COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 29.08.2001 COM(2001) 497 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD betreffende de toepassing van bijlage X bij het statuut (Verordening nr. 3019/87 van de Raad van 5.10.1987) 2000
INLEIDING In artikel 101bis van het Statuut is bepaald dat bijlage X, onverminderd de overige bepalingen van het Statuut, de bijzondere afwijkende bepalingen bevat voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in een derde land. Artikel 14 van bijlage X van het Statuut luidt als volgt: "De Commissie dient jaarlijks bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze bijlage en met name over de vaststelling van het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden overeenkomstig artikel 10". Sedert 1.1.1988 heeft de Commissie tien verslagen opgesteld. Deze hebben betrekking op de volgende periodes: oktober 1987-december 1988, 1989, 1990-1991, 1992, 1993, 1994, 1995 en 1996, 1997-1998 en 1999. Overeenkomstig de wens van de Raad werd in 2000 de herindeling van het personeel voortgezet, en werd met betrekking tot de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren buiten de Unie na een aanbesteding in 1999 de firma AIRINC gekozen. Na de Balkan-crisis werden in 2000 tevens de taken van de Task Force voor de wederopbouw van Kosovo overgedragen aan het Europees Bureau voor wederopbouw.
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1: REKRUTERING Het aantal aan de Dienst toegewezen posten, dat op 31 december 1999, met vijf "floaters", 693 bedroeg, is voor het jaar 2000 niet veranderd. Op 31 december 2000 waren 628 posten bezet in de buitenlandse dienst en werden vijf "floaters" vervuld vanuit de zetel. Vanwege de belangrijke schuld van de zetel ten opzichte van de buitenlandse dienst, die het gevolg is van de regeling voor de personeelsbewegingen in het kader van het rouleringssysteem, bleven 25 posten onbezet, aangezien deze op de zetel waren bezet, en waren er 35 daadwerkelijk vacante posten in de Dienst. In 2000 werden 12 nieuwe personeelsleden gerekruteerd, afkomstig van de lijst van geschikte kandidaten van diverse vergelijkende onderzoeken.
2
ARTIKEL 2: MOBILITEIT Rouleringssysteem In 2000 stonden 175 ambtenaren op de jaarlijkse rouleringslijst (159 in 1999): –
64 overplaatsingen van delegatie naar delegatie
(63 in 1999)
–
62 ambtenaren werden overgeplaatst van een delegatie naar de zetel
(49 in 1999)
–
12 ambtenaren hebben de dienst beëindigd
(12 in 1999)
–
37 ambtenaren werden op hun standplaats gehandhaafd
(35 in 1999)
Het beginsel van afwisselend werkzaam zijn bij een delegatie en bij de zetel kon worden gehandhaafd. – –
62 ambtenaren werden overgeplaatst van een delegatie naar de zetel
(49 in 1999)
67 ambtenaren werden overgeplaatst van de zetel naar een delegatie
(56 in 1999)
Er hebben dus 205 (180 in 1999) overplaatsingen plaatsgevonden in het kader van het rouleringssysteem. In 2000 vonden in totaal 260 daadwerkelijke personeelsbewegingen plaats. Herindeling In het kader van de herindeling van het personeel van de delegaties en de regionalisering van het netwerk heeft de Commissie op 18 juli 2000 besloten tot de herindeling van 31 posten (26 A, 3 B en 2 C). –
A-posten: Angola, Kameroen, Kaapverdië, Centraal-Afrikaanse Republiek, Republiek Kongo, Ivoorkust, Egypte, Ghana, Republiek Guinee, India, Kenia, Mali, Mauritius (2 A-plaatsen), Mauritanië, Namibië, Nigeria, Somalië, Sudan, Swaziland, Tsjaad, Togo, Trinidad en Tobago, Tunesië, Uruguay, Zambia et Zimbabwe.
–
B-posten: Costa Rica, Swaziland en Togo.
–
C-posten: Ethiopië en Tanzania.
Deze operatie heeft als hoofddoel een evenwichtige verdeling van de middelen en een versterking van de delegaties waar de behoefte in termen van openbaar bestuur het grootst is. Deze versterkingen zullen worden uitgevoerd op basis van een analyse van de werklast van de delegaties. Deze herindeling dient gespreid te worden in de begrotingsjaren 2000 tot 2003. Ook vonden vier gerichte herindelingen plaats (Tsjaad - Mali, Noorwegen - Democratische Republiek Kongo, DG-Ontwikkeling - Togo en Democratische Republiek Kongo - Kroatië), teneinde beter het hoofd te kunnen bieden aan de werklast in de delegaties.
3
ARTIKEL 3: BIJSCHOLING In 2000 hadden de besluiten inzake bijscholing betrekking op 53 ambtenaren van de buitenlandse dienst die opnieuw in de zetel werden tewerkgesteld bij een van de DG's en diensten voor buitenlandse betrekkingen in het kader van het rouleringsbeleid.
HOOFDSTUK 2: VERPLICHTINGEN ARTIKEL 4: UITOEFENING VAN DE FUNCTIE IN DE STANDPLAATS Dit artikel behoeft geen commentaar. ARTIKEL 5: HUISVESTING DG externe betrekkingen heeft in 2000 het beleid om gemeubileerde woonruimte ter beschikking te stellen van de buiten de Gemeenschap tewerkgestelde ambtenaren, voortgezet. Er zijn per land normen vastgesteld voor bewoonbare oppervlakte, aantal kamers en kosten per m².
HOOFDSTUK 3: ARBEIDSVOORWAARDEN ARTIKELEN 6, 7 EN 9: JAARLIJKSE VAKANTIEDAGEN In 2000 is de "normalisatie"van deze kwestie geconsolideerd: –
enerzijds vindt de berekening sinds 1998 plaats op basis van het aantal werkdagen in plaats van het aantal kalanderdagen,
–
anderzijds met betrekking tot verzoeken tot overdracht van vakantiedagen van het ene naar het andere jaar. Overeenkomstig de aanbevelingen van de zetel hebben de ambtenaren die in derde landen zijn geplaatst zich ingespannen om hun rechten te gebruiken en het aantal te grote overdrachten te verminderen.
Uit deze tabel blijkt duidelijk dat het aantal overdrachten van meer dan 14 dagen, en met name die van 36 tot 70 dagen, tussen 1994/95 en 1999/2000 aanzienlijk gedaald is. Jaar
Aantal betrokken ambtenaren
Overdrachten tussen 14 en 35 dagen
Overdrachten tussen 36 en 50 dagen
Overdrachten tussen 51 en 70 dagen
Overdrachten van meer dan 70 dagen
1994/95 1999/2000
590 639
180 171
67 18
25 8
3 4
4
ARTIKEL 8 EN ARTIKEL 9, LID 2: UITZONDERLIJKE TOEKENNING VAN ONTSPANNINGSVERLOF
De Commissie heeft in het kader van haar jaarlijkse werkzaamheden op 24 februari 2000 besloten voor 2000 bij wijze van uitzondering ontspanningsverlof te verlenen voor de standplaatsen waar de levensomstandigheden "bijzonder zwaar" werden geacht. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de parameters die worden gebruikt voor de jaarlijkse vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden en voor standplaatsen in een "crisissituatie." Door een strikte toepassing van de voorwaarden van artikel 8 van bijlage X bedroeg het aantal standplaatsen waarvoor in 2000 ontspanningsverlof werd toegekend 30, evenals in 1999 (zie bijlage I). Voor plaatsen waar een crisissituatie heerst, wordt het recht toegekend aan de hand van de effectieve duur van de crisis.
HOOFDSTUK 4: FINANCIËLE BEPALINGEN EN SOCIALE BEPALINGEN AFDELING 1: FINANCIËLE BEPALINGEN EN GEZINSTOELAGEN ARTIKEL 10, LID 1: TOELAGE WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN De Commissie heeft op 21 december 1999 de percentages van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden voor het jaar 2000 vastgesteld (zie de tabel in bijlage II). ARTIKEL 10, LID 2: AANVULLENDE TOELAGE In 2000 werd een aanvullende toelage uitbetaald op basis van het besluit van de Commissie aan ambtenaren op standplaatsen in de volgende landen: Land Albanië Algerije
Burundi Eritrea
VR JoegoslaviëPristina (task force) Sierra Leone
Datum: Aanvang Maart 1997 Juni 1997 November 1993 December 1993 Mei 2000 Januari 2000 Juni 1998 Juli 1998 April 2000 Juli 1999 Januari 2001 Juli 1997 Augustus 1998 December 1998 November 1999 Mei 2000 Oktober 2000
Niveau en einde crisis 10 % 5% 5% 10 % 5% 5% 10 % 5% Eind 5% Eind 10 % 5% 10 % 5% 10 % 5%
5
Aantal betrokken ambtenaren 7
3 1
3 20 1
3
De in juli 1999 in Pristina ingestelde task force heeft in de loop van 2000 zijn taak beëindigd, met de instelling van een team van ongeveer 40 personen die ressorteren onder het Bureau voor de wederopbouw van Kosovo met een officiële zetel in Thessaloniki (Griekenland) en een operationeel centrum in Pristina. ARTIKELEN 11 EN 12: WIJZE VAN BETALING VAN DE BEZOLDIGING In 2000 lagen de gemiddelde percentages voor de munt waarin de bezoldiging aan de ambtenaren werd uitbetaald, als volgt: –
73% koos ervoor om zijn salaris in euro te laten uitbetalen, overeenkomstig artikel 11 van bijlage X van het Statuut;
–
22% verzocht om uitbetaling van een gedeelte van de bezoldiging in plaatselijke valuta. Van hen verzocht 55% om uitbetaling van het maximum dat is vastgesteld in de interne richtlijnen betreffende artikel 12 van bijlage X (80 %) en de resterende ambtenaren kozen voor percentages die schommelen tussen 11% en 76%. Het in Japan tewerkgestelde personeel kwam ook in 2000 aanmerking voor een verhoging van het maximum tot 90%, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van de interne richtlijnen betreffende artikel 12 van bijlage X van het Statuut;
–
5% verzocht, op basis van de vereiste bewijsstukken, om uitbetaling van een gedeelte van de bezoldiging in een andere munteenheid dan die van de standplaats, overeenkomstig artikel 12, tweede alinea, van bijlage X van het Statuut (Rusland, Oekraïne en Kazachstan).
ARTIKEL 13 : AANPASSINGSCOËFFICIËNTEN De Raad heeft op 15 september 2000 Verordening nr. 1967/20001 vastgesteld houdende vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 januari 2000 van toepassing zijn, en op 15 januari 2001 Verordening nr. 106/20012 houdende vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 juli 2000 van toepassing zijn. De Commissie heeft op 28 december 2000 Besluit 44/20013 en op 16 mei 2001 Besluit 407/20014 goedgekeurd, tot wijziging van de zogeheten tussentijdse aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 februari, 1 maart, 1 april, 1 mei en 1 juni (Besluit nr. 44/2001) en met ingang van 1 augustus, 1 september, 1 oktober, 1 november en 1 december (Besluit nr. 407/2001) van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die werkzaam zijn in derde landen. De inspanningen van de Commissie in de voorgaande jaren met het oog op het verminderen van de kosten van de statistische activiteiten hebben geleid tot de selectie van de firma AIRINC. Zo hebben de nieuwe werkprocedures de kosten teruggebracht van zo'n 2 miljoen euro tot het huidige niveau van 800.000 euro per jaar, met behoud van de kwaliteit van de resultaten. Ook behandelde Eurostat in 2000 slechts 84 elementaire nomenclatuurposten, tegen 173 in 1999, zonder noemenswaardige invloed op de resultaten. Het rapport van
1 2 3 4
PB L 235 van 19.9.2000, blz. 1. PB L 19 van 20.1.2001, blz. 1. PB L 11 van 16.1.2001, blz. 50. PB L 144 van 30.5.2001, blz. 29.
6
Eurostat (bijlage III), dat is bijgewerkt ten opzichte van het rapport van 1994, beschrijft in grote lijnen de momenteel gebruikte methode voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënten en een evaluatie van de praktische toepassing. ARTIKEL 15 : SCHOOLTOELAGEN In totaal werd 2.972.215 euro aan schooltoelagen uitbetaald in het jaar 1999/2000. Het systeem van de toekenning van voorschotten op de schooltoelagen voor ambtenaren die met bijzondere hoge schoolkosten worden geconfronteerd, is gehandhaafd. Alle voorschotten die in het schooljaar 1999/2000 zijn toegekend zijn binnen de daarvoor gestelde termijnen geregulariseerd. Evenals in de afgelopen jaren heeft de Commissie, vanwege de betrekkelijk hoge koers van de yen, ook gedurende het schooljaren 1999/2000 voor de ambtenaren met een standplaats in Japan met kinderen die ter plaatse een internationale school bezoeken, een overschrijding van het jaarlijkse maximum van de toelage toegestaan. De algemene toename van de schoolkosten enerzijds en de ongunstige wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar anderzijds hebben de Commissie ertoe bewogen overschrijdingen van de maxima in andere plaatsen van tewerkstelling toe te staan. Dit echter slechts bij wijze van uitzondering en uitsluitend voor kinderen die in de standplaats een opleiding volgen aan een internationale school die opleidt voor Europese/internationale middelbare-schooldiploma's, te weten het Lycée français, de British School, de Deutsche Schule of de Amerikaanse/internationale school. Bovendien moest de inschrijving van het kind aan de school bedoeld zijn om de continuïteit van de opleiding te garanderen. Op grond van dit principe kregen ook twee ambtenaren die bijscholing volgden toestemming om in het schooljaar 1999/2000 het maximum te overschrijden. In het kader van de overschrijdingen van de maxima voor het schooljaar 1999/2000 werd in totaal 55.861 euro betaald (met inbegrip van Japan).
7
ARTIKEL
16: INRICHTINGSVERGOEDINGEN BEËINDIGING VAN DE DIENST
EN
INRICHTINGSVERGOEDINGEN
BIJ
In het jaar 2000 werden uitbetaald: –
155 inrichtingsvergoedingen aan nieuw in een delegatie in dienst getreden ambtenaren, waarvan 144 in euro op de bankrekening in België en 11 in lokale valuta.
–
22 herinrichtingsvergoedingen aan ambtenaren die de dienst definitief hebben beëindigd, waarvan 3 in euro op de bankrekening in België en 19 in de munteenheid van de lidstaat van vestiging.
Het totaalbedrag van 1.958.626,47 euro is als volgt verdeeld: –
1.376.921,70 euro voor betalingen in België en
–
581.704,77 euro voor betalingen in lokale valuta met toepassing van de aanpassingscoëfficiënten.
8
AFDELING 2 : BEPALINGEN BETREFFENDE VERGOEDING VAN KOSTEN ARTIKEL 17 : VERGOEDING
VAN DE KOSTEN VAN VERHUIZING VAN DE PERSOONLIJKE INBOEDEL EN VAN DE WERKELIJK GEMAAKTE INRICHTINGSKOSTEN AAN DE AMBTENAAR DIE NIET LANGER OP DEZELFDE STANDPLAATS DE BESCHIKKING HEEFT OVER EEN HEM DOOR DE INSTELLING BESCHIKBAAR GESTELDE GEMEUBILEERDE WONING
Dit artikel hoefde in 2000 niet te worden toegepast. ARTIKEL 18 : VOORLOPIGE HUISVESTING In 2000 zijn 195 besluiten tot goedkeuring van voorlopige huisvesting genomen (166 in 1997, 187 in 1998 en 163 in 1999). ARTIKEL 19 : DIENSTAUTO/VERGOEDING PER KILOMETER Sinds juni 1996 zijn de regels voor het gebruik van voertuigen voor dienstdoeleinden en voor privé-gebruik van toepassing. Een herziening van deze tekst werd eind 1998 uitgevoerd en begin 1999 verspreid. Bij de vaststelling van de in artikel 19 bedoelde kilometervergoeding zijn de gemiddelde kosten als uitgangspunt genomen, zoals ook in verschillende lidstaten de gewoonte is. Deze vergoeding bedraagt momenteel 0,26 €/km (0,36 €/km voor 4x4). ARTIKEL 20 : AAN HET ONTSPANNINGSVERLOF VERBONDEN REISKOSTEN De aan het ontspanningsverlof verbonden reiskosten zijn vergoed op basis van de afstand tussen de standplaats en de door de Commissie vastgestelde plaats van verlof. Indien het ontspanningsverlof op een andere plaats wordt doorgebracht zijn de reiskosten vergoed tot ten hoogste bovenbedoeld bedrag. In 2000 werd daarvoor een bedrag van 282.131 euro uitgegeven. ARTIKEL 21 : VERGOEDING VAN DE KOSTEN VOOR HET VERVOER VAN PERSOONLIJKE BEZITTINGEN, VERHUISKOSTEN EN KOSTEN VOOR DE OPSLAG VAN DE INBOEDEL In 2000 hebben 276 verhuizingen plaatsgevonden (247 in 1997, 266 in 1998, en 237 in 1999). In 1997 zijn de regels voor de verhuizing van persoonlijke bezittingen herzien en deze herziening is begin 1998 van kracht geworden. In 1997 is ook een aanbesteding uitgeschreven voor de verzekering van het vervoer van deze bezittingen, en het contract is eind februari 1998, na goedkeuring door de CCAM, ondertekend.
9
ARTIKEL 23: VERGOEDING VAN DE HUUR INDIEN DE AMBTENAAR NIET BESCHIKT OVER EEN DOOR DE INSTELLING TE ZIJNER BESCHIKKING GESTELDE WONING
Momenteel wordt in acht gevallen artikel 23 toegepast (10 in 1999). Met betrekking tot zowel de rechtszekerheid van de huurder (die te maken heeft met de Commissie en niet met een individuele diplomaat) als het onroerend-goedbeleid (onderhoud van onroerend goed van kwaliteit op de lange en middellange termijn) leert de ervaring dat de toepassing van artikel 23 beperkt moet blijven tot landen waar de marktomstandigheden en de juridische omgeving dit mogelijk maken (bijv: Genève of Washington).
AFDELING 3: SOCIALE ZEKERHEID ARTIKEL 24,
LID 3: REPATRIËRING OM MEDISCHE REDENEN IN DRINGENDE OF ZEER DRINGENDE GEVALLEN
In 2000 gaf de medische dienst toestemming voor 20 repatriëringen om medische redenen (een geval van extreme spoed en 19 spoedgevallen). Drie van de 20 gevallen werden in 2000 adminstratief in orde gebracht, voor een totaalbedrag van 24 884 euro. Nog eens zeven gevallen uit 1999 en drie uit 1998 werden in 2000 adminstratief in orde gebracht voor een totaalbedrag van 10 599 euro. In 2000 bedroeg de jaarlijkse premie voor SOS Air Ambulance 12 305 euro. ARTIKEL 25: DEKKING BIJ ONGEVALLEN VAN TEN LASTE VAN
DE AMBTENAREN KOMENDE
PERSONEN
In 2000 werd geen claim gedaan voor dekking bij ongevallen van ten laste van de ambtenaren komende personen.
HOOFDSTUK 6 : OVERGANGSBEPALINGEN ARTIKEL 27 : OVERGANGSBEPALINGEN INZAKE BEZOLDIGING Dit artikel is sedert oktober 1992 vervallen.
10
BIJLAGE I VASTSTELLING VAN DE RECHTEN OP ONTSPANNINGSVERLOF (Artikel 8 van Bijlage X) Tijdstip van inwerkingtreding : 1 januari 2000 LAND Albanië Algerije Angola Bangladesh Burundi Centraal-Afrikaanse Rep. Comoren Dem. Rep.Congo Eritrea Ethiopië Georgië Guinee-Bissau Guinee (Conakry) Equatoriaal Guinee Kameroen Kazachstan Liberia Mauritanië Niger Nigeria (Abuja) Nigeria (Lagos) Papoea-Nieuw-Guinea Rep.Congo Rwanda Sierra Leone Sudan Togo Tsjaad Vietnam VR Joegoslavië (Belgrado)
FREQUENTIE 3 x 5d 3 x 5d 2 x 5d 3 x 5d 1 x 5d 3 x 5d 2 x 5d 2 x 5d 3 x 5d 1 x 5d 2 x 5d 3 x 5d 2 x 5d 2 x 5d 1 x 5d 1 x 5d 3 x 5d 2 x 5d 2 x 5d 1 x 5d 2 x 5d 3 x 5d 3 x 5d 1 x 5d 3 x 5d 3 x 5d 1 x 5d 3 x 5d 1 x 5d 2 x 5d
11
PLAATS ONTSPANNINGSVERLOF Rome (Italië) Parijs (Frankrijk) Windhoek (Namibië) Phuket (Thailand) Mombasa (Kenia) Libreville (Gabon) Antananarivo (Madagascar) Libreville (Gabon) Mombasa (Kenia) Mombasa (Kenia) Wenen (Oostenrijk) Dakar (Senegal) Dakar (Senegal) Libreville (Gabon) Libreville (Gabon) Frankfurt (Duitsland) Dakar (Senegal) Casablanca (Marokko) Libreville (Gabon) Libreville (Gabon) Libreville (Gabon) Darwin (Australië) Libreville (Gabon) Mombasa (Kenia) Dakar (Senegal) Mombasa (Kenia) Libreville (Gabon) Dakar (Senegal) Phuket (Thailand) Brussel (België)
BIJLAGE II LIJST VAN DE STANDPLAATSEN EN PERCENTAGES VAN DE TOELAGEN WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN (Artikel 10 van Bijlage X) Inwerkingtreding: 1 januari 2000 (Pristina op 1.7.1999 en Indonesië op 1.1.1999) 35 % ALBANIË ALGERIJE ANGOLA BANGLADESH BURKINA FASO BURUNDI KAMEROEN CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK COMOREN REP.CONGO DEM. REP.CONGO DJIBOUTI ETHIOPIË GEORGIË GUINEE GUINEE-BISSAU EQUATOR. GUINEA GUYANA HAÏTI INDONESIË KAZACHSTAN LIBERIA MALI MAURITANIË MOZAMBIQUE NIGER NIGERIA (ABUJA) NIGERIA (LAGOS) OEGANDA PAPOEA-NIEUWGUINEA RWANDA SAO TOME EN PRINCIPE SIERRA LEONE SOEDAN TANZANIA TSJAAD TOGO VIETNAM VR JOEGOSLAVIË (Pristina)
25 %
20 %
15 %
BELIZE BENIN BOSNIËHERZEGOVINA KAAPVERDIË CHINA WESTELIJKE JORDAANOEVER/GAZA COLOMBIA IVOORKUST EGYPTE ERITREA GAMBIA GHANA GUATEMALA INDIA KENIA MADAGASCAR MALAWI NICARAGUA PAKISTAN PERU FILIPPIJNEN RUSLAND SALOMONS EILANDEN SRI LANKA SURINAME TONGA OEKRAÏNE VENEZUELA ZAMBIA
VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË BOLIVIA BULGARIJE FIJI GABON JAPAN (NAKA) LESOTHO MEXICO ROEMENIË SWAZILAND THAILAND VANUATU JOEGOSLAVIË (Belgrado)
ZUID-AFRIKA BOTSWANA CHILI ZUID-KOREA COSTA RICA HONGKONG ISRAËL (TEL AVIV) JAMAÏCA JAPAN (TOKIO) JORDANIË LIBANON NIEUW-CALEDONIË SENEGAL SYRIË TURKIJE
12
10 % NED. ANTILLEN ARGENTINIË AUSTRALIË BARBADOS BRAZILIË KROATIË DOMINICAANSE REPUBLIEK ESTLAND HONGARIJE LETLAND LITOUWEN MAROKKO MAURITIUS NAMIBIË POLEN SLOWAKIJE SLOVENIË TSJECHIË TRINIDAD EN TOBAGO TUNESIË URUGUAY ZIMBABWE
0% CANADA CYPRUS MALTA NOORWEGEN ZWITSERLAND VS-NEW YORK VS-WASHINGTON
BIJLAGE III
RAPPORT AAN DE RAAD VAN MINISTERS (versie maart 2001)
BEREKENINGSWIJZE VAN DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BEZOLDIGING VOOR LANDEN BUITEN DE EUROPESE UNIE
Opgesteld door Eurostat
13
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING ........................................................................................................... 15
1.1.
Regelgevend kader ................................................................................................. 15
1.2.
Historisch kader ..................................................................................................... 15
1.3.
Van subsidie naar aanbesteding .............................................................................. 16
2.
OVERZICHT VAN HET HUIDIGE SYSTEEM.................................................... 16
2.1.
Algemeen ............................................................................................................... 16
2.1.1.
Periodieke enquêtes over het gezinsbudget in Brussel............................................. 17
2.1.2.
Periodieke enquêtes over de gezinsbudgetten in de standplaatsen ........................... 17
2.1.3.
Periodieke enquètes over de prijzen in Brussel........................................................ 17
2.1.4.
Periodieke enquêtes over de prijzen in de standplaatsen (plaatsgebonden enquêtes) ...................................................................................... 18
2.1.5.
Permanente evaluatie van de prijzen in Brussel....................................................... 20
2.1.6.
Permanente evaluatie van de prijzen in de standplaatsen (tijdgebonden enquêtes)... 20
2.2.
De rol van respectievelijk DG RELEX/Eurostat/Contractant/Delegaties ................. 20
3.
RECENTE EN GEPLANDE VERBETERINGEN ................................................. 21
3.1.
Nieuwe indeling op basis van COICOP en vermindering van het aantal elementaire posten..................................................................................................................... 21
3.2.
Enquêtes over de prijzen in Brussel en in de standplaatsen ..................................... 21
3.3.
Enquêtes over de gezinsbudgetten in de standplaatsen ............................................ 22
3.4.
Permanente evaluatie van de prijzen in Brussel en in de standplaatsen.................... 22
3.5.
Termijnen voor het invoeren van de resultaten van de enquêtes .............................. 23
3.6.
Optimalisering van de werkzaamheden................................................................... 23
4.
TOEPASSING VAN DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN OP DE BEZOLDIGING..................................................................................................... 24
Bijlage 1:
Schema berekeningswijze
Bijlage 2:
Voorbeeld productdefinitie
Bijlage 3:
Verdeling 84 elementaire posten
Bijlage 4:
Lijst standplaatsen
14
1.
INLEIDING
Doelstelling van dit rapport is de hoofdlijnen aan te geven van de methode die momenteel gebruikt wordt voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de salarissen van ambtenaren met een standplaats buiten de Europese Unie, en een evaluatie van de praktische toepassing van deze methode. 1.1.
Regelgevend kader
Onder voorbehoud van andere statutaire bepalingen voorziet bijlage X van het statuut (neergelegd in Verordening nr. 3019/87 van de Raad van 5 oktober 1987) in bepalingen die van bijzonder belang zijn voor ambtenaren met een standplaats buiten de Europese Unie. Artikel 11 van bijlage X bepaalt dat de bezoldiging van deze ambtenaren in principe in België in euro's wordt uitbetaald en dat de aanpassingscoëfficiënt van toepassing op de bezoldiging van ambtenaren met standplaats België eveneens voor deze bedragen geldt. Artikel 12 van bijlage X bepaalt dat op verzoek van de ambtenaar het tot aanstelling bevoegde gezag kan besluiten de bezoldiging uit te betalen in de valuta van het land van tewerkstelling (of bij uitzondering in een derde valuta), met een maximum van 80 %, krachtens de interne regels van de Commissie; op dit bedrag wordt dan de aanpassingscoëfficiënt van de standplaats toegepast, waarna het bedrag wordt omgezet volgens de officiële wisselkoers. De eerste alinea van artikel 13 van bijlage X bepaalt dat teneinde de ambtenaren ongeacht hun standplaats zoveel mogelijk een gelijkwaardige koopkracht te garanderen, de Raad om de zes maanden de aanpassingscoëfficiënt vaststelt op basis van een voorstel van de Commissie. De tweede alinea van artikel 13 van bijlage X bepaalt dat, indien de aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt en de desbetreffende wisselkoers gemeten wijziging van de kosten van levensonderhoud sinds de laatste aanpassing meer dan 5 % blijkt te bedragen, de Commissie maatregelen neemt tot tussentijdse aanpassing van die coëfficiënt. Hieruit volgt dat de aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldiging moeten worden berekend voor alle standplaatsen buiten de Europese Unie (op het tijdstip waarop dit verslag werd opgesteld waren dit er meer dan 120), ongeacht het feit of de aanpassingscoëfficiënten al dan niet worden toegepast op de bezoldiging van de ambtenaren in de verschillende standplaatsen. Naleving van deze statutaire bepaling brengt onvermijdelijk hoge kosten met zich mee (ongeveer 800.000 euro per jaar). 1.2.
Historisch kader
Eurostat maakte in mei 1988 voor het eerst gebruik van de huidige berekeningswijze van de aanpassingscoëfficiënten buiten de Unie. Het systeem wordt gekenmerkt door het gebruik van eigen statistische bronnen, die rekening houden met de bijzondere levensomstandigheden van het personeel van de Europese Gemeenschappen in de verschillende standplaatsen. In het verleden berekende Eurostat de aanpassingscoëfficiënten op basis van statistische bronnen van de Verenigde Naties.
15
Men was het erover eens dat deze gegevens niet direct verband hielden met de situatie van de ambtenaren van de Europese Commissie, en gelet op de kritiek ten aanzien van de gebruikte methodes in de onderzoekingen van de Verenigde Naties en op de toenemende vaardigheden van Eurostat op statistisch gebied, werd besloten de Raad goedkeuring te vragen voor de ontwikkeling van een nieuw systeem. Deze procedure werd in 1991 in gang gezet. Met ingang van 1989 is het verzamelen van statistische gegevens toevertrouwd aan een voor dat doel opgerichte non-profit-organisatie (EuroCost) die door Eurostat wordt gesubsidieerd. 1.3.
Van subsidie naar aanbesteding
Met het oog op de hoge kosten die de naleving van deze statutaire bepaling met zich meebrengt (ongeveer 2 miljoen euro per jaar) en het verzoek van de Raad van Ministers om verlaging van de kosten, werd besloten de subsidie aan EuroCost na het werkprogramma in 1999/2000 te beëindigen. In 1999 werd een aanbesteding gepubliceerd. De in de Verenigde Staten gevestigde firma AIRINC werd geselecteerd. Het begin 2000 getekende verlengbare jaarcontract heeft geleid tot een forse daling van de uitgaven, die nu ongeveer 800.000 euro per jaar bedragen. Deze aanzienlijke bezuiniging kan verklaard worden uit de volgende factoren : -
Een firma die over de gehele wereld onderzoek doet voor andere cliënten, onafhankelijk van de eisen van Eurostat, is rendabeler dan een firma die dit onderzoek bijna uitsluitend voor Eurostat uitvoert.
-
Een lange ervaring op het gebied van extra ommunautaire vergelijkingen hebben het nu mogelijk gemaakt op een efficiëntere wijze te voorspellen waar en hoe deze onderzoekingen moeten worden uitgevoerd.
-
Het aantal onderzoekingen ter plaatse was aanvankelijk zeer hoog omdat EuroCost een nieuwe organisatie was en zo snel mogelijk referentiegegevens over alle standplaatsen moest verwerven. Op het moment dat een aanpassingscoëfficiënt voor bijna alle standplaatsen was vastgesteld, kon het aantal volledige onderzoekingen worden teruggebracht (van 39 in 1991/1992 tot 9 in 2000/2001) en konden minder zware en goedkopere onderzoekformules worden ingevoerd (18 in 2000/2001).
-
EuroCost was tevens belast met enkele minder belangrijke zaken op het gebied van de aanpassingscoëfficiënten binnen de Europese Unie; deze taken zijn opnieuw toegewezen aan Eurostat.
2.
OVERZICHT VAN HET HUIDIGE SYSTEEM
2.1.
Algemeen
De belangrijkste principes voor het systeem zijn analoog aan de gebruikte methodologie voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënten voor de salarissen van ambtenaren binnen de Europese Unie.
16
Het huidige systeem voor gegevensverzameling (zie bijlage 1) kent de volgende onderdelen : Periodieke enquêtes over het gezinsbudget in Brussel Periodieke enquêtes over het gezinsbudget in de standplaatsen Periodieke prijsenquêtes in Brussel Periodieke prijsenquêtes in de standplaatsen Permanente evaluatie van de prijzen in Brussel Permanente evaluatie van de prijzen in de standplaatsen. 2.1.1.
Periodieke enquêtes over het gezinsbudget in Brussel
Doel van deze enquêtes is de structuur van de uitgaven van de ambtenaren van de Europese Unie bloot te leggen. De informatie komt uit enquêtes over het gezinsbudget die worden uitgevoerd met het oog op de berekening van de aanpassingscoëfficiënten die betrekking hebben op de ambtenaren binnen de Europese Unie en de ambtenaren buiten de Europese Unie. De laatste enquête van dit type werd in 2000 uitgevoerd, waarbij gegevens over ongeveer 700 huishoudens werden verkregen. Deze enquête wordt elke vijf jaar gehouden. De gezinsuitgaven voor goederen en diensten worden verdeeld over 84 elementaire posten (dezelfde die werden gebruikt voor de periodieke prijsenquêtes - zie punt 2.1.3 en bijlage 3), en zijn gebaseerd op COICOP5. 2.1.2.
Periodieke enquêtes over de gezinsbudgetten in de standplaatsen
Het basisprincipe dat gebruikt is bij het huidige systeem voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van ambtenaren met een standplaats buiten de Europese Unie is dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze ambtenaren in het buitenland zich in zekere mate aanpassen aan de lokale marktomstandigheden, zonder echter hun consumptiegedrag volledig te wijzigen (m.a.w. zij handhaven tot op zekere hoogte de structuur van hun uitgaven in Brussel). In de praktijk heeft dit principe als gevolg dat men de economische pariteiten berekend aan de hand van het prijsverschil tussen Brussel en de standplaatsen (zie 2.1.4 en bijlage 1), in de eerste plaats berekend aan de hand van het wegingsschema van de uitgaven voor Brussel (de Laspeyres-index), en in de tweede plaats aan de hand van de eigen wegingen in de standplaats (Paasche-index), om in de derde plaats het gemiddelde tussen de twee enquêtes vast te stellen (de Fisher-index). Deze methode is gebruikelijk voor vergelijkingen tussen landen. Het is dan ook noodzakelijk het lokale consumptieniveau te berekenen, evenals de weging van de uitgaven in Brussel. De enquêtes over de gezinsbudgetten worden ongeveer elke vijf jaar in alle standplaatsen buiten de Unie uitgevoerd. 2.1.3.
Periodieke enquètes over de prijzen in Brussel
Doelstelling van deze enquêtes is het opstellen van een modellijst van producten. In het verleden werden de prijsenquêtes in Brussel uitgevoerd door het Nationaal Belgisch Instituut voor Statistiek, dat ressorteert onder het Belgisch ministerie van Economische Zaken, en door het personeel van EuroCost, dat zorgde voor een aanvulling op de prijslijsten voor Brussel.
5
COICOP = Classificatie van individuele gebruiksfuncties van gezinnen.
17
De huidige modellijst van producten bevat ongeveer 600 definities van goederen en diensten (zie bijlage 2) waarvoor in het algemeen vijf prijzen in Brussel zijn opgenomen. Bepaalde categorieën uitgaven zijn niet opgenomen in de modellijst omdat deze direct worden vergoed aan de ambtenaren buiten de Europese Unie (bijvoorbeeld kosten voor huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs), een andere situatie dan het systeem dat gebruikt wordt voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van ambtenaren binnen de Europese Unie. Andere categorieën komen er niet in voor omdat deze producten niet gemakkelijk te vinden zijn in Brussel. De lijst is potentieel oneindig, maar om economische en praktische redenen is het scala aan producten beperkt gehouden. De producten worden slechts opgenomen op de lijst als zij geacht worden representatief te zijn voor de elementaire post waaronder zij vallen. Het volledige scala aan goederen en diensten van de modellijst is verdeeld over 84 elementaire posten (dezelfde als die welke worden gebruikt voor de structuur van de uitgaven, zie 2.1.1 en bijlage 3), en correspondeert met het systeem dat gebruikt wordt voor de berekening van de aanpassingscoëfficiënten van de ambtenaren binnen de Europese Unie. De prijzen worden regelmatig bijgewerkt en de nieuwe contractant (AIRINC) voert een aanvullende enquête uit die alle artikelen voor een nieuwe bijgewerkte modellijst moet bestrijken. De PCE-prijzen in Brussel die corresponderen met nieuwe definities zijn zorgvuldig gecontroleerd. De nieuwe prijzen voor Brussel zullen worden verzameld door AIRINC voor alle nieuwe definities buiten de Europese Unie. Indien prijzen ontbreken zal de contractant aanvullende prijzen in Brussel verzamelen. 2.1.4.
Periodieke enquêtes over de prijzen in de standplaatsen (plaatsgebonden enquêtes)
De volgende stap bestaat uit het vergelijken van de situatie in Brussel met die van de standplaatsen. Bij het uitvoeren van de enquête in een standplaats wordt dezelfde modellijst van producten gebruikt als in Brussel. Er wordt op gewezen dat zelfs indien ervan uit wordt gegaan dat dezelfde lijst wordt gebruikt, enquêtes op verschillende tijdstippen verschillende gegevens kunnen opleveren (men kan verschillende winkels bezoeken, de beschikbare producten kunnen verschillend zijn, er kunnen verschillende prijzen gevraagd worden). Dit is een onvermijdelijk kenmerk van een systeem dat gebaseerd is op steekproeven. Het vergaren van informatie over de prijzen in een standplaats wordt uitgevoerd in winkels die in vorige enquêtes zijn opgenomen en in andere die voor de lopende enquête zijn opgenomen. De definitieve lijst van winkels wordt altijd opgesteld met medewerking van de delegatie. Er worden alleen gegevens over de prijzen verzameld voor goederen en diensten die corresponderen met de definities in de modellijst, en waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die van de goederen en diensten die tijdens de laatste periodieke enquête naar prijzen in Brussel zijn beschreven. Geen rekening wordt gehouden met prijzen van goederen en diensten die direct worden ingevoerd door de ambtenaren in hun standplaats, terwijl de prijzen van andere ingevoerde goederen en diensten die beschikbaar zijn in de standplaats in het algemeen wel in aanmerking worden genomen. Het zal duidelijk zijn dat alle goederen en diensten die in Brussel beschikbaar zijn niet in alle landen gevonden kunnen worden. Dit heeft niet noodzakelijkerwijs een invloed op de berekening van de aanpassingscoëfficiënt, aangezien de prijsvergelijkingen slechts betrekking hebben op de beschikbare artikelen.
18
Bovendien wordt elk jaar door de Commissie een toelage wegens bijzondere levensomstandigheden vastgesteld (artikel 10 van bijlage X van het statuut) aan de hand van vijf parameters : de situatie op het gebied van de volksgezondheid en de ziekenhuisverpleging, de veiligheid, het klimaat, de mate van isolement en andere plaatselijke omstandigheden (zoals culturele bijzonderheden en het niveau van economische ontwikkeling). Factoren die onder de laatste parameter vallen kunnen een grote invloed hebben op de beschikbaarheid en de reële prijzen van goederen en diensten op een bepaalde plaats. Het begrip vergelijkbaarheid brengt meer problemen met zich mee en in bepaalde omstandigheden kunnen de definities een grotere reikwijdte hebben en artikelen bestrijken die equivalent zijn, maar niet identiek. De resultaten van door de contractant uitgevoerde enquêtes worden gecontroleerd door de ambtenaren van Eurostat die zo nodig om correcties of aanvullende informatie verzoeken. De frequentie van de plaatsgebonden enquêtes hangt van verschillende factoren af. De criteria voor opname in een enquêteprogramma voor een bepaald jaar hebben betrekking op factoren als: de hoogte van de aanpassingscoëfficiënt voor de standplaats, de periode die is verstreken na de laatste enquête in de standplaats, de perceptie van bijzondere problemen in de regio, de vaststelling van een nieuwe methodologie, de mogelijkheid van het combineren van bezoeken aan plaatsen die geografisch vergelijkbaar zijn. Het werkprogramma wordt door Eurostat in samenwerking met DG Buitenlandse Betrekkingen opgesteld. De enquête valt onder verantwoordelijkheid van de contractant en de deelname van Eurostat hangt af van specifieke omstandigheden. Het verzamelen, analyseren en controleren van gegevens in het kader van dit soort enquêtes kan een aanzienlijke hoeveelheid tijd in beslag nemen en het is van belang dat de verificaties en controles volgens de regels worden uitgevoerd. De resultaten worden altijd gecontroleerd door ambtenaren van Eurostat. Het aantal plaatsgebonden enquêtes dat elk jaar wordt uitgevoerd (van april tot maart) is als volgt verdeeld: 91/92
92/93
93/94
94/95
95/96
96/97
97/98
98/99
99/00
00/01 01/02**
39
31
25
24
22
17
16
23
10
9+18* 8+13*
* Naast de 9 enquêtes in 2000/01 en de 8 enquêtes in 2001/02, zijn respectievelijk 18 en 13 enquêtes met een tweeledig doel opgenomen. Deze enquêtes, die in het systeem kunnen worden opgenomen als plaatsgebonden of tijdgebonden enquêtes kunnen beschouwd worden als een kleine plaatsgebonden enquête die het mogelijk maakt de kosten van levensonderhoud te verifiëren zonder een volledige plaatsgebonden enquête («place-to-place») enquête uit te voeren. ** Voorgestelde enquêtes. De geregistreerde prijzen voor de 84 elementaire posten tijdens een dergelijke enquête in een standplaats worden vergeleken met de geregistreerde prijzen tijdens de laatste enquête in Brussel, bijgewerkt door middel van gedetailleerde prijsindexen, zodat economische referentiepariteiten kunnen worden opgesteld, die vervolgens geregeld kunnen worden bijgewerkt (zie 2.1.5 en 2.1.6). Overeenkomstig de gangbare praktijk bij statistische vergelijkingen tussen landen worden de pariteiten eerst berekend aan de hand van het schema voor de weging van de uitgaven voor Brussel (Laspeyres-index), daarna aan de hand van de wegingen voor de standplaats 19
(Paasche-index) en ten slotte door het bepalen van het geometrische gemiddelde tussen deze twee berekeningswijzen (Fisher-index). Dit is een logische benadering, aangezien men mag verwachten dat de ambtenaren zich tot op zekere hoogte aanpassen aan de voorwaarden van de lokale markt zonder hun consumptiegedrag volledig te wijzigen (zie 2.1.2 en bijlage 1). 2.1.5.
Permanente evaluatie van de prijzen in Brussel
Wanneer eenmaal een basisniveau van prijzen is vastgesteld in het kader van de laatste periodieke enquête over de prijzen in Brussel, moeten de schommelingen die deze prijzen in de tijd ondergaan worden geëvalueerd. Hiertoe worden de gegevens over de prijzen gebruikt die maandelijks door het Belgische ministerie van Economische Zaken worden verstrekt. Deze gegevens worden omgezet naar het model van 84 elementaire posten, en worden gebruikt om een globale index te berekenen. 2.1.6.
Permanente evaluatie van de prijzen in de standplaatsen (tijdgebonden enquêtes)
In bepaalde ontwikkelde landen, waar gedetailleerde en betrouwbare indexcijfers van de consumentenprijzen bestaan, kunnen de basisprijzen die bij de laatste enquête over de prijzen in de standplaats werden vastgesteld worden bijgewerkt aan de hand van de nationale index voor de consumptieprijzen, hetgeen correspondeert met de situatie in Brussel. Helaas is dit in veel andere landen niet mogelijk en moet een alternatief gevonden worden. De oplossing bestaat dikwijls uit een tijdgebonden enquête («time-to-time») aan de hand waarvan de prijzen in deze landen worden geactualiseerd. De frequentie van deze enquêtes varieert van twee tot twaalf keer per jaar, afhankelijk van de standplaats. Voor sommige standplaatsen worden de gegevens van de Verenigde Naties gebruikt. Momenteel wordt de informatie voor 25 landen geleverd door de nationale instituten voor statistiek en worden voor 27 landen de gegevens van de Verenigde Naties gebruikt. De contractant voert momenteel in 73 landen «time-to-time»-enquêtes uit. De periodieke gegevens voor elke standplaats (uit welke bron dan ook) worden omgezet naar het model van 84 elementaire posten. De gedetailleerde indexen per elementaire post worden vergeleken met de corresponderende index in Brussel en worden gebruikt voor de bijwerking van de elementaire pariteiten die berekend zijn tijdens de laatste enquête over de prijzen in de standplaats (zie 2.1.4 en bijlage 1). Deze globale economische globale pariteit wordt vervolgens gedeeld door de officiële wisselkoers die van toepassing is volgens de officiële cijfers die door de Commissie zijn gepubliceerd (en die worden gebruikt voor de begroting) om de van toepassing zijnde aanpassingscoëfficiënt te berekenen. 2.2.
De rol van respectievelijk DG RELEX/Eurostat/Contractant/Delegaties
De delegaties leveren een essentiële bijdrage aan de periodieke enquêtes over de gezinsbudgetten en de periodieke prijsenquêtes. De contractant is door Eurostat belast met het grootste deel van het werk ter plaatse en de geautomatiseerde verwerking. Eurostat bepaalt samen met het DG Buitenlandse Betrekkingen het jaarlijkse werkprogramma, bepaalt in overleg met de werkgroep over artikel 64 van het statuut (waarin vertegenwoordigers van de lidstaten zitting hebben) de methodologie, en levert de eindresultaten van het systeem. Eurostat voert op dagelijkse basis alle controles uit die nodig geacht worden om de professionele kwaliteit van de door de contractant geleverde gegevens te controleren. Momenteel ontvangt DG Buitenlandse Betrekkingen elke zes maanden van Eurostat de eindresultaten (voorstellen voor de aanpassingscoëfficiënten), en legt deze elke zes maanden ter goedkeuring voor aan de Raad. DG Buitenlandse Betrekkingen
20
onderhoudt eveneens een correspondentie en permanente contacten met de delegaties. Deze groepen werken noodzakelijkerwijs zeer nauw samen, wat een optimaal resultaat garandeert. 3.
RECENTE EN GEPLANDE VERBETERINGEN
De methodologie en de technieken die worden gebruikt bij de berekening van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van ambtenaren met een standplaats in de delegaties buiten de Europese Unie worden permanent herzien en geperfectioneerd, deels vanwege een professioneel streven naar betere resultaten en deels onder druk van externe gebeurtenissen. Belangrijke voorstellen over de methodologie worden altijd eerst besproken in de werkgroep over artikel 64 van het statuut, en er moet een consensus zijn bereikt alvorens wijzigingen worden aangebracht. Eurostat is ervan overtuigd dat de met dit systeem behaalde resultaten van goede kwaliteit zijn en het meest geschikt zijn voor het vaststellen van betrouwbare aanpassingscoëfficiënten buiten de Europese Unie. Hieronder volgen enkele recent aangebrachte verbeteringen en mogelijke toekomstige verbeteringen. 3.1.
Nieuwe indeling op basis van COICOP en vermindering van het aantal elementaire posten
De werkgroep over artikel 64 heeft in juni 1999 een nomenclatuur gebaseerd op de COICOP met 84 elementaire posten goedgekeurd met het oog op de tenuitvoerlegging in 2000. Elementaire posten zijn groepen producten met gelijksoortige kenmerken. Zij vormen het laagste niveau waarvoor een weging van de uitgaven beschikbaar is, en maken aggregatie naar hogere niveaus mogelijk. De in 1999 gebruikte nomenclatuur omvatte 173 elementaire posten. Simulaties hebben aangetoond dat het gebruik van de ene of de andere nomenclatuur niet tot grote verschillen leidde. Daarentegen levert de vermindering van het aantal elementaire posten "hardere" gedetailleerde resultaten op, omdat de producten onder de elementaire posten representatiever zijn. Daarnaast kan met een kleiner aantal elementaire posten een efficiëntere selectie van de producten worden gemaakt (zie lijst onder 3.2.1). Er wordt op gewezen dat alle grote internationale organisaties momenteel gebruik maken van een nomenclatuur op basis van de COICOP voor hun prijsindexen en hun vergelijkingen van de kosten van levensonderhoud. Het gebruik van deze nieuwe nomenclatuur heeft geleid tot een grotere informatie-uitwisseling met de Verenigde Naties, de OESO, de nationale instituten voor statistiek, enz. De volledige lijst van elementaire posten is opgenomen in bijlage 3. 3.2.
Enquêtes over de prijzen in Brussel en in de standplaatsen
3.2.1. Eurostat heeft in februari 2001 de referentielijst met definities van producten herzien. De vorige lijst, die gebaseerd was op de lijst waarmee de aanpassingscoëfficiënten werden berekend voor ambtenaren binnen de Europese Unie, correspondeerde niet altijd met markten die geheel verschillend zijn van die in de Europese Unie. Deze lijst omvatte meer dan 3.000 definities, maar in de meeste standplaatsen bleek het moeilijk meer dan 500 corresponderende producten te vinden. 21
De nieuwe lijst van 600 definities die beter passen in de extracommunautaire vergelijkingen (zie bijlage 2). Dit leidt tot effectievere prijsenquêtes en kwalitatief betere resultaten. Voorts garandeert dit systeem een grotere coherentie tussen de verschillende soorten enquêtes over prijzen. In Brussel zal een aanvullende enquête worden gehouden om informatie over de prijzen te vergaren van artikelen die niet op de geharmoniseerde lijst voorkomen, vooral om vergelijkingen mogelijk te maken met prijzen van goederen en diensten die algemeen beschikbaar zijn in landen buiten de Europese Unie. 3.2.2. De onderzoekingen worden voortgezet naar de problemen van vergelijkingen tussen in Brussel gedefinieerde goederen en diensten, en die welke beschikbaar zijn in minderontwikkelde landen. Momenteel worden aanbevelingen gedaan voor specifieke artikelen in gevallen waarin de aard of de kwaliteit van de goederen of de diensten, of de leveranciers, niet direct vergelijkbaar zijn. Gangbare voorbeelden zijn huishoudelijke en gezinshulp, telefoon, elektriciteit, water en andere tarieven. 3.2.3 De frequentie van de periodieke enquêtes over de prijzen in bepaalde standplaatsen is verlaagd. Deze standplaatsen zijn geselecteerd aan de hand van criteria als het beperkt aantal ambtenaren en het bestaan van stabiele en niet te hoge aanpassingscoëfficiënten. 3.3.
Enquêtes over de gezinsbudgetten in de standplaatsen
Teneinde een correcte consumptiestructuur te krijgen voor het personeel in standplaatsen buiten de Europese Unie, en vanwege het beperkte aantal ambtenaren in het merendeel van deze standplaatsen, heeft Eurostat in november 1999 in alle standplaatsen buiten de Europese Unie een algemene enquête naar de gezinsbudgetten uitgevoerd. Op 21 februari 2000 heeft de werkgroep over artikel 64 in Luxemburg de toepassing goedgekeurd van één enkele structuur voor de weging in alle standplaatsen buiten de Europese Unie. Ook werd afgesproken een uitzondering te maken voor ECP-landen6, waarvan de wegingen gebaseerd zullen worden op de gemiddelde intracommunautaire structuren naar belangrijke groepen uitgaven, voorzover gedetailleerde wegingen voor het GICP beschikbaar zijn voor disaggregatie. Bijzondere ECP-wegingen zijn opgesteld voor Tsjechië, Roemenië, Noorwegen, Zwitserland, Hongarije, Polen, Cyprus, Lithouwen, Estland, Letland, Slovenië en Turkije. Binnenkort zullen deze ook beschikbaar komen voor Malta. 3.4.
Permanente evaluatie van de prijzen in Brussel en in de standplaatsen
Voorheen werd de algemene pariteit voor een standplaats bijgewerkt door op globaal niveau de resultaten van de permanente evaluatie van de prijzen in Brussel en in de standplaatsen te hanteren. Sinds april 2000 wordt de gedetailleerde bijwerking uitgevoerd voor 84 elementaire posten. Deze methode is exacter en verkleint het risico op statistische fouten. In de toekomst zullen vaker tijdgebonden enquêtes worden gehouden. Zo worden de resultaten nog exacter.
6
PCE = Programma voor Europese vergelijking. Het betreft de 15 EU-landen + EVA-landen + de kandidaat-lidstaten.
22
3.5.
Termijnen voor het invoeren van de resultaten van de enquêtes
Het nut van de informatie is afhankelijk van hun pertinentie, hun betrouwbaarheid en de snelheid waarmee zij worden overgedragen. In de eerste jaren van de toepassing van het systeem moest soms bijna drie jaar worden gewacht voor de resultaten van bepaalde enquêtes over de prijs en de gezinsbudgetten in de berekening van de maandelijkse aanpassingscoëfficiënten waren opgenomen (ook al gold voor de meerderheid van deze gegevens een termijn van 12 maanden). Deze vertragingen zijn aanzienlijk teruggebracht. De contractant moet de resultaten leveren binnen 8 maanden, te rekenen vanaf de datum van de enquête, en Eurostat heeft slechts enkele weken nodig voor de validatie ervan. 3.6.
Optimalisering van de werkzaamheden
De statutaire verplichting om de aanpassingscoëfficiënten te berekenen die van toepassing zijn op de bezoldigingen voor alle standplaatsen buiten de Europese Unie (meer dan 120) brengt onvermijdelijk kosten met zich mee. Beëindiging van de berekening van de aanpassingscoëfficiënten voor standplaatsen met een aanpassingscoëfficiënt lager dan 100 is niet aan de orde, maar het lijkt acceptabel het gebruik van de middelen te concentreren op standplaatsen waar de coëfficiënt boven de 100 ligt, en de laatste jaren is op deze manier gewerkt. In het verleden vonden de «place-to-place»-enquêtes in de standplaatsen elke drie tot tien jaar plaats, afhankelijk van diverse factoren, waaronder met name de hoogte van de aanpassingscoëfficiënt (landen met hoge of lage kosten). Momenteel is de algemene tendens de frequentie van deze enquêtes te verlagen. Nauwe samenwerking met de Verenigde Naties en de nationale instituten voor de statistiek in de meest ontwikkelde landen is gepland. Nu de organisatie van de prijsenquêtes door de Verenigde Naties en door Eurostat van gelijke aard zijn, moet gedacht worden aan gemeenschappelijke enquêtes en het gebruiken van gegevens van de Verenigde Naties. In bepaalde gevallen is het eveneens mogelijk een nieuwe prijsenquête te vermijden door de gegevens te gebruiken waarover Eurostat reeds in het kader van het ECP beschikt. In dit kader worden regelmatig «place-to-place-enquêtes» gehouden voor een groep van 29 landen, waaronder de 15 lidstaten van de Europese Unie en de 14 andere Europese landen, waaronder twee landen met hoge kosten, namelijk Noorwegen en Zwitserland. Teneinde vaker het prijsniveau in de standplaatsen te testen worden enquêtes met een tweeledig doel gehouden (d.w.z. lichtere referentie-enquêtes). Op deze wijze kunnen gegevens worden verzameld voor een subcategorie van gebruikte producten teneinde: -
alle berekeningen weer te geven die verband houden met een normale «time-totime»-enquête;
-
een databank op te zetten die voldoende uitgebreid is om te zorgen voor "redelijke" «place-to-place»-berekeningen.
23
4.
TOEPASSING VAN BEZOLDIGING
DE
AANPASSINGSCOEFFICIENTEN
OP
DE
Op het moment dat dit rapport werd opgesteld waren 700 ambtenaren werkzaam in delegaties buiten de Europese Unie. Op dit moment worden de salarissen uitgedrukt in euro, en het is aan de ambtenaren om een verzoek in te dienen om betaald te worden in lokale valuta (waarmee de lokale aanpassingscoëfficiënten worden toegepast op hun bezoldiging). Het aantal ambtenaren dat verzoekt om toepassing van de aanpassingscoëfficiënt op hun salaris hangt grotendeels af van de hoogte van deze coëfficiënt en de stabiliteit van de lokale munt. Momenteel gaat het om ongeveer 100 ambtenaren. Krachtens bijzondere en overgangsbepalingen is de uitbetaling soms geschied in een derde munt (bijvoorbeeld betalingen in dollars in landen van de Voormalige Sovjetunie).
24
Bijlage 1 Schema van de berekeningswijze van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de salarissen van ambtenaren met een standplaats buiten de Europese Unie. Stappen in berekening van aanpassingscoëfficivooreenstandplaat Standplaats 84 wegingsfactoren (EBF)
Laspeyresindex
Standplaats prijs ("place to place"
Oorspronkelijke Fisherindex
84 wegingsfactoren
Brussel prijs ("place to place")
Paascheindex
Brussel 84 wegingsfactoren (EBF) Oorspronkelijke aanpassingscoëfficiënt wisselkoers
25
Fasen in de herziening van de aanpassingscoëfficiënt
Oorspronke lijke Fisherindex
Herziene Fisher-index
Standplaats 84 indicatoren "time to time"
84
indicatoren
Brussel 84 indicatoren "time tot time"
Herziening aanpassingscoëfficiënt Wisselkoers
26
Bijlage 2 Enkele voorbeelden van de omschrijving van het product in de modellijst die wordt gebruikt voor de periodieke prijsenquêtes in de standplaatsen buiten de Europese Unie.
Product
Artikel
Merk
Meel
Wit tarwemeel, geen gist bevattend, roggemeel
Gold Medal, Pillsbury, Heckers
Rijst
Korrelige rijst - Basmati, wit en gepolijst, zonder bijzondere bereiding
Steaks
Filet, ontbeend, entrecôte, versterking (indien Filet Mignon niet beschikbaar, de prijs van diepvriesvlees)
Kostuum
Winterkostuum, 2-delig, 100 % wol, merken van Boss, Calvin Klein, Ralph Lauren, couturiers Pierre Cardin, Hechter
Basketbalschoenen
Sportschoenen, renschoenen
Koffieapparaat
Elektrisch koffie-apparaat, capaciteit : 1 liter tot Mr Coffee, Krups, Braun, Philips, 1,25 liter (10 tot 12 kopjes) vermogen : 850W Melitta, Moulinex
Stofzuiger
Cylindermodel, met papieren wegwerpzak, Philips, Rowenta, AEG, Hoover vermogen : ongeveer 1200W, kleur : standaard, accessoires: standaard
Koelkast
Vrieskast/vrieskast, gecombineerd, capaciteit GE, Westinghouse, ongeveer 275-360 l (totaal), automatische Whirlpool, Zanussi ontdooiing, standaard kleur 4 sterren, geen ingebouwde ijs- of waterautomaat
Wasmachine
Wasmachine, zonder droger, voorlader, wascapaciteit : ongeveer 5 kg, centrifuge variabele snelheid : maximaal 1000 r/min, kleur: standaard
Vloerbedekking
Uurloon voor tapijtleggen in kamer 4 x 5m, geen enkele voorbereiding van de vloer, 1 deur, synthetisch tapijt
Band
16 inch, 225/60 VR-16 bekende merken, Michelin, Goodyear, radiaalband, tubeless, band voor alle seizoenen, Pirelli, Uniroyal zonder montagekosten of verwijderingsbijdrage,
Nike, Reebok, Adidas
27
Thompson,
Candy, Bauknecht, Electrolux, Siemens, Zanussi, GE, Westinghouse, Whirpool, Thompson
Dunlop,
Bijlage 3 De 84 elementaire posten van de modellijst die bij de periodieke prijsenquêtes in de standplaatsen buiten de Europese Unie wordt gebruikt. De COICOP-nomenclatuur, 84 elementaire posten
Nr.
Code
BESCHRIJVING
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
01.1.1 01.1.2 01.1.3 01.1.4 01.1.5 01.1.6 01.1.7 01.1.8 01.1.9 01.2.1 01.2.2
BROOD EN GRAAN VLEES VIS MELK, KAAS EN EIEREN OLIEN EN VETTEN FRUIT GROENTEN, AARDAPPELEN EN ANDERE KNOLGEWASSEN SUIKER, CONFITURES, HONING, CHOCOLAT EN SNOEPWAREN VOEDINGSPRODUCTEN KOFFIE, THEE, CACAO MINERAALWATER, FRISDRANKEN, VRUCHTENGROENTESAPPEN
12 13 14 15
02.1.1 02.1.2 02.1.3 02.2.0
ALCHOHOLHOUDENDE DRANKEN WIJN BIER TABAK
16 17
03.1.2 KLEDING 03.1.1/3 ANDERE KLEDINGARTIKELEN, ACCESSOIRES EN KLEDINGSTOFFEN
18 19
03.1.4 REINIGING, REPARATIE EN HUUR VAN KLEDING 03.2.1/2 SCHOEISEL, REPARATIE EN HUUR
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
04.1.1/2 DAADWERKELIJKE HUUR AANGEREKENDE HUUR (NIET IN HET GICP) 04.3.1 PRODUCTEN VOOR ONDERHOUD EN HERSTEL WOONRUIMTE 04.3.2 DIENSTEN ONDERHOUD EN HERSTEL WOONRUIMTE 04.4.1 SANERINGSDIENSTEN 04.4.2 VUILNISOPHAALDIENST 04.4.3 SANITAIRE DIENSTEN 04.4.4 ANDERE DIENSTEN WOONRUIMTE 04.5.1 ELEKTRICITEIT 04.5.2 GAS 04.5.3 VLOEIBARE BRANDSTOFFEN 04.5.4 VASTE BRANDSTOFFEN 04.5.5 WARMTE
33 34
05.1.1 05.1.2
MEUBELEN EN SOORTGELIJKE ARTIKELEN VLOERBEDEKKING
28
EN
Nr. Code 35 05.1.3 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72
BESCHRIJVING HERSTEL MEUBELS EN SOORTGELIJKE ARTIKELEN VLOERBEDEKKING 05.2.0 HUISHOUD- EN TEXTIELARTIKELEN 05.3.1/2 GROTE HUISHOUDELIJKE APPARATEN, AL DAN NIET ELEKTRISCH EN KLEINE ELEKTRISCHE HUISHOUDAPPARATEN 05.3.3 REPARATIE HUISHOUDAPPARATEN 05.4.0 GLASWERK, VAATWERK, HUISRAAD 05.5.1/2 UITRUSTING VOOR HUIS EN TUIN 05.6.1 NIET DUURZAME HUISHOUDARTIKELEN 05.6.2 DIENSTEN VOOR HUISHOUDEN EN WONING GEZONDHEID 06. 07.1.1 PRIVE-AUTO'S 07.1.2/3/ MOTORFIETSEN EN FIETSEN 4 07.2.1 LOSSE ONDERDELEN EN ACCESSOIRES VOOR PRIVEVOERTUIGEN 07.2.2 BRANDSTOFFEN EN SMEERMIDDELEN VOOR PRIVEVOERTUIGEN 07.2.3 ONDERHOUD EN REPARATIE VAN PRIVEVOERTUIGEN 07.2.4 ANDERE DIENSTEN VOOR PRIVEVOERTUIGEN 07.3.1 REIZIGERSVERVOER PER SPOOR 07.3.2 REIZIÇGERSVERVOER OVER DE WEG 07.3.3 REIZIGERSVERVOER DOOR DE LUCHT 07.3.4 REIZIGERSVERVOER OVER ZEE EN BINNENWATEREN 07.3.5 GECOMBINEERD VERVOER REIZIGERS 07.3.6 ANDERE VERVOERSDIENSTEN 08.1.0 POSTDIENSTEN 08.2/3.0 TELEFOON EN FAX 09.1.1 TOESTELLEN VOOR HET ZENDEN, OPNEMEN OF WEERGEVEN VAN GELUID OF BEELD 09.1.2 FOTOAPPARATUUR, FILMAPPARATUUR, OPTISCHE INSTRUMENTEN 09.1.3 COMPUTERAPPARATUUR 09.1.4 DRAGERS VOOR HET WEERGEVEN VAN OPNAMEN 09.1.5 REPARATIE AUDIOVISUELE, FOTO- EN COMPUTERAPPARATUUR 09.2.1/2 GROTE DUURZAME GOEDEREN VOOR RECREATIE BUUITENSHUIS, WAARONDER MUZIEKINSTRUMENTEN 09.2.3 ONDERHOUD EN REPARATIE VAN ANDERE GROTE DUURZAME GOEDEREN VOOR RECREATIE EN CULTUUR 09.3.1 SPELLEN, SPEELGOED EN HOBBY 09.3.2 SPORT- EN KAMPEERARTIKELEN EN ARTIKELEN VOOR RECREATIE IN DE OPEN LUCHT 09.3.3 TUINENE, PLANTEN EN BLOEMEN 09.3.4/5 HUISDIEREN EN PRODUCTEN VOOR HUISDIEREN 09.4.1 DIENSTEN OP HET GEBIED VAN RECREATIE EN SPORT 09.4.2 DIENSTEN OP HET GEBIED VAN CULTUUR 09.5.1 BOEKEN 09.5.2 KRANTEN EN TIJDSCHRIFTEN
29
Nr. Code BESCHRIJVING 73 09.5.3/4 DIVERSE ARTIKELEN 74 09.6.0 PAKKETREIZEN 75
10.
ONDERWIJS - BETAALD DOOR DE GEBRUIKERS
76 77 78
11.1.1 11.1.2 11.2.0
RESTAURANTS, CAFÉS EN DERGELIJKE KANTIBES ACCOMODATIE
79 80
12.1.1 KAPSALONS EN SCHOONHEIDSINSTITUTEN 12.1.2/3 ELEKTRISCHE TOESTELLEN, ARTIKELEN EN PRODUCTEN VOOR LICHAAMSVERZORGING 12.3.1 JUWELEN, KLOKKEN EN HORLOGES 12.3.2 ANDERE ARTIKELEN VOOPR PERSOONLIJK GEBRUIK 12.5 VERZEKERINGEN 12.6/7 ANDERE DIENSTEN, FINANCIELE DIENSTEN
81 82 83 84
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
12 GROEPEN VOEDINGSMIDDELEN EN ALCOHOLVRIJE DRANKEN ALCOHOLHOUDENDE DRANKEN, TABAK KLEDING EN SCHOEISEL HUISVESTING, WATER , ELEKTRICITEIT, GAS EN ANDERE BRANDSTOFFEN STOFFERING, HUISHOUDELIJKE APPARATEN EN DAGELIJKS ONDERHOUD VAN DE WONING GEZONDHEID VERVOER COMMUNICATIE RECREATIE EN KULTUUR ONDERWIJS HOTELS, CAFES EN RESTAURANTS ANDERE GOEDEREN EN DIENSTEN
30
Bijlage 4 Standplaatsen buiten de Europese Unie waarvoor momenteel aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldiging worden vastgesteld model Land Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
stad
Zuid-Afrika Pretoria Albanië Tirana Algerije Algiers Angola Luanda Nederlandse Antillen: Willemstad Argentinië Buenos Aires Australië Canberra Bangladesh Daka Barbados Bridgetown Belize Belize Benin Cotonou Bolivia La Paz Bosnië-Herzegovina Sarajevo Botswana Gaborone Brazilië Brasilia Bulgarije Sofia Burkina Faso Ouagadougou Burundi Bujumbura Kameroen Yaoundé Canada × Ottawa Kaapverdië Praia Centraal-Afrikaanse Republiek Bangui Chili Santiago China Peking Cyprus Nicosia Westelijke Jordaanoever en d e Oost-Jeruzalem Gazastrook Colombia Bogota Comoren Moroni Republiek Kongo Brazzaville Democratische Republiek Kongo Kinshasa Zuid-Korea Seoul Costa Rica San José Ivoorkust Abidjan Kroatië Zagreb Djibouti Djibouti Dominicaanse Republiek Santo Domingo Egypte Caïro Eritrea Asmara Estland Tallinn VS New York VS Washington Ethiopië Addis Abeba Fiji Suva Fyrom = Voormalige Joegoslavische Skopje Republiek Macedonië Gabon Libreville Gambia Banjul
31
Aanpassings- (Juli 00) coëfficiënten > 100 < 100 @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @
@ @
@ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @
@ @
47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98
Land
Stad
Georgië Ghana Guatemala Guinee Guinee-Bissau Equatoriaal-Guinee Guyana Haïti Hongkong Hongarije India Indonesië Israël Jamaica Japan Japan Jordanië Kazachstan Kenya Lesotho Letland Libanon Liberia Litouwen Madagaskar Malawi Mali Malta Marokko Mauritius Mauritanië Mexico Mozambique Namibië Nicaragua Niger Nigeria Nigeria Noorwegen Nieuw-Caledonië Oeganda Pakistan Papoea-Nieuw-Guinea Peru Filipijnen Polen Roemenië Rusland Rwanda Salomonseilanden Samoa Sao Tomé
Tbilisi Accra Guatemala Conakry Bissau Malabo Georgetown Port-au-Prince Hongkong Boedapest New Delhi Djakarta Tel-Aviv Kingston Naka Tokio Amman Almaty Nairobi Maseru Riga Beiroet Monrovia Vilnius Antananarivo Lilongwe Bamako Valetta Rabat Port Louis Nouakchott Mexico Maputo Windhoek Managua Niamey Abuja Lagos Oslo Noumea Kampala Islamabad Port Moresby Lima Manilla Warschau Boekarest Moskou Kigali Honiara Apia Sao Tomé
32
Aanpassingscoëfficiënten > 100 @
< 100 @ @ @
@ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @
99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125
Land
Stad
Aanpassings coëfficiënten > 100
Senegal Sierra Leone Slowakije Slovenië Sudan Sri Lanka Zwitserland Surinam Swaziland Syrië Tanzania Tsjaad Tsjechië Thailand Togo Tonga Trinidad en Tobago Tunesië Turkije Oekraïne Uruguay Vanuatu Venezuela Vietnam Joegoslavië Zambia Zimbabwe
Dakar Freetown Bratislava Ljubljana Khartoum Colombo Genève Paramaribo Mbabane Damas Dar Es-Salaam N'Djamena Praag Bangkok Lomé Nukualofa Port of Spain Tunis Ankara Kiev Montevideo Port-Vila Caracas Hanoi Belgrado Lusaka Harare
33
< 100 @ @ @ @
@ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @ @