‘Zo mooi, zó mooi, zó heerlijk mooi’
Het Nice van Louis Couperus
Van 1900 tot 1910 woont Louis Couperus in Nice, volgens hem ‘de vrouwelijke sultane-stad, die niets heeft te doen dan mooi te zijn, te glimlachen en toe te lonken.’ Het mediterrane temperament en de levenskunst van de Midi waren voor de landerige dandy-auteur de ideale ontsnapping uit het kille Nederland.
D
e gangen van Couperus (1863-1923) in Nice zijn voor het eerst gedocumenteerd door Caroline de Westenholz, initiatiefneemster van het Louis Couperus Museum in Den Haag. In 1995 publiceert deze kunsthistorica en freelance publiciste Een witte stad van weelde – Louis Couperus en Nice (1900-1910), waarin ze zo nauwkeurig mogelijk nagaat waar de grote schrijver heeft vertoefd en wie hij kan hebben ontmoet tijdens zijn jaren aan de Côte d’Azur. Na zijn huwelijk in 1891 gaat Couperus zwerven met zijn vrouw Elisabeth. Onder meer naar Indië, waar hij wordt geïnspireerd tot het schrijven van De stille kracht, maar ook naar Italië en Frankrijk. Als hij in 1900 op doorreis in Nice belandt, bevalt de stad hem zo goed dat hij besluit er zijn uitvalsbasis van te maken. Nice is op dat moment hét mondaine toeristenoord aan de Franse Rivièra. Hij verblijft er tien jaar, vooral ’s winters; de rest van het jaar reist hij driftig door Europa. Vanuit Nice stuurt hij om den brode feuilletons aan Nederlandse kranten als Het Vaderland en Groot Nederland. In zijn mijmeringen, die hij ‘Korte Arabesken’ noemt, schildert hij nogal bloemrijk de lokale zeden en gewoonten.
Vorige pagina’s: de Promenade des Anglais nu en in 1895 (afbeelding uit het boek ‘Côte d’Azur. Le rêve’, uitgave De Bezige Bij). Boven: Louis Couperus (1863-1923); Couperus’ handtekening; zijn eerste huis, Villa Jules; rechtsboven: passage in de Vieille Ville, daaronder het interieur van de kathedraal van de heilige Réparate in de oude stad; onder: de Place Masséna. Rechts: het Palais de la Méditerranée uit 1930, waar nu een casino is gevestigd, aan de Promenade des Anglais.
60 LEVEN IN FRANKRIJK
Hebt ge nooit opgelet hoe keurig en elegant hier de rijtuigen zijn, die stationeeren op de Place-Masséna? Zij schitteren van verlakt en nickel in het goud van de zon; de paarden, in hun glinsterend tuig, boeketjes aan de ooren, zijn mooie beesten, glanzend van goede verzorgdheid; een vacht ligt voor uw voeten gespreid en een mooi dek – wel eens, o snobisme! met een kroon geborduurd – hangt van den bok. De koetsier is dikwijls een knappe jongen, met zijn verbrande Midi-gezicht, netjes in de kleêren (...). Dat Couperus een voorkeur heeft voor fraai gebronsde mediterrane knapen is nu algemeen bekend, maar in zijn feuilletons belijdt hij toch vooral de liefde voor zijn vrouw. In plaats van rijtuigen staan nu met reclame bedrukte fietstaxi’s op de Place Masséna, en de bestuurders zijn weliswaar mediterraan, maar zo te zien van de andere kant van de plas.
Atletische Apollo
Couperus stort zich graag in het beroemde carnaval van Nice, van top tot teen verkleed in fantasiekostuum. Om bij te komen van de feestdrukte drinkt hij champagne in Vogade, een beroemde patisserie op het plein, nu helaas vervangen door een filiaal van Nespresso met wit gesausd interieur. Maar het 19de-eeuwse plein, met zijn arcadegalerij, gekopieerd
van de Rue de Rivoli in Parijs, en de pastelkleurige façades in Italiaanse stijl, is nog altijd prachtig. Jammer dat er een tramlijn dwars over het plein loopt, maar de mansfiguren op hoge palen die een kunstenaar hier heeft mogen neerzetten, detoneren niet. Of Couperus dat zou hebben geapprecieerd, is twijfelachtig. De fontein met de atletische Apollo aan de zuidkant van het plein zou hem wel bevallen, maar die dateert van veel later. Couperus, de naturalistische schrijver die gelooft in het noodlot en de ontembare driften van de mens, blijft met liefde een 19de-eeuwer. Hij houdt van dramatische, symbolistische kunst en van Japanse prenten. Nergens laat hij blijken dat de avant-gardis tische kunst van zijn tijd hem interesseert. Van de kant van de oude stad, de Vieille Ville, waait een verkoelend zeebriesje aan, maar ik besluit eerst naar het eerste huis van de schrijver te lopen. Er hangt nog altijd een bordje ‘Villa Jules’ bij de ingang van het gele, morsige, twee verdiepingen tellende neoklassieke huis, dat inmiddels wordt geflankeerd door een makelaarskantoortje. Een zwerver zit precies op de plek waar ik zou kunnen controleren of het minuscule binnenplaatsje inderdaad een oleander, een citroenboompje en een ceder telt. (Dat is zo, blijkt later.) Die man met zijn moedeloze expressie en schimmelige outfit zou Couperus vast zijn hele levensverhaal hebben verteld. Een ‘arabesk’ is tenslotte ook een soort ‘Kronkel’, en hoewel Carmiggelt en Couperus qua temperament en schrijfstijl mijlenver verschillen, ligt hun methode vaak nog niet eens zo heel ver uiteen. >
Bijschriften bijschriften bijschriften
LEVEN IN FRANKRIJK 61
Het Nice van Louis Couperus over gaat. Je zou bijna vergeten dat Couperus in zijn jaren in Nice ook Van oude menschen, de dingen die voorbij gaan schrijft, een van de mooiste boeken uit de Nederlandse literatuur. In deze roman gaan de jonge Lot Pauws en Elly Takma voor hun huwelijksreis naar Nice en vinden daar een zinnelijk paradijs. Lots zus Ottilie leeft daar met haar Italiaanse minnaar Aldo, een zuidelijke ‘hartstochtnatuur’ met ‘de harmonie van een statuesk mooi mannenlijf’.
Incognito te Nice
Er is nog verrassend veel over van het ‘debut-siècle’ Nice van Couperus; de smalle straatjes zijn nog net zo schilderachtig
Na acht jaar verhuist Couperus naar een ander huis, waar hij met Elisabeth een familiepension runt. Maar behalve wat familie, vrienden en bekenden, waaronder voordrachtskunstenaar Albert Vogel, de ‘stiefgrootvader’ van Caroline de Westenholz, krijgt het echtpaar weinig klandizie. Is het die schimmige bar met die later bijgebouwde verdieping erbovenop, naast de imposante Villa Beaulieu op Avenue du Maréchal Foch? Dan zit de tuin, waar hij zo liefdevol over schrijft, aan de achter kant. In zijn verhaal Incognito te Nice beschrijft Couperus hoe hij in oktober 1910 – het voorseizoen, want de hele beau monde strijkt juist in de winter in Nice neer – stiekem is thuisgekomen. Incognito te Nice! Niemand stoort mij thuis! De morgens, in mijn kamer, zijn zo rustig kalm, met de persiennes nog dicht, en de scharlaken dahlia’s en gouden chryzanthemen, op mijn schrijftafel, voor mij. (...) Ik schrijf zo rustig en kalm en prettig en de ene geschreven bladzijde fladdert luchtig over de andere, en er is nog bijna geen geluid in de stille avenue: er zijn nog geen automobielen, die zo ellendig dreunen en toeteren kunnen (als je er zelf niet in zit) en er zijn nog niet de drie fox-terriertjes, die de gravin òver mij zelve steeds uitlaat en die ieder pootje-in-de-lucht begeleiden met oorverscheurend gekef...
Deze pagina: boven: wegdromen op de Promenade des Anglais; daaronder: straatbeeld in de Vieille Ville. Rechts: carnavalskop op de Promenade; de Place Garibaldi ‘by night’ en het uitzicht op de Baie Soms is de broodschrijverij van de grote romancier des Anges vanaf de net een soufflé of een Île Flottante: ze loopt leeg en kasteelberg van Nice. schuimt weg voor je erachter bent of het ook ergens
62 LEVEN IN FRANKRIJK
wat Franse uitdrukkingen te strooien, zoals Couperus met overgave doet. Daarbij is hij niet rijk, zodat hij knarsetandend moet toegeven dat hij weinig uitgaat. Incognito te Nice besluit met een voorstel van zijn vrouw: ‘Zouden we het nù maar niet aan de Eclaireur laten melden, dat we terug zijn in Nice, van de reis?’ Zo incognito wil het societystel in spe nu ook weer niet door het leven. Om de hoek, in het Théâtre de La Photographie et de l’Image, een fotografiemuseum, is een expositie van Brassaï te zien. De grote zaal van de voormalige Cercle de l’Artistique wordt nu gebruikt voor een bijeenkomst over parkeerbeheer. Zoiets prozaïsch zou de fin-de-siècle-estheet vast hebben benauwd; hij zat liever te souperen in de feestzaal, waar een met festoenen omkranst podium en goudkleurige friezen nu nog aan de mooie dagen van deze oude sociëteit herinneren. Verder komt Couperus wel eens in de Opera, een schitterend monumentaal gebouw aan de rand van de oude stad, en wie weet komt hij ook bij Auer, de chocolatier daartegenover. Het casino verfoeit hij; hij komt er alleen tijdens de redoute, het grote
carnavalsfeest, eenmaal in een roze satijnen carnavalskostuum en een enkele keer om te ‘souperen’. Dat casino is afgebroken en vervangen door de Espace Masséna, een fantasieloze groenvoorziening waar nu de rivier de Paillon onderdoor stroomt. Er is in Couperus’ tijd nóg een casino, op de pier (La Jetée), in een bouwwerk dat een kruising lijkt van een Byzantijnse kerk en een 19de-eeuws kristallen paleis. Alleen een betonnen poot steekt nu nog de zee in; de Duitsers hebben al het hout en ijzer van het gebouw in 1944 in hun oorlogsinspanningen gestoken.
Curieuze visschen
Opvallend is dat Couperus met dat ‘incognito’ suggereert dat hij ook in Nice nauwelijks over straat kan, terwijl dat waarschijnlijk best meevalt. Hij wordt wel eens geïnterviewd door een plaatselijke krant, maar weinig wijst erop dat hij in zijn tijd tot de crème de la crème van de beau monde behoort, om ook met
Maar toch is er nog verrassend veel over van het debut-siècle Nice van Couperus. De oude stad met zijn smalle oplopende hoge straatjes in pasteltinten is nog net zo schilderachtig als toen. De geur van herbes de Provence stroomt uit de specerijenwinkeltjes, op een marktje op de Place Saint-François wassen oude mannen verse vis in de fontein en op de Marché aux Fleurs geurt het van bloemen, kazen, geroosterde kippen, geurige zeepjes en malse tomaten. En vol weemoed wandel ik naar de zee, langs de heerlijke bloemenmarkt, de kleurenprachtige groentenmarkt, langs de uitstallingen van curieuze >
LEVEN IN FRANKRIJK 63
Het Nice van Louis Couperus visschen. Al die rozen en mimosa’s, die violieren en anjelieren en irissen; al die oranje en purperen aubergines en poivrons; die prachtige roze uien; en heel die bijouterie-schat van de Middellandsche Zee: die visschen met parelmoêren, azuren en violetzilveren en rood-gouden schubben... Langs de bloemenmarkt zijn nu talloze pizzeria’s met terrasjes. Fruits de mer zullen er in zijn tijd ook zijn geweest, en de bouillabaisse stond zeker op het menu, want daarmee wist hij de gespierde André le Pêcheur over te halen van de afgeleefde worstelaar Lion du Littoral te verliezen. Dat tweegevecht vond plaats op de nog altijd prachtige 19de-eeuwse Place Garibaldi, die kan wedijveren met de mooiste Italiaanse pleinen. Op een hoek zit het mooie nostalgische Café de Turin. ‘Al een jaar of tweehonderd’, zegt de ober in smetteloos wit achteloos, en hij vervolgt, alsof hij er zelf bij is geweest: ‘Maar fruits de mer doen we pas sinds 1948.’ In plaats van artiesten zie je nu skateboarders, verliefde stelletjes en sms’ende meisjes op het plein. Er staat ook een fontein die Giuseppe Garibaldi eert, de man die Italië verenigde en in Nice geboren is.
Flaneren
donische rossen... er zijn, in de vallende nacht, alleen die alle... er zijn om mij géén mensen... alleen mijn lichtvoetige dromen... en het is zo mooi, zó mooi, zó heerlijk mooi... als het alleen hier is in oktober, als het nooit meer wordt, later, tijdens de saison.’ In 1910 besluit hij niettemin zijn domicilie in Nice op te geven. Wonen op een vaste plaats is voor Couperus een gruwel, maar reizen helaas ook. In 1911 verzucht hij in Wonen of niet wonen: Wij weten het nooit, wij tragische zoekers, wij vagabonden met koffers. Neen, wij weten het niet meer. Onze verwende lichamen zochten eenmaal de zon op van het Zuiden, maar... de zuiderzon omsluiert zich de laatste jaren in floers van kille wolken en het azuur werd een legende. Tegen het eind van zijn leven besluit Couperus zich te settelen en hij koopt ‘een kasteel’ in Gelderland, waar hij al na vier maanden overlijdt aan een longvlies ontsteking en bloedvergiftiging. Een bestaan als ‘huismosch’ is niet aan deze dolende ziel besteed. >
Tekst Fabian Takx Foto’s Kees Hummel
Maar waar Louis Couperus – alias Gigi, zoals zijn Italiaanse vriend Orlando hem noemt – zich het liefst aan wijdt, is de kunst van het belangeloze slenteren.
Deze pagina: ‘De boeken der kleine zielen’, door Couperus in Nice geschreven; reclame uit zijn tijd voor de Franse rivièra; façades met prachtige trompe l’oeuil balustrades, zuiltjes en tympanen aan de Place Garibaldi, daaronder het Palais Masséna, gebouwd in 1900 en nu een stadsmuseum; interieur van het Palais Masséna. Rechts: de Opéra, oorspronkelijk een theater dat werd gebouwd in 1881, waar Couperus aan de vooravond van het carnaval het ‘Veglione’ meemaakte.
64 LEVEN IN FRANKRIJK
(...) er is niets interessanters dan te flaneren langs de straten. Geen boek is zó belangwekkend. Ik pluk mijn indrukken als in een tuin vol bloemen. Flaneren is een kunst, die niet iedereen kan en waartoe jarenlange studie behoort. Ik zou een meester kunnen zijn in het flaneren en een peripatetische flaneerschool misschien kunnen stichten met enige intelligente jongelui als discipelen. Maar om te “flaneren”, moet men niet “arriveren” willen, en daar alle jongelui willen “arriveren”, denk ik niet mijn school te stichten. De plaats waar je ook nu nog het best kunt leren flaneren is langs de Baie des Anges (de ‘Engelenbaai’) op de Promenade des Anglais, de kilometerslange boulevard van Nice. Aan het begin van de 20ste eeuw hoef je nog niet uit te kijken dat je wordt geschept door het langs de palmen razende verkeer. Het is er nog rustig en beschaafd, het domein van wandelaars en rijtuigen en misschien een enkele automobiel. Als hij tegen het vallen van de avond alleen op de Promenade is en uitkijkt over zee, ziet de melancholieke schrijversvorst mythische visoenen opdoemen. En er zijn alléen de fenix-vogelen, de gouden wonder eilanden, de lila hemeloceanen, en de donkerende Middellandse golven, die aan stormen met briesende gespannen van steigerende schuimblanke, Posei
Bijschriften bijschriften bijschriften
LEVEN IN FRANKRIJK 65
Het Nice van Louis Couperus tips & adressen van Louis Couperus Mijn woonadressen ☛ Villa Jules, hier woon ik van 1900 tot 1908. De tram vanuit de Place Masséna komt er voorbij. 12, avenue Borriglione. ☛ Villa Tersling: mijn familiepension, van 1908 tot 1910. Het huis is van dezelfde architect als de Villa Masséna (zie verderop). Ik woon hier eerst op de begane grond, maar verhuis vervolgens naar de tweede verdieping. Later is er een verdieping bovenop gebouwd. 12, avenue du Maréchal Foch.
Mijn vertier ☛ De Promenade des Anglais, de boulevard van Nice, grenst aan een kiezelstrand waar desalniettemin vele zonaanbidders neerstrijken. Je kunt er heerlijk flaneren en over de azuurblauwe zee uitkijken. ☛ De Place Masséna, het hart van de stad, tussen oud en nieuw Nice. Misschien is het een idee het winkelparadijs der Galeries Lafayette te bezoeken?? 6, avenue Jean Médecin. ☛ De Place Garibaldi is een levendig 19de-eeuws plein van grootse Italiaanse allure waar ik vele ‘onrustbarende types’ ontmoet, met zijn terrasjes en de fraaie Garibaldi-fontein een lust voor het oog. Let op de trompe-l’oeuilbalustrades, -zuilen en -timpanen. Fruits de mer in Café de Turin! ☛ Het Théâtre Municipal de l’Opéra, in 1881 herbouwd na een brand die 63 doden kostte, in een erg fraaie neoklassieke stijl. Hier heb ik het Veglione meegemaakt, het feest aan de vooravond van het Carnaval de Nice. 4-6, rue Saint-François-de-Paule. ☛ Palais Masséna, gebouwd door Hans Georg Tersling, de Deense architect die ook mijn tweede woonhuis bouwde. Hier woonde een nazaat van maarschalk Masséna, de rechterhand van Napoleon Bonaparte. Het huis heeft een wonder- schone tuin en schitterende stijlkamers met trompe l’oeuil-schilderingen en meubilair uit de belle époque. Het huisvest een museum over de geschiedenis van de stad, waar je mooie foto’s en prenten uit mijn tijd kunt bezichtigen. 35, promenade des Anglais. De ingang is aan de nadere kant, op 65, rue de France.
66 LEVEN IN FRANKRIJK
☛ De Tour Bellanda, een toren met cascade vanwaar je kunt uitkijken op de oude stad en de zee, en aan de andere kant op de oude haven. ☛ De Vieille Ville, het historisch centrum met zijn meanderende steegjes, pastelkleurige huisjes, marktjes en goddelijke aroma’s. Op iedere hoek vind je wel een restaurantje of een café. ☛ Het Théâtre de La Photographie et de l’Image, in mijn tijd nog Le Cercle de l’artistique, een sociëteit voor kunstenaars, schrijvers en kunstminnenden. Hier heb ik op 8 februari 1902 aangezeten op een ‘bedelaarsfeest’ tijdens het carnaval. Let ook op de fresco’s op het plafond. 27, boulevard Dubouchage, in het verlengde van de boulevard Victor Hugo. ☛ Musée Matisse: ik kende de beste man niet, hoewel hij een tijdgenoot van me is, maar natuurlijk moet iedereen diens museum bezoeken. In mindere mate geldt dat ook voor het Musée National Marc Chagall, met werk van de feeërieke artiest die nog een knaap was toen ik in Nice woonde. www.musee-matisse-nice.org, www. musees-nationaux-alpesmaritimes.fr
Mijn geprefereerde hotels ☛ Le Negresco (vijf sterren): verreweg het meest chique adres aan de Promenade, al ken ik het niet – het bestaat pas sinds 1923. 37, promenade des Anglais, www.hotel-negresco-nice.com. ☛ Hotel Le Royal (drie sterren): een belle époquehotel met betaalbare kamers (als je niet aan de zeezijde zit) en een uitstekend terras en een restaurant met zeer schappelijk geprijsde menu’s. 23, promenade des Anglais, www.vacancesbleues.com (ga via ‘France’ naar ‘Nice’). ☛ In het Hôtel Westminster (vier sterren) heeft men een goede cocktailbar. 27, promenade des Anglais, www.westminster-nice.com.
Mijn restaurants ☛ Brasserie Gambetta: joviale bediening, een aangenaam geprijsd menu du jour en fraaie fruits de mer, niet ver van mijn eerste huis. 1, place du Géneral de Gaulle.
☛ Café de Turin, een zeer gereputeerd adres voor fruits de mer. 5, place Garibaldi, www.cafedeturin.fr. ☛ Le Grand Balcon, met een menu dégustation tout autour de la truffe voor C 61 (mij te begrotelijk.) 10, rue Saint François de Paule, www.legrandbalcon.net. ☛ Niet uit mijn tijd, maar La Terrasse, op de zesde verdieping van Hotel Plaza, is louter vanwege het panorama al de omweg waard. Het eten is er ook excellent. 12, avenue de Verdun. ☛ Langs de Boulevard des Anglais zou ik als strandgelegenheden Beau Rivage en Opéra Plage willen recommanderen, vlakbij de Vieille Ville. 24 rue Saint François de Paule, www.hotelnicebeaurivage.com; 30, quai des Etats Unis, www. operaplage-nice.fr. ☛ Aan de oude haven: Le Merlin (Ici tout est fait maison) en Les Pêcheurs. 13, quai Deux Emmanuel; 18, Quai des Docks, www.lespecheurs.com. ☛ Aan het eind van de nieuwe haven bevindt zich Restaurant La Réserve, dat al in de 19de eeuw bestond. Het is onlangs geheel gerenoveerd en zeer chique, met tafeltjes op een terras aan zee. 60, boulevard Franck Pilatte, www.lareservedenice.fr.
Lokale lekkernijen ☛ Chocolaterie Auer. 7, rue Saint-François de Paule, www.maison-auer.com. ☛ Comtesse du Barry Boutique Exclusive (sinds 1908): truffels, foie gras, chocolade. 6, avenue de Suède, www.comtessedubarry.com. ☛ Amorino: heerlijk huisgemaakt ijs. 33, rue Masséna, www.amorino.com. ☛ Verwen uw smaakpapillen tijdens een verblijf in Nice als het even kan met socca, pissaladière, fruits de mer en bouillabaisse.
Diversen ☛ Cabane: heerlijke snuisterijen, oud en nieuw. 15, rue de la Préfecture.