Convenant integrale overheidshandhaving Convenant betreffende de toepassing en handhaving van overheidsregelingen:
DE ONDERGETEKENDEN:
De Burgemeester van de Gemeente Leeuwarden De Hoofdofficier van Justitie van het Openbaar Ministerie, Arrondissementsparket Leeuwarden De Korpsbeheerder van Politie Fryslân De Korpschef van Politie Fryslân De Belastingdienst/ Regio Noord hierna aan te duiden als: “convenantpartners” dan wel “partijen”. IN AANMERKING NEMENDE DAT: Binnen de gemeente locaties en/of subjecten zijn waar een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie en waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van (fiscale) fraude. OVERWEGENDE DAT: De convenantpartners wensen samen te werken door met een integrale overheidsaanpak een einde te maken aan maatschappelijk ongewenste ontwikkelingen, mede ter verwezenlijking van de volgende doelstellingen: Wat betreft de gemeente: Het doeltreffender bestrijden van overlast en illegale/onrechtmatige praktijken als gevolg van handelen en/of nalaten en van locaties en/ of groepen. Het overheidsoptreden, gericht op de bestuurlijke handhaving, doelmatiger en doeltreffender maken. Het handhaven en bevorderen van de veiligheid van de bewoners en omwonenden. Wat betreft de politie en het Arrondissementsparket: Het doeltreffender bestrijden van criminaliteit en handhaven van de openbare orde bij de locaties en/of groepen waarop de samenwerking gericht is. Het overheidsoptreden, gericht op bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving, doelmatiger en doeltreffender maken. Wat betreft de Belastingdienst: Het overheidsoptreden gebaseerd op fiscale wetten en niet-fiscale douanetaken bij de in artikel 2 genoemde doelgroep, gericht op bestuurlijke handhaving, doelmatiger en doeltreffender maken. Het overheidsoptreden gebaseerd op fiscale wetten en niet fiscale douanetaken bij de in artikel 2 genoemde doelgroep, gericht op strafrechtelijke handhaving door de FIOD-ECD, doelmatiger en doeltreffender maken.
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
ARTIKEL 1 ALGEMEEN Aan de onderlinge samenwerking en integrale aanpak tussen de convenantpartners bij de toepassing en handhaving van overheidsregelingen wordt vorm gegeven zoals hierna omschreven. Informatie die op grond van regelgeving tussen de convenantpartners kan worden uitgewisseld wordt ook uitgewisseld indien dit nodig is om de samenwerking en de integrale aanpak effectief en efficiënt te laten verlopen. Hierbij blijft de marginale toetsingsbevoegdheid van de Belastingdienst gehandhaafd. Er wordt een Stuurgroep integrale overheidshandhaving (hierna “Stuurgroep”) geformeerd onder leiding van de gemeente Leeuwarden, waarin de convenantpartners bestuurlijk zijn vertegenwoordigd en gemachtigd om hun organisatie te binden in relatie tot de gemaakte samenwerkingsafspraken. Er wordt een Regionaal projectteam integrale overheidshandhaving geformeerd waarin de convenantpartners vertegenwoordigd zijn op uitvoerend niveau. In dat team worden concrete werkafspraken gemaakt over de uitvoering van de in de Stuurgroep afgesproken integrale handhavingactiviteiten en/of toepassing van overheidsregelingen. Tevens kunnen in dat team werkafspraken worden gemaakt over de uitvoering van activiteiten die voortvloeien uit de individuele doelstellingen van de convenantpartijen. Indien het aantal deelnemende gemeenten te groot wordt, wordt gewerkt met vertegenwoordiging in de stuurgroep en het regionaal projectteam. Per lokale driehoek (11 in Friesland) neemt 1 vertegenwoordiger plaats de overlegstructuren. Er is een bovenregionaal kennis en expertisecentrum (i.o.), dat convenantspartners adviseert over de aanpak van criminaliteit. ARTIKEL 2 DE OPZET VAN DE SAMENWERKING Het in onderling overleg en wederzijdse afstemming richting geven aan de samenwerking door middel van het bij elkaar brengen van activiteiten en het brengen van samenhang hierin. Het genereren en analyseren van informatie over de doelgroep die nodig is met het oog op het realiseren van de hierboven omschreven doelstelling(en). Het onderling uitwisselen van de informatie die beheerd wordt door ieder der partijen. ARTIKEL 3 PLANNING, FINANCIËN EN CONTROL Partijen dragen ieder zelf de kosten die de samenwerking en de informatie-uitwisseling met zich meebrengen. Voor de als gevolg van het convenant gegenereerde opbrengsten geldt dat deze hun normale, door de wetgever beoogde bestemming volgen. Tenzij anders wordt overeengekomen zijn convenantpartijen voor de uitvoering van deze overeenkomst geen vergoeding aan elkaar verschuldigd. Partijen nemen deel aan de in artikel 1 genoemde overlegstructuren. Partijen komen halfjaarlijks met een voortgangsrapportage over het effect van de samenwerking en informatie-uitwisseling. Naar aanleiding van de resultaten uit deze voortgangsrapportage kan het convenant worden aangepast. Partijen zijn ieder zelf verantwoordelijk voor de resultaatmeting, bewaking en beheersing van hun eigen activiteiten in het kader van het convenant, welke als zodanig deel uitmaken van de reguliere evaluaties van hun organisaties.
ARTIKEL 4 INFORMATIE-UITWISSELING De convenantpartners verplichten zich over en weer met inachtneming van de wettelijke bepalingen die informatie te verstrekken die nodig is om de samenwerking effectief en efficiënt te laten verlopen. De politie is daarbij in ieder geval gehouden aan de Wet politiegegevens en het Besluit politiegegevens. Het Openbaar Ministerie is daarbij gehouden aan de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en aan de Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden. De gemeente is daarbij in ieder geval gehouden aan de Wet bescherming persoonsgegevens en de wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. De Belastingdienst is daarbij in ieder geval gehouden aan de Algemene wet inzake rijksbelastingen (= AWR) 1, de Algemene wet bestuursrecht, de Invorderingswet 1990 en de Wet bescherming persoonsgegevens. Binnen de hiervoor genoemde wettelijke kaders zal de gegevensuitwisseling en de aanwending van de verkregen gegevens uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van een goede vervulling van de publieke taak van diverse partijen. Het Openbaar Ministerie zal daarbij in iedere afzonderlijke concrete zaak een afweging maken omtrent het al dan niet verstrekken van informatie op basis van een voldoende gemotiveerd verzoek. Niet uitputtend kan aan de volgende informatie uitwisseling worden gedacht: NaamAdresWoonplaats-gegevens, verblijftitels, locatiegegevens, gegevens over rechtsvorm en andere ondernemingsgegevens, gegevens over inkomen en uitkeringen, gegevens over ondernemingswinst en vermogen, gegevens over belastingen, gegevens over zakelijke zekerheidsrechten, gegevens over financieringen, gegevens over vastgoed, gegevens over schenkingen en erfenissen, gegevens over vergunningen, gegevens over subsidies, gegevens over notariële akten, gegevens uit administratiefrechtelijke onderzoeken, gegevens uit processen verbaal, gegevens uit vonnissen en arresten, gegevens uit opsporingsonderzoeken, gegevens over overtredingen en misdrijven. Met in achtneming van het voorgaande maken partijen in de Stuurgroep nadere afspraken over de wijze van verstrekking van informatie en over de waarborgen waaronder dit gebeurt. Het verdient aanbeveling deskundigen op het gebied van het formele (belasting)recht te betrekken bij de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld ARTIKEL 5 GEHEIMHOUDING/PRIVACY Gegevens worden zonder schriftelijke toestemming van de verstrekker niet overgedragen of ter beschikking gesteld van niet convenantpartners en zijn niet raadpleegbaar voor niet convenantpartners. Hiervan is uitgezonderd informatieoverdracht waartoe in wetten verplichtingen zijn opgenomen. Geheimhoudingsvoorschriften in wet- en regelgeving van de convenantpartners worden in acht 1
Per 1 januari 2008 is in artikel 43c, eerste lid, letter l, van de Uitvoeringsregeling AWR de informatie-uitwisseling geregeld met gemeenten, de politie, de Officier van Justitie, de Arbeidsinspectie, de Sociale Verzekeringsbank, de Uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen inzake gegevens die nodig zijn om de samenwerking in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen bij handhavingsknelpunten effectief en efficiënt te laten verlopen, voorzover een convenant is gesloten met deze bestuursorganen.
genomen. Het gestelde hieromtrent in respectievelijk de Wet politiegegevens, het Besluit politiegegevens, de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet Justitiële en Strafvorderlijke gegevens, de Algemene Wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 zal daarbij in acht worden genomen. ARTIKEL 6 VEILIGHEIDSASPECTEN Indien een convenantpartner voor de uitvoering van de individuele doelstellingen politiebijstand nodig heeft zorgt de politie voor voldoende capaciteit, zodat de convenantpartners hun werkzaamheden kunnen vervullen met gebruikmaking van hun bevoegdheden. Bij het daadwerkelijk beschikbaar stellen van de capaciteit van de sterke arm heeft de politie een regie functie om de activiteiten van de convenantpartijen te combineren. Bij het beletten en/of belemmeren van ambtshandelingen, het plegen van wederspannigheid en bij strafbare feiten (o.a. mishandeling, bedreiging en vernieling) tegen de persoonlijke integriteit zal de politie een opsporingsonderzoek uitvoeren en proces-verbaal opmaken tegen de daders. Het Openbaar Ministerie zal afhankelijk van de resultaten van het opsporingsonderzoek overgaan tot vervolging van de strafbare feiten. Politie en Openbaar Ministerie handelen daarbij overeenkomstig aanwijzingen en richtlijnen inzake opsporing en vervolging van het College van procureurs-generaal. Medewerkers (van alle convenantpartners) die hiermee worden geconfronteerd, worden geacht aangifte te doen bij de politie. De medewerkers kiezen domicilie bij hun eigen organisatie. ARTIKEL 7 BEVOEGDHEDEN Medewerkers van de convenantpartners mogen uitsluitend worden ingezet voor het verrichten van de werkzaamheden waarvoor zij bevoegd zijn. ARTIKEL 8 VOORLICHTINGEN EN CONTACTEN MET MEDIA De in artikel 1 genoemde Stuurgroep maakt afspraken over (voorgenomen) voorlichtingsactiviteiten en contacten met de media. Een en ander op basis van een advies van de Communicatie- en Voorlichtingsafdelingen van de convenantpartners. Geen van de convenantpartners zal zonder voorafgaande toestemming van de overige convenantpartners in publicaties of reclame-uitingen van deze overeenkomst melding maken. ARTIKEL 9 UITSLUITING AANSPRAKELIJKHEID Convenantpartijen sluiten elke aansprakelijkheid jegens elkander voor schade op grond van deze overeenkomst uit. ARTIKEL 10 SIGNALEREN VAN BELEMMERINGEN Wanneer naar de mening van convenantpartijen wettelijke kaders de samenwerking en/of de informatieverstrekking in de weg staan leggen zij dit voor aan de betrokken bewindslieden. Het Openbaar Ministerie informeert in deze gevallen het College van Procureurs-generaal dat vervolgens beslist of de gesignaleerde belemmering aan de Minister van Justitie wordt voorgelegd.
ARTIKEL 11 TOETREDING Dit convenant staat open voor toetreding door andere overheidsinstellingen die in relatie tot de doelgroep gelijke doelstellingen nastreven als de huidige convenantpartners. Een nieuwe partner kan door een aanvraag in te dienen bij de Burgemeester van Leeuwarden in zijn hoedanigheid van voorzitter van de in artikel 1 bedoelde Stuurgroep, toestemming vragen om toe te treden tot dit convenant. Na goedkeuring van alle convenantpartners kan de nieuwe partner toetreden via ondertekening van een bijlage bij het convenant.
ARTIKEL 12 WERKWIJZE STUURGROEP 1. De stuurgroep bepaalt jaarlijks de prioritaire gebieden. De aangewezen gebieden worden uitgewerkt in een plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt door de stuurgroep vastgesteld. 2. Elk van de convenantspartners kan onderwerpen voordragen. 3. De stuurgroep wordt voorgezeten door de Burgemeester van Leeuwarden. 4. De stuurgroep stelt jaarlijks een verslag vast waarin in ieder geval de halfjaarlijkse voortgangsrapportages worden opgenomen over het betreffende verslagjaar. ARTIKEL 13 WERKWIJZE REGIONAAL PROJECTTEAM 1. 2. 3. 4.
In het regionaal projectteam zijn de convenantspartners vertegenwoordigd op uitvoerend niveau. Het regionaal projectteam voert de door de stuurgroep vastgestelde plannen van aanpak uit. Ieder van de convenantspartners kan cases aandragen indien deze zich binnen de kaders van de door de stuurgroep vastgestelde plannen van aanpak bevinden. Het regionaal projectteam beoordeelt de te bespreken cases op basis van de binnen de regio aanwezige informatie. Het regionaal projectteam kan een casus voorleggen aan het bovenregionaal kennis en expertisecentrum (i.o.). Dit expertise centrum adviseert vervolgens de betrokken convenantspartners.
ARTIKEL 14 WIJZIGING Wijzigingen of aanvullingen van dit convenant dienen door alle convenantpartners schriftelijk te worden bekrachtigd ARTIKEL 15 VOORTDURENDE VERPLICHTINGEN Verplichtingen welke naar hun aard bestemd zijn om ook na ontbinding van de overeenkomst voort te duren, blijven na ontbinding van deze overeenkomst bestaan. Tot deze verplichtingen behoren onder meer het bepaalde omtrent geheimhouding.
ARTIKEL 16 LOOPTIJD Dit convenant: Treedt in werking op 11 december 2008 en loopt tot en met 31-12-2012. Kan eenzijdig worden opgezegd, zulks met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden, of op elk moment zonder opzegtermijn wanneer dit gebeurt met instemming van alle convenantpartijen. Kan verlengd worden na een voorafgaande evaluatie van de bereikte effecten.
Aldus overeengekomen te Leeuwarden op 11 december 2008
Drs. F.J.M. Crone
Mr. A.H. Bronsvoort
Burgemeester van Leeuwarden
Hoofdofficier van Justitie Leeuwarden
Mevr. M.A. Berndsen
Drs. F.J.M. Crone
Korpschef van Politie Fryslân
Korpsbeheerder Politie Fryslân
Mr. D.B. van der Werff
Voorzitter Managementteam Belastingdienst/Noord