Integrale wijkzorgteams
Auteur: Cora van Leeuwen
Rotterdam, oktober 2011
Dit is een publicatie van de SEV. U kunt SEV-publicaties downloaden op www.sev.nl SEV Postbus 1878 3000 BW Rotterdam Telefoon 010 - 282 50 50
[email protected] De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Wij zijn onafhankelijk, maar kunnen niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeven we ideeën voor innovaties in de praktijk.
2
Vooronderzoek Integrale wijkteams
VOORWOORD
Samen met tien proeftuinen in tien provincies werkt de SEV sinds 2009 aan de doorontwikkeling en verankering van het concept woonservicegebieden. Eén van de zes ontwikkelingsmodules in het kader van de proeftuinen heeft de naam Integrale wijkzorgteams gekregen. Uit het feit dat alle tien de proeftuinen intekenden voor deze module blijkt wel hoeveel belang hieraan gehecht wordt. De achterliggende visie is dat woonservicegebieden een zorgaanbod willen bieden dat verder gaat dan de gebruikelijke thuiszorg, en waarin alle vormen van AWBZ-zorg, WMO-zorg en informele zorg goed op elkaar afgestemd zijn. In het perspectief van een toekomst met steeds meer ouderen en steeds minder zorgpersoneel is integratie te verkiezen boven concurrentie. Vier proeftuinen zijn inmiddels begonnen met de opbouw van een integraal wijkteam, waarvan er twee dit ook gemeentebreed willen invoeren. Twee proeftuinen hebben zich aangemeld als kandidaat voor de implementatie van een integraal wijkteam, voortbouwend op de samenwerking die reeds aanwezig is. In juni 2010 heeft de startbijeenkomst plaatsgevonden van de ontwikkelingsmodule Integrale wijkzorg. Als eerste stap is daar een poging gedaan om te formuleren wat we precies verstaan onder een integraal wijkzorgteam, los van de bestaande situatie. Het concept is in de daarop volgende startnotitie van de SEV als volgt omschreven. Uitgangspunten wijkteam
Het Integraal wijkzorgteam (kortweg: wijkteam) is het nabije team waar alle wijkbewoners met zorg- en dienstverleningsvragen terecht kunnen en dat nooit nee zegt maar hetzij zelf een oplossing levert hetzij helpt bij het vinden van een oplossing.
Het team is zelfsturend en heeft een eigen budgetverantwoordelijkheid.
Het team biedt een compleet pakket wijkzorg aan en regelt ook bovenwijkse zorg.
Keuzevrijheid van zorgaanbieder blijft in principe bestaan in het proefgebied.
Functies van het Integraal wijkzorgteam
Het wijkteam levert alle functies die uit AWBZ en WMO gefinancierd worden voor zelfstandig wonende cliënten in het gebied.
Het wijkteam biedt een volledig pakket thuiszorg aan alle doelgroepen van AWBZ en WMO.
In het wijkteam functioneert een onafhankelijk cliëntondersteuner of adviseur WWZ die kan schakelen met mantelzorg en burenhulp.
Het team biedt nabije dag- en nachtzorg in alle individuele of geclusterde woningen in een gebied met 5 000 tot 10 000 inwoners.
Hieronder valt zorg op afspraak, zorg op afroep en noodhulp na een alarmsignaal.
Voor cliënten met een complexe zorgvraag zet het team een netwerk op met gespecialiseerde hulpverleners in de eerste en tweedelijnszorg.
3
Het zorgteam werkt zo mogelijk samen met een wijkdienstenteam.
Het team is gebaseerd in de wijk en is zelfsturend met een eigen teamleider en teambudget à la Buurtzorg.
Randvoorwaarden waarbinnen het team opereert
Het team mag niet meer kosten, noch in volume noch in tarief, dan de optelsom van de zorg in een vergelijkbaar gebied zonder integraal wijkzorgteam.
Het team heeft geen monopolie binnen de wijk; ook aanbieders van buiten het gebied kunnen klanten werven en bedienen.
Wel worden door het team met het zorgkantoor of gemeente productieafspraken gemaakt voor het in de wijk in standhouden van functies waarvoor een minimum volume van bijvoorbeeld 25 klanten nodig is.
Binnen het aanbod van het team hebben klanten zoveel mogelijk keuzevrijheid wat betreft de te leveren zorgdiensten en worden voorkeuren voor bepaalde hulpverleners van chronische cliënten zo mogelijk gehonoreerd.
Na drie jaar worden kosten, kwaliteit, klanttevredenheid en efficiency geëvalueerd en vergeleken met gebieden waar geen integraal wijkteam functioneert.
Gemeente en zorgkantoor staan achter het experiment en zijn betrokken bij de evaluatie.
Ieder consortium van zorgaanbieders is vrij om een voorstel te doen aan gemeente en zorgkantoor voor een driejarig experiment met een integraal wijkzorgteam; voorstellen worden getoetst aan bovengenoemde criteria.
In het najaar van 2010 kreeg Vilans de opdracht op het concept operationeel uit te werken en te onderzoeken in hoeverre de vier proeftuinen met integrale wijkteams reeds zouden voldoen aan bovengenoemde omschrijving. Begin 2011 heeft Vilans de opdracht terug moeten geven vanwege capaciteitsproblemen. Daarna heeft de SEV in maart dezelfde opdracht alsnog verleend aan Cora van Leeuwen, met als toespitsing het verzoek om vooral ook aandacht te besteden aan de exploitatiebasis van een integraal wijkteam. Verder verzocht de SEV om de ervaringen van verwante experimenten buiten de tien proeftuinen, zoals Juul in Alkmaar en Bon Vie in Culemborg, ook in het onderzoek mee te nemen. Het resultaat van het onderzoek van Cora van Leeuwen ligt thans voor u. Jeroen Singelenberg en Netty van Triest (SEV)
4
Vooronderzoek Integrale wijkteams
SAMENVATTING
In het kader van het programma wonen en zorg van de SEV is een voorstudie naar integrale wijkzorgteams uitgevoerd. Wijkzorgteams zijn gedefinieerd als een organisatorische eenheid die de zorg levert aan de inwoners van een wijk, gebied ongeacht de achterliggende grondslag voor de indicatie van de cliënt. Het gaat daarbij om een zelfsturend team dat zelf de eigen inzet en zorgverlening regelt in overleg met de cliënt. De veronderstelling is dat door integrale wijkzorgteams in woonservicegebieden meer nabije zorg voor de cliënt wordt geleverd, meer continuïteit kan worden geboden, medewerkers meer tevreden zijn met het eigen werk en de zorg efficiënt wordt geleverd. Nagegaan is hoe de financiering voor de extramurale zorg is ingericht. Tevens is het landelijk gebruik van thuiszorg in kaart gebracht. Oppervlakkig gezien lijkt de AWBZ-zorg overzichtelijk doordat wordt gewerkt met een drietal functies: persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding. Achter met name de functie begeleiding gaan tal van indicaties schuil op basis van achterliggende aandoening zoals een lichamelijke of geestelijke beperking, psychische aandoening schuil. Er is sprake van differentiatie in zeven doelgroepen met daaraan gekoppelde tarieven die in 2011 variëren van € 50,27 tot € 112,81 per uur. Dit veronderstelt dat de inhoud en deskundigheid voor het leveren van de begeleiding sterk verschilt. Uit de CAK-cijfers over het gebruik van extramurale zorg in 2010 (exclusief PGB) blijkt dat de grootste overlap in gebruik zich voordoet bij de functies persoonlijke verzorging en verpleging. Van de personen die verpleging gebruiken, krijgt 75% ook verzorging. De overlap van de gebruikers van de functie begeleiding met verpleging en verzorging is veel minder: 83,4% gebruikt alleen begeleiding. De zorg die het meest wordt gebruikt is persoonlijke verzorging. Per duizend mensen maakten hiervan in 2010 twaalf mensen 3,3 uur per week gebruik. Voor verpleging en begeleiding waren dit respectievelijk vier en zes van iedere duizend mensen. In een viertal woonservicegebieden waar gesproken wordt van integrale zorg is nagegaan in hoeverre gesproken kan worden van een integraal wijkzorgteam. Het gaat om De Bilt West, Middelburg Noord Oost, De Regenboog in Dronten en de wijk Berflo Es in Hengelo. In de vier gebieden bleken met name rond de toegang naar zorg en dienstverlening maatregelen te zijn getroffen om dit voor (potentiële) cliënten te vergemakkelijken door bijvoorbeeld het creëren van een centraal loket waar alle vragen beantwoord kunnen worden. Ook is in de meeste gebieden het creëren van werkwijzen/voorzieningen om signalen op te vangen ter hand genomen. De Bilt West gaat hierin het meest ver door het ontwerpen en verspreiden van een signaleringskaart. De integratie/afstemming rond de levering van zorg is veelal georganiseerd door vertegenwoordigers van diverse organisaties in een periodiek overleg bij elkaar te brengen. In sommige gebieden, zoals bijvoorbeeld Berflo Es, nemen daarbij ook niet zorggerelateerde organisaties aan deel zoals de bijstandsambtenaar en de wijkagent. In geen der gebieden bleek de integratie in de vorm van een integraal wijkzorgteam plaats te vinden zoals eerder gedefinieerd.
5
Naast de vier woonservicegebieden is nagegaan of in andere gebieden initiatieven bestaan die richting integrale wijkzorgteams gaan. Een team dat qua deskundigheid integraal is samengesteld blijkt sinds eind 2010 te functioneren in de projectorganisatie Juul in Alkmaar. Op basis van het gebruik van de zorg in 2010 en de bevindingen is een model uitgewerkt voor een integraal wijkzorgteam conform de definitie en is nagegaan in hoeverre het haalbaar is binnen de woonservicegebieden. Hierbij is rekening gehouden met het bestaan van concurrentie. Het model laat zien dat het goed mogelijk is om een integraal wijkzorgteam te formeren, ook als van een beperkt marktaandeel wordt uitgegaan. Voor de woonservicegebieden is dit als volgt. Tabel 12. Teams die op basis van de gerealiseerde zorg in 2010 kunnen worden ingezet. Gebied
Inwoners
Cliënten AWBZ
Uren
Teams
Marktaandeel per team
De Bilt West
5 985
96
9 071
2,8
35%
Middelburg Noord Oost
9 225
212
28 836
4,5
22%
Dronten De Regenboog
13 245
349
47 803
7,1
14%
7 200
223
22 593
3,2
31%
Hengelo Berflo Es
Voor het team is uitgegaan van een zelfsturend team van maximaal 14 medewerkers, 9,8 fte, die de V&V zorg leveren. Dit team is geprojecteerd op de zorg die in 2010 in de desbetreffende wijk is geleverd. Het team kan voor de functie begeleiding worden uitgebreid met twee daarvoor gekwalificeerde medewerkers om zowel de begeleiding voor mensen met een lichamelijk of verstandelijke beperking of mensen met een psychische aandoening te bieden. Uitgaande van een gelijk marktaandeel varieert het benodigde dienstverband 13,6 uur tot 26,6 uur per functie. Uit bovenstaande tabel blijkt dat er voldoende ruimte is om, ook in de kleinere gebieden, een integraal wijkzorgteam te realiseren. Dit geldt ook voor gebieden als de gemeente Beemster en de wijk Krakeel in Hoogeveen. Wel moet rekening worden gehouden met een vertekening door het bestaan van woonzorgcomplexen of zorgwoningen waar de zorg extramurale basis wordt gefinancierd maar die, door bijvoorbeeld afspraken over de woningtoewijzing, niet voor iedere zorgaanbieder toegankelijk is. De verwachte effecten zoals nabijheid en continuïteit en meer arbeidssatisfactie lijken zich voor te doen in het geval van integrale wijkzorg. Verhoging van de efficiency zal zich niet direct voordoen aangezien veel van de winst al wordt geïncasseerd doordat organisaties zorg inkopen bij derden als het gaat om weinig voorkomende zorg zoals gespecialiseerde verpleging en nachtzorg. Maar ook doordat organisaties die zelfstandig wonende mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking begeleiden veelal voor hun cliënt verzorging en verpleging inkopen bij thuiszorgorganisaties op het moment dat dit aan de orde is. Tegelijkertijd kan het lastig blijken om de omvang van het team beperkt te houden doordat, door de concentratie van de zorgvraag op bepaalde momenten, veel medewerkers met kleine contracten ingezet moeten worden.
6
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Een punt van aandacht is de nachtzorg. Alleen als wordt samengewerkt tussen intramurale en extramurale zorgorganisaties lijkt het mogelijk om een nabij aanbod te realiseren zoals in Dronten is te zien. Wordt op basis van de extramurale tariefopslag voor oproepbare zorg de nachtzorg georganiseerd dan is een werkgebied van 50.000 inwoners nodig. Dit is alleen in stedelijke omgevingen reëel. In meer landelijke gebieden leidt een dergelijk werkgebied tot responstijden die maken dat het een weinig aantrekkelijke dienst is voor de cliënt. Gegeven de grote verschillen in het gebruik van nachtzorg en de problemen rond de financiering is op dit punt nader onderzoek wenselijk.
7
8
Vooronderzoek Integrale wijkteams
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ................................................................................................................................................................. 3 Samenvatting .............................................................................................................................................................. 5 1.
Inleiding ............................................................................................................................................................. 11
2.
Verwachtingen rond Integrale zorg .................................................................................................................. 13
3.
Achtergrond, financiering en organisatie zorg ................................................................................................ 15 3.1 Financiering ............................................................................................................................................... 15 3.2 Organisatie................................................................................................................................................. 17 3.3 Gebruik van extramurale zorg ................................................................................................................... 18 3.4 Ontwikkelingen WMO en AWBZ................................................................................................................. 20
4.
Woonservicegebieden in de praktijk ................................................................................................................. 21 4.1 De Bilt West ............................................................................................................................................... 21 4.1.1 Initiatief ........................................................................................................................................... 21 4.1.2 Gebied, doelgroep en gebruik ........................................................................................................ 22 4.1.3 Organisatie van de zorg ................................................................................................................. 22 4.1.4 Inzet WMO ...................................................................................................................................... 24 4.2 Middelburg Noord Oost ............................................................................................................................. 24 4.2.1 Initiatief ........................................................................................................................................... 24 4.2.2 Gebied, doelgroep en gebruik ........................................................................................................ 25 4.2.3 Organisatie van de zorg ................................................................................................................. 25 4.2.4 Inzet WMO ...................................................................................................................................... 26 4.3 Dronten ...................................................................................................................................................... 26 4.3.1 Initiatief ........................................................................................................................................... 26 4.3.2 Gebied, doelgroep en gebruik ........................................................................................................ 27 4.3.3 Organisatie van de zorg ................................................................................................................. 27 4.3.4 Inzet WMO ...................................................................................................................................... 28 4.4 Hengelo, Berflo Es ..................................................................................................................................... 28 4.4.1 Initiatief ........................................................................................................................................... 28 4.4.2 Gebied, doelgroep en gebruik ........................................................................................................ 29 4.4.3 Organisatie van de zorg ................................................................................................................. 29 4.4.4 Inzet WMO ...................................................................................................................................... 30 4.5 Bevindingen ............................................................................................................................................... 30 4.5.1 Integrale toegang ........................................................................................................................... 31 4.5.2 Signalen .......................................................................................................................................... 31 4.5.3 Integrale levering ............................................................................................................................ 32 4.6 Andere initiatieven..................................................................................................................................... 33 4.6.1 Buurtzorg ........................................................................................................................................ 33 4.6.2 Culemborg ...................................................................................................................................... 34
9
4.6.3 Juul, Alkmaar .................................................................................................................................. 34 4.6.4 Integratie van levering zorg intramuraal ........................................................................................ 35 4.7 Conclusies met betrekking tot integrale zorg ........................................................................................... 36 5.
Wijkteam voor levering zorg ............................................................................................................................. 39 5.1 Uitgangspunten ......................................................................................................................................... 39 5.2 Keuze van functies .................................................................................................................................... 40 5.3 Inrichting team ........................................................................................................................................... 41 5.3.1 Keuze dag, avond en/of nacht ....................................................................................................... 41 5.3.2 Samenstelling ................................................................................................................................. 42 5.3.3 Omvang van het gebied team verpleging en verzorging ............................................................... 43 5.3.4 Omvang werkgebied team Verpleging, verzorging en begeleiding ............................................... 45 5.4 Vergelijking wijkteam met benodigde zorg in woonservicegebieden....................................................... 46
6.
Nachtzorg .......................................................................................................................................................... 49
7.
Aanbevelingen en conclusies ........................................................................................................................... 53 7.1 Algemeen................................................................................................................................................... 53 7.2 Ontwikkelingsrichting Beemster, Zeevang ................................................................................................ 55 7.2.1 Gebied, zorggebruik en initiatief .................................................................................................... 55 7.2.2 Mogelijke ontwikkeling ................................................................................................................... 56 7.3 Ontwikkelingsrichting Krakeel, Hoogeveen ............................................................................................... 57 7.3.1 Gebied, zorggebruik en initiatief .................................................................................................... 57 7.3.2 Mogelijke ontwikkeling ................................................................................................................... 58 7.4 Conclusies ................................................................................................................................................. 59
Bijlage 1
Gebruik van de functie begeleiding ....................................................................................................... 63
Bijlage 2
Beknopt overzicht veranderingen in
Bijlage 3
Overzicht organisatie en
Bijlage 4
Werkwijze zelfsturend wijkzorgteam ..................................................................................................... 71
Bijlage 5
Maximale teamomvang ......................................................................................................................... 73
Bijlage 6
Loonkostenberekening nachtdienst ...................................................................................................... 75
Colofon
............................................................................................................................................................... 76
10
AWBZ en WMO ......................................................................... 65
participanten woonservicegebieden ....................................................... 67
Vooronderzoek Integrale wijkteams
1.
INLEIDING
Eén van de onderzoekslijnen van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) is het programma Wonen en Zorg. Binnen dit programma wordt onder meer onderzoek gedaan naar woonservicegebieden. Onder woonservicegebieden1 wordt verstaan een geïntegreerd gebiedsgebonden aanbod van zorg en/of welzijn en diensten om zo het zelfstandig wonen van mensen met een zorgvraag te ondersteunen. Geïntegreerd wil zeggen dat geen onderscheid gemaakt wordt naar de traditionele sectoren zoals ouderenzorg en gehandicaptenzorg noch naar financieringsbronnen zoals AWBZ, WMO of welzijn. Potentieel lijken woonservicegebieden bij te dragen aan het langer zelfstandig wonen van mensen met een zorgvraag. Tevens lijkt het mogelijk, door op een geïntegreerde wijze de zorg aan te bieden, doublures te vermijden, efficiencywinst te behalen en tegelijkertijd meer uitdagend werk te creëren. In het licht van de voortschrijdende vergrijzing en de afname van beschikbaar personeel verdient dit onderwerp nader onderzoek om zo na te gaan of deze effecten zich daadwerkelijk voordoen. In dit kader heeft de SEV opdracht gegeven voor onderzoek naar de condities voor de haalbaarheid van een integraal wijkzorgteam in twee proeftuingebieden en om de praktijk in een viertal bestaande woonservicegebieden te beschrijven. Opzet rapportage In de voorliggende rapportage worden eerst de veronderstellingen ten aanzien van integrale zorg geëxpliciteerd, daarna wordt de context op het gebied van financiering, organisatie en gebruik van de zorg beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op integrale wijkzorg: wat wordt hieronder verstaan. Daarna worden de vier proeftuin gebieden beschreven, te weten Middelburg Noord Oost, Berflo Es in Hengelo, De Regenboog in Dronten en De Bilt West. Het beeld dat ontstaat aan de hand van de vier proeftuinen word gecompleteerd met enkele vermeldenswaardige ervaringen uit woonservicegebieden elders. Op basis van deze praktijken wordt de inrichting en opzet van de zorg beschreven zoals deze vorm kan krijgen om tot een geïntegreerd aanbod te komen. Besloten wordt met specifieke aanbevelingen voor twee mogelijk nieuw te starten woonservicegebieden in de gemeenten Beemster en Zeevang in Noord-Holland en de wijk Krakeel in Hoogeveen. Leeswijzer Deze voorstudie is geschreven voor meerdere doelgroepen. Omdat een deel van de lezers minder bekend is met het financiering en organisatie van de zorg wordt in paragraaf 3.1 en 3.2 de huidige praktijk op deze punten beschreven. Voor de lezer die bekend is met het zorgveld zal dit weinig informatie opleveren. Deze lezer kan direct naar paragraaf 3.3. gaan waar het gebruik van de zorg wordt beschreven.
1
In meer stedelijke omgevingen wordt veelal gesproken over een wijkservicezone, in meer landelijke gebieden wordt de term woonservicegebied gebruikt.
11
12
Vooronderzoek Integrale wijkteams
2. VERWACHTINGEN ROND INTEGRALE ZORG
Voor mensen met een zorgvraag is een breed scala aan voorzieningen beschikbaar van tal van organisaties. Voor degenen die weten wat zij willen en de weg weten te vinden is het goed mogelijk om met dit palet aan voorzieningen een eigen, passend arrangement te maken. Voor mensen die niet goed op de hoogte zijn is het een onoverzichtelijk geheel. Formeel heeft het Zorgkantoor de taak om, na het afgeven van een indicatie, de zorg toe te wijzen als de cliënt hier hulp bij nodig heeft. Ook hebben de MEE's de taak om cliënten bij het zoeken naar zorg te ondersteunen. Maar het Zorgkantoor is beperkt toegerust voor deze taak en slechts een klein deel van de zorgvragers weet de weg naar de MEE's2 te vinden. Het vraagt vervolgens een grote dosis energie en doorzettingsvermogen om een organisatie datgene te laten doen wat men wil. Men krijgt met de beperkingen van organisaties te maken. Ondanks de positieve intenties van organisaties zijn er beperkingen in samenhang, flexibiliteit en beschikbaarheid zoals de discussie rond het persoonsgebonden budget illustreert. Voor de gebruiker die van meerdere organisaties tegelijkertijd zorg krijgt kan de regievoering een grote inspanning vragen. De veronderstelling is dat integrale, gebiedsgebonden zorg de kwaliteit van zorg en dienstverlening op diverse manieren verbetert. Integrale zorg wordt gedefinieerd als zorg geleverd door een team dat werkt voor een zo groot mogelijke diversiteit aan zorgvragers, dus ongeacht de achterliggende diagnose, in een geografisch gebied. Onder een team wordt verstaan een organisatorische eenheid onder één leiding waarin medewerkers samenwerken. Tegelijkertijd wordt er vanuit gegaan dat het team zelfstandig kan beslissen over de eigen inzet zodat teamleden zelfstandig in overleg met de cliënt de zorg organiseren. Het team draagt dus zelf de zorg voor alle cliënten in het geografische gebied. Voor de cliënt moet integrale zorg een antwoord bieden bij de zoektocht en ondersteunen bij de regievoering. Met name door nabije 24-uurs zorg in de wijk en continuïteit in zorgverlening moet dit worden bereikt. Vanuit het perspectief van organisaties is het de vraag of een bredere, meer integrale organisatie van de zorg in een gebied meerwaarde op kan leveren. Met name organisaties in de thuiszorg zijn geconfronteerd, door centrale planning waardoor de relatie cliënt”medewerker niet optimaal kon functioneren, met ontevreden medewerkers. Deze centrale planning werd veelal ingegeven door efficiency-overwegingen. Vanuit het perspectief van de organisatie is het de vraag of integrale zorg kan bijdragen aan meer efficiënt werken.
2
Veel organisaties hebben websites ingericht om het zelf zoeken van cliënten naar zorg te vergemakkelijken. Ook de MEE's bieden deze mogelijkheid. Het maakt het alleen niet altijd makkelijk. Als in de website van de MEE gezocht wordt naar een organisatie met de zoekterm zorg dan levert dit voor Rijnmond 30 995 resultaten op en in Breda/West Brabant 31 014. Er is geen mogelijkheid om het gebied waarin wordt gezocht te verkleinen.
13
Door centrale planning is het eigen initiatief van medewerkers in relatie tot het inrichten van de zorg beperkt. Dit vormt een bron van onvrede omdat men de eigen professionaliteit niet ten volle kon benutten. Voor de medewerker wordt verwacht dat integrale zorg, waarbij het team zelf stuurt, resulteert in hogere arbeidstevredenheid. In de bestaande woonservicegebieden is nagegaan of er sprake is van integrale zorg en, als dit het geval is, of de hier benoemde effecten zich voordoen om zo te komen tot een model voor een integraal zorgteam. Voordat de stap naar de woonservicegebieden wordt gemaakt wordt eerst ingegaan op achtergrond, financiering, gebruik en organisatie van de zorg.
14
Vooronderzoek Integrale wijkteams
3. ACHTERGROND, FINANCIERING EN ORGANISATIE ZORG 3.1 Financiering Voor zelfstandig wonende personen die zorg en ondersteuning krijgt zijn de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) de bronnen voor financiering. Globaal wordt de financiering gedaan aan de hand van de volgende functies: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding. Tot 2007 werden deze vier zorgvormen bekostigd vanuit de AWBZ. In 2007 is door de introductie van de WMO en de overheveling van de bekostiging van huishoudelijke verzorging van de AWBZ naar de WMO hieraan een eind gekomen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WMO ligt bij de gemeenten. De gemeenten hebben de uitvoering van de huishoudelijke ondersteuning veelal via openbare aanbestedingen gegund waarbij de prijs een belangrijk criterium was. De drie functies, verzorging, verpleging en begeleiding worden hoofdzakelijk vanuit de AWBZ gefinancierd. Uitzondering is een klein deel van de verpleging wat via de Zorgverzekeringswet (ZVW) loopt. Het Zorgkantoor is belast met de uitvoering van de AWBZ. De drie functies lijken overzichtelijk: een eenvoudig stramien gebaseerd op handelingen waar iedereen in past. Nadere beschouwing leert dat dit niet het geval is. Dit komt het best tot uitdrukking in de functie begeleiding. Bij deze functie wordt een onderscheid gemaakt in: “
Begeleiding.
“
Begeleiding extra (moet 24 uur per etmaal beschikbaar zijn).
“
Begeleiding speciaal 1 (voor mensen met een niet-aangeboren hersenafwijking).
“
Gespecialiseerde begeleiding (voor mensen met een psychiatrische aandoening).
“
Begeleiding j(l)vg (voor kinderen met een verstandelijk handicap in combinatie met gedragsproblematiek, begeleiding veelal in de vorm van gezinsbegeleiding).
“
Begeleiding ZG auditief (voor mensen met een auditief zintuiglijk handicap).
“
Begeleiding ZG visueel (voor mensen met een visueel zintuiglijk handicap).
Uit de bovenstaande opsomming blijkt dat de functie begeleiding voor een brede groep gebruikers wordt ingezet zoals mensen met een somatische, psychische of psychogeriatrische aandoening en mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking. Al deze vormen van begeleiding hebben hun eigen karakteristieken en vragen verschillende vaardigheden van de begeleider.
15
Dit komt onder meer tot uitdrukking in de verschillende tarieven die hiervoor door de NZA zijn vastgesteld. Voor 2011 variëren die van € 50,27 voor een uur begeleiding tot € 112,81 voor een uur speciale begeleiding voor visueel gehandicapten.3 De functies persoonlijke verzorging en verpleging kennen beiden drie varianten: “
Persoonlijke verzorging en verpleging.
“
Persoonlijke verzorging en verpleging extra, dit wil zeggen dat de functie op afroep gedurende 24 uur per etmaal beschikbaar moet zijn.
“
Persoonlijke verzorging speciaal, deze is bestemd voor situaties die zo complex zijn door het bestaan van andere aandoeningen dat de functie verzorging op het niveau van een verpleegkundige uitgevoerd moet worden.
“
Gespecialiseerde verpleging, hieronder wordt verstaan het verrichten van meer gecompliceerde verpleegtechnische handelingen, al dan niet in combinatie met verheldering van de verpleegkundige vereisten van de zorg voor de cliënt.
“
Advies, instructie en voorlichting door verpleegkundigen (AIV) veelal gericht op het helpen van cliënten om met de eigen gezondheidssituatie om te leren gaan.
Voor alle zorg met uitzondering van AIV is een indicatie nodig. De indicatie bepaald de benodigde functies, de subvormen en de hoeveelheid zorg. Bij de indicatie kan de cliënt aangeven of men de zorg direct van een organisatie wil ontvangen, zorg in natura, of dat men het budget wil krijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB). Uit de beleidsmonitor eerste helft 2010 van het CIZ blijkt dat 6% van de personen die een indicatie heeft ontvangen ervoor heeft gekozen de zorg in de vorm van een PGB te ontvangen. In totaal is het aantal gebruikers van het PGB zodanig gegroeid dat dit inmiddels heeft geleid tot een discussie over de toekomst van deze voorziening.4 Een organisatie die AWBZ zorg wil bieden moet een toelating hebben als zorgorganisatie in het kader van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) en een productieafspraak met het Zorgkantoor voor de te leveren functies. Dit geldt niet voor de zorg die een cliënt inkoopt met een PGB. Een organisatie wordt voor zorg in natura vergoed op basis van de werkelijke geleverde zorg bij de cliënt thuis. Naast de financiering van de zorg op basis van een extramurale indicatie kan er ook sprake zijn van een indicatie voor zorg met verblijf: intramurale zorg. Deze zorg wordt uitgedrukt in zorgzwaartepakketten waarbij eveneens een onderscheid gemaakt wordt in doelgroepen zoals verblijf op basis van: een indicatie in de sfeer van verpleging en verzorging, een lichamelijke handicap, een verstandelijke handicap of een zintuigelijke handicap. Een zorgvrager kan, ondanks de intramurale indicatie, ervoor kiezen de zorg thuis te ontvangen. In dat geval is er sprake van een Volledig Pakket Thuis (VPT) en ontvangt een organisatie dezelfde vergoeding voor de cliënt thuis als voor de intramurale cliënt met uitzondering van de woonkosten.
3 4
NZA Tariefbeschikking 502-11-3, 09-05-2011. Zie hiervoor de Programmabrief Langdurige zorg, Ministerie VWS, juni 2011.
16
Vooronderzoek Integrale wijkteams
De vergoeding voor de VPT vindt plaats op basis van een bedrag per dag gerelateerd aan het zorgzwaartepakket en niet op basis van de registratie van het aantal uren geleverde zorg zoals bij de eerder besproken functies het geval is.
3.2 Organisatie De verschillen in financiering voor verschillende doelgroepen komt overeen met de historische indeling in sectoren en organisaties. Nog steeds zijn er drie hoofdsectoren, te weten: “
Verpleging en verzorging. Hiertoe worden gerekend verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties.
“
Geestelijke gezondheidszorg. De psychiatrische ziekenhuizen, RIBW's en RIAGG's vallen binnen deze sector.
“
Gehandicaptenzorg. Organisaties voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking worden hiertoe gerekend.
Iedere sector heeft haar eigen specifieke regels, heeft een eigen brancheorganisatie en CAO. Binnen iedere sector waren oorspronkelijk organisaties die zich toelegden op intramurale zorg of op zorg voor zelfstandig wonenden. Door schaalvergroting, extramuralisering en deconcentratie bij de van oudsher intramurale voorzieningen is er nu sprake van hybride organisaties die alle vormen van zorg kunnen bieden. Het aantal organisaties dat over de grenzen van de drie bovengenoemde sectoren zorg levert is echter beperkt. Naast de bovengenoemde ontwikkeling heeft ook het doorvoeren van de marktwerking en de introductie van het persoonsgebonden budget geleid tot een toename van het aantal zorgaanbieders. In iedere stad zijn nu kleine aanbieders van verpleging en verzorging te vinden. Daarnaast zijn er initiatieven zoals de Thomashuizen en aanbieders van begeleiding voor specifieke doelgroepen zoals mensen met autisme. Door de overheveling naar de WMO en de aanbestedingen van huishoudelijke zorg die in dit kader door gemeenten zijn gedaan, zijn tarieven onder druk komen te staan. Dit heeft ertoe geleid dat een deel van de thuiszorgorganisaties deze zorg niet meer levert en tegelijkertijd dat nieuwe organisaties, bijvoorbeeld vanuit de schoonmaakbranche, actief zijn geworden. Uit de nieuwe dynamiek hebben zich een aantal nieuwe, grote spelers ontwikkeld. Meest in het oog springende is Buurtzorg. Deze organisatie werkt met kleine, zelfstandige teams van verpleegkundigen en ziekenverzorgenden, veelal kwalificatieniveau 4/5. In 2011 verwacht Buurtzorg een omzet van 120 miljoen te realiseren. Een andere grote nieuwe speler is Thuiszorg Services Nederland (TSN). Deze organisatie, voortgekomen uit schoonmaakbedrijf Asito, heeft inmiddels 23 000 medewerkers en heeft eerder dit jaar Thuiszorg Groningen overgenomen. Uit bovenstaande schets van het zorgveld is duidelijk dat er sprake is van een grote hoeveelheid zorgorganisaties die actief zijn in een bepaald gebied. Er is veel aanbod maar de versnippering maakt het niet eenvoudig voor degene die een zorgvraag heeft om hierin zijn of haar weg te vinden.
17
Hierbij moet ook worden bedacht dat het niet alleen zorg is wat men nodig heeft maar dat een grote groep van de mensen met een zorgvraag ook gebruik maakt van welzijnsvoorzieningen of andere zaken zoals bijvoorbeeld klussendiensten. Willen mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen dan lijkt meer integratie van het aanbod wenselijk. In woonservicegebieden vindt dit plaats door het aanbod van wonen, welzijn en zorg af te stemmen. Voordat nader op integrale zorg wordt ingegaan wordt eerst beschreven hoe het huidige gebruik van de zorg is.
3.3 Gebruik van extramurale zorg Om een beeld te krijgen van het gebruik van de WMO en AWBZ is een beroep gedaan op de gegevens van het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK is belast met het innen van de eigen bijdragen die betaald moeten worden voor de zorg. Deze gegevens geven dus inzicht in het gerealiseerde gebruik; het gebruik kan immers afwijken van de geïndiceerde zorg. Zo ontvingen een groot aantal thuiszorgorganisaties een bonus omdat zij bij het leveren van zorg de grens van 35% van de genormeerde zorg niet overschreden. 5 Wat bij het gebruik van de CAK gegevens buiten beeld blijft is de zorg die op basis van een persoonsgebonden budget wordt geleverd en de zorg op basis van het volledig pakket thuis voor personen met een intramurale indicatie. Het aantal gebruikers van een volledig pakket thuis is echter beperkt. Van de Nederlandse bevolking gebruikt 1,8% extramurale AWBZ zorg in natura.6 Wordt naar de functies verzorging, verpleging en begeleiding gekeken dan is het gebruik onder de Nederlandse bevolking als volgt: verzorging 1,2%, verpleging 0,4% en begeleiding 0,6%. Opgeteld zou dit 2% zijn van de Nederlandse bevolking. Doordat er echter gebruikers zijn van meerdere functies tegelijkertijd is er overlap. De grootste overlap zit in de groep gebruikers van verzorging en verpleging. Van de 0,4% van de Nederlandse bevolking die verpleging gebruiken, gebruikt 25% géén verzorging. Voor de functie begeleiding is de overlap aanmerkelijk kleiner; door 83,4% van de gebruikers van begeleiding wordt alleen gebruik gemaakt van begeleiding. Het totaal aantal uren AWBZ gebruik is als volgt verdeeld over de functies.
5
6
De bonus voor het beperkt benutten van de indicatieruimte is met ingang van 2011 afgeschaft door het NZA. Zorgkantoren kunnen echter in hun inkoopbeleid nog steeds hiervoor extra belonen of korten. Deze cijfers zijn gebaseerd op het gebruik in de 2e helft van 2010. Reden waarom niet het hele jaar 2010 is gebruikt is dat de registratie voor de functie begeleiding vanaf maart 2010 plaatsvindt.
18
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Tabel 1. Totaal aantal uren geleverde zorg (in miljoen) 2008
2009
2010
Begeleiding
20,6
19,1
17,4
Behandeling
0,9
1,0
1,9
Verzorging
34,4
37,4
39,6
Verpleging
8,9
7,8
7,2
64,8
65,3
66,1
Totaal
Bron: NZA, Marktscan extramurale AWBZ, mei 2011. Het boven weergegeven aantal uren is exclusief de uren bekostigd met een Persoonsgebonden Budget. Per duizend inwoners is het gemiddeld wekelijks zorggebruik als volgt over de drie functies verdeeld: “
12 personen gebruiken gemiddeld 3,3 uur persoonlijke verzorging.
“
4 personen gebruiken gemiddeld 1,8 uur verpleging.
“
6 personen gebruiken gemiddeld 2,2 uur individuele begeleiding per week.
Voor de functie verzorging en verpleging wordt geen onderliggende grondslag geregistreerd; de reden waarom de inzet van verzorging of verpleging nodig is, is niet duidelijk. Bij begeleiding ligt dit anders. In het kader van de voorgenomen overheveling van de functie begeleiding naar de WMO is in opdracht van het ministerie van VWS onderzoek naar deze functie uitgevoerd door HHM.7 In dit onderzoek zijn zes groepen gebruikers van de functie begeleiding geïdentificeerd. Tevens is het aandeel van de bestaande indicaties in beeld gebracht. Dit leidt tot het volgende beeld voor de verdeling van de afgegeven, geldige indicaties op 1 januari 2010: “
21,3% voor V&V ouder dan 65 jaar.
“
28,9% op basis van een psychiatrische aandoening, ouder dan 18 jaar.
“
26% voor mensen met een verstandelijke beperking.
“
2,4% aan mensen met een zintuiglijke beperking.
“
13% in verband met een lichamelijke beperking of chronische ziekte.
“
1% aan jongeren.8
NB. Het gaat hier om afgegeven indicaties. Dit is niet gelijk aan het gerealiseerde gebruik. Niet onvermeld mag blijven dat er sprake is van een grote spreiding in gebruik in Nederland. Dit geldt zowel voor het gebruik van de WMO als de AWBZ. Deze spreiding kan niet goed worden verklaard door bijvoorbeeld leeftijdsopbouw van de bevolking of sociaal economische factoren. Wat de WMO betreft lijkt het gemeentelijk beleid de voornaamste factor die aan de hoogte van het gebruik debet is. Van de huishoudelijke zorg gefinancierd middels de WMO maakt gemiddeld 2,1% van de Nederlandse bevolking gebruik. 7 8
Bron: Verkennend onderzoek overheveling extramurale begeleiding, HHM, Enschede februari 2011. Dit is exclusief de indicaties die afgegeven zijn door het Bureau Jeugdzorg.
19
3.4 Ontwikkelingen WMO en AWBZ De financiering van de zorg is in beweging. Onlangs zijn door het ministerie van VWS de voornemens voor de AWBZ en WMO bekend gemaakt.9 Een belangrijke wijziging voor de ontwikkeling van integrale zorg in woonservicegebieden is dat de functie begeleiding naar de gemeente wordt overgeheveld. Dit betekent niet alleen dat de financiering anders gaat lopen maar ook dat de functie begeleiding door verschillende gemeenten anders ingevuld kan worden. De WMO is immers geen verzekering en geeft derhalve geen recht op een aanspraak. De WMO verplicht de gemeenten om de participatie van alle groepen aan het maatschappelijk verkeer te ondersteunen. Dit kan echter op veel verschillende manieren worden geïnterpreteerd en ingevuld. Een overzicht van de veranderingen in AWBZ en WMO is opgenomen in bijlage 2. Ook de Zorgkantoren krijgen met de veranderingen van de AWBZ te maken. Zij worden opgeheven en de uitvoering van de AWBZ bij de zorgverzekeraars ondergebracht. Het is nu al praktijk dat de Zorgkantoren die tot een zorgverzekeraar behoren gezamenlijk beleid voeren. Zij hanteren dezelfde inkoopvoorwaarden en tariefsbepalingen. Onderdeel hiervan is ook beleid ten aanzien van gebiedsgebonden zorg of de vermaatschappelijking van de zorg. In bijlage 3 is het beleid van de drie zorgverzekeraars waartoe de Zorgkantoren relevant voor dit onderzoek behoren, opgenomen. Het is duidelijk dat het instrumentarium van de gemeenten om beleid te voeren ten aanzien van de voorzieningen voor mensen met een tekort in de zelfredzaamheid, de basis voor de WMO, fors wordt uitgebreid.
9
Programmabrief Langdurige Zorg, Staatssecretaris Veldhuizen van Zanten, 1 juni 2011.
20
Vooronderzoek Integrale wijkteams
4. WOONSERVICEGEBIEDEN IN DE PRAKTIJK
Door de SEV zijn een tiental proeftuinen geselecteerd en is verzocht in het kader van dit onderzoek vier al langer functionerende gebieden te beschrijven. Het gaat om De Bilt West, Middelburg Noord Oost, De Regenboog in Dronten en Berflo Es in Hengelo. In deze paragraaf wordt met name de wijze waarop de zorg is georganiseerd in deze vier woonservicegebieden beschreven. In bijlage 3 zijn de organisatievormen en participanten in de vier gebieden opgenomen. Voor de analyse van de organisatie van de zorg is het volgende onderscheid gehanteerd. Toegang tot zorg en voorzieningen. Is er sprake van maatregelen om de toegang tot voorzieningen bijeen te brengen in de vorm van een telefonisch of fysiek toegankelijk loket. Signalen opvangen en doorgeleiden. Zijn er werkwijzen/acties om signalen dat mogelijk zorg of begeleiding of andere interventies nodig zijn, op te vangen en daarop actie te ondernemen. Levering van zorg. Wordt bij het leveren van zorg integraal gewerkt door bijvoorbeeld medewerkers in een team bij elkaar te brengen of door gestructureerde uitwisseling en afstemming van de inzet bij cliënten, al dan niet in de vorm van casemanagement. In de beschrijving van de woonservicegebieden worden deze aspecten elk afzonderlijk belicht.
4.1 De Bilt West 4.1.1 Initiatief Het initiatief om te komen tot een woonservicegebied is in De Bilt genomen door de wethouder Zorg. Dit heeft ertoe geleid dat in juni 2007 de gemeente De Bilt, samen met tien partners, het convenant heeft ondertekend voor het Wmo-innovatieproject MENS. Het project is erop gericht om op wijkniveau die voorzieningen te bieden en voorwaarden te scheppen die het mogelijk maken dat iedereen ” ongeacht leeftijd, gezondheidsproblemen of beperkingen ” op een goede manier zelfstandig kan (blijven) wonen. Betrokken partijen spelen een rol bij het leveren van diensten op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Middels het convenant committeren partijen zich tot het gezamenlijk verder ontwikkelen van het aanbod van zorg en diensten. De visie is uitgewerkt binnen het project Mens. Per woonservicegebied is een fysieke locatie gecreëerd: het wijkservicecentrum. Wijkbewoners kunnen hier binnen lopen voor informatie en diensten. Twee woonservicegebieden zijn gestart als pilot om zo te komen tot een organisatie samenhangend aanbod van wonen-welzijn-zorgvoorzieningen. Inmiddels is op basis van de ervaringen in de twee woonservicegebieden besloten tot verdere uitrol in de gemeente.
21
4.1.2 Gebied, doelgroep en gebruik De Bilt West is een woonwijk met zo'n 5 985 inwoners.10 De leeftijd van de inwoners van De Bilt is gemiddeld beduidend hoger in vergelijking met de rest van Nederland. Het aantal mensen ouder dan 65 11 is 21% van de totale bevolking in vergelijking met 15,3% in Nederland. Het gebruik van de individuele AWBZ functies en huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO in 2010 is in tabel 2 weergegeven. Hieruit blijkt dat het gebruik van de AWBZ in dit gebied lager ligt dan landelijk gemiddeld. Dit komt volledig voor rekening van het gebruik van de functie begeleiding. Voor deze functie is het gebruik 50% lager dan gemiddeld in Nederland. In het licht van de bevolkingsopbouw is dit opvallend te noemen. Wellicht dat de ruime beschikbaarheid van intramurale voorzieningen in de gemeente De Bilt hieraan debet is. Tabel 2. Gebruik extramurale AWBZ & WMO De Bilt West, 2010 Functie
Aantal personen
Percentage inwoners
Persoonlijke verzorging
83
1,4%
Verpleging
18
0,5%
Begeleiding
17
0,3%
Totaal AWBZ
96
1,6%
139
1,3%
WMO
NB. Door de overlap in gebruikers groepen is het totaal niet de optelling van bovenstaande getallen.
4.1.3 Organisatie van de zorg Toegang De toegang tot zorg en welzijnsvoorzieningen is laagdrempelig georganiseerd. Bewoners van de wijk de Bilt West kunnen binnenlopen bij wijkservicecentrum 't Hoekie. Hier is maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur iemand aanwezig die fysiek en telefonische als helpdesk fungeert. Alle vragen op het gebied van wonen, welzijn en zorg kunnen gesteld worden en men wordt verder geholpen. Voor complexe vragen is een adviseur Wonen, Welzijn en Zorg (WWZ) beschikbaar. Deze kan bezocht worden in het wijkservicecentrum of tijdens een huisbezoek samen met de cliënt nagaan op welke wijze men het best ondersteund kan worden. Een zeer compleet overzicht van alle diensten is ook beschikbaar gemaakt op de website van Mens. Op de website kan men zich ook hier voor aanmelden. Signalen In De Bilt West zijn diverse maatregelen getroffen om het signaleren van situaties waarin ondersteuning nodig kan zijn te bevorderen en deze signalen door te geven. Wijkbewoners worden gestimuleerd naar het wijkcentrum te komen.
10 11
Postcodegebied 3731. Bron: Demografische kerncijfers per gemeente 2010, Centraal Bureau voor de Statistiek.
22
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Zij kunnen in het wijkservicecentrum 't Hoekie terecht voor informatie, deelnemen aan diverse activiteiten en hulp krijgen bij het invullen van formulieren. Ook kan men in het wijkcentrum terecht voor het lenen van hulpmiddelen zoals krukken. Veel activiteiten worden door vrijwilligers georganiseerd. Deze vrijwilligers zijn ook geïnformeerd over de mogelijkheden die er zijn op het gebied van wonen-welzijn-zorg zodat zij ook als ambassadeur op kunnen treden en ook signalen die zij opvangen doorgeven. Voor wijkbewoners is in het kader van het project Mens een telefonisch meldpunt ingesteld voor het doorgeven van signalen of vermoeden van sociaal isolement. Reden hiervoor is de indruk dat er veel isolement is in de vorm van ‘keurige eenzaamheid’ en dat van sociale activering een positief en/of preventief effect verwacht mag worden. Een signaleringskaart is verspreid in de wijk waarmee het onderkennen van signalen wordt ondersteund en men wordt uitgenodigd deze door te geven. Ter completering is er een signaleringsnetwerk dat bestaat uit dienstverleners, woningcorporaties, politie, ondernemers, huisartsen, buurtbewoners en de ambassadeurs. Signalen komen terecht bij het Sociaal Steunpunt. De adviseur WWZ heeft de regie over het dit steunpunt en zorgt voor opvolging. Levering zorg Gekozen is het wijkzorgteam fysiek nabij te huisvesten. Zo is het wijkzorgteam van De Bilthuysen dat zorg levert in De Bilt West ook in wijkservicecentrum 't Hoekie gevestigd. De Bilthuysen is een aanbieder van verpleging en verzorging die oorspronkelijk met name intramuraal zorg leverde en sinds een aantal jaren ook extramuraal. Het wijkzorgteam levert verpleging, verzorging en huishoudelijke zorg in het kader van de WMO. Door de werkplek van het team in 't Hoekie te vestigen zijn de lijnen kort en is het team meer zichtbaar in de wijk. Om de zichtbaarheid te maximaliseren is er ook voor gekozen om alle medewerkers 's ochtends vanuit het wijkservicecentum te laten starten. Dit komt flexibiliteit van het team ten goede doordat 's ochtends nog wijzigingen opgevangen kunnen worden. Het wijkzorgteam staat onder leiding van twee teamleiders. De ene teamleider heeft als aandachtsgebied de verpleging en verzorging, de andere de WMO-zorg. De V&V zorg wordt geleverd door ongeveer 35 verzorgenden, veelal kwalificatieniveau 2/3. Doordat in de ochtend veel vraag is naar zorg en later op de dag minder, wordt veel met parttimers gewerkt. Zo wordt in de ochtend gestart met zeven medewerkers en blijven er in de middag nog twee actief. In de avond wordt de dienst gecombineerd met een tweede team dat voor een andere wijk werkt. De bezetting is dan twee medewerkers voor twee wijken. In de nacht is voor alle cliënten van De Bilthuysen een helpende beschikbaar die zowel alarmoproepen beantwoordt en ook intramuraal bijspringt. Voor verpleegkundige handelingen is een verpleegkundige bereikbaar. Op deze verpleegkundige kan door alle medewerkers van de stichting een beroep worden gedaan. In het geval specialistische verpleegkundige handelingen noodzakelijk zijn waarvoor geen bevoegde verpleegkundige is, wordt dit ingekocht.
23
De ruim 70 WMO-medewerkers12 zijn allemaal getraind in het signaleren van ontwikkelingen bij de cliënt die verdere zorg/aandacht behoeven. Deze signalen geven zij door aan de teamleider WMO en deze overlegt wekelijks met de teamleider V&V om af te stemmen en na te gaan bij welke cliënten aanvullende actie wenselijk is. Om de integraliteit van de zorg verder te ondersteunen is er ook periodiek overleg tussen de adviseur WWZ, de teamleider van het wijkzorgteam en de teamleider van het dienstenteam. Voorts is er samenwerking tussen de organisaties De Bilthuysen, Schutsmantel en Vitras/CMD bij de organisatie van alarmopvolging voor personen zonder indicatie. Deze organisaties nemen elk een deel van het etmaal de alarmopvolging voor hun rekening zodat dit 24 uur gedekt is. Uitsluitingscriteria Het team van De Bilthuysen neemt in principe iedereen in zorg die een indicatie heeft voor verzorging en verpleging. Een uitzondering kan worden gemaakt als er sprake is van een persoon met ernstige gedragsproblematiek. Complexe zorg Voor complexe situaties rond cliënten functioneert het Team 18+. Het team heeft als doel om signalen uit te wisselen en om complexe cliëntsituaties te bespreken. Het team is een breed overleg waaraan, naast de teamleider van het V&V team van De Bilthuysen, ook deelnemen de adviseurs WWZ, GGZ organisatie Altrecht en VG organisatie Cidris, MEE, en de cliëntadviseur van De Bilthuysen. Indien gewenst en mogelijk wordt ook de cliënt uitgenodigd aan het overleg deel te nemen.
4.1.4 Inzet WMO De gemeente heeft duidelijk beleid geformuleerd ter ondersteuning van de ontwikkeling van de woonservicegebieden. Zo is de aanbesteding van huishoudelijke zorg in het kader van de WMO gekoppeld aan de inzet van de organisaties die ook het wijkteam in het betreffende woonservicegebied leveren. De keuzevrijheid voor cliënten is gegarandeerd doordat voor de percelen/gebieden drie organisaties zijn gecontracteerd die elk ook in de andere wijken zorg kunnen aanbieden. De gemeente heeft met haar tariefstelling voor de huishoudelijke zorg in het kader van de WMO rekening gehouden met het feit dat de huishoudelijk verzorgenden ook signalerende taken hebben en moeten kunnen afstemmen met anderen om zo deze signalen vervolg te geven.
4.2 Middelburg Noord Oost 4.2.1 Initiatief De woonservicegebieden in Middelburg zijn tot stand gekomen op initiatief van de gemeente. De wethouder wilde een impuls geven aan het beschikbaar maken van voldoende huisvesting en zorg voor zelfstandig wonende mensen met een zorgvraag. De gemeente heeft met haar beleid ingezet op extramuralisering. 12
Het genoemde aantal was eind augustus 2011. Dit is een momentopname.
24
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Begin jaren 2000 is hiertoe de aanzet gegeven. Een visie is ontwikkeld waarin per woonservicegebied voorzien wordt in een compleet aanbod van wonen, zorg, welzijn en diensten om zo een normaal mogelijk leven voor mensen met een zorgvraag in de eigen omgeving mogelijk te maken. Voor wonen is beleid geformuleerd om in een passend woningaanbod te voorzien van woningen geschikt voor zorg aan huis tot en met woningen voor 24-uur intramurale zorg. Het zorgen voor een laagdrempelige toegang tot zorg en voorzieningen is een belangrijke schakel in het ondersteunen van het zelfstandig wonen.
4.2.2 Gebied, doelgroep en gebruik Het gebied dat in het kader van dit onderzoek is bestudeerd is Middelburg Noord Oost. 13 Het gebied bestaat uit verschillende wijken met in totaal 9 225 inwoners. Het aantal 65-plussers in Middelburg is 17,3%, dit is 2% boven het landelijk gemiddelde. Het gebruik van de individuele AWBZ-functies en huishoudelijke zorg in het kader van de WMO is weergegeven in tabel 3. Zoals blijkt uit de tabel ligt het gebruik van zowel de functies verpleging als verzorging boven het landelijk gemiddelde. Gegeven het beleid gericht op extramuralisering is dit een verwacht beeld. Opvallend genoeg geldt dit niet voor de functie begeleiding. Het gebruik van deze functie ligt onder het landelijk gemiddelde. Tabel 3. Gebruik extramurale AWBZ/WM0 Middelburg Noord Oost, 2010 Functie
Aantal
Percentage
Persoonlijke verzorging
172
1,9%
Verpleging
74
0,8%
Begeleiding
41
0,4%
Totaal AWBZ
212
2,3%
WMO
260
2,8%
4.2.3 Organisatie van de zorg Toegang Ingezet is op één centraal punt waar bewoners van heel Middelburg terecht kunnen met hun vragen: het Porthos. Hierin zijn ook het WMO-loket en het loket voor het Centrum Jeugd en Gezin ondergebracht. Het Porthos wordt bemensd door medewerkers gedetacheerd vanuit diverse organisaties (Gemeente, Welzijn, MEE, Centrum Jeugd en Gezin, GGZ) die allen getraind zijn op het achterhalen van de vraag achter de vraag. Oorspronkelijk was ook in elk van de negen woonservicegebieden een fysiek zorgkruispunt voorzien. De zorgorganisatie verantwoordelijk voor het betreffende gebied moest hiervoor zorg dragen.
13
Postcodegebieden 4332 en 4333.
25
Deze organisatie verplichtte zich tot het inrichten van een zorgkruispunt waar bewoners van het gebied met zorg- en andere vragen terecht kunnen. Sinds de start is geconstateerd dat veel mensen telefonisch zoeken naar hulp en dat de fysieke bereikbaarheid van minder belang is. Signalen Door de training van de medewerkers actief in het loket Porthos en hun brede deskundigheid worden signalen beter onderkend. De medewerkers zijn ook gericht op het bevorderen van sociale activering. Deze medewerkers kunnen ook optreden als casemanager voor cliënten met complexe zorgvragen en zo de cliënten langdurig ondersteunen bij het vinden van hun weg bij verschillende voorzieningen. Levering van zorg De organisatie verantwoordelijkheid voor het creëren van een zorgsteunpunt in het gebied Noord Oost Middelburg is Zorgstroom. Het zorgsteunpunt is gecreëerd maar vervolgens weer verlaten nadat dit onvoldoende aan het doel leek te beantwoorden. De indeling van de gemeente Middelburg komt niet overeen met de wijkindeling die door Zorgstroom voor de inzet van haar medewerkers wordt gehanteerd. Zorgstroom heeft twee teams die in Middelburg Noord-Oost werken en daarnaast ook in aanpalende wijken actief zijn. Er is in het kader van het woonservicegebied geen specifieke samenwerking. Wel maken andere organisaties voor hun extramurale cliënten gebruik van de nachtdienst van Zorgstroom die voor het gebied de alarmopvolging verzorgd. Het nachtzorgteam werkt voor een gebied van ruim 20 000 inwoners. Het nachtzorgteam heeft in Middelburg Noord Oost geen functie voor intramurale voorzieningen. Binnen het woonservicegebied waren zones voorzien waarin de intensieve zorgwoningen zijn gelegen. Eén van de complexen is Hof Ter Veste. In dit nieuwbouw complex zijn 172 appartementen gerealiseerd en, in het daarnaast gelegen Kranestein, 4 groepswoningen voor ouderen met een psychogeriatrische zorgvraag. In dit woonzorgcomplex was oorspronkelijk een eigen nachtdienst voorzien. Er is geen exclusiviteit voor Zorgstroom. Door de beperkte zorgvraag bleek onvoldoende financieel draagvlak aanwezig om de eigen nachtdienst in stand te houden. In het aanpalende Kranestein, dat door SVRZ wordt geëxploiteerd, is wel een nachtdienst aanwezig. Deze heeft geen rol voor de inwoners van Ter Veste.
4.2.4 Inzet WMO De gemeente hecht aan keuzevrijheid voor haar cliënten en heeft geen specifieke voorwaarden opgenomen voor de aanbesteding van de WMO die zijn gerelateerd aan de woonservicegebieden.
4.3 Dronten 4.3.1 Initiatief In Dronten is woonzorgcentrum De Regenboog, onderdeel van Coloriet, de initiatiefnemer voor het tot stand brengen van een woonservicegebied in samenwerking met de gemeente Dronten en de woningbouwcorporatie OFW.
26
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Door het creëren van nabije zorg en diensten wil De Regenboog het mogelijk maken dat mensen met een zorgvraag (langer) zelfstandig kunnen wonen. Oorspronkelijk was De Regenboog een verzorgingshuis. Geleidelijk is men meer zorg buiten de muren gaan leveren in een steeds grotere straal om het gebouw. Tegelijkertijd zijn er zowel op het terrein van De Regenboog als aanpalend meerdere complexen met ouderenwoningen gecreëerd. Het woonzorgcentrum is vanuit al woningen via een overdekte verbindingen bereikbaar.
4.3.2 Gebied, doelgroep en gebruik De Regenboog biedt cliënten in een straal van tien minuten fietsen zorg. Rekening houdend met natuurlijke grenzen, zoals het kanaal, betekent dit in de praktijk dat bijna de helft van het dorp Dronten wordt bestreken, zo'n 13 245 mensen.14 De inwoners van Dronten zijn gemiddeld iets jonger dan de inwoners van Nederland: 13% is ouder dan 65, in vergelijking met 15,3% in Nederland. Het gebruik van individuele AWBZ-functies en huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO is weergegeven in tabel 4. Voor alle functies blijkt dat het gebruik hoger ligt dan gemiddeld in Nederland. Gegeven de lagere gemiddelde leeftijd is dit opvallend. Wellicht draagt de beperkte intramurale capaciteit hieraan bij. Tabel 4. Gebruik extramurale AWBZ/WMO Dronten, 2010 Functie
Aantal
Percentage
Persoonlijke verzorging
257
1,9%
Verpleging
77
0,6%
Begeleiding
129
1,0%
Totaal
349
2,6%
WMO
407
3,0%
4.3.3 Organisatie van de zorg Toegang Voor de toegang van de zorg zijn geen speciale voorzieningen gecreëerd. De gemeente heeft wel een gemeentelijk loket, Mast, waar men zo goed mogelijk verwijst naar de voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Hier kan men ook terecht voor het aanvragen van huishoudelijke zorg in het kader van de WMO. Signalen Zoveel mogelijk betrokkenheid bij activiteiten, zowel in de rol van vrijwilliger als deelnemer, in De Regenboog wordt gestimuleerd om zo meer cohesie te krijgen tussen de inwoners van het gebied en de sociale waakzaamheid te bevorderen.
14
Postcodegebieden 8251 en 8254.
27
Levering van zorg De Regenboog heeft een apart team voor de zorg aan bewoners van de wijk. Het team bestaat uit 35 fte. verzorgende van met name kwalificatieniveau 2 en 3. Voor verpleegkundige zorg die de bevoegdheid van de verzorgende overstijgt is een verpleegkundige in De Regenboog aanwezig waar een beroep op gedaan kan worden. Bij zeer specialistische verpleegtechnische handelingen wordt af en toe een beroep gedaan op de specialistische verpleegkundigen van Icare. Het zorgteam van De Regenboog is 24 uur per etmaal beschikbaar. Gedurende de nacht wordt door het team ook de geplande en ongeplande nachtzorg voor kleinschalige voorziening van Interakt-Contour waar 12 mensen met een niet-aangeboren hersenafwijking wonen. Ook wordt de alarmopvolging gedaan voor een woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking van Triade. De zorgorganisaties Triade, een VG-organisatie, en Interact-Contour, een LG-organisatie, kopen naast de nachtzorg en alarmopvolging ook op andere momenten zorg in bij De Regenboog-thuiszorg. Triade koopt zorg in voor haar bewoners als het niveau van mantelzorg overschreden wordt of de zorg tijdrovend is en zo de begeleiding van andere cliënten in het gedrang komt. De begeleiding van de bewoners wordt door eigen medewerkers uitgevoerd. Voor zowel Triade als Interact geldt dat de ambulante zorg van cliënten zich richt op de functie begeleiding. Op het moment dat lichamelijke verzorging nodig is, wordt eventueel ondersteund bij het organiseren. Voor de AWBZ en de WMO zorg zijn verschillende teams. Er is afstemming tussen de teamleiders en in het geval iemand met een indicatie voor WMO-zorg ook in het weekeinde, als de gebruikelijke WMO-medewerkers niet werken, hulp nodig heeft dan wordt dit door het V&V-team overgenomen. Uitsluitingscriteria In principe wordt iedereen in zorg genomen waarvan men denkt op een kwalitatief verantwoorde manier zorg te kunnen leveren. Het gaat om mensen met een indicatie op het gebied van verpleging en verzorging. Mensen met ernstige gedragsproblemen worden in principe niet in zorg genomen.
4.3.4 Inzet WMO Door de gemeente Dronten is geen specifiek beleid geformuleerd ter ondersteuning van de woonservicegebieden vanuit de WMO. Wel is als voorwaarde voor de aanbesteding opgenomen dat voor medewerkers die ingezet worden voor de huishoudelijke zorg het signaleren van problemen bij de cliënt onderdeel van het werk is. Tevens moet duidelijk zijn aan wie deze signalen gemeld moeten worden.
4.4 Hengelo, Berflo Es 4.4.1 Initiatief In de gemeente Hengelo lag het initiatief voor het tot stand brengen van een woonservicegebied bij de gemeente. Hier is het ontwikkelen van een gebied gekoppeld aan de ontwikkeling van de voorzieningen. Er is een convenant met alle partijen op basis waarvan vervolgens een projectorganisatie is ingericht waarbij de gemeente de projectleider heeft aangesteld. 28
Vooronderzoek Integrale wijkteams
In Hengelo wil men door het organiseren van samenhang tussen voorzieningen niet alleen een beter aanbod voor de inwoners organiseren maar ook, door het vroegtijdig opvangen van signalen, preventief te werk gaan. De wijk Berflo Es15 is gekozen als pilotgebied waar de ontwikkeling plaatsvindt die vervolgens naar andere wijken gekopieerd kan worden.
4.4.2 Gebied, doelgroep en gebruik De wijk Berflo Es telt 7 200 inwoners. Het aantal 65-plussers onder de inwoners van Hengelo is gemiddeld net 1% hoger dan gemiddeld in Nederland: 16,3%. De wijk Berflo Es is een herstructureringsgebied met oorspronkelijk veel bewoners met een lagere sociaal economische status. Het gebruik van de individuele AWBZ-functies en huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO is opgenomen in tabel 5. Tabel 5. Gebruik extramurale AWBZ/WMO Berflo Es, 2010 Functie
Aantal
Percentage
Persoonlijke verzorging
158
2,2%
Verpleging
58
0,8%
Begeleiding
72
1,0%
Totaal
223
3,1%
WMO
288
4,0%
De hogere leeftijd zal bijdragen aan het boven-gemiddelde zorggebruik. Waarschijnlijk is een concentratie van zorgaanbod een grotere contribuant hieraan.
4.4.3 Organisatie van de zorg Toegang Door de organisaties actief in de wijk Berflo Es is een gezamenlijk team, het zogenaamde sleutelteam, gecreëerd. Hieraan nemen deel: “
Twee wijkverpleegkundigen Carint/Reggeland Groep, thuiszorg SPV.
“
WMO-consulent.
“
Huisartsenpraktijk.
“
Consulent sociale dienst.
“
Ouderenadviseur Stichting Welzijn Ouderen.
“
Buurtmaatschappelijk werk.
“
Twee consulenten woningbouwcorporaties.
Alle leden van het team hebben een training gekregen in het analyseren van de vragen van cliënten om zo tot een zo passend mogelijk antwoord te komen, los van de organisatie waar de vraag binnenkomt.
15
Postcodegebieden 7552 en 7553.
29
Het is ook de bedoeling dat, als bijvoorbeeld uit de analyse van de wijkverpleegkundigen blijkt dat een bewoner van de wijk huishoudelijke zorg vanuit de WMO nodig heeft, dit als indicatie wordt geaccepteerd en er dus geen afzonderlijke indicatietraject doorlopen hoeft te worden. Zo wordt voor de cliënt een zo vriendelijk mogelijke praktijk gecreëerd. Het team functioneert zowel voor nieuwe cliënten als voor cliënten in complexe situaties. Signalen Het boven geschetste team heeft ook een duidelijke taak bij het signaleren en vervolg geven aan signalen van derden. Alle medewerkers van betrokken organisaties zijn op de hoogte gesteld van het bestaan van het sleutelteam en de mogelijkheid om hier cliënten aan te melden. Het waarborgen van de privacy is een punt van aandacht waarvoor de nodige protocollen zijn opgesteld. Levering van zorg De zorg wordt geboden vanuit de staande organisaties gedaan. De thuiszorgorganisatie Carint/Reggeland heeft wel het werkgebied van het team afgestemd op de wijk Berflo Es. Doel hiervan is om zo de wijk en haar verzorgenden elkaar goed te leren kennen en zo signalen op te vangen en te zorgen dat er sprake is van een sluitend systeem. Door de organisaties voor verstandelijk gehandicapten en lichamelijk gehandicapten wordt een beroep gedaan op de thuiszorgorganisaties op het moment dat voor één van de zelfstandig wonende cliënten die van hen begeleiding ontvangt, persoonlijke verzorging of verpleging nodig heeft. Ook in het geval een bewoner van een groepswoning verzorging of verpleging nodig heeft die het niveau van het helpen door een mantelzorger ontstijgt, wordt deze bij de thuiszorg ingekocht. Onderdeel van het ontwikkelen van de woonservicegebieden in Hengelo is het ontwikkelen van meer gezamenlijke voorzieningen voor nachtzorg. Op dit moment is er in verschillende woonvoorzieningen voor mensen met een verstandelijke beperking een slaapwacht aanwezig. Ook heeft Carint een nachtdienst voor de gemeente Hengelo. Dit is één nachtdienst voor 80 000 inwoners. Een onderzoek is uitgevoerd naar de mogelijkheid om met de inzet van domotica de slaapwachten in de verschillende woonvoorzieningen en de thuiszorg te combineren en met minder mensen uit te voeren.
4.4.4 Inzet WMO De gemeente heeft bij het aanbesteden van de WMO als voorwaarde geformuleerd dat wordt geïntegreerd in de keten van wonen, welzijn en zorg. Berflo Es wordt hierbij niet genoemd maar deelname aan, of afstemming met, de verschillende netwerken mag op basis hiervan wel worden verondersteld.
4.5 Bevindingen Het beeld van het functioneren van de integrale wijkteams dat op basis van de vier woonservicegebieden ontstaat is divers. De meeste nadruk bij de woonservicegebieden ligt op maatregelen rond het creëren van een zo breed mogelijke toegang tot zorg en voorzieningen, het opvangen van signalen en omgaan met cliënten met een complexe/meervoudige zorgvraag. In deze paragraaf worden de bevindingen op het punt van toegang tot zorg, het omgaan met signalen en de levering van zorg beschreven.
30
Vooronderzoek Integrale wijkteams
4.5.1 Integrale toegang In plaats van toegangswegen die elk tot één voorziening toegang geven is het streven om een zo breed mogelijke toegang te creëren waar de cliënt voor een zo breed mogelijk scala aan vragen rond zorg en welzijn gerelateerde vragen terecht kan. Het pakket achter de brede toegang varieert. Voor de eenvoudige/enkelvoudige vragen kan men direct een antwoord verwachten. Voor vragen waarbij een nadere verheldering nodig is volgt een bredere intake. Veelal wordt gewerkt met functionarissen van verschillende organisaties, soms aangevuld met vrijwilligers. In alle gevallen is scholing van de betrokken medewerkers ingezet om enerzijds de bekendheid met de sociale kaart te vergroten en anderzijds een zodanige systematiek bij het beantwoorden van vragen te ontwikkelen dat de cliënt bij de juiste voorziening terecht komt. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een groot deel van de vragen gesteld worden door personen die niet bekend zijn met de beschikbare voorzieningen en daardoor niet vragen naar voor wat hen passend zou zijn. In een aantal gebieden bestaat de mogelijkheid om in de meer complexe situaties een adviseur een huisbezoek te laten doen om zo tot een goede verheldering van de vraag te komen. In De Bilt is alle informatie ook op de website bijeengebracht.
4.5.2 Signalen Opvangen signalen Op verschillende manieren worden signaleringsnetwerken gecreëerd. Medewerkers van verschillende organisaties, variërend van zorgorganisaties tot en met de wijkagent, tot een medewerker van tafeltje-dek-je, werkzaam in eenzelfde gebied worden geïnformeerd over het van belang potentiële problemen te onderkennen en deze door te geven aan een centraal punt of team die daar vervolg aan kan geven en een (potentiële) cliënt benaderd. Het opvangen van signalen wordt veelal gedaan vanuit preventieve overwegingen. Door vroegtijdig in contact te komen met personen die extra aandacht of ondersteuning nodig hebben is het wellicht mogelijk om hen toe te leiden naar welzijnsvoorzieningen en escalatie te voorkomen. Voor het vergaren van signalen hebben onder andere de medewerkers die huishoudelijke zorg leveren in het kader van de WMO een voorname rol. In een aantal gebieden wordt dit actief bevorderd door extra scholing van medewerkers en structuren waarmee de signalen ook verder kunnen worden gebracht. Bespreking signalen, afstemming complexe situaties Signalen kunnen in een team worden uitgewisseld en zo door de meest geëigende organisatie vervolgd worden. Een dergelijk team is breed samengesteld met daarin zorgorganisaties vanuit V&V, GGZ en VG en bijvoorbeeld ook een WMO-consulent van de gemeente. Maar ook maatschappelijk werk, de wijkagent en welzijnsvoorzieningen kunnen onderdeel zijn van een dergelijk netwerk. In één geval nam ook de MEE deel aan dit overleg. Gegeven de doelstelling van deze organisatie is dit opvallend te noemen.
31
4.5.3 Integrale levering Regie Bij een beperkt aantal cliënten blijkt een groot aantal professionele hulpverleners over de vloer te komen. In die gevallen is het wenselijk dat er duidelijke afspraken zijn over de regievoering. Dit kan in de vorm van casusbesprekingen of casemanagement. Casemanagement kan door een van de hulpverleners als coördinerende hulpverlener aan te wijzen. Casusbesprekingen hoeven niet altijd betrekking te hebben op cliënten met meerdere hulpverleners maar worden ook gebruikt voor cliënten die een zodanige problematiek hebben dat een breder perspectief wenselijk is. Het onder het kopje signalen beschreven team kan bij de regie een rol spelen. Er is dan immers een platvorm waar hulpverleners elkaar makkelijk kunnen treffen. In één woonservicegebied werd ook de cliënt uitgenodigd om deel te nemen aan het overleg. Coördinatie en inkoop Bij de levering van zorg is er sprake van het wederzijds inkopen van zorg of coördineren van zorg. Het gaat dan met name over functies die men zelf niet biedt of voor de betreffende cliënten niet biedt. Zo wordt door instellingen voor lichamelijk gehandicapten in intramurale settingen wel verzorging en verpleging geboden maar beperkt de ambulante zorg zich veelal tot de functie begeleiding. Hetzelfde geldt voor organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking. Ook voor extramurale VG-cliënten wordt veelal vanuit de eigen organisatie ambulant begeleid maar wordt zorg ingekocht/gecoördineerd als het gaat om verpleging en/of verzorging. Bij kleine, intramurale groepswoningen voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking wordt regelmatig gebruik gemaakt van thuiszorgorganisaties als de zorgvraag het niveau van de mantelzorg qua omvang of deskundigheid overstijgt. Een terrein waarop veel gebruik wordt gemaakt van de expertise van andere organisaties is de gespecialiseerde verpleegkunde. De verpleegkundige kennis kan zodanig specialistisch zijn, en laagfrequent worden ingezet, dat het moeilijk is om de bekwaamheid en bevoegdheid in stand te houden. Dit geldt ook voor V&V-organisaties. Nachtzorg Bijzondere aandacht verdient de nacht. Tijdens de nachtelijke uren is de zorgvraag vaak beperkt en moet wel een nachtdienst beschikbaar zijn voor de onplanbare zorg. Vanuit efficiency overwegingen wordt hier regelmatig samenwerking gezocht. De samenwerking kan of door een gezamenlijke nachtdienst of door inkoop. Organisaties die zowel intramurale als extramurale zorg bieden, maken vaak gebruik van de intramurale voorzieningen om de extramurale zorg te bieden. Zo wordt 's nachts, en in sommige gevallen ook overdag, de verpleegkundige bereikbaarheid ingevuld vanuit het intramurale deel van de organisatie. De extramurale zorg lift hierop mee. Zo wordt op een pragmatische manier gezorgd voor kwalitatief verantwoorde zorg tegen lage kosten omdat voor de levering van de zorg dan ook iemand op kwalificatieniveau 2 ingezet kan worden. Ook wordt soms een beroep gedaan op de intramurale nachtdienst om geplande nachtzorg te bieden zoals voor een cliënt in een aanpalend wooncomplex. Op deze manier lukt het om nachtzorg te bieden die redelijk snel kan reageren op een oproep.
32
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Het beroep dat op de nachtzorg wordt gedaan varieert sterk. In Dronten is de nachtdienst het grootste deel van de nacht bezig met het leveren van zorg, in De Bilt is slechts één cliënt die van geplande nachtzorg gebruik maakt en is het aantal oproepen van cliënten gemiddeld één á twee per maand. Wordt de nachtzorg alleen voor thuiswonende cliënten georganiseerd, dus zonder inzet vanuit intramuraal of voor intramurale voorzieningen, dan is de schaal waarop deze georganiseerd wordt aanmerkelijk groter. Het grootste werkgebied dat werd aangetroffen was een gebied met 80.000 inwoners waar één nachtdienst werd ingezet. WMO en AWBZ Door de verschillen in financiering en werkwijze is er in alle gevallen sprake van aparte aansturing van WMO- en AWBZ-zorgmedewerkers. De integratie en afstemming van deze zorg wordt veelal georganiseerd door de teamleiders verantwoordelijk voor deze zorg met elkaar te overleggen. Zo wordt gewaarborgd dat signalen gestructureerd op de juiste plek terecht komen en zorg wordt afgestemd en, waar nodig, overgenomen. In De Bilt West worden ook periodiek gezamenlijke werkoverleggen georganiseerd tussen de V&V- en WMOmedewerkers.
4.6 Andere initiatieven Naast de woonservicegebieden die bovenstaand zijn beschreven bestaan er in Nederland nog tal van woonservicegebieden en andere initiatieven die relevant zijn voor het in kaart brengen van integrale zorg. Een aantal wordt ondersteund in het kader van het Transitieprogramma Langdurige Zorg of het programma In voor Zorg. In deze paragraaf komen de meest relevante aan de orde.
4.6.1 Buurtzorg In de afgelopen jaren is veel gesproken over Buurtzorg. Deze organisatie heeft voor een grote omwenteling in de thuiszorg gezorgd door te laten zien dat het mogelijk is om met kleine, zelfstandige teams te werken waarbij de teamleden zelf hun eigen inzet regelen. Om het mogelijk te maken dat teams dit regelen, zonder afdeling planning of manager maar het team met elkaar, kunnen teams niet te groot zijn. Door Buurtzorg wordt een grens aangehouden van 12 medewerkers. Wordt een team groter dan wordt het gesplitst. Het gemiddeld tarief dat Buurtzorg per uur ontvangt is volgens het jaarverslag 2010 € 55. Dit betekent dat Buurtzorg een onevenredig groot deel van haar productie levert in de functie verpleging. Om op een gemiddeld tarief van € 55 per uur uit te komen moet de verhouding tussen de geleverde uren verzorging en verpleging circa 55% verzorging en 45% verpleging (inclusief verzorging speciaal en AIV)16 zijn. Dit is een forse afwijking van de verdeling van verzorging en verpleging zoals die blijkt uit de rapportage van het landelijke gebruik van deze functies. Landelijk is 85% van het aantal uren V&V verzorging en 15% verpleging.
16
De verzorging speciaal en specialistische verpleging worden hier genegeerd omdat dit, mede door het inkoopbeleid van de Zorgkantoren, in principe voor alle thuiszorgorganisaties gelijk is en daarmee niet van invloed op het gemiddelde tarief.
33
Naast verpleging en verzorging is door het management van Buurtzorg een tweede onderneming opgezet: Buurtdiensten. Vanuit deze BV wordt ondersteuning in en rond het huis geboden zoals huishoudelijke verzorging in het kader van de WMO. Is er sprake is van een gecombineerde AWBZ/WMO-indicatie dan wordt de intake door de Buurtzorg-medewerker gedaan.
4.6.2 Culemborg In de Parijsche Hof is het appartementencomplex Bon Vie gelegen. Hier wonen naast mensen zonder zorg ook 15 personen met een lichamelijke handicap of niet-aangeboren hersenafwijking en is een zorghotel van 5 appartementen ondergebracht. De organisatie Syndion levert de zorg voor de gehandicapten. Verzorging en verpleging in het zorghotel wordt geboden door STMR, de regionale thuiszorgorganisatie. Zij verzorgen ook de verpleegkundige handelingen of verzorgende handelingen voor Syndion op het moment dat deze de bevoegdheid van de begeleiders van Syndion overstijgen. Syndion op haar beurt verzorgt de alarmopvolging voor de mensen in het zorghotel en verzorgt het ontbijt, begeleidt mensen naar het restaurant enz. Ook worden vrijwilligers ingezet. Voor de ondersteuning van de cliënt bij het maken en organiseren van de zorg is een omtinker naar Fries model beschikbaar. In Culemborg, circa 27 000 inwoners, zijn drie woonservicegebieden gevormd waarvan Bon Vie het meest actief is. STMR heeft eigen kleine integrale teams waarin alle functieniveaus voor verpleging en verzorging vertegenwoordigd zijn. De teams werken met name overdag. In de avond, nacht en weekeind functioneert een ander team om zo op een grotere schaal te werken en overdag zoveel mogelijk continuïteit te bieden.
4.6.3 Juul, Alkmaar In twee Alkmaarse wijken is de projectorganisatie Juul gestart met het aanbieden van wijkgebonden zorg en dienstverlening. Betrokken partijen zijn “
Actiezorg, thuiszorgorganisatie.
“
Magenta, aanbieder van verpleging, verzorging en behandeling.
“
WonenPlus Alkmaar, een dienstenorganisatie.
Per gebied is een team geformeerd dat vrijwel alle functies beslaat, AWBZ en WMO. De basis van het wijkteam wordt gevormd door medewerkers van Actiezorg. Deze thuiszorgorganisatie biedt naast verpleging, verzorging en huishoudelijke zorg ook begeleiding aan voor doelgroepen die door de thuiszorg meestal niet worden bediend zoals mensen met een verstandelijke beperking of autisme. Doordat deze functies verschillende deskundigheden vragen en de omvang van de vraag sterk verschilt, werkt Actiezorg met gescheiden teams voor verpleging & verzorging en voor begeleiding. De werkgebieden van de (sub)teams zijn niet gelijk. Zo is begeleiding regionaal georganiseerd en de V&V meer wijkgebonden. In het kader van Juul is de stap gezet naar gebiedsgebonden zorg. In het gebied zijn alle uitvoerende medewerkers en vrijwilligers bij elkaar gebracht. Een keer per acht weken is er een teamoverleg.
34
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Medewerkers zijn enthousiast over de samenwerking binnen het team doordat men meer deskundigheid ter beschikking heeft, collegiaal advies kan vragen en ook vrijwilligers ingezet kunnen worden. Dit betekent dat de cliënt eenvoudig met een breder palet aan diensten kan worden ondersteund. Voor de start van Juul in september 2010 is een training voor het team georganiseerd waarbij met name de bekendheid met elkaars werk centraal stond. Juul heeft ervoor gekozen om op een opvallende manier zichtbaar te zijn in het gebied. Alle medewerkers dragen een rode bodywarmer. Hierdoor zijn ze ook op straat herkenbaar en aanspreekbaar. Gebleken is dat het ook voor cliënten een voordeel is. Men weet dat men voor de persoon met de rode bodywarmer ook 's avonds de deur open kan doen. Voor de nachtzorg wordt een beroep gedaan op het nachtteam van Evean.
4.6.4 Integratie van levering zorg intramuraal Ametisthorst In het woonzorgcomplex Ametisthorst van HWW in Den Haag zijn 100 appartementen. Hierin wonen mensen met een zorgvraag, voor het merendeel ouderen. Hiervan zijn 15 ouderen met een intensieve psychogeriatrische of somatisch zorgvraag, 10 bewoners met een verstandelijke beperking en 7 tot 8 mensen met een psychiatrische aandoening. Alle basiszorg wordt geleverd door het team van Ametisthorst. Voor de bewoners met een verstandelijke handicap wordt 4 uur begeleiding per week per bewoner ingekocht bij Steinmetz/De Compaan. Voor de bewoners met een psychiatrische aandoening wordt begeleiding ingekocht bij Parnassia of Rivierduinen/GGZ Rijnstreek. Omdat de groep bewoners sterk afwijkt van de bewoners van een gewoon verzorgings- en verpleeghuis zijn medewerkers bijgeschoold en is besloten om medewerkers met een hoger opleidingsniveau aan te trekken; niveau 4 in plaats van 2/3. Hofje van Bohemen In Den Haag wordt het Hofje van Bohemen geëxploiteerd door Steinmetz/De Compaan. In dit hofje wonen 12 personen met een psychiatrische aandoening, 6 met een verstandelijke beperking en 8 met een lichamelijk beperking. Alle bewoners hebben een intramurale indicatie. De zorg wordt geleverd door een team waarin mensen met zoveel mogelijk verschillende deskundigheden en achtergronden zijn samengebracht. Zo bestaat het team uit SPW-ers, SPH-ers en verpleegkundigen en verzorgenden. Omdat de eisen die de verschillende groepen stellen aan het team sterk verschillen wordt door de organisatie veel geïnvesteerd in scholing. De scholing wordt zowel door Steinmetz/De Compaan gedaan en Anton Constandse, de vroegere RIBW, die beide zorg dragen voor de financiering. Het management ligt bij Steinmetz/De Compaan. Vanuit de deelnemende organisaties wordt de begeleiding door een SPV-er voor de psychiatrische cliënten ingezet en de AVG arts voor de bewoners met een verstandelijke handicap. Ook hier heeft de ervaring geleerd dat het opleidingsniveau minimaal niveau 3 wordt gehanteerd, iedereen een basis cursus verzorging krijgt en veel extra scholing.
35
De Meerstroom, Leidsche Rijn Door vier zorgorganisaties is gezamenlijk De Meerstroom opgezet. Dit wooninitiatief biedt plaats aan totaal 27 oudere cliënten, met als achterliggende problematiek psychiatrische aandoeningen, psychogeriatrische of verstandelijke beperkingen. De cliënten vragen naast begeleiding ook veel somatische zorg. Dit heeft ertoe geleid dat het team, dat oorspronkelijk bestond uit B- en A-verpleegkundigen, verzorgenden, helpenden en SPW-ers, nu uit verpleegkundigen en verzorgenden bestaat. Voor de SPW-ers vormde de somatische zorg het struikelblok; hiermee bestond te weinig affiniteit. Na personeelswisselingen in de eerste drie jaar is nu sprake van een stabiel team. Door veel klinische lessen zijn medewerkers beter bekend geworden met de problematiek van de verschillende cliëntgroepen en is ook een gezamenlijk kader ontstaan van waaruit wordt gewerkt. Voor behandeling kan een beroep worden gedaan op de psychiater en de verpleeghuisarts en paramedici van de moederorganisaties. Doordat de financiering loopt via de vier moederorganisaties vraagt de afstemming met procedures binnen die organisatie wel regelmatig aandacht.
4.7 Conclusies met betrekking tot integrale zorg Wordt gekeken naar de in paragraaf 2 geformuleerde problematiek voor zorgvragers dan kan worden geconstateerd dat een deel hiervan met de eerder geschetste woonservicegebieden worden gerealiseerd. Nabije, 24-uurs zorg De veronderstelling dat in woonservicegebieden de cliënt beter bediend wordt doordat gewerkt wordt met nabije teams die 24 uur per etmaal zorg bieden blijkt zich deels ook in praktijk voor te doen. De 24-uurszorg heeft met name in Dronten goed vorm gekregen en lijkt daar ook meer mensen met een (potentiële) zorgvraag naar het woonservicegebied te trekken. De nabijheid van het team wordt zichtbaar gemaakt door de keuze van de lokatie: in Dronten is het woonzorgcentrum de basis. Een woonzorgcentrum is voor iedereen duidelijk zichtbaar en vertegenwoordigd ook de belofte van nabije zorg. In De Bilt West is de nabijheid vormgegeven door het team in het wijkcentrum te huisvesten. In dit gebied groeit geleidelijk de bekendheid van het wijkzorgteam maar een wijkcentrum heeft niet de vanzelfsprekende associatie met zorg en daarmee is het een langere weg. Het potentieel in De Bilt West is echter groot door het consistent inzetten op signalering en ambassadeurschap zowel van medewerkers als vrijwilligers. De meest opvallende keuze voor zichtbaarheid is gemaakt door Juul, door de introductie van de bodywarmers. Continuïteit Door te werken met kleinere, gebiedsgebonden teams kan meer continuïteit in zorgverlening worden geboden was de veronderstelling. Dit wordt ten dele gerealiseerd. Met name in situaties waarin het werkgebied van het team wordt verkleind en tegelijkertijd afgestemd op het woonservicegebied, betekent het een verbetering ten opzichte van de voorafgaande situatie.
36
Vooronderzoek Integrale wijkteams
De continuïteit kan onder druk komen te staan als met veel medewerkers met kleine contracten wordt gewerkt. Door medewerkers met kleine contracten in te zetten kunnen op piek uren, zoals in de ochtend, veel cliënten tegelijkertijd worden bediend. Natuurlijk hebben cliënten wel vaste verzorgenden maar het aantal kan oplopen als men zeven dagen per week en meerdere momenten per dag zorg nodig hebben. Arbeidssatisfactie Voor met name de thuiszorgorganisaties die zijn overgegaan van grotere werkgebieden naar kleinere teams met meer eigen verantwoordelijkheid voor de planning van hun werkzaamheden, geldt dat de medewerkers beter tot hun recht komen en de eigen professionaliteit kwijt kunnen. Dit is niet alleen in de beschreven woonservicegebieden het geval maar ook in de andere initiatieven. De teams met medewerkers met veel kleine contracten, die vooral bij de van oorsprong intramurale organisaties worden gevonden, zijn anders qua opzet omdat gemiddeld met een lager deskundigheidsniveau wordt gewerkt. Efficiency Voor het daadwerkelijk leveren van zorg bij de cliënt achter de voordeur, blijken organisaties op een aantal gebieden gebruik te maken van elkaars capaciteiten maar dit over het algemeen niet te doen in de vorm van een binnen één organisatie geïntegreerd team. Een geïntegreerd team gedefinieerd als organisatorische eenheid onder één leiding is alleen aangetroffen bij Juul. Dit team lijkt een succes als het gaat om integratie van de zorgverlening. Het is nog niet duidelijk wat het effect op de efficiency is. Het zoeken naar de optimale werkwijze is nog gaande. In de meeste woonservicegebieden zijn teams gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van meerdere organisaties. Door op deze manier het verband tussen organisaties tot stand te brengen wordt geprobeerd de meerwaarde van elkaars deskundigheden te verkrijgen zonder een te groot beslag op overleg tijd. De efficiencywinst die verwacht mag worden als medewerkers worden ingezet voor een bredere groep mensen blijkt in praktijk al goeddeels door organisaties geïncasseerd te worden door de inkoop van functies. Naast deze verwachte effecten zijn in de meeste woonservicegebieden nog een aantal andere zaken geregeld die de kwaliteit van zorg voor de cliënt verbeteren. Het gaat om het vergemakkelijken van de toegang tot zorg en de omgang met complexe zorg. Tevens is uit de praktijk nog een conclusie ten aanzien van de inrichting van integrale zorgteams te trekken. Hiermee wordt gestart. Werkwijze integraal zorgteam In een aantal intramurale voorzieningen wordt gewerkt met teams voor een breed samengestelde groep bewoners van ouderen, lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapten en psychiatrische cliënten. Meestal wordt de inzet van het team gecombineerd met aanvullende individuele begeleiding voor specifieke bewonersgroepen vanuit de organisatie die daarvoor de meeste expertise heeft. De ervaring met de integrale teams intramuraal is dat het veel inzet vraagt van alle betrokkenen, veel begeleiding van medewerkers en scholing is nodig om tot een gedeelde visie, cultuur en vaardigheden te komen. Doordat men samenwerkt, moeten medewerkers ook werk doen dat in mindere mate tot de oorspronkelijke functie behoort.
37
In de meer agogische opleidingen, zoals SPW, wordt weinig aandacht aan verzorging besteed. In de verzorgende opleidingen zoals MBOV wordt weer weinig aandacht besteed aan begeleiding en het structureren/beïnvloeden van gedrag. Men kiest over het algemeen ook de opleiding waar men het meeste affiniteit mee heeft. Door de benodigde extra scholing is er sprake van een opwaartse druk op het basis opleidingsniveau van de medewerkers. Dit heeft een negatief effect op een eventueel te verhogen efficiency. Het bij elkaar brengen van medewerkers blijkt ook extra inspanning van het management te vragen. Dit staat haaks op zelfsturing van een team. Bij het team van Juul is deze inspanning minder omdat in de extramurale zorg het overnemen van werk veel minder voor de hand ligt; aan de functie-inhoud verandert weinig en de samenwerking binnen het team is met name gericht op individuele cliënten. Duidelijk lijkt uit de ervaringen intramuraal en extramuraal dat een geïntegreerd team eenvoudiger te realiseren is als er binnen het team wordt samengewerkt en niet als het uitgangspunt is dat ook werk van elkaar wordt overgenomen. Toegang tot zorg Het vinden van de weg in de veelheid van voorzieningen wordt door het creëren van brede, integrale toegang vergemakkelijkt. Een passend antwoord wordt meer waarschijnlijk door de training van de medewerkers in het doorvragen en ontrafelen van de mogelijk achterliggende vraag van cliënten. Het meest vergaand zijn de woonservicegebieden waarin een adviseur, al dan niet door een huisbezoek, de vraag samen met de cliënt verheldert en vervolgens de cliënt begeleidt bij creëren van het passende zorgarrangement. Complexe zorg Voor complexe zorg zijn drie methoden aangetroffen om hiermee om te gaan. Door het werken met integrale wijkteams die een breed scala aan deskundigheid en organisaties vertegenwoordigen worden problemen in de regievoering door periodiek overleg ondervangen. In De Bilt West wordt de cliënt daar ook zelf bij uitgenodigd als dat mogelijk is. Een andere oplossing is het werken met een coördinerend zorgverlener of casemanager waar de regievoering en afstemming wordt ondergebracht. De derde mogelijkheid is een onafhankelijk cliëntadviseur die periodiek contact heeft met de cliënt en zo de regievoering ondersteunt. Deze methoden worden ook in combinatie ingezet. De conclusies overziend is er voldoende aanleiding om de opzet van kleine, nabije wijkteams nader uit te werken. De teams kunnen bijdragen aan de gebiedsgebonden samenwerking tussen wonen, welzijn en zorg en zo de kwaliteit van de dienstverlening verbeteren. Bovendien kan de kwaliteit van de zorg stijgen door meer kruisbestuiving tussen de verschillende deskundigheden.
38
Vooronderzoek Integrale wijkteams
5. WIJKTEAM VOOR LEVERING ZORG
In deze paragraaf wordt een model voor een wijkzorgteam uitgewerkt. Omdat in praktijk de zorg gedurende de nacht een probleem blijkt te zijn, wordt ook in kaart gebracht hoe deze georganiseerd kan worden door (samenwerkende) organisaties.
5.1 Uitgangspunten Voor het ontwerp van een integraal team zijn vanuit verschillende perspectieven randvoorwaarden te formuleren: “
Cliënt: keuzevrijheid, kwaliteit/deskundigheid, flexibiliteit.
“
Organisatie: doelmatigheid, reproduceerbaar binnen de organisatie, reguliere financieringbronnen, passend binnen wet- en regelgeving.
“
Medewerker: meer ruimte voor de eigen professionaliteit.
Van de bovenstaande uitgangspunten vraagt de regelgeving omtrent concurrentie nadere verduidelijking. De laatste jaren is in het kader van de marktwerking in de zorg geleidelijk meer duidelijkheid ontstaan over wat door de NMa wel en niet toelaatbaar wordt geacht.17 Samenwerking is toegestaan mits deze niet is gericht op prijsafspraken, marktverdeling, gemeenschappelijke leveringsweigering of vooroverleg bij aanbestedingen. De samenwerking moet de cliënt ten goede komen en er moet voldoende concurrentie overblijven om de keuzevrijheid van de cliënt te waarborgen. Samenwerking in de keten, zogenaamde verticale samenwerking, levert weinig problemen op. Maar de samenwerking tussen gelijke organisaties wordt wel kritisch bezien door de NMa. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om organisaties die bij elkaar een omzet hebben die minder dan € 1,1 miljoen18 betreft. Omdat naar het totaal van de organisatie wordt gekeken en niet naar het gebied waarop de samenwerking betrekking heeft zal dit voor veel organisaties in de zorg betekenen dat samenwerking tussen organisaties slechts beperkt mogelijk is. Door de NMa wordt wel erkend dat voor nachtzorg of specialistische verpleegkundige zorg samenwerking in het belang van de cliënt kan zijn. Met deze restricties moet rekening worden gehouden bij het in kaart brengen van de mogelijkheden. Naast de bovengenoemde randvoorwaarden moet bij de opzet van een integraal zorgteam een aantal afwegingen en keuzes worden gemaakt. Deze komen in de eerst aan de orde.
17 18
NMa, Richtsnoeren voor de zorgsector, mei 2010. De € 1,1 miljoen heeft betrekking op diensten zoals zorgverlening. Als het gaat om producten dan is de grens € 5,5 miljoen.
39
5.2 Keuze van functies Overlap gebruiker Wordt naar de verschillende AWBZ-functies gekeken dan vertonen verzorging en verpleging de meeste overlap. Zo wordt verpleging slechts in 25% gebruikt door mensen die niet ook de functie verzorging afnemen. Tevens is een deel van de verzorging geïndiceerd in de vorm van verzorging speciaal wat wil zeggen dat deze zodanig complex is, of dat de situatie van de cliënt zodanig complex is, dat de verzorging door een verpleegkundige uitgevoerd moet worden. Bij de functie begeleiding is beduidend minder overlap met de andere functies. Op basis van de CAK data kan worden geconstateerd dat slechts bij 16% van de mensen met begeleiding ook een van de andere functies wordt geleverd. Dit leidt tot de conclusie dat voor een team de functies verzorging en verpleging de basis vormen en goed vertegenwoordigd moeten zijn omdat hier de meeste afstemming nodig is en ook sprake is van de grootste overlap. De WMO-zorg wordt niet geleverd door het team. Het leveren van deze zorg zou betekenen dat een groot aantal medewerkers moet worden toegevoegd aan het team waardoor een te groot team ontstaat om een zelfsturend team te realiseren. De afstemming tussen WMO-zorg en de V&V-zorg loopt waar nodig via de leidinggevende van het WMO-team. Deskundigheid medewerkers Een andere invalshoek om naar een integraal team te kijken is de deskundigheid die wordt ingezet. Voor de V&V-teams wordt een groot deel van de deskundigheid gevormd door verzorgende op niveau 2 en 3. Daarnaast zijn er verzorgende IG, verpleegkundigen en wijkverpleegkundigen werkzaam. In verband met de kwaliteit van zowel verpleging als verzorging is het wenselijk dat naast verzorgende ook verpleegkundigen deel uitmaken van een team. Voor ambulante begeleiding in de VG sector worden met name medewerkers met sociaal pedagogische scholing zoals SPW en SPH19 ingezet. De psychiatrie werkt voor ambulante begeleiding met medewerkers met de opleiding SPV en SPH. HBO-V-opgeleide verpleegkundigen kunnen in principe in alle sectoren terecht maar zullen voor het geven van begeleiding eerst een aantal jaren intramuraal ervaring met de begeleiding van een bepaalde doelgroep moeten hebben voordat ze extramuraal worden ingezet. Voor extramurale begeleiding zijn de medewerkers met een SPH, zeker als zij experts op het gebied van de doelgroepen kunnen consulteren, het breedst inzetbaar. Het breedst inzetbare team bestaat uit verzorgenden, verpleegkundigen en een SPH-er.
19
SPW is de MBO-opleiding, SPH een HBO-opleiding op hetzelfde gebied.
40
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Efficiency Een derde invalshoek is die van de efficiency. Een groot werkgebied vraagt veel reistijd als daar een beperkt aantal mensen wordt verzorgd. Dit is met name het risico bij de functies verzorging en verpleging. Voor beide functies geldt dat ze in sterk variërende tijdeenheden worden geleverd waarbij ook contacten van tien minuten niet ongebruikelijk zijn, bijvoorbeeld voor hulp bij het aantrekken van steunkousen of oog druppelen. Des te korter de tijd die bij de cliënt wordt doorgebracht des te groter het beslag dat reistijd potentieel legt. Bij de functie begeleiding speelt dit in veel mindere mate. De ambulante begeleiding wordt vaak in blokken van minimaal een uur geboden. Om deze redenen worden drie modellen uitgewerkt: twee modelteams die voor alle doelgroepen verzorging en verpleging levert, waar mogelijk ook voor extra verzorging en verpleging ter ondersteuning van de begeleiders in een intramurale groepswoning voor verstandelijk gehandicapten of lichamelijk gehandicapten. Een derde modelteam biedt ook begeleiding voor mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische aandoening. Voor degenen die weinig bekend zijn met de organisatie van de zorg is in bijlage 4 een korte beschrijving van de werkwijze opgenomen.
5.3 Inrichting team 5.3.1 Keuze dag, avond en/of nacht Bij het samenstellen van een team is het de vraag of het team gezamenlijk verantwoordelijk is voor alle diensten van maandag tot en met zondag gedurende het etmaal. Of wordt gekozen voor een team dat alleen verantwoordelijk is voor de dagdiensten? Voor de meeste situaties zal ervoor worden gekozen om de nachtzorg, met uitzondering van de nachtelijk bereikbaarheid, door een apart team in te laten vullen. Reden hiervoor is dat de nachtzorg vraagt om een grotere schaal aangezien de vraag naar zorg gedurende de nacht beperkt is. Om dat veel medewerkers parttime werken en dit, in verband met de vraag van de cliënt, ook wenselijk is, moet worden uitgegaan van een groter aantal medewerkers dan bij fulltime medewerkers. Wordt naar de zorgvraag gekeken dan is de concentratie in de ochtend. Overdag is ook de tijd dat de meeste afstemming met anderen plaatsvindt; de apotheek, de huisarts, ziekenhuisbezoek enz. Om deze reden kan worden gekozen voor een team dat alle dagdiensten van maandag tot en met vrijdag voor haar rekening neemt. Voor de grootste groep cliënten betekent dit dat zo een zo beperkt aantal verschillende medewerkers bij hen over de vloer komt. Een goed voorbeeld hiervan zijn de kleine integrale teams waar bijvoorbeeld STMR mee werkt. Een andere mogelijkheid is om alle diensten, met uitzondering van de nachtdienst, door een team uit te laten voeren: een 16-uurs team. Hiermee wordt voor de cliënt het aantal zorgverleners dat over de vloer komt kleiner. Ook hiervan zijn meerdere voorbeelden te vinden, bijvoorbeeld Thuiszorg Rotterdam. Zowel een dagteam, wat de dagdiensten van maandag tot en met vrijdag uitvoert, als een 16-uurs team, wat alle diensten gedurende 7 dagen per week uitvoert met uitzondering van de nachtdienst, worden uitgewerkt.
41
5.3.2 Samenstelling Maximale omvang Wil een team zelfstandig kunnen werken en zelf beslissingen nemen over inzet en budget dan moet het niet te groot zijn. Het veronderstelt immers dat er sprake is van medewerkers die allemaal zelfstandig kunnen werken. Zelfsturende teams zijn veel besproken en bestudeerd. Algemeen wordt een grens van rond de 12 tot 14 medewerkers aangehouden. Minimale bezetting per functie In verband met de continuïteit en de kwaliteit is het streven dat voor de verzorgende en verpleegkundige functies er per team twee personen zijn met hetzelfde kwalificatieniveau of dezelfde functie. Zo kan het team bij verlof en ziekte meer continuïteit bieden. In verband met kwaliteitsbewaking worden solisten binnen teams vermeden. Iedere medewerker moet bij voorkeur een collega met dezelfde functie hebben. Is dit niet het geval dan moet het contact met collega's op een andere manier worden georganiseerd. Functiemix Om de functies verpleging en verzorging zo goed mogelijk uit te voeren wordt een team samengesteld dat bestaat uit minimaal acht en maximaal veertien medewerkers, afhankelijk van het gebied dat wordt bestreken en de zorgvraag. In verband met de kwetsbaarheid bij ziekte van een teamlid wordt acht als minimum gehanteerd. Ieder team heeft twee verpleegkundigen op niveau 4/5. De verzorgenden worden verdeeld over functieniveaus 3 en 2. Bezetting Voor de basisbezetting wordt uitgegaan van 5 medewerkers in de ochtend en 2 in de middag. In onderstaande tabel is de formatie van het voorbeeldteam weergegeven. Tabel 6. Voorbeeld samenstelling dagteam Functieniveau
Medewerkers
Fte
Verpleegkundige 4/5
2
1,5 fte
Verzorgende niveau 3
3
1,5 fte
Verzorgende niveau 2
3
1,7 fte
Totaal
8
4,7 fte
Een team van 4,7 fte levert gemiddeld, rekening houdend met verlof, ziekteverzuim en scholing/overleg, 104 uur declarabele zorg per week.20 De verhouding verpleging (inclusief verzorging extra, AIV en begeleiding) tot verzorging is 1 uur verpleging op 4 uur verzorging. Gemiddeld leidt het tot een productiviteit van 60% voor alle medewerkers. Bij normale overheadkosten van maximaal 15% moet dit voldoende zijn voor een verantwoorde bedrijfsvoering.
20
Er is rekening gehouden met 238 uur verlof, vier dagen scholing of bijeenkomsten en 5% ziekteverzuim. Dit betekent dat van de 1 872 uren bij een fulltime dienstverband er 1 525 inzetbaar zijn voor uitvoerende werkzaamheden.
42
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Tabel 7. Voorbeeld samenstelling 16-uursteam Functieniveau
Medewerkers
Fte
Verpleegkundige 4/5
2 of 3
1,8 fte
Verzorgende niveau 3
3
2,0 fte
Verzorgende niveau 2
5
2,5 fte
Totaal
11
6,3 fte
Worden alle diensten van 7.00 uur 's ochtends tot 23.00 uur 's avonds door één team gevuld dan moet het aantal medewerkers groter zijn zodat een verantwoorde verdeling van de onregelmatige diensten en weekeinden mogelijk is. Voor een continue bezetting is 6,3 fte nodig, om 137 uur per week declarabele uren te leveren. Voor de bezetting in de avonduren is van maandag tot en met vrijdag uitgegaan van twee medewerkers, in het weekeinde één. De ochtendbezetting is alle dagen vijf medewerkers. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk om grotere teams te vormen, afhankelijk van de vraag in een gebied. Wordt het concept van zelfsturende teams aangehouden dan is ligt het maximum voor verpleging en verzorging bij 14 medewerkers die gezamenlijk 9,8 fte in dienst zijn. In bijlage 5 is de formatie hiervoor nader gespecificeerd.
5.3.3 Omvang van het gebied team verpleging en verzorging Voor de omvang van het werkgebied wordt gestart met een team voor de functies verpleging en verzorging. Vervolgens wordt de functie begeleiding toegevoegd. In 2010 maakte 1,2% van de Nederlandse bevolking gebruik van verzorging in natura en 0,4% van de functie verpleging. Doordat een deel van deze mensen beide functies gebruikt is het totaal gebruik door de Nederlandse bevolking 1,3%. Wordt dit gecombineerd met het totaal aantal uren verzorging en verpleging dat in 2010 is geleverd dan leidt dit tot een verhouding van verzorging tot verpleging van 5,5 uur verzorging op 1 uur verpleging. Aangezien veel Zorgkantoren een maximum van 10% tot 15% van de verzorging speciaal en verpleging speciaal versus verzorging en verpleging regulier hanteren21 en ook AIV door dit team geleverd kan worden, is deze verhouding anders dan hierboven waar het gaat om declarabele uren. In verband met de keuzevrijheid van cliënten wordt aangenomen dat een zorgaanbieder maximaal 70% van de zorg in een gebied levert. Een ander aspect waarmee gerekend moet worden is de hoeveelheid zorg die overdag wordt ingezet versus de zorg in avond, nacht en weekeind. Op basis van de informatie van diverse organisaties is er vanuit gegaan dat 70% van de zorg overdag wordt geleverd. Deze gegevens en aannames leiden tot een gebied met circa 4 200 tot 4 500 inwoners waar een team zou kunnen functioneren.
21
Achmea hanteert in 2012 voor haar inkoop 10% voor verzorging speciaal als aandeel in verzorging, bij CZ is dit percentage 15%.
43
Bij het dagteam van acht medewerkers zou dit betekenen dat zij gezamenlijk zorgen voor circa 28 cliënten. Dit is een schaal waarop het heel goed mogelijk moet zijn om cliënten goed te kennen, flexibiliteit op te brengen voor cliënt en collega's. Vanzelfsprekend varieert de omvang van het werkgebied met het marktaandeel. Uitgaande van hetzelfde team is het effect van variatie in het marktaandeel in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 8. Omvang werkgebied in relatie tot marktaandeel voor dagteam Marktaandeel
30%
40%
50%
60%
70%
Uren zorg per 1000 inwoners
11,2
15
18,7
22,4
26,2
Verwachte omvang werkgebied
10 467
7 851
6 280
5 234
4 486
Voor een team dat ook de avond en weekeind diensten doet is de verhouding tussen werkgebied en marktaandeel weergegeven in tabel 9. Tabel 9. Omvang werkgebied in relatie tot marktaandeel voor 16-uursteam Marktaandeel
30%
40%
50%
60%
70%
Uren zorg per 1000 inwoners
14
18,5
23
28
32
Verwachte omvang werkgebied
9 719
7 289
5 832
4 860
4 165
NB. Rekening houdend met PGB's liggen de werkelijke percentages lager. Bij deze opstelling moeten enkele kanttekeningen worden gemaakt. Kanttekening 1 De eerste opmerking betreft de haalbaarheid in relatie tot het werkgebied. Des te groter het werkgebied, des te zwaarder het aandeel reistijd in verhouding tot de werktijd wordt. Daarmee daalt de productiviteit. Tevens bestaat het risico dat de zorg minder flexibel wordt voor de cliënt omdat routes meer op efficiency worden ingericht in plaats van de vraag van de cliënt. Kanttekening 2 Zoals boven gemeld is het wenselijk dat twee verpleegkundigen deel uit maken van het team. Door de verhouding tussen de vraag naar verzorging en verpleging zal periodiek door de verpleegkundigen ook verzorgend werk gedaan moeten worden om zo tot voldoende werk te komen. In het geval een concurrerende aanbieder zich met name op de functie verpleging toelegt ontstaat een probleem. Dit kan de verhouding tussen verzorging en verpleging sterk beïnvloeden en, als er te weinig verpleging wordt gevraagd, het financiële draagvlak voor deze functie aantasten. Kanttekening 3 Een derde kanttekening betreft de regionale markt voor zorg. Er bestaan grote verschillen in het gebruik van zorg die niet objectief voorspelbaar zijn.
44
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Naast deze verschillen tussen zorgvraag kan de markt ook worden beïnvloed door woonzorgcomplexen. Als er veel complexen zijn waarover afspraken zijn gemaakt tussen woningbouwcorporatie en een zorgaanbieder over de voorkeursleverancier van zorg, dan kan de ‘vrije’ markt aanmerkelijk minder omvangrijk zijn.
5.3.4 Omvang werkgebied team Verpleging, verzorging en begeleiding Om de omvang van een werkgebied voor begeleiding te berekenen wordt eerst het gebruik van deze functie nader beschouwd. Gebruik individuele begeleiding Voor de verdeling van het gebruik van de functie begeleiding wordt gebruik gemaakt van de zes cliëntgroepen die door HHM in kaart zijn gebracht (zie paragraaf 3.3). De begeleiding binnen de groep V&V bestaat voor een belangrijk deel uit begeleiding in de terminale fase. Deze wordt doorgaans door de verpleegkundige verzorgd. Daarnaast is er begeleiding van mensen met psychogeriatrische problemen. Hiervoor worden ook verpleegkundigen ingezet, al dan niet met SPVspecialisatie. Op deze basis wordt er vanuit gegaan dat voor de groep V&V-gebruikers van begeleiding tweederde door een verpleegkundige en een derde door een SPV wordt geboden. Voor de begeleiding van de andere cliëntgroepen wordt uitgegaan van de inzet van een SPV voor de GGZcliëntgroepen en een SPW- of SPH-medewerker voor de overige gebruikersgroepen. Op deze basis wordt gewerkt met 46% SPW/SPH, 42% SPV en 6% (wijk)verpleegkundige. NB. Een deel van het werk voor de GGZ-cliënten kan ook door een SPH-medewerker worden gedaan. De gemiddelde inzet van individuele begeleiding per week is 2,2 uur. Voor de omvang van het werkgebied nodig voor voldoende draagvlak voor een kwalitatief goed aanbod wordt voor de functies begeleiding uitgegaan van een minimaal 1 SPV en 1 SPH- of SPW-medewerker. Qua productiviteit wordt 65% aangehouden omdat de cliëntcontacten veelal minimaal een uur per contact zijn en daarmee een hogere productiviteit mogelijk is dan voor de functies verzorging en verpleging. Dit betekent dat voor een goede bezetting van de functies minimaal 1,6 fte aangehouden wordt. Dit betekent dat 34,5 uur per week declarabele zorg moet worden geboden. Wordt nagegaan hoeveel uur per week inzet nodig is in de werkgebieden zoals die eerder voor het 16-uurs team zijn vastgesteld dan leidt dit tot een beeld van de omvang van het werkgebied waarop continuïteit in zorg geboden kan worden. Voor de berekening wordt uitgegaan van een constant marktaandeel van 70% voor de begeleidingsfuncties voor de zorg in natura.
45
Tabel 10. Omvang werkgebied in relatie tot marktaandeel voor 16-uursteam Marktaandeel V&V
30%
40%
50%
60%
70%
Omvang werkgebied
9 719
7 289
5 832
4 860
4 165
Uren SPW/SPH ” VG
41,3
31,0
24,8
20,7
17,7
Uren SPW/SPH ” GGZ
37,7
28,3
22,6
18,9
16,2
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het op zich mogelijk is om beide functies toe te voegen aan het team en zo te komen tot een volledig integraal aanbod. Het zijn echter functies die beperkt zijn qua omvang en de hoeveelheid zorg billijkt in de meeste gevallen slechts een medewerker. Voor de continuïteit moet samen worden gewerkt met andere teams. Hetzelfde geldt voor de kwaliteitsbevordering voor het specifieke vakgebied. Een overweging is om op basis van de populatie in een gebied te kiezen voor een van beide begeleidingsfuncties. Zo kan in een gebied met veel ouderen een SPV-er breder worden ingezet omdat daar meer mensen met psychogeriatrische problemen zullen zijn. Is de bevolking jonger dan is een SPH-medewerker meer voor de hand liggend.
5.4 Vergelijking wijkteam met benodigde zorg in woonservicegebieden Wordt het boven ontworpen wijkteam vergeleken met de situatie in de woonservicegebieden dan is allereerst van belang wat de hoeveelheid zorg is die daadwerkelijk in deze gebieden wordt afgenomen. In tabel 11 is de hoeveelheid zorg die gemiddeld per week is afgenomen in de tweede helft van 2010 weergegeven. Tabel 11. Geleverde zorg in natura tweede helft 2010, gemiddelde uren per week Gebied
Verzorging
Verpleging
Totaal
De Bilt West
261
42
303
Middelburg NO
820
230
1 050
1 386
123
1 509
588
72
660
Dronten De Regenboog Berflo Es, Hengelo
Voor alle gebieden geldt dat er voldoende draagvlak is voor een wijkteam. De zorgvraag in een aantal gebieden is dermate groot dat een groot aantal teams ingezet zou moeten worden. De vraag rechtvaardigt een groter team. In de onderstaande tabel is een team van 14 medewerkers geprojecteerd op de zorgvraag in de vier woonservicegebieden.
46
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Tabel 12. Teams die op basis van de gerealiseerde zorg in 2010 kunnen worden ingezet Gebied
Inwoners
Cliënten AWBZ
Uren
Teams
Marktaandeel per team
De Bilt West
5 985
96
9 071
2,8
35%
Middelburg Noord Oost
9 225
212
28 836
4,5
22%
De Regenboog Dronten
13 245
349
47 803
7,1
14%
7 200
223
22 593
3,2
31%
Berflo Es Hengelo
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat ook als met een team van maximale omvang wordt gewerkt, er voldoende ruimte is om in elk der gebieden meerdere teams te realiseren. Het feit dat in de meeste woonservicegebieden het gebruik van zorg hoger is dan landelijk gemiddeld, is hieraan mede debet. Wordt gekeken naar twee gebieden waar overwogen is om integrale wijkzorg te starten, De Krakeel in Hoogeveen en de gemeenten Zeevang en Beemster, dan is ook daar voldoende ruimte om wijkteams te vormen. Tabel 13. Draagvlak voor team op basis geleverde zorg in natura 2010 Gebied
Inwoners
Cliënt
V&V per week
Marktaandeel teams
Krakeel
4 950
99
279
75%
Beemster
8 466
111
394
54%
Zeevang
6 305
57
148
70%
Voor de berekening in tabel 13 is voor Krakeel en Beemster uitgegaan van een team van 9,8 fte. Voor Zeevang is de teamomvang 6,3 fte gehanteerd. Op basis van de aantallen in de tabel zou de indruk kunnen ontstaan dat de gemeenten Beemter en Zeevang wellicht eigen wijkteams zouden kunnen hebben. Wat uit de onderliggende cijfers voor de gemeenten Beemster en Zeevang echter blijkt is dat de verpleging met name in Beemster is geleverd. In Zeevang was de gemiddelde verpleging 8 per week in de tweede helft van 2010. Dit is onvoldoende om het aandeel van de verpleegkundigen in een team te kunnen bekostigen. Voor de gemeente Zeevang moet derhalve een bovengemeentelijk team worden gevormd of een team dat zowel de intramurale als extramurale zorg levert. In de gemeente Beemster kan onderzocht worden of voor kernen eigen teams gevormd kunnen worden. Zo heeft de kern Middenbeemster 4 380 inwoners. Bij een gelijke verdeling van de zorg over het gebied zou hier een klein team kunnen functioneren. De andere kernen, Noordbeemster, Westbeemster en Zuidoostbeemster lenen zich niet voor eigen teams. Het aantal inwoners van deze kernen is respectievelijk 601, 792 en 2 804. Voor de gemeente Zeevang leent geen der kernen zich voor een eigen team. De grootste kern is Oosthuizen met circa 3 225 inwoners. Gegeven de beperkte vraag naar verpleging in de hele gemeente Zeevang is een verbijzondering van teams niet realistisch.
47
48
Vooronderzoek Integrale wijkteams
6. NACHTZORG
Het is van belang dat een nachtdienst goed geregeld is. Dit is niet alleen van belang voor het kunnen beantwoorden van alarmoproepen maar ook voor geplande nachtzorg en voor de flexibiliteit. Zo kan een cliënt normaal om 22.00 uur naar bed worden geholpen maar soms om 01.00 uur. Als er alleen een bereikbare dienst is dan zal de zorgorganisaties vaak dit soort flexibiliteit vermijden. Omdat in veel situaties de bezetting gedurende de nacht aandacht vraagt worden in deze paragraaf verschillende opties besproken. Gestart wordt met het in kaart brengen van de kosten. Vervolgens wordt nagegaan hoe de dekking kan plaats vinden. Vervolgens worden nog enkele opties besproken. Voor een nachtdienst wordt uitgegaan van een bezetting van één persoon en een dienst die duurt van 23.00 uur 's avonds tot 7.00 uur 's ochtends. De berekening van de kosten is opgenomen in bijlage 6. De nachtdienst is in veel gevallen minder productief dan de dienst overdag en 's avonds. Daar tegenover staat dat door de onregelmatigheidstoeslag het de duurste dienst is. Ter dekking van de kosten die samenhangen met de mindere productiviteit kan een beroep worden gedaan op de toeslag voor de oproepbare zorg; de verzorging extra en de verpleging extra. Voor verzorging extra is er een opslag op het tarief van € 3,32 per uur. Voor de verpleging extra is dit bedrag € 4,95 per uur. Omdat de oproepen overdag en in de avonduren doorgaans door de teams zelf worden uitgevoerd, is het reëel om deze middelen voor de dekking van de nachtdienst aan te merken. Op basis van de informatie van zorgorganisaties wordt uitgegaan van een percentage van 10% van de cliënten die voor de functie verzorging extra zijn gevindiceerd en 9% voor verpleging extra. Aan de hand van het gemiddeld gebruik per cliënt kan worden berekend wat de omvang van het werkgebied moet zijn wil dit volledig gedekt worden uit deze opbrengsten in combinatie met declarabele zorg die tijdens deze dienst geleverd wordt. Voor de berekening wordt uitgegaan van een gewogen uur verzorging/verpleging in de verhouding 5,5:1. Dit betekent dat voor de inkomsten een tarief van € 50,19 is gehanteerd. Voorts is het tarief gecorrigeerd voor de overheadkosten met 10%. Het resultaat is een tarief van € 45,17 per uur. Dezelfde verhoudingen en correcties zijn gehanteerd voor het opslagtarief voor verzorging en verpleging extra, wat leidt tot een gecorrigeerd opslagtarief van € 3,57 per uur. Voor het werkgebied is uitgegaan van een marktaandeel van 100%. Dit is in veel gebieden de realiteit omdat met name in de nacht door organisaties wordt samengewerkt. In tabel 14 wordt aangegeven wat de relatie is tussen de dekking vanuit de opslagtarieven en declarabele zorginzet en de omvang van het werkgebied en de daarin te verwachte zorgvraag.
49
Tabel 14. Dekking nachtzorg in relatie tot werkgebied Declarabele zorg per nacht
Totaal uur per jaar
Opbrengst
Uren nodig ter dekking
Benodigd werkgebied
Verwachte vraag nachtzorg
1 uur
365
€ 16 487
93 513
75 706
1 840
2 uur
730
€ 32 974
77 026
62 358
1 515
3 uur
1 095
€ 49 461
60 539
49 011
1 191
4 uur
1 460
€ 65 948
44 052
35 663
867
5 uur
1 825
€ 82 435
27 565
22 316
542
In bovenstaande tabel komt het probleem duidelijk naar voren. In het geval er weinig zorg wordt geboden is een groot werkgebied nodig om de kosten te dekken. In de laatste kolom is aangegeven wat in een dergelijk werkgebied verwacht mag worden als 0,5% van de zorg 's nachts wordt gegeven. Een deel van de zorgvraag wordt dan niet beantwoord. De grens waarbij de zorg die wordt gevraagd en de zorg die wordt geboden in balans is, betekent een werkgebied van circa 50 000 inwoners. Een gebied van 50 000 inwoners voor één nachtdienst betekent vooral in de meer landelijke gebieden flinke reistijd en sterk wisselende responstijden. Dit heeft als gevolg dat het niet als mogelijk alternatief voor een slaapwacht kan dienen. Op het moment dat de nachtzorg op een kleinere schaal is geregeld is het ook mogelijk dat deze een grotere rol vervult voor terminale cliënten. Momenteel wordt vaak een individuele nachtdienst ingezet, die de nacht wakend bij de cliënt doorbrengt. Het actief bekend maken bij medewerkers en cliënten dat zorg ook 1.00 uur 's nachts of om 6.00 uur 's ochtends mogelijk is en zodoende meer dekking realiseren in de randen van de nacht, moet tot een betere benutting leiden. Nachtzorg in combinatie met een intramurale instelling Een mogelijkheid om te komen tot een bredere inzet van de nachtdienst is de combinatie van intramuraal en extramurale inzet. Dit kan door de extramurale nachtdienst ook voor intramurale voorzieningen in te zetten zoals in Dronten gebeurd. Doordat daar de responstijd beperkt is tot 15 minuten en er goede spreekluisterverbindingen in de intramurale voorzieningen aanwezig zijn, is dit een optie. Vanzelfsprekend is de aard van de zorgvraag van groot belang bij de vraag of dit een verantwoorde optie is. Een andere mogelijkheid is de intramurale nachtdienst ook naar buiten te laten gaan. In het geval er één wakende nachtdienst is waarin toezicht geboden is, is de mogelijkheid beperkt. Een medewerker kan wel naar een aanpalende woning maar over het algemeen moet een straal van maximaal 200 meter worden aangehouden. Daarnaast is het nodig dat er spreekluisterverbindingen in de intramurale voorziening zijn die door een centrale bewaakt kunnen worden op het moment dat een nachtdienst naar buiten gaat. Dit geldt ook in het geval er een beroep wordt gedaan op een slaapwacht in een groepswoning.
50
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Bij intramurale voorzieningen waar meerdere mensen 's nachts aan het werk zijn kan makkelijker tussen de medewerkers worden geschakeld. In alle gevallen is de vraag of de werklast het toelaat dat medewerkers 's nachts extramuraal werkzaam zijn. De zorgvraag lijkt echter beperkt: de meeste mensen slapen 's nachts, ook mensen met een zorgvraag. Een groep die over het algemeen buiten beschouwing blijft bij het organiseren van nachtzorg zijn de slaapwachten in groepswoningen voor verstandelijk gehandicapten. Over het algemeen gaat het om meer agogisch geschoolde medewerkers maar voor de alarmopvolging kunnen zij een rol vervullen. Het gaat immers vaak om incidenten waarvoor mensen alarmeren en dat is een functie die deze medewerkers binnen de eigen groepswoning ook vervullen. Voorwaarde is wel dat een verpleegkundige een bereikbare dienst heeft zodat die indien nodig ingezet kan worden. Dit geldt echter ook in alle gevallen dat de nachtzorg op een lager deskundigheidsniveau wordt ingevuld. In alle gevallen verdient het aanbeveling om in samenspraak met de zorgaanbieders in de regio gezamenlijk tot invulling van de nachtdienst te komen. Het handelen van de een heeft immers effect op het aanbod van de andere organisatie. Het draagvlak van een dienst kan onder druk komen te staan als delen van het werkgebied door een andere zorgaanbieder worden overgenomen.
51
52
Vooronderzoek Integrale wijkteams
7. AANBEVELINGEN EN CONCLUSIES
7.1 Algemeen In de voorgaande paragrafen is de mogelijkheid om te komen tot een integraal wijkzorgteam verder uit gewerkt. Op basis van de lokale situatie kunnen deze modellen worden aangepast om zo te komen tot goed functionerende gebiedsgebonden zorg. Er zijn echter ook mogelijkheden om gebiedsgebonden zorg en dienstverlening meer inhoud te geven die minder ingrijpend van aard zijn maar wel de afstemming binnen een gebied vergemakkelijken. In deze paragraaf komen ze aan de orde. Tevens worden aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek gedaan. Afstemming werkgebieden In het geval organisaties wel willen samenwerken maar niet direct teams willen samenbrengen dan is het afstemmen van de werkgebieden een goede eerste stap. Als met dezelfde basisindeling van wijken/woonkernen wordt gewerkt kan de aansluiting tussen medewerkers worden ondersteund. Ook in het geval er sprake is van verschillende schalen en de ene organisatie op wijkniveau werkt en de ander een indeling hanteert waarbij verschillende wijken zijn samengevoegd, verdient dit aanbeveling. Netwerkoverleg Het opzetten van een netwerk overleg waarin vertegenwoordigers van organisaties elkaar casussen kunnen voorleggen is ook een goede stap naar een meer integrale aanpak van de zorg. Alleen door de directe uitwisseling en het delen van perspectieven leert men elkaars mogelijkheden kennen en ook buiten de vergaderingen weet men elkaar te vinden. Scholing Het scholen van uitvoerende medewerkers over het werk van collega's die werken in andere sectoren is ook een methode om meer wisselwerking binnen de zorg te realiseren. Dit is zeker het geval als de scholing door de medewerkers zelf wordt gegeven en zij over en weer voorlichting geven. Als dit in een gebiedsgebonden setting kan dan versterkt dit het effect; de drempel wordt verlaagd om een collega te benaderen als men daar eerder mee kennis heeft gemaakt. Nachtzorg Een essentiële voorziening voor mensen met een zorgvraag die zelfstandig wonen is de nachtzorg. Het is duidelijk uit de berekeningen over de nachtzorg dat, als deze op basis van een extramuraal gefinancierd team moet worden gerealiseerd, alleen een beperkte voorziening kan worden gecreëerd. In Dronten laat men echter zien dat door de combinatie van intramurale en extramurale inzet, de zorg voor alle aanwezigen op een efficiënte manier georganiseerd kan worden. Dit is echter maatwerk.
53
De NMA erkent dat het niet goed mogelijk is om zorg op afroep gedurende de nacht te organiseren door individuele instellingen. In dat licht, en in het licht van de wisselende kwaliteit van deze voorziening verdient het aanbeveling om nader onderzoek op dit punt te verrichten waarbij ook de financiering wordt bezien. Hierbij kan ook de financiering van de nachtzorg voor specifieke groepen worden betrokken zoals focuswoningen. Reden om de focuswoningen mee te nemen is dat de overheid het voornemen heeft om de financiering hiervan gelijk te trekken met overige instellingen in de langdurige zorg. De oproepbare zorg in de nacht vormt hierbij een struikelblok. Ook de Inspectie voor de Volksgezondheid moet bij deze discussie betrokken worden in verband met de eisen die zij stellen aan de wijze waarop toezicht in kleinschalige zorgcomplexen of woningen georganiseerd moet worden. Aansluiting welzijn Bij alle bovenstaande punten is het ook wenselijk om naar de aansluiting met welzijnsorganisaties te zoeken. Voor de cliënt is het goed dat ook de mogelijkheden van deze organisaties bij de zorgverleners goed bekend zijn en ze daarop geattendeerd kunnen worden. Welzijnsorganisaties kunnen ook beter inclusieve activiteiten organiseren als zij meer bekend zijn met mensen met een zorgvraag. Niet alleen vanuit het perspectief goede zorg en dienstverlening ook met het oog op toekomstige ontwikkelingen verdient dit aanbeveling. Met de overheveling van de functie begeleiding naar de WMO hebben diverse gemeenten aangegeven om bij de uitvoering van de functie begeleiding de samenhang met andere gemeentelijke voorzieningen te verkennen. De gemeente Rotterdam is hiervoor al een project gestart om te komen tot gebiedsgebonden aanbesteding van alle WMO en welzijnsfuncties. Veronderstelt wordt dat voor het offreren van deze zorg consortia welzijnsorganisatie en zorgorganisaties gevormd moeten worden. Gebiedsgebonden financiering Met de overheveling van de functie begeleiding naar de WMO wordt het mogelijk om deze functie, al dan niet in combinatie met welzijn, gebiedsgebonden te financieren. Voor de functie begeleiding zal dit met de nodige zorgvuldigheid moeten gebeuren omdat er zulke verschillende doelgroepen met deze functie worden bediend. Specifieke behoeften moeten niet uit het oog worden verloren. Het is echter wenselijk om op het gebied afgestemd beleid te voeren. Dit zou nog beter mogelijk zijn als ook de functies persoonlijke verzorging en verpleging hierbij worden betrokken. Voor persoonlijke verzorging is de uitvoering in principe eenvoudiger dan voor begeleiding omdat deze eerste functie meer eenduidig qua inhoud is en minder afhankelijk van de achtergrond van de zorgvrager. Gegeven de grote invloed op het dagelijks leven van de cliënt zou het ook te verwachten zijn dat deze functie op termijn aan de WMO wordt toegevoegd. Met het oog op de grote overlap met verpleging zou het gekunsteld zijn om de knip tussen verzorging en verpleging te leggen. Zeker nu ook op diverse manieren geprobeerd wordt om de functie van wijkverpleegkundigen als medeverantwoordelijk voor de maatschappelijke zorg in de wijk terug te brengen. Het programma Zichtbare schakel, de wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt van ZonMW maakt dit nu reeds mogelijk voor gebieden waarin sprake is van sociaal economische en gezondheidsachterstanden.
54
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Dit alles pleit ervoor om vooruitlopend op alle wijzigingen in de WMO- en AWBZ-experimenten met volledige gebiedsgebonden zorg mogelijk te maken waarbij ook de richtlijnen van de NMa ter zijde geschoven mogen worden. Zo kan ervaring worden opgedaan met deze vorm van zorg en welzijnsfuncties organiseren en na worden gegaan of 1+1 meer kan zijn dan 2.
7.2 Ontwikkelingsrichting Beemster, Zeevang 7.2.1 Gebied, zorggebruik en initiatief Door de gemeenten Beemster, Graft De Rijp en Zeevang is het project De Verbinding gestart. Dit project heeft tot doel om binnen de gemeenten de mogelijkheden voor wonen met een zorgvraag te vergroten. De voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn zijn hiertoe in kaart gebracht en de ontwikkelingen nodig om een toenemende zorgvraag in de toekomst op te vangen zijn in gang gezet. Op verschillende gebieden zijn projecten uitgevoerd zoals onder meer op het gebied van wonen, domotica en diensten. In het kader van deze voorstudie zijn de gemeenten Beemster en Zeevang aangemeld als mogelijk proeftuingebied. Om deze reden is de situatie daar nader verkend. De gemeente Beemster en Zeevang zijn beide landelijke gemeenten met samen 14 000 inwoners verspreid over de diverse kleine kernen. Het gebruik van zorg in natura in beide gemeenten zag er in 2010 als volgt uit. Tabel 15. Gebruik extramurale AWBZ Beemster, 2010 Functie
Aantal
Percentage
Persoonlijke verzorging
86
1,0%
Verpleging
30
0,4%
Begeleiding
28
0,3%
111
1,4%
Totaal
Tabel 16. Gebruik extramurale AWBZ Zeevang, 2010 Functie Persoonlijke verzorging
Aantal
Percentage
45
0,7%
Verpleging
5
0,1%
Begeleiding
18
0,3%
Totaal
47
0,9%
Voor beide gemeenten geldt dat het zorggebruik beduidend lager is dan gemiddeld in Nederland. Volgens vertegenwoordigers van deze gemeenten is de reden hiervoor dat de sociale cohesie in de gemeenten groot is. Mensen lossen zaken veelal binnen eigen kring op.
55
7.2.2 Mogelijke ontwikkeling In het kader van het project De Verbinding zijn al diverse zaken nader uitgewerkt. Wordt aan de hand van de drie velden die zijn onderscheiden (toegang tot zorg, opvangen van signalen en levering van zorg) bezien wat de mogelijke ontwikkelingsrichtingen zijn, dan zijn de bevindingen als volgt. Toegang tot zorg Kleine gemeenten zijn overzichtelijk. Toch is het niet direct duidelijk waar men terecht kan voor zorg en diensten. Tegelijkertijd moet echter niet uit het oog worden verloren dat het gaat om kleine gemeenschappen waar weinig draagvlak is voor overhead van voorzieningen. Minimaal zou echter alle informatie bij elkaar moeten worden gebracht, bij voorbeeld op de website van de gemeente. Aanvullend kunnen in de verschillende kernen medewerkers van zorgorganisaties en vrijwilligers geïnstrueerd worden over het bestaan en het gebruik van de website. Met hen kunnen inloopplaatsen in de verschillende kernen worden gemaakt waar men voor informatie terecht kan. Zo kan zonder inzet van veel extra middelen een laagdrempelige toegang worden gemaakt. Signalen Voor gemeenten als Beemster en Zeevang heeft het maken van extra voorzieningen voor het opvangen van signalen minder prioriteit. De sociale cohesie binnen de gemeenschappen lijkt sterk. Levering van zorg Het feit dat in de gemeenten sprake is van een stevig sociaal netwerk vormt een goede basis voor een wijkteam. De nabijheid van een integraal wijkzorgteam zou hier juist vorm kunnen krijgen. Paragraaf 5.4 laat zien dat er voldoende draagvlak is voor een integraal team. Een combinatie met intramurale voorzieningen is echter qua draagvlak voor de verpleegkundige zorg noodzakelijk. Punt van aandacht is de nachtzorg. Deze wordt op dit moment bovenregionaal georganiseerd door Evean. Daarnaast levert Zorgcirkel ook nachtzorg aan de cliënten die binnen 200 meter van haar vestigingen wonen. Per saldo betekent het dat de nachtzorg niet het niveau haalt zoals dat bijvoorbeeld in Dronten gerealiseerd wordt. Er is echter te weinig financieel draagvlak voor een extramurale nachtdienst voor het gebied. Hiervoor is de zorgvraag te beperkt. Daarom moet voor dit gebied worden gekeken naar andere oplossingen. Hierbij ligt het voor de hand om te kijken naar de intramurale voorzieningen in de verschillende kernen. Een goed voorbeeld is Middenbeemster. Met 4 380 inwoners is Middenbeemster de grootste kern. In deze kern is in een vestiging van Zorgcirkel een nachtdienst aanwezig. Daarnaast is er Breidablick. Deze organisatie heeft haar hoofdvestiging in Middenbeemster. Hier wordt zorg geboden aan 140 cliënten met een verstandelijke beperking, niet-aangeboren hersenletsel of een zorgvraag op het gebied van verpleging en verzorging, met name ook jong dementen. 's Nachts zijn er vier nachtdiensten aan het werk. Daarnaast is er in Middenbeemster nog een vestiging van Odion waar 12 mensen wonen met een zintuiglijke beperking, waarvan zes met een intramurale indicatie. Ook hier is een slaapwacht aanwezig.
56
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Door een netwerk te maken van de medewerkers die 's nachts aan het werk te zijn moet het mogelijk zijn om de nachtdienst voor Middenbeemster op een hoger niveau in te vullen dan nu het geval is. Een netwerk kan eenvoudig door de meldkamer telefooncentrale aan te geven wie gealarmeerd kan worden en daarbij de volgorde van inzet te bepalen. In het geval de eerste medewerker bezig is, wordt de tweede gebeld. Ook in andere kernen zijn medewerkers van zorgorganisaties 's nachts aan het werk of doen de slaapwacht. Zo hebben Zorgcirkel, Breidablick en de Prinsenstichting, een organisatie voor verstandelijk gehandicapten, allemaal vestigingen in de gemeente Zeevang. Ook hier zou de discussie tussen de organisaties over het uitbreiden van de mogelijkheden voor nachtzorg voor de inwoners van het gebied moeten worden gestart.
7.3 Ontwikkelingsrichting Krakeel, Hoogeveen 7.3.1 Gebied, zorggebruik en initiatief De wijk Krakeel in Hoogeveen heeft de laatste jaren een ingrijpende herstructurering ondergaan. Veel woningen zijn gerenoveerd of gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Voor de herstructurering is een visie neergelegd waarbij ook het bouwen voor mensen met een zorgvraag en het tot stand brengen van een goede zorginfrastructuur onderdeel is. Woningen zijn gerealiseerd voor ouderen en voor mensen met een lichamelijk of verstandelijke beperking. Deze woningen zijn geïntegreerd in grotere wooncomplexen waar ook mensen zonder zorgvraag wonen. In de wooncentra worden activiteiten georganiseerd die voor alle doelgroepen toegankelijk zijn. Een van de wooncentra heeft een multifunctioneel centrum op de begane grond. Een derde wooncentrum is voorzien. Hierin is in principe ook ruimte voor de vestiging van een wijkzorgteam te realiseren. Krakeel is een gemengde, qua leeftijdsopbouw gemengde wijk. Het zorggebruik is weergegeven in tabel 17. Tabel 17. Gebruik extramurale AWBZ/WMO Krakeel, 2010 Functie
Aantal
Percentage
Persoonlijke verzorging
41
1,1%
Verpleging
19
0,4%
Begeleiding
41
0,8%
Totaal
99
2,0%
WMO
94
1,9%
Opvallend is dat het zorggebruik gemiddeld iets hoger is dan in de rest van Nederland maar dat dit volledig veroorzaakt wordt door een hoger gebruik van de functie begeleiding. Dit kan verklaard worden door de aanwezigheid van geschikte woningen voor personen met een zorgvraag die ook veel gebruikt worden door mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking.
57
7.3.2 Mogelijke ontwikkeling Toegang tot zorg In Hoogeveen is de toegang tot zorg en diensten geregeld via het gemeentelijk zorgloket. Dit loket kent meerdere toegangen. Zo is er een fysiek loket gerealiseerd in de hal van het plaatselijke ziekenhuis en is het loket telefonische en online bereikbaar. Getracht wordt om zo compleet mogelijke informatie over voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg te geven. Er is voor gekozen om geen zorgorganisaties te betrekken bij het loket omdat men denkt dat dit niet goed past bij onafhankelijke informatieverstrekking en de keuzevrijheid van cliënten. Wil de gemeente nog een stap verder zetten dan kan dit door de mogelijkheid van huisbezoeken te creëren. Zeker voor weinig mobiele personen, met een diffuse zorgvraag kan dit een waardevolle aanvulling zijn omdat voor hen de gang naar het ziekenhuis belastend is. Signalen Voor de wijk Krakeel is een wijkteam gecreëerd waaraan de woningbouwcorporatie, welzijn, de wijkagent en de zorg deelnemen. Dit team is erop gericht om in een vroegtijdig stadium signalen uit de wijk op te vangen en hierop actie te ondernemen. Gewerkt wordt met een vertegenwoordiger namens de zorgorganisaties. Nagegaan kan worden hoe de wisselwerking met de zorgorganisaties die niet direct aan het team deelnemen kan worden vergroot. Onduidelijk is in hoeverre ook de mogelijkheid tot signalering door de medewerkers die huishoudelijke zorg leveren wordt benut. Dit is des te meer van belang omdat de grootste aanbieder van deze zorg, TSN, geen verpleging en verzorging levert in dit gebied. De gemeente heeft in haar aanbesteding van de WMO wel als eis gesteld dat de zorgaanbieder een signalerende functie heeft maar niet duidelijk is hoe dit wordt bewaakt. Levering van zorg In de wijk Krakeel is het nodige geïnvesteerd om een goede infrastructuur tot stand te brengen waardoor het ook voor mensen met een zorgvraag goed wonen is. Meerdere organisaties hebben daar mogelijkheden voor intensieve zorg gecreëerd door een deel van de capaciteit in de complexen in te brengen. Dit is een ideale omstandigheid om na te gaan of het mogelijk is het niveau van zorg voor de hele wijk te vergroten. Een systeem waarbij op wijkniveau de afstemming van zorg voor mensen met een complexe zorgvraag wordt geregeld is een eerste stap. Dit kan door bijvoorbeeld de systematiek die al gebruikt wordt voor het casemanagement dementie, waarbij de zorgverlener die in praktijk de meeste zorg levert aan de cliënt de coördinerende taken ook met andere organisaties op zich neemt, ook voor andere cliënten te gebruiken. Ook is er de mogelijkheid voor een wijkteam zoals in paragraaf 5.4 is aangegeven om zo betere wisselwerking in de wijk mogelijk te maken. Dit betekent wel dat de zorg in principe door één organisatie geleverd moet worden: de omvang van het werkgebied biedt onvoldoende draagvlak voor twee teams. Gegeven de stappen die er al zijn gezet zowel op het gebied van infrastructuur en de vorming van het wijkteam, en de menging van doelgroepen bij activiteiten en diensten, zou Krakeel een goed gebied zijn om een experiment met gebiedsgebonden zorg in te zetten. Hierbij weegt ook mee de intenties die al uitgesproken zijn door de besturen van de betrokken organisaties om tot een integraal wijkteam te willen komen.
58
Vooronderzoek Integrale wijkteams
De nachtzorg in de wijk is nu beperkt tot de complexen en bovenregionale nachtzorg door Icare. Wil de hele wijk tot gebied worden waar het goed wonen is voor mensen met een zorgvraag dan is het regelen van de nachtzorg een voorwaarde.
7.4 Conclusies Is er in de praktijk al sprake van integrale wijkteams? Uit het onderzoek is gebleken dat een volledig geïntegreerd wijkteam met eigen leiding en budget zoals beschreven in het voorwoord nog nergens functioneert, maar dat met name Juul in Alkmaar, De Regenboog in Dronten en wijkteam De Bilt-West en Hengelo-Berflo Es het concept wel al dicht benaderen. Kenmerkend voor de pilots is het instellen van een gezamenlijk toegangsportaal tot de zorg met de functies signalering, informatie en indicatie. Hierbij hoort ook de genoemde functie van wijkadviseur WWZ (meitinker) die zoveel mogelijk informele zorg probeert in te schakelen. Tweede kenmerk is coördinatie en overleg tussen de kernfuncties verpleging, verzorging en begeleiding in de wijk. De functies nachtzorg en gespecialiseerde verpleging kopen de deelnemende organisaties bij elkaar in. Toch lukt het niet altijd om binnen het gebied voldoende draagvlak te vormen voor nachtzorg. In Dronten en De Bilt lukt dit wel, in Middelburg met evenveel klanten niet. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe dit komt. Ook zien we dat de huishoudelijke verzorging in de proeftuinen doorgaans is ondergebracht in een afzonderlijk wijkteam, dat overigens wel aan coördinatie en overleg deelneemt. Niet overal is de gehandicaptenzorg deelnemer in het wijkteam en hetzelfde geldt voor de welzijnsfunctie. Ook een link met de huisartsen in de wijk wordt soms gemist. De wijkteams zijn nog niet zelfsturend en hebben nog geen eigen budgetverantwoordelijkheid. De deelnemende organisaties zijn ook nog niet overtuigd van de noodzaak van deze stap. De algemene mening is dat met zo’n organisatorisch ingrijpende stap weinig verdere winst te boeken valt op het punt van efficiency, cliënttevredenheid en arbeidssatisfactie. Omvang en samenstelling van het team Cora van Leeuwen werkt het concept van het zelfsturende wijkteam als volgt uit. Om alle kernfuncties verpleging, verzorging en begeleiding in huis te hebben en bestand te zijn tegen uitval door ziekte, dient het integrale wijkteam minimaal 14 fte te omvatten, met daarnaast een aantal kleine contracten, oproepkrachten voor de drukke uren. Op basis van de statistieken over het aantal inwoners per leeftijdsklasse dat extramurale zorg ontvangt is nagegaan welk marktaandeel een wijkteam nodig heeft als draagvlak voor de exploitatie. In de huidige situatie valt dit mee: een derde van de AWBZ-cliënten in een gebied van 10 000 inwoners of tweederde van de cliënten in een gebied van 4 200 inwoners is een voldoende exploitatiebasis. De principiële discussie rond het monopolie lijkt dus nog te kunnen worden vermeden. Toch is samenwerken en afspraken maken tussen grotere zorgorganisaties formeel nog steeds verboden door de NMa.
59
Bij het genoemde benodigde draagvlak is echter wel uitgegaan van een evenwichtige spreiding van geïndiceerde cliënten over de functies verpleging, verzorging en begeleiding. Is er echter sprake van een marktsituatie waarin een niet deelnemende zorgaanbieder ‘de krenten uit de pap pikt’ ” dat wil zeggen de functies verpleging of begeleiding onevenredig naar zich toe trekt ” dan is het draagvlak voor een integraal wijkteam wel degelijk in gevaar. Een nog belangrijker potentieel knelpunt wordt gevormd door de nachtzorg en de zorg in het agrarisch buitengebied, de zogenaamde onrendabele lijnen in de thuiszorg. Hier is een marktaandeel van 100% nodig en dan nog moet er een fors aantal AWBZ-geïndiceerden binnen het gebied wonen om een nabij team haalbaar te maken. Alleen in een fors woonservicegebied zoals De Regenboog in Dronten (13 500 inwoners) dat bovendien ook nog eens twee flinke woonzorgcomplexen omvat, is er voldoende draagvlak voor een eigen nachtteam in de wijk. In andere wijken zoals De Bilt West en Krakeel in Hoogeveen is nabije nachtzorg alleen mogelijk door gebruik te maken van een in de wijk aanwezig intramuraal nachtteam uit respectievelijk een verzorgingshuis en een aantal kleinschalige woonvormen voor gehandicapten. Aanwezigheid van woonzorgcomplexen of intramurale voorzieningen in de wijk is essentieel als draagvlak voor de aanwezigheid van een nachtteam van tenminste twee personen in de wijk. Als aan deze voorwaarden is voldaan dan is een nabij nachtzorgteam in de wijk haalbaar, mits dit een marktaandeel van 100% heeft. Voor de nachtzorg wordt dit inmiddels ook toegestaan door de NMa. Voor het agrarisch buitengebied, zoals bijvoorbeeld in de proeftuinen Beemster en Zeevang buiten de twee hoofdkernen, is vermoedelijk ook een marktaandeel van vrijwel 100% nodig om de niet-planbare zorg overdag rendabel te maken. Maar dit is niet exact onderzocht in het rapport. Integratie AWBZ- en WMO-zorg Daarnaast is de vraag aan de orde of het noodzakelijk is om de functies welzijn en huishoudelijke verzorging (aangestuurd door de gemeente via de WMO) ook onder te brengen in het integrale wijkzorgteam. In De Bilt is een apart wijkdienstenteam ingesteld voor diensten aan huis en is de functie adviseur WWZ principieel verzelfstandigd omdat deze de vraagzijde ondersteunt. Verder zien we overal dat de huishoudelijke verzorging in een apart team is ondergebracht. Het ziet er naar uit dat het werken met aparte wijkteams voor de functies zorg, welzijn en huishoudelijke hulp geen problemen hoeft op te leveren mits deze teams hetzelfde werkgebied hebben en deelnemen aan de coördinatiestructuur op wijkniveau (zoals in de proeftuin Berflo Es in Hengelo). De efficiency voordelen van één management op wijkniveau voor al deze teams en functies zijn plausibel, maar nog niet aangetoond. ‚Een dubbeltje welzijn kan een kwartje zorg voorkomen‛, zo stelde één van de deelnemers. Alle proeftuinen zijn het eens over het nut van eerstelijns welzijnsfuncties zoals de meitinker in Friesland en de adviseur WWZ in De Bilt. Deze functies verdienen zichzelf terug door het inschakelen van burenhulp, mantelzorg en verenigingsleven. Gesprekken bij mensen thuis leiden tot vraagverheldering en creatieve inzet van eigen en informele hulp. Overal wil men deze functie graag invoeren.
60
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Noodzaak integraal wijkteam De voorstudie heeft nog niet aangetoond of een wijkzorgteam doelmatiger is en leidt tot hogere tevredenheid van cliënten en medewerkers. Wellicht kan in het evaluatieonderzoek voor ZonMW dan een positief effect worden aangetoond voor de proeftuinen met integrale teams: De Bilt, Dronten, Middelburg en Hengelo. Wel heeft de studie laten zien dat een integraal wijkzorgteam haalbaar is in een gebied vanaf 5 000 inwoners waar een aanbiedersconsortium minimaal een derde van de vraag naar extramurale zorg kan verzorgen en waar in de nachtzorg wordt samengewerkt tussen alle zorgaanbieders ” inclusief de aanbieders van intramurale zorg. In kleinere kernen en in het buitengebied is een hoger marktaandeel nodig om een compleet pakket te kunnen aanbieden. Marktwerking of samenwerking In de komende jaren zullen gemeenten meer en meer gaan sturen in de richting van integrale wijkteams nu zij steeds meer functies uit de AWBZ er bij krijgen en met relatief beperkte middelen uit de WMO steeds meer mensen zullen moeten gaan bedienen. Essentieel is dat wijkteam en meitinker kunnen sturen op preventie van formele zorgvraag en stimulering van informele zorg en welzijn. Dit verdraagt zich niet goed met concurrentie in de zorg. Bij inspanningen om zorgvraag te voorkomen zijn gemeenten de investeerders en zorgkantoren de incasseerders. Gemeenten zullen hierover afspraken willen maken met de zorgkantoren (straks: de zorgverzekeraars). Enkele zorgkantoren hebben nu al een beleid waarin zij financiële prikkels uitdelen voor samenwerking op wijkniveau. Dit alles lijkt haaks te staan op het beleid van marktwerking in de zorg dat wordt uitgedragen door VWS en uitgevoerd door de NMa. Een consistente visie van de overheid op het vraagstuk van samenwerking versus marktwerking is dringend aan te bevelen. De ontwikkeling richting integrale wijkteams staat nu nog maar in de kinderschoenen. Het blijven volgen van de voorlopers in de komende jaren is dan ook een dringende aanbeveling. Experimenten met meitinkers lopen al en verdienen wetenschappelijke evaluatie. Experimenten met gebiedsgebonden financiering zullen volgen. Daarbij zullen gemeenten de beschikbare WMO-middelen verdelen over de wijken en prestatie afspraken maken met consortia van aanbieders over de bedienen van de vraag in het gebied. Enkele gemeenten zijn hier al mee bezig. Zo wordt ook de prikkel om meer aan preventie te doen bij de aanbieder gelegd. In deze experimenten zou ook de AWBZ-zorg meegenomen dienen te worden, in ieder geval de extramurale functies verpleging, verzorging en begeleiding. Deze diensten van algemeen maatschappelijk belang zouden buiten de Europese aanbestedingsregels moeten vallen om kostbare en tijdrovende procedures te voorkomen. Voor de langdurende zorg en het welzijn in de wijken betekent dit een breuk met een periode van meer dan tien jaar waarin invoering van marktwerking voorop stond. Meer doen met minder middelen en de wens om nabije zorg te bieden dwingen hier toe.
61
62
Vooronderzoek Integrale wijkteams
BIJLAGE 1 GEBRUIK VAN DE FUNCTIE BEGELEIDING
De gemiddelde indicaties voor de functie begeleiding door de zes groepen die door HHM worden onderscheiden zien er als volgt uit:
Mensen ouder dan 65 met een V&V-zorgvraag. Omvang van deze groep is 21,3% of 41 000 personen. Hiervan heeft het merendeel, 30 000 mensen, een indicatie voor groepsbegeleiding en 13 000 personen een indicatie voor begeleiding van gemiddeld 2,2 uur per week.
Mensen met een psychiatrische aandoening, ouder dan 18 jaar. Omvang van deze groep is 28,9% of 55 000 personen. Hiervan heeft het merendeel, 47 000 cliënten een indicatie voor individuele begeleiding van 2,1 uur per week.
Mensen met een verstandelijk beperking. Omvang van deze groep is 26%, of 50 000 personen. Veelal is er sprake van een verstandelijke beperking in combinatie met een lichamelijke beperking, gedragsproblematiek, verslavingsproblematiek of ouderdomsproblematiek, dementie of psychiatrische aandoening. De groep kan worden onderverdeeld in twee groepen, kinderen en jongeren tot 20 jaar waarvan 14 000 beschikt over een indicatie voor 2,8 uur individuele begeleiding en 14.000 een indicatie voor 4,5 dagdelen groepsbegeleiding per week en volwassenen waarvan 27 000 een indicatie gemiddeld 2,1 uur begeleiding per week en 10 000 een indicatie voor 7,6 dagdelen groepsbegeleiding per week.
Mensen met een zintuiglijk beperking. Omvang van deze groep is 2,4% of 4 500 personen.
Mensen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte. Omvang van deze groep is 13% of 25 000 personen. Binnen deze groep heeft 15 000 personen een indicatie voor 5,1 dagdelen groepsbegeleiding per week en 14 000 een indicatie voor 2,2 uur individuele begeleiding.
Jongeren. Omvang van deze groep is circa 16 000 jongeren. De indicaties zijn afgegeven in verband met psychische, gedrags- of opvoedproblematiek. Het grootste deel van deze indicaties, circa 15 000, zijn afgegeven door het Bureau Jeugdzorg.
Door HHM is het aantal geldende indicaties op 1 januari 2010 gehanteerd. Voor 121 300 mensen was er op die datum een geldende grondslag voor het gebruik van individuele begeleiding. Over de tweede helft van 2010 werd door circa 100 000 mensen gebruik gemaakt van individuele begeleiding in de vorm van zorg in natura. Het verschil kan grotendeels worden verklaard door het gebruik van een PGB en voor een klein deel door het niet gebruiken van een indicatie. Er zijn geen landelijke cijfers over het gebruik van het PGB bekend. Omdat het maximaal over 20% van alle indicaties gaat is het effect van het PGB gebruik over de verdeling van individuele begeleiding over de verschillende cliëntgroepen beperkt. Daarom worden toch de oorspronkelijke percentages aangehouden. Bron: Verkennend onderzoek overheveling extramurale begeleiding, HHM, Enschede februari 2011.
63
64
Vooronderzoek Integrale wijkteams
BIJLAGE 2 BEKNOPT OVERZICHT VERANDERINGEN IN AWBZ EN WMO In de Programmabrief Langdurige Zorg van de Staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid zijn de volgende voornemens met betrekking tot de extramurale zorg opgenomen:
Het overhevelen van de functie begeleiding van de AWBZ naar de WMO.
Met ingang van 2013 wordt deze functie overgeheveld voor nieuwe cliënten, vanaf 2014 loopt voor iedereen de financiering via de WMO. Dit geldt niet voor intramurale cliënten of cliënten die gebruik maken van een volledig pakket thuis.
Beperking van de doelgroep met een IQ lager dan 70 voor AWBZ.
Nog nagegaan wordt hoe deze maatregel vormgegeven kan worden. In verband met vragen omtrent de uitwerking is de invoering van deze maatregel nu vertraagt tot 2013
Het overhevelen van jeugd-lvg22 en jeugd-ggz naar het wettelijk kader voor de jeugd.
Vanaf 2014 tot 2016 wordt geleidelijk het wettelijk kader jeugd gecompleteerd en onder regie van de gemeenten gebracht. De provinciale jeugdzorg, besloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming en zorg voor jeugd met een licht verstandelijke handicap worden bij elkaar gebracht.
Beperking recht op een persoonsgebonden budgetten tot mensen met een intramurale indicatie.
De staatssecretaris heeft aangegeven dat degenen die geen recht meer hebben op een persoongebonden budget wel de mogelijkheid houden om zelf zorgarrangementen samen te stellen maar dat de financiering dan niet meer loopt via de bankrekening van de cliënt maar via het Zorgkantoor/Zorgverzekeraar.
Scheiden wonen en zorg.
De scheiding wordt in 2014 doorgevoerd voor mensen met een ZZP 1 of 2 en, indien mogelijk, ook 3 en 4. Geleidelijk zal het voor alle intramurale zorg gaan gelden.
De Zorgkantoren die nu verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de AWBZ worden opgeheven. Hun taak wordt overgenomen door de zorgverzekeraars.
22
Lvg: licht verstandelijk gehandicapten.
65
66
Vooronderzoek Integrale wijkteams
BIJLAGE 3 OVERZICHT ORGANISATIE EN PARTICIPANTEN WOONSERVICEGEBIEDEN De Bilt West Website www.mensdebilt.nl Initiatief De wethouder gemeente De Bilt nam in 2007 het initiatief. Partijen Gemeente De Bilt, De Bilthuysen, Animo, Kwintes, Reinaerde, Vitras/CMD, Cordaan (niet actief in De Bilt West), Woningstichting SSW, Stichting Welzijn Ouderen De Zes Kernen (niet actief in De Bilt West), Provincie Utrecht. Dit zijn de convenantpartijen. Hiernaast zijn rond diverse deelactiviteiten meerdere organisaties betrokken. Organisatie van de samenwerking Op basis van een convenant wordt samengewerkt. De gemeente ondersteund door het projectleiderschap te bekostigen. De projectleiders (twee parttime functies) bewaken ook voortgang en evaluatie van de deelprojecten. Niet meer actief Doordat Vitras/CMD bij de aanbesteding van de WMO niet werd geselecteerd heeft deze organisatie zich teruggetrokken uit het project. Er wordt echter op deel terreinen door individuele organisaties ook met Vitras/CMD samengewerkt, zoals bijvoorbeeld in het kader van de alarmopvolging. Communicatie Naast de activiteiten wordt ook aandacht besteed aan de communicatie met de belangstellenden van de verschillende wijken. Dit wordt gedaan door nieuwsbrieven en de website www.mensindebilt.nl. Voor de bewoners van de wijk wordt via advertenties en periodiek via huis-aan-huisverspreiding van informatie. Middelburg Noord Oost Initiatief De gemeente heeft in 2003 het initiatief genomen. Partijen Gemeente Middelburg, Zorgstroom, SVRZ, Stichting Wonen met Zorg en ondersteuning (niet in Middelburg Noord Oost), Stichting Zorgverlening van de Gereformeerde Gemeenten in Zeeland (niet in Middelburg Noord Oost), Philadelphia, Emergis, Woongoed, Woonzorg Nederland, Stichting Werkt voor Ouderen (niet in Middelburg Noord Oost), Stichting Welzijn Middelburg.
67
Organisatie van de samenwerking Bij de start van de ontwikkeling van de woonservicegebieden was een projectorganisatie actief. De projectleiders hiervoor zijn door de gemeente geleverd. Hierbij waren alle bovengenoemde partijen betrokken en ook het Zorgkantoor. Mede om problemen rond de geëxtramuraliseerde voorzieningen die zich bij beleidswijzigingen voordeden te verhelpen en bij het ministerie van VWS onder de aandacht te brengen. Het langer bestaan van het initiatief is het de gemeente die zich bezig houdt met de verdere ontwikkeling maar het lijkt in het betreffende gebied niet erg te leven. Communicatie De gemeente heeft in 2007 een huis-aan-huis nieuwsbrief verspreid waarin de woonservicegebieden zijn geïntroduceerd. Dronten De Regenboog Initiatief Woonzorgcentrum De Regenboog (onderdeel Coloriet). Partijen Woonzorgcentrum De Regenboog, Gemeente Dronten, Woningbouwcorporatie OFW. Organisatie van de samenwerking Er is geen formele organisatie opgezet rond het woonservicegebied. Elk van de partners heeft een projectleider aangesteld. Deze drie partijen overleggen regelmatig. Hiernaast is er op gemeentelijk niveau een stuurgroep waarin betrokken bestuurders zitten. Communicatie Informatie over de mogelijkheden van het woonservicegebied wordt met name door De Regenboog en de woningbouwcorporatie verzorgd. Berflo Es, Hengelo Website www.berflomooi.nl Initiatief Gemeente Hengelo, start in 2007. Partijen Gemeente Hengelo, Carint Reggeland Groep, Aveleijn SDT, InteraktContour, Mediant GGZ, RIBW Twente, J.P. van den Bentstichting, Bureau SPV, Trivum, Woningcorporatie Welbions, Menzis, Huisartsenpraktijk en fysiotherapeuten Berflo Es, Steunpunt Informele Zorg Twente, Stichting Welzijn Ouderen Hengelo.
68
Vooronderzoek Integrale wijkteams
Organisatie van de samenwerking Op basis van convenant wordt gewerkt. Een stuurgroep, vanuit de deelnemende organisaties bewaakt voortgang en samenhang van het project. De projectleider wordt geleverd door de gemeente. Er zijn een tiental deelprojecten worden door verschillende deelnemende organisaties projectleiders geleverd. Niet meer actief Trivium was oorspronkelijk partij bij de samenwerking maar doordat zij geen intramurale voorzieningen in het gebied hebben en slechts een beperkt aantal extramurale cliënten was de inzet voor overleg niet in verhouding met de opbrengst. Communicatie Een nieuwsbrief wordt uitgegeven door de projectorganisatie en via de website is informatie over Berflo Es beschikbaar.
69
70
Vooronderzoek Integrale wijkteams
BIJLAGE 4 WERKWIJZE ZELFSTUREND WIJKZORGTEAM
De wijkzorgteams bestaan uit medewerkers van verschillende functieniveaus. Zo zijn er verpleegkundigen, geschoold op niveau 4 of 5 en verzorgenden geschoold op niveau 2 of 3. De zorg voor de cliënten verdelen de medewerkers op basis van de complexiteit en deskundigheid die voor de betreffende cliënt nodig is. Zo zal de verpleegkundige de zorg voor complexe cliënten op zich nemen waarbij veel zorg en/of technisch hoogwaardige zorg nodig is of begeleiding voorop staat. Bij dit laatste kan gedacht worden aan cliënten in een terminale fase. Een verpleegkundige voert ook bij de eigen cliënten niet alleen verpleegkundige handelingen maar ook verzorgende handelingen uit. Bijvoorbeeld als een cliënt een wond heeft die verzorgd moet worden en ook geholpen moet worden met wassen dan zal de verpleegkundige ook de hulp met het wassen bieden. Op deze wijze wordt door de medewerkers van het team geprobeerd een zodanige planning van de zorg te maken dat de cliënt zo min mogelijk verschillende zorgverleners over de vloer krijgt. Binnen het team wordt naast de zorgverlening ook geregeld welke verzorgende of verpleegkundige het eerste aanspreekpunt is voor een cliënt. Het is de taak van de coördineren verzorgende of verpleegkundige om met de cliënt het zorgleefplan op te stellen en dit periodiek te evalueren, te toetsen of het binnen de indicatie past en, als dit niet het geval is, een nieuwe indicatie aan te vragen. De verpleegkundige heeft hierbij vaak een coachende taak en bewaakt dat evaluaties inderdaad plaats vinden. Roosters en planningen worden binnen het team zelf gemaakt. In het rooster zijn de werktijden opgenomen. De planningen zijn de cliënten die binnen een dienst door een verzorgende of verpleegkundige verzorgd worden. Veelal wordt deze planning in de vorm van routes gemaakt. Voor planningen geeft de organisatie richtlijnen ten aanzien van de verhouding direct declarabele tijd die bij de cliënt wordt doorgebracht en voor overige, nietdeclarabele taken. Binnen het team zijn een beperkt aantal medewerkers met grote contracten: 32 tot 36 uur per week. Zij zijn vaak degenen die een aantal regeltaken op zich nemen en bijvoorbeeld het begeleiden van stagiaires. Maar ook het regelen van vervanging in geval van ziekte of het herverdelen van zorg als een ziekmelding te laat is om vervanging te regelen. Voor het vinden van een invalkracht is in veel organisaties een invalpool opgezet waar voor vervanging een beroep op kan worden gedaan.
71
72
Vooronderzoek Integrale wijkteams
BIJLAGE 5 MAXIMALE TEAMOMVANG
Als bovengrens voor een zelfsturend wordt 14 personen aangehouden. Een team van maximale omvang zal er als volgt kunnen zien.
Functieniveau
Medewerkers
FTE
Verpleegkundige 4/5
3
2,1 fte
Verzorgende niveau 3
4
3,7 fte
Verzorgende niveau 2
7
4,0 fte
Totaal
14
9,8 fte
In het geval ook medewerkers met een SPH-opleiding deel uitmaken van het team dan wordt het totaal aantal verhoogt. De reden waarom dit toelaatbaar wordt geacht is dat deze medewerkers niet in de dagelijkse planning mee doen door de geringe uitwisselbaarheid van hun werk. Het overleg tussen hen is met name gericht op de afstemming rond specifieke cliënten met een complexe zorgvraag. Dit is geen dagelijkse bezigheid.
73
74
Vooronderzoek Integrale wijkteams
BIJLAGE 6 LOONKOSTENBEREKENING NACHTDIENST
Onregelmatigheidstoeslag CAO VVT ORT
omschrijving
Uur per week
Uur per jaar
22%
Maandag t/m vrijdag 6.00 tot 7.00 uur
5
260
44%
Maandag t/m vrijdag 23.00 tot 6.00 uur
35
1820
49%
Zaterdag
8
416
60%
Zondag
8
416
Totaal uren
56
2912
Als inzetbare uren voor een fulltime dienstverband wordt uitgegaan van 1 525.23 Dit betekent dat voor een nachtdienst gedurende zeven nachten per week 1,91 fte ingezet. De kosten worden mede bepaald door het kwalificatieniveau van de medewerkers die worden ingezet. In de verschillende woonservicegebieden varieerden de functieniveaus van niveau 2 tot en met 3. In alle gevallen was er sprake van een verpleegkundige bereikbare dienst. De loonkosten voor de organisatie van de nachtzorg zijn als volgt: helpende niveau 2, schaal 30
€ 81 108
verzorgende niveau 3, schaal 35
€ 86 159
In beide gevallen is uitgegaan van een inschaling in rangnummer 6 conform de CAO VVT. Er wordt vanuit gegaan dat medewerkers enige ervaring hebben voordat ze worden ingezet om zelfstandig in de nacht dienst te doen. Met bijkomende kosten leidt dit tot een bedrag van € 110 000.
23
Een fulltime dienstverband is gebaseerd op een 36-urige werkweek wat leidt tot bruto 1 872 uur op jaarbasis, zie voetnoot 16.
75
COLOFON Een verkenning in opdracht van SEV Uitgave
SEV
Auteur
Cora van Leeuwen
Vormgeving omslag
Absoluut Design, Bergen op Zoom
Druk omslag
Drukkerij Goos, Ouderkerk aan den IJssel
Opmaak
FMZ Tekstverwerking, Vlaardingen
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden SEV en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Rotterdam, oktober 2011
76