Couperus bij de buren. Een onderzoek naar de uitgaven van het werk van Louis Couperus bij Duitse uitgevers tussen 1892 en 1973 R.K. Veen
Samenvatting van Couperus bij de buren door Ruud Veen In dit onderzoek naar de uitgevers en uitgaven van Couperus in Duitsland staat de vraag centraal hoe deze uitgaven in Duitsland tot stand zijn gekomen en werden geëxploiteerd.
In de inleiding wordt ingegaan op de aanleiding tot dit onderzoek. Er zijn immers al veel on-
derzoek rond Couperus gedaan door prominente onderzoekers. Dat onderzoek gaat echter voornamelijk over de inhoud van de Nederlandse werken. In onderzoek naar vertaald werk in Duitsland van werken van Couperus wordt nauwelijks aandacht besteed aan hoe de uitgevers deze werken exploiteerden en hoe de relaties tussen de verschillende actoren waren. In hoofdstuk een wordt bepleit het onderzoek in te bedden in de boekwetenschap en aan te sluiten bij de brede cultuurhistorische benadering binnen deze discipline. In dit onderzoek is gekozen voor de vertaalde werken van één auteur in één land. Gekeken is naar wie er betrokken waren bij het tot stand komen van de vertaling, de relatie met de oorspronkelijke auteur en zijn uitgever, de relatie met de vertaler of vertaalster en de uitgever van het vertaald werk. Daarbij is onderzocht hoe de uitgever het werk op de markt bracht, in welke edities en varianten.
Niet alleen in Duitsland werd Couperus vertaald maar ook in tien andere talen. Duitsland was
echter koploper met 23 titels, zijn eerste vertaling stamt al uit 1892. Een goede tweede waren de vertalingen in het Engels, in de overige talen waren dat maar enkele titels. De inleiding wordt afgesloten met een korte levensbeschrijving van Louis Couperus. In hoofdstuk twee wordt een schets gegeven van de boekenmarkt in Duitsland waar het politiek-economische klimaat een aanzienlijke invloed had op het culturele klimaat rond de eeuwwisseling en met name tussen de beide wereldoorlogen . De uitgever, als onderdeel van de cultuurindustrie, moest rekening houden met tal van ontwikkelingen in dit taalgebied. Mede door de industriële revolutie en de economische groei in de tweede helft van de 19e eeuw was er een cultureel klimaat ontstaan waar de belangstelling voor vertaalde literatuur kon toenemen. Tijdschriften en kranten hadden rubrieken waar over de literaire ontwikkelingen in het buitenland werd gerapporteerd. Er verschenen zelfs tijdschriften waar nagenoeg uitsluitend aan vertaalde literatuur aandacht werd besteed, met complete vertalingen in afleveringen. Een belangrijk deel werd later ook in boekvorm uitgegeven. Dit kon bij dezelfde uitgever van het tijdschrift zijn maar ook bij een andere uitgever. In dit culturele klimaat kreeg rond 1900 Couperus in Duitsland de kans om uitgegeven te worden. Couperus werd in Duitsland gezien als de belangrijkste vernieuwer van de Nederlandse literatuur. De belangstelling voor vertaalde literatuur was echter van korte duur, ook voor Couperus. Voor 1900 verschenen er vijf vertalingen, tussen 1900 en 1910 maar één. Opvallend is dat in de economisch moeilijke jaren tijdens en na de Eerste Wereldoorlog de belangstelling voor Couperus weer toenam, tussen 1916 en 1929 verschenen er zeventien vertalingen.
Omdat de context waarin de uitgevers opereerden van belang is wordt een schets gegeven van
de auteursrechtelijke aspecten die een rol spelen bij vertalingen. In de eerste periode konden vertalers zonder medewerking van de auteur vertalingen aan uitgevers aanbieden en waren uitgevers alleen aan de vertaler een vergoeding verschuldigd. Na 1912 kregen Nederlandse auteurs ook in Duitsland rechtsbescherming. Uitgevers konden zonder toestemming van de oorspronkelijke auteur geen nieuwe vertalingen meer uitbrengen. Doordat voor 1912 vertalers vrij waren verta-
1
Couper us bij de buren
lingen te maken kon het gebeuren dat van één titel, Extase nagenoeg gelijktijdig twee vertalingen verschenen bij verschillende uitgevers.
Net zoals in Nederland was ook het Duitse boekenvak sterk georganiseerd en was de handel in
boeken sterk gereguleerd. Zowel de manier van uitgeven als de handelspraktijken kwamen in beide landen overeen. Meestal kwamen gelijktijdig twee edities op de markt, ingenaaid en gebonden tegen een vaste verkoopprijs. In landen zoals Franrijk en Italië brachten uitgevers meestal alleen een ingenaaide editie op de markt, terwijl Engeland en Amerika vaak alleen een gebonden editie uitbrachten. De vertalers hebben een beslissende rol gespeeld in het succes van Couperus in Duitsland zoals blijkt uit hoofdstuk drie. Else Otten heeft 18 van de 23 titels die uitgegeven zijn, vertaald. Zij heeft een beslissende rol gespeeld in het succes van Couperus. Van de 18 vertalingen verscheen er één in de eerste periode rond 1900, de rest tussen 1916 en 1929. Zij investeerde in een auteur en nam risico’s door vertalingen te maken zonder dat er zekerheid was dat de vertaling ook werd uitgegeven. Dat Else Otten een zakelijke inslag had kan mede worden afgeleid uit het conflict met Herman Heijermans en de contracten met Duitse uitgevers. Toen Hijermans, tijdens ziekte van Else Otten, niet kon wachten en de vertaling door een ander liet maken, nam Otten wraak door zonder toestemming en vergoeding vertalingen van Heijermans te verkopen. 2
Daarnaast was Raché, die als eerste een vertaling van Couperus heeft gemaakt, belangrijk om-
dat hij regelmatig als journalist en redacteur aandacht aan Couperus en de Nederlandse literatuur besteedde. De overige vier vertaalsters wisten maar één vertaling uitgegeven te krijgen, allen in de periode rond 1900.
Else Otten kon van haar vertalingen leven, ze had in de goede jaren personeel in dienst om de
gedicteerde vertalingen uit te werken. Doordat er een contract is gevonden kan worden afgeleid dat zij goed aan Couperus heeft verdiend. Zij kocht deze vertaalrechten voor ƒ450,00 (M. 675,00) en ontving van de uitgever M. 7.000,00. Het contract werd in afgesloten in 1919, nog voor de start van de geldontwaarding. Na het overlijden Van Couperus heeft zij in 1925 nog een contract gesloten met Elisabeth Couperus voor Iskander. Voor deze rechten betaalde zij in verhouding aanzienlijk meer, namelijk ƒ1 800,00. Waarom zij zoveel meer betaalde dan gebruikelijk is niet te achterhalen, maar het kan zijn dat Else Otten het Elisabeth Couperus gunde omdat de weduwe het niet breed had. De betekenis van de betrokken uitgevers wordt in hoofdstuk vier besproken. Van de Nederlandse uitgevers is alleen Veen actief geweest om vertalingen te bevorderen. Veen, de belangrijkste uitgever van Couperus, heeft van de 47 zelfstandige titels er 30 uitgegeven, waarvan drie verkregen waren door overname van een andere uitgever. Door de matige verkoopresultaten was Veen op zeker moment niet meer bereid de hoge honoraria te betalen die Couperus vroeg en kwamen vanaf 1911 ook andere uitgevers in beeld. Na 1915 heeft Veen geen enkele nieuwe titel van Couperus meer uitgegeven. De belangrijkste andere uitgevers waren Van Holkema & Warendorf met vijf titels in de periode van 1911 tot 1925 en Nijgh & van Ditmar met zes titels in de periode van 1917 tot 1925. De overige zes titels zijn bij vier verschillende uitgevers verschenen. De geschiedenis en de betrokkenheid van de Nederlandse uitgevers met Couperus wordt kort beschreven.
Net zoals in Nederland waren rond 1900 de meeste Duitse uitgeverijen gemengde bedrijven,
Sa m e n vat t i n g
dat wil zeggen dat deze bedrijven zowel literatuur, wetenschappelijk werk en onderwijsuitgaven op de markt brachten. Ook hadden deze uitgeverijen veelal tijdschriften in hun fonds die aansloten bij de diverse specialisaties van de uitgeverij. Na 1900 worden er ook in literatuur gespecialiseerde uitgeverijen opgericht, waar Borngräber (1907), Müller (1903) en Rowohlt (1908) de bekendste van zijn die Couperus hebben uitgegeven. De oprichters van deze zogenaamde ‘Kulturverlegers’ hadden meestal nauwe banden met kunstenaarsgroepen. Bij de beschrijving van de Duitse uitgevers wordt ingegaan op het en waarom titels van Couperus naar andere uitgevers overgingen. De economische problemen in de twintiger jaren lagen aan deze wisselingen ten grondslag. Door geldgebrek moesten uitgevers fondsonderdelen verkopen waardoor er bij één titel in de loop van de tijd meer uitgevers betrokken waren. Een niet onbelangrijk fenomeen was het ontstaan van boekenclubs in de Weimarrepubliek. Drie titels van Couperus hebben een boekenclub als uitgever. Bij de 23 uitgebrachte vertalingen waren 18 uitgevers betrokken. Van zes vertalingen zijn herdrukken bij een andere uitgever verschenen en een restpartij is in een nieuwe jasje bij een boekenclub verschenen. De kern van het onderzoek is de autopsie van de boeken zelf. Dit onderzoek toont aan dat de vele bindvarianten die de Nederlandse uitgever van één druk van één titel in de loop van de jaren uitbrachten niet een typisch Nederlands fenomeen was. Ook Duitse uitgevers brachten naast de verschillende edities in de looptijd van het boek nog vele bindvarianten uit. In hoofdstuk vijf word de uitgeefhistorie van de titels zelf besproken, de oorzaak van de overgang van de ene uitgever naar de andere en de varianten die zijn aangetroffen. Eén uitgever maakte het wel erg bont door standaard van de gebonden editie vijf varianten uit te brengen, gebonden in leer, in linnen, in papier, in halfleer en in een half linnen band. Binnen de uitvoeringsvarianten zijn er ook nog kleurvarianten. Net zoals bij de Nederlandse uitgevers werden de diverse bindvarianten door de uitgever niet gedocumenteerd. Een ander probleem dat het onderzoek heeft bemoeilijk is het feit dat door oorlogshandelingen heel veel archiefmateriaal is vernietigd met name in de Tweede Wereldoorlog. Ook zijn er in verhouding met Nederland nog maar weinig historisch bronnen zoals kranten en tijdschriften gedigitaliseerd en via internet doorzoekbaar.
Interessant is dat de smaak van het lezerspubliek tussen de lezers in Nederland en Duitsland
verschillen. Succesvolle titels van Couperus in Nederland hadden minder succes in Duitsland. De meest succesvolle titel, de vertaling van De berg van het licht, Heliogabal haalde in Duitsland 8 herdrukken met een geschatte totaal oplaag van tenminste 25.000 exemplaren. De Nederlandse uitgave haalde één druk met een oplaag van 2.500 exemplaren. De meest succesvolle Nederlandse titel van Couperus Majesteit haalde 7 drukken met een geschatte totaaloplaag van 25.000 exemplaren, deze titel haalde in Duitsland maar twee drukken met een geschatte oplaag van 2.000 exemplaren. In de slotbeschouwing worden de verschillende elementen samengebracht en conclusies getrokken.
Het grote verschil tussen de uitgevers van Couperus in Nederland en Duitsland is het feit dat
Couperus in Nederland van uitgever veranderde om geldkwesties. In Duitsland heeft Otten moeten leuren bij uitgevers om het werk geplaatst en herplaatst te krijgen. Uitgevers durfden vaak geen herdruk aan en investeerden niet in een auteur. Een van de belangrijkste conclusies is dat zonder het geloof van Else Otten in Couperus,
3
Couper us bij de buren
Couperus in Duitsland niet zo succesvol zou zijn geweest. Succes is een relatief begrip. Er zijn ongeveer 150.000 exemplaren van Couperus gedrukt terwijl van dezelfde titels in Nederland er ongeveer 125.000 zijn vervaardigd. Nu is het Duitse taalgebied vele malen groter dan het Nederlandse. Startoplagen van vertaald werk waren niet veel hoger dan het originele werk in Nederland.
Een van de reden dat er zoveel varianten zijn is de looptijd van de betreffende druk. Was een
druk vrij snel uitverkocht dan waren er minder bindpartijen dus minder varianten. Van Babel verschenen binnen twaalf maanden drie drukken. Behalve de drie verschillende edities, ingenaaid, gebonden in papieren band en in halfleren band zijn er verder geen uiterlijke varianten aangetroffen. De herdruk van Xerxes in 1926 bij de uitgever Oostergaard heeft zeer waarschijnlijk een lange looptijd gekend. Naast drie verschillende edities, ingenaaid, leren band en halfleren band, zijn er drie varianten bekend van leren banden. Van de halfleren band is er een variant met linnen platten en één met papieren platten. Er is ook verschil geconstateerd in rugschilden. Waarschijnlijk als laatste bindpartij, is er ook een volledig linnen band vervaardigd. Samen tenminste zeven varianten van één druk. De vele varianten duiden erop dat ook de Duitse uitgever op grond van de verwachte verkoop in dat jaar, de hoogte van de bindpartij bepaalde en bezuinigd werd op de kosten van de band door een goedkopere uitvoering te kiezen. Bijvoorbeeld linnen platten voor een eerste editie, bij een latere bindpartij werd gekozen voor papieren platten of een geheel papieren band. 4
Naar dit fenomeen is in deze studie nu grondig onderzoek gedaan. Het is te verwachten dat
bibliotheken en antiquaren in beschrijvingen voortaan aandacht besteden aan zowel de editie-uitvoering als aan de variant.
Het ontsluiten van regionale kranten en tijdschriften door digitaliseren zal ongetwijfeld nog
meer details opleveren omtrent Couperus. Het is niet onwaarschijnlijk dat ook meer vertalingen van korte verhalen van Couperus, die Else Otten verkocht heeft aan redactiebureaus en uitgevers, zullen opduiken in lokale en regionale kranten en tijdschriften.