CRR en CRD IV: laatste loodjes voor de start
Op 1 januari 2014 treden de Europese verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation (CRR), nr. 575/2013) en de bijbehorende Europese richtlijn kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive (CRD IV) 2013/36/EU) in werking. Deze nieuwe wetgeving richt zich ook op beleggingsondernemingen.
De CRR heeft als verordening rechtstreekse werking, zonder implementatie in nationale wetgeving. De bijbehorende richtlijn CRD IV dient wel te worden omgezet in nationaal recht. Hoewel de implementatie van de CRD IV in de Wft niet vóór 1 juni 2014 wordt verwacht, zijn alle reguliere kapitaalvereisten en benodigde ontheffingen, zoals geregeld in de CRR, vanaf 1 januari 2014 gewoon van toepassing en afdwingbaar.
DNB gaat hieronder in op de volgende onderwerpen:
Reikwijdte CRR en CRD IV voor beleggingsondernemingen
Kapitaaleisen
Bestaande ontheffingen vervallen per 1 januari 2014
Rapportage-eisen onder CRR en CRD IV
Simulatie E-Line DNB
EBA Q&A Proces
Regelingspecifieke bepalingen CRR en CRD IV
Reikwijdte CRR en CRD IV voor beleggingsondernemingen
DNB heeft de afgelopen periode veel vragen uit de sector ontvangen over de reikwijdte van de nieuwe regelgeving voor beleggingsondernemingen. Dit komt vooral door de complexiteit van de gehanteerde definitie van beleggingsonderneming in artikel 4, eerste lid onderdeel 2 van de CRR. De reikwijdte van de CRR en CRD IV voor beleggingsondernemingen is onder meer afhankelijk van het soort beleggingsdienst en/of beleggingsactiviteit en eventuele nevendiensten waarvoor de Autoriteit Financiële Markten uw onderneming een vergunning heeft verleend.
Voorts dient u te beoordelen of uw onderneming gelden en/of effecten van cliënten onder zich houdt bijvoorbeeld via een beleggersgiro en/of via een vergunning voor het aanbieden van nevendienst a ‘het bewaren van gelden en financiële instrumenten’. In bijlage 1 (helemaal
onderaan deze nieuwsbrief) staan de beleggingsdiensten en –activiteiten van de Mifid-richtlijn (2004/39/EC) verder uitgeschreven.
Het is dus van belang dat u de reikwijdte van de CRR en CRD IV voor uw instelling vaststelt. Dit kan betekenen dat uw instelling volledig onder de CRR en CRD IV valt of dat de CRR en CRD IV deels niet van toepassing zijn op uw instelling op grond van artikel 4 (1) punt 2 sub b of c CRR. Het gaat hier om plaatselijke ondernemingen en beleggingsondernemingen die een vergunning hebben voor beleggingsdiensten, op basis van de definities in artikel 1:1, a,b,c en/ of d en geen gelden en/ of financiële instrumenten van cliënten onder zich houden. Indien dit laatste het geval is, zijn de CRR en de CRD IV deels niet van toepassing. Op deze laatste groep beleggingsondernemingen zijn bepaalde kapitaaleisen wel van toepassing. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar het artikel over kapitaaleisen in deze nieuwsbrief.
Kapitaaleisen
Beleggingsondernemingen moeten voldoen aan de voor hen geldende minimum eigen vermogensvereisten en solvabiliteitsregels van CRR en CRD IV. Dit vereist een aanpassing van uw interne processen en rapportagesystemen. Beleggingsondernemingen dienen doorlopend te voldoen aan de minimum eigen vermogensvereisten en solvabiliteitsvereisten.
Plaatselijke ondernemingen, zoals bedoeld onder artikel 4 (1), punt 2, sub b, CRR, zijn alleen gehouden aan het vereiste minimale eigen vermogen van de CRD IV. Beleggingsondernemingen die onder artikel 4 (1), punt 2, sub c, CRR, vallen dienen, afhankelijk van de vergunning, aan aangepaste minimum eigen vermogenseisen en solvabiliteitvereisten te voldoen.
De vereiste omvang en de bestanddelen van het minimum eigen vermogen voor beleggingsondernemingen vindt u in Titel IV, “Initial Capital of Investment Firms”, artikelen 28 tot en met 32 van de CRD IV en in Deel 2, “Own Funds”, artikel 25 en 26 van de CRR. De solvabiliteitvereisten voor beleggingsondernemingen vindt u terug in Deel 3 “Capital Requirements”, in de artikelen 92, 95 en 96 van de CRR. In onderstaande tabel ziet u welke vereisten omtrent het eigen vermogen en de solvabiliteit van toepassing zijn. Deze eisen gelden niet cumulatief. De eisen uit het ‘vak’ uit onderstaande tabel waarin uw onderneming valt gelden. Hierbij geldt als voorbehoud dat, nu de CRD IV nog niet is
geïmplementeerd in nationaal recht (Wft en Bpr), de precieze minimumkapitaaleisen, voor zover die niet volgen uit de CRR, nog niet vaststaan. Indeling beleggingsdiensten en -activiteiten op basis van de definities artikel1:1 Wft Indeling beleggingsdiensten en – activiteiten op basis van de definities in artikel 1:1 Wft Beleggingsdienst Korte omschrijving Eigen vermogenseis A
Ontvangen en doorgeven van orders
B
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten
C
Vermogensbeheer
Solvabilteitsvereisten
€ 25.000 / € 50.000 * (artikel 31.1 CRD IV)
Geen
€ 50.000 / 125.000** (artikel 31.1 CRD IV en artikel 29 lid 1 en 2 CRD IV)
Hoogste van de som van de vastekosteneis of risicogewogen posten voor krediet en marktrisico (artikel 95.2 CRR)
€ 50.000 - 125.000** (artikel 31.1 CRD IV en artikel 29 lid 1 en 2 CRD IV)
Hoogste van de som van de vastekosteneis of risicogewogen posten voor krediet en marktrisico (artikel 95.2 CRR)
D
Beleggingsadvies
€ 25.000* / € 50.000* (artikel 31.1 CRD IV)
Geen
E
Begeleiden van emissies met plaatsingsgarantie
€ 730.000
IV)
Som van risicogewogen posten voor krediet, marktrisico en operationele risico (artikel 92 CRR) Hoogste van de som van de vastekosteneis of risicogewogen posten voor krediet en marktrisico (artikel 95.2 CRR)
(artikel 28.2 CRD IV) F
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie
€ 50.000 / 125.000*** (artikel 29 lid 1 en 3 CRD
Beleggingsactiviteit
Korte omschrijving
Eigen vermogenseis
Solvabilteitsvereisten
A
Handelen voor eigen rekening
€ 730.000
Som van de vastekosteneis en risicogewogenposten voor krediet en marktrisico (artikel 96.2 CRR)****
(artikel 28.2 CRD IV)
B
Uitoefenen of exploiteren van een Multilaterale handelsfaciliteit (MTF)
€ 730.000 (artikel 28.2 CRD IV)
Overige
Korte omschrijving
Eigen vermogenseis
Lokaal opererende ondernemingen
€ 50.000
Som van risicogewogen posten voor krediet, marktrisico en operationele risico (artikel 92 CRR) Solvabilteitsvereisten
(artikel 30 CRD IV)
* I. Indien een beleggingsonderneming over een vergunning voor het verrichten van beleggingsdienst a en/ of d beschikt en er geen Nevendienst onderdeel a (bewaren) zoals gedefinieerd in artikel 1.1. Wft mag worden verricht, kan worden volstaan met:
a)
Een eigen vermogen van 50.000 euro of
b)
Een beroepsaansprakelijkheidsverzekering (bav) voor een bedrag van tenminste 1.000.000 euro per schadegeval en tenminste 1.500.000 euro per jaar voor alle schadegevallen gezamenlijk of;
c)
een combinatie van aanvangskapitaal en beroepsaansprakelijkheidsverzekering die resulteert in een dekking die gelijkwaardig is aan die van punt a) of punt b) (artikel 31.1 CDR IV).
II. Indien een beleggingsonderneming tevens beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 2:86 Wft (herverzekeringsbemiddelaars) dient tevens aan de volgende eisen te worden voldaan:
a)
Een eigen vermogen van 25.000 euro of
b)
Een Bav of een daarmee vergelijkbare voorziening die hun aansprakelijkheid dekt wegens fouten, verzuimen of nalatigheden voor een bedrag van tenminste 500.000 euro per schadegeval en ten minste 750.000 euro per jaar voor alle schadegevallen gezamenlijk of;
c)
een combinatie van aanvangskapitaal en beroepsaansprakelijkheidsverzekering die resulteert in een dekking die gelijkwaardig is aan die van punt a) of punt b) (artikel 31.2 CRD IV).
**
Indien een beleggingsonderneming beschikt over een vergunning voor het verrichten van beleggingsdienst, b en/of c en geen nevendienst onderdeel a zoals gedefinieerd in artikel 1:1 Wft wordt verricht, kan worden volstaan met een eigen vermogen van 50.000 euro ( artikel 31.1 CRD IV. Indien deze beleggingsonderneming wel nevendienst a verricht, geldt een eigen vermogenseis van 125.000 euro (artikel 29.1 CRD IV).
Indien een beleggingsonderneming beschikt over een vergunning voor het verrichten van beleggingsdienst a en er een beleggersgiro wordt geëxploiteerd zoals bedoeld in artikel 6:17 van de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen (Nrgfo) dient de beleggingsonderneming een eigen vermogen van 125.000 euro aan te houden (artikel 29.1 CRD IV).
***
Indien een beleggingsonderneming die voldoet aan de definitie van de CRR die niet handelt voor eigen rekening en geen instrumenten plaatst met plaatsingsgarantie en geen nevendienst onderdeel a zoals gedefinieerd in artikel 1:1 Wft wordt verricht en geen beleggersgiro wordt geëxploiteerd, kan worden volstaan met een eigen vermogen van 50.000 euro (artikel 29.3 CRD IV. Indien deze beleggingsonderneming wel nevendienst a verricht of beleggersgiro exploiteert, geldt een eigen vermogenseis van 125.000 euro (artikel 29.1 CRD IV).
****
Indien een beleggingsonderneming naast een vergunning voor beleggingsactiviteit a ook nog beschikt over vergunning voor een beleggingsdienst zoals gedefinieerd in artikel 1:1 Wft, valt de instelling voor de solvabilteitsvereisten onder artikel 92 CRR.
Bestaande ontheffingen vervallen per 1 januari 2014
In november 2013 heeft u een brief van DNB ontvangen waarin wordt uitgelegd dat als gevolg van de CRR vrijwel alle bestaande ontheffingen van Wft-bepalingen van rechtswege komen te vervallen per 1 januari 2014. De CRR biedt wel nieuwe mogelijkheden om ontheffingen aan te vragen, maar de voorwaarden waaronder deze ontheffingen worden verleend zijn niet exact gelijk aan de bestaande ontheffingen.
De belangrijkste ontheffing die vervalt, is de zogenaamde 4a-ontheffing op grond van artikel 4a, van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft (Bptfg). Deze ontheffing betreft een alternatieve methode voor de berekening van de benodigde solvabiliteit van een financiële holding die onder het geconsolideerd toezicht valt. De CRR kent echter een vergelijkbare ontheffing op grond van artikel 15, CRR. Dit artikel bepaalt dat de consoliderende toezichthouder voor een (groep van) beleggingsonderneming(en) die geen bank bevat, ontheffing kan verlenen van de toepasselijkheid van de solvabiliteitvereisten van deel 3 van de CRR en van de kapitaalbuffers zoals opgenomen in titel VII, hoofdstuk 4 van de CRD IV, indien voldaan is aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 15, eerste lid, CRR.
Verder vervalt de zogenaamde solo-ontheffing op grond van artikel 3: 278, Wft, om op individueel niveau te voldoen aan de prudentiële eisen, mits op geconsolideerd niveau de holding aan de prudentiële voorschriften voldoet. De CRR kent een vergelijkbare ontheffing op grond van artikel 7, CRR. DNB heeft haar beleid en de aanvraagprocedure voor een ontheffing op grond van artikel 7 CRR en artikel 15 CRR inmiddels openbaar gemaakt op DNB Open Boek Toezicht zie http://www.toezicht.dnb.nl/3/50-229064.jsp voor het solotoezicht en http://www.toezicht.dnb.nl/3/50-229369.jsp voor het geconsolideerd toezicht.
Indien u in aanmerking wilt komen voor een ontheffing op grond van de CRR, dan kunt u daartoe een aanvraag indienen bij DNB. DNB zal nieuwe aanvragen beoordelen conform de voorwaarden die daarvoor in de CRR zijn opgenomen.
Rapportage-eisen onder CRR en CRD IV
De nieuwe rapportageformulieren van de COREP (solvabiliteitsrapportage) en de FINREP (financiële rapportages) hebben tot gevolg dat er nieuwe en aangepaste formulierensets gemaakt worden. Aanleiding is de aangepaste rapportagefrequentie voor bepaalde onderdelen van COREP en FINREP en de proportionaliteitsregels, waardoor de rapportageverplichting per beleggingsonderneming, afhankelijk van de vergunning, verschilt.
In de huidige rapportageset wordt ter waarborging van de kwaliteit van de gerapporteerde data gesteund op geautomatiseerde koppelingen tussen rapportages en velden. In de nieuwe rapportageset wordt voornamelijk gesteund op validatie en plausibiliteit.
De nieuwe validatieregels zijn gedefinieerd door EBA (zie hiervoor de Implementing Technical Standards (ITS ) op de website van de EBA) en zullen als basis gaan gelden voor de validatie van de rapportages in Nederland. De validatieregels bestaan uit zowel de gebruikelijke rekenregels als regels gericht op consistentie van data tussen de formulieren. DNB zal de validatieregels “uitvoeren” na ontvangst van uw rapportages. U ontvangt daarna terugkoppeling via e-Line DNB. Er wordt pas aan de rapportageplicht voldaan als de ingezonden rapportages aan de validatieregels voldoen.
E-Line DNB zal voorlopig als rapportagemiddel voor beleggingsondernemingen blijven gelden.
Simulatie e-Line DNB
DNB biedt u de mogelijkheid in de simulatieomgeving van e-Line CRD IV rapportagesets in te vullen. Zo kunt u nieuwe of aangepaste systemen vooraf testen. De simulatieomgeving is naar verwachting medio eerste kwartaal 2014 beschikbaar. Vanaf dat moment is de nieuwe rapportageverplichting CRD IV te testen. In deze omgeving worden zowel de COREP- als de FINREP-rapportagesets stapsgewijs toegankelijk gemaakt.
Toegang simulatieomgeving De inloggegevens zijn de reeds bestaande standaardtoegangscodes voor de simulatie-omgeving en dus niet de gebruikelijke e-Line productiecodes. De simulatie-omgeving toont geen indieningstermijnen, frequenties en consolidatieniveaus. De nieuwe en aangepaste formulierensets worden naar verwachting eind 2013 definitief door DNB vastgesteld.
Geen terugkoppeling in simulatieomgeving De simulatieomgeving maakt het niet mogelijk de rapportageformulieren door DNB te laten beoordelen. U ontvangt dus geen terugkoppeling op een verzonden rapportage.
EBA Q&A-proces
EBA biedt op haar website een Q&A-service aan voor beleggingsondernemingen, toezichthouders en andere belanghebbenden. In deze Q&A beantwoordt EBA een aantal belangrijke vragen.
De EBA beantwoordt onder meer vragen over: •
de CRD IV en de CRR
•
EBA BTS; aan de CRD gerelateerde technische standaarden die door de EBA zijn voorgelegd aan de Europese Commissie (pas nadat de BTS is gepubliceerd in het official Journal of the European Union);
•
EBA guidelines; aan de CRD gerelateerde guidelines (richtsnoeren) die door de EBA zijn gepubliceerd.
Hoe werkt het Q&A-proces? U kunt uw vraag stellen onder de Single Rulebook Q&A-tab op de EBA-website. Hier vindt u ook de antwoorden op eerder gestelde vragen. EBA categoriseert alle ontvangen vragen:
Questions under review: de vraag wordt in behandeling genomen door EBA. Het streven is de vraag binnen 2 maanden te beantwoorden;
Rejected questions: de vraag heeft geen betrekking op de CRD IV, de CRR, EBA BTS of EBA guidelines of de vraag is eerder gesteld
Final Q&A: de vraag is beantwoord en te vinden op de EBA-website.
Q&A’s zorgen voor consistente toepassing van nieuwe regels Het doel van de Q&A’s is een consistente toepassing van het nieuwe regelraamwerk te bereiken binnen de Europese Unie. De Q&A’s zijn niet juridisch bindend, noch zijn zij onderworpen aan het beginsel van ‘pas toe of leg uit’. De toepassing ervan wordt nauw in de gaten gehouden door de EBA en zij zal het niet nalaten toezichthouders aan te spreken indien zij anders handelen dan
in de Q&A’s wordt voorgeschreven. Bovendien verwacht de EBA dat groepsdruk en de markt een disciplinerende werking hebben op de consistente toepassing van de in de Q&A’s gegeven uitleg.
Reikwijdte van de antwoorden De reikwijdte van wat EBA kan beantwoorden, is beperkt tot uitleg over consistente en effectieve toepassing van de CRD IV en de CRR. Vragen die buiten deze reikwijdte vallen (bijvoorbeeld definitiekwesties of interpretatievragen), moeten worden beantwoord door het Directoraatgeneraal Interne Markt van de Europese Commissie (want de EBA is geen regelgever).
Regelingspecifieke bepalingen CRD IV en CRR
Omdat de CRR rechtstreeks werkt, omzetting in nationaal recht niet is toegestaan (tenzij sprake is van nationale opties of discreties) en bij tegenstrijdigheden of overlap de CRR voorgaat, wordt een groot deel van de bestaande toezichthouderregelingen van DNB (voor zover het toepassingsbereik en de reikwijdte overeenstemmen met de CRR) ingetrokken.
Toezichthouderregelingen van DNB die worden ingetrokken, zijn: • de Regeling solvabiliteitseisen kredietrisico en grote posities Wft 2010 • de Regeling solvabiliteitseisen marktrisico Wft 2010 • de Regeling solvabiliteitseisen operationeel risico Wft 2010 • de Regeling hybride instrumenten banken en andere financiële ondernemingen (exclusief verzekeraars) Wft 2010 • de Regeling securitisaties Wft 2010 • de Regeling uitsluiting solvabiliteitsaftrek immateriële activa. De nieuwe toezichthouderregeling “regeling specifieke bepalingen CRD IV en CRR” vervangt deze en wordt van toepassing op kredietinstellingen in de zin van de CRR, beleggingsondernemingen in de zin van de CRR, clearinginstellingen en opt-in banken. Deze Regeling bevat grotendeels de opties die de CRR specifiek aan nationale bevoegde autoriteiten heeft gelaten. DNB heeft dit “beleidsarm” gedaan. Voor zover de opties reeds bestonden in de bestaande toezichthouderregelingen, zijn deze op dezelfde wijze opgenomen. Er is geen sprake van nationaal, op de CRR aanvullende, regels. De toezichthouderregeling wordt in week 50 aan de Staatscourant aangeboden ter publicatie.
BIJLAGE I Richtlijn (2004/39) EC LIJST VAN DIENSTEN EN ACTIVITEITEN EN VAN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Deel A Beleggingsdiensten en –activiteiten. (1) Het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten. (2) Het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten. (3) Het handelen voor eigen rekening. (4) Vermogensbeheer. (5) Beleggingsadvies. (6) Het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie. (7) Het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie. (8) Het exploiteren van multilaterale handelsfaciliteiten. Deel B Nevendiensten (1) Bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer. (2) Het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen een transactie in één of meer financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming die het krediet of de lening verstrekt, als partij optreedt. (3) Advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichting op het gebied van fusies en overnames van ondernemingen. (4) Valutawisseldiensten voor zover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten. (5) Onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse of andere vormen van algemene aanbevelingen in verband met transacties in financiële instrumenten. (6) Diensten in verband met het overnemen van financiële instrumenten. (7) Beleggingsdiensten en -activiteiten alsmede nevendiensten van het type vermeld in deel A of B van bijlage I die verband houden met de onderliggende waarde van de derivaten, als bedoeld in de punten 5, 6, 7 en 9 van deel C, voor zover deze in verband staan met de verlening van beleggings- of nevendiensten.