Cradle to Cradle Hype of duurzame strategie?
Michelle van Doorn 0516503
Groep 2 2e Semester 2008-2009
27-07-2009 MR4 J.M. Pinkse
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam
0
Inhoudsopgave
Blz.
Voorwoord
2
1. Introductie 2. Literatuurstudie 2.1. Waarom innovatie op het gebied van nieuwe milieuregelgeving? 2.2. Wat is Cradle to Cradle? 2.2.1. Visie van Braungart & Mcdonough 2.2.2. Welke methoden gingen Cradle to Cradle voor en wat zijn de grote verschillen? 2.2.3. Kritiek op Cradle to Cradle 2.3. Conceptueel model 3. Implementatie van Cradle to Cradle 3.1 Hoe is de implementatie verlopen van Cradle to Cradle in het buitenland? 13 3.2 Welke bedrijven in Amerika hebben Cradle to Cradle ingevoerd? 3.3 De implementatie van Cradle to Cradle in Nederland 3.3.1 Werkt de Nederlandse milieuregelgeving mee bij het invoeren van Cradle to Cradle? 4 Case studie: Implementatie bij Floriade 2012 4.1 Interview 5 Discussie 6 Conclusie
3 5 5 7 8 9
18 19 21 22
Bibliografie Bijlagen
24 26
11 12 13 15 17
1
Voorwoord
Naar aanleiding van de tegenlicht documentaire ‘afval is voedsel’
ben ik mij gaan
interesseren in het principe Cradle to Cradle. Dit principe is een innovatief en optimistisch idee om de wereld duurzaam te maken. Cradle to Cradle is al in veel landen bekend, maar vooral in Nederland heeft het principe veel aanhang. Het is een interessant principe omdat het de economische en ecologische aspecten waar bedrijven mee te maken krijgen samen brengt. Is het principe een hype of zal er over tien jaar nog steeds over gesproken worden? Op deze vraag kan ik (nog) geen antwoord geven, maar ik wil in deze scriptie laten zien dat er wel degelijk goed over dit principe is nagedacht en dat er al behoorlijk wat bedrijven zijn die zich in dit principe hebben verdiept. Universiteiten in Delft, Maastricht en Wageningen houden zich bezig met onderzoek naar Cradle to Cradle. Ook dit geeft aan dat er serieus naar Cradle to Cradle wordt gekeken.
2
1. Introductie
Sustainable (duurzaam) Management is de laatste jaren steeds populairder geworden door het besef dat er duurzaam met het milieu om moet worden gegaan omdat anders de hulpbronnen verloren gaan voor de generaties na ons. Ons begrip van de natuur is in de laatste jaren behoorlijk veranderd. Nieuwe onderzoeken laten zien dat oceanen, de lucht, de bergen en de organismen die er in leven, kwetsbaarder zijn dan de toenmalige vernieuwers ooit hadden gedacht. Toch werken de industrieën tegenwoordig nog altijd volgens de richtlijnen die zijn ontstaan toen de mens nog een heel ander beeld van de wereld had. Ze komen uit een tijd waarin de gezondheid van natuurlijke systemen of een besef van hun kwetsbaarheid, complexiteit en onderlinge verbondenheid niet op de agenda van het industrieel ontwerp stonden (Braungart & Mcdonough, 2007). Industriële ontwikkelingen hebben de laatste 200 jaar veel rijkdom en welvaart gebracht, maar hebben ook veel schade toegebracht aan het milieu. Als gevolg hiervan heeft de aarde te maken met veel milieuproblemen, zoals onder andere de opwarming van de aarde, daling van de biodiversiteit, zure regen, giftig afval en de afname van bossen (Shrivastava, 1995). De ecologische sustainability (duurzaamheid) van industrieën op dit moment wordt discutabel als we kijken naar de komende 40 jaar. Rond 2030 wordt er verwacht dat de wereldpopulatie zal verdubbelen van 5.5 miljard mensen naar 11 miljard mensen. Om de mensen dan van hun dagelijkse behoefte te voorzien is er geschat dat de productie van goederen en energie zal moeten stijgen van 5 tot 35 keer zoveel als het productie level van vandaag. Met de huidige technieken en productiepraktijken zal dit zorgen voor nog meer milieudegradatie (Shrivastava, 1995). In 1987 heeft het Brundtland Commission Report de term duurzaamheid populairder gemaakt. Ze voerden de term Ecologically Sustainable Development (ESD) in, als middel om om te gaan met economische en ecologische problemen (Shrivastava, 1995). De definitie die dit rapport geeft van sustainability is; development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs. Deze definitie geeft duidelijk weer waarom sustainability belangrijk is; om de generaties in de toekomst ook van hun behoefte te kunnen voorzien. Er zijn al meerdere bedrijven die zich hebben verdiept in het produceren van producten die meer rekening houden met het milieu, maar nog lang niet alle bedrijven voelen zich aansprakelijk voor het veranderen van hun productieprocessen zodat ze het milieu minder schade aan doen. Door de sociale ongerustheid over de negatieve invloeden die het huidige bedrijfsleven op het milieu heeft, is er door de hele wereld een stijging van de 3
milieuwetregelgeving ontstaan (Rugman & Verbeke, 1998). Hierdoor zullen bedrijven zich moeten aanpassen aan de milieuregelwetgeving van de overheid in hun land. Veel bedrijven zijn bang dat ze hoge kosten zullen oplopen bij het invoeren van een milieuvriendelijke productie. Porter & van der Linde (1995) hebben onderzoek gedaan naar het concurrentievoordeel wat kan optreden als er de juiste processen worden ingevoerd wanneer de productie moet worden aangepast door veranderingen in de milieuwetregelgeving. Uit hun onderzoek blijkt dat het aanpassen van productieprocessen aan de nieuwe regelgevingen een positieve uitwerking kan hebben op het bedrijfsresultaat. Ook het ontwikkelen van geschikte strategieën van multinationals om de milieu regelgeving te sturen is belangrijk volgens Rugman & Verbeke (1998) om de volgende twee redenen: ten eerste omdat de strenge regelgeving de relatieve locatie voordelen kan beïnvloeden die bedrijven hebben omdat ze in bepaalde landen produceren en ten tweede omdat de milieuregelgeving het ontwikkelen van groene ‘resources’ en mogelijkheden kan eisen van deze bedrijven. Het is dus belangrijk voor bedrijven om goed na te denken over het toepassen van nieuwe milieuregelgevingen. In 2002 hebben de professoren Braungart & Mcdonough een boek geschreven met hun ideaalbeeld over hoe bedrijven hun productieprocessen moeten organiseren. Dit is volgens hun door middel van de Cradle to Cradle methode. Bij deze methode wordt een product zo geproduceerd dat het na zijn gebruik volledig gerecycled kan worden en zijn kwaliteit volledig behoudt (upcycling) of het kan als afval worden gestort en door de natuur worden opgenomen als voedingsstoffen. In Amerika zijn er bedrijven zoals Ford en Nike die al deels produceren volgens deze methode en als gevolg hiervan kosten besparen. Aangezien Cradle to Cradle dus positief kan zijn voor het bedrijfsresultaat en uiteraard ook voor het milieu zijn er ook bedrijven en organisaties in Nederland die zich aan het verdiepen zijn in deze methode. De vraag is in hoeverre de Nederlandse milieuregelgeving de implementatie van Cradle to Cradle vergemakkelijkt of hindert bij Nederlandse bedrijven en in hoeverre de bedrijven Cradle to Cradle daadwerkelijk toepassen. De Floriade die in 2012 in Limburg wordt gehouden houdt zich ook bezig met Cradle to Cradle. Hoe passen zij dit ideaalbeeld toe en in hoeverre implementeren zij Cradle to Cradle? Verderop in dit onderzoek zal op deze vragen antwoord worden gegeven. Het ideaalbeeld van Braungart & Mcdonough is in Amerika steeds populairder aan het worden. De vraag is of het alleen een ideaalbeeld is of dat Cradle to Cradle echt kan zorgen voor een nieuwe industriële revolutie? En werkt deze methode alleen in Amerika of kunnen Nederlandse bedrijven ook hun voordelen behalen uit Cradle to Cradle en in hoeverre werkt de Nederlandse overheid daar in mee? De hoofdvraag van dit onderzoek is; Is het Cradle to 4
Cradle principe alleen een ideaalbeeld of is het daadwerkelijk een goed uitvoerbare strategie die een bedrijf effectief duurzamer kan maken? Ten eerste zal er uitleg gegeven worden waarom het aanpassen van de productieprocessen aan het milieu niet perse voor alleen kosten hoeft te zorgen maar ook kan zorgen voor het besparen van veel kosten. In hoofdstuk 2 zal er uitleg worden gegeven over het principe Cradle to Cradle en welke inzichten dit principe voor gingen. Waarom nou juist het productie proces aanpassen volgens de Cradle to Cradle methode en niet volgens andere inzichten? Om een overzicht te geven van de processen die al volgens Cradle to Cradle zijn aangepast wordt er in hoofdstuk 2 ook een overzicht gegeven van Cradle to Cradle in Amerika. Hoe helpt de overheid daar bij het invoeren van Cradle to Cradle en wat voor kosten worden er daar bespaard na het invoeren van ervan? In hoofdstuk 2 en 3 zal worden ingegaan op de implementatie van Cradle to Cradle in Nederland. De Nederlandse milieu regelgeving zal hier onderzocht moeten worden. In hoofdstuk 3 komt ook de case studie aan bod. Om antwoorden te krijgen op mijn vragen zullen er interviews worden gehouden met de mensen die te maken hebben met het ontwerp en de uitvoering van de Cradle to Cradle ontwerpen bij de Floriade in Venlo. Aan het einde van het onderzoek zal er een korte discussie worden weergegeven en uiteindelijk de conclusie.
2. Literatuurstudie
De vraag in de wereld is aan het verschuiven in de richting van producten met weinig giftige stoffen, energie efficiënte producten en producten met hogere afvalwaardes. Door hier snel op in te spelen door bedrijven door middel van innovatie kunnen ‘ early mover advantages’ ontstaan. Bedrijven moeten gaan inzien dat het milieu juist een kans is om een goede concurrentie positie op te bouwen (Porter & van der Linde, 1995).
2.1 Waarom innovatie op het gebied van nieuwe milieuregelgeving?
Zoals in de introductie al naar voren kwam hoeft het voor bedrijven helemaal niet nadelig te zijn om hun productieprocessen zo te veranderen zodat ze aan de milieuwetregelgeving voldoen. Veel bedrijven zien alleen de kosten die ze zullen genereren als ze hun processen of producten aanpassen, maar ze vergeten te kijken naar de kosten die ze zullen besparen. Duurzaam ontwikkelen kan ook zonder dat het extra kosten met zich meebrengt en kan zelfs kosten besparingen opleveren (Klaver en Wessels, 2009). Ook Braungart & Mcdonough (2007) hebben vaak te maken met cliënten die denken dat de belangen van het bedrijfsleven 5
en het milieu per definitie lijnrecht op elkaar staan en dat milieuactivisten die met grote bedrijven werken verraad plegen. Volgens Waddock en Graves (1997) zijn er drie perspectieven om de relatie te bekijken tussen de financiële resultaten van bedrijven en ‘corporate social performance’. Milieubewustzijn valt onder corporate social performance. De drie perspectieven zijn; (1) negatieve associatie, dit houdt in dat bedrijven die zeer milieubewust zijn een concurrentienadeel oplopen door de hoge kosten die ze oplopen door de vereisten aan hogere milieu prestaties, (2) neutrale associatie, hier is geen link tussen financiële prestaties en milieu prestaties, en (3) positieve associatie, er is een positief verband tussen financiële prestaties en superieur milieubewust bezig zijn. Een meerderheid van de studies die zijn gedaan op dit gebied staan achter het aanwezig zijn van een positieve associatie. Ook blijkt dat de bedrijven die het best presteren op het gebied van milieu hogere winsten behalen en minder risico lopen (Miles en Covin, 2000). Het is dus van groot belang om te zorgen dat er een positieve associatie ontstaat bij het invoeren van milieubewuste processen. Wat een belangrijk punt is bij het invoeren van nieuwe productieprocessen is innovatie. Case studies van honderden industrieën uit verschillende landen laat zien dat internationale bedrijven met een goede concurrentiepositie niet degene zijn met de goedkoopste materialen of de grootste schaalvoordelen, maar degene met de meeste capaciteit om hun producten te verbeteren en continue te innoveren (Porter & van der Linde, 1995). Porter en van der Linde (1995) laten in hun artikel zien dat er met behulp van innovatie de kosten kunnen worden gedekt van het ontwikkelen van nieuwe processen. Ze zeggen dat de juiste milieuregulering kan zorgen voor meerdere voordelen in het bedrijfsleven. Deze houden onder andere in dat bedrijven door de nieuwe regulering achter mogelijke technische verbeteringen en productie inefficiënte kunnen komen, dat de regulering die de aandacht legt op informatie vergaren grote voordelen kan opleveren voor het bewustzijn van het bedrijf, dat regulatie de onzekerheden terugbrengt over de vraag of investeringen in het milieu van waarde zijn en dat regulatie de druk en motivatie vergroot om te gaan innoveren. Er zijn twee manieren van innovatie compensaties waardoor voordelen in productie kunnen ontstaan. Dit zijn product compensaties (betere kwaliteit van het product, veiligere producten door bijvoorbeeld minder verpakkingsmateriaal, lagere kosten voor de afvalverwerking van consumenten) en proces compensatie (minder controle en onderhoud, minder materiaal gebruik door recycling of substitutie, minder kosten van afvalverwerking en veiligere werkplaats condities) (Porter & van der Linde, 1995). Dit is ook waar Braungart &
6
Mcdonough zich op richten bij het invoeren van Cradle to Cradle. Ze willen de producten en processen zo aanpassen zodat er zo veel mogelijk compensaties zullen ontstaan.
2.2 Wat is Cradle to Cradle?
De centrale gedachte van de cradle to cradle (wieg tot wieg) filosofie is, dat alle materialen na hun leven en nadat ze gebruikt zijn in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product (www.duurzaamheid.nl). Versleten Nike’s die opnieuw sportschoen worden, ijsverpakkingen waar bloemen uit opgroeien: het cradle-to-cradle-beginsel houdt in dat alles steeds wordt hergebruikt. Het eerste verschil met gewoon hergebruik is dat er geen kwaliteitsverlies is, en geen restproducten die alsnog gestort worden. Deze kringloop wordt bedoeld met het motto: waste equals food. In het boek van Braungart & Mcdonough (2007) wordt de kersenboom als metafoor gebruikt om de cyclus te beschrijven. De kersenboom voorziet zichzelf van voeding door voedingsstoffen uit zijn eigen afval, zoals bladeren en takken, te halen. Zo zou het volgens Braungart & Mcdonough (2007) ook moeten kunnen met de producten die we maken. Volgens Mcdonough en Braungart hebben bedrijven sinds de invoering van C2C een kostendaling gerealiseerd en omdat het C2C design tot innovatieve producten en diensten leidt, stijgt de winst. Ook is bewezen dat in gebouwen met meer daglicht de productiviteit van de medewerkers hoger ligt (Klaver en Wessels, 2009). De C2C visie gaat in tegen de huidige methoden zoals de levenscyclus analyse. Deze methode zorgt voor een schonere productie terwijl het product wordt gemaakt, in plaats van het volledig hergebruiken van het product na gebruik. De twee professoren noemen hun visie ook wel downcycling, dit houdt in dat producten net zo lang gebruikt worden tot het meeste van de oorspronkelijke waarde verloren gaat (www.duurzaamheid.nl). Een duidelijk voorbeeld hiervan is het originele Engelstalige boek Cradle to Cradle die niet van papier is maar van een recyclebaar kunststof dat na een eenvoudig proces opnieuw als glossy, helderwit papier kan worden gebruikt. In warm water lost de inkt op, zodat er schoon kunststof achterblijft. Ook de inkt kan opnieuw als inkt dienstdoen (Braungart & Mcdonough, 2007). Wanneer er volgens Cradle to Cradle geproduceerd wordt kan er een certificering verkregen worden bij het bedrijf van Braungart (EPEA). Dit keurmerk is ontwikkeld om er zeker van te zijn dat een product aan de Cradle to Cradle eisen voldoet (cradletocradle.nl, 2009). Er wordt een certificaat gegeven wanneer een product van hoge kwaliteit is, milieuvriendelijk is, een intelligent ontwerp is en wanneer het sociaal verantwoordelijk is. Als 7
een product aan deze criteria voldoet wordt het gecertificeerd als een basis, zilver, gouden of platina product. Het kan dan als Cradle to Cradle CertifiedCM doorgaan (c2ccertified.com, 2009).
2.2.1 Visie van Braungart & Mcdonough
Braungart & Mcdonough (2007) vragen aandacht van bedrijven om te veranderen van ecoefficiënte productie processen naar eco-effectieve productie processen. Dit houdt bijvoorbeeld in dat recycling moet worden veranderd in upcycling. Recycling is al een stuk meer op weg naar een betere leefomgeving, maar met recycling komen er nog steeds veel giftige stoffen vrij. Dit is een voorbeeld waarom ‘minder slecht’ niet ‘goed’ is (zie figuur 1) De verandering van eco-efficiënt naar eco-effectief kan ook worden omschreven als de verandering van Cradle to Grave naar Cradle to Cradle. Door Cradle to Grave (er is wel recycling maar nog steeds is er veel afval) hopen vuilnisbelten zich op. Dit is volgens Braungart & Mcdonough (2007) niet het grootste probleem van de Cradle to Grave ontwerpen. Van grotere zorg zijn volgens hun de vervuilde, verspilde en verloren gegane voedingsstoffen die bij de productie van producten en bij de recycling van producten naar voren komen. De moderne productieprocessen worden gedomineerd door Cradle to Grave ontwerpen en volgens sommige berekeningen in Amerika kan je ruim 90% van de materialen die zijn gewonnen voor de productie van duurzame goederen vrijwel meteen als afval beschouwen. Het afvalconcept elimineren betekent dingen (producten, verpakkingen en systemen) vanaf het eerst begin ontwerpen naar het inzicht dat afval niet bestaat. Hier hebben Braungart en Mcdonough een bepaald proces voor omschreven. Dit houdt in dat de grondstoffen die gebruikt worden voor het produceren van het product worden geanalyseerd en dan in categorieën worden opgedeeld (groen, geel, oranje of rood). Deze opdeling gaat op basis van het risico voor de gezondheid van mensen en op basis van het risico voor het milieu van het product. Als de gevaarlijke stoffen zijn geïdentificeerd wordt er geprobeerd de gevaarlijke chemicaliën (rood) om te zetten in natuurlijke stoffen die niet gevaarlijk zijn voor het milieu (groen). De gele en oranje chemicaliën hebben geen tot weinig risico voor het milieu dus hoeven niet omgezet te worden in groene chemicaliën (mbdc.com). Op dit technische proces zal verder in dit onderzoek niet in worden gegaan. Braungart en Mcdonough spreken over een biologische en technische kringloop (Epea.com, 2009). In de biologische kringloop gaat het om de consumptie van bijvoorbeeld materiaal, voedsel en stoffen. Dit is de kringloop van de natuur (zie figuur 2). De tweede kringloop is de technische kringloop, dit zijn de kringlopen 8
van de industrie (zie figuur 3) (Braungart & Mcdonough, 2007). De bedoeling van Cradle to Cradle is dat producten bestaan uit materialen die biologisch afbreekbaar zijn en zo voedsel kunnen worden voor de biosfeer. Het kan ook zijn dat producten bestaan uit technische grondstoffen die in een gesloten kringloop (technosfeer) blijven en als waardevolle voedingstoffen voor de industrie blijven circuleren (Braungart & Mcdonough, 2009). Volgens Braungart en Mcdonough kan er door de isolatie van de technische voedingsstoffen van de biologische voedingstoffen, worden geupcycled in plaats van gerecycled.
2.2.2 Welke methoden gingen Cradle to Cradle voor en wat zijn de grote verschillen?
Vóór Cradle to Cradle was er de levenscyclusanalyse (LCA). Deze analyse wordt ook wel Cradle to Grave genoemd. De basis voor deze methode werd al in 1969 gelegd door onderzoek in Amerika in opdracht van Coca Cola (Curran, 1993). Dit proces waarin werd gekeken naar de hoeveelheid gebruik van materialen en het ontstaan van afvalstoffen werd Resource and Environmental Profile Analysis (REPA) genoemd. De levenscyclusanalyse nam rond 1980 de plaats in van REPA. Het is een methode die producten of processen analyseert om de totale milieubelasting te bepalen en om mogelijkheden te ontdekken om deze milieubelasting terug te dringen (Curran, 1993). De preventie van het uitstoten van giftige stoffen kan op elke plek in het productieproces plaatsnemen en de verandering op die plek kan weer positieve of negatieve gevolgen hebben voor de afval ophoping op andere plekken. Het nadeel van LCA is dat het erg veel arbeidsuren kost om alle informatie over het productiesysteem te verzamelen en mede hierdoor zijn de kosten ook vrij hoog. Onder andere hierdoor werden er in de jaren ‘90 niet veel analyses uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyses zijn vaak dat er wel minder afval is, maar het afval wat gerecycled wordt geeft vaak giftige stoffen vrij bij de verbranding. Dit betekent dat het milieu nog steeds belast wordt. Ditzelfde probleem treedt ook op bij recycling (Braungart & Mcdonough, 2007). Het recyclen en composteren van afval wordt als een oplossing gezien voor de afvaloverschotten die we op de wereld produceren. Toch zijn deze recycling processen nog lang niet overal geïntroduceerd. In Amerika wordt er nu 33% van het afval gerecycled, maar er is nog steeds 54% van het afval dat op stortplaatsen wordt gestort (Farrell en Jones, 2009). Een voorbeeld van kritiek op recycling is het reflector paaltje langs de weg, deze worden gemaakt van oude petflessen of autobanden. Het klinkt positief dat deze materialen worden gerecycled, maar in deze materialen zitten schadelijke stoffen zoals zwavel. De oude petflessen zijn gemaakt van PVC en dit materiaal is de laatste tijd onder vuur komen te liggen aangezien PVC slecht is 9
voor de gezondheid van de mens (Larson, 2008). Door onder andere UV-licht wordt het laagwaardige materiaal snel bros en vaal en na enige tijd moet het reflector paaltje alsnog vervangen en gestort worden. Dit is dus een voorbeeld van materiaal wat hergebruikt wordt, maar door de verspreiding van gifstoffen is het alleen maar slechter voor het milieu (Klaver en Wessels, 2009). Naast de levenscyclusanalyse en recycling zijn er ook nog andere methoden zoals de Cradle to Gate, Gate to Gate en Well to Wheel methoden. Dit zijn allemaal methoden die zich bezig houden met een specifiek deel van het productieproces, zoals transport of materiaal en niet met het hele product of proces (Wikipedia.com). De levenscyclusanalyse en andere methoden zorgen wel voor een reductie van de milieubelasting, maar zoals Braungart & Mcdonough (2007) zeggen in hun boek; ‘minder slecht is nog niet goed’. Daarom wordt er bij Cradle to Cradle al vanaf het begin van het productieproces gekeken naar de milieubelasting, namelijk al bij de grondstoffen die worden gebruikt. Tegenwoordig houdt sustainable management zich ook vooral bezig met het voorkomen van het ontstaan van afval en het met zorg omgaan van de natuurlijke hulpbronnen (Kumar en Putnam, 2008).
2.2.3 Kritiek op Cradle to Cradle
Naast de vraagtekens rond Cradle to Cradle is er ook kritiek op het principe. Volgens Martens en Amelung (2007) is de scheiding van de biosfeer en de technosfeer een moeilijk punt. Volgens Cradle to Cradle moet een product volledig afbreekbaar zijn in de biosfeer, als dit niet het geval is moeten die stoffen als niet afbreekbaar worden gezien en naar de technosfeer. Voor veel van deze niet afbreekbare stoffen zullen er nog geen eindproducten ontstaan en deze moeten dus nog gecreëerd worden. Zo zal de technosfeer alleen maar groeien ten opzichte van de biosfeer. Ook wordt er volgens Martens en Amelung (2007) bij Cradle to Cradle teveel nadruk gelegd op de technologie. De sociologe, culturele, maatschappelijke en economische kanten worden teveel vergeten. Ook blijven de gevolgen voor transport (hergebruik en demontage van producten leidt tot meer vervoer) en energiegebruik (stijgt door recycling) onderbelicht.
10
2.3 Conceptueel model
Om te innoveren moeten bedrijven hun productieproces gaan aanpassen, dit kan op verschillende manieren. De methode waar ik dieper op in ga in mijn onderzoek is de Cradle to Cradle methode. Het model hieronder beschrijft vooral de relaties die Braungart en Mcdonough (2007) in hun ideaalbeeld zien; door het invoeren van de Cradle to Cradle methode ontstaan kostenbesparingen en positieve gevolgen voor het milieu. Wanneer bedrijven gaan kijken of deze methode geschikt is voor hun productieproces zullen vooral de kosten hierbij een grote rol spelen. De overheid speelt hierbij weer een grote rol. Als zij subsidies verstrekken zullen bedrijven eerder de keuze maken om over te stappen naar de Cradle to Cradle methode. Vandaar het verband tussen de factor milieuregelgeving en de factor kosten van implementatie. Ook is het voor bedrijven die volgens Cradle to Cradle willen gaan produceren belangrijk dat hun leveranciers meewerken. Er is namelijk veel informatie nodig van de toeleveranciers over hun producten en de materialen die ze gebruiken. Als deze materialen giftige stoffen bevatten kan het bedrijf niet Cradle to Cradle worden en moeten ze andere leveranciers zoeken of zorgen dat de leveranciers ook volgens het Cradle to Cradle principe te werk zullen gaan. Kostenbesparingen zullen vooral optreden door de kosten die bedrijven besparen in bijvoorbeeld het opnieuw kunnen gebruiken van afvalwater (bijvoorbeeld bij Ford) en het recyclen van oude producten (Herman Miller) (Braungart en Mcdonough, 2007). Doordat afvalwater gerecycled wordt levert dit ook minder negatieve gevolgen voor het milieu op. Ook doordat bedrijven met materialen werken die door de natuur kunnen worden opgenomen (Nike bijvoorbeeld) ontstaan er minder schadelijke gevolgen voor het milieu. De laatste factor is ontstaan uit mijn literatuuronderzoek, namelijk de verbetering van het imago van bedrijven waardoor er onder andere samenwerkingen met andere bedrijven kunnen ontstaan. Sinds 1990 zijn de prestaties van bedrijven op het gebied van milieu steeds belangrijker geworden voor de reputatie van bedrijven (Miles en Covin, 2000). Consumenten verwachten producten die van hoge kwaliteit zijn en voldoen aan de milieu criteria. Het is voor bedrijven van groot belang om hieraan mee te doen om hun concurrentiepositie te behouden en nieuwe concurrentie voordelen te behalen. Stakeholders zoals leveranciers, strategische partners en de overheid vinden het steeds belangrijker dat bedrijven waarmee ze samenwerken ook meedenken over het milieu (Miles en Covin, 2000). Ook kan het imago van het ene bedrijf positief werken op een ander bedrijf. Zo is het bedrijf Knoop Eco Printing in
11
aanraking gekomen met Cradle to Cradle via een ander bedrijf, namelijk Herman Miller, een bedrijf wat bekend staat om zijn Cradle to Cradle toepassingen. Het model wat hier onder weergegeven wordt is vooral van toepassing op bedrijven die te maken hebben met het gebruik van giftige stoffen en stoffen die schadelijk zijn voor het milieu en de gezondheid van de mens. Er zijn miljoenen bedrijven op de wereld waarbij dit het geval is, dus Cradle to Cradle kan op vele bedrijven van toepassing zijn.
Milieu regelgeving
Toeleveranciers
Minder afval(water) Implementatie Cradle to Cradle
Kosten van implementatie
Kosten besparing Imago verbetering
3. Implementatie van Cradle to Cradle
Om te onderzoeken of de milieuregelgeving, toeleveranciers en de kosten van implementatie inderdaad van invloed zijn op de implementatie van Cradle to Cradle is er een literatuurstudie gedaan. Eerst wordt er gekeken naar het buitenland, hoe is de implementatie van Cradle to Cradle daar verlopen en welke bedrijven zijn met deze methode bezig? Daarna wordt er gekeken naar de implementatie van Cradle to Cradle in Nederland. Welke bedrijven in Nederland houden zich bezig met dit principe en in welke mate helpt de Nederlandse overheid daarin mee? Omdat er nog weinig bekend is over de uitkomsten van Cradle to Cradle (minder afval, kosten besparingen en imago verbetering) wordt er in hoofdstuk vier een case studie gedaan om onder andere meer informatie te krijgen over deze factoren. Deze case studie gaat over de Floriade die in 1012 in Venlo wordt gehouden. Er is een interview gehouden met degene die verantwoordelijk is voor het idee om de Floriade volgens Cradle to Cradle te gaan ontwikkelen. Het doel van deze case studie is om meer te weten te komen over de factoren waar Cradle to Cradle volgens Braungart & Mcdonough verantwoordelijk voor is.
12
3.1 Hoe is de implementatie verlopen van Cradle to Cradle in het buitenland?
Als het om duurzaamheid gaat zijn de culturele verschillen tussen de VS en Europa groot. In Europa is het milieubewustzijn al verder doorgedrongen. Er wordt al een tijd gesproken over consuminderen en minimaliseren terwijl in de VS het consumeren doorgaat alsof er niks aan de hand is (Braungart & Mcdonough, 2007). Dit is ook een van de redenen waarom in Nederland veel aanhang te vinden is voor de filosofie van de twee professoren.
3.1 Welke bedrijven in Amerika hebben Cradle to Cradle ingevoerd?
In Amerika is Cradle to Cradle al toegepast bij meerdere grote bedrijven. Een voorbeeld hiervan is Ford. Ford heeft samengewerkt met Braungart & Mcdonough bij het ontwikkelen van een nieuw productiepand. Hierbij stond voorop dat elke innovatie de winst ten goede moest komen. Een voorbeeld van een Cradle to Cradle toepassing in het bedrijf; het nieuwe fabrieksgebouw heeft een dak dat 5 cm regenwater kan opvangen en een parkeerplaats die ook water kan opnemen en opslaan. Het water druppelt vervolgens in een aangelegd moeras om te worden gezuiverd door de organismen die daar leven. Vanuit het moeras loopt het water door drassige lagen en mondt het helder en schoon uit in de rivier. Zo kan er weer schoon water worden gebruikt voor de productieprocessen. Deze eco-effectieve benadering is goed voor het milieu en bespaart het bedrijf veel geld, volgens een van de schattingen wel 35 miljoen dollar (Braungart & Mcdonough, 2007). Ford heeft ook een volledig afbreekbaar en herbruikbaar product ontworpen; de Ford model U. Het model is nog een concept-auto, maar Ford ziet in deze auto de start van een revolutie waarbij de autofabrikant een auto ontwikkelt die volledig te recyclen is. De aandrijving van de auto wordt verzorgd door een verbrandingsmotor die op waterstof loopt. De auto stoot 99% minder CO2 uit dan de auto’s die nu op de weg rijden. Veel onderdelen van de auto zijn samengesteld uit biomaterialen. Het is nog niet bekend wanneer Ford de Model U in productie neemt (vpro.nl). Ook Nike is bezig met het ontwikkelen van een schoen volgens het Cradle to Cradle protocol. Dit is de Nike Considered, deze schoen is tot de laatste vezel onschadelijk voor het milieu en in zijn geheel herbruikbaar. Ook het Europese hoofdkantoor van Nike in Hilversum is ontwikkeld door Mcdonough (molblog.nl). In China is er ook belangstelling ontstaan voor Cradle to Cradle door het boek van Braungart en Mcdonough (2007). Mcdonough en een team van Chinese en Amerikanen hebben de opdracht gekregen om de Chinese stad Huangbaiy te veranderen in een milieubewuste omgeving. Voor het bouwen van huizen gebruiken ze gifvrije stoffen of 13
volledig recyclebare materialen. Zonnepanelen op de daken zorgen voor elektriciteit en warm water (newsweek.com). Een industrie waar veel geïnnoveerd wordt op het gebied van Cradle to Cradle is de tapijtindustrie. Zowel bij Amerikaanse als Nederlandse tapijtbedrijven is het begrip Cradle to Cradle populair. Dit is mede door de ontdekking dat er giftige stoffen vrij komen bij de slijting van tapijt (Larson, 2008). Shaw industries is een tapijtbedrijf dat in 1999 een materiaal ontwierp dat EcoWorx heet. Dit materiaal is volledig recyclebaar en vrij van PVC (Larson, 2008). Vooral door middel van goede samenwerking met leveranciers kon Shaw tapijt ontwikkelen dat niet alleen recyclebaar was, maar ook zorgde voor minder kosten. Door een 40% reductie in het gewicht van het eindproduct werden er kosten bespaard op het gebied van productie, transport en hantering (Larson, 2008). Ook was er minder productieafval. Een ander voordeel van de nieuwe manier van produceren was dat er sprake was van upcycling: wanneer een gebruikte tapijttegel opnieuw werd gebruikt was er geen kwaliteitsverlies. En dit met dezelfde of zelfs minder kosten (Larson, 2008). Shaw had dus niet alleen een goede concurrentiepositie opgebouwd door de reductie in kosten, maar ook voor een gezondere leefomgeving gezorgd voor de mensen die gebruik maken van het tapijt. Ook in de textiel industrie wordt er veel geïnnoveerd op het gebied van Cradle to Cradle. Zo ook bij het bedrijf Rohner Textiles. Dit bedrijf heeft met samenwerking van leveranciers, Mcdonough, Braungart, experts op het gebied van materiaal, R&D en groene architectuur een product ontwikkeld dat volledig gerecycled kon worden of door de natuur kon worden afgebroken (Larson en Liroff, 2008). Rohner had voordat ze dit product ontwikkelden hoge kosten die ze kwijt waren aan het transporteren van hun chemisch afval naar Spanje. Door de ontwikkeling van het nieuwe materiaal vervielen deze kosten. Het bleek zelfs uit onderzoek dat het water wat na gebruik uit de fabriek kwam schoner was dan het water wat de fabriek in ging. Rohner bespaarde door de nieuwe ontwikkeling productiekosten omdat ze geen chemicaliën meer hoefden te filteren en uiteindelijk steeg hun output met 30% (Larson en Liroff, 2008). Als laatste een voorbeeld van Unilever. Mcdonough & Braungart hebben een ijsverpakking ontwikkeld die, eenmaal ontdooit, helemaal wordt omgezet in vloeistof. Bovendien bevat de verpakking zaden van zeldzame planten. Zo creëert afval nieuw leven (molblog.nl). Er is geen blauwdruk van Cradle to Cradle en de methode laat zich niet vangen in een aantal regels of stappen. Daarom moet elke specifieke situatie (bedrijf, organisatie of proces)
14
op een andere manier worden aangepakt. Dit is ook waarom veel grote Cradle to Cradle projecten begeleid zijn door Braungart en Mcdonough (van der Werf, 2009). Zoals blijkt uit het voorbeeld van Rohner en Shaw denkt de Amerikaanse overheid samen met bedrijven na over mogelijkheden die er zijn om milieubewuster te produceren. In bijvoorbeeld de Amerikaanse tapijtindustrie zijn er nieuwe regels opgesteld wat betreft milieu waar de grote tapijt producenten zich aan moeten houden. De overheid heeft milieuwetten aangescherpt en ‘green building’ criteria opgesteld. In 2002 hebben tapijtfabrikanten samen met de overheid en andere commerciële en niet-commerciële organisaties getekend voor het ‘National Carpet Recycling Agreement’. In dit 10-jarige schema stond onder andere een plan om het tapijtafval te verminderen met 40% (Larson, 2008). In 2002 is ook de ‘Carpet America Recovery Effort’ (CARE) opgesteld. Dit is een samenwerkingsverband tussen de grote tapijtfabrikanten om het tapijtafval na consumptie te verzamelen, zodat er aan de National Carpet Recycling Agreement kan worden voldaan.
3.2 De implementatie van Cradle to Cradle in Nederland
Nederland is een land waar veel aanhang is voor de filosofie van Braungart & Mcdonough. Er zijn al verschillende bedrijven die zich bezig houden met Cradle to Cradle en ook verschillende gemeentes zijn zich aan het verdiepen in de visie. Daar komt volgens Mcdonough bij dat door hun eeuwenlange strijd tegen het water Nederlanders de relatie met de natuur meer begrijpen (Klaver en Wessels, 2009). Van Houtum Papier is een voorbeeld van een Nederlands bedrijf dat zich bezig houdt met Cradle to Cradle. Hun core business is het recyclen van papier (van der Werf, 2009). Van Houtum sloot in september 2007 een contract met het bedrijf van Braungart. Dit bedrijf begeleidde van Houtum met het ‘vercradelen’ van hun processen en producten. Het was belangrijk dat leveranciers zouden meewerken zodat er inzage kwam in het gebruik van de materialen en er samen op zoek kon worden gegaan naar alternatieven. Van Houtum is al goed op weg en ze zijn bijna zover dat ze een Cradle to Cradle certificering krijgen (van der Werf, 2009). Een ander voorbeeld van een Nederlands bedrijf dat zich bezig houdt met Cradle to Cradle is DSM. Dit bedrijf was al een tijdje bezig met eco-efficiency en hebben dit goed om kunnen zetten in Eco-effectiviteit. Ook DSM werkt nauw samen met EPEA. DSM is onder andere bezig met het maken van kunstof uit CO2 en ook is er een techniek ontwikkeld om van oud nylon weer nieuw nylon te maken (van der Werf, 2009). Een bedrijf wat alweer zijn tweede Cradle to Cradle certificering heeft ontvangen is Desso. Dit bedrijf ontwikkeld 15
duurzaam tapijt. 90% Van het fabrieksafval wordt gerecycled en al het verpakkingsmateriaal is 100% recyclebaar (desso.com, 2009). Ook Desso werkt samen met EPEA en zijn bezig met het scheiden van de biologische en technologische kringloop. Door deze samenwerking heeft Desso al twee tapijttegels op de markt gebracht die voldoen aan het Cradle to Cradle certificaat (Desso.com, 2009). Er zijn nog vele andere bedrijven die zich deels of helemaal in de Cradle to Cradle wereld hebben gestort, maar een bedrijf wat voor een belangrijke innovatie heeft gezorgd is Drukkerij Knoops. In 2008 heeft de drukkerij met EPEA een contract getekend en zijn aan het werk gegaan om Cradle to Cradle te worden. Knoop Eco Printing is een van de eerste drukkerijen die een natuurzuiver en transparant drukprocedé toepast. Het papier, inkt en de vloeistoffen zijn zo ontwikkeld dat ze herbruikbaar of biologisch afbreekbaar zijn (drukkerijknoops.nl, 2009). Dit bedrijf is bij Cradle to Cradle gekomen via Herman Miller, waar zij hun drukwerk aan leveren. Zo blijkt dat bedrijven hun leveranciers wel degelijk enthousiast kunnen maken. De gemeente Limburg is de voorloper van Cradle to Cradle in Nederland. Zij stimuleren bedrijven om over Cradle to Cradle na te denken. In 2007 konden bedrijven hun product en proces laten analyseren door EPEA, de organisatie van Braungart in Duitsland, en dit op de kosten van de Kamer van Koophandel Limburg (van der Werf, 2009). Ook in Almere wordt met het Cradle to Cradle principe gewerkt. De 60.000 nieuwe woningen die in 2030 gerealiseerd moeten worden, gaan volgens het Cradle to Cradle principe gebouwd worden (van der Werf, 2009). Mcdonough is gevraagd als architect en heeft zijn ‘Hanover en Chicago principles’ toegepast op Almere. In Venlo is het project Klavertje 4 opgestart. Dit project ontwikkeld onder andere glastuinbouwgebieden en een groen bedrijvenpark. In dit groene bedrijvenpark zal in 2012 de Floriade plaatsvinden (zie case studie). Mcdonough houdt zich nauw bezig met de ontwikkeling van Klavertje 4. Het groen in dit gebied zuivert het vuile water uit de gebouwen, waarna het opnieuw wordt ingezet als productiewater. Het gebied wordt voorzien van energie dat afkomstig is van onder meer windmolens. Er wordt ook gebruik gemaakt van een centrale vergistinginstallatie, deze zorgt door middel van het snij en groenafval uit de omliggende kassen, voor biogas (van der Werf, 2009). Naast bedrijven en gemeentes zijn er ook veel consultancy bedrijven zich gaan verdiepen in Cradle to Cradle. Dit zijn consultancybedrijven zoals IMSA, Tebodin Consultants & Engineers, Search, Beco, Builddesk, DHV en Royal Haskoning. Deze bedrijven hebben zich gespecialiseerd in Cradle to Cradle en kunnen advies geven over het principe aan bedrijven die geïnteresseerd zijn (van der Werf, 2009).
16
3.2.1 Werkt de Nederlandse milieuregelgeving mee bij het invoeren van Cradle to Cradle?
Marieke van der Werf (van der Werf, 2009) gaat in haar boek in op de rol die de overheid speelt bij de implementatie van Cradle to Cradle bij Nederlandse bedrijven. Zij is niet positief over de samenwerking met de overheid. Op zowel het ‘ruimte’ vlak voor pilots en experimenten als wel het financiële vlak is er weinig steun van de overheid. De subsidieregelingen in Nederland zijn zeer specifiek en hier wordt geen rekening gehouden met systeeminnovatie. Volgens van der Werf kan de overheid zich ook meer op het inkoopbeleid richten, maar in de documentaire van tegenlicht (afval is voedsel, 2007) geeft Jacqueline Cramer (minister van milieu) aan dat de overheid vanaf 2012 alleen nog maar producten gaat inkopen die milieubewust zijn. Dit betreft zowel potloden als snelwegen. Dus op dit gebied is de overheid zich wel degelijk aan het aanpassen. Ook op de site van SenterNovem (senternovem.nl) staat dat de overheid bezig is met het stimuleren van Cradle to Cradle. Dit op het gebied van het inkoopbeleid (duurzaam inkopen), ketenaanpak en ruimtelijke ontwikkeling. Ook richt de overheid zich volgens deze site op het uitdragen van het belang van Cradle to Cradle bij onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven en consultancybureaus. Een voorbeeld van onvoldoende steun van de overheid is het bedrijf Van Houtum Papier. The Core Business (kerntaak) van dit bedrijf is het recyclen van papier. Op dit moment gaat veel oud papier vanuit Nederland naar Azië. Hierdoor is van Houtum gedwongen om het oud papier in Amerika te kopen. Als de Nederlandse overheid de lokale kringloop zou sluiten zou van Houtum hun oud papier gewoon in Nederland kunnen kopen (van der Werf, 2009). Dit scheelt uiteindelijk ook weer een hoop transport kosten. Er is nog een ander voorbeeld van een kromme regelgeving van de overheid. Het bedrijf Desso doet in tapijt productie. Zij willen heel graag oud tapijt uit gesloopte bedrijven hebben, maar een container met alleen oud tapijt genereert hoge verwerkingskosten voor de sloper. Als er dan wat beton of ander afval bij wordt gegooid, valt het afval onder de noemer ‘bouw- en sloopafval’ en is het voor de sloper goedkoper om af te voeren. Het is dus belangrijk dat de overheid zorgt dat de onvolkomenheden uit het systeem worden verbannen (van der Werf, 2009). Andere voorbeelden van kritiek zijn dat de overheid kennis zou moeten verzamelen over C2C en het toegankelijker moet maken en initiatieven op dit gebied moet ondersteunen in plaats van in de weg zitten. Ook moet de overheid (wetenschappelijk) onderzoek ondersteunen. En als de overheid wilt dat een ontwikkelaar duurzaam gaat bouwen moeten ze de meerkosten voor die ontwikkelaar op korte termijn compenseren (van der Werf, 2009). 17
Venlo is bezig met het project ‘Klavertje 4’ (vrom.nl, 2009). Aan de westzijde van Venlo zal er agro-industrieel en logistiek werklandschap ontstaan. In 2012 wordt hier de Floriade gehouden (hier in de case studie meer over). Hier zal het principe van Cradle to Cradle zoveel mogelijk worden toegepast. Er wordt een actieve samenwerking van overheid, bedrijfsleven, onderwijs en onderzoeksinstellingen verwacht. Op voorstel van minister Cramer van ruimte en milieu wordt door de ministerraad 22,9 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het project (vrom.nl, 2009).
4. Case studie: Implementatie Cradle to Cradle bij Floriade 2012
De Floriade is een wereldtuinbouwtentoonstelling die sinds 1960 eens in de tien jaar in Nederland wordt gehouden. Dit evenement duurt ongeveer een half jaar en door middel van samenwerking tussen de overheid en bedrijven moet de Floriade een belangrijk voorbeeld worden voor Cradle to Cradle in Nederland (Floriade.nl, 2009). De Floriade wordt gehouden in Greenpark. Dit is een onderdeel van het project Klavertje 4. Dit project heeft zijn naam te danken aan het knooppunt Zaanderheiken dat van bovenaf op een klavertje 4 lijkt (greenportvenlo.nl, 2009). Het project brengt verschillende lopende projecten samen en zorgt voor een betere samenhang tussen de projecten. Het gaat om de volgende projecten; ontwikkeling van glastuingebieden Californie en Siberië, uitbouw van bedrijventerrein TradePort Noord en Greenpark en de uitbreiding van ZON FreshPark Venlo (greenportvenlo.nl, 2009). De ministerraad stelt op voorstel van minister Cramer 22,9 miljoen euro beschikbaar voor dit project. Het project is bij elkaar begroot op 2 miljard euro (vpro.nl, 2009). De bijdrage uit het Nota Ruimtebudget maakt onder andere de aanleg van de verbindingsweg A73/A67 mogelijk waardoor de Floriade beter bereikbaar zal zijn (vrom.nl, 2009). Het project heeft vier doelstellingen voor nationaal niveau: versterking van het logistieke knooppunt Venlo en de realisatie van Greenport Venlo om zo de concurrentiepositie te verbeteren, de kwaliteit van het landschap verbeteren en herinrichting van het gebied, duurzaamheid en ruimte voor duurzame energie en als laatst een samenhangende ruimtelijke ontwikkeling om zo de economie en het landschap te verbeteren. Het project klavertje 4 houdt in dat er aan de westzijde van Venlo een agro-industrieel en logistiek werklandschap komt (vrom.nl, 2009). In 2012 zal hier de Floriade gehouden worden. Het principe van Cradle to Cradle zal hier zoveel mogelijk worden toegepast. Dit houdt in dat producten en productiemiddelen zoveel mogelijk worden afgebroken of hergebruikt. De Floriade heeft enkele principes opgesteld: “Our mission is to use our Cradle to Cradle 18
framework as an engine for innovation. Our Cradle to Cradle framework means: We are native to our place, our waste = food, sun is our income, our air, soil and water are healthy, we design enjoyment for al generations. Our goal is a delightfully, diverse, safe, healthy and just world, with clean air, water, soil and power – economically, equitably, ecologically and elegantly enjoyed” (floriade.nl, 2009).
4.1 Interview
Om meer informatie te verzamelen over de Floriade met betrekking tot Cradle to Cradle is er een interview gehouden met iemand van de kamer van koophandel van Limburg die tegelijk Cradle to Cradle aanjager/coördinator is van de gemeente Venlo. Hij heeft na het zien van de tegenlicht documentaire afval = voedsel gelijk contact opgenomen met Braungart en Mcdonough. Na wat gesprekken is er besloten om de Floriade volgens Cradle to Cradle te bouwen. Deze persoon is dus de initiatiefnemer van Cradle to Cradle in Venlo. Hij heeft de provincie zover gekregen om de hele Greenport Cradle to Cradle te maken. Braungart en Mcdonough hebben zich in het begin met de ontwikkeling bemoeid, maar houden nu zicht vanaf een afstand. Er zijn Nederlandse Cradle to Cradle adviesbureaus zoals Search en Builddesk die over de dagelijkse controle gaan. Het bedrijf Search is wel actief in Limburg, maar niet met de Floriade zelf. Search zegt dat het veel invloed kan uitoefenen onder andere naar de leveranciers toe. Om een gebouw C2C te laten zijn, moeten alle producten ook C2C zijn en ze mogen niet chemisch zijn en moeten het liefst uit de buurt komen. Daarnaast moet ergens vaststaan dat de kringloop ook daadwerkelijk rond is, dat dus bouwmaterialen ook écht weer in het productieproces worden opgenomen (of kunnen worden verbrand) op het moment van slopen. De macht van Search ligt dus vooral bij het eisen stellen naar leveranciers waardoor meer en meer leveranciers harder zullen moeten gaan lopen om de concurrentie bij te houden om duurzaam te zijn. Een kritiek punt bij Cradle to Cradle is dat de leveranciers van producten meewerken in plaats van tegenwerken. De leveranciers die met hun producten op de Floriade gaan staan moeten zich houden aan de inkoopvoorwaarden van de Floriade. Het conceptueel model laat ook duidelijk zien dat de leveranciers een belangrijke factor zijn bij de implementatie van Cradle to Cradle. Er is geen extra geld uitgetrokken om de Floriade Cradle to Cradle te bouwen, maar er is wel rijkssubsidie gekregen. Deze subsidie was al wel gegeven voordat er bekend was dat er volgens Cradle to Cradle gebouwd zal worden. Verder blijkt dat ook bij de Floriade de verschillende ministeries moeite hebben om subsidie te geven omdat het hele idee van Cradle 19
to Cradle niet binnen de bestaande modellen past. Dit is al eerder naar voren gekomen in hoofdstuk 2.5.1. De subsidieregelingen in Nederland zijn zeer specifiek en hier wordt geen rekening gehouden met systeeminnovatie. Ook dit komt naar voren in het conceptueel model, subsidies zijn belangrijk wanneer bedrijven Cradle to Cradle in overweging nemen. Dat Cradle to Cradle door veel mensen een hype wordt genoemd is volgens de geïnterviewde geen reden om ongerust te worden. Het maakt hem niet uit hoe het wordt genoemd, als het maar gebeurt. Dit is ook volgens Search een belangrijk punt: ‘eigenlijk maakt het niet uit hoe duurzaamheid wordt genoemd, als er maar over na wordt gedacht en het toegepast wordt’. Verder is het bij de implementatie van Cradle to Cradle ook belangrijk dat de werknemers achter het idee staan. De geïnterviewde merkt dat er best mensen met kritiek zijn, maar iedereen staat open voor het idee. Ook bij bedrijven als Desso is het voor de mensen moeilijk om opeens hun manier van doen te veranderen in een andere manier van doen, namelijk Cradle to Cradle. Een punt van kritiek op Cradle to Cradle is dat mensen zich afvragen hoe bedrijven hun producten weer terug krijgen nadat ze door de consument zijn gebruikt. Ook dit hoeft volgens de geïnterviewde niet zo’n groot probleem te zijn; “op dit moment brengt iedereen hun statiegeldflessen ook terug naar de supermarkt, dus dat hoeft niet zo ingewikkeld te zijn. Ook leasen mensen hun auto’s en dat kan ook met bijvoorbeeld tapijt of andere producten”. Wanneer ik het probleem opgooi dat veel bedrijven bang zijn voor de extra kosten die ze zullen maken als ze Cradle to Cradle invoeren zegt de geïnterviewde dat bedrijven wel weten dat ze geen extra kosten zullen maken, maar dat ze nog echt cradle to cradle moeten willen invullen. Volgens hem zijn de voordelen van Cradle to Cradle dat je door het terughalen van je producten uiteindelijk minder investeringen in grondstoffen hoeft te doen aangezien je ze van de consument terug krijgt en opnieuw kan gebruiken. Volgens de geïnterviewde moet er niet zo kort cyclisch meer worden gedacht, maar moet er meer naar de lange termijn worden gekeken door bedrijven. Ook door het kijken naar koerswinsten wordt er meer naar de korte termijn winst gekeken en niet naar de lange termijn. Ook dit is een punt waardoor de crisis nu opleeft volgens de geïnterviewde. De geïnterviewde denkt dat door het werken met Cradle to Cradle op de Floriade er meer mensen geïnteresseerd zullen raken in de Floriade, ook vanuit het buitenland. Cradle to Cradle is uiteindelijk dus goed voor het imago van de Floriade. Dit is ook wat uit het literatuur onderzoek naar voren is gekomen. Veel bedrijven, en dus ook de Floriade, krijgt een imago boost wanneer ze met Cradle to Cradle werken. 20
5. Discussie
Uit het onderzoek is gebleken dat het conceptueel model en zijn factoren duidelijk naar voren komt wanneer je te maken krijgt met het implementeren van Cradle to Cradle. Een van de belangrijkste factoren voor het implementeren van Cradle to Cradle is de leverancier. Wanneer de leverancier mee werkt met het Cradle to Cradle worden is er geen probleem voor het bedrijf. Alle materialen worden dan zo uitgekozen dat ze niet giftig zijn en voldoen aan het Cradle to Cradle protocol. Met deze producten kan het bedrijf verder produceren. Wanneer de toeleveranciers geen informatie vrij willen geven over hun materiaal ontstaat er een probleem voor de producent en kan hij met deze leverancier niet verder wanneer het bedrijf Cradle to Cradle wil worden. Het is dus erg belangrijk dat de leveranciers meegaan in het proces. Om deel uit te maken van de Floriade in 2012 moet er ook rekening worden gehouden met Cradle to Cradle, anders worden deze plekken vergeven aan andere producenten. Naast de samenwerking met de toeleveranciers is het ook belangrijk dat de overheid bedrijven stimuleert om Cradle to Cradle te
worden. Zodra zij subsidies geven zullen
bedrijven waarschijnlijk eerder overstappen naar de milieubewuste methode. Dit kan veel kosten schelen als wanneer ze het hele nieuwe productie proces zelf moeten financieren. Het willen invoeren van de Cradle to Cradle methode hangt dus af van de kosten die het met zich meebrengt en die kosten hangen weer af van de subsidie die de overheid geeft. Imago verbetering is uit de literatuurstudie naar voren gekomen als een belangrijke factor die ontstaat wanneer er volgens Cradle to Cradle geproduceerd gaat worden. Zowel Ford en Nike zijn al veel in het nieuws gekomen omdat ze volgens Cradle to Cradle zijn gaan produceren. Dit heeft een behoorlijke boost aan hun imago gegeven. Ook het bedrijf Herman Miller wordt steeds populairder omdat het stoelen maakt die volledig Cradle to Cradle zijn. Ook de Floriade krijgt waarschijnlijk meer bezoekers, vooral uit het buitenland, aangezien het bekender is geworden door het werken met Cradle to Cradle. Dat Cradle to Cradle zorgt voor minder afval en voor minder kosten is vooral naar voren gekomen bij de bedrijven Ford en Nike. Deze bedrijven hebben door het recyclen van hun afvalwater veel kosten bespaart. Op deze manier is het bedrijf en het milieu in het voordeel en wordt er dus een win-win situatie gecreëerd. Of dit bij de Floriade ook zal gebeuren moet in de toekomst nog blijken. Is Cradle to Cradle een term die nog jaren zal blijven bestaan of zal er over een paar jaar weer een andere term komen voor het recyclen van producten? Sommige bedrijven waren 21
in 1999 al Cradle to Cradle terwijl die term toen nog niet eens bestond. Er bestaan tegenwoordig organisaties en bedrijven die Cradle to Cradle zijn, maar houden ze deze term de komende jaren aan of zal deze term langzaam zijn betekenis verliezen? Toch door het Cradle to Cradle certificaat lijkt het er op dat de term wel behouden zal blijven, aangezien bedrijven dit certificaat hebben gekregen en die over een paar jaar als het goed is nog steeds hebben. Ook blijft er de grote vraag resten hoe bedrijven hun producten weer terug kunnen krijgen na gebruik? Er zijn verschillende bedrijven die zo ver zijn dat ze hun producten na gebruik kunnen upcyclen, maar daar hebben ze wel de gebruikte materialen voor nodig en hoe weet je dat mensen hun gebruikte materialen terug brengen naar de fabrikant? Volgens sommige is dit een moeilijk punt en een ander zegt weer dat mensen nu ook hun flessen terug brengen naar de winkel (hier zit wel statiegeld op), dus waarom zou dit een probleem moeten zijn voor andere producten?
6. Conclusie
In deze tijden van crisis staat duurzaamheid bij veel bedrijven op een laag pitje. Duurzaamheid is iets wat in deze moeilijke financiële tijden al snel aan de kant wordt gezet. Toch is het belangrijk voor het imago van bedrijven en de lange termijn winst dat ze duurzaamheid toch als een belangrijk agenda punt zien. Aangezien de vraag in de wereld aan het verschuiven is naar producten die geen giftige stoffen bevatten en energie efficiënt zijn is het belangrijk voor bedrijven om hier op in te spelen om aan deze vraag te voldoen. Het is duidelijk geworden dat de samenwerking met leveranciers van zeer belangrijke aard is. Als leveranciers geen duidelijkheid willen geven over hun producten en de materialen die ze gebruiken wordt het zeer moeilijk om volgens de Cradle to Cradle methode te werk te gaan. Ook moeten consumenten een gedragsverandering doorgaan, ze moeten bereid zijn om soms meer te betalen voor milieubewuste producten. Nog een belangrijk punt is dat werknemers meewerken. Vaak treed er hoge weerstand op wanneer de manier van werken veranderd wordt. Het is de laatste tijd duidelijk geworden dat andere methoden zoals de levenscyclusanalyse en recycling niet meer zorgen voor het juiste resultaat, namelijk het totaal elimineren van afval. Mede hierdoor is er ruimte gecreëerd voor andere methoden die hier wel rekening mee houden zoals Cradle to Cradle. Uit de voorbeelden die zijn gegeven van bedrijven die met Cradle to Cradle bezig zijn, blijkt dat er wel degelijk kosten bespaard 22
kunnen worden en dat innovatie op het gebied van sustainability, en in dit geval Cradle to Cradle, niet perse meer geld hoeft te kosten. Uit een paar voorbeelden in dit artikel blijkt dat er vaak kosten worden bespaard. Als dit duidelijk naar voren wordt gebracht zal dit ook een reden zijn voor andere bedrijven om Cradle to Cradle te gaan invoeren en zich milieubewuster te gaan opstellen. Er zijn bedrijven die wel willen, maar de hoge kosten die zij denken te zullen oplopen houden ze tegen. Het is dus belangrijk dat bedrijven gaan inzien dat er een positieve associatie kan ontstaan wanneer ze hun producten Cradle to Cradle maken. Ook is uit de voorbeelden duidelijk geworden dat bedrijven die zich bezig houden met Cradle to Cradle nog lang niet hun hele bedrijf Cradle to Cradle hebben gemaakt. Zij hebben bijvoorbeeld hun producten wel aangepast, maar hun bedrijfspand nog niet. Of ze hebben hun bedrijfspand aangepast, maar hun producten nog niet. Toch is het al een stap in de goede richting dat deze bedrijven zich bezig houden met het milieu. Het is belangrijk dat de overheid milieuwetten opstelt zodat bedrijven wel moeten innoveren op het gebied van milieubewustzijn. Hierdoor zijn bedrijven verplicht om na te gaan denken over het milieubewust maken van hun productie processen en zullen ze verplicht zijn om te gaan innoveren. Door deze innovatie kunnen ze weer concurrentievoordelen behalen (Porter & van der Linde, 1995). Het antwoord op de hoofdvraag of Cradle to Cradle alleen ideaalbeeld is of dat het daadwerkelijk een goed uitvoerbare strategie is wordt langzaam duidelijker: het is een strategie die door meerdere bedrijven heel serieus wordt genomen en die ook werkt. Uiteraard is Cradle to Cradle ook een ideaalbeeld en het zou ongelofelijk mooi zijn als de hele wereld zo zou kunnen gaan produceren, maar dit is een droom die waarschijnlijk nooit werkelijkheid zou worden. Hoe meer bedrijven dit ideaalbeeld omzetten in een duurzame strategie, hoe beter dit is voor het milieu. Er is iets onbruikbaars gebeurd in de tapijtindustrie wat je in andere ‘niet duurzame’ industrieën niet snel tegen zou komen. De concurrentieslag op het gebied van sustainability werkt toch net wat anders dan op andere gebieden. Het bedrijf Rohner (zie 2.4.1.) heeft een paar jaar na de ontwikkeling van hun Cradle to Cradle product hun concurrentievoordeel vrijgegeven aan andere textiel fabrikanten. Volgens het bedrijf zou het niet echt groen denken zijn als ze hun informatie geheim zouden houden (Larson en Liroff, 2008). Dit is een kwestie die de ene persoon belachelijk zou vinden en de ander fantastisch. Toch is het een doorbraak voor de tapijtindustrie en vooral voor het milieu. Als er meer bedrijven hun innovaties op het gebied van milieubewust produceren zouden vrijgeven zou dit al weer een stuk de goede richting op zijn. 23
In de toekomst kan er nog veel onderzocht worden met betrekking tot Cradle to Cradle. Vooral omdat het begrip nu pas echt betekenis krijgt. Het is belangrijk dat er case studies gedaan worden naar bedrijven waar Cradle to Cradle is ingevoerd en te kijken naar de kostenbesparingen en andere voordelen die de bedrijven behalen. Uiteraard moet ook gekeken worden naar de eventuele nadelen. Er is geen blauwdruk van Cradle to Cradle en de methode laat zich niet vangen in een aantal regels of stappen. Daarom moet elke specifieke situatie (bedrijf, organisatie of proces) op een andere manier worden aangepakt. Het is voor managers dus belangrijk dat zij advies vragen bij een van de adviesbureaus die zich bezig houden met Cradle to Cradle. Zomaar de strategie van een ander bedrijf kopiëren is, net zo als bij productieprocessen die niks met Cradle to Cradle te maken hebben, bijna onmogelijk en niet zinvol.
Bibliografie • Alston, K. (2008). Cradle to Cradle design initiatives: Lessons and Oppurtunities for Prevention through Design (PtD). Journal of safety research, vol. 39, 135-136. • Braungart, M. (2009). Green Chemistry: Cradle-to-Cradle System Gains Momentum, Chemical Week, February 2/9, 17-21. • Braungart, M., & Mcdonough, W. (2007). Cradle to Cradle, Search Knowledge B.V., Heeswijk. • Braungart, M., Mcdonough, W., Bollinger, A. (2007). Cradle to Cradle Design: Creating healthy emissions – A Strategy for eco-effective product and system design, Journal of Cleaner Production, Vol. 15, 1337-1348. • Curran, M. A. (1993). Broad-based Environmental Life Cycle Assesment, Environmental Scientific Technologies, Vol. 27, Nr. 3, 430-436. • Gerritsen, S. (1998). Schrijfgids voor economen, coutinho, Bussum. • Hattum, R., van, (2007). Tegenlicht documantaire: afval is voedsel, 26 november 2007. • Huecker, S. (2007). Cradle to Cradle: Incorporating Nature’s Plan, E-Magazine, January/February, 35. • Farrell, M., Jones, D.L. (2009). Critical Evaluation of municipal solid waste composting and potential compost markets, Bioresource Technology, Vol. 100, 43014310. • Klaver, G., Wessels, P. (2009). Duurzaam; niet perse duur, PropertyNl Magazine, Nr. 10, 15-21. • Larson, A. (2008). Shaw Industries: Ecoworx and Cradle to Cradle Innovation in Carpet Tile, University of Virginia Darden School Foundation, Darden Case No. UVA-ENT-0095, SSRN Electronic Library. • Larson, A., Liroff, R. (2008). Rohner Textiles: Cradle to Cradle Innovation and Sustainability, University of Virginia Darden School Foundation, Darden Case No. UVA-ENT-0085, SSRN Electonic Library. • Martens, P., Amelung, B. (2007). C2C: van Hype naar Hype? http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/artikelen/37971772/ 24
• Miles, Morgan P., Covin, Jeffrey G. (2000). Environmental Marketing: A Source of Reputational, Competitive and Financial Advantage, Journal of Business Ethics, Vol. 23, 299-311. • Porter, Michael E., & Linde, van der Claas. (1995) Toward a New Conception of the Environment-Competitiveness Relationship, Journal of Economic Perspectives, Vol. 9, Nr. 4, 97-118. • Rugman, Alan, M., & Verbeke, Alain. (1998). Corporate strategies and environmental regulations: An Organizing Framework, Strategic Management Journal, Vol. 19, 363375. • Saunders, M., Thornhill, A., Lewis, P. (2007). Research Methods for Business Students. Harlow: Pearson Education Limited. • Search BV (2009). Brochure Duurzaam Bouwen. • Shrivastava, P. (1995). The Role of Corporations in Achieving Ecological Sustainability, Academy of Management Review, Vol. 20, Nr. 4, 936-960. • Waddock, Sandra A. and Samuel B. Graves: 1997, ‘The Corporate Social Performance-Financial Performance Link’, Strategic Management Journal, Vol. 18 Nr. 4, 303–319. • Werf, van der Marieke. (2009). Cradle to Cradle in bedrijf, Scriptum, Nederland. Internet • • • • • • • • • • • • • • •
C2ccertified.com (2009). http://www.c2ccertified.com/ Cradletocradle.nl (2009). http://www.cradletocradle.nl/home/322_certificering.htm Desso.com (2009). http://www.desso.com/Cradle_to_Cradle_NL. Desso.com (2009). http://www.desso.com/CO_Desso_lanceert_tweede_Cradle_to_Cradle_tapijttegel_NL. html, 4 mei 2009. Drukkerijknoops.nl (2009). http://www.drukkerijknoops.nl/index.php?pagina=cradle_to_cradle Epea.com (2009) http://www.epea.com/english/cradle_methodology/nutrientcycles.htm Floriade.nl (2009). http://www.floriade.nl/nl-NL/Organisatie/Floriade-VenloPrinciples.aspx Greenportvenlo.nl (2009). http://www.greenportvenlo.nl/klavertje-4/projecten/ Mbdc.com (2009). http://www.mbdc.com/c2c_mbdp.htm. Molblog.nl (2009). http://www.molblog.nl/bericht/Unilever-Nike-en-Ford-alsvoorlopers-in-ecologie/, 3 oktober 2006. Newsweek.com (2009). http://www.newsweek.com/id/104598, 26 september, 2005. Senternovem.nl (2009). http://www.senternovem.nl/cradle-tocradle/initiatieven_vanuit_de_overheid/index.asp, 1 januari 2009. Vpro.nl (2009). http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/30458986/items/30462746/, 2 oktober 2006. Vrom.nl (2009). http://project.vrom.nl/project.asp?code_prjt=10763&code_prgm=32, 9 mei 2008. Wikipedia.com (2009). http://en.wikipedia.org/wiki/Cradle-to-grave_analysis#Cradleto-grave
25
Bijlagen
1. Figuur 1 (Bron: Search BV, 2009)
26
2. Figuur 2 (Bron Epea.com)
3. Figuur 3 (Bron Epea.com)
4. Interview
Interview vragen: 1. Hoe bent u in aanraking gekomen met Cradle to Cradle/ Wanneer het eerst wat van gehoord? Klopt het dat u het idee naar Limburg heeft gebracht? a. Was u gelijk enthousiast of eerst sceptisch? b. Braungart of Mcdonough ontmoet? i. In welke mate helpen Mcdonough en Braungart bij dit project? 1. Mee geholpen plannen ontwikkelen? 2. Wie heeft uiteindelijk beslist dat er in Limburg met Cradle to Cradle gewerkt moet worden? a. Heeft u de mensen gelijk kunnen overtuigen? 3. Wat is precies uw taak met betrekking tot de invoering van Cradle to Cradle in Limburg? a. En wat met betrekking tot de Floriade?
27
4. In hoeverre werkt de overheid mee aan de implementatie van Cradle to Cradle bij jullie projecten? a. In hoeverre steunt de gemeente Venlo het project? b. Subsidie? c. Botsing met milieu wet regelgeving? Moeite met vergunningen? 5. Wat gaat er in Limburg precies gebeuren ten opzichte van Cradle to Cradle? a. En in floriade? i. Zijn het alleen de gebouwen? ii. Of ook leveranciers? 1. Zijn er problemen ontstaan bij het uitzoeken van geschikte leveranciers? 2. In hoeverre werken de leveranciers mee aan Cradle to Cradle?
iii. Werkt iedereen in de organisatie mee of is er veel opstand geweest? 1. In de toekomst verwacht u dat de werknemers positiever zijn en dat ze harder gaan werken? (voorbeeld herman miller, minder absentie, productiever) iv. Is Cradle to Cradle belangrijk voor het imago van de Floriade? 1. Zullen er meer mensen op de floriade afkomen door de introductie van Cradle to Cradle? v. Heeft u het gevoel dat er veel meerkosten zijn omdat er volgens Cradle to Cradle wordt gewerkt? 1. Of worden deze kosten uiteindelijk terugverdiend? vi. Uiteindelijke voordelen van Cradle to Cradle? 1. Minder afval? 2. Energie opwekken met natuurlijke hulpbronnen? 6. Wat gebeurd er met de Cradle to Cradle projecten als de Floriade afgelopen is? 7. Waarom is er in Nederland zoveel aanhang voor Cradle to Cradle denkt u? 8. Denkt u dat het alleen een hype is of dat Cradle to Cradle toekomst heeft?
28