Cornelis Lelylezing 2014 Kim Putters, Directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
Met de billen bloot! Een stand van zaken rond decentraliseren, participeren en democratiseren
Dames en heren! Met deze prikkelende titel wil ik in Flevoland beginnen… We gaan met de billen bloot vandaag. Er is nog anderhalve maand te gaan en dan bent u officieel volgens de wet verantwoordelijk voor de zorg aan ouderen, mensen met beperkingen, jeugdigen en mensen op de arbeidsmarkt. Uw wethouders zorg zijn de meest machtige bestuurders geworden. De mantelzorger is uw held en de keukentafelambtenaar de spil. Staat alles klaar, bent u gereed, zijn uw burgers geïnformeerd? Kortom, tijd om met de billen bloot te gaan. Ik bedoel het uiteraard overdrachtelijk en in de positieve zin van het woord. Want waarom ook alweer decentraliseren? In de Troonrede van 2013 werd geprobeerd dat met de participatiesamenleving te duiden. Een jaar lang werd erover gedebatteerd, en vroeg het parlement zich af welke visie erachter schuil ging. Hem te stellen tegenover de klassieke verzorgingsstaat deed vermoeden dat het om een fundamenteel andere inrichting van onze samenleving kon gaan. Het duurde tot april 2014 totdat het kabinet met een brief aan de Tweede Kamer kwam – op verzoek van de motie Slob – waarin vooral werd aangegeven wat het niet is: geen sturing van bovenaf en minder beknelling van eigen initiatief en ondernemerschap. Minder regels over de kwaliteit en betaalbaarheid van voorzieningen en meer lokale oplossingen en eigen verantwoordelijkheid. Een Troonrede later lijkt de term vervangen door ‘veerkracht van de samenleving’, maar het gaat nog steeds over decentraliseren. Waarom? Maatschappelijk leven in Nederland wijzigt fundamenteel Er liggen maatschappelijke trends aan ten grondslag die zich inmiddels in volle omvang in de dagelijkse praktijk laten zien. Lange tijd bleef het groeiend aantal 65 plussers met een term als ‘vergrijzing’ een beetje toekomstmuziek. Het is nu 1
realiteit, we zijn vergrijsd. Lange tijd bood een gezondere levensverwachting een wenkend perspectief om meer dan 80 jaar oud te worden. Het is nu realiteit, we worden gemiddeld ouder dan 80. Lange tijd bood het onderwijssysteem perspectief aan lager opgeleiden om hogerop te komen en verder te studeren. Het is nu realiteit, ons onderwijs biedt alle kansen, ook al liet een recent rapport van de WRR en het SCP een afstand tussen hoger en lager opgeleiden zien. Laten we dus de feiten onder ogen zien. Decentraliseren is enerzijds het gevolg van een Rijksoverheid die er niet in is geslaagd de problemen en kostenstijgingen aan te pakken, maar ook omdat maatschappelijke trends in die richting sturen. Ik loop de belangrijkste langs: over zorg, werk, leren, meebeslissen = allemaal participatie. Trend 1: Oudere, meer geëmancipeerde en gezonder bevolking De Nederlandse bevolking is steeds hoger opgeleid. We leven daardoor langer in goede gezondheid, zijn geëmancipeerder dan voorheen en vinden aardig onze weg in de kennissamenleving. Mannen worden bijna 80 jaar oud in Nederland en vrouwen bijna 83 jaar. Het verschil wordt iets kleiner, wat vooral door toegenomen arbeidsdeelname en roken onder vrouwen komt. Richting 20402060 betekent het dat er van 2,6 miljoen 65 plussers in 2014 een groei ontstaat naar circa 4,8 miljoen mensen. Van die groep zal ongeveer de helft boven de 75 jaar oud zijn. Dat is ongeveer evenveel als we nu aan 65 plussers kennen. Deze groep is koopkrachtiger, geëmancipeerder, hoger opgeleid en ook eigenwijzer dan ooit. Dat is een groot goed, maar roept ook vragen op. De discussie over langer doorwerken tot 67 jaar lijkt bijvoorbeeld een achterhoede-debat als je de getallen op je in laat werken, ook al vlakt het aantal ouderen – demografisch gezien – na 2040 weer wat af. Binnen de groep zijn er naast mensen die hulp nodig hebben ook veel mensen die elkaar willen ondersteunen. Je zit niet altijd op een 20-jarige in huis te wachten. De bereidheid onder ouderen neemt toe! Trend 2: Evenveel meer hoog opgeleiden als minder laag opgeleiden Het totaal van de bevolking is ondertussen ook steeds hoger opgeleid. Tussen 2001 en 2011 nam het aandeel jongvolwassen mannen (25-34 jaar) met een hoog opleidingsniveau (hbo, wo) verder toe met 8%, bij jongvolwassen vrouwen bedroeg de stijging 14%. Intussen zijn vrouwen ook de mannen voorbijgestreefd: in 2011 had 44% van de jongvolwassen vrouwen en 36% van 2
de jongvolwassen mannen een hoog opleidingsniveau. Het aandeel hoogopgeleiden (hbo, wo) in de bevolking van 25-64 jaar nam in het eerste decennium met 8 procentpunten toe. Het aandeel laagopgeleiden (basisonderwijs, vmbo) daalde met 8 procentpunten. De middengroep (havo, vwo, mbo) bleef in deze periode nagenoeg gelijk. Hoewel Nederland qua opleidingsniveau hoog scoort, zelfs excellent, zien we die excellentie niet altijd terug in het onderwijs. Het onderwijssysteem scoort goed aan de onderkant, want er zijn weinig slechtpresteerders en uitval wordt steeds meer bestreden, maar ook weinig hoogpresteerders. De inzet is zowel op excellentie in het hoger onderwijs, als in vakmanschap in bijvoorbeeld het mbo. Dat is nodig, want een leven lang leren en het afstemmen van zorg en werk, betaald en onbetaald werk zijn onmisbare schakels in de participatiesamenleving. Trend 3: Grotere ruimtelijke verschillen: krimp versus groei Maar er zijn ook geografisch verschillen. De economie en arbeidsmarkt zijn veelal levensader voor vitaliteit in een regio. Als we kijken naar de ruimtelijke verschillen in sociale status, die met opleiding, gezondheid en inkomen te maken hebben, dan zien we dat met name in verder van de stad gelegen dorpen dalen in sociale status. Daar is sprake van krimp, doordat bedrijvigheid en jonge hoog opgeleide mensen wegtrekken. De dorpen dichtbij steden doen het aanzienlijk beter. Jonge hoog opgeleiden wonen daar juist en werken in de stad. Bedrijven, onderwijsinstellingen en gemeenten staan voor een belangrijke maatschappelijke opdracht die dus ook een leefbaarheidscomponent kent. Overigens moet hier bij opgeteld worden – zo blijkt uit de Sociale Staat van Nederland – dat bij zo’n 6 tot 7 % van de bevolking de problemen rond gezondheid, inkomen en werk zich stapelen en dat zij een groter beroep op voorzieningen moeten doen. Daar tekent zich ook een ruimtelijke oorzaak af. Dat zijn bijvoorbeeld niet westerse migranten, bijstandmoeders en eenoudergezinnen, maar ook groepen kleine zelfstandigen. Het maakt daarbij nogal uit of we het hebben over een krimpregio of niet. De demografie is er verschillend, maar ook de vraagstukken zijn anders, zoals leegstand en wegtrekkende bedrijvigheid. Er is geen uniforme aanpak mogelijk, die vanuit Den Haag wordt aangestuurd. Het vraagt om een overheid die samenspraak met instellingen en bedrijven organiseert en de kansen van krimp opzoekt, zoals een aantrekkelijk gebied te zijn voor ouderen en daar horeca, 3
deeltijdbanen en vrijwilligerswerk op af te stemmen. Een ziekenhuis is vaak de grootste werkgever, met de meeste deeltijdbanen en opleidingsplaatsen, meeste vrouwen in dienst en vertakkingen naar wijken. Daar moet je op inzetten, juist bij krimp! Trend 4: Lokalisering en internationalisering: tussen de wijk en de wereld Naast het verschuiven van taken en verantwoordelijkheden van de nationale naar de lokale overheid en gemeenschap, is er sprake van een voortgaande internationalisering, waarbij taken en verantwoordelijkheden richting de Europese en internationale gemeenschap getrokken worden. Uit het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het SCP blijkt steeds opnieuw dat de opvattingen hierover in de Nederlandse samenleving scherpe tegenstellingen bestaan. Er is veel wantrouwen. Globalisering, Europese afstemming en bijvoorbeeld digitalisering beïnvloeden de leefsituatie, maar ook de onzekerheid en keuzes van mensen in het economische en maatschappelijk leven (o.a. in tijdsbesteding, opleiding en arbeid). Hoe waarderen mensen het werk, maar ook het eigen netwerk en de wijk in die globaliserende wereld? Het raakt kwesties van identiteit. Het gaat daarbij onder meer om de verzorgingsstaat als ‘bedreigd nationaal bezit’, het gevoel van nationale lotsverbondenheid en het gevoel dat men al dan geen grip op de persoonlijke en gemeenschappelijke toekomst heeft. Het onbehagen over de bredere ontwikkelingen in de economie en de wereld doet het kleine dat dichtbij is weer meer waarderen. Naarmate mensen meer betrokken zijn bij wat er in de wijk gebeurt groeit de tevredenheid. Dat bleek ook uit ons Krachtwijkenonderzoek, maar ook uit recent onderzoek van het AD onder 100.000 inwoners. Mensen waarderen de directe leefomgeving het meest. Trend 5: Digitalisering en medialisering: we worden sneller en gelijkwaardiger Tegen de achtergrond van al deze trends veranderen sociale structuren fundamenteel van aard. Familiaire relaties zijn horizontaler geworden. Kinderen zijn hun ouders in opleiding en kansen op werk voorbij gegaan. De grotere rol van internet en (sociale) media maakt contacten tussen mensen frequenter, maar soms ook oppervlakkiger en losser. Het leidt ertoe dat we continu over van alles (en soms ook over niets) met elkaar in contact zijn. De kennissamenleving stelt nieuwe eisen aan vaardigheden zoals samenwerken, creativiteit, communiceren, probleemoplossend vermogen en kritisch denken. Nieuwe digitale en 4
communicatietechnieken versterken het twee- of meer richtingsverkeer in het onderwijs, in arbeid en in sociale netwerken. Nederland loopt in Europa op kop als het om digitalisering en medialisering gaat. Nederlanders maken dagelijks 8 uur en 40 minuten gebruik van media. De meeste tijd doen Nederlanders dit samen met andere activiteiten (multitasking), zoals studeren en werken. (Aan studie en werk wordt gemiddeld 14% van alle tijd besteed, aan eten en verzorging 10%, aan huishouden en winkelen 9%, aan slapen 36% en aan reistijd 4%). Het grootste aandeel van de mediatijd bestaat uit kijktijd (circa 3 uur), gevolgd door luistertijd (2 uur en 49 minuten) en communicatie (1 uur en 6 minuten). Ouderen besteden relatief veel tijd aan kijken, luisteren en lezen, terwijl jongeren meer tijd besteden aan communicatie. Dat biedt veel kansen voor zorg, werk en ondersteuning. Dus: de maatschappelijke trends zetten de verzorgingsstaat onder grote druk, maar zorgen er tegelijk voor dat de participatiesamenleving er gewoon al is. Het ziet er alleen overal anders uit, en dat was ook de bedoeling. Gevolgen voor de lokale en regionale democratie Dat brengt me dan wel bij de rol die de lokale en regionale overheid en politiek daarbij te spelen hebben. Enerzijds kiezen we volksvertegenwoordigers in een representatieve democratie. Anderzijds worden we in de participatiesamenleving bijna dwangmatig opgeroepen om in een doe-democratie te participeren. Maar kan een gemeenteraad overrulen wat daaruit komt? Kamerleden doen dat. En we weten wat dit voor effect op het vertrouwen heeft: structureel onder de 40%. Er liggen in een meer lokale verzorgingsstaat flinke teleurstellingen op de loer als we niet anders gaan nadenken over de werking van onze democratie. De Vlaamse politicoloog David van Reybrouck geeft scherp aan dat de instituties van onze democratie niet met de tijd meebewogen hebben. Hij geeft aan dat de representatieve democratie zich teveel heeft ontwikkeld als een selectiemechanisme voor hoger opgeleide experts die een elite op zichzelf worden die voor de grotere gemeenschap steeds minder herkenbaarheid heeft. We zijn hoger opgeleid, meer geëmancipeerd en de media-mogelijkheden zijn onbeperkt om betrokken zijn. Dat moet ons dwingen volgens Van Reybrouck om ook anders over democratie te denken en te voorkomen dat de representatieve democratie meer op een aristocratie gaat lijken. Hij pleit voor het 5
samenstellen van een democratische arena door loting, eventueel voorlopig naast een representatief deel van de politieke arena zoals Amersfoort. Dat vergroot betrokkenheid en waarom zou het geen democratie zijn? Voorlopig blijven we nog hangen in gedachten over een zogenaamde doedemocratie, waarin mensen vooral verantwoordelijkheid voor problemen rond veiligheid en zorg in de eigen wijk doorgeschoven krijgen. En vanuit regionale gemeenschappelijke regelingen komen wethouders met handen in het haar bij hun raad terug, omdat bij meerderheid anders is besloten. Het democratisch gat wordt vergelijkbaar groot als bij de EU, waar ministers hetzelfde overkomt als ze uit de Europese Raad terugkomen. Als gemeenten bovendien aan de leiband van Haagse regels moeten lopen en geen ruimte krijgen voor eigen beleid en eigen inkomsten, komt er van de decentrale filosofie niets terecht. Als burgers bij het kruisje van de lokale beleidsplannen moeten tekenen van burgerkracht ook niet! De fundamentele doordenking van ons Huis Van Thorbecke vormt de achilleshiel voor de omvorming van onze verzorgingsstaat. De emancipatie van onze bevolking en de herziening van onze verzorgingsstaat brengen dusdanig andere verhoudingen met zich mee dat dit HET moment is om een stap verder te gaan. Gekozen burgemeesters en referenda wellicht, maar vooral de mogelijkheden benutten van ICT voor echte burgermacht. Ik heb om die reden in het FD al eens voor een Staatscommissie gepleit. Het was een slimme zet geweest als Loek Hermans bij de Algemene Beschouwingen niet alleen had ingezet op een doordenking van het Tweekamerstelsel, maar het Huis van Thorbecke als geheel ter discussie had gesteld. De loting van Van Reybrouck kan er evenwel nog steeds een mooie rol in spelen. Wat te zeggen van een de omvorming van een Eerste Kamer die twee eeuwen terug werd samengesteld via loting door de Koning in kleine kring, naar een Parlement dat tot stand komt door loting onder de gehele bevolking? Als tegenmacht voor de ‘aristocratisch’ verworden Tweede Kamer. De commissie rapporteert echter in 2019… Dan is Facebook al verdwenen en heeft Blendle alle kranten overgenomen. Wellicht kan een provincie als Flevoland dit gewoon oppakken en doen! U hebt een overzichtelijk landschap met 6 gemeenten. Die zitten niet altijd op 1 lijn, de een heeft de focus richting het Amsterdamse en de ander richting de Veluwe, maar u weet elkaar snel te vinden. Dat bewijst u al in de jeugdsector en bij de omgevingsdiensten. Laat het ook zien bij democratische vernieuwing!
6
Gevolgen voor ambtenarij en journalistiek Democratie is echter meer dan volksvertegenwoordigers of burgers die zelf aan de macht zijn. Het gaat ook om een deskundige ambtenarij en een objectieve kritische journalistiek. Hoe beoordeel je of de overheid nog voor zwakkeren zorgt als het overal anders gaat? Smart wordt er nog niet overal gewerkt, dus toetsbaar is het ook nog niet zo. Er zijn bovendien nog geen handvatten om de sociale grondrechten op zorg en zekerheid lokaal hanteerbaar maken. Het College voor de Rechten van de Mens is daar wel mee bezig, want decentralisatie of niet, elke inwoner heeft recht op zorg en bestaanszekerheid. En ook wij zijn bij het SCP in samenwerking met het Rijk en de VNG met de monitoring in en van het sociaal domein bezig. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van rijk en gemeenten. Het rijk moet erop toezien, maar gemeenten stellen de normen en de voorzieningen vast. Dus: Hoort tafeltje dekje erbij, de wijkverpleegkundige? Gaat het over verwaarlozing en vereenzaming? Hoe kijken we aan tegen psychische hulp? De verschillen per dorp, stad of regio en daarbinnen per wijk zijn dan van belang. Het zal ook op het bordje van journalisten komen te liggen om nog nadrukkelijker vragen hierbij te stellen. Zijn die lokale en regionale journalisten er nog? Zitten ze nog bij raadsvergaderingen, of zijn dat er in het werkgebied zoveel geworden dat het via tweets van raadsleden gevolgd moet worden? Het geheel vraagt ook om nogal wat ambtelijke deskundigheid om alle informatie te wegen en dat te vertalen naar keukentafelgesprekken, naar wat mensen nodig hebben en wat voor wijken goed is. Dat ambtelijk apparaat staat onder druk en er wordt op bezuinigd, er is steeds minder vakinhoudelijke kennis aanwezig omdat die is geprivatiseerd of op afstand gezet, maar in de klassieke Weberiaanse uitleg is een inhoudelijk deskundig ambtelijk apparaat cruciaal voor een goed functionerende democratie. Erosie van de ambtenarij dus. Er zal geïnvesteerd moeten worden in kennis en kunde, of in andere kennis en kunde dan nu soms aanwezig is. Hebt u dit al in huis? Even met die billen bloot… Daar zijn ze dan: de billen van de buren… Dat brengt me terug bij de blote billen, om te laten zien wat dit allemaal in de praktijk betekent. Lijfelijke zorg blijft verzekerde zorg ook na 1 januari a.s. Politici en beleidsmakers vechten tegen het beeld dat mensen verplicht zouden worden om hun ouders of buren lichamelijk te verzorgen. Dat is niet zo, dat is wettelijk verzekerde zorg. Maar toch maken mensen zich zorgen, omdat burgers 7
en ook lokaal bestuurders zich afvragen wat de toekomst in dat opzicht brengen gaat. Want waar leg je de grens, in informele contacten of aan de keukentafel? Hoeveel bevoogding pas je toe en op basis van welke kennis of welk mandaat? De letter van de wet is een, de praktijk is twee. Want wie schat in, indiceert, weegt af, beslist en controleert? Aan de keukentafel komen heel wat vragen voorbij: Kan een familielid mantelzorgen? Kan een buurman een boodschap doen of wat hulp in het huishouden? Er wordt meer van mensen zelf en van hun familie verwacht. Dat gaat over mantelzorg, waarbij een langdurige zorgrelatie ontstaat en er tegelijk steeds meer huishoudelijke taken bij de mantelzorger terechtkomen. Het gaat ook om vrijwilligers die kortdurend en meer afgebakend ‘klusjes’ doen, zoals een boodschap, een keer de ramen zemen voor de buren of iemand naar de dokter brengen. De bereidheid onder Nederlanders is desgevraagd groot om dit allemaal te doen. Als je echter doorvraagt dan zitten er heel wat haken en ogen aan vast. Uit onze recente evaluatie van de Wmo blijkt dat het aantal mensen dat mantelzorg en vrijwilligerswerk verricht toeneemt, maar ook dat de professionele zorg en de kosten (nog) niet afnemen. Waar komt dat door? In de eerste plaats is het er niet altijd. Mensen willen wel zorgen voor directe familie en soms voor buren, maar niet voor zomaar iedereen. Mantelzorg is iets dat je overkomt, omdat een partner of ouders zorg nodig hebben. Daar kies je dus niet voor. In Flevoland zijn er zo’n 52.000 mantelzorgers, waarvan er 8.000 overbelast zijn, zo concludeert het Verwey Jonker. Daar is ondersteuning nodig. Dat kan ook door vrijwilligers gebeuren. De ‘flitsvrijwilliger’, die kortdurende en snelle klusjes tussendoor wil doen is wel in opkomst. Dat geldt ook voor bewonersinitiatieven die vaak door ouderen zelf georganiseerd worden, zoals in kookkringen. Het maakt daarbij veel uit om wat voor activiteit het gaat en voor wie. Bij buren worden de meeste mensen namelijk al minder stellig dat ze zorgtaken op zich willen nemen. Je hoeft maar naar de ‘rijdende rechter’ te kijken en je begrijpt dat. Als het gaat om onbekenden in een wijk verderop dan is die bereidheid grotendeels verdwenen. Weet u wie in uw gemeenten bereid is iets te doen en hoe faciliteert u dat? In de tweede plaats lukt het niet altijd. De mantelzorg komt namelijk grotendeels op dezelfde groep neer. Dat zijn veelal vrouwen van boven de 45 jaar oud die verzorgende beroepen of opleidingen achter de rug hebben. Zij gaan steeds meer zorgen en daar soms zelfs minder voor werken. Ze leveren ADV dagen of salaris in, maar de druk wordt regelmatig te groot om het allemaal voor elkaar te 8
krijgen. Een grotere groep mensen is wel bereid om vrijwilligersactiviteiten te doen, maar ook dat lukt niet altijd in combinatie met andere werkzaamheden. De tijd laat het vaak niet toe. Veel mensen zijn al enorm druk. Dit komt erbij. In de derde plaats is het niet altijd de beste oplossing. Niet ieder kind kan en wil de billen van zijn ouders wassen. Het hoeft ook niet, nogmaals lichamelijke zorg is verzekerde zorg, maar de druk aan de keukentafel kan groot worden als de vraag informeel op tafel ligt. Dat raakt de ethiek van de ouder-kindrelatie. In die privésfeer is niet alles vanzelfsprekend. Het is niet wenselijk dat af te dwingen, zeker als dat de afhankelijkheidssituatie verder versterkt. Een beroep op de kinderen is niet altijd wenselijk als deze te ver weg wonen. Dat is veel vaker dan vroeger het geval. Het is dan niet met werk te combineren en het leidt eerder tot zwaardere belasting van een gezin dan tot een oplossing. Het voorbeeld van de billen van de buren laat zien dat er meer nodig dan een eenzijdig pleidooi voor mantelzorg. Gaat de Wmo-ambtenaar verplichten om voor de buren te zorgen, of blijft het bij een appel? Het eerste leidt tot een bevoogdende overheid die de vrijwilligheid oplegt, iets dat door weinigen ideaal gevonden wordt. Als het blijft bij het moreel appel, dan is het inzicht belangrijk in wie mantelzorg verleent, wie dat bereid is te gaan doen en waar dat niet kan of onwenselijk is. Het vraagt om deskundige en betrokken ambtenarij, inspraak van burgers en transparante politiek. Hier moet je als gemeenten op samenwerken. Dus: een participatiesamenleving vraagt veel van mensen in termen van zorg, werk en leren. Het recente AD onderzoek onder 100.000 mensen liet dus zien dat de meerderheid positief is over de eigen omgeving en iets op die terreinen voor elkaar over heeft. Dat vraagt echter wel om een participerende overheid die zich inleeft in wat burgers beweegt en ondersteunt waar dat nodig is. In de politiek en aan de keukentafel moeten besluiten eerlijk en goed genomen worden. Daar moeten participerende burgers op kunnen rekenen. Voor het vertrouwen daarin zijn nieuwe vormen van democratie, ambtelijke deskundigheid en objectieve journalistiek nodig. Daarom zeg ik tegen u, laat zien wat u daarvoor doet en over heeft in Flevoland: bloot, met die billen!
Dank u wel.
9