Inversie Corrigeer: • Dan je moet de eerste straat links. • Bij het kruispunt jij gaat rechtsaf en dan jij bent in Grohova. • Aan je rechterhand ziet je Tvrdého kolej.
Inversie • Dan moet je de eerste straat links. • Bij het kruispunt ga je rechtsaf en dan ben je in Grohova. • Aan je rechterhand zie je Tvrdého kolej.
Geen inversie na “en”/”of” Corrigeer: • En moet je uitstappen aan tramhalte Úvoz. • Of ga je rechtdoor richting Úvoz.
Geen inversie na “en”/”of” • En je moet uitstappen aan tramhalte Úvoz. • Of je gaat rechtdoor richting Úvoz.
Conjuncties (bijvoorbeeld “en”, “of”) => geen inversie! Normale volgorde: eerst subject, dan PV
Linkerkant/hand vs. links(af) Rechterkant/hand vs. rechts(af) Corrigeer: • Je gaat linkerhand. • Het gebouw zie je rechtsaf.
Linkerkant/hand vs. links(af) Rechterkant/hand vs. rechts(af) DYNAMISCH • Je gaat naar links. STATISCH • Het gebouw zie je aan je/de rechterkant. aan je rechterhand.
Correctie dialoogje
Je, jij, jou, jouw Wat is je/jouw naam? (possessief pronomen) Ik ben Maria. Wat is je/jouw naam? (possessief pronomen) Je gaat rechtdoor. (persoonlijk pronomen, subject) Ik ben Tanja. En jij bent Maria. (persoonlijk pronomen, subject) Ik zie jou. (persoonlijk pronomen, object) Hoe gaat het met jou? (persoonlijk pronomen, object)
Je (vs) u Corrigeer: Je gaat rechtdoor en daar ziet u het station.
Je (vs) u Je gaat rechtdoor en daar zie je het station. OF U gaat rechtdoor en daar ziet u het station.
Correctie
nationaliteiten
Nationaliteit vrouw Adjectief/taal
Nationaliteit vrouw
Amerikaans Nederlands Belgisch Tsjechisch Bulgaars Thais Turks
Amerikaanse Nederlandse Belgische Tsjechische Bulgaarse Thaise Turkse
Correctie “in de klas”
of Hangt er een spiegel of een schilderij een de muur? Zijn de gordijnen open of dicht?
of Hangt er een spiegel of een schilderij een de muur? Er hangt een schilderij aan de muur. Zijn de gordijnen open of dicht? De gordijnen zijn dicht.
er • Een schilderij hangt aan de muur. • Er hangt een schilderij aan de muur. • Een plant staat op de kast. • Er staat een plant op de kast.
Een (vs) één • Een = artikel Ik zie een plant, een deur, een raam, schooltassen… • Eén = telwoord (één, twee, drie,…) Hoeveel planten zie je? Eén.
Meervoud • De deur is dicht. • De deuren van de kast zijn dicht.
De (kast)deur De lade
Les 4
Eten & drinken bestellen
(de) koffie het kopje koffie
koffie met suiker (de) suiker
koffie met melk (de) melk
koffie zonder melk en zonder suiker zwarte koffie
de thee het kopje thee thee met suiker/melk
de taart - het taartje het gebak - het gebakje
+
(het) water (het) mineraalwater het glas water / het glaasje water