Continue gasanalyse Veldapparatuuren uit serie 6 Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes Beknopte bedrijfshandleiding
1 1.1
Inleiding Doel van deze documentatie
Deze handleiding is een samenvatting van de wezenlijke kenmerken, functies en veiligheidsinstructies en bevat alle informatie die nodig is voor veilig gebruik van het apparaat. Het is uw verantwoordelijkheid om vóór montage en inbedrijfname de handleiding zorgvuldig door te lezen. Om voor een juiste werking te zorgen, moet u bekend zijn met het functioneren van dit apparaat. De handleiding richt zich op personen, die het apparaat mechanisch monteren, elektrisch aansluiten en in werking stellen. Voor optimaal gebruik van het apparaat moet u de uitvoerige versie van de handleiding lezen, die zich op de elektronische informatiedrager bevindt.
1.2
Aanwijzingen voor garantie
De inhoud van deze handleiding vormt geen onderdeel van een vroegere of bestaande overeenkomst, toezegging of een vroegere of bestaande rechtsverhouding en is ook niet bedoeld om deze te wijzigen. Alle verplichtingen van Siemens AG blijken uit het desbetreffende koopcontract dat ook de volledige en uitsluitend geldige garantieregeling bevat. Deze overeengekomen garantiebepalingen worden in de handleiding niet uitgebreid of ingeperkt. De inhoud weerspiegelt de technische stand op het moment van publicatie. Technische wijzigingen zijn in geval van verdere ontwikkelingen voorbehouden.
1.3
Doelmatig gebruik
● Deze gaschromatograaf wordt toegepast voor het kwantitatief bepalen van componenten in een gasvormige test ● Dit apparaat mag alleen toegepast worden voor de in deze handleiding en hierbij behorende uitvoerige gebruikershandleiding aangegeven doeleinden. ● Wijzigingen aan het apparaat, die niet nadrukkelijk in deze handleiding of bijbehorende gebruikershandleidingen genoemd worden, leiden tot een andere toepassing dan bedoeld. Deze wijzigingen vallen uitsluitend onder verantwoordelijkheid van de gebruiker.
1.4
Toepassingsgebied
Aanwijzing In deze gebruikershandleiding worden alleen de op basis van de 94/9/EG (ATEX) EU-richtlijnen voor toepassing in explosiegevaarlijke gebieden toegestane veldapparaten uit productserie 6 (CALOMAT 6F/CALOMAT 62F, OXYMAT 6F en ULTRAMAT 6F) beschreven. Alle andere soorten apparaten worden in deze gebruikershandleiding niet in aanmerking genomen.
© Siemens, Alle rechten voorbehouden Ⓟ 2010 A5E03312404-01, 12/2010
1
In de volgende tabel kunt u de betreffende apparaten vinden: Tabel 1-1
Toegestane veldapparaten uit productserie 6 voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes
Certificaat
Soort Ex-beveiliging
PTB 00 ATEX 2022 X Tegen overdruk beveiligde behuizing met compensatie lekkageverlies voor zone 1
II 2 G Ex px [ia] ia IIC T4
TÜV 01 AT EX 1708 X Tegen overdruk beveiligde behuizing met continue doorspoeling voor zone 1
TÜV 01 ATEX 1697 X Tegen overdruk beveiligde behuizing met continue doorspoeling voor zone 2
II 2 G Ex px [ia] ia IIC T6/T4/T3
II 2/3 G Ex pz [ia] IIC T6/T4 Gc en
TÜV 03 ATEX 2278 X Stofafscherming door behuizing voor zone 22 en TÜV 01 ATEX 1686 X dampbeveiligde behuizing voor zone 2 TÜV 03 ATEX 2278 X Stofafscherming door behuizing voor zone 22 en TÜV 01 ATEX 1697 X overdrukbeveiligde behuizing voor zone 2
MLFB-nr.
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-2 7MB201x-xxxxx-3
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-2 7MB211x-xxxxx-3
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xAEx
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xAEx
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-6 7MB201x-xxxxx-7
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-6 7MB211x-xxxxx-7
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xAFx
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xAFx
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-0xxx-ZE12 7MB201x-xxxxx-1xxx-ZE12
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-0xxx-ZE12 7MB211x-xxxxx-1xxx-ZE12
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xACx
II 2/3 G Ex nR [ia] IIC T6/T4 Gc
TÜV 01 ATEX 1686 X Dampbeveiligde behuizing voor zone 2
TÜV 03 ATEX 2278 X Stofafscherming door behuizing voor zone 22
Apparaat
II 3 G Ex nR IIC T4/T6 Gc
II 3 D Ex tc IIIC T60°C/T65°C/T82°C/T130°C Dc
II 3 D Ex tc IIIC T60°C/T65°C/T82°C/T130°C Dc en II 3 G Ex nR II T4/T6 Gc II 3 D Ex tc IIIC T60°C/T65°C/T82°C/T130°C Dc en II 2/3 G Ex pz [ia] IIC T6/T4 Gc resp.
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xACx
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-0xxx-ZE11 7MB201x-xxxxx-1xxx-ZE11
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-0xxx-ZE11 7MB211x-xxxxx-1xxx-ZE11
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xABx
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xABx
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-0xxx-ZE40 7MB201x-xxxxx-1xxx-ZE40
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-0xxx-ZE40 7MB211x-xxxxx-1xxx-ZE40
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xAGx
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xAGx
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-0xxx-ZE41 7MB201x-xxxxx-1xxx-ZE41
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-0xxx-ZE41 7MB211x-xxxxx-1xxx-ZE41
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xAHx
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xAHx
OXYMAT 6F
7MB201x-xxxxx-0xxx-ZE42 7MB201x-xxxxx-1xxx-ZE42
ULTRAMAT 6F
7MB211x-xxxxx-0xxx-ZE42 7MB211x-xxxxx-1xxx-ZE42
CALOMAT 6F
7MB251x-xxx0x-xAJx
CALOMAT 62F
7MB253x-xxx0x-xAJx
II 2/3 G Ex pz nR [ia] IIC T6/T4 Gc
2
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
Let altijd op de respectievelijke "bijzondere voorwaarden" en de in de tabel genoemde certificaten. Deze beschrijven ● de toepassingsgebieden, ● de vereisten voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes ● andere belangrijke voorzorgsmaatregelen voor gebruik. Het is mogelijk dat de in deze gebruikershandleiding gespecificeerde technische gegevens afwijken van de technische gegevens in de uitgebreide gebruikershandleidingen van de betreffende analysatoren of hulpapparaten. In dergelijke gevallen gelden de in deze gebruikershandleiding aangegeven technische gegevens.
1.5
Controle van de levering
1. Controleer de verpakking en het apparaat op zichtbare beschadigingen door verkeerde handling tijdens het transport. 2. Meld alle schadeclaims direct bij de vervoerder. 3. Bewaar beschadigde onderdelen, totdat een en ander is opgelost. 4. Controleer of de levering juist en volledig is door de leveringspapieren te vergelijken met uw bestelling. WAARSCHUWING Gebruik van een beschadigd of onvolledig apparaat Explosiegevaar in explosieve zones. ● Gebruik geen beschadigde of onvolledige apparaten.
2
Veiligheidsaanwijzingen
Dit apparaat is uit de fabriek gekomen zonder veiligheidstechnische defecten. Om het in deze toestand te houden en om een veilig gebruik van het apparaat te garanderen, moet u zich aan deze handleiding en alle veiligheidsinformatie houden. Leef alle aanwijzingen en symbolen op het apparaat na. Verwijder geen aanwijzingen en symbolen van het apparaat. Houd de aanwijzingen en symbolen steeds in volledig leesbare toestand. Vakmensen voor toepassingen in Ex-bereiken Personen die het apparaat in explosiegevaarlijke gebieden inbouwen, aanbouwen, in bedrijf stellen, bedienen en onderhouden, moeten over de volgende bijzondere kwalificaties beschikken: ● Ze zijn bevoegd en opgeleid respectievelijk getraind om apparaten en systemen overeenkomstig de normen van de veiligheidstechniek voor elektrische circuits, hoge druk en agressieve en gevaarlijke stoffen te bedienen en te onderhouden. ● Ze zijn bevoegd en opgeleid respectievelijk getraind om werkzaamheden aan elektrische circuits voor installaties waarbij explosiegevaar bestaat, uit te voeren. ● Ze zijn opgeleid respectievelijk getraind in het onderhouden en gebruiken van de juiste veiligheidsuitrusting volgens de geldende veiligheidsvoorschriften. WAARSCHUWING Wijzigingen bij het apparaat Door wijzigingen en reparaties aan het apparaat, met name in explosiegevaarlijke gebieden, kunnen gevaren ontstaan voor personeel, installatie en milieu. ● Wijzig of repareer het apparaat alleen zoals beschreven in de handleiding bij het apparaat. Bij veronachtzaming vervallen de fabrieksgarantie en de productvergunningen. Vanwege het grote aantal mogelijke toepassingen, kan niet aan ieder detail van de beschreven apparaatversies voor ieder mogelijk scenario tijdens het in bedrijf nemen, bedienen, onderhouden of functioneren in systemen aandacht worden geschonken. Wanneer u aanvullende informatie nodig heeft die niet wordt geboden in deze handleiding, neem dan contact op met uw plaatselijke vestiging of bedrijfsvertegenwoordiger van Siemens.
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
3
Opmerking Gebruik onder speciale omgevingscondities We raden u zeer sterk aan contact op te nemen met uw Siemens vertegenwoordiger of onze afdeling voor toepassingsgebieden voordat u het apparaat onder speciale omgevingscondities gebruikt, bijvoorbeeld in kerncentrales of voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden. Symbool
Verklaring van de symbolen op het apparaat Gebruiksaanwijzing in acht nemen
Waarschuwing voor hete oppervlakken
Waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning
2.1
Wetten en richtlijnen
Neem bij aansluiting, montage en bediening goed nota van de regels m.b.t. testcertificering, richtlijnen en wetten die in uw land gelden. Deze omvatten bijvoorbeeld: ● National Electrical Code (NEC - NFPA 70) (USA) ● Canadian Electrical Code (CEC) (Canada) Andere richtlijnen voor gebruik in gevaarlijke zones zijn bijvoorbeeld: ● IEC 60079-14 (internationaal) ● EN 60079-14 (EG)
2.2
Conformiteit met de Europese richtlijnen
De EU-aanduiding op het apparaat geeft overeenstemming met de volgende Europese richtlijnen aan:
EMC 2004/108/EG
De richtlijnen van het Europese parlement en de raad voor wijzigingen van normen voor lidstaten, betreffende elektromagnetische compatibiliteit en voor opheffing van de richtlijn 89/336/EWG.
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG
Richtlijnen van het Europese Parlement en van de Raad voor wijziging van de normen voor lidstaten, betreffende elektrische bedrijfsmiddelen voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen.
ATEX 94/9/EG
Richtlijnen van het Europese Parlement en van de raad voor wijziging van de normen voor lidstaten, betreffende apparatuur en beveiligingssystemen, voor gebruik in explosiegevaarlijke gebieden.
De toepasselijke normen met bijbehorende documentatie vindt u in de bijbehorende EG-Conformiteitsverklaring.
4
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
2.3
Algemene bepalingen betreffende explosiebeveiliging WAARSCHUWING
Toepassing van een voor explosiegevaarlijk gebied ongeschikt apparaat Explosiegevaar in geval van onjuiste apparaatkeuze voor explosiegevaarlijk gebied. ● Gebruik het apparaat alleen in de op het typeplaatje en in in hoofdstuk Technische gegevens (Pagina 28) aangegeven gegevens voor het explosiegevaarlijke gebied. In geval van apparaten met het type ontstekingsbeveiliging overdrukbehuizing 'Ex px' bzw. 'Ex pz', dient u een passende spoeleenheid aan te sluiten. Deze spoeleenheid zorgt ervoor, dat de overdruk betrouwbaar en de volumestroom bedrijfszeker (redundant) bewaakt wordt. Als er een analysator van het 'Ex pz'-type ontstekingsbeveiliging gebruikt wordt, dan dient u bij invoer van brandbare of ontsteekbare meetgassen een spoeleenheid in onstekingsbeveiligingstype 'Ex px' toepassen.
2.3.1
Externe explosiebeveiliging
Overzicht De externe explosiebeveiliging moet voorkomen dat ontsteekbare gasmengsels (gasdampen) de behuizing binnendringen of aan het exterieur ontbranden. Daarom wordt het apparaat gespoeld met onstekingsbeveiligingsgas en wordt daarnaast bij categorie-2-apparaten (Ex-zone 1) het bedieningspaneel via een intrinsiek beveiligd scheidingscomponent bediend.
2.3.1.1
Voorspoelfase
De voorspoelfase dient voor het verwijderen van eventueel aanwezige gassen, voordat het apparaat ingeschakeld wordt. In deze tijd (5 min) wordt de behuizing met het vijfvoudige van het eigen volume doorgespoeld.
2.3.1.2
Bedrijfsfase
Na afloop van de voorspoelfase volgt de bedrijfsfase; hierbij wordt bij de modus ● Ex px met"compensatie van lekkageverlies" alleen nog de hoeveelheid ontstekingsbeveiligingsgas aangevoerd, die nodig is om in vergelijking met atmosfeer en meetgas een overdruk van ≥ 50 Pa te behouden. ● Ex px resp. Ex pz met "continue doorspoeling" het ontstekingsbeveiligingsgas met een doorstroom van ≥ 1 l/min door de behuizing geleid. Tegelijkertijd wordt er een overdruk van ≥ 50 Pa ten opzichte van de atmosfeer opgebouwd. Als ontstekingsbeveiligingsgas moet, afhankelijk van de meetgassamenstelling, inert gas (bijv. stikstof) of lucht gebruik worden. Afvoer van ontstekingsbeveiligingsgassen in de Ex-zone is alleen toegestaan indien voorzien van een beveiliging tegen deeltjes of vonken.
2.3.2
Interne explosiebeveiliging
De interne explosiebeveiliging heeft betrekking op het meetgaspad (Containment System (CS)) in de analysator en de ontstekingsbeveiliging van het procesgas. Hierbij doen zich verschillende gevallen voor: ● Niet brandbare meetgassen en gasmengsels onder de UEG: Een vlamblokkade is niet nodig. Er moet echter voor gezorgd worden, dat het meetgas in de CS ook te allen tijde onder de laagste explosiegrens blijft! ● Eventueel brandbare meetgassen: Deze mogen in de gasanalysatoren CALOMAT 6F/CALOMAT 62F en OXYMAT 6F ingevoerd worden, onder voorwaarde dat de in- en uitgangen voor meet- en referentiegas voorzien zijn van vlamblokkering. De vlamblokkering dient te voldoen aan de veiligheidsvereisten voor brandbare stoffen. Voor het referentiegaspad van de OXYMAT 6F geldt het volgende: een vlamblokkering is niet vereist, wanneer ervoor gezorgd is, dat het referentiegas voor het inschakelen van het apparaat bewaakt wordt. De analysator ULTRAMAT 6F mag ook zonder vlamblokkering gebruikt worden. ● Vaak of altijd ontsteekbare gasmengsels:
Deze mogen niet ingevoerd worden!
● Meegassen boven de bovenste explosiegrens: Ze moeten in een bijzonder geval volgens een aparte vergunning bij gebruik van inert gas als ontstekingsbeveiligingsgas beoordeeld worden. Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
5
2.3.3
Verdere veiligheidsmaatregelen
De meet- en referentiegasafvoerleidingen moeten buiten het explosiegevaarlijke gebied uitlopen in een ongevaarlijke plek. De meetgasafvoerleiding kan ook teruggevoerd worden naar de uitlaatplek. In geval van afvoer van brandbare en niet brandbare meetgassen in explosiegevaarlijke gebied, dient u de meetingang en uitgang ieder van een vlamblokkering te voorzien. Bij toevoer van brandbare stoffen, dient u na uitschakeling van de analysator en overdrukbehuizing resp. bij gebruikmaking van de overdrukbehuizing, in geval van storing, de meetgastoevoer onderbreken. De maximaal toegestane meetgasdruk in de analysator is afhankelijk van de ingevoerde gassoort en wordt beschreven in "Technische gegevens" onder "Voorwaarden meetgasingang". Zie ook Technische gegevens (Pagina 28)
2.3.3.1
Apparaatsoorten Ex px met "compensatie van lekkageverlies"
Het Containment System (meetgaspad in het apparaat) wordt beschouwd als adequaat, wanneer ● de gasachtige meetstof niet brandbaar is, ● de gasvormige meetstof niet brandbaar is, de gasconcentratie zich echter onder de explosiegrens bevindt, wat zekergesteld dient te worden met een beveiligingsniveau van tenminste categorie 4 volgens EN ISO 13849-1, ● de gasvormige meetstof brandbaar is en het drukverschil tussen behuizing en Containment System bewaakt wordt. De druk in de behuizing moet altijd minstens 50 Pa boven de druk in het Containment System liggen. De drukverschilbewaking tussen behuizing en Containment System dient op het volgende beveiligingsniveau te worden bewerkstelligd: – de drukbewaking van het Containment System aan de zijde van de installatie ten minste categorie 1 volgens EN ISO 13849-1 (operationele beveiliging) en de drukverschilbewaking tussen Containment System en ontstekingsbeveiligingsgas tenminste categorie 1 volgens EN ISO 13849-1, of – de drukverschilbewaking tussen Containment System en ontstekingsbeveiliging komt, zonder rekening te houden met een in de installatie gebouwde beveiliging, tenminste overeen met categorie niveau 3 van EN ISO 13849-1 (bedrijfszekerheid, 1-onderbrekingsbeveiliging).
Betreffende EN ISO 13849-1; het kan in plaats daarvan ook op een vergelijkbare internationale norm gebaseerd worden. Beoordeling van het beveiligingsniveau van de bewakingsinrichtingen omvat ook defecten in de druk- of gasleidingen. Voor de waardering van de beveiligingsniveaus van de bewakingsinrichtingen wordt ervan uitgegaan, dat de bewakingsinrichtingen afhankelijk van elkaar zijn. Koppeling van de bewakingsinrichting aan een gedeelde functie, dient beveiligd te worden met een beveiligingsniveau van minstens categorie 3 volgens EN ISO 13849-1 .
2.3.3.2
Apparaatsoorten Ex px met continue doorspoeling resp. Ex pz met gebruik van het Containment System
Bij gas-/luchtmengsels boven de UEG is bedrijfszekerheid van het Containment System niet gewaarborgd onder norm EN 60079-2, omdat door lekkage (bijv. o-ringen) meetgas in de tegen overdruk beveiligde behuizing kan vrijkomen. Deze vrijgave kan echter als begrensd worden beschouwd. De maximale hoeveelheid die vrijkomt, ligt onder de 200 μl/min en wordt gewaarborgd door de kwaliteitsbeveiligingsmaatregelen die de fabrikant met de analysator heeft meegeleverd. Na de voorspoelfase moet daarom een continue doorspoeling van de Ex p-behuizingen plaatsvinden. U dient ervoor te zorgen dat door lekkage vrijgekomen meetgas dusdanig verdund wordt, dat er geen ontsteekbaar gasmengsel kan ontstaan. De volumestroom van de ontstekingsbeveiligde gassen werd daarom vastgesteld op 1 l/min; het overstijgt daarmee de maximale hoeveelheid meetgassen die vrijkomen meer dan 100-voudig.
6
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
2.3.3.3
Apparaatsoorten Ex nR met dampbeveiligde behuizing
In apparaten met dampbeveiligde behuizing (beveiligingstype Ex nR) mogen alleen meetgassen ingevoerd worden, waarvan de samenstelling onder de laagste explosiegrens (UEG) ligt. Het invoeren van brandbare of ontsteekbare gasmengsels is niet toegestaan bij dit soort Ex-beveiligingstype! De aansluitingen voor het ontstekingsbeveiligingsgas (spoelgas) moeten gasdicht afgesloten worden!
2.3.3.4
Vereenvoudigde, met overdrukbehuizing beveiligde apparaten Ex pz voor gebruik in Ex-zone 2
In vereenvoudigde, met overdrukbehuizing beveiligde apparaten (beveiligingstype Ex pz) mogen brandbare gassen of gas/luchtmengsels, waarvan de samenstelling incidenteel ook boven de laagste explosiegrens (UEG) ligt, niet ingevoerd worden. Alleen als het apparaat met een px-spoelinrichting bewaakt en gestuurd wordt, mogen gassen op basis van de definitie van Ex-zone 1 in het meetgaskanaal worden gevoerd. Het invoeren van vaak of altijd ontbrandbare gasmengsels is niet toegestaan bij dit soort Ex-beveiligingstype! De aansluitingen voor het ontstekingsbeveiligingsgas moeten gasdicht afgesloten worden, wanneer voor het betreffende onderdeel geen ontstekingsbeveiligingsgas gebruikt wordt.
2.3.3.5
Apparaatsoorten Ex tc met tegen stof beveiligde behuizing.
In apparaten met stofbeveiligde behuizing (beveiligingstype Ex tc) mogen alleen meetgassen ingevoerd worden, waarvan de samenstelling onder de laagste explosiegrens (UEG) ligt. Het invoeren van brandbare of ontsteekbare gasmengsels is niet toegestaan bij dit soort Ex-beveiligingstype! De aansluiting voor het ontstekingsbeveiligingsgas moet gasdicht afgesloten worden!
3
Monteren/inbouwen/aanbouwen
3.1
Montageaanwijzing
Montage van het apparaat Installeer de explosiebeveiligde analysator en zo nodig de Ex pz-beveiligingsinrichting in een trillingsvrije ruimte. Bescherm het apparaat tegen directe zonnestraling. ● Bevestig de analysator en zo nodig de Ex px-beveiligingsinrichting conform uw afmetingenschets en verbind beide volgens de aansluitschema's in hoofdstuk Aansluiten (Pagina 10). Een tekening van de afmetingen van de analysator kunt u vinden onder paragraaf Afmetingen voor voorbereiding van installatie (Pagina 8), de tekening van de afmetingen van de Ex p-beveiligingsinrichting kunt in vinden in de beschrijving aldaar. Afvoerkanalen Let erop dat de minimale binnendiameter en de lengte van de ontstekingsgasafvoerkanalen zo gemeten worden, dat enerzijds een interne druk van 165 hPa in de behuizing niet overschreden wordt en dat anderzijds de volumestroom van de ontstekingsbeveiligingsgassen tenminste 1 l/min is. Beveiliging tegen slagenergie Let erop, dat het apparaat bij de vensters voldoende beveiligd is tegen slagenergie boven 2 Joule. Zie ook Technische gegevens (Pagina 28)
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
7
3.2
Meer montageaanwijzingen voor apparaten van ontstekingsbeveiligingstypes Ex nR en Ex tc
● Let erop dat alle aansluitkabels stevig gemonteerd zijn! ● Sluit de aansluitingen voor het ontstekingsbeveiligingsgas (spoelgas) gasdicht af!
3.3
Afmetingen voor voorbereiding van installatie Typeplaatje - extern311,0
438,0 328,0
480,0
444,0
26,5
20,0
Typeplaatje aan binnenkant linkerbehuizingswand
14,0
Externe potentiaalvereffeningsklemmen (M5-stroomafnemers) Beeld 3-1
8
CALOMAT 6F, CALOMAT 62F, OXYMAT 6F en ULTRAMAT 6F: Afmetingen voor installatievoorbereiding, vooraanzicht en zijaanzicht
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
3.4
Overige veiligheidsinstructies WAARSCHUWING
Overschreden maximaal toegestane bedrijfsdruk Gevaar op persoonlijk letsel of vergiftiging. De maximaal toegestane bedrijfsdruk is afhankelijk van de apparaatversie. Het apparaat kan worden beschadigd wanneer de bedrijfsdruk wordt overschreden. Er kunnen hete, toxische en corrosieve procesmedia vrijkomen. ● Garandeer dat het apparaat geschikt is voor de maximaal toegestane bedrijfsdruk van uw systeem. Raadpleeg de informatie op het apparatuurplaatje en / of in "Nominale bedrijfscondities". WAARSCHUWING Componenten die nat worden en ongeschikt zijn voor de procesmedia Gevaar op persoonlijk letsel of schade aan het apparaat. Er kunnen hete, toxische en corrosieve media vrijkomen wanneer het procesmedium ongeschikt is voor componenten die nat worden. ● Garandeer dat het materiaal van de apparaatcomponenten die nat worden door het procesmedium geschikt is voor het medium. Raadpleeg de informatie in "Technische gegevens".
3.4.1
Vereisten aan de inbouwlocatie
VOORZICHTIG Direct zonlicht Schade aan het apparaat. Het apparaat kan oververhit raken of de materialen kunnen bros worden vanwege blootstelling aan UV-licht. ● Bescherm het apparaat tegen direct zonlicht. ● Garandeer dat de maximaal toegestane omgevingstemperatuur niet wordt overschreden. Raadpleeg de informatie in "Technische gegevens". WAARSCHUWING Onvoldoende luchtcirculatie Brandgevaar. Het apparaat kan oververhit raken of in brand vliegen wanneer er te weinig luchtcirculatie is. ● Garandeer dat er voldoende luchtcirculatie in de ruimte is. Raadpleeg de informatie in hoofdstuk Technische gegevens (Pagina 28).
3.4.2
Vakkundige montage
WAARSCHUWING Open kabelinvoeropening of onjuiste pakkingbus Explosiegevaar in explosieve zones. ● Sluit de kabelinvoeropeningen voor elektrische verbindingen af. Gebruik uitsluitend pakkingbussen of kabelpluggen die zijn goedgekeurd voor het relevante type bescherming.
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
9
VOORZICHTIG Onjuiste montage Het apparaat kan beschadigd of vernietigd worden, of zijn werking verminderd worden wanneer u het niet correct monteert. ● Voordat u het installeert, moet u garanderen dat het apparaat geen zichtbare schade heeft. ● Garandeer dat de procesverbindingen schoon zijn en dat er geschikte afdichtingen en schroefaansluitingen zijn gebruikt. ● Monteer het apparaat met behulp van het juiste gereedschap. Raadpleeg de informatie in "Technische gegevens", bijvoorbeeld de vereiste vastdraaimomenten voor het installeren.
4
Aansluiten
① ② ③
Elektronicaonderdeel Aansluitblok voor elektrische aansluitingen Kabelschroefverbindingen
Beeld 4-1
④ ⑤ ⑥
Meetgasingang Analysatoronderdeel Veerschroeven (ideaal: in totaal 8 voor beide helften van de behuizing)
ULTRAMAT 6F, open behuizing
In alle veldapparaten bevindt zich in de linkerhelft van de behuizing een elektronicaonderdeel ① en in de rechter een analysatoronderdeel⑤. Voor aansluitingswerkzaamheden moet u de behuizing van het veldapparaat openen. Hiertoe schroeft u de behuizingskap op de veerschroeven ⑥ eraf tot u veerdruk bemerkt. Daarna kunt de schroeven handmatig uitdraaien.
10
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
4.1
Aansluiting van meet- en ontstekingsbeveiligingsgas (spoelgas)
Apparaten die in explosiegevaarlijke ruimtes worden gebruikt, moeten worden gespoeld met lucht of inert gas. Het door de spoeling uitgedreven gas moet via een afgasleiding naar een milieuvriendelijke afvoer geleid worden. Bij het meten van toxische of agressieve gassen, kan het voorkomen, dat door lekkages in de gaskanalen, meetgassen zich in het apparaat verzamelen. In dampbeveiligde apparaten (Ex nR) mogen daarom geen gassen worden geleid, die toxische, agressieve of brandbare componenten in gevaarlijke concentraties bevatten. Apparaten in verwarmde uitvoering moeten bij gebruik van agressieve gassen altijd gespoeld worden. Bevestig de analysator en de Ex px-veiligheidsinrichting conform hun afmetingenschets in paragraaf Aansluitschema's (Pagina 15) en verbind beide volgens de montageschema's 4-2 resp. 4-3. De onderstaande instructies gelden voor een gebruik van de door ons aanbevolen Ex px-veiligheidsinrichting conform onze actuele catalogus PA01. Voor andere spoelinrichtingen gelden deze de belangrijkste punten in deze aanwijzingen. Voor probleemloos gebruik van het apparaat, moet u altijd letten op de volgende vereisten: ● Let bij het vastdraaien van de koppelingsbouten aan de gasaansluitingen met de juiste gaffelsleutel altijd op de correcte bevestiging, anders bestaat het gevaar dat het gaspad gaat lekken. ● De minimale druk van het ontstekingsbeveiligingsgas dient door de exploitant op de installatie plek gewaarborgd te worden. Er moet een druk van 0,2 ... 0,4 MPa (2 ... 4 bar) op de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting zitten. ● Wanneer het ontstekingsbeveiligingsgas afgevoerd wordt, mag bij een doorstroom van 50l/min, de drukvermindering via de leiding niet meer dan 5 mbar (5hPa) zijn. Hiertoe dient u de afvoerleiding passend te maken (bijv. bij een binnendiameter van G 1" mag de lengte van de afvoerleiding ongeveer 20 m zijn). ● De aan de Ex px-beveiligingsinrichting instelbare voorspoeltijd (5 min bij een doorstroming van het ontstekingsbeveiligingsgas van 50 l/min) mag niet gewijzigd, d.w.z. lager ingesteld worden! ● De Ex px-beveiligingsinrichting wordt geleverd met vast ingestelde basisparameters. De druk van het ontstekingsbeveiligingsgas is hierbij vooraf ingesteld op 105 hPa (rel.). Zinvolle wijzigingen van deze parameters, zoals bijv. een verlaging van de maximale druk van het ontstekingsbeveiligingsgas, kunnen alleen volgens de opgaves in de meegeleverde gebruiksaanwijzing voor de Ex px-beveiligingsinrichting uitgevoerd worden. ● Pas na afloop van de voorspoelfase mag er meetgas in de analysator gevoerd worden. ● Er kan een sleutelschakelaar aan de Ex px-beveiligingsinrichting aangesloten worden (voor nadere informatie zie paragraaf 4.3 (Pagina 25)). ● OXYMAT 6F: De microstromingssensor moet voor de meetgastoevoer met compensatiegas omspoeld zijn. Daarom moet met het inschakelen van de Ex px-beveiligingsinrichting ook altijd het compensatiegas erbij geschakeld worden (voorspoelduur = 5 Min). De waarde van de compensatiegasdruk moet altijd 0,2 ... 0,4 MPa (2 ... 4 bar) boven de waarde van de meetgasdruk liggen.
4.1.1
Apparaatsoorten met compensatie van lekkageverlies
Bij gebruik met brandbare meetgassen moet het verschil tussen ontstekingsbeveiligingsgas en meetgas duurzaam en zeker op meer dan 50 hPa gehouden worden. Als beveiliging tegen uitval, moet er drukverschilbewaking toegepast worden. U dient ervoor te zorgen dat bij het lager uitkomen van een ingesteld drukverschil, de Ex px-beveiligingsinrichting het analyseapparaat uitschakelt en in overgaat naar de voorspoelfase. De keuze van een geschikt drukverschilbewakingssysteem (bijv. drukverschilschakelaar) valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant. OXYMAT 6F: In de meetgasingang bevindt zich voor verdamping pulserende stromingen een ventiel, dat een stuwdruk produceert. Daarom kan het raadzaam zijn dit ventiel uit te bouwen, wanneer er een drukverschilbewaking (in geval van de soort "compensatie van lekkageverlies") toegepast wordt. Het verdampingsdeel (ventiel) moet dan zo nodig voor de drukmeetplaats gemonteerd worden.
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
11
4.2
Elektrische aansluitingen
4.2.1
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING Ontbrekende PE-/aardaansluiting Gevaar van elektrische schokken. Afhankelijk van de apparaatversie, sluit u de voeding als volgt aan: ● Stekker: garandeer dat het gebruikte stopcontact een mogelijkheid voor een PE-/aardaansluiting heeft. Controleer dat de PE-/aardaansluiting van het stopcontact en stekker bij elkaar passen. ● Aansluitingen: sluit de aansluitpunten aan volgens het klemmenafdekkingschema. Sluit eerst de PE-/aardgeleider aan. WAARSCHUWING Onjuiste plaatsing van afgeschermde kabels Explosiegevaar vanwege compensatiestromen tussen explosieve zones en het veilige gedeelte. ● Aard uitsluitend afgeschermde kabels die aan één einde in de explosieve zone lopen. ● Wanneer u aan beide einden moet aarden, gebruik dan een geleider met equipotentiaalverbinding WAARSCHUWING Onjuiste voeding Explosiegevaar in explosieve zones vanwege onjuiste voeding, bijvoorbeeld gelijkstroom in plaats van wisselstroom. ● Sluit het apparaat aan volgens de gespecificeerde voeding en signaalcircuits. De relevante specificaties kunt u vinden in de certificaten, in hoofdstuk "Wetten en richtlijnen (Pagina 4)" of op het apparatuurplaatje. WAARSCHUWING Geen equipotentiaalverbinding Explosiegevaar vanwege compensatie- of ontstekingsstromen door gebrek aan equipotentiaalverbinding. ● Garandeer dat de spanning van het apparaat is vereffend. Uitzondering: eventueel kunt u de equipotentiaalverbinding achterwege laten voor apparaten met de beveiligingsklasse "Intrinsieke veiligheid Ex i". WAARSCHUWING Onjuiste selectie van beveiligingsklasse Explosiegevaar in bepaalde gebieden. Dit apparaat is goedgekeurd voor verschillende beveiligingsklassen. 1. Beslis ten gunste van een beveiligingsklasse. 2. Sluit het apparaat aan volgens de geselecteerde beveiligingsklasse. 3. Om onjuist gebruik op een later tijdstip te verhinderen, moet u de beveiligingsklassen die niet worden gebruikt, permanent onherkenbaar maken op het apparatuurplaatje. WAARSCHUWING Ongeschikte kabels en / of pakkingbussen Explosiegevaar in explosieve zones. ● Gebruik uitsluitend geschikte kabels en kabelschroefverbindingen met de eisen die zijn gespecificeerd in "Technische gegevens". ● Draai de kabelschroefverbindingen aan met de vastdraaimomenten die zijn gespecificeerd in "Technische gegevens". ● Wanneer u kabelschroefverbindingen vervangt, gebruik dan uitsluitend hetzelfde type kabelschroefverbinding. ● Controleer na het installeren dat de kabels stevig zijn bevestigd.
12
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
WAARSCHUWING Gevaarlijke contactspanning Gevaar van elektrische schok bij onjuiste verbinding. ● Voor de elektrische aansluiting raadpleegt u de informatie in hoofdstuk "Elektrische aansluitingen (Pagina 13)". ● Leef op de montagelocatie van het apparaat de desbetreffende richtlijnen en wetten voor installatie van van elektrische vermogensinstallaties met nominale spanningen onder 1000 V na. WAARSCHUWING Ongeschikte apparatuur Aan onbegrensde stroomkringen in zone 2 of 22 mag alleen bedrijfsmatig niet-vonkafgevende apparatuur aangesloten worden, die voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes van zone 2 of 22 en de plaatselijke condities van de installatieplaats geschikt zijn.
4.2.2
Elektrische aansluitingen
Voor correct gebruik dient u op het volgende te letten: ● Voorzie de systeeminstallatie van een netscheidingssysteem. ● Verbind de behuizing van de analysator met de potentiaalvereffening (zie ook de hierbij behorende gebruikershandleiding) ● Gebruik voor installatie van de aansluitklemmen één- en meeraderige kabelsoorten met een kabeldoorsnede van maximaal 2,5 mm². ● Voorzie alle gebruikte aderuiteinden van de meeraderige kabels van hulzen. ● Houd alle aansluitleidingen in het apparaat kort. ● Markeer alle intrinsiek beveiligde leidingen en installeer deze gescheiden van de niet intrinsiek beveiligde leidingen. Let hierbij op de vereiste minimale afstanden! ● Sluit de net- en signaalleidingen aan volgens de aansluitingsschema's van de aan te sluiten apparatuur (zie hierbij behorende gebruikershandleidingen). ● Wees bijzonder zorgvuldig bij de kabelinvoeringen (kabelschroefverbindingen). Plaats de met de kabeldoorsnedes corresponderende afdichtingsringen voor de kabelschroefverbindingen. Kabeldoorsnedebereik en draaimoment M van de kabelschroefverbindingen: – M 20: ∅ Kabel: 6 ... 12 mm; M = 3,8 ± 0,2 Nm – M 25: ∅ Kabel: 10 ... 14 mm; M = 5,0 ± 0,2 Nm
4.2.3
In- en uitgangen
In de basisversie zijn de analoge in- en uitgangen van de analysatoren niet intrinsiek beveiligd. In geval van toepassing in explosiegevaarlijk gebied dienen alle niet intrinsiek beveiligde in- en uitgangen via een Exverbindingsrelais geleid te worden, zodat bij uitval van ontstekingsbeveiligingsgas geen extern voltage in het apparaat ontstaat. Op de analyseapparatuur bevinden zich montagerails voor het monteren van de aanvullende Ex-scheidingsmodulen. Deze aanvullende modulen dient u vóór inbedrijfsname met de bevoegde Ex-deskundige te overleggen. Zie ook Hulpapparatuur (Pagina 27)
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
13
4.2.4
Hulpapparatuur
In het linkerdeel van de analysator kunt meer en uitbreidende hulpapparatuur / componenten op de montagerails monteren. Hierbij dient u op het volgende te letten: ● De montagerails zijn ca. 250 mm lang, waardoor het mogelijk aantal te monteren componenten beperkt is. ● De maximale inbouwhoogte is, inclusief montagerails, 115 mm. In het gebied van de display is deze echter kleiner (ca. 88 mm). De breedte van de hulpapparatuur mag niet meer zijn dan 100 mm. ● De hulpapparaten moeten geschikt zijn voor een omgevingstemperatuur tot 60 °C. Deze temperatuur kan bij extreme omgevingsomstandigheden bereikt worden. ● De Ex-beveiligingstypen van de gemonteerde componenten moeten ook op de analyseapparatuur vermeld worden. ● Montage van hulpapparatuur moet altijd met de bevoegde Ex-deskundige overlegd worden.
14
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
4.3
Aansluitschema's
4.3.1
Aansluitschema voor de Ex px-soort met "compensatie van lekkageverlies"
,QWULQVLHNEHYHLOLJGH RSYUDDJYDQGH GUXNVFKDNHODDU
6OHXWHOVFKDNHODDU
&$/20$7) &$/20$7) 2;<0$7) 8/75$0$7)
*DVDDQVOXLWLQJHQ &)HQ2) HQ &)0* HQ &)9* HQ 8)0* HQ 8)9* HQ ]LHRRNKLHUELMEHKRUHQGH JHEUXLNHUVKDQGOHLGLQJ
$DQVWXULQJVHOHNWURQLFD
1HWDDQVOXLWLQJ 3( / 1 9
/ 1 3(
,QJDQJV YHQWLHO 8LW JDQJV YHQWLHO
([S[6SRHOJDVEHZDNLQJV LQULFKWLQJ
8LWJDQJ 6SRHOJDVLQ GHH[YULMH ]RQH
,QJDQJRQWVWHNLQJVEHYHLOLJLQJVJDV VSRHOJDV 9RRUGUXN03D
S
9ODPEORNNHULQJ DOOHHQLQGH 2;<0$7HQ &$/20$7HQ DOOHHQELM LQFLGHQWHHO RQWVWHNLQJVJH YDDUOLMNH JDVPHQJVHOV
B
'UXNYHUVFKLO VFKDNHODDU
/HLGLQJHQVSRHOJDV PD[PODQJ 'RRUVQHGH!PP
(YHQWXHHOPHWZHHUVWDQGYRRUEHZDNLQJRSHHQOHLGLQJVEUXJ]LHJHEUXLNHUVKDQGOHLGLQJYDQ GH([S[VSRHOJDVEHZDNLQJVLQULFKWLQJ :DQQHHUKHWPHHWJDVQLHWEHGULMIV]HNHULQJHYRHUG NDQZRUGHQPRHWHHQWZHHGHGUXNYHUVFKLOVFKDNHODDUDDQJHVORWHQZRUGHQ'LWVFKDNHO FRQWDFWPRHWPHWGHHHUVWHLQGHULMYHUERQGHQZRUGHQ %LMYHOHDDQELHGHUVYDQ([S[VSRHOJDVEHZDNLQJVV\VWHPHQNDQLQSODDWVYDQHHQGUXNYHU VFKLOVFKDNHODDURRNHHQUHODWLHYHGUXNVHQVRUDDQJHVORWHQZRUGHQ %LMXLWYDOYDQGHWRHYRHUYDQRQWVWHNLQJVEHYHLOLJLQJVJDVPRHWHQDOOHHOHNWULVFKHYHUELQGLQJHQ PHWKHWDSSDUDDWZRUGHQXLWJHVFKDNHOGXLW]RQGHULQJLQWULQVLHNYHLOLJHVWURRPNULQJHQ
Beeld 4-2
0HHWJDV LQJDQJ
0HHWJDV XLWJDQJ
Aansluitschema voor de apparatuursoort Ex px met "compensatie van lekkageverlies"
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
15
4.3.2
Aansluitschema voor de soort Ex px resp. Ex pz met "continue doorspoeling"
&$/20$7) &$/20$7) 2;<0$7) 8/75$0$7)
6OHXWHOVFKDNHODDU
*DVDDQVOXLWLQJHQ &)HQ2) HQ &)0* HQ &)9* HQ 8)0* HQ 8)9* HQ ]LHRRNKLHUELMEHKRUHQGH JHEUXLNHUVKDQGOHLGLQJ
$DQVWXULQJVHOHNWURQLFD
1HWDDQVOXLWLQJ 3( / 1
.OHS4!OPLQ / 1 3(
,QJDQJV YHQWLHO
.OHS 4!OPLQ
([S[RQWVWHNLQJVEHYHLOLJLQJVJDV EHZDNLQJVLQULFKWLQJ 8LWJDQJ 2QWVWHNLQJVEHYHLOL JLQJVJDVLQ GHH[YULMH]RQH
,QJDQJRQWVWHNLQJVEHYHLOL JLQJVJDV VSRHOJDV 9RRUGUXN03D
8LWJDQJVNOHS
6WXZGUXN!K3DELM 4!OPLQ
RYHUGUXNYHQWLHORSHQWLQGH YRRUVSRHOIDVH
]LHSDUDJUDDI $DQVOXLWLQJ RQWVWHNLQJVEHYHLOLJLQJVJDV %LMXLWYDOYDQGHWRHYRHUYDQRQWVWHNLQJVEHYHLOLJLQJVJDVPRHWHQDOOH VSRHOJDV YRRUDSSDUDDWVRRUWHQ HOHNWULVFKHYHUELQGLQJHQPHWKHWDSSDUDDWZRUGHQXLWJHVFKDNHOG PHWFRQWLQXHGRRUVSRHOLQJ XLW]RQGHULQJLQWULQVLHNYHLOLJHVWURRPNULQJHQ /HLGLQJHQRQWVWHNLQJVEHYHLOLJLQJVJDV VSRHOJDV PD[PODQJ 'RRUVQHGH!PP
Beeld 4-3
16
0HHWJDV LQJDQJ
9ODPEORNNHULQJ DOOHHQELMGH 2;<0$7HQ &$/20$7HQ DOOHHQELM LQFLGHQWHHO RQWVWHNLQJV JHYDDUOLMNH JDVPHQJVHOV 0HHWJDV XLWJDQJ
Aansluitschema voor de apparatuursoort Ex px resp. Ex pz met "continue doorspoeling"
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
4.3.3
Klembezettingschema
0
5
*1'
9 4 8 3
9
7 2 6 0
1
%LQDLUHLQJDQJHQUHODLVXLWJDQJHQ
0
%LQDLUHLQJDQJHQDQDORJH LQJDQJHQDQDORJHXLWJDQJHQ
M
M
M M
Beeld 4-4
M
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
6WHNNHU'68%)
3,1EH]HWWLQJ *1' 1& 1& 5B3HJHO3 5'7'3 5'7'1 1& 5B3HJHO1 *1'
0RJHOLMNKHLGYRRUKHWDFWLYHUHQ YDQEXVDIVOXLWLQJVZHHUVWDQGHQ DDQSLQQHQHQ
*1' 5HODLV
&RQWDFWEHODVWLQJ PD[9$$&'&
5HODLV
5HODLV
9RRUGHZHHUJHJHYHQ UHODLVFRQWDFWSODDWVLQJ]LMQGH UHODLVVWURRPORRV
5HODLV
5HODLV
5HODLV %LQDLUHLQJDQJHQWRW1
$DQVOXLWLQJVEORN$
,QWHUIDFH56
)XQFWLHLQKHWDSSDUDDW
%LQDLUHLQJDQJ3 %LQDLUHLQJDQJ3 %LQDLUHLQJDQJ3 %LQDLUHLQJDQJ3 *1'
3RWHQWLDDOYULMYLDRSWRNRSSHODDU ಫಬ 9WRW9 ಫಬ 9WRW9
*1' %LQDLUHLQJDQJHQWRW1 3RWHQWLDDOYULMYLDRSWRNRSSHODDU
%LQDLUHLQJDQJ3 %LQDLUHLQJDQJ3 $QDORJHLQJDQJ1 $QDORJHLQJDQJ3 $QDORJHLQJDQJ1 $QDORJHLQJDQJ3 1& $QDORJHXLWJDQJ1 $QDORJHXLWJDQJ3 $QDORJHXLWJDQJ1 $QDORJHXLWJDQJ3 *1'
ಫಬ 9WRW9 ಫಬ 9WRW9 *DVFRUUHFWRU *DVFRUUHFWRU 'UXNFRUUHFWRU 'UXNFRUUHFWRU $QDORJHLQJDQJHQ SRWHQWLDDOYULM
$QDORJHLQJDQJHQ YHUERQGHQDDQKHWSRWHQWLDDO WRWP$RIWRW9 LQWHUQHZHHUVWDQGื˖ &RPSRQHQW &RPSRQHQW LQGLHQDDQZH]LJ
$OOHNDEHOVQDDUVWHNNHUVHQ DDQVOXLWEORNNHQPRHWHQ DIJHVFKHUPG]LMQ
Bezetting van klemmen op het hoofdpaneel van de veldapparatuur
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
17
21 3,1EH]HWWLQJ
)XQFWLHLQKHWDSSDUDDW
M
Beeld 4-5
18
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
*1' &RQWDFWEHODVWLQJ PD[9$$&'&
5HODLV
37
5HODLV
5HODLV
9RRUGHZHHUJHJHYHQ UHODLVFRQWDFWSODDWVLQJ]LMQGH UHODLVVWURRPORRV
5HODLV
5HODLV
$DQVOXLWLQJVEORN%
%LQDLUHLQJDQJHQUHODLVXLWJDQJHQ2SWLRQ
M
5HODLV
5HODLV 3RWHQWLDDOYULMYLDRSWRNRSSHODDU ಫಬ 9WRW9 ಫಬ 9WRW9
5HODLV 1& 'LJLWDOHLQJDQJHQWRW1 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 'LJLWDOHLQJDQJ3 1& *1'
$OOHNDEHOVQDDUGHVWHNNHUV HQDDQVOXLWEORNNHQPRHWHQ DIJHVFKHUPG]LMQ
Bezetting van klemmen AUTOCAL-paneel van de veldapparatuur
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
4.3.4
Gasaansluitingen van de veldapparatuur
3LMSDDQVOXLWLQJVQU
ULTRAMAT 6F
OXYMAT 6F QLHWEHSDDOG 0HHWJDVLQJDQJ &RPSHQVDWLHJDVLQJDQJ 0HHWJDVXLWJDQJ 6SRHOJDVLQXLWJDQJHQ
CALOMAT 6F
0HHWJDVLQJDQJ 0HHWJDVXLWJDQJ &RPSHQVDWLHJDVLQJDQJ &RPSHQVDWLHJDVXLWJDQJ 6SRHOJDVLQXLWJDQJHQ $DQVOXLWLQJGUXNVHQVRU
QLHWEHSDDOG PHHWJDVLQJDQJ QLHWEHSDDOG PHHWJDVXLWJDQJ VSRHOXLWJDQJHQ
6FKURHIYHUELQGLQJ YRRUSLMSGLDPHWHU PPRIರ
9HUELQGLQJHQPPRI ರ YHUELQGLQJHQರ
$IKDQNHOLMNYDQGLFKWKHLGYDQPHHWJDVVHQLVHHQEHKXL]LQJVVSRHOLQJYDQRQGHUQDDUERYHQ GZ]VSRHOJDVLQJDQJHQHQYDQERYHQQDDURQGHUGZ]VSRHOJDVLQJDQJHQHQNLH]HQ RPYHU]DPHOLQJYDQH[SORVLHYHRIWR[LVFKHJDVVHQWHYRRUNRPHQ
418,0
394,0
259,0
250,0
184,0
148,0
0 z.B.RS485/Profibus-PA-Ex
112,0
77,0
42,0
20,0
0
0 6LJQDDOOHLGLQJHQ
271,0 5
253,0 237,0
0 Netkabel
201,0
127,0
65,0 58,0
0
7RHJHVWDQHNDEHOGLDPHWHUV]LMQ YRRU0PP voor M 20: 6 ... 12 mm Beeld 4-6
Aansluitingen van de BR 6 veldapparatuur ULTRAMAT 6F, OXYMAT 6F en CALOMAT 6F
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
19
7 5
11 12
21 22
3
4
6
11 Meetgasingang 11; 12; 21; 22 12 Meetgasuitgang Gasaansluitingen: 21 Compensatiegasingang Intern schroefdraad 1/8”-27 NPT 22 Compensatiegasuitgang volgens ANSI B 1.20.1 3; 4 niet toegewezen 5-8 Spoelgasverbindingspijpen Ø 10 of 3/8” PA Potentiaalvereffening
Beeld 4-7
20
Aansluitingen van het apparaat CALOMAT 62F
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
5
In gebruik nemen
Inbedrijfsname kan alleen correct uitgevoerd worden, wanneer de gebruiker terdege kennis heeft genomen van de inhoud van de meegeleverde handboeken / gebruikershandleidingen. Er moet vooral gelet worden op de hierin beschreven veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen. Voor iedere inbedrijfsname moet het meetgaspad van het apparaat gecontroleerd worden op dichtheid. Dit is beschreven in paragraaf Dichtheidscontrole (Pagina 22). Voor gebruik in explosiegevaarlijke gebieden zijn bovendien de volgende beveiligingsaanwijzingen belangrijk. WAARSCHUWING Onjuiste inbedrijfneming in explosieve zones Apparaatstoringen of explosiegevaar in explosieve zones. ● Neem het apparaat niet in bedrijf tot het geheel is gemonteerd en aangesloten conform de informatie in hoofdstuk "Aansluiten (Pagina 10)". ● Voordat u het in bedrijf neemt, moet u rekening houden met de invloed op andere apparaten in het systeem. WAARSCHUWING Gevaarlijke contactspanning Letselgevaar vanwege gevaarlijke contactspanning wanneer het apparaat open is of niet volledig gesloten. De beschermingsklasse die wordt vermeld op het apparatuurplaatje of in het hoofdstuk "Technische gegevens (Pagina 28)" is niet langer gegarandeerd wanneer het apparaat open is of niet correct afgesloten. ● Garandeer dat het apparaat stevig is afgesloten. WAARSCHUWING Een lagere explosiebeveiliging Explosiegevaar in explosieve zones wanneer het apparaat open is of niet juist is gesloten. ● Sluit het apparaat zoals beschreven in hoofdstuk "Aansluiten (Pagina 10)". WAARSCHUWING Het apparaat openen terwijl het is verbonden met de voeding Explosiegevaar in bepaalde gebieden. ● Open het apparaat uitsluitend terwijl het niet is verbonden met de voeding. ● Voordat u het in bedrijf neemt, moet u controleren dat het deksel, dekselsloten en kabelinvoeren zijn vastgemaakt volgens de richtlijnen. Uitzondering: Apparaten met de beveiligingsklasse "Intrinsieke veiligheid Ex i" kan ook in onder spanning staande toestand in explosieve zones worden geopend. WAARSCHUWING Geen voorreiniging Explosiegevaar in bepaalde gebieden. Explosieve atmosfeer die in een apparaat met drukbehuizing aanwezig is (beveiligingsklasse Ex p), kan leiden tot een explosie tijdens het in bedrijf nemen. ● Garandeer dat het apparaat is gereinigd voordat u het in gebruik neemt. ● Garandeer dat er goed op de reinigingstijd, hoeveelheid en medium wordt gelet. Raadpleeg de informatie in hoofdstuk Technische gegevens (Pagina 28).
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
21
5.1
Dichtheidscontrole van het Containment System
Overdrukbehuizing Ex px resp. Ex pz De analysatoren mogen alleen in explosiegevaarlijk gebied gebruikt worden, wanneer vóór inbedrijfsname alle vereiste gastoevoer- en afvoerleidingen aangesloten zijn en met 1,5 maal de maximaal toelaatbare bedrijfsdruk op afdichting en sterkte gecontroleerd zijn. De vereiste gastoevoer- en afvoerkanalen vallen onder de verantwoordelijkheid van de exploitant. Ze dienen echter ook te voldoen aan de vereisten voor het ontstekingsbeveiligingstype "overdrukbehuizing" en moeten separaat gecontroleerd worden volgens de EN 609079-2 normering.
5.1.1
Aanbevolen testmodule CALOMAT 6F, CALOMAT 62F en OXYMAT 6F
; %O
$DQVOXLWLQJHQLQNOHPPHQ 2;<0$7)
; %O
0
35
9
2, 4 11, 12 3 21 BI Beeld 5-1
'UXNOXFKWYULMYDQ 2OLH VWRI FRQGHQVDDW
Aansluitingen meetgaspad
M
Manometer (relatieve druk)
Aansluiting compensatiegas (indien aanwezig)
PR
Drukregelaar
Pluggen
V1
Blokkeringsventiel (lekkage <10-6 kPa*l/s
Aanbevolen testmodule voor CALOMAT 6F, CALOMAT 62F en OXYMAT 6F
Installeer de testmodule als volgt: 1. Sluit de meetgasuitgang ② af met een plug 2. Wanneer het apparaat een compensatiegasaansluiting heeft, sluit u deze ingang ③ ook met een plug af. 3. Voor de meetgasingang ① installeert u een passend blokkeringsventiel (bijv. naaldafsluiter) met voldoende afdichting (V1) in de toevoerleiding voor het meetgas. 4. Voor het blokkeringsventiel V1 sluit u een drukregelaar aan met een meetbereik van 200 kPa (OXYMAT 6F) resp. 50 kPa (CALOMAT 6F) en een instelling van telkens 0,1 kPa.
22
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
5.1.2
Aanbevolen testmodule ULTRAMT 6F
%O
%O
;
;
0
35
9
BI 2 4
Pluggen Uitgang meetgaspad Uitgang compensatiegaspad
Beeld 5-2
'UXNOXFKWYULMYDQ 2OLH VWRI FRQGHQVDDW
M DR V1
Manometer (relatieve druk) Drukregelaar Blokkeringsventiel (lekkage <10-6 kPa*l/s
Testmodule voor dichtheidscontrole van het meetgaspad en het doorstroomde compensatiegaspad (gebroken lijn) van de ULTRAMAT 6F
Installeer de testmodule als volgt: 1. Sluit de meetgasingang ① af met een plug 2. Achter de meetgasuitgang ② installeert u een passend blokkeringsventiel (bijv. naaldafsluiter) met voldoende afdichting (V1) in de toevoerleiding voor het meetgas. 3. Achter het blokkeringsventiel V1, sluit u een drukregelaar aan met een meetbereik van 50 kPa en een instelling van 0,1 kPa. 4. Als het apparaat een doorstroomd compensatiegasaansluiting (③, ④, gebroken lijn) heeft, gaat u overeenkomstig te werk. Sluit de compensatiegasingang ③ af en installeer de controlemodule achter de compensatiegasuitgang④.
5.1.3
Uitvoer van de dichtheidscontrole
Ga als volgt te werk: 1. Open voorzichtig de naaldafsluiting. Hierdoor wordt er druk in het Containment System opgebouwd. 2. Wanneer de controledruk bereikt is (zie de hierna volgende tabel), sluit u de naaldafsluiter weer. 3. Wacht ca. 5 minuten. Tijdens deze periode vinden thermische compensatieprocessen plaats in het apparaat. Tijdens controle mag de temperatuur van het meetgaspad niet veranderen! 4. Nu bepaalt u tijdens een periode van nog eens 5 minuten de drukwijziging. Het gaspad is voldoende dicht, wanneer de drukwijziging Δp na 5 minuten minder is dan de vastgestelde controlewaarde in de volgende tabel. OXYMAT 6F
Controledruk 2,0 bar (rel.)
Controlewaarde *) Δp = 3 mbar (hPa)
CALOMAT 6F
Controledruk 0,5 bar (rel.)
Controlewaarde *) Δp = 6 mbar (hPa)
CALOMAT 62F
Controledruk 0,1 bar (rel.)
Controlewaarde *) Δp = 9,5 mbar (hPa)
ULTRAMAT 6F
Controledruk 0,5 bar (rel.) Bij een cuvettelengte in mm van:
0,2 ... 6
Controlewaarde*) Δp in mbar (hPa) 12
20
60
90
180
8,5
4,6
3,4
2
*) De controlewaarden worden in de veronderstelling vastgelegd dat het volume tussen de blokkeeronderdelen (ventielen) en het Containment System maximaal 10 ml bedraagt. Dit komt in geval van een pijpleiding van 4 mm binnendiameter overeen met een lengte van ca. 80 cm. Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
23
5.2
Ex px-beveiligingsinrichting
Voorwaarde ● U gebruikt de analysator in één van de volgende Ex-beveiligingstypen: – Tegen overdruk beveiligde behuizing met compensatie lekkageverlies voor zone 1 II 2 G Ex px [ia] ia IIC T4 volgens certificaatPTB 00 ATEX 2022X – Tegen overdruk beveiligde behuizing met continue doorspoeling voor zone 1 II 2 G Ex px [ia] ia IIC T4 volgens certificaat TÜV 01 ATEX 1708 X ● U heeft de analysator met de Ex px-beveiligingsinrichting verbonden volgens de aansluitschema's in paragraaf Aansluitschema's (Pagina 15). Vóór inbedrijfsname moet u nog ● De netspanning controleren ● Alle niet benodigde kabelschroefverbindingen afsluiten met de meegeleverde pluggen. ● De gemonteerde kabelschroefverbindingen zorgvuldig aanschroeven. ● De deuren afsluiten. Hiertoe dient u de schroeven gelijkmatig aan te draaien, tot de deurramen niet meer de behuizing aanraken. ● De voordruk van het ontstekingsbeveiligingsgas instellen (dit moet voor de drukregelaar 0,2 ... 0,4 MPa zijn) ● Stel de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting op minstens 0,2 MPa in. Bij meting van brandbare gassen met beveiligingstype Ex px "met compensatie van lekkageverlies", dient u ervoor te zorgen dat de aan de analysator aangesloten meetgasdruk niet meer dan 160 hPa (160 mbar) boven de omgevingsdruk en altijd meer dan 5 hPa onder de druk van het ontstekingsbeveiligingsgas ligt. Wanneer aan deze voorwaarden niet bedrijfszeker voldaan kan worden, dient u als aanvullende beveiliging een drukverschilmonitor tussen meetgas en ontstekingsbeveilgingsgas toe te passen. Wanneer hierboven beschreven maatregelen uitgevoerd zijn, mag u het apparaat door ● openen van het ontstekingsbeveiligingsgaspad en ● inschakelen van de netspanning in gebruik nemen.
5.3
Drukcorrector
In de ULTRAMAT 6F bevindt zich een interne druksensor voor het corrigeren van de luchtdrukinvloeden. Deze is via een pijpverbinding met de omgevingslucht verbonden. Om te voorkomen dat explosiegevaarlijke atmosferen de druksensor binnendringen, dient deze verbinding met een slang verbonden te worden, welke niet uitloopt in het explosiegevaarlijke gebied. Een hogere meetgasdruk dan 1 500 hPa kan alleen door een externe druksensor geregistreerd worden. Het signaal hiervan moet intrinsiek beveiligd in het analyseapparaat gevoerd worden. De onderdelen die in contact komen met meetgas moeten voldoen aan de meetvereisten. De aansluiting en de parameterisering van een externe druksensor worden beschreven in de betreffende gebruikershandleiding. In de OXYMAT 6F kan de invloed van de meetgasdruk binnen een bereik van 2 000 hPa met een interne druksensor gecorrigeerd worden. Een hogere druk, tot ongeveer 3 000 hPa, kan alleen met een externe, absolute druksensor gemeten worden. De CALOMAT 6F/CALOMAT 62F is wegens zijn meetproces (warmtegeleiding) grotendeels onafhankelijk van ingangsdrukinvloeden. Indien gewenst is het desondanks mogelijk de drukinvloed via een externe druksensor te compenseren. Een externe druksensor is ook vereist, wanneer de ingangsdruk boven de 1 100 hPa absoluut ligt. Opmerking Gebruik van externe druksensoren Bij gebruik van een externe druksensor moet de interne druksensor worden afgesloten, als deze geen aansluiting op de nietexplosiegevaarlijke ruimte heeft.
24
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
5.4
Sleutelschakelaar
Met een sleutelschakelaar (overbruggingsschakelaar), kan de Ex-beveiliging van de Ex p-beveiligingsinrichting gedeactiveerd worden (sleutel steekt in het slot). Hiermee kan de analysator ook zonder spoeling met ontstekingsbeveiligingsgas elektrisch geactiveerd worden, bijv. voor onderhoudswerkzaamheden. Vele Ex pbeveiligingsinrichtingen bezitten de mogelijkheid om de sleutelschakelaar via een bedieningsfunctie tot stand te brengen (versleutelingscode). Inbedrijfsname met sleutelschakelaar vereist goedkeuring van de exploitant of de persoon die hij met deze verantwoordelijkheid heeft belast. Deze mag alleen gegeven worden, wanneer het zeker is dat er tijdens uitvoer van de werkzaamheden er geen explosiegevaarlijke atmosfeer aanwezig is of wanneer de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen tegen explosiegevaar getroffen zijn (brandveiligheidscertificaat). Na beëindiging van de onderhoudswerkzaamheden dient er altijd op gelet te worden, dat de sleutelschakelaar door uittrekken van de sleutel weer uitgeschakeld wordt.
6
Reparatie en onderhoud
6.1
Veiligheidsaanwijzingen WAARSCHUWING
Ontoelaatbare accessoires en reserveonderdelen Explosiegevaar in bepaalde gebieden. ● Gebruik uitsluitend originele accessoires of originele reserveonderdelen. ● Leef alle relevant installatie- en veiligheidsvoorschriften na die zijn beschreven in de handleiding voor het apparaat of die zijn bijgevoegd bij het accessoire of het onderdeel. WAARSCHUWING In bedrijf nemen en gebruiken met niet-verholpen fout Wanneer een foutmelding verschijnt, is de correcte werking in het proces niet langer gegarandeerd. ● Controleer de ernst van de fout ● Verhelp de fout ● Wanneer het apparaat niet goed werkt: – Neem het uit bedrijf. – Verhinder dat het opnieuw in bedrijf wordt genomen. WAARSCHUWING Onjuiste aansluiting na onderhoud Explosiegevaar in bepaalde gebieden. ● Sluit het apparaat na onderhoud correct aan. ● Sluit het apparaat na onderhoud. Zie het hoofdstuk "Analysator (Pagina 27)". Zie ook Ex px-beveiligingsinrichting (Pagina 27)
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
25
VOORZICHTIG Gevaarlijke spanning aan open apparaat Gevaar van elektrische schok wanneer de behuizing is geopend of behuizingdelen zijn verwijderd. ● Voordat u de behuizing opent of behuizingdelen verwijdert, moet u de spanning van het apparaat halen. ● Wanneer er onderhoudsmaatregelen moeten worden verricht met spanning op het apparaat, leef dan de bijzondere voorzorgsmaatregelen na. Laat bevoegd personeel de onderhoudswerkzaamheden verrichten. VOORZICHTIG Hete onderdelen in het apparaat Temperaturen die onbeschermde huid kunnen verbranden, kunnen enige tijd aanwezig blijven nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld. ● Leef de wachttijd na die is gespecificeerd in de technische gegevens of op het apparaat voordat u begint met onderhoudswerkzaamheden. WAARSCHUWING Behuizing open Explosiegevaar in explosieve zones vanwege hete onderdelen en / of geladen condensatoren binnen het apparaat. Ga als volgt te werk wanneer u het apparaat wilt openen in explosieve zones: 1. Maak het apparaat los van de voeding. 2. Leef de wachttijd na die is gespecificeerd in het hoofdstuk "Technische gegevens (Pagina 28)" of op het waarschuwingsteken voordat u het apparaat opent. Uitzondering: apparaten met de beveiligingsklasse "Intrinsieke veiligheid Ex i" kunnen ook in onder spanning staande toestand in explosieve zones worden geopend. WAARSCHUWING Stoflagen van meer dan 5 mm dik Explosiegevaar in explosieve zones. Het apparaat kan oververhit raken vanwege stofophoping. ● Verwijder eventuele stoflagen die dikker zijn dan 5 mm. WAARSCHUWING Onderhoud tijdens continu gebruik in explosieve zones Er bestaat explosiegevaar wanneer u reparaties of onderhoud aan het apparaat uitvoert in explosieve zones. ● Maak het apparaat los van de voeding. - of ● Garandeer dat de atmosfeer explosievrij is (vergunning voor "warme" werkzaamheden).
6.1.1
Bedieningsaanwijzingen
WAARSCHUWING Incorrecte instelling en hermontage Voer instellingswerkzaamheden alleen uit met de juiste gereedschappen om kortsluiting van elektronica te voorkomen. In geval van incorrecte montage of instelling, kan onder bepaalde omstandigheden gevaarlijk gas vrijkomen, waarbij zowel gezondheidsrisico's (vergiftigingsverschijnselen, chemische brandwonden) alsook corrosieschade aan apparatuur kan ontstaan. Ontstekingsbeveiligingstypen 'Ex pz', 'Ex nR' en 'Ex tc' ● De bedieningsonderdelen (kijkvenster + toetsenbord) mogen alleen met een vochtige doek gereinigd worden. ● Het toetsenbord mag alleen gebruikt worden voor servicedoeleinden (diagnose, kalibratie/instelling).
26
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
6.2
Analysator
Na onderhoud, montage of vervanging van onderdelen betreffende de explosiebeveiliging, mag het apparaat pas in gebruik genomen worden, wanneer een Ex-deskundige heeft vastgesteld dat het apparaat weer voldoet aan de voor explosiebeveiliging cruciale eigenschappen en vereisten en hiervoor goedkeuring geeft en/of het bedrijfsmiddel van een controlecertificaat heeft voorzien. Let bij heringebruikname erop, dat het apparaat bij de vensters voldoende beschermd is tegen slagenergie boven 2 Joule. Met betrekking tot controle van elektrische veiligheid en functionele efficiëntie, in het bijzonder de dichtheid van de meetgaspaden in het apparaat, moet het apparaat een jaarlijkse onderhoudsbeurt krijgen. Ook moet na iedere ingreep op het gaspad (Containment System) een dichtheidscontrole uitgevoerd worden. De dichtheidscontrole is beschreven in paragraaf Dichtheidscontrole van het Containment System (Pagina 22) Wanneer er geen negatieve invloeden te verwachten zijn op de werkstoffen die met het meetgas in contact komen (met name de afdichtingen), valt het bepalen van verdere onderhoudsintervallen onder verantwoordelijkheid van de exploitant. Meer onderhoudsaanwijzingen betreffende de analysator vind u in de betreffende gebruikershandleiding.
6.3
Ex px-beveiligingsinrichting
6.3.1
Vervangingsonderdelen
U kunt de volgende vervangingsonderdelen gebruiken voor de gasanalysatoren voor toepassing in explosiegevaarlijke gebieden; ● Apparaatbeveiliging (Ex), best.nr. A5E00061505 op achterzijde van de linkerdeur ● bij schade aan de linker deurmodule (met toetsenbord en display) kan ook de complete linker deur worden vervangen. Aangezien er afhankelijk van apparaattype en explosiebeveiligingssoort verschillende deurmodules bestaan, kunt u indien nodig het beste ons onderhoudspersoneel raadplegen. WAARSCHUWING Ontoelaatbare reparatie van het apparaat ● Reparatie mag uitsluitend plaatsvinden door bevoegde Siemens werknemers. De diagnose en reparatie van storingen is beschreven in de gebruikershandleiding van de betreffende Ex pxbeveiligingsinrichting. Het door de Ex px-beveiligingsinrichting aangestuurde proportioneelventiel wordt door een zekering beveiligd. Bij verscheidene Ex px-beveiligingsinrichtingen kan deze zekering zich in uw aansturingselektronica bevinden, die van buitenaf niet toegankelijk is. In dergelijke gevallen moet bij een defecte zekering de aansturingselektronica compleet vervangen worden. Voor dit doeleinde informeert u de fabrikant over het productienummer van de Ex px-beveiligingsinrichting om de juiste vervangingselektronica met parameters te verkrijgen. Deze vervanging mag alleen uitgevoerd worden door geautoriseerd personeel van de fabrikant van de Ex px-beveiligingsinrichting. Na uitval van het proportioneelventiel of uitlaatventiel is omschakeling in de voorspoelfase niet mogelijk.
6.4
Hulpapparatuur
Onderhoud en reparatie van defecten aan de toebehorende apparatuur is beschreven in de betreffende gebruikershandleiding.
6.5
Vervangingsonderdelen
U kunt de volgende vervangingsonderdelen gebruiken voor de gasanalysatoren voor toepassing in explosiegevaarlijke gebieden; ● Apparaatbeveiliging (Ex), best.nr. A5E00061505 op achterzijde van de linkerdeur ● bij schade aan de linker deurmodule (met toetsenbord en display) kan ook de complete linker deur worden vervangen. Aangezien er afhankelijk van apparaattype en explosiebeveiligingssoort verschillende deurmodules bestaan, kunt u indien nodig het beste ons onderhoudspersoneel raadplegen.
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
27
7
Technische gegevens
Alle technische gegevens staan in de voor de gebruikte apparaten betreffende gebruikershandleidingen. In de volgende tabel vind u alle voor explosiebeveiliging relevante gegevens. Als de hier vermelde waarden afwijken van de in de betreffende gebruikershandleiding genoemde waarden, dan gelden de hier vermelde waarden. Installatieplaats
Risicogebied
Zone 1 en zone 2
Omgevingstemperatuur
5 ... 45 °C
Vochtigheid
Niet onder het dauwpunt bij opslag en gebruik
Explosiebeveiliging
Soort ontstekingsbeveiliging
● Overdrukbehuizing Ex px met compensatie van lekkageverlies: (apparaatsoorten 7MB251x-xxx0x-xAEx, 7MB253x-xxxx-xxEx, 7MB201x–xxxxx–2 of 3xxx en 7MB211x–xxxxx–2 oder 3xxx) ● Overdrukbehuizing Ex px met continue doorspoeling: (apparaatsoorten 7MB251xxxx0x-xAFx, 7MB253x-xxxx-xxFx, 7MB201x–xxxxx–6 of 7xxx en 7MB211x–xxxxx– 6 oder 7xxx) ● Intrinsieke beveiliging i voor toetsenbordmodule en uitgangsoptie PROFIBUS PA
Temperatuurcategorie *)
Apparaat
Ex px met compensatie van lekkageverlies
Ex px met continue doorspoeling
O 6F, niet verhit
T4
T4
O 6F, niet verhit:
T3
T3
U 6F
T4
T6 (T4 met systeem PROFIBUS PA)
C 6F
T4
T4
C 62F
T4
T4
Explosiegroep
IIC
*) Onder voorwaarde dat de behuizingsdeuren op zijn vroegst 10 minuten na stroomuitschakeling geopend worden.
Soort ontstekingsbeveiliging
● Vereenvoudigde overdrukbehuizing Ex px met continue doorspoeling: (Apparaatsoorten 7MB251x-xxx0x-xAEx, 7MB201x–xxxxx–0 xxx of 1xxx-ZE12 en 7MB211x–xxxxx–0of 1xxx-ZE12)
temperatuurcategorie *)
OXYMAT 6F, niet verhit
T4
OXYMAT 6F, verhit:
T3
ULTRAMAT 6F:
T6 (T4 met systeem PROFIBUS PA)
CALOMAT 6F
T4
CALOMAT 62F
T4
Explosiegroep
IIC
*) Onder voorwaarde dat de behuizingsdeuren op zijn vroegst 10 minuten na stroomuitschakeling geopend worden.
28
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
Soort ontstekingsbeveiliging
● Dampbeveiligde behuizing Ex nR: (Apparaatsoorten 7MB251x-xxx0x-xABx, 7MB201x–xxxxx–0xxx of 1xxx-ZE11 en 7MB211x–xxxxx–0of 1xxx-ZE11)
temperatuurcategorie *)
OXYMAT 6F, niet verhit
T6
OXYMAT 6F, verhit:
T4
ULTRAMAT 6F:
T6
CALOMAT 6F
T6
CALOMAT 62F
T6
Explosiegroep
IIC
*) Onder voorwaarde dat de behuizingsdeuren op zijn vroegst 10 minuten na stroomuitschakeling geopend worden.
Soort ontstekingsbeveiliging
● Stofafscherming door Ex tD-behuizing voor zone 22: (Apparaatsoorten 7MB251xxxx0x-xAGx, 7MB201x–xxxxx–0xxx of 1xxx-ZE40 en 7MB211x–xxxxx–0of 1xxxZE40)
temperatuurcategorie *)
OXYMAT 6F, niet verhit
T60 °C
OXYMAT 6F, verhit:
T130 °C
ULTRAMAT 6F, niet verhit
T65 °C
ULTRAMAT 6F, verhit
T82 °C
CALOMAT 6F
T65 °C
CALOMAT 62F
T65 °C
Explosiegroep
IIC
*) Onder voorwaarde dat de behuizingsdeuren op zijn vroegst 10 minuten na stroomuitschakeling geopend worden.
Elektrische aansluitgegevens Elektrische aansluitgegevens
Alle apparaten, alle ontstekingsbeveiligingstypen, indien niet anders vermeld
Toevoerstroomkring
100 ... 120 V AC, 48 ... 63 Hz bzw. 210 ... 240 V AC, 48 ... 63 Hz, Um = 264 V AC
Analoge uitgang
0/2(4 ... 20 mA, potentiaalvrij, belasting: 750 Ω, naar keuze in ontstekingsbeveiligingstype intrinsiek beveiligde Ex ia IIC/IIB of Ex ib IIC/IIB volgens het testcertificaat van de toebehorende bedrijfsmiddelen.
Aandraaimoment (M)
Kabelschroefverbinding M 20: M = 3,8 ± 0,2 Nm Kabelschroefverbinding M 25: M = 5,0 ± 0,2 Nm
Relaisuitgangen (6 wisselcontacten)
24 V, 1 A AC of 1 A DC
Seriële interface
RS 485
PROFIBUS PA-interface (optioneel) (9-polige DSUB-stekker, pinnen 3, 7, 8)
naar keuze in ontstekingsbeveiligingstype instrinsiek beveiligde Ex ia IIC/IIB of Ex ib IIC/IIB alleen voor aansluiting aan een gecertificeerde, intrinsiek beveiligde stroomkring met de volgende maximale waarden: effectieve interne inductiviteiti: 8 μH Effectieve interne capaciteit: Ci: onbelangrijk klein (<1 nF) FISCO-toevoerapparaat
Lineaire barrière
U0 = 17,5 V I0 = 380 mA P0 = 5,32 W
U0 = 24 V I0 = 250 mA P0 = 1,2 W
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
29
Condities meetgasingang Meetgasingangscondities van de apparaatsoorten Gassoort
Niet brandbare gassen of gasmengsels die Brandbare gassen tot ontsteekbare volgens de bepalingen betreffende categorie 4 gasmengsels van EN ISO 13849-1: 2006 altijd onder de UEG blijven.
Max. druk pmax
● 1 100 hPa bij C 6F en C 62F ● 3 000 hPa bij O 6F ● 1 500 hPa bij U 6F
● Apparaatsoorten Ex px met "compensatie van lekkageverlies" – 100 hPa (rel.) bij C 6F of C 62F – 160 hPa (rel.) bij O 6F en U 6F ● Apparaatsoorten Ex px met "continue doorspoeling" en Ex pz "vereenvoudigde overdrukbehuizing" – 1 100 hPa bij C 6F of C 62F – 3 000 hPa bij O 6F – 1 500 hPa bij U 6F
Min. druk pmin
● 500 hPa bij O 6F ● 600 hPa bij U 6F ● 800 hPa bij C 6F en C 62F
-200 hPa (rel.)
Temperatuur
C 6F: 0 ... 60 °C C 62F: 0° ... 60 °C O 6F: 0 ... 130 °C U 6F: 0 ... 65 °C
Meetgasdoorstroming qv
C 6F: 0,5 ... 1,5 l/min O 6F: 0,3 ... 1,0 l/min U 6F: 0,3 ... 1,5 l/min
Pneumatische gegevens van ontstekingsbeveiligingsgassen Waarde Volume behuizing
ca. 50 l
Ontstekingsbeveiligingsgas
● Inert gas (bijv. stikstof uit een drukgasfles) ● Lucht uit een ex-vrije zone, voorwaarde: Olie- en stofvrijheid, deeltjesgrootte <40 μm, oliegehalte <5 mg/m³ en dauwpunt <2 °C bij 0,4 MPa ● Bij vereenvoudigde overdrukbehuizing: alleen inert gas
Duur van de voorspoelfase
5 min.
Minimaal volume voor voorspoeling
250 l
Doorstroming in de voorspoelfase
= 50 l/min. (3 000 l/h)
Min. druk ontstekingsbeveiligingsgas bij niet-brandbare meetgassen bij brandbare meetgassen
50 Pa (rel.) 50 Pa (rel.) of 50 hPa boven meetgasdruk, als deze hoger dan de atmosferische druk is
Verbruik tijdens bedrijf bij Ex px met compensatie van lekkageverliezen bij Ex px met continue doorspoeling bij Ex pz met vereenvoudigde overdrukbehuizing
max. 3 l/min. (gewoonlijk: < 1 l/min.) 1 l/min
Max. belasting van de Ex p-behuizing
165 hPa (rel.)
Typ. testdruk van de Ex p-behuizing
250 hPa (rel.)
30
1 l/min
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
Ex px-beveiligingsinrichting In principe kan iedere Ex px-beveiligingsinrichting, die een modeltestvergunning conform ATEX heeft, toegepast worden. Deze beveiligingsinrichting moet ten minste de volgende eigenschappen bezitten: ● Voor bewaking tijdens voorspoeling een veiligheidsniveau die tenminste in categorie 3 valt van EN ISO 13849-1 en voor bewaking tijdens gebruik tenminste in categorie 1 van EN ISO 13849-1 of een overdraagbaar veiligheidsniveau van andere, vergelijkbare internationale normen. ● Instelbare voorspoelfase; doorstroming ontstekingsbeveiligingsgas moet bij ≥ 50 l/min liggen. ● Begrenzing van de druk van het ontstekingsbeveiligingsgas tijdens voorspoelfase: < 165 hPa ● Compensatie lekkageverlies of continue doorspoeling = 1 l/min (afhankelijk van type) ● Aansluiting ontstekingsbeveiligingsgasleidingen: ∅ 10 mm of ∅ 3/8" van/naar analyseapparaat ● Voordruk voor ontstekingsbeveiligingsgastoevoer: 0,2 ... 0,4 MPa ● Relaiscontacten voor alpolige scheiding van de toevoerspanning van het analyseapparaat ● Relaiscontact voor uitschakeling van aanvullende hulpapparatuur (bijv. Ex-scheidingsrelais) ● Aansluitmogelijkheid van een sleutelschakelaar met een intrinsiek beveiligde opvraagmogelijkheid ● Alleen voor apparaatsoorten met "compensatie van lekkageverlies": Aansluitmogelijkheid van een sleutelschakelaar met een intrinsiek beveiligde opvraagmogelijkheid Drukverschilmonitoring Geldt alleen voor apparaatsoorten Ex p "met compensatie van lekkageverlies". De meetgasdruk moet (binnen de genoemde grenzen, zie Technische gegevens (Pagina 28)) bedrijfszeker aan het analyseapparaat aangesloten zijn. In geval er alleen een bedrijfszekere toevoer aangesloten is, moet er een aanvullende drukverschilschakelaar toegepast worden (zie ook punt 5 in "Bijzondere voorwaarden" in de EG-modeltestcertificaat). De drukverschilschakelaar en/of relatieve druksensor moet, in geval van vlamblokkeerders gemonteerd zijn, via een T-stuk tussen meetingangverbindingen en vlamblokkeerder aangesloten worden (zie Montageaanwijzing (Pagina 7) en montagetekening voor de soort Ex p met compensatie van lekkageverlies Aansluitschema voor de Ex px-soort met "compensatie van lekkageverlies" (Pagina 15)). Vereiste toebehoren voor de drukverschilbewaking: Drukverschilschakelaar
Voor corrosieve en niet corrosieve meetgassen
Best.nr.
Werkstoffen die in aanraking komen met meetgas
Schakelpunt
7MB8000-5AA
1.4571
Instelbaar tussen --20 ... +20 hPa
Toebehoren Geldt voor alle apparaatsoorten. Vlamblokkering Best.nr.
7MB8000-6BA
7MB8000-6BB
Werkstof
1.4571
Hastelloy
De uitvoering van de delen die in aanraking komen met meetgas moet voldoen aan de toepassingsvereisten en dienovereenkomstig te verkiezen. Scheidingsrelais Best.nr.
7MB8000-4AB
7MB8000-4AA
Spoelingtoevoer
110 V AC
240 V AC
Contacten
8 Sluiters
8 Sluiters
Scheidingsdrager Best.nr.
7MB8000-3AB
Uitgangssignaal (beveiligingstechnisch)
18,8 V / 107 mA / 503 mW
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
31
8
EG-richtlijnen
VOORZICHTIG Elektrostatisch gevaarlijke units kunnen door voltages verstoord worden, die ver onder de menselijke waarnemingsgrenzen liggen. Deze spanningen treden al op, wanneer u een onderdeel of elektrische aansluiting van een unit aanraakt, zonder elektrostatisch geladen te zijn. De schade die aan een unit door overbelasting optreedt, kan meestal direct herkend worden, maar is pas na langere werkingstijd van de apparatuur waarneembaar. Algemene beveiligingsmaatregelen tegen statische elektriciteitsontladingen: ● Let op goede aarding: Let bij het hanteren van elektrostatisch gevaarlijke units op een goede aarde van mens, arbeidslocatie en verpakking. Op deze wijze vermijd u statische oplading. ● Directe aanraking vermijden: Raak de elektrostatisch gevaarlijke units in het algemeen alleen aan, wanneer het onvermijdelijk is (bv. bij onderhoudswerkzaamheden). Pak de units zo beet, dat u de pinnen of geleidingspaden niet aanraakt. Op deze wijze kan de geladen energie de gevoelige onderdelen niet bereiken en beschadigen. Wanneer u metingen aan units gaat uitvoeren, moet u uw lichaam voor aanvang van de werkzaamheden ontladen. Raak hiervoor geen geaarde metalen objecten aan. Gebruik alleen geaarde meetapparatuur.
A. Betekenis afkortingen Afkorting/teken
Verklaring
"
Inch (1 inch is 25,4 mm)
<
Kleiner
>
Groter
≤
Kleiner gelijk
≥
Groter gelijk
°
Graden
°C
Graden Celsius
CS
Containment System (doorvoer meetgaspad in het apparaat)
cm
Centimeter
DIN
Duitse industrienorm
EN
Europese norm
Ex aa
Soort explosiebeveiliging, geclassificeert volgens ATEX
hPa
Hectopascal
kPa
Kilopascal
l
Liter
L
Line (Engels voor fase in stroomkabels)
MG
Meetgas
min
Minuut
MLFB
Machineleesbare productieaanduiding
mm
Millimeter
mm²
Kwadraatmillimeter
MPa
Megapascal
32
Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404-01, 12/2010
Afkorting/teken
Verklaring
N
Neutral (Engels voor nul in stroomkabels)
OEG
Bovenste explosiegrens
Pa
Pascal
PE
Beveiligende aarde (Engels voor beveiligingsaarde)
rel.
relatief
UEG
Onderste explosiegrens
VG
Compensatiegas
Δp
Drukverschil
Siemens AG Industry Sector Postfach 48 48 90026 NÜRNBERG Informatie op basis van ATEX voor gebruik in explosiegevaarlijke ruimtes A5E03312404, 12/2010 A5E03312404-01, 12/2010
33