Courage Embrunman 2013: avonturentocht door de Franse Alpen Op 15 augustus deed ik mee aan een van de zwaarste hele triathlons ter wereld, de Embrunman in het Franse alpenstadje Embrun. Mijn 30ste hele triathlon werd er een met ups en downs. door Gerard TvS Dit verhaal begint op 18 juni 2012, toen ik de ochtend na Ironman Regensburg in een Duitse hotel aan het ontbijt zat met mijn coach/begeleider/tri-maatje Arnold Koers. De wedstrijd was niet gegaan zoals ik het me had voorgesteld. Wat zich het hele seizoen al aankondigde was een dag eerder keihard duidelijk geworden: ik had in vorm moeten zijn, maar was het niet. Mijn doel, ironmankwalificatie, had ik dan ook niet verwezenlijkt. Het was op dat cruciale moment dat Arnold me vertelde dat hij graag nog 1 hele zou willen doen, z’n 15e, de Embrunman, in augustus 2013. Eerdere voorstellen om samen naar Embrun te gaan had ik altijd afgeslagen: ik ben geen klimmer en al helemaal geen daler. Het is niet mijn wedstrijd. Maar ditmaal was ik labiel genoeg om ja te zeggen. De afspraak stond, een woord een woord, een man een man. Ai. Eerst de training. Na mijn mislukte ironman en 26 jaar self-coaching besloot ik het roer om te gooien. Ik zocht contact met Frank Heldoorn en voor ik het wist maakte ik deel uit van zijn stal en trainde ik op een heus schema. Met resultaat: in het naseizoen sleepte ik twee derde plekken bij de H50 uit het vuur, in Almere (halve) en Assen (NK wintertriathlon). Embrun was nog ver weg, maar de weg er naar toe begon zich af te tekenen. Alleen het thuisfront stond niet te juichen over mijn wedstrijdkeuze. Op vakantie met een triatleet die een grote wedstrijd voor de boeg heeft is geen pretje. Hij is er niet echt bij, wil de hele tijd trainen, of rusten, is in gedachten mijlenver weg. Aan stedentrips en eindeloos museumbezoek heeft hij even geen zin: te belastend. Al snel werd er derhalve een knoop doorgehakt: de triatleet zou in zijn vakantie een paar weken als een prof gaan leven, terwijl de rest van de familie zich zonder hem zou gaan vermaken in verschillende boeiende Midden-Europese steden. Uitstekend. 22 juli was het zover: Vakantie. Frank’s schema’s werden steeds uitdagender en overschreden de 20 uur per week grens. Het trainen ging goed en de vorm groeide. Op 2 augustus vertrokken mijn vrouw en dochters naar Weimar, met verdere stops in Wenen en Praag. Maar… Een dag eerder was ik door de huisarts naar de afdeling Dermatologie van het UMCG doorverwezen naar aanleiding van een vreemde moedervlek in mijn nek. De dermatoloog in opleiding riep meteen zijn supervisor erbij en de gezichten stonden op serieus toen ze me vertelden dat er een ‘ugly duck’ in mijn nek was aangetroffen, een moedervlek die er verdacht uitzag en sowieso niet thuishoorde op die plek. Conclusie: het ding moest z.s.m. verwijderd worden. Daarna zou verder onderzoek uit moeten wijzen of er sprake was van iets kwaadaardigs, of niet. Ik mocht twee dagen later al terugkomen. “Mag ik wel zwemmen met hechtingen”, voeg ik. Dat mocht niet, maar toen ik vertelde dat ik een week later een
hele triathlon zou gaan doen meende de arts dat het infectiegevaar tegen die tijd wel geweken zou zijn. Hij zou een extra hechting aanbrengen voor alle zekerheid. Enfin, op donderdag 8 augustus heb ik eerst 3 uur gefietst op de Tacx en vervolgens ben ik naar het ziekenhuis gereden voor de ingreep. Een half uur later stond ik alweer op straat en drie dagen later was ik op weg naar Frankrijk met 8 hechtingen in m’n nek en een donker wolkje boven m’n hoofd. De naderende wedstrijd was ineens een welkome afleiding. De reis naar Frankrijk ging per luxe camper, een 9 meter lang gevaarte geleend van de zus van Arnold. Ideaal . Toen we op maandagmorgen camping Les Deux Grillons opreden hoefden we alleen nog maar een plekje te zoeken, de luifel uit te rollen en de stoeltjes buiten te zetten. In de namiddag fietsten we de laatste klim van het fietsparcours, een akelig steile kuitenbijter die je na 171 wedstrijdkilometers voor de kiezen krijgt. Gelukkig beschikte ik over het juiste materiaal: een ultralichte Stevens Comet met compact crankstel, en een 28 achter. Dit fantastische fietsje had ik mogen lenen van mister Cycle Trend Florian Schmidt himself. Bij deze hiervoor nogmaals mijn dank Florian! 34-28 is niet te licht. De rest van de week was het licht trainen, uitrusten, eten en de wedstrijdspanning langzaam in onze lijven laten stromen. Op de woensdag voor het eerst sinds de ingreep even gezwommen, gelukkig probleemloos. Al met al was ik er klaar voor. Het moest maar gebeuren. De volgende ochtend liepen we in het duister van de camping naar de start. Rustig opwarmen. In het parc ferme zochten we onze fietsen op en konden we kennismaken en bijkletsen met de overige Nederlandse deelnemers die door de organisatie bij elkaar waren gezet. Heel attent. Een toen was het ineens bijna 06.00 uur, dus wetsuit aan, badmuts op, speciale pleister op de wond en plaatsnemen in een lange, lange, lange rij wachtende triatleten. Toen die in beweging kwam liet ik me meevoeren. Ja, het was druk en donker en het strand was smal, maar ik hoefde alleen maar het water in te lopen en te zwemmen, dan zou het wel goedkomen. Maar het liep anders. De zwemstart was gekkenwerk. Ik kwam terecht in een worstelende mensenmassa en raakte een beetje in paniek. De eerste paar honderd meter heb ik gezwommen voor m’n leven, hyperventilerend, happend naar adem, schoolslag met borstcrawl afwisselend, zoekend naar een beetje ruimte en denkend aan opgeven. Gelukkig werd de drukte minder na het passeren van een boei. Ik zag ineens vrij water voor me en kon ik weer ademen. Dat ik helemaal uit koers was kon me niets schelen en ik voegde pas weer in toen ik naast me een kanovaarder ‘a droite’ hoorde roepen. De rest van het zwemmen ging goddank goed en ik was niet eens teleurgesteld toen ik mijn zwermtijd zag. Ik was immers nog in koers.
Het fietsparcours van de Embrunman ↑is m.i. zwaarder dan dat van de Norseman. Daar kon ik tenminste eerst 20 km. warm worden (in 2007 toen ik meedeed in Noorwegen was het zwemmen 20 km. richting zee verplaatst i.v.m. het koude water, het fietsen was daarom 200 km.), maar hier begon de eerste klim meteen na het verlaten van het parc ferme. Je kunt van alles en nog wat schrijven over de zwaarte van het Embrunman fietsparcours, maar 1 woord volstaat: genadeloos. 188 kilometer met 5000 hoogtemeters, dat zegt genoeg. Ik prees mezelf gelukkig met mijn 34-28. Enfin, fietsend, klimmend, dalend, remmend, auto’s omzeilend, drinkend, etend en af en toe de berm in voor een plasje, zo rijg je de kilometers aaneen zodat je na een uur of 6 aan de tweede wissel mag gaan denken. Nog zeker een uur fietsen, maar het was te overzien. Ik had alleen geen idee hoe ik het deed of waar ik in de wedstrijd zat. Het enige waar ik op lette was mijn hartslag die ik binnen de door Frank gestelde grenzen probeerde te houden. Eerste klim hoog 3 (127-137)/laag 4 (137-143), Izoard onderin 4, verder zoveel mogelijk in DT2 (111-127). Je fietst en fietst, het duurt uren. Elke lange triathlon kent ups en downs. In Embrun was ik door het hele gebeuren rond m’n nek kennelijk wat labieler dan gebruikelijk, want ik vond het moeilijk om gefocust te blijven en de negatieve gevoelens die er altijd zijn (wat doe ik hier, waarom doe ik dit?), uit te bannen. Er is afleiding - het landschap is natuurlijk adembenemend mooi - maar om eerlijk te zijn heb ik hier weinig aan gehad omdat ik al mijn energie en concentratie voor het fietsen nodig had (al is dat ook afleiding, lijkt me). Maar één ding is zeker: blijf trappen en de finish komt vanzelf. Opgelucht en met een redelijk goed gevoel stond ik na dik 8.30 uur wedstrijd weer in het parc ferme. Veel fietsen stonden daar niet geparkeerd, dus zo slecht was mijn prestatie kennelijk niet. Ik smeerde m’n nek en schouders overvloedig in met factor 30, zette mijn een dag eerder aangeschafte Sahara-pet op (met lange flap achter) en begon vol goede moed aan de marathon. Het lopen is altijd (relatief) mijn beste onderdeel geweest en in de training had ik veel zelfvertrouwen getankt, maar er waren slechts een paar honderd moeizame meters voor nodig om dat te veranderen.
Allemachtig, wat voelden mijn benen zwaar. Hoe kon het dat ik ineens geen energie meer had terwijl het enkele minuten eerder nog zo anders was geweest? Ik sleepte me voort en probeerde positief te denken. Misschien zou het straks beter gaan, nu alleen lopen, koelen en drinken – en een extra gel er tegenaan gooien. Na een kilometer of 6 veerde ik even op toen ik camping La Veille Ferme passeerde, waar zich een heel contingent Nederlanders had verzameld die hun landgenoot luid toejuichten. Even later ging de weg nog steiler omhoog en klom ik richting Embrun zelf. Dit was het hoogste punt. Na enkele glooiende kilometers begon ik af te dalen en kwam het goede gevoel langzaam maar zeker terug.
Op het 14 kilometer punt pakte ik 3 gels aan van een Nederlandse campingbuurman. In totaal had ik er nu nog 5, genoeg voor de rest van de marathon. Eigenlijk ging het op dat moment best redelijk met mij en mijn zelfvertrouwen groeide. Het laatste stuk van het loopparcours is heen en weer. Ik liep langs het meer terug naar de start/finish en ging m’n tweede ronde in. En verdraaid, opnieuw werd ik in de eerste kilometers getroffen door een inzinking van hier tot Langetabbetje. Dezelfde lamlendigheid als twee uur eerder, dezelfde negatieve gevoelens, dezelfde worsteling, dezelfde opleving bij La Vielle Ferme en – gelukkig – enige vorm van herstel na mijn passage van het hoogste punt. Nu pas zag ik in wat voor een slagveld ik terecht was gekomen. Overal werd gewandeld, bij elke verzorgingspost stonden mensen bij te komen en uitgeput iets te drinken of te eten, de ambulancesirene klonk voortdurend. Dan deed ik het verhoudingsgewijs niet eens zo heel slecht (echt positief denken was moeilijk op dat moment). Ik stopte alleen bij de verzorgingsposten, maar verder kon ik blijven lopen. Na een kilometer of 37 begon ik zelfs helemaal op te leven. Ineens kwam ik op stoom en leek het weer ergens op. Dat is natuurlijk ook het verhaal van een overlevingstocht als de Embrunman. Het ene moment voel je je super, het volgende ben je een wrak, dan weer wil je uitstappen, even later is het genieten. Het hoort er allemaal bij.
Opgetogen liep ik na 12.47 minuten wedstrijd over de finish. 17 minuten langzamer dan gepland, maar ik kon ermee leven. M’n 30ste hele was binnen. Ik kan het niveau van mijn prestatie eigenlijk nog steeds niet goed inschatten. Maar kijk ik naar mijn klassering, 166ste overall, dan weet ik dat ik niet ontevreden mag zijn. Ik denk dat ik harder had kunnen lopen (ik kon immers op het laatst wel versnellen en had achteraf nauwelijks spierpijn), maar dat vergt een bepaalde mentale hardheid die ik op 15 augustus miste. Arnold kwam na 14.23 uur binnen. Een pr (hij had in 2000 en 2001 ook al meegedaan). Dus goed, zeker als je weet dat hij onderweg uitgebreid de tijd heeft genomen om foto’s te maken en whats appjes te sturen naar zijn achterban. Zijn prestatie krijgt sowieso meer reliëf als je weet dat hij eigenlijk vooral ultraloper is en het zwemmen volledig ongetraind doet. Maar dat schrikt hem niet af.
En nu? 30 hele triathlons. Dat is nogal wat. Tegelijkertijd is 30 niet meer dan een getal. Ik ben er trots op, maar heb er nooit speciaal naar gestreefd. Sterker nog, toen ik me door Arnold liet overhalen dacht ik dat Embrun m’n 29ste hele zou worden, omdat ik er eentje was vergeten. Ik heb hele triathlons gedaan omdat het voor de mooiste vorm van wedstrijdbeleving zorgt en me heel veel voldoening geeft. Toch heb ik besloten tot een jaar ‘sans’. Dat heeft overigens niets met het getal 30 te maken. Ik moet wel bekennen dat het meedoen aan hele triathlons me de laatste jaren ook steeds meer stress heeft opgeleverd. Stress hoort erbij, maar ik merk dat ik er minder goed tegen kan. Mijn besluit zal ook wel iets te maken hebben met die hele moedervlek affaire, die helaas nog steeds niet helemaal achter de rug is. Hoe dan ook, ik heb besloten het komend jaar het ultraloopwereldje te verkennen en dan met name ultra-trails. Ik ben wel weer zo dat daar dan een uitdaging aan verbonden moet worden. Zo zou ik heel graag een eens 100 miler trail run willen lopen, het liefst in Amerika, bijvoorbeeld de Leadville 100 Run in de Rocky Mountains of de Vermont 100 mile endurance run. Geen idee of het gaat lukken - in de wereld van de extreme duursport is het vaak moeilijker om heel aan de start te komen dan heel te finishen - maar een mens mag dromen, nietwaar? In ieder geval zal ik door dit streven de komende tijd weer vaker op de looptraining van GVAV triathlon te zien zijn…en blijf ik natuurlijk gebruik maken van de expertise van mijn inmiddels vertrouwde en vertrouwenwekkende coach.