Conferentieverslag
CBS Heerlen, maart 2014
1 locatie
45 deelnemende organisaties
5 workshops
3 landen 6 gastvrouwen
100 aanwezigen
4 grensregio’s
17 sprekers 7 organisatoren
Introductie
Op 20 maart 2014 organiseerde het CBS Heerlen in samenwerking met de regionale krimpkenniscentra uit Groningen (KKNN), Zeeland (Scoop) en Limburg (Neimed) een invitiational conference over grensoverschrijdend wonen en werken in krimpregio’s. De dag werd enthousiast voorgezeten door Ben van Essen, senior strateeg bij de provincie Limburg.
Voorbij de grens te kijken en met landelijke experts een nieuwe horizon verkennen was de grote uitdaging van deze dag. Daarbij werd niet alleen naar Limburg gekeken, maar werden ook andere grensregio’s actief betrokken. Om beleid te kunnen ontwikkelen en de effectiviteit van maatregelen te monitoren zijn cijfers nodig. Deze zijn er in onvoldoende mate. Er is zowel behoefte aan structuurcijfers over de gebieden aan beide kanten van de grens als aan het in kaart brengen van grensoverschrijdende activiteiten. Op basis van de observatie dat de drie krimpregio’s weliswaar perifeer liggen vanuit nationaal gezichtspunt, maar alle daarnaast ook aanpalen aan Duitse en Belgische regio’s, leek een conferentie over de kansen voor krimpregio’s bij oriëntaties op de andere kant van de grens, dan ook zinvol. Het was een levendige conferentie met veel voorbeelden over grensoverschrijdende samenwerking en projecten: de Eems-Dollard in Groningen, Terneuzen en Zeeuws-Vlaanderen en de Euregio Maas-Rijn en Parkstad Limburg.
Keynote Henk van Houtum De keynote speech werd verzorgd door prof dr Henk van Houtum, Universitair Hoofddocent Geopolitiek en Politieke Geografie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, hoofd van het Nijmegen Centre for Border Research aan de Radboud Universiteit Nijmegen en auteur van het boek Grensland. De grenzen voorbij ‘Ik wil vandaag voorbij de grens kijken. Een grens is een ontwerp, een strategisch product. Als we accepteren dat elke grens een design is, dan kunnen wij het als mens toch herontwerpen?’ aldus Prof dr van Houtum. ‘Een grens brengt consequenties met zich mee. Als je mensen insluit, sluit je automatisch anderen weer buiten. De vraag is, hoe ga je daarmee om? Je begrenst, maakt een orde, maakt een nationale orde. Je maakt statistiek, een nationale statistiek, nationale demografie, topografie, geschiedenis etc. Dit hoort allemaal bij ordening. Een grens is ‘een lijntje trekken op de kaart’, maar eigenlijk maskeert zij van alles. Ze maskeert de mensen die daaronder zitten, misschien gedachten die meer grensoverschrijdend zijn dan het perspectief of misschien niet helemaal identificeerbaar met dat ene nationale gebied. De grens als ‘political trap’ Een grens maskeert iets naar buiten, ze toont één gezicht met daarachter wellicht een groot gebied van ideeën. Elke grens is dus een val, ‘a political trap’. Het lijkt alsof een grens een vanzelfsprekende eenheid is met een vanzelfsprekend lijntje maar dat is dus absoluut niet zo.’ Het topografisch begrenzen, de nationale oriëntatie, begint al bij het lagere onderwijs. ‘We gaan steeds terug naar het kaartbeeld, maar weten dat de grenslijn continu verandert. De vorm van Nederland zal veranderen, kijk maar naar de geschiedenis.’
Grensoverschrijdend beleid ‘Voor ons onderzoek in het boek Grensland hebben we alle grensgemeenten gebeld met de vraag: Hoe kijkt u aan tegen grensoverschrijdende samenwerking, kunt u daar plannen maken?
Alle antwoorden waren hetzelfde: ‘Nee, dat is einde plangebied. Daar heb ik geen beschikking over of soevereiniteit.’ Een ander gevolg van dat ‘einde plangebied denken’ is dat je confrontaties krijgt. Aan de buitengrens laat je je gezicht zien. Als je op de grens je rotzooi neerzet, zegt dat veel over je nationale oriëntatie en dat is iets wat we niet moeten willen. Windparken en fabrieken zie je vaak op het grensland.’ ‘Áls we dan grensoverschrijdend gaan plannen, zie je grote ruimtelijke kaarten, Europa wordt ingekaart alsof het een land is. Het grensperspectief wordt vergeten, de grenslanders, en er is bijna nooit burgerlijke participatie. Eerst worden nationale programma’s ontwikkeld en er wordt niet stilgestaan bij het lokale perspectief; scholen, gemeenschappen. Ook het secretariaat is met handen en voeten gebonden aan die nationale ruimte. Wanneer aan het einde van een project het geld op is, zie je dat het logistiek doodbloedt. Bovendien wordt controle erg overdreven. De grensoverschrijdende samenleving is zo complex geworden dat mensen terugschrikken. Te bureaucratisch, te veel administratieve lasten.’
Horizontale verbindingen ‘Vandaar dat we besloten dat grensland te onderzoeken en te kijken naar de creatieve potentie van het grenslandschap. We hebben langs de hele grens een nieuwe lijn getrokken en hebben over dat gebied een nieuw dynamisch perspectief proberen te ontwikkelen. We wilden veel minder verticaal kijken, maar een horizontale spontane verbinding maken; is dat mogelijk en waar moeten we dan aan denken? We hebben een radicaal perspectief gemaakt aan beide kanten: Stel dat de grens een janus is en twee gezichten heeft: je kunt dan maximaal inzetten op de grensoverschrijdende gemeenschap. Stel dat we konden spelen met die grens, wat zou er dan mogelijk zijn? Stel dat je die grens theatraal kunt versterken. Je kunt deze dan ook inzetten als een verlangend perspectief, mensen ervan bewust maken dat er een verschil is. Als je een muurtje neerzet, verlang je ernaar om eroverheen te kijken. Een voorbeeld is het doortrekken van de hele Belgische én Nederlandse kustlijn zodat je een grensoverschrijdend kustlandschap maakt. Dat is het idee van het grensoverschrijdende doorkijken.’ ‘Het perspectief moet dat van een dubbellandschap zijn. Durf te ontwerpen! Maak een nieuwe horizon, van verticaal naar horizontaal. Ook een andere regie van de overheid, minder sturend en meer uitlokkend. Meer durf, durf meer te delegeren’, aldus Henk van Houtum.
Workshop 1: Werken in een grensoverschrijdend perspectief Sprekers: Niels Kooiman (CBS) en Martin Unfried (EIPA) / Discussieleider: Sabine Meier (KKNN)
In de eerste workshop werd vanuit een statistisch en beleidsperspectief gekeken naar het onderwerp werken. Niels Kooiman presenteerde een onderzoek naar de demografische en sociaaleconomische kenmerken van de mensen die tussen regio’s verhuizen en de gevolgen hiervan voor de samenstelling van de bevolking. Martin Unfried ging in op de wijze waarop grensoverschrijdend arbeidsbeleid in de Euregio Maas-Rijn wordt vormgegeven. Hierna volgde een discussie rondom de vraag: In hoeverre hebben grensregio’s een aantrekkend of afstotend effect op werkenden? Samenwerken in dat opzicht is een complexe materie, zo kwam naar voren. Op nationaal niveau is de grensproblematiek nog vaak geen prioriteit. Samenwerken van organisaties is evenwel belangrijk om de neuzen dezelfde richting op te krijgen. Grensoverschrijdend arbeidsbeleid moet leiden tot het oppakken van werkgelegenheid. De Benelux wil vanuit nationaal niveau meewerken, omdat er nog vaak versnippering heerst. Zij werkt samen met ministeries en andere betrokkenen. De secretaris-generaal van de Benelux werkt aan het in kaart brengen van Benelux-gegevens. Harde en zachte grenzen Van nature kijken we niet over de grenzen, we hebben onze blik op Nederland gericht. Daarom moet men accepteren dat grensoverschrijdende samenwerking lang gaat duren en dat men afhankelijk is van anderen. Een voorbeeld van hoe het anders kan, is het initiatief voor grensoverschrijdende baanvacatures zonder vermelding van het land. Harde grenzen maken een gebied klein, terwijl je als grensgebied juist vaak boeiend bent. De Nederlandse overheid verandert de regels m.b.t. grensoverschrijdend wonen en werken vaak waardoor mensen door de bomen het bos niet meer zien. De vrijwel jaarlijkse wijziging van wetten m.b.t. de grensstreek leidt tot imagoschade van grensoverschrijdend werken.
De vraag die tijdens de workshop aan de orde kwam, ‘wat is de grens tussen informatie en adviezen’, is dan ook niet eenvoudig te beantwoorden. Soms is het beste advies ga niet de grens over vanwege de regelgeving, maar moet men organisaties die grensoverschrijdend werken eigenlijk willen stimuleren dit advies te geven? ‘Verminder echte drempels (regelgeving) om psychologische drempels te verminderen’, wordt tijdens de discussie meegegeven. Voorbeeld: Een in Nederland ontslagen Duitser moet in Duitsland WW aanvragen. In Nederland is de constructie zodanig dat ontslag altijd met wederzijds goedvinden is. In Duitsland krijgt deze persoon dan geen WW.
Ontwikkelingen Diverse huidige ontwikkelingen werden besproken. Mensen verhuizen minder, de woningmarkt zit op slot, de krimp stopt (tijdelijk). ‘Mensen met een hoge opleiding zijn mobieler; biedt deze mensen banen aan, dan zullen ze blijven’, luidde één van de adviezen. Gegeven is ook dat Oost-Europeanen vooral naar de grensregio’s trekken vanwege de economische structuren, zoals landbouw in Noord-Limburg. Andere ontwikkeling is dat in Zeeuws-Vlaanderen juist laagopgeleide mensen de grens over gaan. Mensen worden onder hun niveau aangenomen zodat er weinig banen voor laaggeschoolden overblijven en ze wel de grens over moeten. Conclusies Eén van de conclusies: overschrijdende statistieken dienen de arbeidsbehoeftes in kaart te brengen om onze blik te vergroten. Nederland heeft mogelijk andere wensen en behoeftes dan Duitsland of België. Ideeën over overschrijdend werken moeten worden ondersteund door cijfers. ‘Kijk ook meer naar internationale verhuisbewegingen en pendel’, werd het CBS meegegeven. Tenslotte kwamen beroepen en opleidingen aan bod. Omdat technische beroepen zeer verschillend kunnen zijn tussen gebieden, is er sprake van een drempel voor overschrijdende arbeid voor technische opleidingen; taalverschillen spelen in de technische sector een minder prominente rol.
Workshop 2: Wonen in een grensoverschrijdend perspectief Sprekers: Jeroen Ooijevaar (CBS) en Robert de Ridder (Clavis) / Discussieleider: Jan Latten (CBS/Neimed)
In de tweede workshop werd vanuit verschillende invalshoeken het onderwerp wonen behandeld. Jeroen Ooijevaar presenteerde de vage lijn tussen verhuizen en emigreren in grensgebieden: de casus Kerkrade/Herzogenrath. De lezing van Robert de Ridder ging over aandachtspunten rondom grensoverschrijdend wonen, de stap van Vlaams naar Zeeuws-Vlaams. Uit reacties op de discussievraag, Wat betekent emigratie in een grensstreek?, blijkt dat emigratie een rekbaar begrip is. Emigreren kan naar de overkant van de straat zijn, zoals bij Kerkrade-Herzogenrath, of naar bijvoorbeeld Sydney. Zo vertrekt driekwart van de emigranten uit Kerkrade naar Herzogenrath/Noordrijn-Westfalen en twee derde van de emigranten die naar Herzogenrath vertrekken, komen uit Kerkrade. De verhoudingen in de grensstreek zijn dus behoorlijk in het voordeel van korteafstandemigratie, wat natuurlijk beleidsimplicaties heeft, zeker als het om krimp gaat. Meer inzicht is gewenst in de keuzes die inwoners van de grensregio maken t.a.v. wonen en werk. Het nationale emigratiecijfer dient bijvoorbeeld meer rekening te houden met deze grensstreek-migratie. De huidige emigratiecijfers sluiten mogelijk niet aan bij de ervaren werkelijkheid, in veel gevallen zijn de verhuisbewegingen namelijk kleinschalig (korte afstanden). ‘Vergelijk grensoverschrijdende verhuizingen met de ‘centrumperiferie’ uitgangspunten; vergelijk de beweging van mensen die trekken naar het centrum van het land met grensoverschrijdende bewegingen’, wordt geadviseerd. Wonen in Zeeuws-Vlaanderen Tijdens zijn presentatie behandelt Robert de Ridder de casus van woningmarkt strategie/campagne voor Zeeuws-Vlaanderen. Er is een samenwerkingsverband van vijf woningcorporaties om het grensoverschrijdend wonen te promoten in Vlaanderen.
Komen Vlamingen alleen in Nederland wonen of gaan zij zich hier ook settelen? Gaan kinderen naar Nederlandse scholen, doet men inkopen in Nederland en heeft men hier sociale contacten? Vraag is ook of de overheid invloed kan uitoefenen op de plek waar men wil gaan wonen, indien het een grensstreek betreft? Als voorbeeld van beleidsinvloeden wordt de benzineaccijns genoemd, deze is nationaal vastgesteld maar heeft een ander effect in de grensstreken aangezien prijsconcurrentie met het buitenland groter is. Zo gezien zou het nationale beleid gedifferentieerd kunnen worden naar regionale landsdelen. Conclusie De huidige CBS cijfers over wonen en werken stoppen echter bij de grens, een duidelijk kennis-hiaat dat roept om meer samenwerking met statistiekbureaus uit België en Duitsland. Deze aanbeveling wordt door de aanwezigen bevestigd. Ook is het op dit moment niet mogelijk om uit bestaande registers een statistiek samen te stellen die aangeeft wie de mensen zijn die over de grens gaan wonen (getrouwd, gescheiden, jong, oud, etc.) en hun reden van emigratie. Gesproken werd ook over de beleidstool van fiscale compensatie. Economisch voordeel stuurt de woon- en werkvoorkeuren regionaal, meer dan de culturele aspecten of taalbarrière. Door het vrije verkeer binnen Europa is het niet eenvoudig grensoverschrijdend werken en wonen te meten. Er hoeft pas na 4 maanden een verblijfsvergunning aangevraagd te worden. Registratie om dit deel van grenswerkers in kaart te brengen, ontbreekt.
Workshop 3: Bedrijvigheid in een grensoverschrijdend perspectief Sprekers: Marjolijn Jaarsma (CBS) en Petra Oden (KKNN) / Discussieleider: Ralph Wijnen (CBS)
In deze workshop kwam het onderwerp bedrijvigheid aan bod. Marjolijn Jaarsma presenteerde over internationale handel in de (grens)regio en Petra Oden behandelde de casus Eemshaven in Noord-Oost Groningen. Hier zijn zowel Duitse als Nederlandse bedrijven gevestigd. ‘Soms wordt de indruk gewekt dat we in één groot Europa leven, dat grenzen geen rol meer spelen. In de praktijk blijkt dit echter niet zo eenvoudig. Blik over de grens Zodra je de grens over gaat, komen de problemen om de hoek kijken’, weet Petra Oden. Voor multinationals is dat geen probleem, voor kleine ondernemers daarentegen is het ‘over de grens gaan’ geen doel op zich, het brengt veel onbekende problemen met zich mee. Bij handel over de grens komt veel kijken, ook wanneer de te overbruggen geografische afstand klein is. Er is een goed en doordacht plan nodig, inclusief goede contacten of een betrouwbare partner. Het over de grens werken is de laatste 40 jaar alleen maar moeilijker geworden, door toegenomen regelgeving onder meer rondom pensioenen. Deze administratieve problemen hebben ook betrekking op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in het algemeen. Diploma’s zijn onbekend over de grens, onderwijssystemen sluiten niet aan op de arbeidsmarkt aan de andere kant van de grens. Met andere woorden, op dit moment is de grens nog steeds een beperkende factor. Bovendien ontbreekt cijfermateriaal, Nederlandse en Duitse gegevens van grensoverschrijdende arbeid matchen niet.
Kleinschalige projecten Er werden enkele kleinschalige projecten genoemd die grensoverschrijdende arbeidsmarktmobiliteit mogelijk maken. Deze projecten lopen echter tegen praktische belemmeringen aan. Zo is er nog geen minimumloon in Duitsland. Zodra werknemers de kosten voor het woon-werkverkeer voor eigen rekening moeten nemen, wordt het voor hen te duur. Het is van belang om via Interreg-gelden een platform op te richten van waaruit meer samenwerking over de grens ontstaat die blijvend van aard is. Geadviseerd wordt de omgevingsvisie te delen met de andere kant van de grens. Het is namelijk van belang het eerst beleidsinhoudelijk eens te zijn over dat wat men samen wil realiseren. Gelderland is hiermee gestart en er zijn enkele obstakels te overwinnen, zoals wet- en regelgeving, taal en de (hiërarchische bedrijfs)cultuur. Er is nog een lange weg te gaan voordat dergelijke projecten goed op de rails staan. Aan beide zijden van de grens bestaat er geen goed beeld van hoe de arbeidsmarkt aan de andere kant uitziet. ‘In Nederland is momenteel veel aanbod van arbeidskrachten uit de kinderopvang en zorg, terwijl daar in Duitsland juist een tekort aan is’, komt tijdens de discussie naar voren. Met andere woorden, men is niet goed geïnformeerd over de mogelijkheden aan weerszijden van de grens.
Workshop 4: Statistiek in een grensoverschrijdend perspectief Sprekers: Jos Erkens (CBS) en Marc Vancauteren (UHasselt) / Discussieleider: Johan van der Valk (
CBS)
In de vierde workshop presenteerde Jos Erkens een casus waarbij de grenspendel van arbeiders in beeld werd gebracht. Marc Vancauteren ging in op een onderzoek naar de effecten van de sluiting van Ford Genk. Daarna volgde een discussie rondom de vraag: Wat zijn de mogelijkheden en uitdagingen bij het maken van grensoverschrijdende statistieken? De Euregio is blij met het initiatief tot het maken van statistieken op grensoverschrijdend beleid, wordt benadrukt. Het CBS is bezig met het maken van afspraken met partijen over de grens. De Euregio wil op 16 april partijen samenbrengen om te kijken wat er allemaal mogelijk is om de grenspendelaars in kaart te brengen. ‘Als Euregio zouden we al blij zijn met een pragmatische oplossing. We willen graag weten waar mensen wonen en waar ze werken. Vaak is afstand van grensarbeider nog niet eens zo interessant. Zeker in deze economische crisistijd is afstand minder belangrijk. Wat wel van belang is, van welke plek naar welke plek gaan mensen en met welke frequentie’, zo wordt aangegeven. Het is vooral van belang dat regionale statistieken er überhaupt zijn. ‘Liever iets globaler dan niet recent.’ Het CBS bracht in het verleden grensoverschrijdende pendel in kaart, deze statistiek wordt echter niet meer geüpdatet doordat de bron (verzekerdenadministratie) is beëindigd. Bij het maken van grensoverschrijdende statistieken zijn er vooral problemen in de afstemming. Vragen die spelen: Wanneer is iemand een werkende? Wat is een vestiging? Definities en concepten verschillen tussen de landen. Je kunt de cijfers van verschillende landen niet zomaar naast elkaar zetten. Deze verschillen in definitie zijn lastig op te lossen, ‘wel kan meer inzicht in de verschillen worden verkregen door de metadata erbij te zetten’, wordt geadviseerd.
Behalve behoefte aan statistieken over woon-werkafstanden - ‘vanuit onderzoek hebben we behoefte aan woon-werkafstanden, hoe lang is iemand bezig om van a naar b te reizen, zeker in Euregio’s’ - is een andere wens het matchen van banen naar opleidingsniveau om integratie van arbeidsmarkt te kunnen onderbouwen. Het is lastig een goed beeld te krijgen van de arbeidsmarkt. Classificaties van beroepen zijn vaak niet vergelijkbaar. Belangrijk is ook effectenmeting: hoeveel bedrijven hebben samenwerkingsverbanden over de grens, hoeveel netwerkverbanden zijn ontstaan? Een nul-meting is gewenst om naderhand te kunnen bekijken hoe de situatie is veranderd. Statistieken zijn niet alleen goed bruikbaar om beleid te maken, maar kunnen ook als basis worden gebruikt voor onderzoek. Zo kunnen meer gedetailleerde informatie en stroomgegevens worden verkregen. Verder kunnen cijfers ondersteuning bieden bij regiobranding. Overigens zijn meer cijfers beschikbaar dan er standaard worden gepubliceerd. Landen leveren alleen waar Eurostat om vraagt en vaak zo beperkt mogelijk. ‘Euregio’s zouden eigenlijk rechtstreeks met de regio’s moeten praten’, wordt geadviseerd.
Duurzaamheid is van belang bij grensoverschrijdende statistieken. ‘Dit moet in Brussel duidelijk worden. We hebben iets structureels nodig, wat je over de tijd kunt volgen. Een infrastructuur om dingen in kaart te kunnen blijven brengen’, is de slotconclusie.
Workshop 5: Beleid in een grensoverschrijdend perspectief Sprekers: Nol Reverda (Neimed) en Nico Out (SCOOP) / Discussieleider: Robert Hermans (CBS)
In deze vijfde workshop ligt de focus op het vormgeven van grensoverschrijdend beleid. Nol Reverda en Nico Out gaven hun visie op grensoverschrijdende oriëntaties op het gebied van wonen, werk, talen, studeren en onderwijs/onderzoek. Tijdens de discussie werd de vraag besproken: ‘Wat zijn de mogelijkheden bij het maken van grensoverschrijdend beleid en welke spanningsvelden zijn er?’ De vraag wie er echt aan de slag is met het afstemmen van wetten, is lastig te beantwoorden. Op fiscaal gebied is meer mogelijk dan op sociaal gebied. Sociale kwesties zijn afhankelijk van de EU, waarbij alle landen moeten meedoen – dit overstijgt vaak de mogelijkheden van een Euregio. Er is daarnaast een wirwar aan initiatieven en adviezen op gebied van grensoverschrijdend beleid in de Benelux. De samenhang ontbreekt en de Benelux toont in dat opzicht te veel versnippering. Grensoverschrijding moet op de politieke agenda komen en ook in de praktijk worden opgepakt. Daarbij moet dit beleid zich zowel richten op wet- en regelgeving uit het eigen land als dat van het aangrenzende land. En omdat kennis hierover niet overal aanwezig is, is een backoffice nodig met specialisten. Zo kan verspreide kennis worden samengebracht. Grensoverschrijding biedt kansen. Statistieken dienen deze kansen aan te tonen, met data en kennis. Grensoverschrijdende statistieken zijn moeilijk, maar niet onmogelijk. Voor veel grensgebieden is er interesse en kennis. ‘Start met de analyse en het uitwisselen van gegevens. Dan komt er grensoverschrijdend beleid. Dit type conferentie is een voorbeeld. Men moet streven naar regelgeving en capaciteit voor het grensoverschrijdend vraagstuk’, is het advies.
Bij de wens grensoverschrijdend beleid te maken, komen ook problemen om de hoek kijken. Men ‘denkt nog in grenzen’, waardoor zelden wordt gedacht aan samenwerken om iets te bereiken. Een voorbeeld is de Euregio Maas-Rijn; de afgelopen 40 jaar zijn veel documenten over grensoverschrijding geproduceerd, maar vervolgens komt men niet verder dan papier. Taal kan een reden zijn. Daarnaast zijn ontwikkelingen in grensoverschrijding door de markt gestuurd, er komt weinig beleid aan te pas. Ook de politiek vormt een belemmering: ‘mijn kiezer zit niet over de grens’. Weinig partijen geven aandacht aan grensoverschrijding. Bovendien heeft de overheid een dubbele pet: enerzijds wil zij regionale regelgeving bevorderen, maar anderzijds ook de controle behouden. Daarnaast worden beleidswijzigingen doorgevoerd zonder grenseffectrapportage, en gaan er vaak decennia overheen voordat grensproblemen zijn opgelost. Er moet een focus zijn op win-win situaties, niet op problemen, luidde één van de adviezen tijdens de discussie. ‘‘Smokkelen’, oftewel creatief met grenzen omgaan, is een manier om verschillen positief in te zetten.' Succesvolle initiatieven verdienen daarbij veel meer zichtbaarheid en moeten de basis vormen van de ontwikkeling van bottom-up grensoverschrijdend beleid.
Nawoord Een belangrijke winst van de conferentie was het groeiende besef, dat we moeten focussen op wat wel kan en niet op wat niet kan. Wat niet kan is het wijzigen van nationale wet- en regelgeving, ook al liggen hier vaak de hobbels om grensoverschrijdend wonen en werken daadwerkelijk te effectueren – daarvoor is de invloed van de drie regio’s op de landelijke politiek in Duitsland, België en Nederland te beperkt. Wat wel kan is het ontwikkelen van beleid en samenwerking, waar die wetswijziging helemaal niet voor nodig is: het over en weer bij elkaar brengen van werkgevers en werknemers (Eems-Dollard, Charlemagne project), het afstemmen van onderwijs en onderzoek op universiteiten en hogescholen (Erasmus), het investeren in taalonderwijs (Buurtalen project), het synchroniseren van de aankomst en vertrektijden van het openbare vervoer, enz. Of op het gebied van culturele samenwerking, waar cultuurmakers aan weerzijden van de grens met elkaar in gesprek gaan en de mogelijkheden om cultuuragenda’s op elkaar af te stemmen onderzocht worden. Interessant is in dit verband, dat men met alle ongemak van verschil in wet- en regelgeving, de bestaande verschillen aan beide zijden van de grens steeds minder als probleem en steeds meer als toegevoegde waarde gaat zien. Juist het verschil in benzineprijs doet ons tanken aan de andere kant van de grens, terwijl de Nederlandse weekmarkten op hun beurt weer voor veel Belgen en Duitsers aantrekkelijk zijn. Juist het failliet van de ene autofabriek en de doorstart van de andere kan de arbeidsmobiliteit doen toenemen – voor de zorg geldt hetzelfde verhaal. En juist het verschil in huizenprijs creëert woonmobiliteit en is de groei van het aantal studenten in Aken kansrijk voor de leegstand in Parkstad Limburg. Het verschil in taal, economie en cultuur zorgt ervoor dat we elkaar opzoeken: een verrijking voor de kansen van aan de grensgelegen krimpregio’s !
De conferentie “Wonen en werken in een grensoverschrijdend perspectief “ werd georganiseerd door: