequivalent per tijdseenheid. De eenheid van omgevingsdosisequivalenttempo is Sv s–1. Het richtingsdosisequivalent H'(d, Ο) is het dosisequivalent op een punt in een stralingsveld dat zou worden teweeggebracht door het overeenkomstige geëxpandeerde veld in de ICRU bol op diepte d, op een straal in een bepaalde richting, waarbij Ο de hoek is tussen de invalsrichting van de straling en een referentierichting; en d de diepte is in mm onder het oppervlak van de ICRU-bol; Voor doordringende straling wordt voor d een waarde van 10 mm aanbevolen; voor weinig doordringende straling wordt een waarde van 0,07 mm voor de huid en 3 mm voor het oog aanbevolen. De eenheid van richtingsdosisequivalent is de sievert (Sv). De factoren die gebruikt kunnen worden voor de berekening van richtingsdosiscoëfficiënt naar effectieve dosis zijn opgenomen in ICRP-publicatie 74 en ICRU-publicatie 577). individuele monitoring met behulp van persoonlijke controlemiddelen Het persoonsdosisequivalent, H P(d), is het dosisequivalent in zacht weefsel, op een diepte d, onder een bepaald punt op het lichaam. De eenheid van persoonsdosisequivalent is de sievert (Sv). Voor doordringende straling wordt voor d een waarde van 10 mm; voor weinig doordringende straling een waarde voor d van 0,07 mm voor de huid en voor het oog een waarde voor van 3 mm aanbevolen. De voor de berekening benodigde factoren zijn opgenomen in ICRP-publicatie 74 2.5. Operationele grootheden voor radioactieve stoffen Het radiotoxiciteitsequivalent Re van een radionuclide is de activiteit die bij volledige directe inname (ingestie of inhalatie) daarvan een effectieve volgdosis van 1 sievert tot gevolg heeft. Een Re voor een radionuclide is de inverse effectieve dosiscoëfficiënt voor dat nuclide:
(2.15) Waarin e(g) de effectieve dosis coëfficiënt is voor leeftijdsgroep g, volgens door Onze Minister vastgestelde aanwijzingen voor de bepaling van de effectieve volgdosis. Het radiotoxiciteitsequivalent heeft de eenheid Bq. Bij de berekening van Re wordt altijd gebruik gemaakt van de effectieve dosiscoëfficiënt voor de leeftijd > 17 jaar. 6) International Commission on Radiological Protection, Conversion Coefficients for use in radiological protection against external radiation. Publication 74, Annals of the ICRP 26 No. 3–4 (Pergamon Press, Oxford). 7) Conversion coefficients for use in radiological protection against ionizing radiation, ICRU report 57. International Commission on Radiation Units and Measurements (Bethesda, Maryland).
P a g i n a | 62 32
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
Besluit Stralingsbescherming
radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie (Reing) één radiotoxiciteitsequivalent voor ingestie (Re ing) van een radionuclide is de activiteit die bij ingestie leidt tot een effectieve volgdosis van 1 sievert voor een referentiepersoon ouder dan 17 jaar, volgens door Onze Minister vastgestelde aanwijzingen voor de bepaling van de effectieve volgdosis:
(2.16) waarin e ing de dosiscoëfficiënt voor ingestie is voor de leeftijdsgroep > 17 jaar voor radionuclide i volgens door Onze Minister vastgestelde aanwijzingen voor de bepaling van de effectieve volgdosis. Het radiotoxiciteitsequivalent heeft als eenheid de becquerel (Bq). radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie (Reinh) één radiotoxiciteitsequivalent voor inhalatie (Re inh) van een radionuclide is de activiteit die bij inhalatie leidt tot een effectieve volgdosis van 1 sievert voor een referentiepersoon ouder dan 17 jaar, zoals bedoeld in de laatste kolom van tabel 4.1, 4.2 en 6 en in tabel 5:
(2.17) waarin e inh de inhalatiedosiscoefficient voor de leeftijdsgroep > 17 jaar voor radionuclide i is volgens door Onze Minister vastgestelde aanwijzingen voor de bepaling van de effectieve volgdosis. Het radiotoxiciteitsequivalent heeft als eenheid de becquerel (Bq). Correctiefactoren voor lozingen uitgedrukt in Re's factoren om een radiotoxiciteitsequivalent van een bepaald radionuclide te corrigeren voor de fysische halveringstijd van het betrokken radionuclide, voor lozingen in lucht en oppervlaktewater en in het openbare riool. De geloosde hoeveelheden uitgedrukt in Re worden vóór toetsing als volgt gecorrigeerd:
(2.18) Waarin: Re i = de hoeveelheid geloosde radionuclide i is, uitgedrukt in Re, en CR i = de correctiefactor voor de lozing voor radionuclide i Tabel 2.4 Correctiefactoren voor lozing in lucht en in water Correctiefactor (CR) voor de lozing, uitgedrukt in Re in lucht CRi en water CRw, afhankelijk van de fysische halveringstijd van het geloosde radionuclide Halveringstijd
≤5d
5
7,5d
15d
25
250j
Lozingen in lucht CR l
1
1
1
1
10
100
Lozingen in water CR w
0,001
0,01
0,1
1
10
100
P a g i n a | 63 33
geldend per 1 januari 2014 Januari 2015
STAATSCOURANT
Nr. 32478 20 november 2013
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Regeling van de Minister van Economische Zaken, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 oktober 2013, nr. WJZ/12066857, tot vaststelling van de uitvoeringsregeling voor stralingsbescherming van de Minister van Economische Zaken (Uitvoeringsregeling stralingsbescherming EZ) De Minister van Economische Zaken, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Gelet op Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PbEG 1996, L 159), Richtlijn 97/43/Euratom van de Raad van 30 juni 1997 betreffende de bescherming van personen tegen de gevaren van ioniserende straling in verband met medische blootstelling en tot intrekking van Richtlijn 84/466/Euratom (PbEG 1996, L 180), Richtlijn 90/641/Euratom van de Raad van 4 december 1990 inzake de praktische bescherming van externe werkers die gevaar lopen aan ioniserende straling te worden blootgesteld tijdens hun werk in een gecontroleerde zone (PbEG 1990, L 349) en Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen (PbEU 2003, L 346) en de artikelen 3, eerste en tweede lid, 7b, tweede lid, 7e, tweede en derde lid, 11, vierde lid, 12, eerste lid, 12a, tweede lid, 18, 19, 20d, derde lid, 25, vijfde tot en met achtste lid, 26, tweede lid, 28, onderdelen e en f, 29, derde lid, 37, achtste lid, 40, tweede lid, 43, eerste lid, 44, tweede lid, 107, vierde lid, 108, vierde lid, 109, 110, eerste en tweede lid, 120, derde lid, 120a, tweede lid, 121, vierde lid, en 132, eerste lid, van het Besluit stralingbescherming; Besluiten:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: – actuele individuele dosis: een effectieve dosis die het gevolg is van het gebruik van een gebied buiten de locatie waarbij rekening wordt gehouden met het feitelijke huidige gebruik van de omgeving; – besluit: het Besluit stralingsbescherming; – minister: de Minister van Economische Zaken; – multifunctionele individuele dosis: een effectieve dosis die het gevolg is van het gebruik van een gebied buiten de locatie op zodanige wijze dat dit tot de hoogst mogelijke dosis aanleiding geeft; – wet: de Kernenergiewet. Artikel 1.2 Waarden activiteitsconcentraties en activiteit 1. Bijlage 1.1 bevat de activiteiten en activiteitsconcentraties van radionucliden ter bepaling van vrijstellingsgrenzen en vrijgavegrenzen voor handelingen en werkzaamheden, alsmede de vrijgavewaarden voor lozingen in water en lucht van radionucliden ten gevolge van werkzaamheden in GBq per kalenderjaar. 2. Bijlage 1.2 geeft de methode waarmee activiteitsconcentraties en activiteiten worden gewogen en getoetst en wijst de radionucliden aan die hierbij zijn vrijgesteld van sommatie. 3. Bijlage 1.3 bevat de waarden van de activiteit waaraan wordt getoetst of een ingekapselde bron voldoet aan de definitie van hoogactieve bron. Artikel 1.3 Bepaling doses De bepaling van de effectieve doses geschiedt op de wijze, vermeld in bijlage 1.4.
1
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
34
Januari 2015
Artikel 1.4 Rekenregels analyse gevolgen ioniserende straling voor het mileu Bij de bepaling van de omgevingsdosisequivalenten, de equivalente en de effectieve doses, bedoeld in artikel 3, eerste lid van het besluit, wordt gebruik gemaakt van de rekenregels, opgenomen in de hoofdstukken 2, 3 en 4 van bijlage 1.5 en, in gevallen als aangegeven in paragraaf 5.1 van bijlage 1.5, in de hoofdstukken 5 en 6 van bijlage 1.5. Artikel 1.5 Uitzondering analyse gevolgen ioniserende straling voor het mileu In afwijking van artikel 1.4 kunnen, indien de minister daarmee instemt, andere dan de in bijlage 1.5 voorgeschreven methoden, parameters of parametervoorwaarden worden toegepast, indien een situatie in belangrijke mate afwijkt van de aannames waarvan in 1.5 bijlage is uitgegaan. Artikel 1.6 Methode bij toetsing omgevingsdosisequivalenten De omgevingsdosisequivalenten, de equivalente en de effectieve doses, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit worden getoetst aan de doses, genoemd in de artikelen 6, tweede lid, en 48 van het besluit, overeenkomstig de methoden die zijn aangegeven in de paragrafen 3.3, 4.3, 4.4 en de hoofdstukken 5, 6 en 7 van bijlage 1.5. Artikel 1.7 Meldpunt stralingsincidenten Het meldpunt, bedoeld in artikel 12a van het besluit, is de Inspectie Leefomgeving en Transport. Artikel 1.8 Schakelbepaling werkzaamheden De artikelen 2.2 tot en met 2.4, 2.9, 5.8en 5.9 zijn van overeenkomstige toepassing op werkzaamheden.
HOOFDSTUK 2. ADMINISTRATIEVE EN ORGANISATORISCHE MAATREGELEN STRALINGSBESCHERMING Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: – administratie: een administratie als bedoeld in artikel 120 van het besluit; – stralingsbeschermingseenheid: een stralingsbeschermingseenheid als bedoeld in artikel 12 van het besluit; – vergunning: vergunning voor handelingen als bedoeld in § 4.2 van het besluit en voor het zich ontdoen van radioactieve stoffen als bedoeld in § 4.4 van het besluit. Artikel 2.2 Aanwezigheid stralingsbeschermingseenheid 1. Een stralingsbeschermingseenheid is aanwezig in een onderneming en op locaties indien in verschillende organisatie-onderdelen of op verschillende plaatsen door de ondernemer verschillende handelingen met in totaal meer dan 100 bronnen waarvoor een vergunning is vereist worden verricht. 2. Een stralingsbeschermingseenheid is aanwezig binnen inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet, waarvoor het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen van toepassing is. 3. De vergunning van een andere soort ondernemer dan die een onderneming heeft als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het voorschrift bevatten van de aanwezigheid van een stralingsbeschermingseenheid, indien in zijn onderneming: a. handelingen worden verricht die overeenkomen met die in de in het eerste en tweede lid bedoelde ondernemingen of op de in het eerste lid bedoelde locaties; en b. naar het oordeel van de minister een beheersysteem is vereist, dat vergelijkbaar is met dat in de ondernemingen, bedoeld in het eerste en tweede lid. Artikel 2.3 Werkwijze stralingsbeschermingseenheid Indien een stralingsbeschermingseenheid is voorgeschreven, beschikt de ondernemer over een interne regeling stralingshygiëne, waarin in ieder geval is vastgelegd: a. de doelstellingen en uitgangspunten van het beheersysteem; b. het werkingsgebied; c. de stralingsbeschermingsorganisatie, met een omschrijving van de verantwoordelijkheden, taken, bevoegdheden van de bij het verrichten van handelingen betrokken organisatie-onderdelen en
2
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
35
Januari 2015
werknemers, alsmede het interne toezicht en de rapportage daarover; d. de formatieve omvang, de vereiste deskundigen en de aanvullend benodigde administratieve of technische ondersteuning; e. een verbod om zonder interne toestemming handelingen te verrichten; f. een beheersysteem van interne toestemmingen; g. werkwijzen en procedures voor handelingen inclusief de toelatingseisen voor blootgestelde werknemers, registratieverplichtingen en periodieke controles; h. een afvalplan voor de inzameling, de opslag en de overdracht van radioactief afval; i. een calamiteitenregeling voor incidenten of ongevallen met bronnen. Artikel 2.4 Taken algemeen coördinerend deskundige in de stralingsbeschermingseenheid De algemeen coördinerend deskundige in de stralingsbeschermingseenheid heeft tot taak: a. het voorbereiden en opstellen van het stralingshygiënisch beleid en het adviseren over dit beleid; b. het voorbereiden en indien daartoe gemandateerd verlenen van interne toestemmingen; c. het houden van intern toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen en van de voorschriften in de interne regeling, in de stralingsbeschermingsvoorschriften en in de interne toestemmingen; d. het melden van de nieuwe toepassingen aan de minister, voorzover deze melding volgt uit een voorschrift in de vergunning; e. het beheren en onderhouden van een deugdelijke administratie van relevante gegevens die betrekking hebben op de stralingshygiëne, op de stralingstoepassingen en de bronnen; f. het jaarlijks zorgdragen voor een rapportage over de stralingshygiëne aan de ondernemer en de minister. Artikel 2.5 Melding van handelingen met bronnen 1. De melding, bedoeld in artikel 21 van het besluit, bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van degene die de melding ondertekent; b. de naam en het adres van de ondernemer; c. het adres van de locatie van de bron; d. een omschrijving van de aan te melden bronnen: e. de maximale hoogspanning, uitdrukt in kilovolt indien de bron een toestel is; f. de radionuclide en de maximale activiteit, indien de bron een radioactieve stof is; g. een omschrijving van de toepassing waarvoor de bron wordt gebruikt; h. een verklaring dat de maximale effectieve dosis die een persoon per kalenderjaar buiten de locatie kan ontvangen ten gevolge van handelingen met die bron minder bedraagt dan 10 microsievert. 2. De verklaring, bedoelt in het eerste lid, onder h, kan worden vervangen door: a. een opgave van de werkelijke maximale effectieve dosis en b. informatie over de wijze waarop recht wordt gedaan aan artikel 5 van het besluit voor personen buiten de locatie. 3. De melding, bedoeld in artikel 22 van het besluit bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van degene die de melding ondertekent; b. de naam en het adres van de ondernemer; c. het adres van de locatie van de bron; d. een omschrijving van de afgemelde bronnen; e. de maximale hoogspanning, uitdrukt in kilovolt indien de bron een toestel is; f. de radionuclide en de maximale activiteit, indien de bron een radioactieve stof is; g. indien van toepassing de wijze waarop de ondernemer zich van de bron ontdoet. Artikel 2.6 Aanvraag vergunning voor handelingen met bronnen 1. Een aanvraag voor een vergunning voor handelingen bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van degene die de aanvraag ondertekent; b. de naam en het adres van de ondernemer; c. een omschrijving van de locatie en het adres of de kadastrale gegevens daarvan, bij wisselende locaties wordt een zo goed mogelijke aanduiding hiervan gegeven; d. een omschrijving van de handeling waarvoor de vergunning wordt gevraagd en het doel daarvan; e. de maximale totale effectieve dosis zowel ten gevolge van lozingen als ten gevolge van externe straling op basis van omgevingsdosisequivaltenten, die een persoon in een kalenderjaar kan ontvangen op enig punt buiten de locatie van alle meldings- en vergunningplichtige handelingen tezamen binnen de locatie waarop de vergunningaanvraag van toepassing is;
3
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
36
Januari 2015
f.
de maximale effectieve of equivalente dosis die de bij de handelingen betrokken werknemers in een kalenderjaar kunnen ontvangen; g. een beschrijving van de stralingsbeschermingsorganisatie en van de aanwezige deskundigheid met betrekking tot de handeling; h. een opgave van de tijdsduur van de handeling; i. een overzicht van alle meldingsplichtige en vergunningplichtige handelingen binnen de locatie, gespecificeerd naar aard en omvang. 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een handeling met een toestel, bevat zij voorts een beschrijving van het toestel onder vermelding van de gegevens betreffende de ioniserende straling die het toestel kan uitzenden. 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een handeling met radioactieve stoffen, bevat zij voorts: a. een opgave van de radionucliden, waarvoor vergunning wordt gevraagd; b. een opgave van de ten gevolge van alle vergunningplichtige handelingen maximaal in de lucht, in het openbaar riool, het oppervlaktewater, of in de bodem te lozen radiotoxiteitsequivalenten voor de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft, uitgedrukt in radiotoxiteitsequivalenten voor inhalatie, respectievelijk ingestie en gewogen voor inhalatie en ingestie; c. de radiotoxoteitsequivalenten waarvoor de vergunning om te lozen wordt aangevraagd. 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een handeling met een ingekapselde bron, bevat zij voorts een opgave van de chemische en fysische toestand en vorm waardoor deze radioactieve stoffen een ingekapselde bron vormen alsmede een aanduiding van de constructie en de kwaliteit van de bron. 5. Indien de aanvraag een handeling met radioactieve stoffen betreft, bevat zij voorts een opgave van de overeenkomstig bijlage 1.2 gewogen en gesommeerde activiteit op enig moment van de radionucliden in de radioactieve stoffen, die op de in het eerste lid onder c, bedoelde locatie ten hoogste aanwezig zal zijn. 6. Indien de aanvraag betrekking heeft op een handeling met een hoogactieve bron, bevat zij voorts: a. informatie over het volume van de bron, de bronhouder en de vaste afscherming van die bron; b. schriftelijk bewijs dat de krachtens artikel 20, eerste lid, van het besluit vereiste financiële zekerheid is gesteld. 7. Indien de omgevingsdosisequivalent, bedoeld in het eerste lid, onder e, hoger is dan 10 microsievert, of de radiotoxiteitsequivalenten van de geloosde activiteiten een dosis vertegenwoordigen die gelijk aan of hoger is dan 1 microsievert, in een kalenderjaar op enig punt buiten de locatie, bevat de aanvraag tevens een beschrijving van de maatregelen ter voorkomen van en bescherming tegen schade in en buiten de locatie. Artikel 2.7 Maatregelen voor hoogactieve bronnen 1. De ondernemer verstrekt de minister binnen twee weken na het verwerven van een hoogactieve bron de in bijlage 2.1 genoemde gegevens. Hij gebruikt daarvoor het in die bijlage opgenomen formulier. 2. De ondernemer verstrekt de minister telkens binnen twee weken na de aanvang van een kalenderjaar en na het tijdstip waarop hij de hoogactieve bron niet langer in zijn bezit heeft: a. het identificatienummer van de hoogactieve bron; b. de naam van de ondernemer; c. de locatie van de hoogactieve bron en de plaats waar deze bron zich binnen deze locatie bevindt, met de mededeling of sprake is van vast gebruik of van opslag vanwege mobiel gebruik; d. het nummer van de vergunning; e. het soort radionuclide; f. de activiteit van de hoogactieve bron op de datum van productie of, indien deze activiteit onbekend is, de activiteit op de datum dat de bron voor het eerst op de markt is gebracht; g. de in onderdeel f bedoelde datum van productie, onderscheidenlijk de datum waarop de bron voor het eerst op de markt is gebracht. 3. Bij wijziging van overeenkomstig het tweede lid verstrekte gegevens verstrekt de ondernemer de minister de gewijzigde gegevens binnen twee weken na die wijziging. 4. Indien een hoogactieve bron aan een ander is overgedragen, verstrekt de ondernemer, tezamen
4
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
37
Januari 2015
BIJLAGE 1.1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1.2, EERSTE LID Vrijstellings- en vrijgavegrenzen Bij het toepassen van tabel 1 is het volgende van belang: 1. Nucliden met het achtervoegsel «+» of «sec» in tabel 1 stellen moedernucliden voor, die in evenwicht zijn met hun dochternucliden zoals vermeld in aanhangsel A bij tabel 1. In dit geval hebben de in tabel 1 vermelde waarden betrekking op het moedernuclide, maar zijn de dochternucliden die ingroeien daarin reeds verdisconteerd. Dat wil zeggen dat er bij evenwicht uitsluitend getoetst wordt aan de waarde voor het moedernuclide. 2. Tabel 1 geeft de waarden voor de activiteitsconcentraties en totale activiteit voor circa 800 verschillende radionucliden. Daarvan waren circa 400 radionucliden niet opgenomen in de richtlijn 96/29 of in de Mededelingen van de Commissie, maar zijn berekend door de National Radiological Protection Board (NRPB) uit het Verenigd Koninkrijk (UK) (NRPB-R306) en volledigheidshalve toegevoegd. Ook aanhangsel A bij tabel 1 is om die reden uitgebreid. De waarden voor de activiteitsconcentratie en de totale activiteit zijn evenzeer van kracht voor de toepassing van de artikelen 25, 26, 37, 103 en 107 van het Besluit stralingsbescherming. 3. In bijlage 1.2 zijn enige natuurlijke radionucliden uit deze tabel genoemd die in Nederland bij de toetsing van natuurlijke bronnen vrijgesteld zijn van sommatie. Zij behoeven derhalve ook niet bepaald te worden. 4. In de toelichting bij de bijlagen is een toelichting opgenomen waarin wordt ingegaan op de reden waarom de vrijstellingswaarden hetzelfde zijn als de vrijgave waarden. 5. Terwille van de leesbaarheid zijn de machten van de waarden in de tabel aangegeven met de notatie 1 E, dat wil zeggen dat bijvoorbeeld 10-4 en 104 vermeld staan als 1E-4 respectievelijk 1E+4. 6. Indien een radionuclide niet in tabel 1 is opgenomen, is dit radionuclide vrijgesteld van de meldings- of vergunningsplicht en ook van de in bijlage 1.2 gegeven gewogen sommatie van activiteiten, activiteitsconcentraties of enige andere grootheid als bedoeld in artikel 25, zevende lid van het Besluit stralingsbescherming. Bij het toepassen van tabel 2 is het volgende van belang: 1. Tabel 2 geeft de waarden voor de totale activiteit voor lozingen in water en lucht van radionucliden ten gevolge van werkzaamheden. Deze waarden zijn uitsluitend van kracht voor toepassing van artikel 108 van het Besluit stralingsbescherming. Tabel 1. Vrijstellings- en vrijgavegrenzen voor kunstmatige en natuurlijke bronnen voor activiteitsconcentratie en activiteit Radionuclide
18
Activiteitsconcentratie (Bq g- 1)
Activiteit (Bq)
1
H-3 (incl. OBT )
1E+6
1E+9
Elementair H-3
1E+6
1E+9
Be-7
1E+3
1E+7
Be-10
1E+4
1E+6
C-11
1E+1
1E+6
C-11 monoxide
1E+1
1E+9
C-11 dioxide
1E+1
1E+9
C-14
1E+4
1E+7
C-14 monoxide
1E+8
1E+11
C-14 dioxide
1E+7
1E+11
N-13
1E+2
1E+9
Ne-19
1E+2
1E+9
O-15
1E+2
1E+9
F-18
1E+1
1E+6
Na-22
1E+1
1E+6
Na-24
1E+1
1E+5
Mg-28+
1E+1
1E+5
Al-26
1E+1
1E+5
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
38
Januari 2015
Radionuclide
28
Activiteitsconcentratie (Bq g- 1)
Activiteit (Bq)
Tm-175
1E+1
1E+6
Yb-162
1E+2
1E+7
Yb-166
1E+2
1E+7
Yb-167
1E+2
1E+6
Yb-169
1E+2
1E+7
Yb-175
1E+3
1E+7
Yb-177
1E+2
1E+6
Yb-178
1E+3
1E+6
Lu-169
1E+1
1E+6
Lu-170
1E+1
1E+6
Lu-171
1E+1
1E+6
Lu-172
1E+1
1E+6
Lu-173
1E+2
1E+7
Lu-174
1E+2
1E+7
Lu-174m
1E+2
1E+7
Lu-176
1E+2
1E+6
Lu-176m
1E+3
1E+6
Lu-177
1E+3
1E+7
Lu-177m
1E+1
1E+6
Lu-178
1E+2
1E+5
Lu-178m
1E+1
1E+5
Lu-179
1E+3
1E+6
Hf-170
1E+2
1E+6
Hf-172+
1E+1
1E+6
Hf-173
1E+2
1E+6
Hf-175
1E+2
1E+6
Hf-177m
1E+1
1E+5
Hf-178m
1E+1
1E+6
Hf-179m
1E+1
1E+6
Hf-180m
1E+1
1E+6
Hf-181
1E+1
1E+6
Hf-182
1E+2
1E+6
Hf-182m
1E+1
1E+6
Hf-183
1E+1
1E+6
Hf-184
1E+2
1E+6
Ta-172
1E+1
1E+6
Ta-173
1E+1
1E+6
Ta-174
1E+1
1E+6
Ta-175
1E+1
1E+6
Ta-176
1E+1
1E+6
Ta-177
1E+2
1E+7
Ta-178
1E+1
1E+6
Ta-179
1E+3
1E+7
Ta-180
1E+1
1E+6
Ta-180m
1E+3
1E+7
Ta-182
1E+1
1E+4
Ta-182m
1E+2
1E+6
Ta-183
1E+2
1E+6
Ta-184
1E+1
1E+6
Ta-185
1E+2
1E+5
Ta-186
1E+1
1E+5
W-176
1E+2
1E+6
W-177
1E+1
1E+6
W-178+
1E+1
1E+6
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
39
Januari 2015
BIJLAGE 1.2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1.2, TWEEDE LID Gewogen sommatie van activiteiten en activiteitsconcentraties In deze bijlage wordt de methode gegeven waarmee activiteiten en activiteitsconcentraties gewogen moeten worden gesommeerd en getoetst conform artikel 25, derde lid en vierde lid van het Besluit stralingsbescherming.
Totale activiteit [Bq] Deze sommatie met betrekking tot de totale activiteit op enig moment aanwezig binnen een locatie dient op de volgende wijze te geschieden:
waarin: Ai is totale activiteit van radionuclide i, waarmee een handeling verricht wordt [Bq] Av,i is de vrijstellings- of vrijgavewaarde voor de totale activiteit voor radionuclide i [Bq]. Voor de waarden Av dienen de tabellen 1 of 2 van bijlage 1.1 voor handelingen respectievelijk werkzaamheden gehanteerd te worden.
Activiteitsconcentratie [Bq/g] Met betrekking tot de activiteitsconcentratie, dienen de radioactieve stoffen die bij afzonderlijke handelingen respectievelijk werkzaamheden betrokken zijn afzonderlijk in samenhang met hun totale activiteit bezien te worden. Indien zowel de activiteitsconcentratie als de totale activiteit van een van die stoffen boven de vrijstellings- of vrijgave waarde uitkomt is er vergunningplicht (of bij werkzaamheden soms meldingsplicht). De sommatie met betrekking tot de activiteitsconcentraties van verschillende radionucliden in één radioactieve stof, dient op de volgende wijze te geschieden:
waarin: Ci is activiteitsconcentratie van radionuclide i in een radioactieve stof [Bq/g]. Cv,i is de vrijstellings- of vrijgavewaarde voor de activiteitsconcentratie voor radionuclide i [Bq/g]. Voor de waarden van Cv dient tabel 1 van bijlage 1.1 voor handelingen respectievelijk werkzaamheden gehanteerd te worden.
Vrijstelling van sommatie van enige natuurlijke radionucliden De activiteitsconcentratie en daarmee ook de activiteit van vele natuurlijke radionucliden komen steeds in een vaste verhouding met die van andere radionucliden voor. Indien nu de berekende vrijstellingswaarde of vrijgavewaarde van een der radionucliden veel hoger is dan volgens deze vaste verhouding voor zou kunnen komen, is het niet nuttig om de activiteitsconcentratie van dat radionuclide vast te stellen of mee te nemen bij de sommatie. Onze Ministers hebben daarom bepaald dat de totale activiteit, de activiteitsconcentratie of enige andere grootheid, bedoeld in artikel 25, zevende lid, van het Besluit stralingsbescherming, van de radionucliden Th-234, U-234, U-235, Ra-223, Ra-224, Th-227 en Pa-231 niet bij de sommatie, bedoeld in artikel 25, derde en vierde lid, van het Besluit stralingsbescherming behoeven te worden meegenomen en derhalve ook niet behoeven te worden bepaald.
37
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
40
Januari 2015
Effectieve volgdosis per via inhalatie opgenomen eenheid (Sv Bq-1) voor leden van de bevolking
Nuclide
Halveringstijd
Type
1
Leeftijd ≤ 1 a
Leeftijd > 1 a
f1
f1
e(g)
1–2 a e(g)
2–7 a e(g)
7–12 a e(g)
12–17 a e(g)
> 17 a e(g)
S
0,005
4,6 E-11
5,0 E-4
3,2 E-11
1,7 E-11
1,1 E-11
8,4 E-12
6,9 E-12
Yb-169
32,0 d
M
0,005
1,2 E-8
5,0 E-4
8,7 E-9
5,1 E-9
3,7 E-9
3,2 E-9
2,5 E-9
S
0,005
1,3 E-8
5,0 E-4
9,8 E-9
5,9 E-9
4,2 E-9
3,7 E-9
3,0 E-9
Yb-175
4,19 d
M
0,005
3,5 E-9
5,0 E-4
2,5 E-9
1,4 E-9
9,8 E-10
8,3 E-10
6,5 E-10
S
0,005
3,7 E-9
5,0 E-4
2,7 E-9
1,5 E-9
1,1 E-9
9,2 E-10
7,3 E-10
Yb-177
1,90 h
M
0,005
5,0 E-10
5,0 E-4
3,3 E-10
1,6 E-10
1,1 E-10
7,8 E-11
6,4 E-11
S
0,005
5,3 E-10
5,0 E-4
3,5 E-10
1,7 E-10
1,2 E-10
8,4 E-11
6,9 E-11
Yb-178
1,23 h
M
0,005
5,9 E-10
5,0 E-4
3,9 E-10
1,8 E-10
1,2 E-10
8,5 E-11
7,0 E-11
S
0,005
6,2 E-10
5,0 E-4
4,1 E-10
1,9 E-10
1,3 E-10
9,1 E-11
7,5 E-11
M
0,005
2,3 E-9
5,0 E-4
1,8 E-9
9,5 E-10
6,3 E-10
4,4 E-10
3,5 E-10
S
0,005
2,4 E-9
5,0 E-4
1,9 E-9
1,0 E-9
6,7 E-10
4,8 E-10
3,8 E-10
M
0,005
4,3 E-9
5,0 E-4
3,4 E-9
1,8 E-9
1,2 E-9
7,8 E-10
6,3 E-10
S
0,005
4,5 E-9
5,0 E-4
3,5 E-9
1,8 E-9
1,2 E-9
8,2 E-10
6,6 E-10
M
0,005
5,0 E-9
5,0 E-4
3,7 E-9
2,1 E-9
1,2 E-9
9,8 E-10
8,0 E-10
S
0,005
4,7 E-9
5,0 E-4
3,9 E-9
2,0 E-9
1,4 E-9
1,1 E-9
8,8 E-10
M
0,005
8,7 E-9
5,0 E-4
6,7 E-9
3,8 E-9
2,6 E-9
1,8 E-9
1,4 E-9
S
0,005
9,3 E-9
5,0 E-4
7,1 E-9
4,0 E-9
2,8 E-9
2,0 E-9
1,6 E-9
M
0,005
1,0 E-8
5,0 E-4
8,5 E-9
5,1 E-9
3,2 E-9
2,5 E-9
2,2 E-9
S
0,005
1,0 E-8
5,0 E-4
8,7 E-9
5,4 E-9
3,6 E-9
2,9 E-9
2,4 E-9
M
0,005
1,7 E-8
5,0 E-4
1,5 E-8
9,1 E-9
5,8 E-9
4,7 E-9
4,2 E-9
S
0,005
1,6 E-8
5,0 E-4
1,4 E-8
8,9 E-9
5,9 E-9
4,9 E-9
4,2 E-9
M
0,005
1,9 E-8
5,0 E-4
1,4 E-8
8,6 E-9
5,4 E-9
4,3 E-9
3,7 E-9
S
0,005
2,0 E-8
5,0 E-4
1,5 E-8
9,2 E-9
6,1 E-9
5,0 E-9
4,2 E-9
M
0,005
1,8 E-7
5,0 E-4
1,7 E-7
1,1 E-7
7,8 E-8
7,1 E-8
7,0 E-8
S
0,005
1,5 E-7
5,0 E-4
1,4 E-7
9,4 E-8
6,5 E-8
5,9 E-8
5,6 E-8
M
0,005
8,9 E-10
5,0 E-4
5,9 E-10
2,8 E-10
1,9 E-10
1,2 E-10
1,1 E-10
S
0,005
9,3 E-10
5,0 E-4
6,2 E-10
3,0 E-10
2,0 E-10
1,2 E-10
1,2 E-10
M
0,005
5,3 E-9
5,0 E-4
3,8 E-9
2,2 E-9
1,6 E-9
1,4 E-9
1,1 E-9
S
0,005
5,7 E-9
5,0 E-4
4,1 E-9
2,4 E-9
1,7 E-9
1,5 E-9
1,2 E-9
M
0,005
5,8 E-8
5,0 E-4
4,6 E-8
2,8 E-8
1,9 E-8
1,6 E-8
1,3 E-8
S
0,005
6,5 E-8
5,0 E-4
5,3 E-8
3,2 E-8
2,3 E-8
2,0 E-8
1,6 E-8
M
0,005
2,3 E-10
5,0 E-4
1,5 E-10
6,6 E-11
4,3 E-11
2,9 E-11
2,4 E-11
S
0,005
2,4 E-10
5,0 E-4
1,5 E-10
6,9 E-11
4,5 E-11
3,0 E-11
2,6 E-11
M
0,005
2,6 E-10
5,0 E-4
1,8 E-10
8,3 E-11
5,6 E-11
3,8 E-11
3,2 E-11
S
0,005
2,7 E-10
5,0 E-4
1,9 E-10
8,7 E-11
5,8 E-11
4,0 E-11
3,3 E-11
M
0,005
9,9 E-10
5,0 E-4
6,5 E-10
3,0 E-10
2,0 E-10
1,2 E-10
1,1 E-10
S
0,005
1,0 E-9
5,0 E-4
6,8 E-10
3,2 E-10
2,1 E-10
1,3 E-10
1,2 E-10
F
0,020
1,4 E-9
0,002
1,1 E-9
5,4 E-10
3,4 E-10
2,0 E-10
1,6 E-10
M
0,020
2,2 E-9
0,002
1,7 E-9
8,7 E-10
5,8 E-10
3,9 E-10
3,2 E-10
0,020
1,5 E-7
0,002
1,3 E-7
7,8 E-8
4,9 E-8
3,5 E-8
3,2 E-8
Lutetium Lu-169 Lu-170 Lu-171 Lu-172 Lu-173 Lu-174 Lu-174m Lu-176 Lu-176m Lu-177 Lu-177m Lu-178 Lu-178m Lu-179
1,42 d 2,00 d 8,22 d 6,70 d 1,37 a 3,31 a 142 d 3,60 1010 a 3,68 h 6,71 d 161 d 0,473 h 0,378 h 4,59 h
Hafnium Hf-170
16,0 h
Hf-172
1,87 a
F M
0,020
8,1 E-8
0,002
6,9 E-8
4,3 E-8
2,8 E-8
2,3 E-8
2,0 E-8
Hf-173
24,0 h
F
0,020
6,6 E-10
0,002
5,0 E-10
2,5 E-10
1,5 E-10
8,9 E-11
7,4 E-11
M
0,020
1,1 E-9
0,002
8,2 E-10
4,3 E-10
2,9 E-10
2,0 E-10
1,6 E-10
Hf-175
70,0 d
F
0,020
5,4 E-9
0,002
4,0 E-9
2,1 E-9
1,3 E-9
8,5 E-10
7,2 E-10
M
0,020
5,8 E-9
0,002
4,5 E-9
2,6 E-9
1,8 E-9
1,4 E-9
1,2 E-9
Hf-177m
0,856 h
F
0,020
3,9 E-10
0,002
2,8 E-10
1,3 E-10
8,5 E-11
5,2 E-11
4,4 E-11
M
0,020
6,5 E-10
0,002
4,7 E-10
2,3 E-10
1,5 E-10
1,1 E-10
9,0 E-11
Hf-178m
31,0 a
F
0,020
6,2 E-7
0,002
5,8 E-7
4,0 E-7
3,1 E-7
2,7 E-7
2,6 E-7
M
0,020
2,6 E-7
0,002
2,4 E-7
1,7 E-7
1,3 E-7
1,2 E-7
1,2 E-7
Hf-179m
25,1 d
F
0,020
9,7 E-9
0,002
6,8 E-9
3,4 E-9
2,1 E-9
1,2 E-9
1,1 E-9
M
0,020
1,7 E-8
0,002
1,3 E-8
7,6 E-9
5,5 E-9
4,8 E-9
3,8 E-9
Hf-180m
5,50 h
F
0,020
5,4 E-10
0,002
4,1 E-10
2,0 E-10
1,3 E-10
7,2 E-11
5,9 E-11
M
0,020
9,1 E-10
0,002
6,8 E-10
3,6 E-10
2,4 E-10
1,7 E-10
1,3 E-10
Hf-181
42,4 d
F
0,020
1,3 E-8
0,002
9,6 E-9
4,8 E-9
2,8 E-9
1,7 E-9
1,4 E-9
76
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
41
Januari 2015
Effectieve volgdosis per via inhalatie opgenomen eenheid (Sv Bq-1) voor leden van de bevolking
Nuclide
Hf-182 Hf-182m
Halveringstijd
9,00 106 a 1,02 h
Type
1
Leeftijd ≤ 1 a
Leeftijd > 1 a
f1
f1
e(g)
1–2 a e(g)
2–7 a e(g)
7–12 a e(g)
12–17 a e(g)
> 17 a e(g)
M
0,020
2,2 E-8
0,002
1,7 E-8
9,9 E-9
7,1 E-9
6,3 E-9
F
0,020
6,5 E-7
0,002
6,2 E-7
4,4 E-7
3,6 E-7
3,1 E-7
5,0 E-9 3,1 E-7
M
0,020
2,4 E-7
0,002
2,3 E-7
1,7 E-7
1,3 E-7
1,3 E-7
1,3 E-7
F
0,020
1,9 E-10
0,002
1,4 E-10
6,6 E-11
4,2 E-11
2,6 E-11
2,1 E-11
M
0,020
3,2 E-10
0,002
2,3 E-10
1,2 E-10
7,8 E-11
5,6 E-11
4,6 E-11
0,020
2,5 E-10
0,002
1,7 E-10
7,9 E-11
4,9 E-11
2,8 E-11
2,4 E-11
Hf-183
1,07 h
F M
0,020
4,4 E-10
0,002
3,0 E-10
1,5 E-10
9,8 E-11
7,0 E-11
5,7 E-11
Hf-184
4,12 h
F
0,020
1,4 E-9
0,002
9,6 E-10
4,3 E-10
2,7 E-10
1,4 E-10
1,2 E-10
M
0,020
2,6 E-9
0,002
1,8 E-9
8,9 E-10
5,9 E-10
4,0 E-10
3,3 E-10
M
0,010
2,8 E-10
0,001
1,9 E-10
9,3 E-11
6,0 E-11
4,0 E-11
3,3 E-11
S
0,010
2,9 E-10
0,001
2,0 E-10
9,8 E-11
6,3 E-11
4,2 E-11
3,5 E-11
M
0,010
8,8 E-10
0,001
6,2 E-10
3,0 E-10
2,0 E-10
1,3 E-10
1,1 E-10
S
0,010
9,2 E-10
0,001
6,5 E-10
3,2 E-10
2,1 E-10
1,4 E-10
1,1 E-10
M
0,010
3,2 E-10
0,001
2,2 E-10
1,1 E-10
7,1 E-11
5,0 E-11
4,1 E-11
S
0,010
3,4 E-10
0,001
2,3 E-10
1,1 E-10
7,5 E-11
5,3 E-11
4,3 E-11
M
0,010
9,1 E-10
0,001
7,0 E-10
3,7 E-10
2,4 E-10
1,5 E-10
1,2 E-10
S
0,010
9,5 E-10
0,001
7,3 E-10
3,8 E-10
2,5 E-10
1,6 E-10
1,3 E-10
M
0,010
1,4 E-9
0,001
1,1 E-9
5,7 E-10
3,7 E-10
2,4 E-10
1,9 E-10
S
0,010
1,4 E-9
0,001
1,1 E-9
5,9 E-10
3,8 E-10
2,5 E-10
2,0 E-10
M
0,010
6,5 E-10
0,001
4,7 E-10
2,5 E-10
1,5 E-10
1,2 E-10
9,6 E-11
S
0,010
6,9 E-10
0,001
5,0 E-10
2,7 E-10
1,7 E-10
1,3 E-10
1,1 E-10
M
0,010
4,4 E-10
0,001
3,3 E-10
1,7 E-10
1,1 E-10
8,0 E-11
6,5 E-11
S
0,010
4,6 E-10
0,001
3,4 E-10
1,8 E-10
1,2 E-10
8,5 E-11
6,8 E-11
M
0,010
1,2 E-9
0,001
9,6 E-10
5,5 E-10
3,5 E-10
2,6 E-10
2,2 E-10
S
0,010
2,4 E-9
0,001
2,1 E-9
1,3 E-9
8,3 E-10
6,4 E-10
5,6 E-10
M
0,010
2,7 E-8
0,001
2,2 E-8
1,3 E-8
9,2 E-9
7,9 E-9
6,4 E-9
S
0,010
7,0 E-8
0,001
6,5 E-8
4,5 E-8
3,1 E-8
2,8 E-8
2,6 E-8
M
0,010
3,1 E-10
0,001
2,2 E-10
1,1 E-10
7,4 E-11
4,8 E-11
4,4 E-11
S
0,010
3,3 E-10
0,001
2,3 E-10
1,2 E-10
7,9 E-11
5,2 E-11
4,2 E-11
M
0,010
3,2 E-8
0,001
2,6 E-8
1,5 E-8
1,1 E-8
9,5 E-9
7,6 E-9
S
0,010
4,2 E-8
0,001
3,4 E-8
2,1 E-8
1,5 E-8
1,3 E-8
1,0 E-8
M
0,010
1,6 E-10
0,001
1,1 E-10
4,9 E-11
3,4 E-11
2,4 E-11
2,0 E-11
S
0,010
1,6 E-10
0,001
1,1 E-10
5,2 E-11
3,6 E-11
2,5 E-11
2,1 E-11
M
0,010
1,0 E-8
0,001
7,4 E-9
4,1 E-9
2,9 E-9
2,4 E-9
1,9 E-9
S
0,010
1,1 E-8
0,001
8,0 E-9
4,5 E-9
3,2 E-9
2,7 E-9
2,1 E-9
M
0,010
3,2 E-9
0,001
2,3 E-9
1,1 E-9
7,5 E-10
5,0 E-10
4,1 E-10
S
0,010
3,4 E-9
0,001
2,4 E-9
1,2 E-9
7,9 E-10
5,4 E-10
4,3 E-10
M
0,010
3,8 E-10
0,001
2,5 E-10
1,2 E-10
7,7 E-11
5,4 E-11
4,5 E-11
S
0,010
4,0 E-10
0,001
2,6 E-10
1,2 E-10
8,2 E-11
5,7 E-11
4,8 E-11
M
0,010
1,6 E-10
0,001
1,1 E-10
4,8 E-11
3,1 E-11
2,0 E-11
1,7 E-11
S
0,010
1,6 E-10
0,001
1,1 E-10
5,0 E-11
3,2 E-11
2,1 E-11
1,8 E-11
Tantaal Ta-172 Ta-173 Ta-174 Ta-175 Ta-176 Ta-177 Ta-178 Ta-179 Ta-180 Ta-180 m Ta-182 Ta-182m Ta-183 Ta-184 Ta-185 Ta-186
0,613 h 3,65 h 1,20 h 10,5 h 8,08 h 2,36 d 2,20 h 1,82 a 1,00 1013 a 8,10 h 115 d 0,264 h 5,10 d 8,70 h 0,816 h 0,175 h
Wolfram W-176
2,30 h
F
0,600
3,3 E-10
0,300
2,7 E-10
1,4 E-10
8,6 E-11
5,0 E-11
4,1 E-11
W-177
2,25 h
F
0,600
2,0 E-10
0,300
1,6 E-10
8,2 E-11
5,1 E-11
3,0 E-11
2,4 E-11
W-178
21,7 d
F
0,600
7,2 E-10
0,300
5,4 E-10
2,5 E-10
1,6 E-10
8,7 E-11
7,2 E-11
W-179
0,625 h
F
0,600
9,3 E-12
0,300
6,8 E-12
3,3 E-12
2,0 E-12
1,2 E-12
9,2 E-13
W-181
121 d
F
0,600
2,5 E-10
0,300
1,9 E-10
9,2 E-11
5,7 E-11
3,2 E-11
2,7 E-11
W-185
75,1 d
F
0,600
1,4 E-9
0,300
1,0 E-9
4,4 E-10
2,7 E-10
1,4 E-10
1,2 E-10
W-187
23,9 h
F
0,600
2,0 E-9
0,300
1,5 E-9
7,0 E-10
4,3 E-10
2,3 E-10
1,9 E-10
W-188
69,4 d
F
0,600
7,1 E-9
0,300
5,0 E-9
2,2 E-9
1,3 E-9
6,8 E-10
5,7 E-10
0,233 h
F
1,000
9,4 E-11
0,800
6,7 E-11
3,2 E-11
1,9 E-11
1,2 E-11
9,7 E-12
M
1,000
1,1 E-10
0,800
7,9 E-11
3,9 E-11
2,5 E-11
1,7 E-11
1,4 E-11
F
1,000
9,9 E-11
0,800
6,8 E-11
3,1 E-11
1,9 E-11
1,2 E-11
1,0 E-11
M
1,000
1,3 E-10
0,800
8,5 E-11
3,9 E-11
2,6 E-11
1,7 E-11
1,4 E-11
Renium Re-177 Re-178
77
0,220 h
Staatscourant 2013 nr. 32478
20 november 2013
42
Januari 2015
43
Januari 2015
44
Januari 2015
72-HAFNIUM-180M Halflife = 5.5 Hours E(excitation) = 1.1417 MeV Decay Mode(s): IT, β-
RADIATIONS
γ 1 γ 2
ce-K, γ 2 ce-L, γ 2 ce-M, γ 2 ce-N+, γ 2 γ 3 ce-K, γ 3 ce-L, γ 3 ce-M, γ 3 ce-N+, γ 3 γ 4 ce-K, γ 4 ce-L, γ 4 ce-M, γ 4 ce-N+, γ 4 γ 5 ce-K, γ 5 ce-L, γ 5 ce-M, γ 5 γ 6 ce-K, γ 6 ce-L, γ 6 Kα1 X-ray Kα2 X-ray Kβ X-ray L X-ray Auger-K Auger-L β- 2
Mar-2004
y(i) (Bq-s)-1
E(i) (MeV)
y(i)× E(i)
4.80E−01 1.71E−01 1.89E−01 4.68E−01 1.16E−01 3.32E−02 8.13E−01 1.12E−01 5.57E−02 1.36E−02 3.85E−03 9.41E−01 3.96E−02 1.22E−02 2.93E−03 8.28E−04 8.19E−01 1.65E−02 4.01E−03 9.42E−04 1.43E−01 5.84E−03 2.25E−03 1.73E−01 9.91E−02 7.26E−02 2.19E−01 1.76E−02 6.23E−01 2.90E−03
5.755E−02 9.333E−02 2.797E−02 8.205E−02a 9.072E−02a 9.279E−02a 2.154E−01 1.501E−01 2.042E−01a 2.128E−01a 2.149E−01a 3.323E−01 2.669E−01 3.210E−01a 3.297E−01a 3.317E−01a 4.432E−01 3.778E−01 4.319E−01a 4.406E−01a 5.007E−01 4.353E−01 4.894E−01a 5.579E−02 5.461E−02 6.320E−02* 7.900E−03* 4.480E−02* 6.180E−03* 5.740E−02*
2.76E−02 1.60E−02 5.29E−03 3.84E−02 1.06E−02 3.08E−03 1.75E−01 1.68E−02 1.14E−02 2.89E−03 8.27E−04 3.13E−01 1.06E−02 3.92E−03 9.65E−04 2.75E−04 3.63E−01 6.23E−03 1.73E−03 4.15E−04 7.16E−02 2.54E−03 1.10E−03 9.67E−03 5.41E−03 4.59E−03 1.73E−03 7.90E−04 3.85E−03 1.66E−04
45
Januari 2015
72-HAFNIUM-180M (continued) Listed X, γ and γ ± Radiations Omitted X, γ and γ ± Radiations** Listed β, ce and Auger Radiations Omitted β, ce and Auger Radiations Listed Radiations Omitted Radiations** * a **
**
9.87E−01 3.47E−05 1.22E−01 1.49E−04 1.11E+00 1.84E−04
Average Energy (MeV). Maximum Energy (MeV) for subshell. Each omitted transition contributes <0.100% to ∑ E(i) × y(i) in its category.
Hafnium-180 Daughter, yield 9.97E-01, is stable. Tantalum-180 Daughter, yield 3.00E-03, is radioactive.
46
Januari 2015
47
Januari 2015
β- 2
β- 1
1.1415
γ1
.
β- decay
(5.47 h)
Qβ− = 0.2875
8-
180mHf
180Ta
0.3000
(8.154 h)
0.0
0.0771
0.1760
1+
9-
8+
48
Januari 2015
γ2
.
γ3
.
γ4
.
γ5
. γ1
γ6
..
180Hf(stable)
2+
0+
0.0
4+
0.0933
0.3087
6+
8+
1.0841
0.6410
8-
1.1417
49
Januari 2015
50
Januari 2015
51
Januari 2015
Bijlage I: Leidraad voor handelingen met radioactieve stoffen
Tabel 11. Parameter f: effect van fysisch-chemische vorm fysisch-chemische vorm
f
gas
0
vluchtige vloeistof
1
waterige vloeistof, gel (vervluchtigen)
1
waterige vloeistof, gel (alle andere bewerkingen)
2
minder vluchtige vloeistof (vervluchtigen)
2
minder vluchtige vloeistof (alle andere bewerkingen)
3
zeer stoffige vaste stof
3
stoffige vaste stof
4
vloeistof waarin een niet vluchtig nuclide is opgelost
6
vaste stof in moeilijk verspreidbare vorm
6
De parameter g (zie Tabel 12) geeft de gecombineerde invloed aan van het type bewerking en van de specifieke afzuigvoorziening bij de onbedoelde gebeurtenissen zoals hierboven omschreven. Hoe groter de waarde van g, hoe kleiner de mate van verspreiding, en hoe kleiner de blootstelling bij onbedoelde gebeurtenissen. Men kiest dus bij voorkeur voor een aanpak resulterend in een hoge waarde van g.
Tabel 12. Parameter g: effect van type bewerking en van specifieke afzuigvoorziening specifieke afzuigvoorziening geen
afzuigpijp
zuurkast
gekeurde zuurkast
type bewerking
g
vervluchtigen spattende bewerking rustige bewerking bewerking met een gesloten systeem vervluchtigen spattende bewerking rustige bewerking bewerking met een gesloten systeem vervluchtigen spattende bewerking rustige bewerking bewerking met een gesloten systeem vervluchtigen stoffige bewerking spattende bewerking rustige bewerking bewerking met een gesloten systeem
0 0 0 0 0 1 1 1 0 2 3 3 0 0 2 3 4
Bij de tabel met de waarden voor de parameter g kunnen een aantal opmerkingen worden gemaakt. Bij een gegeven combinatie van type bewerking en specifieke afzuigvoorziening zijn de beschermende eigenschappen van beide factoren vergeleken. Verondersteld wordt dat van tijd tot tijd elk van beide factoren volledig weg zal vallen. Bij het wegvallen van de ene beschermende factor wordt de bescherming volledig bepaald door de resterende factor. Daarom wordt de waarde van g bepaald door de kleinste van de twee.
22
52
Januari 2015