Hogescholen Fontys Technische Hogeschool Venlo Opleiding Software Engineering / Business informatics
Modulehandleiding voor
Computer Systems Architecture 1
Opleiding: Kennislijn: Type document: Opgesteld: Schooljaar: Datum:
Software engineering / Business Informatics Modulehandleiding S. Bruinsma 2012/2013 28 aug 6 juli 2012 2000
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
Identificatie Modulenaam Progresscode Auteur Instituut Opleiding
: :
Computer Systems Architecture 1 CSA1
:
Studiejaar Datum
: :
S. Bruinsma Fontys Technische Hogeschool Venlo Software engineering / Business Informatics 2012/2013 28 aug 2012
Semester Studiebelasting EC
: : :
1 84 uren 3
: :
Voorafgaande modules : Vervolgmodules :
geen CSA 2
Inhoud 1 2 3 4 5 6
Inleiding ............................................................................................................................................ 3 Leerdoelen ....................................................................................................................................... 4 Beginniveau ..................................................................................................................................... 4 Materialen en hulpmiddelen ............................................................................................................. 4 Inhoud .............................................................................................................................................. 4 Werkwijze......................................................................................................................................... 5 6.1 Lessen ...................................................................................................................................... 5 6.2 Huiswerkopgaven ..................................................................................................................... 5 7 Programma ...................................................................................................................................... 5 8 Planning van de studietaken: ........................................................................................................... 5 9 Toetsing en beoordeling................................................................................................................... 6 10 Evaluatie ....................................................................................................................................... 6 e Bijlage 1. Voorbeeld van het 1 deeltentamen ........................................................................................ 7 e Bijlage 2. Voorbeeld van het 2 deeltentamen ...................................................................................... 16
2/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
1 Inleiding De technologische ontwikkelingen op het gebied van computernetwerken verlopen al jaren in een hoog tempo. Netwerken behoren inmiddels tot de standaardinfrastructuur van bedrijven. Steeds meer netwerkdiensten worden toegepast om aan de communicatiebehoeften tegemoet te komen. De redenen hiervoor liggen op verschillende gebieden:
De eisen die organisaties stellen aan informatievoorzieningen worden steeds hoger. Het snel op de juiste plaats kunnen beschikken over de correcte informatie is een succesfactor voor een organisatie. Netwerksystemen worden steeds krachtiger en betrouwbaarder, gekoppeld aan dalende prijzen voor apparatuur en programmatuur. Door de opkomst van het Internet kunnen organisaties met goede informatiediensten effectiever en efficiënter communiceren met hun omgeving (toeleveranciers, klanten, overheid enz.). Een betrouwbare en bedrijfszekere informatie- en communicatie-infrastructuur is alleen te realiseren met een centraal beheer van deze infrastructuur.
Werkplekken, al dan niet mobiel, zijn voorzien van PC’s die gekoppeld zijn via netwerken. Steeds meet applicaties worden geschikt gemaakt voor een netwerkomgeving. De echte drijvende kracht achter de invoering van netwerken bestaat natuurlijk uit de voordelen die hiermee behaald kunnen worden. Welke concrete voordelen het belangrijkste zijn, hangt sterk af van de omgeving waarin de netwerken worden toegepast. In het algemeen kunnen de volgende voordelen bij het inzetten van netwerken behaald worden:
lage kosten resp. gunstige prijs/prestatie verhouding een effectief beheer van de informatie en van de systemen openheid van het systeem gemeenschappelijk gebruik van randapparaten gemeenschappelijk gebruik van software gemeenschappelijk gebruik van gegevens de grote functionele mogelijkheden beveiligingsmogelijkheden (bijv. centrale backup-voorzieningen) de flexibiliteit de geleidelijke uitbouwmogelijkheden de grote functionaliteit.
Op bovenstaande gronden is het gebruik van netwerken en netwerksoftware ingeburgerd bij steeds meer bedrijven. Van een informaticus wordt dan ook verwacht dat deze over voldoende deskundigheid bezit om zich snel in te werken in de netwerkproblematiek met het oog op de volgende taken:
van jou wordt verwacht dat je in staat bent om je werk te kunnen doen met een optimaal gebruik van de mogelijkheden die een netwerk biedt; van jou wordt verwacht dat je als volwaardig gesprekspartner kan optreden binnen een grotere organisatie, wanneer het gaat om netwerkvoorzieningen of het invoeren en gebruik van applicaties in een netwerkomgeving; je bent in staat problemen en behoeften in de organisatie te vertalen in geschikte netwerkoplossingen; je bent in staat toepassingen te ontwikkelen of te implementeren in een netwerkomgeving.
Om bovenstaande taken goed te kunnen vervullen, is het nodig dat je kennis en inzicht hebt in de werking, het gebruik, de mogelijkheden en beperkingen van de moderne netwerkinfrastructuren. Daarom besteden we al vroeg in de studie aandacht aan netwerken om hiermee snel vertrouwd te raken en om vlot opdrachten in een netwerkomgeving uit te kunnen voeren, zeker bij de stage en het afstuderen.
3/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
4/25
2 Leerdoelen Het doel van deze module in de beginfase van de studie is om een brede basis te leggen op het vlak van netwerken met het oog op de latere modules en projecten. De leerdoelen van de module kunnen we in onderstaande punten samenvatten: 1
Je kunt verklaren wat de mogelijkheden, de beperkingen en de voordelen zijn van het gebruik van netwerken in een organisatie. Je kunt daarbij de belangrijkste communicatietoepassingen beschrijven.
2
Je kunt aangeven uit welke componenten een communicatie-infrastructuur is opgebouwd en wat de functie is van deze componenten.
3
Je kunt de vorm beschrijven en de werking uitleggen van het protocolreferentiemodel van een communicatiesysteem (het OSI-model en het TCP/IP-model).
4
Je kunt de werking, de mogelijkheden en het gebruik beschrijven van een LAN (Local Area Network). Hierbij kun je de belangrijkste LAN-technieken beschrijven (CSMA/CD en Token Ring) en de middelen die daarbij gebruikt worden.
5
Je kunt de principewerking, de mogelijkheden en het gebruik beschrijven van een WAN zowel voor een circuitgeschakeld netwerk als voor een pakketgeschakeld netwerk.
6
Je kunt de werking, de mogelijkheden en de toepassingen aangeven van internetworking. Je kunt daarbij in de fucties en het gebruik weergeven van de protocollen IP, TCP en aanverwante protocollen.
7
Je kunt voor de belangrijkste communicatietoepassingen (e-mail, ftp, http e.d.) uitleggen hoe deze werken (o.a. het client-server model) en welke mogelijkheden ze bieden.
3 Beginniveau Bij deze module wordt uitgegaan van een elementaire kennis op het gebied van PC hardware, en het besturingssysteem Windows. Voorkennis van netwerken is niet vereist.
4 Materialen en hulpmiddelen Bij deze module wordt gebruik gemaakt van een boek en een dictaat: th
Douglas E. Comer; Computer Networks and Internets, 5 Edition; Pearson International Edition, ISBN 0-13-504583-5 Je dient het boek aan te schaffen en is verkrijgbaar bij de boekhandel. -
5 Inhoud We behandelen een groot deel van het boek van Comer . Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: Thema Datatransmissie:
Onderwerpen transmissiemedia, locale asynchrone communicatie, modulatie en modems; Pakkettransmissie: pakketten, pakketgeschakelde netwerken, frames, foutdetectie, LANtechnieken, hardware adressering, identificatie van frame typen, LANbekabeling, uitbreidingen van LAN's, WAN-technologieën en routering, eigendom van netwerken, protocollen en lagen; Internetwerken: concepten, architectuur en protocollen, IP-adressering, IP-datagrammen, IP-inkapseling, adresresolutie (ARP), IPv6, ICMP, UDP, TCP, NAT en routering. Toepassingsprotocollen: client-server architectuur, IP-naamgeving (DNS), E-mail, bestandsoverdracht (FTP), het web (HTTP), initialisatie (DHCP).
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
5/25
6 Werkwijze 6.1
Lessen
In 28 lessen worden de hoofdstukken uit de boeken doorgenomen. De docent legt tijdens de lessen deze stof uit, geeft praktijkvoorbeelden en bespreekt met jullie de mogelijkheden en beperkingen. In aansluiting op deze stof bestudeer je zelf de hoofdstukken uit het boek en leer je de concepten en begrippen.
6.2
Zelfstudie
Naast de lessen wordt van de studenten verwacht dat zij de resterende uren van het vak (naast de lessen) thuis aan het voor en nawerk van de stof besteden. Dit zijn dus 84 – (2*14) = 56 uren. Ofwel iets minder dan 4 uren per week.
7 Programma Per week zijn er twee contacturen gepland. De uren worden besteed aan (zie: 6 Werkwijze): theorielessen In onderstaande tabel vind je welk hoofdstuk in welk week aan bod komt. Dit programma is niet bedoeld als keurslijf, maar als richtlijn voor het plannen van je activiteiten. (De weeknummers tussen haakjes verwijzen naar het nummer van de lesweek van het kwartester.) week 35 (1) 36 (2) 37 (3) 38 (4) 39 (5) 40 (6) 41 (7) 42 (X) 43 (T) 44 (T) 45 (8) 46 (9) 47 (10) 48 (11) 49 (12) 50 (13) 51 (14) 52 (X) 1 (X) 2 (T) 3 (T) 4 (T) 24 (T)
uur 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
hst. & onderwerp 1 Inleiding 2 Asynchrone communicatie 3 Transmissiemedia 4 Protocollen en lagen 5 IP Adressen 6 Network Adress Translation (NAT) 7 Initialisatie en DHCP + Tentamenvoorbereiding Herfstvakantie e Tentamenweek 1 deeltentamen e Tentamenweek 1 deeltentamen Pakketten en frames Hardware adressering LAN’s LAN uitbreidingen Eigendom van netwerken, dienstenparadigma en prestatie Binding protocol adressen IP Datagrammen Kerstvakantie Kerstvakantie e Tentamens: 2 deeltentamen e Tentamens: 2 deeltentamen Tentamens: hertentamen complete stof (onder voorbehoud)
8 Planning van de studietaken: De module omvat 84 SBU (StudieBelastingsUren). De uren zijn als volgt verdeeld over de verschillende activiteiten: Contacturen theorielessen (2 x 45"/week) Zelfstudie en het maken van huiswerk ( 7 uur/week) Tentamenvoorbereiding Tentamen maken Totaal:
: 28 SBU : 50 SBU : 6 SBU : 2 SBU ------------------ + : 84 SBU
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
Merk op dat je naast de lessen ongeveer 4 uur per week, thuis aan zelfstudie besteedt.
9 Toetsing en beoordeling Er zijn twee deeltoetsen elk van 1 uur. De eerste in de tentamenweek van oktober-november (weken 45 en 46) halverwege de module, de tweede in de tentamen periode van januari aan het eind. Bij deze toetsen krijgt je een aantal meerkeuze vragen, waaronder ook vragen die verwant zijn aan de huiswerkopgaven van de voorafgaande periode. Voorbeelden van deze toetsen vind je in de bijlagen 1 en 2. De toetsen worden beoordeeld met een cijfer (1 .. 10, op 1 decimaal). Neem je niet deel aan een toets (ongeacht de reden), dan krijg je een 0. De twee cijfers van de deeltoetsen worden gemiddeld en op een geheel cijfer afgerond tot een eindbeoordeling.
9.1
Herkansing
Wanneer je eindcijfer onvoldoende is, kun je gebruik maken van de herkansing. Bij een herkansing maak je een tentamen van 2 uur over de volledige stof. Als je voor de herkansing een hoger cijfer scoort dan het laatste eindcijfer, dan wordt dit het nieuwe eindcijfer. Is je cijfer voor de herkansing lager dan het laatste eindcijfer, dan blijft dit oude eindcijfer staan. Heb je na de herkansing nog steeds geen voldoende, kun je de module in zijn geheel met alle onderdelen volgend jaar opnieuw doen. Ook dan geldt dat het hoogste eindcijfer geldt.
10 Evaluatie De docent stelt het zeer op prijs van jou terugkoppeling te krijgen over de sterke en zwakke punten van deze module. Als je opmerkingen hebt m.b.t. de boeken, de lessen, het materiaal enz., hou die niet voor je maar bespreek ze met de docent. Opbouwende kritiek is in je eigen belang en in belang van je medestudenten.
6/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
7/25
Bijlage 1. Voorbeeld van het 1e deeltentamen (HER)TENTAMEN
Fontys Technische Hogeschool Venlo ProgRESS-code:
CSA1
Datum:
18 oktober 2002
Docent(en):
P.J.G. Hammer
Tijd:
10:30 – 11:25 uur
Opleiding:
Computertechniek
Aantal bladen:
25
Gegevens m.b.t. leermiddelen Papier
O Nee
Ja, en wel
Kladpapier O Lijntjes papier O Ruitjes papier
Rekenapparaat:
O Nee
Ja
- Geen GSM-rekenapparaat
Dictaten:
Nee
O Ja, en wel
-
Boeken:
Nee
O Ja, en wel
-
Andere leermiddelen:
Nee
O Ja, en wel
Tentamenopgaven inleveren:
O Nee
Ja
Opmerkingen: (o.a. normering)
Dit tentamen bestaat uit 25 meerkeuzevragen met vier antwoordalternatieven. Een van de alternatieven is juist; de andere zijn fout. Beantwoord de vragen op de antwoordpagina (laatste pagina) door een kruis te plaatsen in de kolom van het juiste alternatief. Lever het antwoordblad in samen met de opgavenbladen.
Naam student:
Klas:
Studentnummer:
Docent: P.J.G. Hammer
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
1.
In de ASCII-tabel (niet de extended-ASCII) vind ik voor het teken ‘a’ de hexadecimale waarde 61 h. Wat is de bijbehorende binaire codering voor het teken ‘a’? a) b) c) d)
2.
‘a’ = 1100001 ‘a’ = 01100001 ‘a’ = 0111101 ‘a’ = 00111101
We willen een beeld (= image of foto) coderen in pixel-formaat. Het beeld wordt verdeeld in 256 x 128 pixels en we gebruiken 1024 kleuren. Uit hoeveel bits bestaat het gecodeerde beeld? (We laten de codeerparameters buiten beschouwing.) a) b) c) d)
3.
We vergelijken het gebruik van de twee media glasvezel en koperkabels. Beoordeel de juistheid van onderstaande twee beweringen. I.
Glasvezel heeft een veel grotere bandbreedte dan koperkabel en is daarom geschikt voor een hoge bitrate.
II.
Koperkabel kan vanwege de kleinere demping een grotere afstand overbruggen zonder versterking. a) b) c) d)
4.
I en II zijn beide juist allen I is juist alleen II is juist I en II zijn beiden onjuist
Welk van onderstaande criteria doet niet ter zake bij de keuze van een transmissiemedium? a) b) c) d)
5.
560 bit 57344 bit 327680 bit 33.554.432 bit
geschiktheid voor TCP/IP afluisterbaarheid transmissiecapaciteit complexiteit van de hardware
Welke benaming hoort niet thuis in onderstaande rij? a) b) c) d)
COM-poort Asynchrone communicatie LTP1 RS-232
8/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
6.
9/25
We willen een tekst overdragen over een RS-232 interface. De tekst bestaat uit 65 regels van elk 55 karakters (inclusief de tekens voor een nieuwe regel). De tekst is gecodeerd in extended ASCII. De instellingen van de RS-232 interface zijn als volgt:
stopbit = 1 pariteit = even databits = 8 Baudrate = 9600 Baud
Hoe lang duurt het voordat deze pagina met tekst is overgedragen bij deze instellingen? a) b) c) d)
7.
1,8 s 3,0 s 4,1 s 9,6 s
We kennen verschillende basisvormen van modulatie. Bij een bepaalde modulatievorm wordt een draaggolfparameter veranderd afhankelijke van de bitwaarde. Welke combinatie is juist? a) b) c) d)
8.
Welke van onderstaande functies worden in een kiesmodem uitgevoerd? a) b) c) d)
9.
Bij AM verandert de toonsterkte en bij PM de toonhoogte. Bij PM verandert de duur van de toon, bij FM verandert het volume van de toon. Bij FM verandert de toonhoogte en bij PM verandert de fase van de toon. Bij FM verandert de toonduur en bij AM verandert de amplitude van de toon.
het moduleren van de ontvangen informatie het demoduleren van de te verzenden informatie het signaleren met de telefooncentrale het versleutelen (encrypten) van de te verzenden informatie.
Onderstaand schema geeft een TDM-systeem (Time Division Multiplex) met drie gebruikers weer voor digitale communicatie. Gebruiker a communiceert met a’, b met b’ en c met c’.
b’
a
b
MUX
DEMUX
a’ c’
c
Welk van onderstaande beweringen over dit systeem is juist? a) b) c) d)
De bitrate op het kanaal a-MUX kan groter zijn dan op het kanaal DEMUX-a’. In de MUX bevinden zich modulatoren en in de DEMUX bevinden zich demodulatoren. Een dergelijk systeem kan alleen ontworpen worden voor gebruikers (a, b en c) die met een gelijke bitrate zenden. De totale bitrate op het kanaal MUX-DEMUX moet minstens gelijk zijn aan de som van de bitrates van de gebruikers a, b en c naar de MUX.
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
10/25
10. Welk van onderstaande overwegingen is geen goed argument voor het gebruik van pakketten bij transmissie? a) b) c) d)
Een maximale bitrate realiseren Een effectieve foutcontrole mogelijk maken Een eenvoudige multiplexing mogelijk maken Een eenvoudige toegang tot gedeelde bronnen realiseren
11. Beoordeel de juistheid van onderstaande twee beweringen m.b.t. transparantie van een protocol. I.
Zonder speciale maatregelen wordt de transparantie van een protocol in gevaar gebracht door het gebruik van een begin- en eindvlag voor een frame.
II.
Een protocol is transparant als precies is vastgelegd welke codes de gebruiker mag gebruiken en welke niet. a) b) c) d)
I en II zijn beide juist allen I is juist alleen II is juist I en II zijn beiden onjuist
12. Een karaktergeoriënteerd protocol gebruikt onderstaand frame SOH
data
EOT
Beoordeel de juistheid van onderstaande uitspraken: I.
In het dataveld mogen de karakters SOH en EOT zondermeer gebruikt worden.
II.
Dit protocol is geheel transparant als in het dataveld ieder teken met de waarde SOH vervangen wordt door de combinatie ESC x en ieder teken met de waarde EOT vervangen wordt door de combinatie ESC y. a) b) c) d)
I en II zijn beide juist allen I is juist alleen II is juist I en II zijn beiden onjuist
13. Welke combinatie van
(ruimtelijke) topologie medium bitrate
is toegestaan door de Ethernet-standaarden? a) b) c) d)
bus, ster, ring, ster,
coax, coax, UTP , UTP,
100 Mbit/s 16 Mbit/s 10 Mbit/s 10 Mbit/s
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
14. De CSMA-toegangstechniek wordt in Ethernet aangevuld met CD (Collision Detection). Waarom? a) b) c) d)
CD maakt een goede foutdetectie mogelijk. CD bevordert een efficiënt gebruik van het medium. CD verbetert de correctie van transmissiefouten. CD verruimt de maximale afmeting van het netwerk.
15. De Collision Detection (CD) vormt een onderdeel van de CSMA/CD toegangstechniek. Beoordeel de juistheid van de onderstaande twee beweringen m.b.t. de CD-schakeling. I.
De CD-schakeling verifieert aan de hand van de FCS (Frame Check Sequence) of het frame door een botsing is verminkt.
II.
Om alle botsingen te kunnen detecteren, is er een minimum framelengte voorgeschreven. a) b) c) d)
I en II zijn beiden juist alleen I is juist alleen II is juist I en II zijn beiden onjuist
16. Voor de toewijzing van adressen kunnen drie methoden gebruikt worden:
statische toewijzing dynamische toewijzing toewijzing door configuratie
Welke bewering met betrekking tot deze methoden is juist? a) b) c) d)
Statische toewijzing maakt de kans op adresduplicatie erg klein. Statische toewijzing zorgt voor een minimale adresruimte. Dynamische toewijzing zorgt voor een goede herkenbaarheid. Toewijzing door configuratie is erg gebruiksvriendelijk.
17. Een netwerkmonitor filtert frames niet op hun bestemmingsadres, maar neemt alle frames op. Hoe is dat mogelijk? a) b) c) d)
Een netwerkmonitor heeft speciale hardware in vergelijking met een normale NIC. De monitor-software zet de NIC in de promiscuous mode. De monitor-software maakt gebruik van de multicast-adressering. Geen van deze verklaringen is juist.
18. Welk van onderstaande combinaties van bitrate, type kabel en maximale lengte is overeenkomstig de Ethernet-standaard? a) b) c) d)
10 Mbit/s, UTP, 100 Mbit/s, UTP, 10 Mbit/s, dunne coax, 10 Mbit/s, dikke coax,
500 m 200 m 100 m 500 m
11/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
19. Voor een gestandaardiseerd Fast-Ethernet heeft u de keuze uit verschillende media. Beoordeel de onderstaande twee keuzeargumenten op hun juistheid. I.
Glasvezel is te verkiezen boven geleiderkabel (bijv. UTP) omdat glasvezel door een veel grotere bandbreedte een hogere bitrate realiseert.
II.
Glasvezel is te verkiezen boven geleider kabel (bijv. UTP) omdat een grotere afstand tussen de computers mogelijk is. a) b) c) d)
I en II zijn beide juist; alleen I is juist; alleen II is juist; I en II zijn beide onjuist.
20. Beoordeel de juistheid van de onderstaande twee beweringen m.b.t. het toelaatbare aantal repeaters in een Ethernet-LAN. I.
Het toelaatbare aantal repeaters in een Ethernet (zonder bridges) wordt door de standaard niet beperkt.
II.
Tussen twee willekeurige stations mogen zich niet meer dan 4 repeaters bevinden. a) b) c) d)
I en II zijn beide juist; alleen I is juist; alleen II is juist; I en II zijn beide onjuist.
21. Welk van onderstaande frames worden door een LAN-bridge niet doorgestuurd? a) b) c) d)
een frame met een broadcast adres een frame waarvan de CRC-code niet klopt een frame met een onbekend bestemmingsadres een frame met een onbekend afzenderadres.
12/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
13/25
22. Een Ethernet-bridge verbindt twee hubs. Op het netwerk bevinden zich een groep workstations Wa die communiceren met een server Sa en een groep workstations Wb die communiceren met een server Sb. Welke verdeling van workstations en servers over de twee hubs levert de beste performance? a)
hub
Wa
Wa
b)
Sb
brdg
Sa
hub
Wa
Wa
c)
Wa
Wb
Wb
Wb
hub
Sa
brdg
Sb
hub
Wa
d)
hub
Wb
Wb
hub
Wb
brdg
Sb
Sa
De drie verdelingen hebben dezelfde performance.
23. In een pakketgeschakeld WAN gebruiken de packet switches een routetabel. Beoordeel de juistheid van onderstaande beweringen. I.
In de route tabel is voor ieder bestemmingsadres de volledige route naar de bestemming vastgelegd.
II.
Om de uitvoerinterface van een pakket te kunnen bepalen heeft de switch het bronadres en het bestemmingsadres van het pakket nodig. a) b) c) d)
I en II zijn beide juist; alleen I is juist; alleen II is juist; I en II zijn beide onjuist.
24. Welke bewering m.b.t. een “connection oriented” (co) protocol en een “connectionless” (cl) protocol is niet juist? a) b) c) d)
een cl-protocol heeft meer aanvangsoverhead dan een co-protocol een co-protocol is beter geschikt voor flow control dan een cl-protocol een co-protocol is beter geschikt voor foutcontrole dan een cl-protocol een cl-protocol is beter geschikt als er sprake is van vele korte berichten naar verschillende bestemmingen
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
25. In een 10 Mbit/s Ethernet zendt station A een frame naar station B. Tussen A en B bevindt zich een kabel met lengte van 150 m. Op het netwerk zijn op dat moment geen andere stations actief. Het frame heeft een lengte van 100 Byte. Welke vertraging is bij deze overdracht het grootste? a) b) c) d)
de wachtrijvertraging de toegangsvertraging de voortplantingsvertraging de buffervertraging
14/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
15/25
Antwoordblad bij het tentamen CSA1 Naam student:
Klas:
Studentnummer:
Docent: P.J.G. Hammer
Score:
______________
Cijfer:
_____________
Kruis het juiste antwoord aan. Dit antwoordblad moet samen met alle opgavenbladen worden ingeleverd.
vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
antwoordalternatief a b c d a c b a c c c c d a b d d b c a b d c a b b d a d
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
16/25
Bijlage 2. Voorbeeld van het 2e deeltentamen TENTAMEN
Fontys Technische Hogeschool Venlo ProgRESS-code:
CSA1
Datum:
XX januari 201X
Docent(en):
P.J.G. Hammer
Tijd:
XX:XX – XX:XX uur
Opleiding:
Informatica en Mechatronica
Aantal bladen:
YY
Gegevens m.b.t. leermiddelen Papier
O Nee
Ja, en wel
Kladpapier O Lijntjes papier O Ruitjes papier
Rekenapparaat:
O Nee
Ja
- Geen GSM-rekenapparaat
Dictaten:
Nee
O Ja, en wel
-
Boeken:
Nee
O Ja, en wel
-
Andere leermiddelen:
Nee
O Ja, en wel
Tentamenopgaven inleveren:
O Nee
Ja
Opmerkingen: (o.a. normering)
Dit tentamen bestaat uit 30 meerkeuzevragen met vier antwoordalternatieven. Eén van de alternatieven is juist; de andere zijn fout. Ieder juist beantwoorde vraag levert voor de score 1 punt op. Een foutief beantwoorde vraag levert 0 punt op. De totaalscore bepaalt het cijfer. Beantwoord de vragen op de antwoordpagina (laatste pagina) door een kruis te plaatsen in de kolom van het juiste alternatief. Lever het antwoordblad in samen met de opgavenbladen.
Naam student:
Klas:
Studentnummer:
Docent: P.J.G. Hammer
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
1.
Welk van de onderstaande protocolfuncties wordt zeker niet door een IP-router uitgevoerd? a) b) c) d)
2.
Een host zendt een aantal IP-datagrammen naar een bestemmingshost. Door een of andere oorzaak komen de datagrammen niet in volgorde bij de bestemming aan. Hoe gaat IP om met de volgorde van de datagrammen? (De datagrammen worden onderweg niet gefragmenteerd.) a) b) c) d)
3.
Klasse A Klasse B Klasse C Klasse D
Welk van onderstaande IP-adressen mag aan een host op het Internet worden toegewezen? a) b) c) d)
6.
TCP biedt de protocollen in de applicatielaag een betrouwbare transportservice. TCP corrigeert fouten van IP. TCP herkent duplicatie van pakketten. In de router zorgt TCP ervoor dat de pakketten foutloos worden doorgestuurd.
Een host in een internet heeft volgend IP-adres: 202.17.2.16. Tot welke klasse hoort dit adres? a) b) c) d)
5.
De datagrammen worden door de zender opvolgend genummerd en na ontvangst door het IP op volgnummer gesorteerd. Als het datagram niet in volgorde aankomt, klopt de Header Checksum niet meer en wordt het datagram weggegooid. Het IP sorteert de datagrammen op basis van de M-bit samen met het Fragment Offset . Het IP houdt zich niet bezig met de volgorde, maar laat de sortering over aan het TCP.
Welk van onderstaande uitspraken over TCP is niet juist? a) b) c) d)
4.
routering foutcorrectie fragmentatie adresresolutie
127.183.4.5 192.168.8.123 183.192.128.3 225.3.18.221
Een aantal LAN’s is d.m.v. routers met elkaar verbonden tot een internet. Een HostA zendt een datagram aan een HostB in een ander netwerk. Welke rol speelt het ARP hierbij? (Uitgangspunt hierbij: de ARP-cache van A is leeg) a) b) c) d)
Het ARP speel hierbij geen enkele rol. Het ARP bepaalt het hardwareadres van de bestemmingshost. Het ARP bepaalt het hardwareadres van de default router. Het ARP vraagt aan de router het hardwareadres van de bestemmingshost te bepalen.
17/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
7.
18/25
Een netwerkbeheerder heeft onderstaand internet ingericht en bijbehorende adressen toegekend. Hij heeft één foutief adres toegekend aan een van de routerpoorten. De andere adressen zijn wel correct. Welk van onderstaande adressen is niet in overeenstemming met de regels voor IP-adressen op basis van klassen?
126.21.64.253
Netwerk
Netwerk
R2 198.53.21.253
H1
198.53.21.254
126.21.64.1
198.53.23.18 126.24.64.254
R1
H2
R3
65.0.23.7
65.8.23.128
Netwerk
65.8.38.238
H3
a) b) c) d)
8.
198.53.23.18 198.53.21.253 126.24.64.254 65.0.23.7
van router R1 van router R2 van router R3 van router R1
Voor de adresresolutie bestaan er drie methoden. Welk van navolgende kenmerken behoort niet bij de adresoplossing d.m.v. closed form berekening? a) b) c) d)
9.
Het hardwareadres moet kleiner zijn dan het protocoladres. De methode veroorzaakt bijkomend netwerkverkeer. Het protocoladres wordt bepaald door het hardwareadres. Het oplossen vraagt een minimale vertaling.
Een IP-datagram wordt volledig correct overgedragen van een zendende host naar een ontvangende host. Het datagram passeert hierbij meerdere routers die het bericht mogelijk wel, mogelijk niet fragmenteren. Welk van onderstaande velden heeft bij ontvangst zeker dezelfde waarde als bij het verzenden? a) b) c) d)
Header checksum Type Time to Live Fragment offset
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
10.
19/25
Een netwerkmonitor registreert de frames in een Ethernet segment. In navolgende afbeelding is de hex-dump (hexadecimaal genoteerde kopie) van een Ethernet-frame weergegeven. Er wordt geen OPTION-veld gebruikt. Record #10 Length = 105 00 00 00 21 00 00 00
50 57 01 ca 00 00 49
da 69 00 4b 00 01 50
47 7b 8b 1c 80 f0 43
(From Hub To Node) Captured on 08.20.01 at 21:19:44.895000000
e7 40 04 00 00 ff 00
38 00 03 00 00 1b bd
00 80 02 00 00 00 43
00 06 b9 00 00 00 dc
e8 0f cd 00 00 01 de
2d d2 11 2b 00 a7
32 c0 05 ff 00 02
8d a8 54 53 00 ff
08 00 cf 4d 00 00
00 02 32 42 00 00
45 c0 50 75 00 00
00 a8 18 00 00 04
.P.G.8.. .Wi{@... ........ !.K..... ........ ........ .IPC..C.
.-2...E. ........ ...T.2P. .+.SMBu. ........ ........ .
Welke bewering over dit frame is juist? a) b) c) d)
11.
Het hardware-doeladres is: 00 50 da Het harware-afzenderadres is: 00 00 e8 Het IP-doeladres is: 192.168.0.2 Het IP-afzenderadres is: 192.168.0.2
In een internet zendt hostA (HA) informatie naar hostB (HB). LAN1
HA
R1
WAN2
R2
LAN3
HB
Op de route van Host A naar HostB bevinden zich drie netwerken: LAN1 is een Ethernet waarin het frame kleiner moet zijn dan 1500 bytes. WAN2 is een WAN met een maximale pakketlengte van 256 bytes. LAN3 is een Token Ring netwerk met een framelengte van maximaal 5000 bytes. Welk netwerk of host is hier bepalend voor de maximale lengte van de fragmenten die host_B ontvangt? a) b) c) d)
12.
Welk van onderstaande velden uit het IP-datagram speelt geen rol bij de fragmentatie of defragmentatie? a) b) c) d)
13.
LAN1; WAN2; LAN3; hostA.
Time to Live Identification Flags Fragment offset
Welk van onderstaande overwegingen is geen reden geweest het Ipv6 te ontwikkelen? a) b) c) d)
De toelaatbare omvang van het dataveld van IPv4 vormt een ernstige beperking voor moderne multimedia toepassingen. Het einde van de adresruimte van versie 4 is in zicht. IPv4 levert onvoldoende mogelijkheden om te voldoen aan de eisen voor het transport van video. Er is behoefte aan meer mogelijkheden bij het adresseren van groepen computers.
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
14.
Beoordeel de juistheid van onderstaande twee beweringen over fragmentatie in IPv6. I.
De routers zijn verantwoordelijk voor de fragmentatie.
II.
Bij fragmentatie wordt niet de header-structuur gewijzigd, maar worden de betrokken header-velden gevuld met de juiste waarde. a) b) c) d)
15.
Hoe weet een ontvangende IPv6-entiteit van een binnenkomend datagram waar de totale IPheader ophoudt en het TCP-segment begint? a) b) c) d)
16.
De lengte van de totale header kan worden bepaald uit het veld Header Length. Uit de twee velden Payload Length en Total Length kan de lengte van de header worden bepaald. De entiteit herkent het begin van het TCP-segment aan het Source port veld. Als het Next Header veld de waarde bevat die verwijst naar TCP, volgt na deze header het TCP-segment.
Hoe wordt een ICMP-bericht verstuurd? a) b) c) d)
17.
I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn onjuist.
Verpakt in een UDP-datagram Verpakt in een TCP-segment Direkt verpakt in een IP-datagram Direkt verpakt in een Ethernet frame
Op mijn computer (via mijn ISP verbonden met Internet) geef ik het commando c:\> ping www.regnow.com Het programma geeft onderstaande respons. Starting ping - Nov 27, 2002 20:47:06 Looking up 'www.regnow.com'... Pinging www.regnow.com [208.197.4.252].... IP Address RTT TTL Bytes Received TIMED OUT 208.197.4.252 673 233 208.197.4.252 700 233 208.197.4.252 687 233 208.197.4.252 673 233 Ping Successful 4 packets received/5 transmitted : 20% PACKET LOSS Round Trip Time (in milliseconds) Max/Min/Av: 700/673/683
Welke conclusie wordt door deze respons niet ondersteund? a) b) c) d)
De computer waarop deze webserver draait, is momenteel actief. De verbinding is gezien de “20% PACKET LOSS” altijd zeer onbetrouwbaar. De DNS-server is bereikbaar en werkt. De routers op het pad van mijn computer naar www.regnow.com werken correct.
20/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
18.
Welk van onderstaande ICMP-berichten wordt door de tool Trace Route zeker gebruikt bij het succesvol bepalen van het pad naar een bestemming in een ander netwerk? a) b) c) d)
19.
21/25
Time Exeeded Source Quench Redirect Address Mask Request
In het TCP-segment zijn onder andere de volgende twee velden aanwezig: het Sequence number en het Acknowledgement number. Beoordeel de juistheid van onderstaande twee beweringen m.b.t. deze twee velden. I.
Het Acknowledgement number wordt gebruikt bij de flow control.
II.
De Sequence numbers worden alleen gebruikt in de segmenten die van een client naar een server gaan en de Acknowledgement numbers alleen in de segmenten van de server naar de client. a) b) c) d)
20.
I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn onjuist.
Een netwerkmonitor registreert de frames in een Ethernet segment. In navolgende afbeelding is de hex-dump (hexadecimaal genoteerde kopie) van een Ethernet-frame weergegeven. Het frame bevat een IP-datagram. Het IP-datagram bevat een TCP-segment. De OPTION-velden worden niet gebruikt. Record #10 Length = 105 00 00 00 21 00 00 00
50 57 01 ca 00 00 49
da 69 00 4b 00 01 50
47 7b 8b 1c 80 f0 43
(From Hub To Node) Captured on 08.20.01 at 21:19:44.895000000
e7 40 04 00 00 ff 00
38 00 03 00 00 1b bd
00 80 02 00 00 00 43
00 06 b9 00 00 00 dc
e8 0f cd 00 00 01 de
2d d2 11 2b 00 a7
32 c0 05 ff 00 02
8d a8 54 53 00 ff
08 00 cf 4d 00 00
00 02 32 42 00 00
45 c0 50 75 00 00
00 a8 18 00 00 04
.P.G.8.. .Wi{@... ........ !.K..... ........ ........ .IPC..C.
.-2...E. ........ ...T.2P. .+.SMBu. ........ ........ .
Welke bewering over dit frame is juist? a) b) c) d)
21.
Het type-veld van het Ethernet frame bevat de waarde: 8d 08 (hex) Het type-veld van het IP-datagram bevat de waarde: 6 (dec) Het bestemmingspoortnummerveld van het TCP-segment bevat de waarde: 139 (dec) Het afzenderpoortnummerveld van het TCP-segment bevat de waarde: 1027 (dec)
De toepassingsprotocollen zijn bijna alle gebaseerd op het Client-Server paradigma. Welk van navolgende kenmerken hoort niet bij een client? a) b) c) d)
De client kan met meerdere servers tegelijk werken. De client is alleen actief tijdens de serviceafhandeling. De client kiest een vrij poortnummer om zich te identificeren bij de server. De client neemt het initiatief bij het contact met de server.
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
22.
Beoordeel de juistheid van onderstaande beweringen. I.
Serversoftware kan meerdere clients tegelijk bedienen.
II.
Bij concurrency genenreert de server een nieuwe thread (taak, proces) voor iedere nieuwe client. a) b) c) d)
23.
Op welke laag van de TCP/IP-archtectuur bevindt zich het UDP? a) b) c) d)
24.
I.
Bij gebruik van dynamische NAPT met één extern IP-adres zijn servers binnen het interne netwerk van buitenaf zondermeer bereikbaar.
II.
Bij gebruik van statische NAT met vijf externe IP-adressen is het goed mogelijk een server in het interne netwerk te plaatsen die van buitenaf bereikbaar is. I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist I en II zijn niet juist.
We vergelijken dynamische en statische routering. Welk van onderstaande beweringen is bij deze vergelijking correct. a) b) c) d)
26.
de network access-laag de internet-laag de transport-laag de applicatie-laag
Beoordeel de juistheid van onderstaande twee beweringen met betrekking tot NA(P)T.
a) b) c) d)
25.
I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn onjuist.
Dynamische routering veroorzaakt minder netwerkbelasting dan statische. Dynamische routering vraagt minder resources van een router dan statische. Dynamische routering geeft minder beheerinspanning bij wijzigingen in het netwerk dan statische. Dynamische routering veroorzaakt minder veranderingen in de routetabellen dan statische.
Een bedrijf heeft de domeinnaam foobar.com laten registreren. Beoordeel de juistheid van onderstaande uitspraken over aanverwante domeinnamen. I.
Het bedrijf moet de subdomeinnaam division.foobar.com ook laten registreren.
II.
Het bedrijf moet de nieuwe domeinnaam foobar.nl opnieuw laten registreren. a) b) c) d)
I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist. I en II zijn onjuist.
22/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
27.
Welk van onderstaande beweringen is juist? Een mail-programma op een PC (bijv. Outlook-Express) bevat: a) b) c) d)
28.
een POP-server om de berichten van de PC in een postbus te deponeren. een POP-client om berichten uit een postbus over te brengen naar de lokale PC. een SMTP-server om mailberichten te kunnen versturen van de PC naar een postbus. een SMPT-client om mailberichten te kunnen ontvangen op de lokale PC.
FTP kent twee transport modi: ascii en binair. Welk van onderstaande beweringen m.b.t. deze modi is juist? a) b) c) d)
29.
Welk van onderstaande voordelen heeft een http-proxyserver zeker niet? a) b) c) d)
30.
Als een MS-Word-bestand wordt overgedragen in ascii-mode blijft de tekst bewaard, maar verdwijnt de opmaak. Een bestand dat in ascii-mode wordt overgedragen kan na ontvangst een andere omvang hebben dan vóór transport. Uitvoerbare bestanden (programmabestanden) kunnen zonder problemen zowel worden getransporteerd in ascii-mode als in binaire mode. Als een tekst bestand wordt getransporteerd in binaire mode, blijft de inhoud (tekst èn layout) ongewijzigd.
Een proxyserver bevordert de beveiliging van het netwerk. Een proxyserver bevordert de snelheid bij frequent opgevraagde pagina's. Een proxyserver bevordert het zuinig omgaan met IP-adressen. Een proxyserver biedt de surfer meer mogelijkheden.
DHCP maakt gebruik van “leases”. Wat is zo’n lease? a) b) c) d)
Een IP-adres met bijbehorend hardware-adres. Een verzameling van IP-configuratieparameters. Een bereik van IP-adressen waaruit de DHCP-server put. Een IP-adres met bijbehorende toegelaten gebruiksduur.
23/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
Bijlage 1 Formaten van frames, datagrammen, segmenten en andere paketten Ethernet frame
IPv4-datagram
IPv6-Basis header
UDP-datagram
TCP-segment
ARP-pakket
24/25
Modulewijzer Computer Systems Architecture 1
25/25
Antwoordblad bij het tentamen CSA1 Naam student:
Klas:
Studentnummer:
Docent: P.J.G. Hammer
Score:
______________
Cijfer:
_____________
Kruis het juiste antwoord aan. Dit antwoordblad moet samen met alle opgavenbladen worden ingeleverd.
vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
antwoordalternatief a b c d b d d c c c a d b d b a a d d c b a d b b a c c c c b b d d