Corporate usability vs. Participatiecultuur
Alma Schippers Studentnummer: 0116513 Universiteit Utrecht, Faculteit Letteren, Nieuwe Media & Digitale Cultuur Begeleiding: Dr. Ann-Sophie Lehmann Juli, 2005
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave.................................................................................................................... 2 Hoofdstuk 1 – Introductie..................................................................................................... 3 Paragraaf 1 – Inleiding ..................................................................................................... 3 Paragraaf 2 – Probleemstelling ......................................................................................... 4 Hoofdstuk 2 – Casestudy...................................................................................................... 6 Hoofdstuk 3 – Theoretisch kader.......................................................................................... 8 Paragraaf 1 – Technologisch kapitaal................................................................................. 8 Paragraaf 2 – Plezier of kennis?....................................................................................... 10 Paragraaf 2.1 Plezier.................................................................................................... 10 Paragraaf 2.2 Kennis.................................................................................................... 11 Paragraaf 3 – Virtuele gemeenschappen........................................................................... 12 Paragraaf 4 – Usability..................................................................................................... 14 Hoofdstuk 4 – Participatiecultuur vs. Corporate Usability..................................................... 17 Hoofdstuk 5 - Conclusie..................................................................................................... 19 Bijlage............................................................................................................................... 21 Bibliografie ....................................................................................................................... 24
2
Hoofdstuk 1 – Introductie Paragraaf 1 – Inleiding Internet is een medium dat veel vrijheid biedt. De vrijheid om een website te maken en online te plaatsen. De vrijheid om de informatie te verstrekken die je wilt verstrekken en om de website zo op te maken zoals jij dat mooi vindt. De vrijheid om jezelf via die website te profileren. Veel mensen die wat afweten van computers en internet kunnen een website maken en on-line plaatsen. Ook bedrijven en instellingen maken veel gebruik van het internet. Commerciële bedrijven verkopen hun producten on-line, instellingen maken een website om de mensen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen binnen de instelling. Scholen bijvoorbeeld, gebruiken het internet vaak om informatie naar hun leerlingen te communiceren, zoals een rooster, vakantiedagen, foto’s van activiteiten, et cetera. De website van een bedrijf of instelling valt vaak onder de afdeling PR & Communicatie. Maar er zijn ook bedrijven of instellingen die een centrale organisatie hebben met decentrale vestigingen, zoals de HollandAccent Onderwijsgroep. Dit is een onderwijsinstelling die bestaat uit twaalf scholen, drie MBO's en negen middelbare scholen en een stafbureau. Vanuit dit stafbureau worden veel zaken geregeld, zoals de financiën, personeelszaken en PR & Communicatie. De scholen hebben ieder een eigen website binnen het domein van de totale instelling. Tijdens mijn stage bij de HollandAccent Onderwijsgroep heb ik een onderzoek uitgevoerd naar de usability van de website van deze instelling. Uit dit onderzoek zijn een aantal adviezen naar voren gekomen voor de instelling, waarmee zij hun website kunnen verbeteren. Dit onderzoek hield onder andere in een enquête onder de gebruikers van de website. Onder deze gebruikers waren onder andere leerlingen van het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Opvallend was dat geen van de respondenten de website van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein (één van de scholen van de HollandAccent Onderwijsgroep) bezocht. Toen ik dit verder onderzocht, bleek dit de enige school te zijn die een website onderhoudt buiten het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep. Dit is de basis geworden voor dit artikel. Waarom maakt het Reviusplein geen gebruik van de reeds bestaande deel website binnen het domein van de instelling? Zorgt dit voor onduidelijkheid bij de gebruikers? Is er sprake van een participatiecultuur binnen het Accent College HAVO VWO – Reviusplein? En zo ja, conflicteert dit met de corporate identity en corporate usability van de HollandAccent Onderwijsgroep? Deze vragen spelen een rol in dit artikel. In de rest van dit hoofdstuk zal ik het centrale probleem van dit artikel uiteenzetten en in hoofdstuk twee zal ik de casestudy toelichten. Vervolgens zal ik in hoofdstuk drie mijn
3
theoretisch kader uiteenzetten. Daarna zal ik in hoofdstuk vier de verschillende concepten uit het theoretisch kader tegenover elkaar zetten, waarna ik in hoofdstuk vijf mijn conclusie zal trekken.
Paragraaf 2 – Probleemstelling In usability studies worden bepaalde regels/voorwaarden genoemd waaraan men zich moet houden om websites gebruiksvriendelijk te maken. Nielsen bijvoorbeeld stelt allerlei restricties op waaraan webdesign moet voldoen [Nielsen, 1998]. Internet is echter juist een medium dat volgens velen vrij toegankelijk is en veel vrijheid biedt . Dit
kan
tot
conflicten
leiden.
Usability/gebruiksvriendelijkheid
creëert
restricties,
voorwaarden waaraan websites moeten voldoen om ze voor gebruikers prettig en gemakkelijk bruikbaar te maken. Deze voorwaarden worden steeds meer gehanteerd door het bedrijfsleven, omdat dit voor betere communicatie naar de gebruikers/klanten zorgt, en daardoor meer gebruikers/klanten zou opleveren. Volgens Nielsen is deze relatie heel direct: een gebruiksvriendelijke website betekent meer gebruikers/klanten [Nielsen, 1998]. Usability zorgt er echter ook voor dat de webdesigners en/of webredacteuren zich moeten houden aan bepaalde restricties en niet buiten de gebaande paden kunnen treden met het design en de content van hun website. De vrijheid die het medium zo aantrekkelijk maakt wordt op die manier beperkt. De doelgroep die het Accent College HAVO VWO – Reviusplein voor ogen heeft bestaat uit hun leerlingen. Alhoewel ook ouders, decanen, docenten en anderen hun website bezoeken vinden zij de leerlingen het meest belangrijk. Daar is dan ook het design van de website voor gemaakt. Maar tieners zijn niet per se wizzkids als het aankomt op het gebruik van computers en Internet. Uit een onderzoek van Jakob Nielsen blijkt dat slechts 55% van de (jeugdige) gebruikers erin slaagt een representatieve taak uit te voeren op een bepaalde site. Volgens Nielsen komt dit door drie dingen: onvoldoende leesvaardigheden, minder ontwikkelde onderzoeksstrategieën en minder geduld [Nielsen, 2005]. Bij het maken van een gebruiksvriendelijke site wordt vaak gekozen voor een eenvoudig design, omdat dit meestal gebruiksvriendelijker is dan bijvoorbeeld een flitsende flash website. Jakob Nielsen adviseert dan ook om altijd een soortgelijk design aan te houden: altijd hyperlinks in blauwe letters en onderstrepen, geen gebruik maken van stylesheets, geen gebruik maken van frames, et cetera [Nielsen, 1998]. De HollandAccent Onderwijsgroep gaat af en toe wel in tegen de adviezen van Nielsen: de hyperlinks zijn niet blauw en onderstreept, er wordt wel gebruik gemaakt van stylesheets en ook frames zijn terug te vinden in de website. Maar er is een (redelijk) eenvoudig design toegepast op de website, omdat de instelling een grotere doelgroep voor ogen gehad bij het creëren van de website. Zij hebben ook de ouders, decanen, docenten en anderen voor ogen gehad en het design en de content daarop aangepast.
4
Op basis van de ervaringen die ik tijdens mijn stage heb opgedaan heb ik de volgende probleemstelling opgesteld: In hoeverre kan er conflict ontstaan tussen een corporate usability en een participatiecultuur? In dit artikel zal ik de thema’s (corporate) usability en participatiecultuur bespreken in het licht van een casestudy. Deze casestudy wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
5
Hoofdstuk 2 – Casestudy Tijdens mijn stage heb ik een onderzoek uitgevoerd naar de website van de HollandAccent Onderwijsgroep. De HollandAccent Onderwijsgroep is een scholengroep die bestaat uit twaalf scholen. Deze scholen hebben ieder een eigen website binnen het domein van de groep. De scholen participeren actief op het internet en dragen zelf de zorg voor de website. Ze leveren de tekst en afbeeldingen voor de website aan, publiceren deze en houden zo de website upto-date. De websites hebben allen dezelfde lay-out om zo de ‘corporate identity’ in stand te houden en uit te stralen (zie www.hollandaccent.nl en de bijlage). Binnen deze gezamenlijke identiteit is er echter wel enige bewegingsruimte. De scholen hebben elk hun eigen speciale elementen waarmee ze zich profileren en onderscheiden van de andere scholen binnen de groep. Dit komt bijvoorbeeld duidelijk terug in het drukwerk van de verschillende scholen. In de bijlage zijn enkele voorbeelden hiervan opgenomen. Een onderdeel van mijn onderzoek was een enquête onder de gebruikers van de website, waarin ik onder andere vroeg welke website men het meest bezocht. Opvallend was dat van de 113 respondenten die de enquête hadden ingevuld geen enkele respondent de website van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein bezocht. Dit kan verklaard worden door het feit dat het Reviusplein als enige school een website buiten het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep heeft. Deze website is niet gelinkt aan het HollandAccent Onderwijsgroep domein en de corporate identity is hierop ook niet ook niet terug te vinden (zie www.dezuidwester.net en de bijlage). Er wordt aangegeven dat het de website is van de het Accent College HAVO VWO – Reviusplein, maar verder is de website totaal anders dan de websites binnen het domein van de groep. Op deze school is een webredacteur aanwezig die veel technologisch kapitaal bezit en die de website ook technisch kan onderhouden. Hierdoor is het mogelijk een dergelijke website op te zetten en te onderhouden. Technologisch kapitaal kan gezien worden als een verzamelnaam voor Bordieu’s cultureel, sociaal en economisch kapitaal. Wanneer men in het bezit is van technologisch kapitaal, kan men een producent en distributeur van hun eigen culturele producten worden in plaats van een actieve of passieve consument van andermans producten [Selwyn, 2002]. Dit concept zal verder worden toegelicht in het theoretisch kader. Niet op alle scholen is er een webredacteur aanwezig die voldoende technologisch kapitaal bezit. Er is daarom een speciaal programma ontworpen voor de instelling dat het gemakkelijk maakt artikelen, afbeeldingen, informatie et cetera te publiceren. Men kan in Microsoft Word teksten opmaken, inclusief afbeeldingen en dit met een druk op de knop publiceren. Er is dus geen kennis van HTML, Macromedia Dreamweaver, Microsoft Frontpage of een dergelijk programma nodig. Kortom: er is niet veel technologisch kapitaal voor nodig.
6
Er zijn op sommige scholen webredacteuren aanwezig die meer technologisch kapitaal bezitten dan anderen, zoals op het Reviusplein. Deze redacteuren willen gebruik maken van de vrije toegankelijkheid van het medium internet en willen hun eigen gang gaan. Doordat ze veel technologisch kapitaal bezitten is dat ook mogelijk. Vanuit de HollandAccent Onderwijsgroep is dit echter niet wenselijk. De stafafdeling PR & Communicatie, die eindverantwoordelijk is voor de website, heeft het Accent College HAVO VWO - Reviusplein hierop ook al enkele malen aangesproken. De school wil echter gebruik blijven maken van hun eigen website omdat zij de toegewezen website binnen het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep qua webdesign niet goed genoeg vinden. “De kleuren zijn saai en spreken de leerling niet aan. Onze eigen website heeft veel frissere kleuren en alle informatie die de leerlingen nodig hebben staat erop. Onze leerlingen en ouders van leerlingen zijn ook erg enthousiast over de website en vinden deze leuker dan de standaard website van de HollandAccent Onderwijsgroep”, aldus A. van der Velde, directeur van het Accent College HAVO VWO - Reviusplein. Het medium internet maakt het mogelijk buiten de gebaande paden te treden en je uit te leven op het gebied van vormgeving/webdesign van een website. Dat maakt het medium zo aantrekkelijk voor personen/groepen die veel technologisch kapitaal bezitten. In het bedrijfsleven is dit echt niet altijd gewenst. In de rest van dit artikel zal ik hier dieper op ingaan.
7
Hoofdstuk 3 – Theoretisch kader De theorieën die in dit onderzoek centraal staan beslaan vooral het onderwerp usability en participatie, in combinatie met design. Tevens zijn er enkele artikelen en boeken die participatie met en op het Internet beschrijven en de vrijheid die het internet biedt beschrijven. Ik zal verschillende standpunten ten opzichte van usability bespreken. Zo is er Jakob Nielsen, die van eenvoudige interfaces houdt die consistent zijn [Nielsen, 1998]. Maar er zijn ook wetenschappers die vinden dat usability samen moet gaan met design en dus niet houden van ‘saaie’ websites [Van den Elzen, 2003, Van de Putte, 2005]. Selwyn is een belangrijke theoreticus die zich verdiept heeft in toegang tot en participatie op het internet [Selwyn, 2002]. Allereerst zal Selwyn aan bod komen, die een interessant artikel over toegang tot en betekenisvol gebruik van het internet heeft geschreven [Selwyn, 2002]. Daarna zal het concept ‘pleasure and play’ van Fiske [Fiske, 1987] besproken worden, gevolgd door een bespreking van kennis en collectieve intelligentie door Jenkins [Jenkins, 2002]. Vervolgens zal ik Wellman en Gulia bespreken die een artikel heeft geschreven over participatiecultuur [Wellman en Gulia, 1999]. Van de Boomen heeft ook een interessante kijk op participatie op het internet, welke goed binnen dit kader past [Van den Boomen, 2000]. Na de bespreking van participatiecultuur zal het onderwerp usability aan bod komen. In dit kader wordt Nielsen beschreven, die een heel duidelijke visie heeft op usability [Nielsen, 1998]. Ook Van den Elzen heeft een mening over usability en design, welke vervolgens besproken zal worden [Van den Elzen, 2003], en Van de Putte deelt deze mening [Van de Putte, 2005]. Vanzelfsprekend zullen al deze theorieën toegepast worden op de casestudy die eerder is beschreven. In het volgende hoofdstuk zal ik participatiecultuur en usability samenbrengen, om vervolgens in hoofdstuk vijf hieruit een conclusie te trekken.
Paragraaf 1 – Technologisch kapitaal De webredacteur die verantwoordelijk is voor het maken en onderhouden van de website van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein bezit meer technologisch kapitaal dan de meeste andere webredacteurs van de andere scholen. Selwyn spreekt in zijn artikel “Defining the digital divide: Developing a theoretical understanding of inequalities in the information age” over betekenisvol gebruik van ICT en technologisch kapitaal. Technologisch kapitaal kan gezien worden als een verzamelnaam voor Bordieu’s economisch, cultureel en sociaal kapitaal [Selwyn, 2002]. In deze paragraaf zal ik dit nader toelichten. Selwyn geeft aan dat het hebben van toegang tot ICT niet noodzakelijkerwijs leidt tot het gebruik van ICT. Tegelijkertijd betekent gebruik van ICT niet direct betekenisvol gebruik van 8
ICT. Dit betekenisvol kan gedefinieerd worden als een situatie waarin de gebruiker een mate van controle en keuze heeft over de technologie en zijn inhoud en welke leidt tot betekenis, belang en utiliteit voor de desbetreffende gebruiker. Het niet betekenisvol gebruiken van ICT heeft niet zozeer te maken met technologische factoren (zoals een gebrek aan fysieke toegang) of zelfs psychologische factoren (zoals bang zijn voor het gebruiken van technologieën). Het betekenisvol gebruiken van ICT is gebaseerd op een complexe verzameling van sociale, psychologische, economische en vooral pragmatische redenen [ibid.]. Betekenisvol gebruik kan ook gezien worden als gebruik van ICT waardoor men actief participeert in de maatschappij. ICT vergroot onze mogelijkheden om actieve rollen te vervullen binnen de maatschappij. De impact van ICT is de mate waarin technologie het personen mogelijk maakt te participeren en deel uit te maken van de maatschappij. Selwyn volgt in zijn artikel de definities van kapitaal zoals Bordieu deze heeft opgesteld en vult deze aan. Bordieu noemt drie soorten kapitaal: economisch kapitaal, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal. Economisch kapitaal Bordieu ziet economisch kapitaal als de meest voor de hand liggende en directe vorm van kapitaal die invloed heeft op de participatie van individuen met internet. Als men niet voldoende economisch kapitaal bezit (bijvoorbeeld wel een tekstverwerker maar geen geschikte printer of geen beeldscherm) zal men ook niet (actief) participeren [Bordieu, 1997]. Volgens Selwyn is er een formele, theoretische toegang tot ICT. Dit houdt in dat men theoretisch gezien wel toegang heeft tot ICT op het werk, thuis of in de directe omgeving. Er is ook een effectieve toegang tot ICT, wat wil zeggen dat men zich ook daadwerkelijk in staat voelt om gebruik te maken van deze beschikbare ICT op het werk, thuis of in hun directe omgeving [Selwyn, 2002]. Cultureel kapitaal Cultureel kapitaal speelt volgens Bordieu ook een belangrijke rol. Cultureel kapitaal heeft te maken met de mate waarin mensen mettertijd geabsorbeerd of gesocialiseerd zijn in de dominante cultuur. Ook enkele technologische aspecten van cultureel kapitaal zijn handig voor het informatietijdperk, zoals technologische vaardigheden, competenties en ‘know-how’ maar ook socialisatie binnen de technocultuur via familie en gezin. Deze vormen van cultureel kapitaal kunnen gezien worden als het verschil tussen het hebben van toegang of bezit van een technologie en het participeren met en betekenisvol gebruik maken van die technologie [Bordieu, 1997]. Selwyn ziet na de theoretische toegang tot ICT gebruik van ICT, waarin men in contact komt met ICT op verschillende manieren. Dit kan wel of geen betekenisvol gebruik van ICT zijn [Selwyn, 2002]. Sociaal kapitaal Tot slot is ook sociaal kapitaal een belangrijke factor. Sociaal kapitaal is de beschikking tot werkelijke of potentiële bronnen die voortkomen uit een lidmaatschap van een groep. Deze
9
groep heeft leden die elk een aanvulling van het collectieve kapitaal verzorgen [Bordieu, 1997]. Volgens Selwyn kan sociaal kapitaal gedefinieerd worden als de sociale verplichtingen of connecties tussen een individu en netwerken van andere significante individuen (familie, vrienden), organisaties en instituten die opgeroepen kunnen worden voor de mobilisatie van hun eigen kapitaal [Selwyn, 2002]. Deze driedeling heeft bij sommige theoretici de behoefte aan een nieuwe categorie van kapitaal opgewekt, namelijk ‘technologisch kapitaal’. Technologisch kapitaal kan zowel een hoofdcategorie zijn waarbinnen Bordieu’s cultureel, sociaal en economisch kapitaal kunnen vallen, als ook een aanvulling op deze categorieën. Wanneer men in het bezit is van technologisch kapitaal, kan men een producent en distributeur van hun eigen culturele producten worden in plaats van actieve of passieve consumenten van andermans producten. Zoals uit het artikel van Selwyn blijkt, is het niet altijd zo dat wanneer men fysiek toegang heeft tot ICT, dit ook daadwerkelijk betekent dat iemand toegang heeft tot ICT. Dit komt ook duidelijk naar voren in de verschillen tussen de webredacteuren van de HollandAccent Onderwijsgroep. De webredacteur van het Reviusplein bezit voldoende technologisch kapitaal om zowel webdesign als content op te zetten en te onderhouden. Bovendien maakt hij betekenisvol gebruik van ICT door een eigen website op te zetten en te onderhouden.
Paragraaf 2 – Plezier of kennis? Paragraaf 2.1 Plezier Het Accent College HAVO VWO – Reviusplein heeft buiten het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep een eigen website opgezet die totaal anders is dan die binnen het domein van de instelling. Hoewel de instelling al meerdere malen heeft aangegeven dit niet te willen, blijft het Reviusplein hun eigen website handhaven en hiermee de regels van de instelling breken. Maar waarom? Er zijn twee theoretische concepten die hiervoor een verklaring kunnen geven. Allereerst ‘pleasure and play’ van John Fiske [Fiske, 1987]. Fiske geeft in zijn boek “Television Culture” aan dat men controle kan uitoefenen door middel van ‘play’. Het zelf, buiten dit domein, maken en onderhouden van een website kan gezien worden als ‘play’
met
als
doel
een
machtstransformatie
tot
stand
te
brengen.
Met
deze
machtstransformatie wordt een andere, eigen wereld gecreëerd die werkt volgens hun eigen regels. Dit is te vergelijken met kinderen die een televisieserie naspelen maar daar een eigen versie van maken [Fiske, 1987]. Het Reviusplein oefent controle uit door middel van ‘play’. Door een andere weg in te slaan en tegen de HollandAccent Onderwijsgroep in te gaan met hun eigen website oefenen zij controle uit op de representatie van hun school en laten zij deze representatie niet over aan de afdeling die hier eigenlijk de macht over heeft, namelijk PR & Communicatie. Zij gaan zo in tegen de corporate identity en de usability die hiermee gepaard gaat.
10
“.. for those whose accommodation to the system is less complete, an essential component of pleasure must be an evasion, or at least a negotiation, of dominant ideological practice, the ability to shake oneself free from its constraints. This then opens up spaces for subcultures or groups to find their own pleasures in relationship to the ideology they are invading. Pleasure, in this subcultural role, helps to preserve and legitimate the heterogeneity of society and is thus properly seen as oppositional tot the homogenizing force of ideology and can be summed up as the pleasure/power to be different.” [ibid.] (Nadruk niet origineel.) Het breken van de regels is een actieve, creatieve, tegendraadse reactie op de condities van hun ondergeschiktheid, het behoudt hun gevoel van subcultureel verschil ten opzichte van de samenwerkende macht van de dominante ideologie. ‘Play’ is actief plezier, het onderzoekt de limieten van regels en de consequenties van het breken van regels. De macht om anders te zijn brengt de subcultuur plezier.
Paragraaf 2.2 Kennis Henry Jenkins geeft aan dat het ingaan tegen de regels ook te maken kan hebben met ‘collective intelligence’. Door te breken met de regels van de HollandAccent Onderwijsgroep en een andere weg in te slaan kan men eigen gemeenschappen vormen. Leden van deze gemeenschappen kunnen wisselen tussen deze gemeenschappen, al naar gelang de interesses die men heeft. De gemeenschappen worden bijeen gehouden door de gezamenlijke productie en uitwisseling van kennis [Jenkins, 2002]. Door collectieve intelligentie ontstaat er een nieuwe kenniscultuur die gevoed wordt door verschillende vormen van kennis. Verschillende mensen denken op verschillende manieren over bepaalde onderwerpen, waardoor er verschillende invalshoeken ontstaan. Hierdoor kan men ingaan tegen de mediamonarchieën en internationale economische netwerken die afhankelijk zijn van een behouden van een strikte controle over de informatiestroom. Men probeert op deze manier in te gaan tegen de traditionele vormen van expertise en ondermijnt pogingen een economie te creëren waarin bepaalde betekenissen waardevoller zijn dan andere [ibid.]. De oudere gemeenschappen maakten een duidelijk onderscheid tussen de producenten en consumenten
van
media.
Met
de
komst
van
nieuwe
technologieën
en
virtuele
gemeenschappen wordt dit onderscheid vager. Kennis wordt gedeeld en vroegere consumenten kunnen nu ook producenten worden. Volgens het Accent College HAVO VWO – Reviusplein is dit ook wat zij beogen met hun eigen website. De website De Zuidwester wordt door het Reviusplein een digitale schoolkrant genoemd waar leerlingen informatie over de school kunnen uitwisselen. De HollandAccent Onderwijsgroep heeft ook geen probleem met een digitale schoolkrant en deze mag ook een ander design hebben dan de websites binnen het eigen domein. De Zuidwester kan echter niet gezien worden als een schoolkrant, omdat alle relevante informatie op deze website wordt
11
gepubliceerd.
Niet
alleen
nieuwtjes
en
leuke
artikelen,
maar
ook
de
dagelijkse
roosterwijzingen en regels van de school zijn erop te vinden. Men verschuilt zich achter het argument dat de website een virtuele (kennis)gemeenschap is. De nieuwe technologieën hebben de grenzen tussen mediaconsumptie en mediaproductie vervaagd. Vroeger hadden consumenten weinig te zeggen over de inhoud van een medium, maar tegenwoordig is dat anders. Op een website wordt de content vaak bepaald door de consumenten en zijn consumenten tegelijkertijd producenten. Dit is ook het geval bij de website van het Reviusplein. Wanneer de school gebruik zou maken van de website binnen het domein van de instelling, zouden zij meer consument dan producent zijn, of dit zo ervaren omdat zij geen controle kunnen uitoefenen op het design. Nu zij hun eigen website hebben, die los staat van dit domein, zijn zij zowel producent als consument en kunnen zij zelf bepalen welke content zij op de website willen plaatsen en welk design de website moet hebben.
Paragraaf 3 – Virtuele gemeenschappen Is het Accent College HAVO VWO – Reviusplein te zien als een virtuele gemeenschap? Er is een forum aanwezig op de website en alle bezoekers op de website hebben één ding gemeen: ze hebben op één of andere manier een relatie met de school. Hierdoor hebben ze hoogstwaarschijnlijk ook een geografische relatie: de leerlingen op deze school wonen allemaal in de omgeving van de school. Er is dus al een gemeenschap aanwezig buiten het internet. Volgens Wellman en Gulia kan de community on-line dan een aanvulling zijn op de face-to-face ontmoetingen op school [Wellman en Gulia, 1999]. Het internet maakt het mogelijk via een virtuele gemeenschap kennis te delen, zwakke banden die reeds bestaan onderhouden en/of versterken, er is minder druk aanwezig om iets terug te doen voor een ander en juist daarom doen mensen vaak iets voor elkaar terug. Ondanks het feit dat internet ons onafhankelijk maakt van tijd en plaats, worden de meeste sterke, intieme relaties onderhouden door regelmatig face-to-face contacten te hebben. Het internet kan echter helpen de relatie te onderhouden door de gaten tussen de face-to-face ontmoetingen op te vullen [ibid.]. Wellman stelt in zijn artikel de vraag of virtuele gemeenschappen wel echte gemeenschappen zijn. Van den Boomen vindt van wel [Van den Boomen, 2000]. Volgens Van den Boomen is het internet niet alleen een technisch netwerk van miljoenen computers, maar een sociaal netwerk van vele miljoenen mensen. Mensen die met elkaar praten via chat, newsrooms, mailinglists, et cetera. Mensen die een eigen website maken, soms gewoon omdat ze dat leuk vinden, maar vaak ook om er wat van op te steken [Van den Boomen, 2000]. Niet alleen pleasure and play [Fiske, 1987] spelen een rol, maar ook collectieve intelligentie [Jenkins, 2002]. In haar boek verwoordt Van den Boomen het idee van de vrijheid van het internet:
12
“Dat is immers het grote verschil met media als kranten en tv: iedereen met toegang, een toetsenbord en een beetje kennis kan er zijn ei kwijt – niet in een aparte ingezondenbrievenrubriek, maar in het hart van het medium” [Van den Boomen, 2000] Een on-line community/gemeenschap kan gezien worden als een ‘mentale gemeenschap’. De leden van deze gemeenschap delen geen geografische ruimte maar een biografische, mentale ruimte, zoals een hobby of een overtuiging. Van den Boomen definieert gemeenschap als volgt: “Het gaat om een groep mensen die iets publiekelijk met elkaar delen en daar normen en regels aan verbinden. […] Het woord gemeenschap benadrukt dat het hier niet een willekeurige groep betreft, maar een sociaal-culturele eenheid met een specifiek normen- en waardenpatroon […] Een poging tot een inclusieve definitie van gemeenschap zou iets opleveren als: een groep van mensen die onderling iets delen – ruimte, tijd materie, diensten, bronnen, kennis, giften, een normatief kader – en die daaraan deels hun zelfopvatting en sociale positie ontlenen” [Van den Boomen, 2000]. Het internet maakt het mogelijk virtuele gemeenschappen te vormen. Dit kunnen geheel nieuwe gemeenschappen zijn, als ook een vernieuwing en/of versterking van reeds buiten het
internet
bestaande
gemeenschappen,
gemeenschappen.
bijvoorbeeld
van
een
Men
kan
lid
zijn
knutselgemeenschap
van en
verschillende
een
religieuze
gemeenschap. Door het internet is het beter mogelijk te schakelen tussen verschillende gemeenschappen. Van de Boomen zegt hierover: “Het internet blijkt met al dat geschakel bij uitstek gemeenschapsvormend te werken, zowel voor reeds bestaande als voor nieuwe gemeenschappen” [ibid.]. Veel internetgemeenschappen zijn gebaseerd op reeds bestaande gemeenschappen. Dat geldt voor geografische gemeenschappen, zoals een stads- of dorpsgemeenschap, maar ook voor mentale gemeenschappen zoals een religieuze gemeenschap. “Terwijl het Net zich kenmerkt door onafhankelijkheid van plaats en tijd, blijken veel Net-gemeenschappen zich juist te oriënteren rond geografische oorsprong” [ibid.]. Virtuele gemeenschappen zijn alom vertegenwoordigd. Er zijn vele verschillende virtuele gemeenschappen met uiteenlopende onderwerpen als liefde, seksualiteit, relaties, onderwijs, hobby’s, et cetera. Sommige van deze gemeenschappen zijn uit zichzelf ontstaan door terugkerende sociale interactie, anderen zijn gereguleerd en gepland, voortkomend uit verschillende instituties, zoals een school. De virtuele gemeenschap die is ontstaan vanuit het Accent College HAVO VWO – Reviusplein kan geschaard worden onder de laatste categorie. De eigen website is te zien als een uiting van deze gemeenschap, die duidelijk alleen en apart gezien wil worden, geen deel uitmakend van de grotere HollandAccent Onderwijsgroep gemeenschap. Door een eigen website te creëren die buiten het domein van de instelling actief is, scheidt het Reviusplein zich af van
13
deze grote gemeenschap en laat duidelijk zien dat zij een eigen, zelfstandige gemeenschap vormen. Deze gemeenschap wordt echter wel gereguleerd. Niet door de grotere gemeenschap waarbinnen zij valt maar door de kleinere gemeenschap zelf. De webmaster van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein onderhoudt de website en er wordt controle uitgevoerd op de website, bijvoorbeeld op het forum. De leerlingen zelf, die deel uitmaken van de gemeenschap, kunnen hierdoor slechts tot op bepaalde hoogte actief partciperen binnen deze gemeenschap. Ook heeft deze gemeenschap een geografische oorsprong. De leerlingen van de school wonen waarschijnlijk bij elkaar in de buurt, en hebben met elkaar gemeen dat zij op dezelfde school zitten. Op de school is al een gemeenschappelijke eigenschap aanwezig: iedereen is met elkaar verbonden door de school zelf. Deze gemeenschap valt uiteen in verschillende subgemeenschappen omdat de leerlingen weer eigen groepjes vormen: alto’s, skaters, gabbers, gothics, et cetera. Die ene gemeenschappelijke eigenschap blijft echter aanwezig: de school. Doordat de gemeenschap die reeds op de school aanwezig is zich nu ook op het internet manifesteert, is het mogelijk dat de gemeenschap groeit. Niet alleen huidige leerlingen en docenten komen met elkaar in contact, maar ook oud-leerlingen, potentiële leerlingen (als zij de website kunnen vinden, hier zal ik verder op ingaan in mijn conclusie), docenten die inmiddels gepensioneerd zijn of op een andere school lesgeven, ouders, et cetera. “Wat voorheen slechts op kleine, geïsoleerde schaal bestond, kan zich op het Net aaneenrijgen tot een gemeenschap. Dit is een van de meest paradoxale werkingen van het Net: het heeft zowel een structurele predispositie tot verbinden van wat voorheen los bestond, als tot fragmenteren van wat voorheen een groter geheel was” [ibid.].
Paragraaf 4 – Usability Alhoewel veel mensen tegenwoordig een website kunnen maken, al is het dan een eenvoudige website, en alhoewel veel websites worden gebruikt als een ontmoetingsplaats voor leden van virtuele gemeenschappen, wordt er vaak weinig rekening gehouden met de usability van deze websites. Zeker voor een onderwijsinstelling is een gebruiksvriendelijke website belangrijk. Op deze website komen de leerlingen voor informatie over hun eigen school, over roosters, willen ze foto’s bekijken et cetera. Ook potentiële leerlingen zijn op deze website te vinden en zijn dan vooral op zoek naar informatie over hun eventuele toekomstige school. Ouders, decanen, leerlingen, de doelgroep is groot en divers. Er kan niet verwacht worden dat iedereen in deze doelgroep evenveel kennis heeft van het internet en er moet dus gezorgd worden voor een website waar zowel ervaren als onervaren website gebruikers de informatie kunnen vinden die zij zoeken. Het artikel “Improving public relations web sites through usability research”, van Hallahan [Hallahan, 2001] spreekt over de noodzaak usability onderzoek uit te voeren naar websites
14
van PR bedrijven of afdelingen, omdat deze afdeling veel te maken heeft met dit medium. The Institute for Public Relations suggereert dezelfde strategieën en technieken te volgen voor onderzoek naar internet die gebruikt worden voor persverslagen. Ook geven zij aan dat het verkeer op websites geanalyseerd en bestudeerd moet worden. Volgens Hallahan vergeet het instituut echter één ding: het begrijpen van hoe mensen echt door een website navigeren. Door usability research kan men de objectieve en subjectieve reacties van mensen op een website goed analyseren. Ook kan men daardoor beter begrijpen hoe websites werken en hoe verschillende eigenschappen van webgebaseerde berichten invloed kunnen hebben op de communicatieve effectiviteit. Er zijn verschillende manieren om onderzoek te doen naar de usability van een site. Een voorbeeld hiervan is een laboratoriumonderzoek te doen, een ander voorbeeld is een expert inschakelen. Een bedrijf kan bijvoorbeeld een expert vragen de website te bekijken en te evalueren om problemen of defecten in de website op te sporen. De expert kan ook gebruik maken van een checklist, waarbij hij de website op alle punten van de checklist controleert. Een groot aantal van deze checklists is in omloop [ibid.]. Tijdens mijn stage heb ik eerst een vooranalyse gemaakt van de website. Ik heb hierbij gekeken naar een viertal elementen, te weten: algemeen, vormgeving & schrijfstijl, navigatie en informatie. Voor deze analyse heb ik gebruik gemaakt van verschillende artikelen en boeken die geschreven zijn over usability en van de kennis van usability die ik eerder al had opgedaan. De methode van onderzoek die voor de HollandAccent Onderwijsgroep is gebruikt is dus het inschakelen van een expert. Ook interactiviteit blijkt een belangrijk onderdeel te zijn van usability. Als een gebruiker kan interacteren op een site zal deze de site hoger waarderen. Een hogere waardering is uiteraard belangrijk, omdat dit het verschil maakt tussen of de gebruiker wel of niet terugkomt naar de site, en of hij/zij anderen vertelt over de website [Teo e.a., 2003]. Op de website van de HollandAccent Onderwijsgroep is er weinig mogelijkheid tot interactie. Er worden wel e-mailadressen genoemd op de website, zodat het mogelijk is een e-mail te sturen naar bijvoorbeeld de webmaster, maar er is geen mogelijkheid tot rechtstreekse interactie. Er is bijvoorbeeld geen forum of chatmogelijkheid. Deze is wel aanwezig op De Zuidwester, de website van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein. In de verschillende artikelen worden tips gegeven over waar op te letten bij een usability onderzoek. Er worden verschillende aspecten aangekaart die onderzocht kunnen/moeten worden en waaruit af te leiden is of een site gebruiksvriendelijk is of niet. Nielsen bijvoorbeeld, één van de meest bekende usability experts, stelt dat usability een belangrijk criterium is (maar niet het enige) om te bepalen of een bepaald systeem acceptabel is [Nielsen, 1993]. Dit acceptabel kan verdeeld worden in vier soorten: sociaal acceptabel, praktisch acceptabel (gebaseerd op het kosten-baten plaatje en de comptabiliteit met andere systemen), betrouwbaar of bruikbaar. Nielsen noemt vijf criteria waaraan een systeem moet voldoen: 1) men moet het systeem gemakkelijk kunnen leren te gebruiken, 2) het moet efficiënt te
15
gebruiken zijn, 3) het moet gemakkelijk te onthouden zijn, 4) het moet een minimum aan fouten produceren en 5) het moet subjectief plezierig zijn voor de gebruiker. Nielsen ziet een heel directe relatie tussen een gebruiksvriendelijke website en meer klanten/bezoekers op de website. Wanneer een website gemakkelijk te gebruiken is, zal een gebruiker dit als prettig ervaren en vaker terugkomen op de website. Bovendien zal hij de voorkeur geven aan een gebruiksvriendelijke website boven een minder gebruiksvriendelijke website en zal hij anderen over deze website vertellen en zo meer bezoekers/klanten genereren. De lay-out van een website moet altijd consistent zijn en bij voorkeur geen ingewikkeld design bevatten. Zo moeten de hyperlinks bijvoorbeeld altijd blauw onderstreept zijn [ibid.]. Van den Elzen is het hier niet mee eens. Zij geeft aan dat een gebruiksvriendelijke website niet altijd een saai design hoeft te hebben. Belangrijk is het om altijd de gebruiker te onthouden
wanneer
een
website
wordt
gemaakt
en
bijvoorbeeld
een
duidelijke
navigatiestructuur te maken, die altijd hetzelfde blijft op elke pagina van de website. Deze navigatie hoeft dan niet blauw en onderstreept te zijn, zolang hij overal maar hetzelfde is [Van den Elzen, 2003]. Van de Putte is het hier mee eens. Een website kan een druk, spetterend design hebben, zolang dit maar consistent gebruikt wordt. De doelgroep speelt hierbij een belangrijke rol [Van de Putte, 2005]. Dit idee vinden we ook terug bij het design van de website van de HollandAccent Onderwijsgroep. Zij hebben een grote en diverse doelgroep en proberen het design hierbij zoveel mogelijk te laten aansluiten. Het Accent College HAVO VWO – Reviusplein ziet alleen de leerlingen als doelgroep voor de website en heeft daar ook hun design op aangepast. Deze twee visies op de doelgroep komen dus met elkaar in conflict en dit uit zich in onder andere een totaal verschillend design.
16
Hoofdstuk 4 – Participatiecultuur vs. Corporate Usability In het vorige hoofdstuk heb ik de concepten participatiecultuur en (corporate) usability toegelicht. Deze begrippen lijken in eerste instantie niets met elkaar te maken te hebben. Door de casestudy worden deze begrippen echter met elkaar gecombineerd. Aan het begin van dit artikel vroeg ik mij af of deze twee concepten met elkaar zullen conflicteren. Dit hoeft niet het geval te zijn. Het is mogelijk dat de participatiecultuur (in dit geval) alle scholen binnen de instelling bevat. Als deze scholen dan allemaal opgenomen zijn in de participatiecultuur zal het geen probleem opleveren een corporate identity en de corporate usability die hierbij hoort te handhaven. Het kan zelfs een creatieve samenwerking opleveren waarbij alle leden van de gemeenschap actief participeren en creatieve ideeën delen. Wanneer er echter binnen deze grote groep een kleinere groep is die zich afscheidt van de rest en tegen de corporate usability ingaat, levert dit wel problemen op. Het Accent College HAVO VWO - Reviusplein doet precies dit laatste en maakt zich los van de coporate identity die de HollandAccent Onderwijsgroep handhaaft door middel van hun eigen website. Deze website staat totaal los van de instelling en heeft geen enkele overeenkomst met de website van de HollandAccent Onderwijsgroep. Zelfs het logo van de scholengroep wordt op de website van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein niet gebruikt. Er is dus ook geen duidelijke connectie met de instelling, wat voor gebruikers erg verwarrend kan zijn. Met deze eigen website creëren zij tevens een eigen virtuele gemeenschap, zoals besproken in het vorige hoofdstuk. Doordat het Accent College HAVO VWO – Reviusplein een eigen virtuele gemeenschap heeft gecreëerd, sluiten zij zich af van de gebruikers van de hoofd-website en sluiten zij deze gebruikers buiten. Er is geen directe link of verwijzing op de hoofd-website naar De Zuidwester (de website van het Reviusplein) omdat de HollandAccent Onderwijsgroep het maken van een eigen website buiten het domein niet wil stimuleren. Omdat de webredacteur van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein meer technologisch kapitaal bezit dan de (meeste) andere webredacteuren, is hij ook niet genoodzaakt gebruik te maken van het programma van de instelling om te publiceren. Hij kan dankzij zijn vaardigheden vrijheid creëren in de content en het design van 'zijn' website. Er zijn meerdere scholen die niet tevreden zijn met het design van de algemene website, maar omdat zij deze vaardigheden missen zijn zij min of meer verplicht binnen het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep te blijven. De website van het Reviusplein binnen het domein wordt niet voldoende up-to-date gehouden, omdat deze niet de prioriteit heeft binnen de school. Wanneer bijvoorbeeld potentiële leerlingen informatie zoeken over het Accent College HAVO VWO – Reviusplein, zullen zij hoogstwaarschijnlijk binnenkomen via de hoofd-website en dus niet terecht komen
17
op De Zuidwester, waar de meest actuele informatie te vinden is. Ook mensen die op zoek zijn naar vacatures zullen de vacatures van het Reviusplein niet op de hoofd-website vinden. Doordat alle scholen gebruik maken van de deel websites binnen het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep, is het tevens onduidelijk dat het Reviusplein ook binnen deze groep valt. Zij hebben immers een eigen website.
18
Hoofdstuk 5 - Conclusie Binnen organisaties is er een bedrijfspolitiek aanwezig die alle leden van deze organisatie moeten volgen. Dit is ook het geval binnen de HollandAccent Onderwijsgroep. De stafafdeling PR & Communicatie heeft een eindredacteur die verantwoordelijk is voor de gehele internetsite. Alhoewel de scholen zelf zorg dragen voor de inhoud van de website en het up-to-date houden hiervan, is de eindredacteur degene die uiteindelijk verantwoordelijk te stellen is voor de website. Al enkele malen is er tegen het Accent College HAVO VWO – Reviusplein gezegd dat ook zij hun website binnen het domein van de totale groep moeten maken. Het Reviusplein vindt echter de lay-out van dat domein niet mooi en kiest ervoor een eigen website te maken, buiten dit domein om. Door middel van ‘play’ oefenen zij zelf controle uit over de representatie van de school en creëren zij een eigen domein. Dit eigen domein is te zien als een virtuele gemeenschap, die buiten het domein van de groep valt. Doordat het Accent College HAVO VWO - Reviusplein een eigen gemeenschap heeft gevormd, sluiten zij gebruikers van de hoofd-website buiten. Er is geen directe link of verwijzing op de hoofd-website naar De Zuidwester en de website binnen het domein wordt niet voldoende up-to-date gehouden. Wanneer bijvoorbeeld potentiële leerlingen informatie zoeken over het Accent College HAVO VWO – Reviusplein, zullen zij hoogstwaarschijnlijk binnenkomen via de hoofd-website en dus niet terecht komen op De Zuidwester, waar de meest actuele informatie te vinden is. Het tegen de ‘corporate identity’ ingaan is in dit geval dus zeker niet gebruiksvriendelijk. Gebruikers zullen de gezochte informatie niet kunnen vinden. Dit wil echter niet zeggen dat de website van het Reviusplein niet gebruiksvriendelijk is. Deze biedt bijvoorbeeld wel de mogelijkheid tot directe interactie, door middel van een forum op de website. Volgens Teo e.a. is dit een belangrijk aspect van gebruiksvriendelijkheid [Teo e.a., 2003]. De aparte website van het Reviusplein is echter niet onderzocht op gebruiksvriendelijkheid. De probleemstelling die in dit artikel centraal stond was de volgende: In hoeverre kan er conflict ontstaan tussen een corporate usability en een participatiecultuur? Na de bestudering van de verschillende theoretische concepten die aan bod zijn gekomen in dit artikel, is het mogelijk een antwoord te vormen op deze probleemstelling. Alhoewel een combinatie van participatiecultuur en corporate usability mogelijk is, blijkt het in het geval van deze casestudy inderdaad een conflict te veroorzaken. Er is een participatiecultuur
aanwezig
waarbinnen
de
corporate
identity
en
usability
wordt
gehandhaafd, namelijk het domein van de HollandAccent Onderwijsgroep. Alle scholen vormen samen één grote participatiecultuur, waarbinnen iedere school de mogelijkheid krijgt
19
zichzelf te profileren op de deel websites. Het Accent College HAVO VWO – Reviusplein scheidt zich echter af van deze groep en vormt een eigen participatiecultuur, die tegen de corporate usability ingaat. Dit is mogelijk doordat de webmaster veel technologisch kapitaal bezit.
20
Bijlage
Printscreen van de website van de HollandAccent Onderwijsgroep.
Printscreen van de website van het Accent College HAVO VWO – Reviusplein.
21
Boven: brochure voor de opleiding MBO – Living & Design, onder: brochure voor de opleiding MBO – Watermanagement, beiden duidelijk een ander design dan de website.
22
Ook deze folder van Living & Design heeft een heel ander design dan de website.
Poster van de opleiding MBO – Watermanagement van het Holland College MBO – Groen.
23
Bibliografie Artikelen:
Bachiochi, D., Berstene, M., Chouinard, E., Conlan, N., Danchak, M., Furey, T., Neligon, C., Way, D. “Usability studies and designing navigational aids for the World Wide Web”, in: Computer networks and ISDN systems, Volume: 29, Issue: 8-13 (September 1997), pp: 1489-1496
Benbunan-Fich, R., “Using protocol analysis to evaluate the usability of a commercial web site”, in: Information and management, Volume: 39, Issue: 2 (December 2001), pp: 151-163
Guenther, K., “Assessing Web Site Usability”, in: Online, Volume: 27, Issue: 2 (March 01, 2003), pp: 65, 4p
Hallahan, K., “Improving public relations web sites through usability research”, in: Public relations review, Volume: 27, Issue: 2 (Summer 2001), pp: 223-239
Ivergård, T., Hunt, B., “Towards a learning networked organisation: human capital, compatibility and usability in e-learning systems”, in: Applied ergonomics, Volume: 36, Issue: 2 (March 2005), pp: 157-164
Kent, M.L., “Does your website attract or repel customers? Three tests of web site effectiveness”, in: Public Relations Quarterly, 1998 Volume: 43, Issue: 4 (December, 1998), pp: 31, 3p
Korgaonkar, P.K., “A multivariate analysis of web usage”, in: Journal of advertising research, Volume: 39, Issue: 2 (March, 1999), pp: 53, 16p
Pack, T., “Fiddling with the Internet Dials: Understanding Usability”, in: Online, Volume: 27, Issue: 2 (March, 2003), pp: 36, 3p
Park, S.-e., Choi, D., Kim, J., “Critical factors for the aesthetic fidelity of web pages: empirical studies with professional web designers and users”, in: Interacting with computers, Volume: 16, Issue: 2 (April 2004), pp: 351-376
Selwyn, N. “Defining the digital divide: developing a theoretical understanding of inequalities in the information age”, Cardiff, 2002 (via: www.cf.ac.uk/socsi/ict/definingdivide.pdf)
Smith, P.A., Newman, I.A., Parks, L.M., “Virtual hierarchies and virtual networks: some lessons from hypermedia usability research applied to the World Wide Web”, in: International journal of human computer studies, Volume: 47, Issue: 1 (July 1997), pp: 67-95
Teo, H.-H., Oh, L.-B., Liu, C., Wei, K.-K., “An empirical study of the effects of interactivity on web user attitude”, in: International journal of human computer studies, Volume: 58, Issue: 3 (March 2003), pp: 281-305
Wellman, B. en Gulia, M., “Virtual community as community. Net surfers don't ride alone” in: Smith, M. en Kollock, P. (eds) Communities in cyberspace, London, Routledge, 1999
24
Boeken:
Bawa, J., The usability business: making the web work, London [etc.], Springer, 2001
Boomen, van den, M., Leven op het Net. De sociale betekenis van virtuele gemeenschappen, Amsterdam, Instituut voor Publiek en Politiek, 2000
Brink, T., Usability for the Web, San Francisco [etc.], Morgan Kaufmann, 2002
Elzen, H. van den, Webdesign: van concept tot realisatie, Schoonhoven, Academic Service, 2003.
Nielsen, J., Designing web usability, Indianapolis, New Riders Publishing, 1998
Nielsen, J., Usability Engineering, Boston, MA, AP Professional Division of Harcourt Brace & Company, 1993
Punselie, R., Websites die werken: succesfactoren, beleid en uitvoering van
webcommunicatie, Amsterdam, Kluwer, 2002
Putte, van de, J., Usability van websites. Richtlijnen voor gebruiksvriendelijke bruikbare websites, Den Haag, Reed Business Information BV, 2005
Websites:
http://www.useit.com, de website van Jakob Nielsen, laatst bezocht op 20 juni 2005.
http://www.hedwyg.nl/webdesign, de website behorend bij het boek “Webdesign. Van concept tot realisatie”, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://usability.pagina.nl, een portal met allerlei links naar websites over usability, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://www.delijst.net/delijst/Web_usability/, een website met verschillende artikelen en andere informatie omtrent usability, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://www.w3use.nl, een website van Peter Kassenaar en Oscar van Rijswijk, de auteurs van het “Handboek Website Usability”, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://www.handboekusability.nl, de website behorend bij het “Handboek Website Usability”, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://www.benvroom.nl, een website van een usability expert, met informatie over boeken en over zijn diensten, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://www.jolie.nl/usability/, een site met een grappige presentatie over usability, en informatie over het boek van Jakob Nielsen en zijn aanbevelingen, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://www.webboek.nl, letterlijk een webboek, een boek online met informatie over Internetgebruik, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://usableweb.com, “Usable Web is a stale collection of links about information architecture, human factors, user interface issues, and usable design specific to the World Wide Web” [usableweb.com, 2005], laatst bezocht op 20 juni 2005
http://webworld.com, een site waarop een weblog wordt bijgehouden door John S. Rhodes over usability, laatst bezocht op 20 juni 2005
25
http://www.sensible.com/, een site van de auteur van het boek “Don’t make me think!”, laatst bezocht op 20 juni 2005
http://usability.gov, een site met veel verschillende links en informatie omtrent usability, laatst bezocht op 20 juni 2005
26