CONCEPT MEERJARENPROGRAMMA 2011-2015 ZOOGDIERVERENIGING
DEFINITIEF Concept - ALV
1/18
INHOUD
SAMENVATTING MEERJARENPROGRAMMA 2011-2015 A. INLEIDING - WAT SPEELT? 1. Vereniging en Stichting 2. Achtergrond & kader 3. Randvoorwaarden: visie, missie en statutaire doelstelling B. REFLECTIE – WIE ZIJN WIJ? 4. Terugblik: waar komen wij vandaan? 5. Rondblik: waar staan wij nu? 6. Vooruitblik: waar gaan wij naar toe? Externe ontwikkelingen Kansen en risico’s Actualiteit Professionalisering Samenwerking C. CONCREET - WAT GAAN WIJ DOEN? 7. Strategisch: speerpunten 8. Programmatisch: kerntaken 9. Middelen: mensen en geld Bijlage 1. Overzicht Werkgroepen Bijlage 2. Overzicht externe ontwikkelingen, kansen en risico’s Bijlage 3. Landschapsbescherming nader toegelicht
DEFINITIEF Concept - ALV
2/18
SAMENVATTING MEERJARENPROGRAMMA 2011-2015 STRATEGISCH NIVEAU - SPEERPUNTEN ¾ – – – – –
Uitbouwen van de kennisorganisatie, door: Bieden van een platform aan onderzoekers en beschermers Vergroten van kennis over zoogdieren en hun leefomgeving Gerichter verzamelen van gegevens Up-to-date houden databank & NDFF en digitale Atlas Activeren van de eigen achterban
¾ Gestructureerde aandacht voor beïnvloeding, door: – Uitbouwen positionering van de Zoogdiervereniging als: kennisorganisatie autoriteit op het gebied van zoogdieren ambassadeur van zoogdieren beleidbeïnvloeder en belangenbehartiger samenwerkingspartner ondersteuner en versterker van actieve leden en werkgroepen – Ontwikkelen van vaardigheden rond: krachtverhoudingen binnen het beleid communicatie- en advies onderbouwing zienswijzen op nationaal niveau opstellen standpunten en aanreiken aan netwerk werven van financiële middelen ¾ – – – – –
Draagvlakversterking door middel van profilering van de Vereniging door: Public Relations, intern en extern Gerichte beïnvloeding van beleid en stakeholders Samenwerking met andere organisaties Organisatie van evenementen teneinde meer burgers en vrijwilligers aan de Vereniging te binden Gericht aandacht schenken aan zoogdieren op het niveau van soort-, leefgebied en landschap
PROGRAMMATISCH NIVEAU – KERNTAKEN ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
Creëren van draagvlak Verwerven en delen van kennis en informatie Uitvoeren van beschermingsactiviteiten Beïnvloeden van beleid en beheer Verenigen en ondersteunen van de achterban (vrijwilligers, waarnemers, leden, werkgroepen) ¾ Werven van voldoende (financiële) middelen
MIDDELEN - ACCENTEN ¾ Gegevensverzameling ¾ Onderzoek aan en bescherming van soorten ¾ Gebiedsbescherming ¾ Landschapsbescherming ¾ Belangenbehartiging ¾ Vergroten van het draagvlak
DEFINITIEF Concept - ALV
3/18
A. INLEIDING - WAT SPEELT? 1. Vereniging en Stichting Het bestuur van de Zoogdiervereniging heeft besloten om voor de Vereniging en de Stichting afzonderlijke jaarplannen te maken. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de volgende: - de Stichting is de uitvoeringsorganisatie van de Vereniging, die gedeeltelijk werkt in opdracht van de Vereniging, maar die ook, doordat zij verantwoordelijk is voor haar medewerkers, zelfstandig inkomsten moet verkrijgen door het uitvoeren van projecten voor derden (passend binnen de doelstelling van de Vereniging). - van de Stichting wordt verwacht dat zij bedrijfsmatig werkt en een positief rendement behaalt. Dit betekent dat er duidelijkheid moet worden verschaft aan de Vereniging welke taken, uren en middelen van de Stichting kunnen worden ingezet voor de Vereniging. De Vereniging is dus een opdrachtgever voor de Stichting. - de Vereniging is een inhoudelijk en de Stichting een bedrijfsmatig gedreven organisatie. Daarbij is een goede synergie tussen beide organisaties vanuit de gezamenlijke belangen belangrijk. - de Stichting is onlosmakelijk met de Vereniging verbonden. Zonder inbedding in de Vereniging is de Stichting een groen adviesbureau, en zonder Stichting is de Vereniging veel minder effectief. - de scheiding tussen Vereniging en Stichting is ingevoerd om te voorkomen dat groeiende financiële risico’s (van de Stichting) een bedreiging vormen voor het voortbestaan van de Vereniging. - hiermee werd ook voorkomen dat de ALV directe invloed zou hebben op de bedrijfsvoering van de werkorganisatie. De Stichting moet kunnen ondernemen en de Vereniging moet haar eigen keuzes kunnen maken zonder afhankelijk te zijn van de resultaten van de Stichting. Naast het meerjarenplan van de Vereniging komt er in de loop van 2010 ook een meerjarenplan voor de Stichting voor de periode 2011 – 2015, dat ter kennisname aan de ALV wordt voorgelegd.
2. Achtergrond & kader De Vereniging heeft de laatste twee decennia belangrijke veranderingen in haar werkwijze en aandachtsvelden doorgemaakt. Terugkijkend kan worden gezegd dat deze veranderingen de Vereniging veel positiefs hebben gebracht: de werkorganisatie is sterk gegroeid en geprofessionaliseerd, het aantal mensen dat zich actief bezighoudt met studie en bescherming van zoogdieren en zich bovendien gebonden weet aan de Vereniging is aanzienlijk toegenomen, het kantoor is het hart van de Vereniging geworden, en de buitenwereld beschouwt ons steeds meer als dé autoriteit op het gebied van zoogdierstudie en zoogdierbescherming. Het is belangrijk te constateren dat de Vereniging daarbij een organisatie is gebleven waarin waarnemers, leden en vrijwilligers centraal staan. In het licht van alle veranderingen is dit een belangrijk resultaat, dat ook in de toekomst moet worden vastgehouden. Want zonder deskundige staf, waarnemers, leden, werkgroepen en vrijwilligers verliest de Vereniging haar
DEFINITIEF Concept - ALV
4/18
bestaansrecht en kan de studie en de bescherming van zoogdieren niet op het huidige niveau worden voortgezet, laat staan worden uitgebreid. Helaas is het in het overheidsbeleid en het natuurbeheer nog steeds niet vanzelfsprekend dat voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van ‘onze’ zoogdieren. Onze inzet om zoogdieren overal goed op de agenda te zetten en te houden blijft hard nodig. De Vereniging sluit daarom ook in de komende jaren aan bij beheer en beleid door het verstrekken van goede gegevens, informatie en advies over de wilde zoogdieren in Nederland. De Zoogdiervereniging is en blijft dé gegevens- en kennisorganisatie voor zoogdieren in Nederland. Zoogdierbescherming is net als andere vormen van natuurbescherming lange termijnwerk. Slechts stap voor stap komen wij bij dichter bij ons doel. Maar niet alle stappen kunnen tegelijk genomen worden. Ook in de komende jaren zullen beschikbare menskracht en financiële middelen onze ambities bepalen. Hiermee kan pragmatisch worden omgegaan door bij het stellen van prioriteiten niet alleen de zoogdieren zelf centraal te stellen, maar ook in te spelen op externe ontwikkelingen en actualiteit. Het antwoord op de vraag ‘waar liggen onze kansen’ is dan ook een belangrijk ander ijkpunt. In de komende jaren zal de Vereniging zich ontplooien als een actieve Vereniging waarbij de dynamiek in de Vereniging vooral van de leden komt. Het bureau faciliteert de leden daarbij nog meer dan voorheen. Dit meerjarenprogramma geeft het raamwerk weer voor het door de Vereniging uit te voeren werk in de periode 2011-2015. Het meerjarenprogramma is richtinggevend voor al het werk dat onder de vlag van de Vereniging wordt uitgevoerd. Daarbij maakt het niet uit door wie binnen de Vereniging dit werk wordt uitgevoerd. Op grond van het meerjarenprogramma worden jaarlijks concrete (toetsbare) doelen, acties en gedetailleerde overzichten van benodigde en beschikbare menskracht en financiële middelen (begroting) vastgelegd en nader uitgewerkt (jaarplan). Door deze getrapte werkwijze kan ieder jaar opnieuw worden ingespeeld op de zich dan voordoende actualiteit en op nieuwe kansen, waarbij de gestelde einddoelen niet uit het oog worden verloren. Zo nodig worden afzonderlijke plannen van aanpak of afzonderlijke strategieën opgesteld. Voor een deel bestaan deze al, zo is er een aparte communicatiestrategie, welke aan dit meerjarenplan getoetst en eventueel bijgesteld wordt.
3. Randvoorwaarden: visie, missie en statutair doel De randvoorwaarden voor ieder meerjarenprogramma worden gevormd de statutaire doelstelling en de daarvan afgeleide visie en missie (zie kader). De Zoogdiervereniging streeft naar het behoud van duurzame populaties. Niet alleen de belangen van soorten moeten worden behartigd, maar ook hun leefgebieden moeten van goede kwaliteit zijn en er moet voldoende ruimte zijn om populaties duurzaam te laten voortbestaan. Leefgebied wordt daarbij uitgelegd door enerzijds het geografisch begrensde (beschermde) gebied, en anderzijds door de habitat waarin de verschillende zoogdieren voorkomen. De Vereniging stelt zich op het standpunt dat studie en bescherming onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Voor een effectieve bescherming zijn kennis over verspreiding, over aantalontwikkelingen en over oorzaken van achter- of vooruitgang van een soort nodig. Daarbij is het ook belangrijk de ecologie van soorten te bestuderen.
DEFINITIEF Concept - ALV
5/18
Deze uitgangspunten vinden wij terug in het feit dat de Vereniging vooral een kennisorganisatie wil zijn, waarbij de gegevens, kennis en expertise van leden, waarnemers vrijwilligers en medewerkers worden ingezet ten behoeve van zoogdieren: voor publiek, beheer, beleid en onderzoek. Daarmee is de Vereniging vooral een vereniging van mensen met een passie voor zoogdieren die gezamenlijk werken aan het uitbouwen van de kennis en de bescherming van zoogdieren, en die zo dé autoriteit op het gebied van zoogdierstudie en zoogdierbescherming is. Doelstelling, visie en missie van de Zoogdiervereniging zijn samen te vatten in de volgende drie belangrijke componenten: • De Vereniging is een Kennisorganisatie en Autoriteit • De Vereniging is een platform van leden, waarnemers en vrijwilligers • Binnen de Vereniging staan we voor vergroting van het leefgebied van zoogdieren onder het motto: ‘Zoogdieren, die geef je de ruimte! ‘ Missie Dé zoogdiervereniging van Nederland zijn en dit bereiken door het verenigen van mensen die actief kennis verzamelen, ontwikkelen en uitdragen, met als doel de actieve bescherming van zoogdieren en hun leefgebieden, zowel nationaal als internationaal. Visie De zoogdiervereniging streeft naar duurzame populaties van alle inheemse zoogdieren in Nederland. Daarbij hoort een kwalitatief hoogwaardig leefgebied, zowel in natuurgebieden als daartussen en daarbuiten (duurzaam in het wild voortbestaan van populaties). Statutaire doelstelling Zoogdiervereniging: 1. De Vereniging heeft ten doel zich nationaal en internationaal in te zetten voor de studie en de bescherming van in het wild levende zoogdieren en hun leefgebieden en voorts het verrichten van al hetgeen daarmee in de meest ruime zin verband houdt of daarvoor bevorderlijk kan zijn. 2. – – – –
De vereniging tracht dit doel onder meer te bereiken door: het organiseren van activiteiten voor haar leden het (laten) uitvoeren van onderzoek het geven van voorlichting en adviezen het uitvoeren of doen uitvoeren van maatregelen ter bescherming en behoud van zoogdiersoorten en hun leefgebieden
DEFINITIEF Concept - ALV
6/18
B. REFLECTIE – WIE ZIJN WIJ? 4. Terugblik: waar komen wij vandaan? De Zoogdiervereniging is in 1952 opgericht als een ontmoetingsplaats voor iedereen met belangstelling voor zoogdierkunde en zoogdierbescherming. Decennialang bestond de belangrijkste activiteit van de Vereniging uit het bieden van een platform voor kennisuitwisseling tussen professionele zoogdierkundigen, amateuronderzoekers en belangstellenden. Het praktische werk werd geheel door leden en werkgroepen uitgevoerd. Het bestuur trad vooral coördinerend op, organiseerde jaarlijks verschillende bijeenkomsten voor leden en werkgroepen, en lobbyde incidenteel ook voor een betere bescherming van zoogdieren. In de jaren tachtig van de vorige eeuw begonnen zich veranderingen af te tekenen. Zo zag een door vrijwilligers gerund ledentijdschrift (Zoogdier) het licht, en begon de Vereniging zich voorzichtig te ontwikkelen tot een belangenorganisatie. In 1995 werd mede daartoe een bureau ingesteld dat projecten ging uitvoeren en waarnemers, leden en werkgroepen in hun werk ging ondersteunen. In 2005 werd dit bureau ondergebracht in een Stichting, welke via een personele unie van bestuursleden met de Vereniging werd verbonden. Hiermee werd een belangrijke professionaliseringsslag ingezet. Deze professionalisering komt niet alleen het werk zelf ten goede, maar ook de werkgroepen en vrijwilligers die hierdoor worden gestimuleerd omdat hun kennis en gegevens professioneel worden ingezet. Een voorbeeld van deze professionalisering is de werving van leden. Aan het begin van de planperiode 2006 – 2010 had de vereniging ruim 1400 leden. Aan het begin van het laatste beleidsplanjaar waren dat er bijna 1900. De professionalisering is Verenigingsbreed en betreft werkorganisatie, bestuur, leden, waarnemers en werkgroepen. De professionalisering uit zich in het werken volgens gezamenlijke standpunten, in transparantie, in een professioneel bestuur en good governance, in het nastreven van een professioneel apparaat, in het verzamelen van gegevens voor beheer, beleid en wetenschap, en in het samen ergens voor staan. De “vrijheid-blijheid” gedachte verdwijnt langzaam uit alle lagen van de Vereniging en maakt plaats voor een gezamenlijke, professionele aanpak.
5. Rondblik: waar staan wij nu? De Vereniging heeft zich in de afgelopen 10-15 jaar ontwikkeld tot een professionele organisatie die mensen ondersteunt en bijeenbrengt. Deze mensen verzamelen gegevens en ontwikkelen en dragen actief kennis uit. Zij doen dit teneinde de bescherming van zoogdieren en hun leefgebieden zowel nationaal als internationaal gestalte te geven. De gegevensverzameling heeft geleid tot een aanzienlijke databank met verspreidingsgegevens over zoogdieren in Nederland, welke inmiddels onderdeel uitmaakt van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Deze zoogdiergegevens vormen een belangrijke basis voor het werk van de Vereniging.
DEFINITIEF Concept - ALV
7/18
Goede recente voorbeelden van effectieve gegevensverzameling zijn het digitale Atlasproject en het Jaar van de Egel (2009). Naast gegevensverzameling over en het uitvoeren en stimuleren van onderzoek aan soorten wordt sinds 2005 ook steeds meer tijd besteed aan de leefgebieden. Daarnaast neemt de verbreding van het draagvlak voor de bescherming van zoogdieren en hun leefgebieden een steeds prominentere plaats in. In toenemende mate geeft het bureau adviezen aan overheden, terreinbeheerders en projectontwikkelaars, verzorgt het de groeiende interne en externe communicatie, voert het steeds vaker beschermingsprojecten uit, en houdt het zich in toenemende mate bezig met belangenbehartiging van zoogdieren (onder andere lobby met betrekking tot wet- en regelgeving). Het bureau van de Vereniging houdt zich uitdrukkelijk niet bezig met opvang van wilde zoogdieren en asielwerk. Deze aspecten worden aan vrijwilligers en andere organisaties zoals de Egelopvang overgelaten. Een goed voorbeeld van advisering betreft het attent maken van beleidsmakers en ondernemers op de voor vleermuizen van groot belang zijnde aanpassingen aan de verlichting langs wegen (zie ook Zoogdier 2009(3): 3-6), de plaatsing van windturbines op plekken waar deze vleermuizen daardoor zo min mogelijk geschaad worden, en het soortenbeschermingsplan noordse woelmuis. De basis van veel activiteiten vormen de door waarnemers, leden, werkgroepen, vrijwilligers en medewerkers verzamelde gegevens: de Vereniging als platform en kennisorganisatie. De Vereniging is daarmee uitgegroeid tot de enige Nederlandse organisatie die zich volledig richt op onderzoek naar en bescherming van alle in Nederland in het wild levende zoogdieren, en kan zich in Nederland terecht dé autoriteit op het gebied van zoogdierstudie noemen. Om onderzoek en bescherming op een nog hoger plan te brengen, wordt samenwerking met andere, externe partijen steeds belangrijker (zie verder hoofdstuk 7). Die samenwerking is nodig om: - effectiever over zoogdieren te kunnen communiceren - beschermingsprojecten te verbreden - belangenbehartiging te ondersteunen, en - draagvlak voor zoogdieren en hun leefgebieden te vergroten. Zo kan kennis en expertise worden gedeeld. Bovendien sta je samen sterker. Een mooi voorbeeld van een dergelijke samenwerking is het Atlasproject, waarin in samen met provincies, beheersorganisaties, leden, waarnemers, werkgroepen en het brede publiek de zoogdierwereld in Nederland digitaal in kaart wordt gebracht. De zo ingebrachte gegevens zijn niet alleen digitaal in te zien, maar worden door de Vereniging uiteindelijk ook gebruikt als basis voor een papieren atlas in de serie de Fauna van Nederland. Hiermee zet de Vereniging via een uniek samenwerkingsverband een prachtig kennisproduct neer. De Vereniging in cijfers: De Vereniging kent momenteel 1900 leden en negen werkgroepen (bijlage 1). De werkorganisatie bestond begin 2010 uit 25 personen (18,5 fte) in dienst van de Stichting. Daarnaast werken er geregeld vrijwilligers en studenten op het kantoor en in projecten in het veld.
DEFINITIEF Concept - ALV
8/18
6. Vooruitblik: waar gaan wij naar toe? Kansen en risico’s Kansen liggen vooral op het vlak van: - kennisontwikkeling - belangenbehartiging en implementatie van wetgeving - beïnvloeding van beleid en beheer - habitat en landschapsbescherming - samenwerking met kennisinstituten - samenwerking met andere gelijkgezinde organisaties, en - verbreding van het maatschappelijk draagvlak. Het door de Vereniging inbrengen van specifieke kennis rond zoogdieren – dé niche van de Vereniging – speelt bij het oppakken van deze kansen steeds een cruciale rol. Maar dit kan zij niet alleen. Het opstarten en verder uitbouwen van de samenwerking met organisaties die (deels) andere niches bekleden teneinde onze kennis goed te kunnen inbedden in wetgeving, beleid, beheer en maatschappij is een kans die de Vereniging voortvarend oppakt. Meer concreet ligt er een belangrijke kans in het uitbreiden van het werk van de Vereniging met een extra accent: die van kwaliteitsverbetering van het cultuurlandschap (zie bijlage 3). Deze kans wordt niet alleen door externe ontwikkelingen aangegeven, maar ook door de zoogdieren zelf. Binnen het cultuurlandschap is vooral de ecologische detailstructuur voor veel zoogdieren van levensbelang. Een goede ‘groen-blauwe dooradering’ van het landschap zorgt voor de verbinding tussen landschapselementen. Maar dat zijn niet de enige aspecten die een rol spelen. Verbetering van landschapskwaliteit is alleen mogelijk als ecologie, economie en esthetiek in samenhang aan bod komen. Zoogdieren kunnen een belangrijke icoonfunctie vervullen voor de kwaliteitsverbetering van een gebied. Daarom wacht er voor de Vereniging ook bij dit accent de komende jaren een belangrijke taak. Het landschapsdenken wordt binnen de Vereniging op ecologisch niveau al wel toegepast bij vleermuizen, kleine marterachtigen en hazelmuis. Voor deze soortgroepen spelen structuur en eenheid van het landschap een nadrukkelijke rol. De resultaten laten zien dat deze aanpak ook voor de bescherming van andere soorten zoogdieren grote kansen bieden. Het spreekt voor zich dat het werk aan soorten en (leef)gebieden, de twee accenten waaraan de Vereniging al jaren met succes werkt, wordt voortgezet en verder wordt uitgebouwd. Aandacht voor de integrale kwaliteitsverbetering van het landschap complementeert daarbij het werk aan soorten en gebieden. Risico’s liggen vooral op het vlak van - vermindering van projectgelden vanuit de overheid en terreinbeheerders - vermindering van inkomsten uit leden en bedrijfsleven - onvoldoende communicatie over nieuwe werkvelden en actualiteit naar werkgroepen en vrijwilligers vanuit het kantoor en andersom, - ontstaan van een ‘anti-imago’ door toenemende beïnvloeding, en - ontbreken van breed (uit)gedragen Verenigingsstandpunten (position papers, bijvoorbeeld over faunabeheer, muskusrattenbestrijding, dierenwelzijn, opvang & asielwerk, juridische werkwijze & anti-imago, gegevensverzameling & gebruik).
DEFINITIEF Concept - ALV
9/18
Voorbeelden van ‘anti-imago’ zijn de reacties op juridische procedure van de Zoogdiervereniging m.b.t. de Gedragscode van de Waterschappen, en meer in het algemeen de recente Natura 2000-discussie rond de Westerschelde. Hoe de Vereniging het punt van het ‘anti-imago’ wil aanpakken, is een punt van nadere uitwerking dat in de komende periode wordt opgepakt. Hierbij speelt bijvoorbeeld de strategische keuze of de Vereniging zich vooral op bescherming wil richten in combinatie met een subtiele wijze van beïnvloeden of dat men rechtszaken wil blijven voeren.
Externe ontwikkelingen Er zijn vier externe ontwikkelingen te onderscheiden waarvan wordt verwacht dat zij in de komende jaren een belangrijk stempel op het werk van de Vereniging drukken (zie bijlage 2): -
(inter)nationale wet- en regelgeving en internationale verdragen beleid en beleidsuitvoering (van overheid en terreinbeheer) economie en financiën (mede in relatie tot de recente crisis), en maatschappelijk draagvlak.
Rond economie en financiën kan worden opgemerkt dat de externe ontwikkelingen t.a.v. dit punt mogelijk vooruitzicht bieden op een toenemende beschikbaarheid van geldstromen voor onderzoek aan zoogdieren doordat kenniswerk steeds meer aan derde partijen wordt uitbesteed. Hierbij speelt de Vereniging een belangrijke stimulerende en uitvoerende rol. Wel is een kanttekening op zijn plaats, omdat zich bij de overheid nieuwe bezuinigingen aandienen, terwijl ook verschuiving van structurele geldstromen voor uitvoering van beleid naar de provincies optreden. Grotere projecten van landelijk belang kunnen hierdoor in de knel komen. Bij het benutten van de externe ontwikkelingen rond het maatschappelijk draagvlak staat in de komende periode het creëren van naamsbekendheid van de Vereniging ten behoeve van de noodzakelijke draagvlakversterking voorop. Hiertoe wordt in de voorliggende periode zoveel mogelijk ‘gezaaid’ door middel van communicatie via de diverse aan de Vereniging en aan projecten gelieerde websites, de tijdschriften Lutra en Zoogdier, brochures en folders, door het geven van cursussen, en door gerichte aandacht voor speciale ‘jaarsoorten’ (zoals Jaar van de Egel, Jaar van het Wild Zwijn). Ook voert de Vereniging een actieve benadering van de media.
Actualiteit Ook de actualiteit kan het werk van de Vereniging beïnvloeden. Wanneer de Vereniging tijdig inspeelt op voor de bescherming van zoogdieren actuele onderwerpen, kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de bescherming van zoogdieren. Ook leidt het inspelen op de actualiteit tot het voor de Vereniging beschikbaar komen van extra fondsen. Actuele onderwerpen dienen dan ook mede focus te zijn voor de activiteiten en onderzoekprojecten welke de Vereniging in de periode 2011-2015 initieert.
Professionalisering Om kansen, risico’s, externe ontwikkelingen en actualiteit goed om te kunnen zetten in successen voor zoogdieren, wordt in de komende periode ook zwaar ingezet op verdere professionalisering van de organisatie. Een belangrijke stap in deze verdere professionalisering is het naar buiten toe spreken met een stem: wie je ook spreekt uit de Vereniging, steeds klinkt ‘hetzelfde geluid’. Dit vergt een
DEFINITIEF Concept - ALV
10/18
goede afweging van prioriteiten, en vraagt om gedragen verenigingsstandpunten en goede onderlinge afstemming over de uit te voeren werkzaamheden. Interne communicatie is daarbij een belangrijk hulpmiddel. De Vereniging ziet deze punten als belangrijke voorwaarden voor het welslagen van het meerjarenprogramma 2011-2015.
Samenwerking In de periode 2011-2015 is enerzijds samenwerking tussen kantoor, waarnemers, leden en vrijwilligers van de Vereniging, en anderzijds samenwerking tussen de Vereniging en andere gelijkgezinde organisaties een belangrijk middel om de gestelde doelen en kerntaken te verwezenlijken. Hierbij wordt naar een verbreding van de samenwerking gestreefd via: -
versterking van de platformfunctie van de Vereniging, en intensivering van de samenwerking met externe, gelijkgezinde partijen.
Veel specifieke expertise en middelen zijn immers beschikbaar bij de verschillende disciplines binnen de Vereniging en bij gelijkgezinde organisaties, die ieder een ander aspect of een andere niche in de onderzoek- en beschermingswereld innemen. Door samen te werken staat de Vereniging sterker, behoeft zij zich deze expertise niet zelf eigen te maken en kan zij toe met minder eigen menskracht en financiële middelen. Voor de periode 2011-2015 zijn de volgende organisaties en samenwerkingsverbanden de belangrijkste externe samenwerkingspartners: Nationaal • • • • •
VOFF Soortenbescherming Nederland (SN) Natuurplaza / faculteit FNWI (Nijmegen) Landschapsmanifest Regionale en lokale zoogdierwerkgroepen.
Internationaal • Natuurpunt (Vlaanderen) VOFFverband Deze samenwerking begon eind jaren tachtig als het ‘PGO-overleg’, dat in 1996 overging in de VOFF. Momenteel werken in VOFF-verband de tien Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO’s; waaronder de Zoogdiervereniging) nauw samen aan: - gegevensverzameling en monitoring (verspreidingsonderzoek en NEM), - gegevensbeheer via de NDFF, en - capacity building (werven, binden en opleiden van waarnemers, leden, vrijwilligers en werknemers) Deze activiteiten vormen tevens de basis voor de versterking van de eigen platformfunctie van de Vereniging. Soortenbescherming Nederland (SN) Verband De Vereniging werkt in SN-verband (voorheen PSO - Platform Soortenbeschermende Organisaties) samen met vijf andere soortenbeschermende organisaties. SN heeft als doel het versterken en ondersteunen van de aangeslotenen in hun werk en samenwerking ten bate van het beschermen van inheemse planten en dieren en hun leefgebieden. Het platform is onder andere gesprekspartner van de overheid met betrekking tot allerlei zaken op het gebied van soortenbescherming.
DEFINITIEF Concept - ALV
11/18
Natuurplaza De nieuwe samenwerking binnen Natuurplaza is verbonden met de verhuizing van het kantoor van de Vereniging naar het terrein van de Radboud Universiteit in Nijmegen in 2010. In Nijmegen wordt de beschikbare kantoorruimte gedeeld met de andere Natuurplazadeelnemers: SOVON, RAVON, FLORON, VOFF, Stichting Bargerveen en ARK. Ook wordt zo de mogelijkheid gecreëerd tot samenwerking met de Faculteit FNWI (onder andere Natuurwetenschappen) van de Radboud Universiteit, welke eveneens in hetzelfde gebouw is gevestigd. Deze samenwerking richt zich vooral op een onderwijsrol van de Vereniging binnen de FNWI (faciliteren studentenonderwerpen en promotietrajecten). Landschapsmanifest De Vereniging sloot zich in 2009 aan bij het Landschapsmanifest, teneinde via samenwerking met de overige bij dit manifest aangesloten partijen gestalte te geven aan de ook voor zoogdieren belangrijke landschapsbescherming (zie bijlage 3 voor samenwerkingspartners). Regionale en lokale zoogdierwerkgroepen Met de in ons land actieve regionale en lokale zoogdierwerkgroepen wordt de samenwerking geïntensiveerd. Groepen die nog geen officiële werkgroep van de Vereniging zijn, worden hiertoe uitgenodigd. Overig Daarnaast wordt zo nodig ad hoc samengewerkt met andere organisaties, die door hun specifieke kennis en/of beschikbare middelen een bijdrage kunnen leveren aan het behalen van de door de Vereniging gestelde doelen. Voorbeeld hiervan zijn het IVN, waarmee in 2010 het project ‘Eten en gegeten worden’ wordt uitgevoerd, en verschillende KNNV-werkgroepen die zijn betrokken bij het digitale Atlasproject. Internationaal Internationaal vindt ad hoc op projectbasis al samenwerking plaats met NGO’s in centraal Europa (Bulgarije, Roemenië, en recentelijk ook in Servië) en voorheen in Afrika (Benin). Structurele samenwerking vindt al vele jaren plaats met Natuurpunt (Vlaanderen), in het bijzonder met hun Zoogdierenwerkgroep en Vleermuizenwerkgroep. Samen met Natuurpunt wordt het tijdschrift Zoogdier uitgegeven en eenmaal per twee jaar een gezamenlijk symposium georganiseerd. Met andere Europese zoogdierorganisaties wordt samenwerking gezocht. Daarnaast organiseert de Veldwerkgroep jaarlijkse internationale veldwerkkampen. Door de voorgenomen samenwerking wordt maximaal geprofiteerd van elkaars kennis en kunde en ontstaat een duidelijke spin-off voor de Vereniging en voor de bescherming van zoogdieren. Soorten, gebieden en landschap worden zo de drie accenten waarop wij ons in ons werk richten, zodat zoogdieren in ons hele land volledig de ruimte krijgen. Hierbij wordt op professionele wijze de meerwaarde gezocht van kansen, risico’s, externe ontwikkelingen, actualiteit en samenwerking.
DEFINITIEF Concept - ALV
12/18
C. CONCREET WAT GAAN WIJ DOEN? 7. Strategisch: speerpunten Op strategisch niveau geeft de Vereniging, uitgaande van bovenstaande in de periode 20112015, haar doelstelling vooral gestalte door te werken aan de volgende drie speerpunten: • • •
Uitbouwen van de kennisorganisatie Gestructureerde aandacht voor beïnvloeding Draagvlakversterking door profilering van de Vereniging
Deze drie speerpunten staan voor uitbouwen en verbreden van de Vereniging, welke mede de basis vormen voor de voorgenomen verdergaande professionalisering van de Vereniging. De voor de periode 2011-2015 te ontwikkelen activiteiten moeten uiteindelijk bijdragen aan de volgende drie (toetsbare) doelen welke aan het einde van de periode behaald dienen te zijn: De Vereniging is: • dé kennisorganisatie en dé autoriteit op het gebied van zoogdieren in Nederland • dé belangenbehartiger voor zoogdieren in Nederland • hét platform voor zoogdieronderzoekers en zoogdierbeschermers
8. Programmatisch: kerntaken Voor de periode 2011-2015 zijn zes kerntaken onderscheiden: ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
creëren van draagvlak verwerven en delen van kennis en informatie uitvoeren van beschermingsactiviteiten beïnvloeden van beleid en beheer verenigen en ondersteunen van de achterban (vrijwilligers, waarnemers, leden, werkgroepen) ¾ werven van voldoende (financiële) middelen De werkzaamheden welke in 2011-2015 door bestuur, werkgroepen, waarnemers, leden, werknemers en vrijwilligers worden uitgevoerd onder de vlag van de Vereniging, voldoen aan een of meer van de hierboven genoemde zes kerntaken. Professionalisering en communicatie, zowel intern als extern, zijn hierbij belangrijke middelen. De kerntaken worden nader in acties uitgewerkt en toetsbaar gemaakt in de Jaarplannen.
9. Middelen: mensen en geld Ook in de periode 2011-2015 wordt de noodzakelijke menskracht geleverd door bij de Vereniging aangesloten professionals (waaronder de medewerkers op kantoor) en vrijwilligers. In deze laatste groep zijn leden, waarnemers en werkgroepen belangrijke
DEFINITIEF Concept - ALV
13/18
spelers. Zij vormen het kapitaal van de Vereniging en zorgen voor de basis van alle werk van de Vereniging door gegevens over zoogdieren aan te leveren. Daarnaast voeren zij beschermingsactiviteiten uit en communiceren zij via de websites, tijdschriften en nieuwsbrieven van de Vereniging. Voor de uitvoering van het meerjarenprogramma is de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen een uiterst belangrijke voorwaarde. De voor de Vereniging benodigde financiën worden momenteel vooral verkregen uit (in volgorde van omvang): - financiële surplus van de projecten uitgevoerd door de Steunstichting. - bijdragen (lidmaatschapsgelden en donaties) van leden - subsidies, fondsen en sponsoring
Om ook in de toekomst het werk van de Vereniging veilig te stellen, wordt in 2011-2015 een eerste aanvang gemaakt met het op termijn meer financieel onafhankelijk maken van de Vereniging. Hiertoe worden de Verenigingsfinanciën geleidelijk losgekoppeld van die van de Stichting. De kernfinanciering van de Vereniging wordt dan in de (verre) toekomst gedekt vanuit de inkomsten uit de leden, sponsoring en fondsen. De kernfinanciering bestaat daarbij vooral uit de kosten voor het Verenigingstijdschrift en website en de salaris- en overheadkosten van die werknemers welke zich bezighouden met de: - Verenigingsadministratie (leden en financiën), - communicatie naar en ondersteuning van het Verenigingsplatform (leden, waarnemers, vrijwilligers, werkgroepen), en - overall coördinatie en vertegenwoordiging van de Vereniging (directeur) Alle overige betaalde inzet en benodigde financiën voor de Vereniging lopen dan via gerichte externe fondsenwerving, terwijl het projectsurplus van de Steunstichting wordt gebruikt voor kennisontwikkeling en beschermingsactiviteiten. Het is belangrijk te onderstrepen dat ook in 2011-2015 de Vereniging bovenal een organisatie van mensen blijft die geboeid zijn door zoogdieren en die zich vrijwillig dan wel beroepsmatig voor onderzoek aan en bescherming van zoogdieren inzetten.
DEFINITIEF Concept - ALV
14/18
Bijlage 1. Werkgroepen en redacties van de Vereniging • • • • • • • • •
Werkgroep Boommarter Nederland Beverwerkgroep Nederland Vleermuiswerkgroep Nederland Werkgroep Zeezoogdieren Werkgroep Kleine marterachtigen Veldwerkgroep Werkgroep Zoogdierbescherming Zoogdierwerkgroep Overijssel Zoogdierwerkgroep Zeeland
• •
Redactie Zoogdier Redactie Lutra
DEFINITIEF Concept - ALV
15/18
Bijlage 2. Externe ontwikkelingen, kansen en risico’s die van invloed kunnen zijn op het werk van de Vereniging. (1) Wetgeving In de Europese en nationale natuur- en milieuwetgeving en in internationale verdragen (Bern, Ramsar) wordt natuur steeds meer als ecologisch systeem gezien, is toenemende aandacht voor de kwaliteit hiervan en nemen zoogdieren een steeds prominentere plaats in. Hieronder wordt met ‘wetgeving’ bedoeld: Europese en nationale natuur- en milieuwetgeving en internationale verdragen ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
Kansen: Benutten van veranderingen in wetgeving door middel van belangenbehartiging Aansluiten van eigen kennisontwikkeling bij de speerpunten van wetgeving Promoten van de beschermde status van zoogdieren Afdwingen van een adequate bescherming van zoogdieren door gebruik van wetgeving Uitbreiding van samenwerking op het gebied van wetgeving met relevante NGO’s
¾ ¾ ¾ ¾
Risico’s: Verdwijnen structurele projectgelden Verminderen inkomsten uit leden, grote publiek en bedrijfsleven Verhogen van de kans op ‘anti-imago ‘ door toenemende beïnvloeding Afkalven belangstelling voor natuur en zoogdieren
(2) Beleid en beleidsuitvoering Het bij overheidsinstanties en terreinbeheerders toenemende gebrek aan specifieke kennis over de actuele situatie van en de effecten van ingrepen en maatregelen op zoogdieren veroorzaakt een kentering in de relatie tussen beleid en uitvoering. ¾ ¾ ¾ ¾
Kansen: Aansluiten van eigen kennisontwikkeling bij kennislacunes in beleid en beheer Invullen kennislacunes bij provincies, terreinbeherende organisaties en waterschappen Inbrengen kennis in het beleid en kennisondersteuning van uitvoerders Inspelen op uitbesteding van onderzoek door overheid
Risico’s: ¾ ‘Natuur levert geen geld op’ (3) Economie en financiën De recente financiële en economische crisis leidt tot minder aandacht voor (het behoud van) natuur en heeft een negatieve invloed op de hoeveelheid tijd en geld die hieraan wordt besteed. Kansen: ¾ Promoten dat behoud van de natuur geld kan opleveren ¾ Inspelen op de maatschappelijke heroriëntatie op duurzaamheid ¾ Meedenken met de aan de crisis gelieerde innovatie en creativiteit Risico’s: ¾ ‘Natuur levert geen geld op’ ¾ Minder geld vanuit burgers voor de ‘luxe’ van zoogdierbescherming ¾ Verdwijnen van structurele projectgelden door bezuinigingen bij de overheid (4) Maatschappelijk draagvlak Er is zowel bij het grote publiek als bij het bedrijfsleven een toenemende aandacht te bemerken voor de leefomgeving. Kennis over inheemse wilde zoogdieren voegt daaraan een extra waarde toe. Icoonfunctie en aaibaarheid van zoogdieren zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen Kansen: ¾ Benutting toenemende recreatie voor vergroten politiek draagvlak voor natuur
DEFINITIEF Concept - ALV
16/18
¾ Benutting enthousiaste steun van leden ¾ Uitbreiding mogelijke samenwerking met andere NGO’s en kennisinstituten Risico’s: ¾ Natuur verliest van andere thema´s, draagvlak natuur kalft af ¾ Toenemende beïnvloeding geeft ‘anti-imago ‘ ¾ Gebrek aan focus leidt tot beperkte zichtbaarheid en effect
DEFINITIEF Concept - ALV
17/18
Bijlage 3. Landschapsbescherming – een nieuwe accent in het werk van de Vereniging (zie ook Zoogdier 2011(1): p. 22-25. Bij vleermuizen, kleine marterachtigen, hazel- en eikelmuis wordt door de Vereniging al met succes gewerkt vanuit de ecologische functies die het landschap voor deze diergroep vervult. Maar voor andere diergroepen is landschapsbescherming tot nu toe een sterk onderbelicht aspect. Dit is onterecht. Ieder landschap kent zijn eigen zoogdieren, terwijl alle veranderingen die zich steeds weer in ons landschap voordoen unieke kansen bieden om het leefmilieu voor zoogdieren te verbeteren. Niet alleen de steeds weer veranderende inrichting van het landschap maar ook de ecologische detailstructuur daarbinnen – de landschappelijke ‘groen-blauwe dooradering’ en de mate waarin landschapselementen met elkaar zijn verbonden – is voor veel zoogdieren van levensbelang. Dat geldt zowel voor de natuurlandschappen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) als in de cultuurlandschappen daarbuiten. Zoogdieren kunnen daarbij een belangrijke icoonfunctie vervullen, en tevens dienen als graadmeter (indicator) voor de landschappelijke kwaliteit. Landschapsbescherming onderscheidt zich daarbij van gebiedsbescherming doordat de laatste uitgaat van het veiligstellen van de geografische entiteit, terwijl het bij landschapsbescherming gaat om het meekoppelen met veranderingen en het bewaren of weer terugbrengen van de ecologische detailstructuur en de ecologische verbindingen daarbinnen. Maar niet alleen de ecologische aspecten van landschappen spelen een rol bij landschapsbescherming. Ook de economische en esthetische vormen onderdeel van een integrale landschapsbescherming. Landschap wordt immers intensief door allerlei groepen mensen (zoals landbouwers, bewoners, weggebruikers, recreanten) gebruikt en ervaren. Ecologie, economie en esthetiek van landschappen dienen dan ook integraal afgewogen te worden. In zowel de politieke als de maatschappelijke ontwikkelingen is momenteel een positieve kentering te zien in het belang dat aan landschappen en hun rol bij de bescherming van soorten wordt gegeven. De Europese Landschapsconventie uit 2005 heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan deze kentering. Landschapsbescherming, en met name de verbetering van de kwaliteit van ons landschap, is daarom in het Meerjarenprogramma 2011-2015 een belangrijke aspect geworden in het werk van de Vereniging, naast gegevensverzameling (verspreidingsonderzoek, monitoring), onderzoek aan soorten, gebiedsbescherming, belangenbehartiging en vergroten van het draagvlak. Deze aanpak vraagt een grote mate van inzet van zowel achterban als kantoor van de Vereniging, die zich richt zich op kennisoverdracht, belangenbehartiging en vooral ook op samenwerking met derden. In 2009 sloot de Vereniging zich hiertoe aan bij het Landschapsmanifest. Dit samenwerkingsverband tracht het landschap onder aandacht te brengen van burgers en beleid, met als doel een kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit gebeurt vooral via de landschapscampagne “Mooier landschap, maak het mee”. In het Landschapsmanifest werken samen: - Ministeries van LNV, VROM en OC&W - Beleidsorganisaties, zoals IPO en VNG - Terreinbeherende organisaties (zoals Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Landschappen) - Natuurbeschermingsorganisaties, waaronder de Zoogdiervereniging en De Vlinderstichting - Maatschappelijke partijen, zoals ANWB, RECRON, LTO - Bedrijven, zoals Arcadis en RABO Groen Bank. De speerpunten van het Landschapsmanifest zijn: 1. Bewustwording en betrokkenheid vergroten 2. Toegankelijkheid vergroten 3. Kwaliteit landschappen verbeteren 4. Financiering verbreden 5. Beleid beïnvloeden 6. Internationaal samenwerken
DEFINITIEF Concept - ALV
18/18