Correcties en toevoegingen Bedrijfshulpverlening wat te doen bij… Eind 2003 is een drietal instellingen gevraagd de publicatie Bedrijfshulpverlening wat te doen bij… door te nemen op actualiteit. Correcties en toevoegingen naar aanleiding hiervan zijn hieronder opgenomen. Met dank aan: Piet Boomstra van De Leite, Cor van dellen van Novo en Ernst paul Faber van De Trans
Vraag 3,5 en 6 Een tip is dat voor medewerkers die werken op kleinschalige organisaties, waar tevens slaapdiensten worden gedraaid, volstaan kan worden met een aangepaste training. Bijvoorbeeld ‘levensreddende handelingen’ en/of ‘kleine blusmiddelen’. Vraag 23 De BHV-er vervult een voorpostfunctie. Hij/zij dient vooral in de eerste drie minuten na een calamiteit op te treden om schade en letsel te voorkomen en te beperken. Het is daarom van het grootste belang een BHV-er een opleiding met reanimatie te laten volgen. Vraag 26 en 55 Vraag 26 en 55 is onvolledig. In de CAO gehandicaptenzorg is opgenomen dat de werkgever een beleid moet opstellen voor opvang en nazorg van medewerkers die een traumatische ervaring hebben meegemaakt. Hoe u dit beleid het beste kan vormgeven en invoeren, kunt u lezen in het werkpakket agressie op www.arbozw.nl. Vraag 29 Er bestaan inmiddels EHBO cursussen waaraan verstandelijk gehandicapten aan kunnen deelnemen, informeer bij collega-instellingen. Vraag 30 Er zijn instellingen die hun cliënten (vooral die zelfstandig wonen) betrekken bij brandpreventie. Neem eens contact op met een collega-instellingen om te vragen hoe zij hun (zelfstandig wonende) cliënten betrekken bij brandpreventie.
Bedrijfshulpverlening: Wat te doen bij...
Antwoorden op vragen van instellingen in de gehandicaptenzorg
Colofon
Uitgever Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), Utrecht Financiering Stichting Sectorfonds Zorg, Utrecht Begeleidingscommissie P. Boomstra (De Leite) E. Faber (De Trans) R. Hofstee (E&M Syntax) mw. C. Klomp (projectleider, VGN) P. van Loon (ABVAKABO FNV) mw. H. Nelissen (Stg. Soc. Ped. Zorg) H. Stapel (CFO) H. Soepenberg (GVT Schouwenoord) H. Timmerman (VGN) Samensteller R. Hofstee, E&M Syntax Taalkundige bewerking en productie Bureau Ca[T] bv, communicatieadvies en tekstproductie voor non-profit en overheden, Ulvenhout Ontwerp Els Machielsen, Breda Druk Drukkerij Louis Vermijs bv, Breda Publicatienummer 700.110 Bestelling Deze publicatie is te bestellen bij het Arbokenniscentrum. Bel de arbohelpdesk (030) 273 97 39 of bezoek de website www.arbozw.nl. Vermeld bij de bestelling, de titel, het publicatienummer (700.110) en het gewenste aantal. Prijs per exemplaar: 7 euro, exclusief verzendkosten.
VGN, Utrecht, 2002 (2e druk)
Bedrijfshulpverlening: Wat te doen bij...
Antwoorden op vragen van instellingen in de gehandicaptenzorg
? !
Voorwoord
Op elk moment kunnen we overvallen worden door een calamiteit, zoals een brand of ongeval. Een goed georganiseerde bedrijfshulpverlening is dan van groot belang. Bedrijfshulpverlening heeft als doel de veiligheid van werknemers en andere aanwezigen te vergroten. In de zorg hebben we naast werknemers ook te maken met cliënten: ook voor hen moet de omgeving zo veilig mogelijk zijn. Daar komt nog bij dat mensen met een verstandelijke of lichamelijke handicap beperkingen hebben, waardoor zij over het algemeen minder goed in staat zullen zijn om zelf te zorgen voor hun eigen veiligheid. Dit maakt een goede organisatie van bedrijfshulpverlening in de gehandicaptenzorg extra belangrijk. In de Arbowet staat omschreven welke maatregelen een werkgever op het gebied van bedrijfshulpverlening moet nemen. De Arbeidsinspectie ziet toe op naleving van de wet. Uit het rapport ‘Arbomanagement in de gehandicaptensector’, dat verslag doet van een onderzoek in 1998, komt naar voren dat slechts de helft van de instellingen voldoet aan de wettelijke verplichtingen betreffende bedrijfshulpverlening. Om instellingen behulpzaam te zijn bij het opzetten of verbeteren van de organisatie van bedrijfshulpverlening is in 1998 het project ‘Implementatie Bedrijfshulpverlening’ van start gegaan. Een projectgroep, bestaande uit deskundigen uit het werkveld, heeft het project inhoudelijk begeleid. Dit heeft onder meer geleid tot een video over bedrijfshulpverlening in de gehandicaptenzorg, een ‘checklist bedrijfshulpverlening’ en een op de gehandicaptensector toegespitst opleidingsaanbod. Ook het voor u liggende boekje is een van de resultaten van het project. De vragen in het boekje zijn vragen uit de praktijk: in de loop van 1999 hebben instellingen hun vragen op het gebied van bedrijfshulpverlening aan ons toegestuurd. De antwoorden op de vragen zijn door de samensteller van dit boekje geformuleerd met inbreng van de projectgroep, de Arbeidsinspectie Regio Noord en het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV). Wij willen de leden van de projectgroep, de bovengenoemde instellingen, de Arbeidsinspectie Groningen en het NIBHV hartelijk danken voor hun bijdrage! Wij hopen dat dit boekje ook antwoord geeft op uw vragen en dat het u goede diensten zal bewijzen bij het organiseren van bedrijfshulpverlening in uw instelling!
Namens de Begeleidingscommissie, H. Stapel (CFO), Carla Klomp (VGN)
In h o u d
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
7
De voorbereiding
7
Hoe organiseren we bhv in de instelling?
8
Ta k e n , b e v o e g d h e d e n e n v e r a n t w o o r d e l i j k h e d e n
11
Opleidingen
12
Algemene vragen
13
Plannen maken
23
Oefening
24
Technische zaken
25
Calamiteiten
29
Bi j l a g e n
31
Arbowet, art. 15: Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening
31
Nuttige adressen
32
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
. Lees de brochure over de wettelijke eisen die de VGN aan alle lidinstellingen heeft gestuurd. Ga met behulp van de checklist na wat er in uw instelling al is gebeurd op het gebied van bhv en wat nog niet. . Ook hebben alle lidinstellingen een video over bhv opgestuurd gekregen. Deze video is speciaal voor de sector gemaakt. . Bel met Ricas (0318-640310) of NIBHV (0180-330010) voor informatie over bhv-opleidingen die specifiek voor de sector zijn ontwikkeld. . Ook de Arbo-dienst waarbij uw instelling is aangesloten, kan u helpen bij de opzet van bhv. De Arbo-dienst is de aangewezen instantie om u te adviseren over de manier waarop u van een risicoanalyse komt tot een heldere visie op risico’s en een bhv-organisatie die daarop aansluit. Bhv is een onderdeel van de risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E).
Hoe krijg je bhv binnen een woonvoorziening zo geregeld dat aan alle wettelijke verplichtingen wordt voldaan?
2
Wijs een medewerker aan die geïnteresseerd is in het onderwerp en die de verantwoordelijkheid voor bhv op zich wil nemen. Geef deze medewerker, vooral in het eerste jaar, uren voor deze functie. Spreek goed af wat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van deze medewerker zijn. Laat de medewerker de cursus ‘Voortrekker bhv’ volgen. Hoewel er binnen een woonvoorziening iemand wordt aangewezen voor de bhv-organisatie, blijft de werkgever hiervoor verantwoordelijk, tenzij deze verantwoordelijkheid schriftelijk aan iemand anders is overgedragen. Ook voor woonvoorzieningen geldt dat de Arbo-dienst ondersteuning en adviezen kan geven bij de opzet van bhv en bij de bhv-opleidingen. Als start kan de bhv-medewerker de cursus ‘Voortrekker bhv’ van Ricas volgen. Ook gesprekken met instellingen die verder zijn met bhv kunnen verhelderend en ondersteunend zijn.
7 De voorbereiding
1
Wij hebben nog niets gedaan aan bedrijfshulpverlening (bhv). Hoe moeten we beginnen? Heeft u een voorbeeld van een RI&E-rapport?
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
De voorbereiding
Hoe organiseren we bhv in de instelling?
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
3
Hoe organiseren we bhv in de instelling?
8
Hoe moeten we bhv organiseren op (regionaal verspreide) locaties waar volgens rooster wordt gewerkt? Vaak is hier 's nachts maar één medewerker aanwezig.
Artikel 3 van de Arbowet zegt dat de werkgever een beleid moet voeren dat is gericht op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn bij de arbeid van de werknemers. Van groot belang is dat alle medewerkers duidelijke instructies krijgen over hoe ze moeten handelen bij brand, een ongeval of een ontruiming. Ook moeten ze weten wie ze telefonisch kunnen bereiken via welke telefoonnummers (intern en extern). Minimaal één medewerker per locatie is noodzakelijk. Volgens het brandbeveiligingsconcept ‘Gezondheidszorggebouwen’ moeten er voor een verantwoorde redding minstens twee personen binnen twee minuten aanwezig zijn. Dat is in dit soort werksituaties vaak niet te realiseren. Ga na wat in uw geval de organisatorische en financiële mogelijkheden zijn. Stel in overleg met de Arbo-dienst en de brandweer vast wat een aanvaardbaar risico is. Informatieoverdracht van bhv’ers naar andere medewerkers is een goede manier om kennis en vaardigheden over verschillende werkeenheden te verspreiden. En misschien zijn er cliënten die een rol willen en kunnen spelen in bhv.
4
Hoe regelen andere stichtingen de aanwezigheid van bhv’ers, gezien de steeds roulerende diensten?
Bel collega-instellingen op. De ervaring leert dat intercollegiaal overleg meestal wordt gewaardeerd en dat uitwisseling van ideeën vaak bijzonder vruchtbaar is.
5
Onze instelling heeft ongeveer 44 medewerkers. We hebben verschillende woonunits en woningen in het dorp. Hoeveel bhv’ers moeten we dan hebben?
In het algemeen geldt de norm van één bedrijfshulpverlener op 50 werknemers en cliënten. Maar het kan zijn dat uit de evaluatie van de risico-
6
Laat cliënten zo veel mogelijk zorg dragen voor hun eigen veiligheid, onder verantwoordelijkheid van de instelling. Bepaal per kleinschalige voorziening wat een aanvaardbaar risico is. Medewerkers van de voorziening zelf kunnen de risico's het beste inschatten. Zij weten het beste of er cliënten zijn met afwijkend gedrag of met bepaalde lichamelijke beperkingen. Zorg er altijd voor dat de ‘voorpostfunctie’ gewaarborgd is; dat wil zeggen dat er hulp verleend kan worden totdat de externe hulpverlening (brandweer, politie, ambulance) ter plaatse is. Mogelijk kunnen ook omwonenden worden ingeschakeld bij bhv.
Hoe kun je op managementniveau bhv zo goed mogelijk organiseren in een gedecentraliseerde organisatie?
- Formuleer beleid inzake bhv en geef de grote lijnen van een bhv-plan aan. - Wijs elke decentrale werkeenheid op haar eigen verantwoordelijkheid voor bhv. - Laat medewerkers een sectorgerichte opleiding tot voortrekker bhv of bhv’er volgen. - Maak een bhv-plan per werkeenheid. - Gebruik het train-de-trainer-principe om kennis en vaardigheden binnen de werkeenheid te verspreiden. - Zorg voor een centrale, kundige vraagbaak bhv (bijv. een staffunctionaris). - De bhv’er van de werkeenheid heeft tot taak de andere medewerkers van zijn
9
7
Hoe organiseren we bhv in de instelling?
Hoe kunnen we bhv vorm geven als er steeds meer gedeconcentreerd wordt? Er komen steeds meer kleinschalige voorzieningen.
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
inventarisatie blijkt dat er meer bhv’ers nodig zijn. De formele aantallen bhv’ers staan vermeld in de brochure 'Bij bedrijfshulpverlening staat veel op het spel' van het ministerie van SZW. Het aantal bhv’ers is in elk geval sterk afhankelijk van de situatie. Cliënten die kleinschalig wonen, zijn meestal mensen met enige zelfstandigheid. Regelmatig met deze cliënten oefenen wat ze zelf kunnen doen in geval van nood kan risico's beperken. Misschien is het mogelijk deze cliënten een aangepaste cursus levensreddende handelingen te laten volgen. Ook op dit punt is de Arbo-dienst de aangewezen instantie voor advisering. Als cliënten een bijdrage aan bhv leveren, is het van belang vast te stellen hoe de aansprakelijkheid van de instelling is geregeld als de cliënt iets overkomt tijdens het leveren van de bijdrage.
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
werkeenheid voortdurend op de hoogte te houden van bhv, bhv levend te houden en bhv te evalueren.
Hoe organiseren we bhv in de instelling?
10
8
Er zijn steeds minder mensen beschikbaar voor bhv. Hoe doen we dat in de toekomst?
De VGN onderneemt actie om in de beroepsopleidingen aandacht te besteden aan bhv. Dit moet in de nabije toekomst vruchten gaan afwerpen in de vorm van bhv-geschoolde nieuwe medewerkers. Overwogen kan worden om bhv’ers extra te betalen. Het is in ieder geval van belang dat bhv’ers, naast hun reguliere werkzaamheden, tijd krijgen om hun bhv-taken uit te voeren.
9
Hoe moeten we bhv organiseren voor cliënten die begeleid zelfstandig wonen?
Laat cliënten die begeleid zelfstandig wonen zo veel mogelijk voor hun eigen veiligheid zorgen; dat wil zeggen: voorzover er sprake is van een aanvaardbaar risico. Neem dit op in het zorgplan. Oefenen met cliënten kan een onderdeel zijn, evenals een aangepaste opleiding voor cliënten. De werkgever moet bij de organisatie van bhv rekening houden met de zogenoemde maatgevende factoren. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aard, ligging en grootte van de woning, evenals het aantal cliënten.
10
Er moet altijd een bhv’er aanwezig zijn. Binnen een kleine voorziening, zoals die van ons, is dit niet mogelijk, en zeker niet in een 24-uursvoorziening. Hoe lossen we dat op?
Bepaal eerst zelf welke risico's aanvaardbaar zijn. Goede inhoudelijke begeleiding van cliënten is ook belangrijk om ongevallen te voorkomen. Overleg met de Arbo-dienst en de brandweer en bepaal wat redelijk en haalbaar is. Bij formele verschillen kunt u een beroep doen op de Arbeidsinspectie.
Ta k e n , b e v o e g d h e d e n e n v e r a n t w o o r d e l i j k h e d e n
11
De taken van een bhv’er vinden we in de Arbowet: - verlenen van eerste hulp bij ongevallen; - beperken en bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen; - in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in de organisatie; - bij brand, een ongeval of een (andere) noodsituatie: alarmeren van en samenwerken met de regionale brandweer en andere hulpverleningsorganisaties. Per werkplek kunnen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden afgesproken. Leg de taken van de bedrijfshulpverlener vast in de aanstellingsbrief.
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
Wat doet een bhv’er nu precies, en welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft deze medewerker?
Welke bevoegdheden heeft een bhv’er ten opzichte van de brandweer?
12
De bhv’er is verantwoordelijk voor een adequate reactie bij calamiteiten tot de professionele diensten er zijn (bijvoorbeeld brandweer, arts). Die nemen vervolgens de verantwoordelijkheid over. Houd er rekening mee dat in het Arbobesluit (artikel 2.18, lid 2) staat vermeld dat de deskundige organisaties na aankomst moeten worden bijgestaan als dat nodig is. Daarom is het belangrijk dat de bhv’er als zodanig herkenbaar is voor de hulpverlenende instanties. Natuurlijk moeten collega's weten dat de bhv’er bij calamiteiten het voortouw neemt en dat zijn aanwijzingen opgevolgd moeten worden totdat bijvoorbeeld de brandweer er is.
Ta k e n , b e v o e g d h e d e n e n v e r a n t w o o r d e l i j k h e d e n
11
Opleidingen
Bedrijfshulpverlening - hoe beginnen we?
13
Waar kunnen we het beste terecht voor een opleiding tot bhv’er?
Ricas en NIBHV hebben, op verzoek van de VGN, specifieke bhv-opleidingen voor de gehandicaptensector ontwikkeld. In de cursussen is speciale aandacht voor: - de organisatie van bhv, waarin zowel aandacht is voor medewerkers als cliënten; - de mate van verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de cliënt; - de verschillen tussen wonen en dagbesteding; - de verschillen tussen grootschaligheid en kleinschaligheid van organisaties.
14
De opleidingen tot bhv’er en de jaarlijkse herhaling zijn heel verschillend wat inhoud en tijdsduur betreft. De opleiding moet natuurlijk aansluiten bij de werkplek van de bhv’er. Hoe kies je nu de opleiding die het beste bij je werkplek past?
Opleidingen
12
In het Arbobesluit is een algemene opleidingseis opgenomen: de opleiding van bhv’ers moet voldoende zijn om hun taken in het kader van de bhv adequaat te kunnen uitvoeren. Wat voldoende is, hangt sterk af van de bedrijfssituatie: het principe van zorg op maat. Advies kan worden ingewonnen bij een Arbo-dienst of andere deskundigen, zoals Ricas en NIBHV. De inhoud van de basisopleiding tot bhv’er omvat minimaal: het opdoen van kennis en vaardigheden inzake levensreddende handelingen, brandbestrijding, ontruiming en contacten met hulpverlenende instanties. Meestal duurt de opleiding tot bhv’er twee of drie dagen; de herhalingsopleiding een halve tot een hele dag. De kosten van een tweedaagse opleiding liggen rond de ƒ 600,.
Ricas
Arbo-dienst
NIBHV
Algemene vragen
Er zijn verschillende manieren om mensen enthousiast te maken voor bhv. Natuurlijk moeten alle medewerkers eerst inzien dat bhv belangrijk is. Verschaf niet alleen informatie over bhv, maar geef ook voorbeelden uit de praktijk. Door te vertellen over een brand in een ziekenhuis of een ongeluk in een wooninstelling komt het onderwerp dichterbij. De afdeling voorlichting van de brandweer kan zeker voorbeelden aandragen. Ook de video over bhv is goed bruikbaar. Daarnaast moeten de medewerkers zich willen inzetten voor collega's en bewoners, maar vanuit hun (agogische) vak is die drijfveer er meestal wel. Oefeningen met ondersteuning door de brandweer zorgen ervoor dat er, al gebeurt het niet van de ene dag op de andere, een zeker respect en de nodige waardering voor de bhv-organisatie ontstaan. Door informatie te geven in bijvoorbeeld nieuwsbrieven, kan iedereen op de hoogte worden gehouden van alle bhv-activiteiten. In zo’n nieuwsbrief kan bijvoorbeeld een verslag van een ontruiming gegeven worden, met een foto erbij. Daarnaast is het van belang om de medewerkers zo veel mogelijk te betrekken bij bhv en te luisteren naar hun ideeën erover. Ook is het goed om bhv bij familie van cliënten onder de aandacht te brengen. Dat bevordert een gerust en veilig gevoel.
Welke rol kan de cliëntenraad spelen in de bhv-organisatie?
16
De Arbowet heeft betrekking op de werkgever en de werknemer, dus de cliëntenraad heeft geen wettelijke mogelijkheid tot inspraak. Als binnen de cliëntenraad het Arbobeleid van de instelling besproken wordt, heeft de raad op dat punt wel de mogelijkheid tot bijsturing.
Algemene vragen
15
Hoe maak je mensen enthousiast voor bhv?
13
Algemene vragen
17
14
Welk niveau is er nodig voor de opleiding tot bhv’er? Kunnen cliënten ook op een bepaalde manier meedoen?
De bhv’ers moeten een bepaald opleidingsniveau hebben, omdat zij kennis moeten hebben van brand, redding en ontruiming, levensreddende eerste hulp en communicatie met deskundige hulpverleners. Als je een opleiding bhv hebt gevolgd, krijg je een diploma of getuigschrift. Of cliënten kunnen meedraaien in de bhv-organisatie, hangt af van hun niveau. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat er nogal wat verantwoordelijkheid op hun schouders wordt gelegd. De Arbowet en het Arbobesluit gaan uit van bhv’ers die werkzaam zijn in de organisatie. In elk geval kunnen cliënten nooit een bhv’er vervangen. Wel moeten ze weten hoe ze moeten handelen in noodsituaties, als er nog niemand is om hen te ondersteunen.
18
Dit jaar wordt de tweede lichting bhv’ers opgeleid. Ook zijn binnenkort per voorziening alle brandplannen opgesteld. Het ontruimingsplan wordt jaarlijks geoefend per voorziening. De vraag blijft echter hoe cliënten massaal te evacueren als dit ooit aan de orde is. We maken ons dan vooral zorgen over wooneenheden met meerdere verdiepingen, soms zonder lift. De brandweer adviseert met ontruimen te wachten tot de hulpverleningsdiensten ter plaatse zijn. Wat is de visie van de VGN hierop?
In geval van brand mag het nooit zo zijn dat de gehandicapten maar moeten wachten tot de brandweer er is. Anderzijds mag een bhv’er zichzelf niet in gevaar brengen. Bij een brand kan de gezondheid van mensen op verschillende manieren blijvend worden aangetast. Hitte en verbranding kunnen levensbedreigend zijn, maar verstikking door rook is in veel gevallen een veel groter gevaar. Het Arbobesluit geeft duidelijk aan hoe er bij brand gehandeld moet worden. In een toelichting over ‘maatgevende factoren’ staat dat er bij de organisatie van bhv rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van personen die niet zelfstandig in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen. Als er geen lift is, zijn er andere voorzieningen om gehandicapten en gewonden te transporteren. De zogeheten evac-chair is daar één van. Dat er geen lift is, mag natuurlijk nooit een reden zijn om mensen niet in veiligheid te brengen. Overigens wordt het altijd afgeraden in geval van brand gebruik te maken van de lift.
Binnen ons cluster hebben we te maken met twee verschillende gemeentelijke brandweerkorpsen: het korps van Enschede en dat van Almelo. Het ene (E) adviseert een brandweeroefening te houden binnen de locatie/woonvorm waar alle bewoners en medewerkers aan deelnemen; het andere korps (A) raadt dit juist af, met name om paniek, angst en traumatisering te voorkomen. Wat zijn de ervaringen met brandweeroefeningen en ontruimingsoefeningen en hoe luidt uw advies?
19
Oefeningen zijn van het grootste belang. Met name in de voorbereiding van de oefening ligt de kracht van de uitvoering. Wordt er voor het allereerst geoefend, dan kan dat het best in een creatieve spelvorm gebeuren. Laat medewerkers en cliënten op een vriendelijke manier kennismaken met het verschijnsel ontruiming. Kondig een eerste oefening ruim van tevoren aan, geef vooraf nog wat extra instructies en geef uitdrukkelijk aan dat het om een oefening gaat. Later (na twee of drie keer oefenen) kan er anders worden geoefend en dan bijvoorbeeld onaangekondigd. Breng bij de oefening altijd de brandweer en de politie van tevoren op de hoogte. Een volledige ontruiming oefenen zou wel kunnen, maar dan moet er aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Zo moeten er vooraf hele goede afspraken zijn gemaakt. Voor iedereen moet duidelijk zijn dat er bij een volledige ontruiming geen algemene regel geldt; elke ontruiming heeft een andere reden en een eigen, specifiek verloop. Bij het oefenen van een volledige ontruiming zijn er verschillende mogelijkheden:
Algemene vragen
Een ander aspect is dat - gelet op de preventieve maatregelen die zijn genomen de brand zich meestal niet zo snel verspreidt. Het is dus niet waarschijnlijk dat er binnen zeer korte tijd een enorme brand ontstaat. Een massale evacuatie in een heel korte tijd zal dan ook maar zelden nodig zijn.
15
- zet de oefening op papier en bespreek het verloop in een werkoverleg; - bespreek mogelijke reacties van cliënten; - houd de oefening met enkele werknemers; - houd de oefening met alle medewerkers; - houd de oefening met een aantal of alle cliënten erbij; - kondig de oefening aan; - houd een totaal onverwachte oefening; - regel een ongevallenverzekering; - waarschuw ook familie/ouders van cliënten, evenals de buurtbewoners, als er een oefening wordt gehouden.
Algemene vragen
20
16
Als personeelsfunctionaris vind ik dat bhv een geheel moet worden waar de mensen op locatie mee kunnen werken. Hoe krijg ik dat voor elkaar en hoe betrek ik medewerkers erbij?
Maak beleid voor bhv en overleg eventueel met de Arbo-dienst. Evalueer jaarlijks. Geef helder aan wat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn van de medewerkers op locatie(s). Maak duidelijk hoeveel tijd ze hiervoor krijgen. Ook hier zijn ervaringen van andere instellingen een goed hulpmiddel om tot een opzet te komen.
21
Er zijn allerlei protocollen voor het omgaan met agressieve cliënten, om de veiligheid van medewerkers te waarborgen. Op welke manier kun je hier binnen bhv aandacht aan schenken?
Hier ligt een wettelijke verplichting op grond van artikel 4 lid 2 van de Arbowet. De werkgever moet een beleid ontwikkelen met betrekking tot agressie en geweld. Bij de bhv-organisatie zou dit als onderwerp meegenomen kunnen worden, maar dan wel met als onderbouwing de verplichting op grond van de Arbowet.
22
Iedere werkplek moet een ontruimingsplan maken en een aantal concrete preventieve voorzieningen aanbrengen. De Arbo-wetgeving kan ruim geïnterpreteerd worden. Het ontruimingsplan en het gebouw moeten door de brandweer goedgekeurd worden. Het kan zijn dat de eisen van de brandweer (gemeente) en de prioriteiten van de eigenaar/beheerder/bewoner van het pand tegenstrijdig zijn. Hoe moeten we daarmee omgaan?
Wanneer zijn een reanimatiediploma en een volledig EHBO-diploma nodig? In de praktijk moeten wij voortdurend een afweging maken tussen: a. aantal uren studie, en dus nog meer werkdruk op de werkplek; b. deze studie of een andere, meer gedragsgerichte cursus.
23
Algemene vragen
De Arbeidsinspectie controleert op naleving van de wet. De Arbo-dienst adviseert aan de hand van de bepalingen in de wet. De brandweer heeft haar eigen regelgeving, die onder meer is vastgelegd in de Algemene Brandweer Verordening (gemeentelijke verordening). Deze wetten mogen natuurlijk niet met elkaar in botsing komen. Dat doen ze ook niet, maar sommige bepalingen kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, waardoor er onduidelijkheid kan ontstaan. Het ontruimingsplan zal door de brandweer in het kader van de gebruikersvergunning beoordeeld worden. Het is belangrijk om de brandweer uit te leggen waarom je een voorgestelde maatregel zinvol acht. Het uitgangspunt ‘zo gewoon waar mogelijk’, blijkt vaak goed bespreekbaar.
17
Reanimatie: Het opleidingsprofiel voor de bhv’er geeft aan dat deze vaardig moet zijn in het verlenen van eerste hulp bij bloedsomloopstoornissen. Hieronder kunnen ook stoornissen aan het hart vallen, maar een heldere uitspraak hierover is tot nu toe nergens te vinden. Het is aan te bevelen de bhv’ers een opleiding met reanimatie te laten volgen. Zeker wanneer de gemiddelde leeftijd van personeel en cliënten wat hoger ligt, waardoor we van een risicogroep kunnen spreken.
EHBO: Uit de risicoinventarisatie en de maatgevende factoren moet blijken of het gerechtvaardigd is een aantal (of misschien wel alle) bhv’ers op te leiden tot EHBO’er.
Algemene vragen
Lessen/studie: De lessen kunnen zelfs in diensttijd worden verzorgd. Voor reanimatie is nauwelijks studietijd vereist. Praktische oefeningen zijn veel belangrijker. Voor EHBO staat een wat langere opleiding. Sommige instituten verzorgen ook deze lessen in diensttijd. Ook kan de opleiding via een plaatselijke EHBOvereniging gevolgd worden in de avonduren. De keuze hangt af van de afspraken die er gemaakt zijn en van de bereidwilligheid van de deelnemers.
18
24
Wanneer en voor wie is een doormeldsysteem naar de regionale brandweer vereist? Momenteel beschikken de GVT's over een doormeldsysteem. Er zijn brandweerlieden die zo’n systeem ook nodig vinden voor dagcentra voor volwassenen. Een kostbare zaak! Wat vindt u hiervan?
Het ‘Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen’ zegt: - In ingewikkelde, afgelegen of hoge gezondheidszorggebouwen waar alleen zelfredzame cliënten aanwezig zijn, moet een doeltreffende brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking aanwezig zijn. - In gezondheidszorggebouwen waar overwegend niet-zelfredzame cliënten verblijven, moet een doeltreffende brandmeldinstallatie met volledige bewaking aanwezig zijn. - Een van de medewerkers dient een ‘opgeleid persoon’ te zijn. Deze medewerker beheert de brandmeldinstallatie. Er zijn nog geen prestatie-eisen voor gezondheidszorggebouwen geformuleerd. Gemeenten maken gebruik van het boek ‘Een brandveilig gebouw bouwen’ om prestatie-eisen te kunnen bepalen. Dit geldt zowel voor de brandmeldinstallatie als voor de vluchtwegen en de noodverlichting.
25
Ook hier is het belangrijk dat personeel en cliënten weten wat ze moeten doen bij een calamiteit. Zorg voor een duidelijke instructie en een goede mogelijkheid tot alarmering. Denk aan een alarmknop voor ongevallen, waarmee bijvoorbeeld de centrale receptie wordt opgeroepen. Als er geen receptie is, dan moet het nummer 112 heel duidelijk zijn ingeprogrammeerd op de telefoon. Denk ook aan een rookdetectiesysteem dat op de centrale receptie is aangesloten. Vraag de plaatselijke brandweer om advies. Geef in ieder geval goede, heldere instructies in de vorm van een folder, informatiekaart of sticker met een kort en bondig overzichtje: ‘wat te doen bij: een ongeval, brand, ontruiming’, etc.
Bestaat er een ‘algemeen’ plan voor nazorg bij calamiteiten?
26
Algemene vragen
Wat moeten we precies doen en weten als het gaat om calamiteiten in een zeer kleinschalige voorziening, bijvoorbeeld een appartement waarin twee tot vier AWBZ-cliënten wonen? De brandweer stelt in elke gemeente weer andere eisen.
19
Nee, niet op grond van de wet. Nazorg is uiterst belangrijk, zeker bij traumatische gebeurtenissen. Informatie hierover is te verkrijgen bij de brandweer en eventueel het Bureau Slachtofferhulp. Ook het Oranje Kruis is bezig met dit onderwerp, omdat steeds meer EHBO’ers te maken krijgen met de verwerking van de gevolgen van hulpverlening bij ongevallen.
Wat is een gebruikersvergunning en wanneer is die nodig/verplicht?
27
Waar een gebruikersvergunning voorgeschreven wordt, is in een landelijke bepaling omschreven. Een gebruikersvergunning is nodig als het gebouw voor een specifiek doel gebruikt wordt. De uitvoering van de regeling ligt bij de gemeente, dus iedere gemeente is vrij in de wijze van toepassing van de gebruikersvergunning.
28
De wet biedt ruimte voor de invulling van bhv. De Arbo-dienst neemt bhv op in de risicoinventarisatie. Wat moeten we doen als het eigen ‘praktisch inzicht’ van de werkplek in botsing komt met de visie van de brandweer en de Arbo-dienst?
De werkgever is verantwoordelijk en handelt op basis van de adviezen van de Arbo-dienst. De brandweer heeft hiermee geen feitelijke bemoeienis, omdat de Arbeidsinspectie de controlerende instantie is.
Algemene vragen
29
Bestaat er een EHBO-cursus waaraan verstandelijk gehandicapten kunnen deelnemen?
Nee, die bestaat niet.
30
Bestaat er een cursus ‘brandpreventie’ waaraan verstandelijk gehandicapten kunnen deelnemen?
20
Nee, die bestaat niet.
31
Welke belangrijke preventieve informatie moet een bhv’er aan de medewerkers geven?
Dat moet een bhv’er niet doen, maar de directie. De directie moet aangeven wat iedereen moet doen en laten bij een calamiteit. Dit wordt wel genoemd de ‘instructie voor het personeel’. De bhv’er kan zijn collega's er wel op wijzen hoe zij allerlei risico’s kunnen voorkomen: nooduitgangen vrijhouden, branddeuren met magneetsluitingen in openstaande stand niet vastzetten met wiggen of touwtjes. Geen asbakken legen in prullenbakken, geen kaarsen bij gordijnen plaatsen, enz. Zo maakt de bhv’er de collega’s en cliënten bewust van de gevaren en geeft hij ook duidelijk aan wat die gevaren dan kunnen zijn.
Wat moeten we een nieuwe medewerker precies over bhv vertellen?
32
Algemene vragen
Een nieuwe medewerker moet weten: - dat er een bhv-organisatie is; - waar de vluchtroutes en nooduitgangen zijn; - wie hij/zij moet alarmeren bij een ongeval, brand enz.; - wat hij wel en niet moet doen bij een calamiteit en een ontruiming. Dit alles is samengevat in de ‘instructie voor het personeel’.
Wat moet een stagiair(e) / invalkracht weten van bhv?
33
Een stagiair(e)/invalkracht moet net zoveel weten over bhv als ieder ander personeelslid. Dit is een wettelijke verplichting (artikel 8 van de Arbowet). Toch kunnen deze tijdelijke krachten over het algemeen geen deel uitmaken van de reguliere bhv-organisatie. Als er een invalkracht via het uitzendbureau komt, moet deze bekend zijn met de risicoinventarisatie en -evaluatie van de instelling. Het uitzendbureau moet de invalkracht informeren over de risico's. Als een invalkracht toch bhvtaken moet gaan uitvoeren, moeten deze taken schriftelijk zijn vastgelegd in een overeenkomst met het uitzendbureau.
Noodverlichting, blusapparaten, bijstellingen van het calamiteitenplan... Moeten we al die preventieve maatregelen schriftelijk vastleggen voor de inspectie?
34
Dat u deze maatregelen heeft uitgevoerd, moet blijken uit de risicoinventarisatie en -evaluatie en ook uit het bijbehorende plan van aanpak.
21
Daarnaast dienen er onderhoudsschema's te zijn van de aanwezige apparatuur, met testverslagen en onderhoudsgegevens van noodverlichting en noodstroomaggregaten, en keuringsverslagen van brandblusmiddelen. Het calamiteitenplan moet zo vaak bijgesteld worden als noodzakelijk is. Hier ligt een taak voor de directie, de Arbocoördinator en het hoofd bhv.
Algemene vragen
35
Een stichting heeft tientallen werkplekken. En geregeld wordt er een nieuw project gestart. Daardoor wordt de kans steeds groter dat een bhv’er elders gaat werken of op meerdere plekken werkzaam is. Hoe lossen we dat op?
Binnen de organisatie moet te allen tijde adequate hulpverlening geboden kunnen worden. Artikel 2.18 van het Arbobesluit zegt dat de inventarisatie en analyse moeten aangeven hoe de organisatorische invulling gestalte moet krijgen. Dit is per vestiging verschillend. Alarmeringsmogelijkheden, loopafstanden enz. zijn immers in elke vestiging anders.
22
ALARM
Plannen maken
Soorten plannen Een ontruimingsplan bevat een complete beschrijving van het verloop van een ontruiming. Ook staat erin vermeld wie wat doet, wie verantwoordelijk is, welke taken de directie heeft en welke de bhv’ers, het personeel en de cliënten. Een aanvalsplan is een plan van de brandweer, dat wordt gebruikt als de brandweer uitrukt. In dit plan is een routebeschrijving gegeven, evenals een korte beschrijving van het object, eventuele bijzondere gevaren en andere belangrijke informatie die nodig is voordat er wordt uitgerukt. Een bedrijfsnoodplan omvat meerdere deelplannen (ontruimingsplan, bhvplan, technische gegevens over installaties en dergelijke). Maar in grote lijnen geeft het aan hoe te handelen in diverse situaties. Inhoud De inhoud van een plan is in de Arbowet niet vastgesteld. (Een uitzondering hierop is het bedrijfsnoodplan voor bepaalde takken van industrie.) Informatie hierover is te verkrijgen bij de afdeling preventie van de Arbodienst, de brandweer en opleidingsinstituten voor bhv. Daar zijn ook voorbeelden verkrijgbaar. Van alle werkplekken moet bekend zijn hoe deze ontruimd moeten worden. Het maakt niet uit of het om een kleine of een grote werkplek gaat. Wel zal de beschrijving voor een grote werkplek wat gecompliceerder zijn. In overleg met directie en Arbo-dienst en brandweer moet een ontruimingsplan tot stand worden gebracht.
Algemene vragen
36
23 Plannen maken
Ontruimingsplan, aanvalsplan, bedrijfsnoodplan... Wat is precies het verschil tussen al die plannen en wat moet erin staan? Zijn er voorbeelden van beschikbaar? Moet er voor alle werkplekken een ontruimingsplan zijn? En wat doen we als de werkplek en de brandweer van mening verschillen over het ontruimingsplan?
Oefening
37
De ontruimingsoefening Hoe vaak moeten we zo’n oefening organiseren?
Algemene vragen
Het is raadzaam om minstens één keer per jaar een algehele ontruimingsoefening te houden. Daarnaast zou je op kleinere afdelingen vaker (bijv. halfjaarlijks) theorie-oefeningen kunnen doen. Daarbij wordt iedereen bijeengeroepen en gevraagd wat je moet doen bij een ontruiming. De stof wordt kort maar krachtig doorgenomen en iedereen kan weer aan het werk.
38
De ontruimingsoefening Wie zijn de deelnemers? - alleen brandweer (kennismaking met gebouw en cliënten)? - brandweer + leidinggevende(n) + bhv’ers? - brandweer + alle medewerkers? - brandweer + medewerkers + cliënten?
Oefening
24
Bij een algehele oefening moeten personeel, directie, bhv’ers, cliënten, ouders/familie, de brandweer en eventueel de buurtbewoners gewaarschuwd worden. Deelname aan oefeningen kan geleidelijk opgebouwd worden. Bij elke oefening is het belangrijk dat medewerkers weten wat er moet gebeuren om extra onrust bij cliënten te voorkomen. De volgorde van deelname aan de oefening zou als volgt kunnen zijn: - eerst alleen de bhv’ers; - bhv’ers en alle medewerkers; - bhv’ers, alle medewerkers en cliënten; - bhv’ers, cliënten en de medewerkers die normaal gesproken aanwezig zijn. Kleine oefeningen, zoals van de brandtrap aflopen, kunnen tussendoor worden gedaan. Het tijdstip van oefening is de eerste keren van tevoren bekend, later komt de oefening onverwacht. Ga na of de gevolgen van een oefening verzekerd zijn.
Te c h n i s c h e z a k e n
39
Een branddeur kan verschillende functies hebben. Zo kan de deur dienen als afscheiding tussen twee compartimenten. De bedoeling is dan dat de deur ervoor zorgt dat de zuurstof niet via de gangen door het gebouw trekt, maar in de compartimenten blijft. Aanvoer van zuurstof is de aanstichter van brand en ‘trekt de brand aan’. Ook kan de deur een brandwerende functie hebben, en daarmee uitbreiding van de brand tegengaan. De deuren kunnen verschillende kenmerken hebben, afhankelijk van de functie. Zo zijn er de dikke branddeur van brandwerend materiaal en de zelfsluitende deur, die openstaat met behulp van een magneet en automatisch sluit bij een brandalarm. Branddeuren moeten herkenbaar zijn door middel van een sticker die aangeeft dat het een branddeur betreft.
Algemene vragen
Branddeur Wat is precies de functie van een branddeur? Welke bijzondere kenmerken heeft zo’n deur? Moet een branddeur als zodanig herkenbaar zijn en, zo ja, hoe kun je het beste duidelijk maken dat het een branddeur is?
Vluchtwegen Wat zijn vluchtwegen precies, aan welke eisen moeten ze voldoen en hoeveel zijn er nodig? Een vluchtweg gaat wel eens via een dak. Wat te doen als dat dak regelmatig glad is door bevriezing van regenwater of sneeuw of door mosgroei?
40
Een vluchtweg is een route waarlangs de medewerkers en anderen op de snelste en veiligste manier een ruimte kunnen verlaten. In de Nederlandse Norm, NEN 6082 worden vluchtwegen omschreven. De eisen die er gesteld worden aan een vluchtweg staan in het Arbobesluit. Ook kan de Arbo-dienst hierover informatie geven. Vluchtwegen moeten in elk geval een minimale breedte hebben en altijd vrij zijn van obstakels. Deuren in de vluchtweg moeten makkelijk te openen zijn (panieksluiting). Een sleutel mag niet los in het slot blijven steken. Als deze verwijderd wordt, is de vluchtweg geblokkeerd. Een sleutel in een kastje naast de deur mag niet; neem hiervoor een draaiknop. Ook de lengte van vluchtwegen is bepaald. Een vluchtweg mag in ieder geval niet te lang zijn.
Te c h n i s c h e z a k e n
25
Hoeveel vluchtwegen er nodig zijn, is afhankelijk van de grootte van de ruimte en van de aanwezige risico's. Vluchtwegen moeten altijd toegankelijk zijn. Als ze via een dak lopen, moet ervoor gezorgd worden dat ze altijd als een veilige route gebruikt kunnen worden. Gladheid door vorst en sneeuw moet onmiddellijk ongedaan worden gemaakt door sneeuwruimen en pekelen. Mosgroei kan altijd verwijderd worden en regenwater moet via goede afvoeren zijn weg kunnen vinden.
Algemene vragen
41
Te c h n i s c h e z a k e n
26
Brandtrappen Welke soorten brandtrappen zijn er? En waar moet je op letten bij de keuze van een brandtrap?
De Arbo-dienst en een goede leverancier kunnen u alles vertellen over soorten brandtrappen. De keuze van een brandtrap wordt mede bepaald door de hoogte van de ruimte waar de trap moet staan. Ook de benodigde capaciteit (hoeveel personen er tegelijk van de trap gebruik kunnen maken) speelt een rol bij de keuze, evenals het materiaal (de trap moet stroef zijn - je mag niet van de treden af kunnen glijden). Denk bij de plaatsbepaling van de trap ook aan het inbraakrisico.
42
Alarmsysteem/doormeldsysteem Wat zijn dat ? Wanneer is zo’n installatie zinvol of verplicht? En wat zijn de kosten van installatie en deelname?
Over alarmsystemen en doormeldsystemen kunt u de nodige informatie aanvragen bij de brandweer en bij gespecialiseerde installatiebureaus.
43
Noodverlichting Wanneer is deze nodig of verplicht?
Noodverlichting is nodig als bij stroomuitval de vluchtwegen niet goed zichtbaar meer zijn. Denk daarbij ook aan nachtelijke uren en aan ruimten waar geen daglicht komt. Verder is noodverlichting noodzakelijk als op werkplekken bij stroomuitval de werknemers gevaar lopen.
Noodverlichting Als een locatie, bijvoorbeeld een dagcentrum, hooguit vier keer per jaar 's avonds in gebruik is, kan de brandweer deze locatie dan toch verplichten noodverlichting aan te leggen?
44
45
Er zijn slanghaspels, poederblussers, koolzuursneeuwblussers, light-waterblussers en halon-brandblusinstallaties. Elke soort brand heeft andere kenmerken. Daarom zijn niet alle blussers in elke situatie geschikt. Ook wat werking betreft kunnen ze verschillen. De werking op het te blussen object kan van belang zijn. Poeder heeft bijvoorbeeld een corrosieve werking, die lange tijd kan voortduren en desastreus is voor computerapparatuur. Een C02-blusser is dan meer geschikt. Bedenk dat het gebruik van verkeerde blusmiddelen gevolgen kan hebben voor de uitkering van de verzekering. Wat er minimaal in huis moet zijn, hangt af van de risicoinventarisatie. Vraag bij de afdeling preventie van de brandweer om aanvullende informatie.
Voorbeeldsticker Is er een voorbeeldsticker: ‘Wat te doen bij brand’?
Ja, die is er (zie afbeelding). Deze afbeelding is (als geplastificeerd bord en als sticker) te koop bij Habax, tel. (o23) 538 60 18.
46
27 Te c h n i s c h e z a k e n
Blusmiddelen/blusapparaten Welke blusmiddelen en -apparaten zijn er? Wanneer moet je welk blusmiddel gebruiken en welk middel moet je in elk geval in huis hebben?
Algemene vragen
Het gaat er niet om of een ruimte 's avonds gebruikt wordt. Het gaat erom dat de vluchtwegen en nooduitgangen goed zichtbaar zijn, zowel 's avonds als overdag. Bij brand zal rookontwikkeling zijn. Desoriëntatie is dan een van de grootste boosdoeners. Juist de noodverlichting kan in zo’n situatie uitkomst bieden en levens redden.
47
Aanwezigheidsbord Een aanwezigheidsbord lijkt wel handig, maar veel cliënten kunnen niet lezen. En in een GVT is het een komen en gaan van bewoners en derden; hoe houden we zo’n bord dan bij?
Algemene vragen
Iemand moet er dan voor zorgen dat de aanwezigheid van iedereen in het pand wordt geregistreerd. In sommige gevallen is een elektronische registratie (met een chip of magneetkaart en registratieapparatuur bij de buitendeuren) de oplossing. Ook een aanwezigheidsbord met foto’s in plaats van tekst is een mogelijkheid. Soms is een aanwezigheidsbord niet gewenst, met het oog op ‘zo gewoon mogelijk wonen’, bijvoorbeeld in een kleinschalig wooncentrum.
Te c h n i s c h e z a k e n
28
48
EHBO-dozen EHBO-dozen zijn er in allerlei soorten en maten. Hoeveel soorten of exemplaren moeten we in huis hebben? En waar moeten ze precies staan?
Welke EHBO-trommel(s) u kiest, is afhankelijk van de ter plaatse te verwachten letsels. Het misstaat niet om in een kantoorgebouw per verdieping op een centrale plaats (bijv. in het trappenhuis) één A-trommel te hebben, en de EHBO’ers te voorzien van een B-trommel. De A-trommel is dan alleen voor gebruik bij calamiteiten en de B-trommel is voor dagelijks gebruik door de EHBO’er. De Arbo-dienst moet ook hier op basis van de risicoanalyse bepalen wat noodzakelijk en wenselijk is.
49
Gas, water en elektra Waarom moet de plaats van gas, water en elektra apart gekenmerkt worden? Dat is immers in de diverse plannen aangegeven?
Bij aankomst van de brandweer moet deze niet eerst nog allerlei plannen doorworstelen om erachter te komen welke leiding waarvoor is. Daarnaast moet ook de bhv’er bij een calamiteit in één oogopslag kunnen zien waarmee hij/zij te maken heeft. Gas is gevaarlijker dan water. Elektra met water blussen heeft dodelijke gevolgen. En zonder water kun je niet blussen!
Ca l a m i t e i t e n
Hoe kun je cliënten het beste voorbereiden op calamiteiten?
50
Wat is een calamiteitenplan en wat houdt zo’n plan in?
51
Het is een omschrijving van calamiteiten die zich kunnen voordoen. Ook is in een calamiteitenplan aangegeven hoe er in zo’n situatie door de verschillende disciplines moet worden opgetreden, wie de leiding heeft en wie de eindverantwoordelijkheid heeft.
Algemene vragen
Door ze bewust te maken van de gevaren waarmee ze geconfronteerd kunnen worden. Spelend leren om over deze zaken na te denken helpt al veel. Geef duidelijk aan waarvoor bepaalde signalen dienen (brandalarm, ontruimingssignaal enz.).
Hebben alle werkplekken in alle woonsituaties presentielijsten nodig?
52
Dat hangt helemaal af van de situatie. Een woning heeft niet direct een presentielijst nodig, maar een groot complex wel. Het gaat er tenslotte om dat je je schaapjes kunt tellen als ze op het droge moeten.
Wanneer informeer je de thuissituatie bij een calamiteit: . direct; met als risico dat ouders / verzorgers zich naar de plek des onheils haasten, met alle gevolgen van dien? . na evacuatie; met als risico dat er een informele / incorrecte informatiestroom op gang komt, met alle gevolgen van dien? . of anders?
53
Maak niet alleen interne afspraken, maar ook afspraken met ouders / verzorgers/familie.
Ca l a m i t e i t e n
29
Algemene vragen
54
Ca l a m i t e i t e n
30
Noodopvang na evacuatie: a. Welke eisen zijn daaraan gesteld? b. Wat moet er zoal aanwezig zijn: - presentielijsten? - EHBO-materiaal? - telefoonnummers van thuis? - telefoonnummers van vervoerders? - kleding?
De belangrijkste eis is dat er bij een ontruiming in ieder geval een verzamelplaats is waar kan worden gecontroleerd of iedereen de calamiteitenplaats heeft verlaten. Daarbij is het van belang dat er een registratie is van de aanwezige personen. Als namelijk blijkt dat iemand zich niet heeft afgemeld op een verzamelplaats zullen, indien mogelijk met het oog op eigen veiligheid, de bhv’ers het pand opnieuw ingaan om de gemiste persoon te zoeken, met alle risico's van dien. Als nu blijkt dat de gezochte persoon weg is gegaan en zich niet heeft afgemeld, brengt hij de bhv’ers onnodig in gevaar. Wanneer door brand een complex onbewoonbaar is geworden, moet er een noodopvang zijn. Dit dient binnen de gemeente geregeld te worden. Hoe meer personeel en cliënten, hoe ruimer de noodopvang moet zijn. Wat er aanwezig moet zijn in de noodopvang, is afhankelijk van de grootte van deze voorziening. Procedures hiervoor moeten worden opgesteld in samenwerking met de brandweer, de GGD en de gemeente.
55
Nazorg: a. Wat hoort daar allemaal bij? b. Wie verzorgt de nazorg? c. Zijn er gespecialiseerde instanties die nazorg leveren?
Nazorg is van het grootste belang. Er moet na een calamiteit nadrukkelijke aandacht zijn voor de opvang van enerzijds cliënten door medewerkers en anderzijds van medewerkers door collega's. Praten over het ongeval helpt al veel. Informatie hierover is verkrijgbaar bij de brandweer, het Oranje Kruis, Bureau Slachtofferhulp en Bureau voor Rechtshulp.
Bi j l a g e n
Arbowet, art. 15 Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening 1. De werkgever laat zich ten aanzien van verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.
Uit: Arbowet, art. 15, versie 1999
Arbowet, art. 15:
4. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van de werkgever die een natuurlijke persoon is met niet meer dan 15 werknemers, mits hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen en zorg draagt voor een goede vervangingsregeling.
31 Deskundige bijstand op het gebied vanbedrijfshulpverlening
3. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.
Bi j l a g e n
2. Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in: a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen; c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting; d.het alarmeren van en samenwerken met hulpverleningsorganisaties in verband met de in de onderdelen a tot en met c bedoelde bijstand.
Bi j l a g e n
Nuttige adressen
Nuttige adressen
32
Opleidingsinstituten Bedrijfshulpverlening
Arbeidsinspecties
RICAS, instituut voor risico-advisering en veiligheidsopleidingen
Regio Noord
Galvanistraat 89
9722 AX Groningen
6716 AE Ede
Infotel.: 06-899 11 59
Tel.: (0318) 64 03 10, fax: (0318) 640 425
Tel.: (050) 522 58 80, fax : (050) 526 72 02
NIBHV, Nederlands Instituut voor
Regio Oost
Bedrijfshulpverlening
Sint Jansplaats 2
Postbus 280
6811 GE Arnhem
2910 AG Nieuwerkerk a/d IJssel
Infotel.: (06) 899 11 59
Tel.: (0180) 33 00 10, fax: (0180) 33 00 25
Tel.: (026) 355 71 11, fax : (026) 442 40 46
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Regio Noordwest
Informatie-telefoon 0800-9051
1043 NT Amsterdam
Engelse Kamp 4
Radarweg 60 Infotel.: (06) 899 11 59 Tel.: (020) 581 26 12, fax : (020) 686 47 03
Regio Midden Oudenoord 6 3513 ER Utrecht Infotel.: (030) 230 56 70 Tel.: (030) 230 56 00, fax : (030) 230 56 80
Regio Zuidwest Stadionweg 43c 3077 AS Rotterdam Infotel.: (010) 479 84 90 Tel.: (010) 479 83 00, fax : (010) 479 70 93
Regio Zuid Sint Pieterskade 26 6212 AD Maastricht Tel.: (043) 321 92 51, fax : (043) 321 30
Profijt van
. Arbobeleid
Arboconvenant Gehandic aptenzorg