COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 5.11.2003 COM(2003) 668 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse evaluatie van Verordening (EG) nr. 1655/2000 LIFE
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse evaluatie van Verordening (EG) nr. 1655/2000 LIFE
1.
SAMENVATTING EN TOELICHTING
In artikel 12 van de LIFE III-verordening wordt bepaald dat de Commissie de uitvoering en de resultaten van LIFE III in september 2003 evalueert, daarover een verslag uitbrengt en zo nodig voorstellen doet met het oog op de toekomst van het instrument. De Commissie heeft dit onderzoek uitgevoerd op basis van gegevens van de LIFEprojecten en van haar eigen ervaringen. In het belang van de transparantie en de objectiviteit achtte zij het echter juist om een beroep te doen op de diensten van een externe consultant, die werd geselecteerd op basis van een aanbestedingsprocedure en de eigen ervaringen van de Commissie moest aanvullen. Het eerste jaar waarin het LIFE III-programma werd uitgevoerd (2000), was geen volledig jaar omdat de verordening pas laat (juli 2000) werd goedgekeurd. De selectie van nieuwe projecten kon pas in 2001 beginnen. Begin 2001 vond een omvangrijke reorganisatie plaats binnen het directoraatgeneraal Milieu. Voor het beheer van het LIFE-instrument werd één enkele afdeling in het leven geroepen, terwijl dat beheer voorheen op thematische basis werd verzorgd door vijf verschillende eenheden. De jaren 2001 en 2002 werden gebruikt voor verbetering van het beheer van LIFE door de invoering van procedures en de vaststelling van werkwijzen waardoor een groot aantal problemen uit het verleden werd opgelost (vermindering van het aantal beëindigde maar niet afgesloten projecten en van het bedrag van uitstaande verplichtingen) en de uitvoering van lopende projecten werd verbeterd. Tegelijkertijd werd de financiële uitvoering van het instrument verbeterd. Na de reorganisatie werd eind 2002 managementcapaciteit vrijgemaakt om het communicatiebeleid te verbeteren en beter gebruik te maken van projectresultaten; eerst moest immers een optimale beheersprocedure tot stand moest worden gebracht voor selectie en uitvoering van projecten. Het LIFE III-programma is nu goed op weg. Uit de externe evaluatie blijkt dat het programma een nuttige functie vervult met betrekking tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap. Het zou wenselijk zijn om verder te gaan met een specifiek instrument voor het milieu, maar er zou dan wel een aantal aanpassingen moeten worden doorgevoerd om: · het beheer van dat instrument te vereenvoudigen;
2
· het instrument meer te richten op de prioriteiten van het zesde actieprogramma voor het milieu; en · het gebruik van, en de voorlichting over de resultaten te verbeteren. 2.
INLEIDING De LIFE III-verordening werd in 2000 van kracht en zal tot eind 2004 lopen. Daarom is het goed om de resultaten medio 2003 te evalueren, zoals ook is bepaald in artikel 12 van de verordening. Deze evaluatie heeft betrekking op de administratieve uitvoering van het instrument en op zijn bijdrage aan het milieubeleid van de Gemeenschap. De evaluatie is gebaseerd op de presentatie van de beschikbare statistische informatie door de Commissie en op de concrete resultaten van lopende projecten. Deze evaluatie wordt ondersteund door een tweede evaluatie, die in juli 2003 werd uitgevoerd door een externe consultant. Deze evaluatie is niet alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat overheidsgeld goed wordt gebruikt, maar vooral om een bijdrage te leveren aan het milieubeleid van de Gemeenschap, door lessen uit het verleden te trekken om in de toekomst keuzes te kunnen maken. Een onderzoek van de resultaten van het programma en toetsing daarvan aan de doelstellingen van het milieubeleid van de Gemeenschap is van wezenlijk belang om te kunnen beslissen of het programma moet worden voortgezet en welke eventuele aanpassingen zinvol zouden zijn.
2.1.
Achtergrond Toen het in 1992 werd ontwikkeld, was "L'Instrument Financier pour l'Environnement" (LIFE) de opvolger van de ACNAT-, MEDSPA- en NORSPAprogramma's, waarmee respectievelijk projecten werden gefinancierd op het gebied van natuurbehoud, het mediterrane milieu en het milieu van de Atlantische en Noordzeekust. LIFE vormde een samenhangend, stabiel en beter gefundeerd kader voor deze activiteiten op het gebied van het milieu. De rechtsgrondslag van de huidige fase van het Financieringsinstrument voor het milieu (LIFE III) is Verordening (EG) nr. 1655/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000. In deze verordening werd Verordening (EEG) nr. 1973/92 (LIFE I) ingetrokken. Deze eerste verordening riep het LIFE-financieringsinstrument in het leven en werd later vervangen door Verordening (EG) nr. 1404/96 van de Raad van 15 juli 1996 (LIFE II).
2.2.
Beschrijving van het LIFE-programma In het kader van de duurzame ontwikkeling en in overeenstemming met Besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement is de algemene doelstelling van LIFE het leveren van een bijdrage aan de uitvoering, ontwikkeling en verbetering van beleid en wetgeving van de Gemeenschap op het gebied van het milieu. Daarnaast moest LIFE de verwerking van milieu-aspecten in ander EU-beleid bevorderen en nieuwe oplossingen opleveren voor milieuproblemen in de EU waar onderzoek naar wordt verricht.
3
LIFE is medefinancier van initiatieven op milieugebied in de lidstaten, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en een aantal specifieke derde landen. Het instrument is gebaseerd op een pragmatische benadering, gericht op de uitvoering van beleid van de Gemeenschap dat aanvankelijk was omschreven in het Vijfde actieprogramma inzake het milieu. LIFE is in drie fasen uitgevoerd: • voor de eerste fase (1992-1995) werd 400 miljoen euro uitgetrokken, • voor de tweede fase (1996-1999) werd 450 miljoen euro uitgetrokken, • voor de huidige fase, "LIFE III" genaamd (2000-2004) werd 640 miljoen euro uitgetrokken. LIFE bestaat uit drie thematische onderdelen: “LIFE-Natuur”, “LIFE-Milieu” en “LIFE-Derde landen”. Met LIFE-Natuur beoogt specifiek de ondersteuning van de uitvoering van gemeenschapswetgeving op het gebied van natuurbescherming ("Vogel"-Richtlijn 79/409/EEG en "Habitat"-Richtlijn 92/43/EEG). Met name wordt de totstandkoming van het "Natura 2000"-netwerk ondersteund. Het doel van LIFE-Milieu is het ondersteunen van de ontwikkeling van innovatieve en geïntegreerde technieken en van de verdere ontwikkeling van het milieubeleid van de Gemeenschap. Dit dient plaats te vinden door financiële steun aan demonstratieprojecten, de uitvoering van voorbereidingsprojecten gericht op de ontwikkeling van nieuwe milieumaatregelen en -instrumenten van de Gemeenschap en door begeleidende maatregelen. LIFE-Natuur en LIFE-Milieu zijn medefinanciers van projecten in de Europese Unie. In het kader van de overeenkomsten tussen de Europese Unie en de toetredingslanden en kandidaat-landen ondersteunen zij bij de voorbereidingen op de toetreding de deelname van die nieuwe lidstaten aan projecten voor milieu en natuurbehoud. LIFE-Derde landen functioneert in het kader van de associatieovereenkomsten tussen de Europese Unie en de derde landen aan de Middellandse en Oostzee die niet behoren tot de toetredingslanden en de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost Europa. Dit onderdeel draagt bij aan de opbouw van de capaciteit en administratieve organisatie die noodzakelijk zijn op het gebied van het milieu en aan de ontwikkeling van milieubeleid en actieprogramma's. Jaarlijks wordt een oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd in het Publicatieblad (PB), en de lidstaten en derde landen dienen hun voorstellen voor projecten bij de Commissie in. De Commissie publiceert de sluitingsdatum in het Publicatieblad en beoordeelt de voorstellen. De Commissie is verantwoordelijk voor het financiële beheer en de bewaking van de uitvoering van LIFE-projecten en voor de voorlichting over, en het gebruik van de resultaten in het algemeen. Projecten die mede door LIFE worden gefinancierd, staan open voor alle natuurlijke en rechtspersonen en moeten aan de volgende algemene criteria voldoen:
4
· ze moeten aansluiten bij de prioriteiten die op communautair niveau zijn vastgesteld, een bijdrage leveren aan bovengenoemde doelstellingen en aan de hierna te noemen specifieke doelstellingen, · ze moeten worden ingediend door technisch en financieel gezonde deelnemers, · ze moeten haalbaar zijn in termen van technische inhoud, planning en budget, en rendabel zijn. Tussen 1992 en 2002 werden in totaal 1992 LIFE-projecten ondersteund: · 665 projecten in het kader van LIFE-Natuur, plus 79 in 2003. · 1166 projecten in het kader van LIFE-Milieu, plus 104 in 2003. · 161 projecten in het kader van LIFE-Derde landen, plus 17 in 2003. 2.3.
Doel van de evaluatie De evaluatie voldoet aan de eisen van de verordening. Zij werd gelijktijdig uitgevoerd door zowel de Commissie als een extern consultant.
2.3.1.
Doel van de evaluatie en reactie van de Commissie In artikel 12 van de LIFE-verordening wordt bepaald dat de evaluatie van LIFE III zich met name dient te richten op: · "De uitvoering van deze verordening en de benutting van de kredieten". Met het oog hierop presenteert de Commissie in dit rapport de technische en financiële gegevens over de uitvoering van de verordening en de benutting van de kredieten (hoofdstuk 3). De nadruk wordt gelegd op de aspecten die worden genoemd in de overwegingen van de verordening, te weten: versterking van LIFE als specifiek financieringsinstrument; verbetering van de doeltreffendheid en de doorzichtigheid van procedures; zorg voor een doeltreffende monitoring van acties; vereenvoudiging van het beheer; en verbetering van de voorlichting en de overdracht van resultaten. · "De bijdrage aan de ontwikkeling van het communautaire milieubeleid". Om de bijdrage van LIFE aan de ontwikkeling van het milieubeleid van de Gemeenschap te evalueren, heeft de Commissie een beroep gedaan op de diensten van een extern consultant. De opdracht aan de consultant en zijn belangrijkste conclusies zijn opgenomen in hoofdstuk 4. · "Zij doet zo nodig voorstellen voor aanpassingen met het oog op de voortzetting van de actie na de derde fase". Vervolgens trekt de Commissie op basis van voorgaande evaluaties conclusies (hoofdstuk 5) over de vraag of de maatregel moet worden voortgezet en, zo ja, in welke vorm.
5
Door de overeenkomsten tussen LIFE II en LIFE III, te wijten aan de korte tijd die is verstreken sinds een begin werd gemaakt met de uitvoering van de LIFE IIIverordening en doordat de in het kader van LIFE III medegefinancierde projecten nog niet zijn voltooid, is het onderzoek van de resultaten en hun effecten op het milieubeleid van de Gemeenschap grotendeels gebaseerd op de projecten die in het kader van LIFE II werden gefinancierd en vergelijkbaar zijn met de huidige projecten. 2.3.2.
Externe evaluatie Naast haar eigen evaluatie heeft de Commissie in 2003 de externe tussentijdse evaluatie van het LIFE III-programma aanbesteed. In het belang van transparantie en objectiviteit werd de opdracht voor de evaluatie aan een extern consultant verleend. Een coördinatiegroep bewaakte het werk van de consultant, om een onpartijdige evaluatie van zijn kant te waarborgen. Doel van de evaluatie was het vaststellen van de mate waarin het LIFE-programma bij heeft gedragen aan de uitvoering, actualisering en ontwikkeling van milieubeleid en wetgeving en in die zin aan zijn doelstellingen heeft beantwoord De onderzoeker werd verzocht om de Commissie een objectief oordeel te leveren over de sterke en zwakke punten van het huidige programma, en om aanbevelingen te doen over verdere verbeteringen. De belangrijkste aandachtspunten van de evaluatie waren: reikwijdte, doelmatigheid, doeltreffendheid, nut en duurzaamheid. Deze evaluatie heeft betrekking op het LIFE III-programma en richt zich niet op de evaluatie van projecten. Daar het echter een tussentijdse evaluatie betreft en nog slechts weinig LIFE III-projecten zijn voltooid, heeft de onderzoeker ook gekeken naar resultaten van LIFE II-projecten, aangezien de doelstellingen van LIFE II en LIFE III goed vergelijkbaar zijn. De evaluatie is gebaseerd op gesprekken met diverse betrokkenen bij de Commissie en in de lidstaten.
3.
UITVOERING VAN HET LIFE III-PROGRAMMA
Door de late goedkeuring van de LIFE-verordening in 2000 kon in 2000 geen aanbesteding plaatsvinden en vond er één gelijktijdige selectie plaats voor 2000 en 2001. 3.1.
LIFE-Natuur Inleiding Sinds LIFE-Natuur in 1992 van start ging, heeft het een zeer specifieke functie vervuld in het beleid voor natuurbehoud van de EU. Er is alleen geld beschikbaar voor projecten die voldoen aan de eisen uit de wetgeving op het gebied van natuurbehoud, te weten de "Vogel"- en "Habitat"-richtlijnen. In praktische zin moeten projecten een bijdrage leveren aan de totstandkoming van het Natura 2000netwerk van beschermde gebieden en diersoorten beschermen die zowel binnen als buiten deze gebieden voorkomen. Het belangrijkste doel van maatregelen in het kader van LIFE-Natuur is omschreven in artikel 3 van de "Habitat"-richtlijn,
6
namelijk "de betrokken typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen". 3.1.1.
Door LIFE gefinancierde projecten voor natuurbehoud Hoewel LIFE-Natuur in financiële zin een relatief klein instrument is (circa 0,07 % van de Europese begroting), was het het enige financieringsinstrument van de EU dat specifiek gericht was op natuurbehoud en in brede projecten alle aspecten van natuurbehoud omvatte. Projecten voor natuurbehoud die in het kader van LIFE III-Natuur worden uitgevoerd, omvatten doorgaans de meeste of alle van onderstaande maatregelen: · Zorg dragen voor betrokkenheid van de verschillende partijen die te maken hebben met de natuurgebieden of soorten; · Herstel van aangetaste natuurgebieden en in uitzonderlijke gevallen de realisatie van natuurgebieden; · Voorbereiding en uitvoering van gebiedsbeheersplannen of actieplannen voor soorten; · Behoud van bestaande en herstelde natuurgebieden (waaronder aankoop en langlopende pacht); · Voorlichting aan overheden, deskundigen en het grote publiek; · Wetenschappelijke monitoring van habitats en soorten. Nieuwe voorwaarden werden in LIFE III opgenomen en er werd vooruitgang geboekt met de aanwijzing van natuurgebieden. Om gelden te ontvangen, moet het belangrijkste deel van een LIFE III-Natuur project concrete maatregelen omvatten, waaronder bijvoorbeeld herstel of verbetering van een natuurgebied. Alle projecten moeten ook voorlichtingsactiviteiten bevatten. LIFE-Natuur volgde de geleidelijke ontwikkelingen van het beleid voor natuurbehoud van de EU. Waar de aanwijzing van natuurgebieden geen a priori voorwaarde was voor financiering in het kader van LIFE I, werd het wel een verplicht onderdeel van de latere fasen. Zuiver theoretische projecten, bijvoorbeeld het opstellen van beheersplannen zonder praktische uitvoering, komen onder LIFE III niet meer voor financiering in aanmerking.1 In de drie LIFE III selectierondes werden tot op heden in totaal 680 aanvragen ontvangen, waarvan 243 (36 %) werden geselecteerd voor medefinanciering.
1
Een uitzondering wordt gemaakt voor geassocieerde kandidaat-lidstaten en nieuwe lidstaten in 2004.
7
LIFE III-natuur. Ontvangen en medegefinancierde voorstellen Aantal ont-vangen voorstellen
Aantal medegefinancierde voorstellen
Totaal EGfinanciering - alle projecten
Totale begroting alle projecten -
Gemiddelde medefinanciering per project
(miljoen €) (miljoen €)
(miljoen €)
2001
310
94
79,4
152,7
0,844
2002
188
70
72
130
1,028
2003
182
77
70,9
132,8
0,92
Nadere bijzonderheden en vergelijkingen met voorgaande fasen van LIFE zijn opgenomen in Tabel A van de bijlage. In het kader van LIFE III worden jaarlijks circa 80 projecten ondersteund met gemiddeld 1,8 miljoen euro per project. De gemiddelde medefinanciering voor LIFE III-Natuur bedraagt momenteel 54 %. Gelet op de partijen die van oudsher een rol spelen bij natuurbehoud, zijn het publiek en regionale overheden de belangrijkste begunstigden (73 %). Niet gouvernementele organisaties (NGO's) krijgen 25 % maar participeren met wetenschappelijke instellingen vaak in projecten (zie Tabel C in de bijlage). Om te kunnen beoordelen in hoeverre de doelen van LIFE-Natuur zijn verwezenlijkt, moet worden onderzocht waar projecten werden uitgevoerd en wat er is gedaan. 3.1.2.
Type projecten en dekking (sinds de start van LIFE) Projecten in het kader van LIFE-Natuur zijn hoofdzakelijk gericht op vogels in Natura 2000-gebieden (18 %), op habitats binnen Natura 2000-gebieden (74 %) of op soorten buiten Natura 2000-gebieden (8 %)2. Natura 2000-gebieden Eind 2001 was in tien procent van de circa 18 000 voorgestelde Natura 2000gebieden een project in het kader van LIFE-Natuur uitgevoerd. In slechts 2,5 % van de natuurgebieden was meer dan een project uitgevoerd. Dit is conform de investeringsdoelstelling van LIFE. Bij de selectie van ingediende projecten wordt voor zover mogelijk getracht nieuwe Natura 2000-gebieden te bestrijken; voortzetting van bestaande projecten heeft een lagere prioriteit.
2
De cijfers hebben betrekking op projecten die tussen 1998 en 2001 werden medegefinancierd.
8
Habitats en soorten Uit een nauwkeurige analyse van projecten die in een periode van vier jaar werden uitgevoerd, blijkt dat LIFE-Natuur zich richtte op ten minste 87 % van de typen habitats die voor de Gemeenschap als belangrijk worden beschouwd3. Tweederde van de habitattypen werd bestreken door drie of meer projecten. De meeste projecten waren - ten minste gedeeltelijk - gericht op wetlands. Zo draagt LIFE ook bij aan de doelstellingen van de Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis (de Ramsar-overeenkomst) uit 1971 en de mededeling van de Commissie uit 1995 over wetlands4. Bijna 28 % van de soorten in de "Habitat"- en "Vogel"-richtlijn behoorden tot de rechtstreekse doelen van een of meer projecten in het kader van LIFE-Natuur. De dekking voor soorten varieert. Aan het ene eind van het spectrum waren 31 beschermde soorten elk het onderwerp van ten minste vijf projecten. Soorten waarvoor meer dan vier projecten werden uitgevoerd, waren hoofdzakelijk zoogdieren en vogels, maar in een aantal gevallen ook hogere plantensoorten. Terwijl het aandeel reptielen, amfibieën, vissen, ongewervelden en planten uit de Habitatrichtlijn waarop LIFE-projecten zich rechtstreeks richtten tamelijk laag blijft, kon de grote meerderheid van in de Habitatrichtlijn omschreven soorten indirect profiteren van op habitats en voor hen van belang zijnde gebieden gerichte maatregelen voor herstel of verbetering. In het kader van meerdere LIFE-Natuur projecten werden noodmaatregelen uitgevoerd voor soorten die overal ter wereld direct met uitsterven worden bedreigd. Projecten die zijn gericht op soorten buiten Natura 2000-gebieden worden meestal uitgevoerd in landen met een grote biodiversiteit, waaronder met name Spanje. De dekking door LIFE-projecten was relatief groot en voldoende significant om een bijdrage te leveren aan het afremmen van de achteruitgang van de biodiversiteit in de hele Europese Unie.
3 4
zie Bijlage I van de "Habitat"-richtlijn. Commissie van de Europese Gemeenschappen. 1995. Verstandig gebruik en behoud van wetlands. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. (COM(95)0189 C4-0224/95).
9
Landen (LIFE III) De LIFE-Natuur projecten zijn als volgt over de lidstaten verdeeld: Aantal en gemiddelde begroting van projecten van LIFE-Natuur in lidstaten, 2001-2003. UK
UK
SE
SE
PT
PT
NL
NL
LU
LU
IT IE
IT
GR
IE
FR
GR
FI
FR
ES DK
FI
DE
ES
BE
DK
AT
DE 0
10
20
30
40
50
aantal projecten
BE AT
0
2
4
6
gemiddelde begroting per project (miljoen euro)
Projecten in de noordelijke lidstaten zijn doorgaans wat groter. Zuidelijke lidstaten, waaronder met name Italië en Spanje, kennen veel kleine projecten. De voorwaarde dat a priori gebieden voor financiering worden aangewezen, betekende dat lidstaten waarvoor de Natura 2000-procedure was vertraagd minder gelegenheid hadden om projecten in te dienen. Dit gold met name voor Frankrijk en Duitsland. 3.1.3.
Begeleidende maatregelen Nieuw voor LIFE III was een kleine toewijzing van middelen aan de begeleidende Co-op- en Starter-maatregelen voor LIFE-Natuur. Co-op projecten ondersteunen de uitwisseling van ervaringen tussen lopende en afgeronde projecten, terwijl Starter-projecten de voorbereiding vormen voor internationale LIFE-Natuur projecten. In het eerste aanbestedingsjaar (2002) werden in het kader van Co-op vier, en in het kader van Starter acht projecten geselecteerd uit respectievelijk 12 en 46 aanvragen. Ook in 2003 en 2004 vonden aanbestedingen voor Co-op projecten plaats.
10
3.2.
LIFE-Milieu Inleiding Sinds het begin in 1992 is LIFE-Milieu gericht op de stimulering van EUmilieubeleid in de lidstaten door de uitvoering van concrete demonstratieprojecten. Gewoonlijk worden deze projecten geselecteerd vanwege hun innovatieve karakter, hun waarde op voorlichtingsgebied en hun mogelijkheden voor transfer. Het belangrijkste kenmerk van projecten van LIFE-Milieu is hun vermogen om nieuwe methoden, technieken en regelingen te demonstreren, die het pad effenen voor de uitvoering van bestaand EU beleid op diverse milieugebieden of voor de toekomstige ontwikkeling van beleid.
3.2.1.
Door LIFE-Milieu gefinancierde activiteiten Hoewel het aantal binnengekomen voorstellen varieert, bleef de gemiddelde financiering per project per jaar stabiel. LIFE III-Milieu. Aantal ingediende en gefinancierde voorstellen en totale bijdrage van de EG Jaar
Aantal ingediende voorstellen
Aantal gefinancierde voorstellen
Totale EGfinanciering (€)
Totale projectbegroting
Gemiddelde financiering per voorstel
(€)
(€)
2001
898
103
63 411 036
191 568 988
615 641
2002
479
114
71 766 257
218 096 445
629 529
2003
532
104
69 470 808
216 153 448
667 989
Activiteiten in het kader van LIFE III-Milieu bestaan uit demonstratieprojecten over de onderwerpen die in de verordening zijn vastgesteld. Een uitsplitsing naar onderwerp van de projecten die in het kader van LIFE-Milieu tussen 2002 en 2003 werden gefinancierd, laat zien dat er sprake is van een tamelijk uniforme toekenning van middelen aan de brede projectonderwerpen als "stedelijke planning", "water", "schone technologie", "afval" en "producten". De twee onderwerpen waaraan de meeste middelen werden toegekend, waren "afval" en "producten" (goed voor respectievelijk 23 en 22 % van de uitgaven).
11
LIFE-MILIEU financiering per beleidsgebied
2002 & 2003
19%
22%
URBAN EN PLANNING WATER SCHONE TECHNOLOGIE
23%
3.2.2.
18%
AFVAL PRODUCTEN
18%
Type projecten /Geografische spreiding Met betrekking tot de geografische spreiding blijkt dat projecten uit noordelijke lidstaten doorgaans groter zijn dan die uit zuidelijke lidstaten. Spanje en Italië zijn nog steeds de landen met de meeste gefinancierde projecten, hoewel er sprake is van een zich stabiliserende trend.
12
13
V
er
.K
n
kr
i jk
en
ë
i je
ni
ed
ni
w
o
Z
ve
10.000.000
lo
ak
l
ië
ga
en
Be De l ne gië m ar k Du en its l G rie and ke nl an d Sp an je Es tla nd Fi nl an d Fr an kr Ho ijk ng ar ije Ie rla nd Ita lië Le tla nd Ne de rla n O os d te nr i Po jk rtu Ro gal em en ië Sl ow ak i Sl je ov en ië Ve Zwe d r. Ko en ni nk rij k
LIFE-financiering (€) 16.000.000
S
w
em
ijk
nd
nr
tu
te
or
lo
o
P
os
nd
la
tla
er
e
nd
r ij
k
nd
l ië
rla
ga
e
nd
rij
la
nk
d
n
nd
nj
la
Ita
Le
Ie
ed
S
R
O
N
ra
in
st
pa
on
F
F
E
S
n
la
la
n
ts
ë
ke
gi
ar
el
ke
ui
r ie
H
B
em
D
en
G
D
L IF E -fin a n c ie rin g
Financieringsbedragen uit LIFE-Milieu per land en per jaar
18.000.000
14.000.000
2000
12.000.000
2002
2003
8.000.000
6.000.000
4.000.000
2.000.000
0
T o ta a lb e d ra g v o o r L IF E -M ilie u -fin a n c ie rin g p e r la n d vo o r d e p e rio d e 2 0 0 0 -2 0 0 3
35 .0 0 0 .00 0
30 .0 0 0 .00 0
25 .0 0 0 .00 0
20 .0 0 0 .00 0
15 .0 0 0 .00 0
10 .0 0 0 .00 0
5 .0 0 0 .0 00
0
3.3.
LIFE-Derde landen Inleiding LIFE-Derde landen stimuleert buurlanden van de Europese Unie en oeverstaten van de Oostzee en de Middellandse Zee om milieumaatregelen te formuleren en te initiëren. Tussen 1992 en 2003 werden 178 projecten gefinancierd; de totale bijdrage beliep 60,7 miljoen euro; 84 projecten werden voltooid en 94 andere lopen nog, waaronder 17 nieuwe projecten waartoe in 2003 werd besloten.
3.3.1.
In het kader van LIFE III gefinancierde activiteiten De specifieke doelstelling van LIFE-Derde landen is sinds LIFE II veranderd. Doel is nu het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming van bestuurlijke capaciteit en organisatievormen, en aan de ontwikkeling van beleid en actieprogramma's. De geografische criteria om voor financiering in aanmerking te komen, zijn niet veranderd sinds LIFE II, maar Cyprus en Malta, die binnenkort tot de EU zullen toetreden, komen vanaf 2004 niet langer voor LIFE-Derde landen in aanmerking. Sinds de start van LIFE III werden 236 voorstellen ingediend en 61 projecten gefinancierd. Van de totale bijdrage van LIFE van 21,3 miljoen euro werd per project gemiddeld 347 000 euro besteed. LIFE III - Aantal ingediende en gefinancierde voorstellen en totale bijdrage van de EG Jaar
3.3.2.
Aantal ingediende voorstellen
Aantal gefinancierde voorstellen
Totaal EGfinanciering
2001
92
28
9,0
2002
74
16
5,7
2003
70
17
6,5
Geografische spreiding en typen LIFE III-projecten De LIFE III-projecten zijn in geografische zin gespreid over de Oostzee (Russische regio's St. Petersburg en Kaliningrad: 5 projecten; LIFE-bijdrage van 1,6 miljoen euro) en de Middellandse Zee (van Kroatië tot Marokko: 56 projecten; LIFE-bijdrage van 19,7 miljoen euro). De verdeling per land is opgenomen in Tabel 1 van de bijlage. De landen met de meeste projecten zijn Kroatië (7), Turkije (7), BosniëHerzegovina (6) en Cyprus (6). Daarentegen zijn er geen projecten in Egypte en slechts een in Syrië. De 7 projecten die werden ingediend door internationale organisaties, worden uitgevoerd in het Midden-Oosten (met name in Libanon) en in Noord-Afrika. In het noorden van het Middellandse Zeegebied zijn er meer projecten in het kader van LIFE-Derde landen dan in het zuidelijke deel van deze regio. Binnen het brede kader van de "capaciteitsopbouw" bestaan de meeste projecten van LIFE-Derde landen uit een reeks verschillende maatregelen die zijn afgestemd op de lokale of nationale behoefte. Alle projecten van LIFE III-Derde landen kennen een of meer van de volgende typen maatregelen: 14
· ontwikkeling of aanpassing van wetgeving; · scholing van medewerkers; · totstandkoming of versterking van beheersstructuren op milieugebied; · totstandkoming of versterking van organisaties voor het verzamelen, inventariseren, opslaan, bewaken of verspreiden van informatie; · omschrijving van planningsprocessen, waaronder beleid, strategieën of actieplannen; · opstellen van normen of verordeningen; · voorlichting; en/of · ontwikkeling van technische instrumenten, waaronder technische richtsnoeren, kennisoverdracht en het opsporen van goede praktijkvoorbeelden. De steun kan op lokaal, nationaal of regionaal niveau worden gegeven. Hij kan worden gericht op aanpassing aan normen of wetgeving van de EU of op uitvoering van bestaande milieu-instrumenten van de EU (waaronder EMAS, CORINE, Natura 2000 enz). Projecten in het kader van LIFE-Derde landen houden zich bezig met de meeste belangrijke onderwerpen op milieugebied. Er kunnen drie hoofdgroepen worden onderscheiden: vervuiling (23 %), biodiversiteit (20 %) en afval (11 %). Zoals blijkt uit onderstaande grafiek, heeft de in totaal grootste categorie projecten betrekking op algemene milieu-beheersstructuren (23 % of 10 projecten). Deze categorie omvat algemene steun aan organisaties die verantwoordelijk zijn voor milieubeheer. Een categorie die daarmee nauw verband houdt, richt zich op specifieke milieuinstrumenten, waaronder ecobeheer en EMAS. De categorie "Overige" omvat zes projecten die zich bezighouden met onderwerpen als milieu-educatie, terreinopnames en bodemrijkdommen. .De projecten voor 2003 hebben betrekking op milieu-instrumenten en -organisaties (6), biodiversiteit en beheer van natuurlijke rijkdommen (5), vast afval (3), water (1), luchtverontreiniging (1) en milieu-educatie (1). LIFE-Derde landen, financiering per onderwerp (2001 en 2002)
14%
Vervuiling
23%
9%
Biodiversiteit Afval Milieubeheersstructuren Milieu-instrumenten 20%
23% 11%
15
Overige
3.4.
Beheer van LIFE-projecten door de Commissie
3.4.1.
Technisch beheer Vereenvoudiging van beheer In het kader van LIFE II was de beheersstructuur opgedeeld in vijf eenheden die onafhankelijk toezicht hielden op LIFE-Milieu, LIFE-Natuur, LIFE-Derde landen en het financieel beheer van LIFE. Toen in februari 2001 de eerste selecties voor LIFE III begonnen, werd het directoraat-generaal Milieu gereorganiseerd en alle LIFE-activiteiten samengebracht in een en dezelfde eenheid (eenheid Milieu D1, LIFE) om het beheer van het programma te vereenvoudigen. De administratieve eenheid die LIFE beheert, wordt terzijde gestaan door externe teams die zorg dragen voor de bewaking van de projecten in het veld. Er werden overeenkomsten gesloten om de betrekkingen tussen de LIFE-eenheid en de thematische eenheden bij het DG Milieu vast te leggen, zodat laatstgenoemden zouden worden gestimuleerd om betrokken te raken bij de keuze van projecten en het gebruik van de resultaten. De beheerseenheid heeft de geleidelijke harmonisatie van het beheer van de drie LIFE-onderdelen bevorderd. Daartoe werden vergelijkbare instrumenten en normen ontwikkeld, met name voor: handleidingen voor aanvragen; standaard administratieve bepalingen; criteria voor de selectie van projecten; methoden voor presentatie en monitoring van projecten; administratieve beheersinstrumenten; diensten van externe teams; presentatie en gebruik van resultaten. Doeltreffendheid en doorzichtigheid van procedures De selectiecriteria en -voorschriften worden voorafgaand aan de selectieprocedure meegedeeld en zijn beschikbaar op Internet. Met steun van de Commissie werden presentaties van het programma in alle lidstaten georganiseerd. Nog voor het eind van de selectieprocedure wordt de lidstaten gevraagd om hun mening te geven over de projecten en om in een bijeenkomst met de Commissie commentaar te geven op de evaluaties, voordat zij een advies uitbrengen in de formele consultatieprocedure van het LIFE-comité (programma's op het gebied van Milieu en Derde landen) en het Habitat-comité (natuurprojecten). De opmerkingen van deskundigen en de Commissie over de projectevaluaties en hun scores zijn op Internet beschikbaar (ESAP systeem). Voor lidstaten zijn ze rechtstreeks toegankelijk. Monitoring en evaluatie van activiteiten Er werd één centrale database - BUTLER - ingericht. Hierdoor bestaat er op elk moment inzicht in de gedetailleerde stand van zaken van elk project, en kunnen statistische gegevens over de projecten worden verzameld om per sector een analyse van hun effecten te maken.
16
Er werd een standaardformaat voor de presentatie van boekhoudkundige gegevens vastgesteld. Projectmanagers kunnen sinds 2003 beschikken over een computerprogramma dat hen ondersteunt bij het invullen van hun overzichten van uitgaven. De administratieve voorschriften werden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met het nieuwe financieel reglement van de Commissie. De (technische en financiële) controles werden gestandaardiseerd en stelselmatiger gemaakt voor zowel externe teams als de Commissie. Standaardformulieren voor de slotevaluatie worden nu voor alle projecten gemaakt en zijn beschikbaar op de website van LIFE, zodat resultaten beter kunnen worden gepubliceerd en bij kan worden gedragen aan de vorming van netwerken. Door het samenbrengen van de technische en financiële teams binnen één eenheid wordt permanent contact tussen technische en financiële onderzoekers bevorderd. De Commissie heeft van een aantal projecten ex postevaluaties gemaakt om hun effecten te meten. Resultaten Het gevoerde beleid heeft de financiële situatie van het programma verbeterd (zie het volgende hoofdstuk) en geleid tot: · permanente monitoring van de stand van zaken in elk project met behulp van het bewakingsinstrument BUTLER. Een stringenter beleid met betrekking tot projecten die de vereiste gegevens niet binnen de voorgeschreven termijnen indienen, leidde tot een vermindering van het aantal projecten waarvoor geen eindafrekening heeft plaatsgevonden. De Commissie geeft automatisch opdracht tot terugvordering van gelden wanneer na twee aangetekende brieven binnen drie maanden geen reactie wordt ontvangen. Het totale aantal lopende projecten daalde hierdoor van 1 100 aan het begin van 2001 tot 800 aan het eind van 2003; · vermindering van uitstaande verplichtingen; · bekorting van evaluatieperiodes en betalingstermijnen; · minder geschillen en formele klachten; · technische en administratieve monitoring van projecten is verplicht en sinds de reorganisatie worden de meeste medewerkers hiervoor ingezet. Met de publicatie van resultaten en de bevordering en totstandkoming van netwerken voor het instrument werd tegen het eind van 2002 een begin gemaakt nadat een communicatiestrategie was vastgesteld. 3.4.2.
Financieel beheer Er werd veel vooruitgang geboekt met betrekking tot het financieel beheer van het LIFE-programma. Tot 2001 voerde de eenheid Financiën het financiële beheer op een gecentraliseerde basis. In 2001 vond echter een financiële reorganisatie plaats, en werd een herziening van het financiële beheer voorgesteld. 17
Dit leidde tot de oprichting van de LIFE-eenheid met een volledig gedecentraliseerde financiële structuur (model 1). Vanaf dat moment wordt het volledige financiële beheer van het LIFE-programma dus uitgevoerd door de nieuw opgerichte LIFEeenheid. Het hoofd van de LIFE-eenheid is de ordonnateur bij subdelegatie voor het LIFE-programma en volledig verantwoordelijk voor alle verrichtingen in verband met de uitvoering van de LIFE-begroting, die circa tweederde van de gehele operationele begroting van het directoraat-generaal Milieu vormt. De herziening van het financieel beheer heeft op alle niveaus verbeteringen tot gevolg gehad, zoals blijkt uit de volgende gegevens. Begroting van LIFE III Het financiële kader voor de periode 2000 - 2004 is vastgesteld op 640 miljoen euro. Aan de verschillende maatregelen werden de volgende bedragen5 toegekend: NATUUR: 47 % of 300,8 miljoen MILIEU: 47 % of 300,8 miljoen DERDE LANDEN: 6 % of 38,4 miljoen. De jaarlijkse door de begrotingsautoriteit toegekende kredieten zijn opgenomen in de tabel met de begrotingskredieten (zie Tabel J in de bijlage). De begrotingskredieten worden verdeeld over ondersteunende maatregelen (met een maximum van 5 % van de beschikbare kredieten) en projectsubsidies. De tabellen in de bijlage geven een overzicht van de begrotingskredieten en de gebruikte vastleggingskredieten voor de ondersteunende maatregelen en de projecten, uitgesplitst per jaar en per maatregel. Tot 2003 werd 75 % vastgelegd van de totale begrotingsmiddelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1655/2000 inzake het Financieringsinstrument voor het milieu. Vastleggingen De start van LIFE III verliep niet zonder problemen vanwege de late goedkeuring van de nieuwe LIFE-verordening. Dit is terug te vinden in de bedragen waarvoor in 2000 en 2001 verplichtingen werden aangegaan. In 2000 kon geen aanbesteding plaatsvinden. Hierdoor werd het bedrag overgebracht naar 2001 en werden er in 2001 voor veel hogere bedragen verplichtingen aangegaan dan in 2002. Uit de financiële tabellen in de bijlage blijkt dat sinds de start van LIFE III een positieve ontwikkeling van de gebruikte vastleggingskredieten kan worden waargenomen: in 2000 werd slechts 83,18 % gebruikt en in 2002 99,73 %; naar verwachting zal 2003 uitkomen op een met 2002 vergelijkbaar niveau. Voor LIFENatuur en -Milieu werd bijna 100 % gebruikt, maar door een onvoldoende aanbod van kwalitatief goede projecten kon het budget niet volledig worden gebruikt voor
5
Exclusief de bedragen voor de uitbreiding.
18
LIFE-Derde landen. Dit laatste onderdeel neemt echter slechts een klein deel van de totale begroting voor zijn rekening (6 %). In algemene zin is het gebruik van de vastleggingen bevredigend. Betalingen De gebruikte en uitgevoerde betalingskredieten vertonen ook een stijgende lijn, hoewel om de reeds genoemde redenen alleen een vergelijking tussen 2001 en 2002 significant is. Uit de tabellen (Tabel N) blijkt duidelijk dat voor alle maatregelen sinds 2002 aanzienlijke vooruitgang is geboekt met de uitvoering van betalingen. Waar LIFENatuur al in 2001 uitkwam op een score van 96,57 %, hadden de resultaten van LIFE-Milieu en Derde landen veel beter kunnen zijn. In 2002 steeg LIFE-Milieu echter wel van 76,51 % tot 99,78 % en verdubbelde LIFE-Derde landen zijn score bijna van 47,28 % tot 98,84 %. Betalingstermijnen De bekorting van de betalingstermijnen is ook een goed criterium voor een beoordeling van de doelmatigheid van het financieel beheer. Zoals uit de cijfers blijkt, werd tussen 2000 en 2002 aanzienlijke vooruitgang geboekt. Dit is een belangrijke ontwikkeling omdat in 2002 71 % van de betalingen binnen 60 dagen werd gedaan, wat neerkomt op een toename van 69 % sinds 2000. In 2000 vond slechts 64 % van de betalingen binnen 90 dagen plaats, terwijl in 2002 82 % van de betalingen binnen 90 dagen werd gedaan. Dit is een toename van 28 %. Uitstaande verplichtingen In maart 2001 waren er 187 uitstaande verplichtingen geregistreerd. Een jaar later resteerden nog slechts 83 uitstaande verplichtingen, en in 2003 was over dezelfde periode van slechts 21 verplichtingen de vervaldatum verstreken, onder meer wegens terugvordering, verzoeken om aanvullende informatie enz. Al deze verplichtingen worden nauwlettend bewaakt. Toetredingslanden en kandidaat-lidstaten Na 1999 (LIFE II) is Roemenië toegetreden tot het LIFE-programma en heeft het zijn jaarlijkse "entreegeld" betaald voor deelname aan projecten van het LIFEprogramma. Andere landen volgden in 2001: Estland, Hongarije, Letland en Slovenië. De bijdrage van deze landen wordt vastgesteld in het Convenant, een document dat wordt ondertekend door het ministerie van Milieu van de kandidaat-lidstaat en door het lid van de commissie Milieubeheer. Na 2003 is ook Slowakije toegetreden tot het LIFE-programma en neemt dat land volledig deel door het indienen van projecten.
19
Uit de overzichten in Tabel P van de bijlage kan worden geconcludeerd dat vijf van de zes toetredingslanden/kandidaat-lidstaten van hun deelname aan het LIFEprogramma profiteren. Het aandeel van het LIFE-programma in projecten van deze landen is in verhouding tot hun eigen bijdrage (inclusief PHARE) elk jaar toegenomen (2001: 151 %; 2002: 265 %; 2003: 312 % voor LIFE-Natuur en 105 %, 150 % en 221 % voor LIFEMilieu). Opgemerkt dient echter te worden dat een aantal landen ruimer profiteert dan andere en dat Roemenië meer heeft bijgedragen dan het ontving uit het LIFEprogramma. Dit is te verklaren uit het feit dat tijdens de selectieprocedure geen rekening wordt gehouden met de nationaliteit van een project en dat alleen de hoogst genoteerde projecten worden geselecteerd. Na 2004 kunnen alle toetredende landen deelnemen aan het LIFE-programma. 3.5.
Nieuwe "communicatiestrategie" In de LIFE III-verordening wordt sterk de nadruk gelegd op het belang van voorlichting als middel voor publicatie en transfer van de resultaten van LIFEprojecten naar vergelijkbare projecten en van de lessen van het programma voor ander beleid of andere wetgeving van de Gemeenschap op het gebied van milieu. Bij de tot dusverre uitgevoerde communicatie-activiteiten werd echter onvoldoende aandacht besteed aan de eigenschappen van het programma, waaronder de vele positieve resultaten van de projecten voor het milieu, de ontwikkeling van een op kennis gebaseerde benadering, de uitvoering van bestaande milieuwetgeving en de ontwikkeling van nieuwe wetgevingsinstrumenten. Om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen, werd in maart 2002 een nieuwe communicatiestrategie voor LIFE gepresenteerd. Centraal in deze communicatiestrategie staat de benutting van de mogelijkheden van het LIFEprogramma door optimaal gebruik van de beperkte financiële en menselijke middelen. Gestreefd wordt naar een betere communicatie met zowel de directe deelnemers (instellingen, begunstigden enz.) als de indirecte ontvangers (potentiële hergebruikers van resultaten, potentiële begunstigden, milieu-organisaties, geïnformeerde bevolkingsgroepen) en de Europese burger/belastingbetaler. De communicatiestrategie wil de relevantie van het instrument aantonen, evenals de mogelijkheden die er zijn voor transfer van projectresultaten en hun relevantie voor het Zesde actieprogramma van de Gemeenschap voor het milieu. Sinds de introductie van de communicatiestrategie werd een breed scala aan communicatie-activiteiten ontplooid. · De LIFE-website (http://europa.eu.int/comm/environment/life/home.htm) werd in juni 2002 vernieuwd. Het uiterlijk van de site werd opgefrist en de gegevens van circa 350 projecten in de LIFE-projectdatabase werden geactualiseerd. Projectresultaten werden toegevoegd, evenals verwijzingen naar wettelijke bepalingen en een reeks zoekwoorden. Uit een studie bleek dat de website van LIFE de populairste site van het directoraat-generaal Milieu is, en een van de meest bezochte sites van de Europese Commissie in 2002, met een gemiddelde van 65 000 bezoekers per maand, wat 20 % meer is dan in 2001. 20
· Een aantal LIFE-projecten werd in 2002 gepresenteerd op vier belangrijke gespecialiseerde milieubeurzen (Greenweek in Brussel, TemTecma in Madrid, Open Day in Brussel en Aquatech in Amsterdam), waar het LIFE-programma met een stand aanwezig was en lezingen en presentaties organiseerde. · In november 2002 publiceerde de LIFE-eenheid voor het eerst een elektronische nieuwsbrief die wordt verzonden naar meer dan 3000 contactpersonen (met name begunstigden, instellingen, gespecialiseerde doelgroepen) en informatie bevat over succesvolle projecten, evenementen en publicaties van LIFE. · In 2002 werd de brochure "LIFE, Financieringsinstrument voor het milieu" gepubliceerd om het grote publiek te informeren over de belangrijkste doelen van LIFE. · Eveneens in 2002 verscheen in de "Focus"-reeks een eerste publicatie, getiteld "Water,een levensnoodzakelijke hulpbron", waarin de resultaten van de LIFEprojecten op het gebied van waterbeheer worden beschreven. · In 2003 gaven de brochures “LIFE and Natura 2000”, “LIFE and the Rural Development” en “LIFE and EMAS” een goed beeld van de bijdrage van het instrument aan deze sectoren. · In 2003 werd een pakket standaarddia's over LIFE-Milieu voltooid om een deskundig publiek te informeren tijdens presentaties in de lidstaten en in de met LIFE geassocieerde landen. · In 2002 en 2003 werd een "Yearly Compilation" gepubliceerd van nieuw geselecteerde LIFE-projecten en persberichten. Hiermee wordt het publiek geïnformeerd over de resultaten van de selectierondes. · De medewerkers van de LIFE-eenheid namen deel aan diverse evenementen en studiebijeenkomsten van LIFE in de lidstaten, toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en met LIFE geassocieerde landen. In 2003 en 2004 zal in het kader van de ontwikkeling van de communicatiestrategie ook worden gewerkt aan: · de totstandkoming van een mediatheek met video's, cd's en foto's van de LIFEprojecten; · de publicatie van vier nieuwe brochures (“LIFE and Clean Technologies”, LIFE and Alien Species”, “LIFE and Waste” en “LIFE and the Birds Directive”) en de nieuwe “Yearly Compilations” van nieuwe geselecteerde projecten met persberichten; · de voltooiing van de actualisering van de database en de verbetering van de zoekmachine; · de doorlopende actualisering van de website van LIFE; · de voortzetting van de publicatie van de LIFE-nieuwsbrief.
21
4.
RESULTATEN VAN DE EVALUATIE
Dit hoofdstuk bevat in de eerste plaats de analyse die de Commissie maakte van de resultaten. Deze wordt gevolgd door de belangrijkste conclusies van de externe consultant. Daarbij wordt de indeling van de verordening aangehouden, die drie thematische onderdelen onderscheidt. 4.1.
Bevindingen van de Commissie Voor de evaluatie van LIFE-Natuur kon de Commissie gebruik maken van de database die zij in 2001 heeft ingericht. Deze database bevat specifieke gegevens over projecten die sinds de start van LIFE werden gefinancierd en kan daarom een algemene evaluatie van de resultaten geven. De database wordt momenteel echter ontwikkeld voor LIFE-Milieu, waardoor de Commissie een sectoraal voorbeeld (looierijen) heeft gebruikt voor de evaluatie. Aangezien de meeste toetredingslanden/kandidaat-lidstaten pas vanaf 2001 aan de programma's LIFE-Milieu en LIFE-Natuur zijn beginnen deel te nemen, is deze evaluatie vooral gebaseerd op projecten die in de 15 huidige lidstaten zijn gefinancierd.
4.1.1.
LIFE-Natuur LIFE-Natuur kan in geen geval een vervanging vormen voor de algemene financiële ondersteuning van het natuurbehoud. Gemiddeld werd tussen 1992 en 2003 jaarlijks een bescheiden 47 miljoen euro uitgetrokken. Aangezien de geschatte jaarlijkse kosten voor Natura 20006 zijn geschat op 3 400 tot 5 700 miljoen euro per jaar, zou een opbrengst voor LIFE-Natuur van 10 % van de Natura 2000-gebieden als significant moeten worden beschouwd. Projecten in het kader van LIFE-Natuur hebben geleid tot verbetering van de wetenschappelijke gegevens over gebieden en tot correcties in de grenzen van gebieden. Projecten van LIFE-Natuur hebben bijgedragen aan kennis en geleidelijke aanvaarding van Natura 2000, met name in landen als Frankrijk, Ierland en Finland, waar lokale betrokkenen sceptisch waren ten aanzien van Natura 2000. De voorwaarde dat a priori een gebied moet worden aangewezen wil er sprake zijn van financiering door LIFE-Natuur heeft lidstaten gestimuleerd om sneller Natura 2000-gebieden aan te wijzen. In de eerste en tweede fase ondersteunde LIFE-Natuur lidstaten bij het voldoen aan hun verplichtingen op grond van artikel 6 van de "Habitat"-richtlijn, dus bij het ontwikkelen van beheersplannen voor alle Natura 2000-gebieden. LIFE-Natuur maakte ook de deelname mogelijk aan meerdere actieplannen die werden gepubliceerd onder auspiciën van de Raad van Europa. Dit werk werd voortgezet met de productie en actualisering van gebiedsbeheersplannen in de meeste projecten van LIFE III.
6
Zie artikel 8 van het verslag van de werkgroep.
22
LIFE-Natuur heeft een significante bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en de uitvoering van monitoringprogramma's die de effecten van maatregelen voor natuurbehoud moesten controleren en beheersrichtlijnen moesten opleveren. Mede hierdoor konden lidstaten voldoen aan hun monitoringverplichtingen in het kader van de "Habitat"-richtlijn. Dankzij feedback uit projecten ontstond de roep om onderlinge verbinding van gebieden door middel van biologische corridors. Dit is van cruciaal belang voor de samenhang op lange termijn van het Natura 2000-netwerk. Projecten leveren doorgaans waardevolle informatie "uit het veld" over de toestand van Natura 2000 en de biodiversiteit in de EU. LIFE-Natuur heeft ook gefunctioneerd in combinatie met andere financieringsvormen en maatregelen. Veel projecten leidden tot uitvoering (investeringseffect) en aanpassing van milieumaatregelen in de landbouw aan Natura 2000-gebieden7. De bijbehorende betalingsstroom kan een blijvend beheer van de desbetreffende gebieden waarborgen. Andere projecten van LIFE-Natuur dragen bij aan het beheer van waterwingebieden in het kader van de Kaderrichtlijn water van de EU. De dekking van soorten en gebieden blijft onvolledig (zie 3.1.2), afhankelijk van het type projecten dat wordt voorgesteld en de financiële middelen van het programma. Op een aantal gebieden is nog sprake van onvoldoende deskundigheid en technische capaciteit om het netwerk te laten functioneren; projecten van LIFE-Natuur zouden de opbouw van capaciteit moeten bevorderen. Het netwerken - de uitwisseling van informatie door betrokkenen die in verschillende natuurgebieden actief zijn - staat nog in de kinderschoenen. De ontwikkeling van Coop-projecten (sinds 2002) is echter speciaal bedoeld om hier iets aan te doen. In het verleden werd verhoudingsgewijs weinig aandacht geschonken aan de praktische aspecten van het verkrijgen van langlopende financieringen voor de voortzetting van natuurbehoud waarmee in de LIFE-projecten een begin was gemaakt. Voor deze aspecten bestaat in LIFE III meer aandacht maar er wordt te weinig gedaan aan vervolgmaatregelen voor projecten op de lange termijn. Vanwege de intrinsieke verbanden met de totstandkoming van Natura 2000 wordt de rol van LIFE-Natuur bezien in de bredere discussie over de financiering van Natura 2000. 4.1.2.
LIFE-Milieu Tot op heden vond alleen medefinanciering plaats van demonstratieprojecten als bedoeld in artikel 4, lid 2 sub b van de verordening. De Commissie is voornemens om in 2004 een reeks voorbereidende projecten te starten voor nieuwe maatregelen en instrumenten van de Gemeenschap, in overeenstemming met artikel 4, lid 2 sub c van de verordening.
7
LIFE en milieuaspecten van de landbouw ...
23
Het gebruik van per sector samengevoegde resultaten was tot op heden niet mogelijk omdat projectresultaten altijd individueel werden beoordeeld. De feitelijke totstandkoming van een centrale database met de resultaten van alle projecten zal dit binnenkort mogelijk maken. Ondanks zijn relatief kleine financiële omvang heeft LIFE-Milieu bewezen in technische zin over body te beschikken. LIFE-Milieu speelde een positieve rol bij het aantonen van de praktische levensvatbaarheid van milieubeleid. Door deze "go native"-benadering in combinatie met zijn sectorgerichte strategie kon LIFE-Milieu uitgroeien tot een effectief instrument ter bevordering van de uitvoering van communautair beleid op nationaal en sectoraal niveau, en opende het programma nieuwe wegen. Het beste resultaat van LIFE-Milieu is wellicht zijn vermogen om op nationaal niveau veranderingen in gang te zetten waar het gaat om de uitvoering van oplossingen voor een aantal grote milieuproblemen (zie het aantal geslaagde projecten op het gebied van afvalverwerking op met name lokaal niveau, van schone technologie enz.). De praktische aanpak van projecten van LIFE-Milieu heeft lokale en regionale betrokkenen geholpen bij het integreren van milieu-aspecten in hun dagelijkse werk. LIFE-Milieu is met name geworteld in lokale gemeenschappen, het midden- en kleinbedrijf en regionale overheden. Dit is goed te zien in het navolgende voorbeeld. Voorbeeld: de effecten van LIFE-Milieu in de leerlooierij. Sinds het allerprilste begin speelt LIFE-Milieu een bijzonder actieve rol bij het aanpakken van milieuproblemen die worden veroorzaakt door leerlooierijen. Vanaf 1993 heeft LIFE-Milieu 25 projecten gefinancierd die werden beheerd door 21 verschillende begunstigden in deze sector. LIFE-projecten in de leerlooisector gehele EU
15 10 5 0 A
B
D
DK
E
F
FIN
GR
IRL
IT
LUX
NL
P
S
UK
Dankzij de bijdrage van 9,2 miljoen euro van LIFE-Milieu kon een totaalbedrag van 35,5 miljoen euro worden geïnvesteerd. Deze projecten zijn verspreid over de verschillende lidstaten en worden met name uitgevoerd op plaatsen waar leerlooierijen zijn gevestigd. De projecten van LIFE-Milieu die in deze sector werden ontwikkeld, hebben betrekking op alle gebieden waarop BT (beste technieken) ter ondersteuning van de toepassing van Richtlijn 96/61 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging voor de sector worden toegepast.
24
BT-gebieden bestreken door de LIFE-projecten in de leerlooisector
Totaal projecten
12 10 8 6 4 2 0 Management en goede exploitatie
Vervanging van chemicaliën
Procesgeïntegreerde BTmaatregelen
Afvalwater, waterbeheer en -zuivering
Afvalbeheer en verwerking
De indirecte effecten van LIFE-Milieu worden veel groter ingeschat dan bovengenoemde cijfers. De meeste technieken en methoden die in deze projecten werden gedemonstreerd, worden momenteel volledig toegepast in de lidstaten. 4.1.3.
LIFE-Derde landen LIFE-Derde landen is een instrument dat grote belangstelling heeft gewekt van de buurlanden van de Europese Unie, zoals blijkt uit de ingediende projectvoorstellen. Het speelt in op de behoefte van deze landen om nieuwe maatregelen te introduceren en te ontwikkelen om iets te doen aan de achteruitgang van hun milieu. De benadering die is omschreven in de LIFE III-verordening (ontwikkeling van capaciteit, door derde landen aangewezen projecten, breed thematisch veld dat zowel natuur- als industrie-aspecten omvat) sluit goed aan bij de zorgen die in deze landen leven. Het noorden (Oostzee en noordelijk Middellandse Zeegebied) blijkt beter in staat om goede projectvoorstellen in te dienen dan het zuiden (Noord-Afrika, Machreklanden). Er moet daarom meer worden gedaan aan promotie van LIFE-Derde landen in de zuidelijke en oostelijke landen van het Middellandse Zeegebied. Dit selectieproces vindt plaats in nauwe samenwerking met andere afdelingen van de Commissie, waaronder met name de delegaties van de Commissie in de betrokken derde landen. Dit bevordert de samenhang met andere samenwerkingsprogramma's (SMAP, MEDA, CARDS, TACIS enz.). LIFE-Derde landen geeft omvangrijke steun aan de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe milieumaatregelen in de buurlanden van de Europese Unie; de bestaande organisaties in deze landen zijn onvoldoende ontwikkeld of effectief. Er moet echter meer worden gedaan om de effecten van projecten beter te meten en om de voorlichting te verbeteren over lessen die zijn geleerd uit succesvolle projecten, om zo de stimulerende werking van LIFE-Derde landen te vergroten.
4.1.4.
LIFE en beleidsontwikkeling Uit de aard der zaak zijn LIFE-projecten bedoeld om huidig en toekomstig beleid te ondersteunen. De interactie van LIFE-Natuur met het beleid voor natuurbehoud en het landbouwbeleid van de EU is beschreven in twee publicaties.
25
“LIFE for Nature 2000” beschrijft de mate waarin LIFE-Natuur Natura 2000gebieden heeft bestreken (zie 3.1.2). Dit betekende dat een goed beheer moest worden gevoerd over ten minste tien procent van de Natura 2000-gebieden die waren aangewezen op grond van de "Habitat"-richtlijn, dat nationale en regionale richtsnoeren moesten worden ontwikkeld voor het beheer van gebieden en dat meer bekendheid moest worden gegeven aan de doelstellingen van Natura 2000. In de publicatie “Natura 2000 and the EU agri-environmental measures” (Natura 2000 en EU-milieumaatregelen in de landbouw) wordt aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden de synergie tussen LIFE en het beleid voor plattelandsontwikkeling beschreven. Doorgaans hebben dergelijke LIFE-projecten het beheer van Natura 2000-gebieden in agrarische omgevingen aangepast, zodat zij kunnen profiteren van langdurige financiële steun die beschikbaar is in het kader van milieumaatregelen voor de landbouw. In bepaalde gevallen werden de maatregelen zelf aangepast met het oog op een beter natuurbehoud, of werden zelfs geheel nieuwe maatregelen voorgesteld. LIFE-Milieu had tastbaarder effecten op een breder scala aan beleidsmaatregelen. Een voorbeeld daarvan is het demonstratieproject voor technieken om de hoeveelheid schadelijk afval van leerlooierijen te verminderen (zie 4.1.2). 4.2.
Externe evaluatie en praktische aanbevelingen Uit de externe evaluatie kwam een aantal opvallende aspecten naar voren die verband houden met het beheer van het instrument en de te leveren prestaties en voordelen voor zijn drie onderdelen. Algemeen Volgens de externe evaluatie blijft het LIFE-programma het enige instrument dat in de eerste plaats is gericht op ondersteuning van het milieubeleid van de Gemeenschap. LIFE vormt een aanvulling op andere communautaire programma's die ook het communautaire milieubeleid ondersteunen zoals programma's voor onderzoek, structuurfondsen en plattelandsontwikkeling. Het is overduidelijk dat het programma bijdraagt aan de uitvoering van beleid. Minder duidelijk is echter of LIFE een bijdrage levert aan het stimuleren van discussie en de ontwikkeling van beleid of wetgeving. Dit is niet zo vreemd, omdat het programma bestaat uit drie zeer verschillende thematische onderdelen die elk hun eigen doelstellingen hebben. Van deze onderdelen streeft alleen LIFE-Milieu naar ontwikkeling van beleid van de Gemeenschap. De twee overige onderdelen, LIFENatuur en LIFE-Derde landen, zijn gericht op de uitvoering van bestaand beleid en/of de ontwikkeling van mogelijkheden voor de uitvoering daarvan. Volgens de externe evaluatie vervullen alle drie onderdelen van LIFE nuttige functies, en zullen zij dat ook blijven doen. Beheer Uit de bevindingen van het verslag blijkt dat er in vergelijking met andere EGprogramma's vanuit kostenoogpunt een goed beheer wordt gevoerd over het LIFEprogramma. In het algemeen wordt het LIFE-programma doelmatig beheerd door middel van stelselmatige en zorgvuldige procedures die door de LIFE-eenheid werden ingevoerd. De eenheid heeft bovendien een aantal bijzonder nuttige 26
beheersinstrumenten ingevoerd, waaronder de ESAP- en Butler-databases. Deze databases zouden moeten worden beschouwd als een goed praktijkvoorbeeld en moeten worden aangenomen of gehanteerd als modellen voor een toekomstig LIFEprogramma of de opvolger daarvan. Uit de bevindingen blijkt dat veel betrokkenen van mening zijn dat de beheersprocessen bureaucratisch worden, en wellicht kunnen worden vereenvoudigd. De externe evaluatie doet de volgende aanbevelingen: -
Het beheersteam van de LIFE-eenheid zou processen periodiek moeten herzien in het kader van een permanente verbetering, gericht op stroomlijning van de processen.
De meeste betrokkenen hadden geen uitgesproken mening over de vraag of alle drie onderwerpen van LIFE binnen een en dezelfde eenheid zouden moeten worden beheerd. De meeste betrokkenen waren echter wel van mening dat het LIFEprogramma en zijn drie onderdelen of de opvolgers daarvan zouden moeten worden beheerd binnen het directoraat-generaal Milieu. De externe evaluatie doet de volgende aanbevelingen: -
Verandering van de beheersstructuur biedt op dit moment geen voordelen, maar na de uitbreiding dient het beheer van LIFE-Derde landen opnieuw te worden bezien.
Uitvoering en selectie van voorstellen Verder werd vastgesteld dat de meeste betrokkenen van mening waren dat een jaarlijkse aanbesteding van voorstellen goed is, maar dat deze aanbesteding jaarlijks in dezelfde maand in het begin van het jaar zou moeten plaatsvinden. Hierdoor zouden indieners hun voorstellen beter kunnen plannen. De externe evaluatie is van mening dat een jaarlijkse aanbesteding goed is, maar dat de procedure zo mogelijk een of twee maanden zou moeten worden vervroegd. Veel betrokkenen zijn van mening dat de indiening en de selectie van voorstellen te bureaucratisch verloopt en gebaat zou zijn bij vereenvoudiging. De externe evaluatie doet de volgende aanbevelingen: -
Met name zou aandacht dienen te worden geschonken aan de samenhang van de criteria voor de selectie van voorstellen met de richtsnoeren voor de indiening, die op hun beurt weer zouden moeten aansluiten bij de opzet van de aanvraagformulieren.
Dit zou aanvragers inzicht bieden in de manier waarop hun voorstellen worden beoordeeld en het werk van de beoordelaars vereenvoudigen. Andere betrokkenen in met name de lidstaten vroegen om meer transparantie bij de selectie van projecten. De onderzoekers zijn echter van mening dat deze zorg van de lidstaten grotendeels kan worden weggenomen wanneer alle nationale instanties toegang krijgen tot de ESAP-database en niet meer - zoals in het verleden - alleen de nationale instanties voor LIFE-Milieu. 27
LIFE-Natuur Uit de bevindingen van het verslag blijkt dat LIFE-Natuur veel succes heeft gehad bij het beschrijven en mede opzetten van de 20 000 Natura 2000-gebieden voor natuurbehoud in de hele EU. De belangrijkste effecten van het programma waren de thans grotendeels voltooide beschrijving van de gebieden en de ontwikkeling van beheersplannen. Tot op heden heeft LIFE echter in slechts circa 10 % van de Naturagebieden praktische maatregelen voor natuurbehoud kunnen financieren. Hoewel dit naar het oordeel van de externe onderzoeker op zichzelf een belangrijk en waardevol resultaat is, blijft het de belangrijkste uitdaging voor LIFE-Natuur om als hefboom te fungeren en activiteiten in de resterende 90 % te stimuleren. Alle benaderde betrokkenen waren van mening dat LIFE-Natuur een noodzakelijk en bijzonder effectief instrument was voor de uitvoering van de "Vogel"- en "Habitat"richtlijn. Zij waren van mening dat meer zou kunnen worden gedaan wanneer extra financiële middelen beschikbaar zouden zijn, maar de meesten van hen waren van mening dat LIFE-Natuur het meest geschikt is voor de financiering van investeringsprojecten. Een centraal probleem is dat er in Europa onvoldoende ervaren en deskundige natuurbeschermers zijn, en dat er daardoor niet veel nieuwe projecten kunnen worden uitgevoerd. De externe onderzoeker is dan ook van mening dat: -
LIFE-Natuur een belangrijke rol moet blijven spelen bij het stimuleren van de uitvoering van Natura 2000 of bij het opbouwen van de uitvoering van Natura 2000.
-
Het programma zou een sterkere functie kunnen vervullen bij het signaleren van financieringsbronnen voor natuurbehoud en kunnen assisteren bij de ontwikkeling van opleidingsmateriaal voor medewerkers van het natuurbehoud. Dit zou kunnen in de vorm van handleidingen of hulpmiddelen en zou een aanvulling vormen op de reeds uitgevoerde demonstratie-activiteiten.
-
Aanvragen voor meer op samenwerking gerichte projecten zouden moeten worden gestimuleerd om te bevorderen dat Natura 2000 zich ontwikkelt tot een netwerk van natuurgebieden en meer bekendheid te geven aan de positieve resultaten van LIFE-projecten.
Uit de bevindingen blijkt dat de "Vogel"- en "Habitat"-richtlijn even relevant zijn voor toetredingslanden, die binnenkort zullen toetreden tot de Europese Unie. De externe onderzoeker doet de volgende aanbevelingen: -
Overwogen dient te worden of het werkgebied van LIFE-Natuur zodanig kan worden uitgebreid dat andere landen rond de Zwarte Zee ook deel kunnen nemen aan LIFE-Natuur.
28
Daarnaast doet de externe onderzoeker de volgende aanbeveling: -
LIFE-projecten zouden in alle gevallen een aantal jaren na voltooiing een vervolg moeten krijgen om hun duurzaamheid en mogelijke herhaalbaarheid te evalueren. Hierdoor zou inzicht ontstaan in de kritieke factoren voor het welslagen van dergelijke projecten en in belemmeringen voor het succes van projecten op langere termijn, en zou deze kennis kunnen worden verspreid.
De enige significante kritiek in het verslag van LIFE-Natuur heeft betrekking op zijn voorlichtingsactiviteiten. De meeste kritiek richt zich op de ervaringen van betrokkenen met LIFE II. Het blijkt dat in de derde fase van LIFE veel is gedaan aan de verbetering van de communicatie tussen begunstigden van LIFE en van de transparantie van projectresultaten, met name door de ontwikkeling en uitvoering van een communicatiestrategie. De externe onderzoeker doet de volgende aanbeveling: -
Een communicatiestrategie zou een centraal onderdeel moeten zijn van een vergelijkbaar programma in de toekomst. Er zou aandacht moeten worden geschonken aan de werving van specialisten met deskundigheid op marketinggebied om de voorlichtingsactiviteiten van het programma te ondersteunen.
De nieuwsbrieven “NEWSFLASH” en “Natura 2000” blijken bijzonder nuttig te zijn voor de informatievoorziening over de laatste ontwikkelingen en het bevorderen van de contacten tussen projectmanagers. Dit zou ook moeten worden beschouwd als een vorm van goede praktijkvoorbeelden. LIFE-Milieu Uit de externe evaluatie blijkt dat het niet echt duidelijk is dat LIFE-Milieu steun geeft aan "voorbereidend werk" ter ondersteuning van het controleren, actualiseren en ontwikkelen van beleid van de EU of de lidstaten. Wel is echter duidelijk dat LIFE-Milieu een breed scala van schone technologieën heeft gedemonstreerd en getoetst op belangrijke gebieden, waaronder de verbetering van de waterkwaliteit en het hergebruik van afval. Wanneer deze technologieën worden overgenomen, wordt de uitvoering van het milieubeleid van de EU bevorderd. Uit de bevindingen blijkt dat lidstaten het programma waarderen en van mening zijn dat LIFE lacunes in nationale programma's opvult. Men is van mening dat de projecten van LIFE het meest effectief zijn wanneer de publieke en de private sector samenwerken en grotere bedrijven uit het MKB zijn vertegenwoordigd. Zowel in de Commissie als onder lidstaten is veel gediscussieerd over de definitie van het begrip innovatie en over de vraag of alleen projecten die in heel Europa een innovatief karakter hebben voor steun in aanmerking zouden moeten komen.
29
De externe onderzoeker doet dan ook de volgende aanbevelingen: -
Aandacht dient te worden geschonken aan de vraag op welke wijze grotere effecten op Europees niveau kunnen worden bewerkstelligd. Een van de mogelijkheden is het concentreren van de financieringen van LIFE-Milieu op grotere landoverstijgende projecten met een panEuropese dimensie, waarbij de lidstaten de financiering van kleinere projecten in het kader van hun eigen programma's voor hun rekening nemen. Een andere mogelijkheid is de voortzetting van de ondersteuning van het type project dat momenteel ook wordt ondersteund, terwijl tegelijkertijd middelen worden gereserveerd voor de monitoring van het technische succes van het project en het "verkopen" van de resultaten van het project met het oog op toepassing elders in de Gemeenschap.
-
Indien LIFE-Milieu in zijn huidige vorm blijft voortbestaan, zouden er twee verschillende typen projecten moeten worden onderscheiden: "Innovatieprojecten" die steun geven aan het eerste commerciële gebruik van een techniek of werkwijze in Europa en "verspreidingsprojecten" die de overdracht van technologie in Europa bevorderen door steun aan het eerste commerciële gebruik van een technologie of een werkwijze in een bepaald land, ook al werd die technologie reeds elders in Europa gedemonstreerd. Innovatieprojecten zouden ruimer moeten worden gefinancierd dan verspreidingsprojecten en lidstaten zouden zich moeten verplichten om de resultaten van hun verspreidingsprojecten openbaar te maken.
Het peil van externe deskundigen wordt door veel lidstaten als zeer wisselend beoordeeld. De meeste betrokkenen erkenden echter dat het noodzakelijk is om een beroep te doen op externe deskundigen omdat men van mening was dat niet alle voor het beoordelen van voorstellen vereiste deskundigheid en ervaring binnen de Commissie aanwezig is. De externe onderzoeker doet de volgende aanbeveling: -
De Commissie zou de criteria voor de selectie van externe deskundigen moeten herzien.
Nagenoeg alle betrokkenen zijn van mening dat de voorlichting in de Gemeenschap over de projectresultaten van LIFE-Milieu moet worden verbeterd. Hoewel alle projecten voorlichtingsaspecten in zich dragen en voorlichtingsmateriaal produceren in de vorm van case studies en video's, maken marketingdeskundigen slechts zelden deel uit van projectteams, en het is duidelijk dat het geproduceerde materiaal niet optimaal wordt gebruikt. Uit de evaluatie blijkt dan ook niet dat projecten veelvuldig worden herhaald. De externe evaluatie doet de volgende aanbeveling: -
Er zou een beroep moeten worden gedaan op gespecialiseerde marketingdeskundigheid om de voorlichting over geslaagde projecten van LIFE-Milieu te ondersteunen. 30
LIFE-Derde landen De evaluatie benadrukt dat uit veel gegevens blijkt dat LIFE-Derde landen goed wordt beheerd en dat deze projecten aanzienlijk bijdragen tot de ontwikkeling van capaciteit in derde landen. LIFE vult een grote lacune, in die zin dat het relatief snel en flexibel kan inspelen op behoeften en prioriteiten van derde landen op milieugebied. Daarnaast is het programma door nauwe banden met de EU-delegatie in de doellanden goed afgestemd op de grotere hulpprogramma's als SMAP, CARDS en TACIS. De bottom-up aanpak van het programma, waarbij ideeën voor projecten worden ontwikkeld door de begunstigden zelf, zorgde ervoor dat LIFE belangrijke milieuproblemen in de doellanden tijdig heeft aangepakt. De geografische dekking van LIFE-Derde landen zal moeten veranderen na de uitbreiding in 2004, wanneer tien landen, waaronder Cyprus en Malta, toe zullen treden tot de Europese Unie. De toekomstige geografische dekking van LIFE-Derde landen zou moeten aansluiten op het standpunt van de Europese Commissie over samenwerking met de Europese buurlanden zoals omschreven in haar mededeling over pan-Europese samenwerking op het gebied van het milieu na de conferentie van Kiev van 2003. De externe evaluatie doet de volgende aanbeveling: -
5.
Overwogen dient te worden om het werkgebied van LIFE-Derde landen uit te breiden met Servië-Montenegro, Macedonië en de westelijke NISlanden aan de Zwarte Zee.
CONCLUSIES De volgende conclusies werden getrokken uit de interne evaluatie en analyse en uit de aanbevelingen van de externe studie. · Het beheer van LIFE zou moeten worden vereenvoudigd. Dit geldt met name voor de selectieprocedure, die nog zeer bewerkelijk is. Ook de bewaking van projecten heeft een zeer omvangrijke administratieve last tot gevolg. De menselijke middelen die door de Commissie worden ingezet voor deze werkzaamheden, zouden beter kunnen worden benut wanneer zij meer tijd zouden besteden aan het geven van voorlichting over, en het gebruiken van de resultaten om het milieu in de Europese Unie te verbeteren. -
Daarom lijkt het goed om de bestaande selectie- en beheersprocedures te herzien en te onderzoeken op welke wijze zij kunnen worden vereenvoudigd zonder afbreuk te doen aan hun betrouwbaarheid of doelmatigheid.
-
Het aantal innovatieprojecten zou moeten worden beperkt (met prioriteit voor programma's waarin meerdere nationale of grensoverschrijdende projecten worden samengebracht en dus al vanaf het begin netwerken worden gevormd). Deze optie zou de voordelen van een gedecentraliseerder beheer combineren met betere voorlichting en een beter gebruik van resultaten.
31
-
In het geval van LIFE-Milieu zou de start van voorbereidende activiteiten (zie boven) ook kunnen bijdragen aan versterking van de programmabenadering en vereenvoudiging van het centrale administratieve beheer.
· Voor de invoering van de beheersbenadering van Natura 2000 is LIFE-Natuur vooralsnog actief geweest in een klein deel van het netwerk. Uit de positieve evaluatie van het programma zou kunnen worden opgemaakt dat het op dezelfde voet zou moeten worden voortgezet. In de korte overgangsperiode is wijziging van de verordening niet noodzakelijk. Echter: -
zonder dat herziening noodzakelijk is van artikel 2 van de LIFE-verordening zouden de selectiecriteria voor projecten moeten worden aangepast om projecten te stimuleren die:
-
de grootste doorwerking en een brede geografische dekking hebben (invoering van regionale of internationale beheersplannen),
-
beschikken over meer opleidingsmogelijkheden om later de monitoring te waarborgen, en
-
een netwerkeffect hebben (versterking van Co-op projecten).
Ten slotte zou de voorlichting over, en het gebruik van resultaten moeten worden verbeterd. · De mogelijkheden van LIFE-Milieu zijn nog niet ten volle benut. De huidige verordening zou beter kunnen worden gebruikt door het stimuleren van programma's die een voorbereiding vormen op de ontwikkeling van nieuwe maatregelen en instrumenten van de Gemeenschap en aansluiten bij de prioriteiten die zijn omschreven in het zesde actieprogramma voor het milieu. De huidige demonstratieprojecten zijn te breed van opzet, waardoor de selectie wordt bemoeilijkt en evaluatie of rationeel gebruik van de resultaten niet eenvoudig is. -
Het is van belang dat in aanmerking komende projecten worden beperkt tot onderwerpen waarop de noodzaak het grootst is. Dit is mogelijk door aanbestedingen beter af te stemmen op de huidige beleidsprioriteiten. Hiertoe bestaat reeds de mogelijkheid op grond van de huidige richtsnoeren, maar daar is tot op heden geen gebruik van gemaakt.
-
Het innovatiecriterium moet beter worden omschreven en alleen betrekking hebben op innovatieve technologie, en niet op de transfer van bestaande technologie. Dit laatste moet vallen onder andere financiële instrumenten die geschikter zijn dan LIFE.
· LIFE-Derde landen kan ook in zijn huidige vorm worden voortgezet, waarbij de steun aan de voorbereiding van projecten moet worden voortgezet.
32
· Voor de drie thematische gebieden van LIFE zou meer gebruik moeten worden gemaakt van de resultaten, met name door betere communicatie en meer netwerken. Ruimere financiële middelen en mogelijk de hulp van externe deskundigen zouden moeten worden overwogen. Mede op basis van de externe evaluatie concludeert de Commissie het volgende: · LIFE is een nuttig instrument waarvan de voortzetting gerechtvaardigd is; · De sinds de start van LIFE III geleverde inspanningen met betrekking tot de organisatie en het beheer van het programma zouden moeten worden voortgezet; · De mogelijkheden van LIFE-Milieu zouden volledig moeten worden benut in het kader van het zesde actieprogramma voor het milieu; · Met het oog op verdere duurzame ontwikkeling zou beter gebruik moeten worden gemaakt van de resultaten. Derhalve wordt voorgesteld om de verordening voor een periode van drie jaar te verlengen en rekening te houden met de in de evaluatie genoemde verbeteringen. Bij de verlenging zou rekening moeten worden gehouden met de noodzakelijke continuïteit en zou moeten worden gewerkt aan de overgang naar de nieuwe financiële vooruitzichten voor de periode na 2006. Voor de periode na 2006 moet rekening worden gehouden met de nieuwe doelstellingen van de Gemeenschap en de middelen die voor deze doelstellingen worden vrijgemaakt, en met de mate waarin het milieu wordt opgenomen in andere fondsen van de Gemeenschap.
33
BIJLAGE LIFE-Natuur Tabel A:
LIFE-Natuur. Ingediende en gefinancierde projecten (aan te vullen) LIFE I
LIFE II
LIFE III
Jaar
92
93
94
95
96
97
98
99
2001
2002
2003
Aantal ontvangen aanvragen
86
198
296
313
241
174
191
243
310
188
182
Aange-vraagde EU-bijdrage (miljoen €)
227
294
270
235
174
128
136
164
290
192
198
Aantal in aanmerking komende projecten
n/a
80
116
139
123
97
115
156
184
133
152
40%
39%
44%
51%
56%
60%
64%
59%
71%
84%
35
22
47
72
63
60
85
101
94
70
77
36.9
20.6
43
48.5
43.4
42.4
48
65
77
72
70,9
Percentage in aanmerking komende projecten Aantal gefinancierde projecten Toegekende medefinanciering van de EU (miljoen €)
NB: (jaren EUR 12/15/CC)
34
Tabel B:
LIFE I 1992-95
LIFE-Natuur. Aantal en waarde van LIFE-projecten LIFE II 1996-99 LIFE III (deel) 2001-03
Aantal projecten
Gemiddelde projectbegroting (000 €)
Oostenrijk
3
1192
België
6
Gemiddelde projectbegroting (000 €)
Aantal projecten
Gemiddelde project-begroting (000 €)
13
3269
9
1665
691
13
1506
11
1221
14
2244
28
1337
18
1584
3
1240
4
1333
4
4051
Spanje
16
2906
56
943
40
1116
Finland
5
1097
20
1627
15
1185
Frankrijk
21
1842
31
1228
12
1192
Griekenland
11
1129
17
1387
13
1194
4
3680
1
4882
4
1324
23
1032
70
642
42
696
Luxemburg
0
0
2
2167
0
0
Nederland
1
8270
5
2366
3
1760
Portugal
16
750
17
928
11
741
Zweden
2
3827
14
2621
6
1858
13
1181
11
2573
14
2875
Geasso-cieerde kandidaatlidstaten
0
0
7
179
41
443
Internationaal EU
2
7289
0
0
0
0
Alle projecten
140
1731
309
1294
243
1164
Duitsland Denemarken
Ierland Italië
Verenigd Koninkrijk
Aantal projecten
NB: internationaal; projectomvang; begroting conform voorstel
35
Tabel C: Begunstigden van LIFE-Natuur (1999 t/m 2001) Toegekend financieringspercentage % Lokale overheden
Percentage projecten % 7%
11
Regionale overheden
37
31
Nationale overheden
16
12
Overige publiekrechtelijke lichamen
14
17
2
2
25
27
100
100
Particuliere organisaties zonder winstoogmerk Niet-gouvernementele organisaties TOTAAL
Tabel D: LIFE-Natuur: projectkosten per (voor de 94 projecten die in 2001 werden medegefinancierd) Percen-tage van de totale projectkosten %
Categorie maatregel A Voorbereidend beheersplannen
categorie
werk,
waaronder
7
maatregel
Gemiddeld per gebied € 000 117,3
B
Aankoop en pacht van land en rechten
17
282,0
C
Investeringen in gebieden
40
641,8
D
Doorlopend gebiedsbeheer
13
205,2
E
Voorlichting en publicaties
9
143,9
F
Algemene projectexploitatie
14
233,9
100
1624,3
Totaal:
36
LIFE-Milieu Tabel E: LIFE MIL - EG-financiering per beleidsgroep 2000-2002
Projectnr. EGbijdrage
Beleidsgroep
€
Projectbegro-ting €
URBAN & PLANNING PG 1.1
Stedelijke omgeving
8
5 841 249
12 784 454
PG 1.2
Kwaliteit van de lucht en geluidsreductie
7
2 961 819
6 402 787
PG 1.3
Integraal kustbeleid
8
5 605 427
13 037 136
PG 1.4
Overige gebieden - ontwikkeling en planning van landgebruik
4
1 475 520
3 608 856
PG 3.4
Duurzaam toerisme
7
2 763 282
6 584 198
34
18 647 297
42 417 431
WATER PG 2.1
Rivierbekkens
6
3 044 872
7 155 929
PG 2.2
Grondwaterbescherming
6
2 268 876
13 424 169
PG 2.3
Waterzuivering
6
3 051 075
10 934 797
PG 2.4
Diverse en verspreide bronnen van vervuiling
4
1 778 560
4 396 809
PG 2.4
Andere gebieden - waterbeheer
2
1 056 661
2 513 684
24
11 200 044
38 425 387
18
9 970 099
44 970 506
SCHONE TECHNOLOGIE PG 3.1
Schone technologie
PG 3.3
Terugdringing van broeikasgassen
4
1 723 308
6 461 601
PG 3.5
Andere gebieden - Effecten van economische activiteiten
1
322 088
651 106
23
12 015 495
52 083 212
AFVAL PG 4.1
Verpakkingen en plastics
4
2 774 292
12 128 223
PG 4.2
Gevaarlijk of problematisch afval
7
4 490 468
16 271 509
PG 4.3
Volumineus afval
6
3 861 018
9 082 802
PG 4.4
Andere soorten afval en goed beheer van afvalstromen
2
807 407
1 801 810
19
11 933 185
39 284 344
13
7 031 118
15 948 218
7
3 973 666
9 849 604
2
1 203 058
2 451 318
22
12 207 842
28 249 141
PRODUCTEN PG 3.2
Geïntegreerd milieubeleid (EMAS enz.)
PG 5.1
Eco-design, producten
PG 5.2
Milieulabels
PG 5.3
Andere gebieden - Geïntegreerd productbeleid
eco-efficiency,
groene
financiële
In de tabel is de verdeling per onderwerp opgenomen van maatregelen die tussen 2000 en 2002 werden gefinancierd. Het overzicht is niet uitputtend en heeft betrekking op voltooide projecten.
37
Tabel F: LIFE-Milieu Aantal gefinancierde projecten per jaar en per land 2001
2002
2003
Totaal
België
1
3
4
8
Denemarken
3
3
3
9
13
7
7
27
7
7
8
22
Spanje
20
27
15
62
Estland
3
2
1
6
Finland
5
8
2
15
Frankrijk
6
8
4
18
Hongarije
2
4
4
10
Ierland
2
1
3
Duitsland Griekenland
20
16
14
50
Letland
3
2
1
6
Nederland
9
10
12
31
Oostenrijk
5
3
2
10
Portugal
2
2
6
10
Roemenië
4
2
1
7
1
1
2
3
Italië
Slowakije Slovenië
1
Zweden
8
4
8
20
Verenigd Koninkrijk
3
6
8
17
117
114
104
335
38
Tabel G: LIFE-Milieu (€ per land)
Financiële 2001
bijdrage
aan
2002
projecten 2003
van
LIFE-Milieu
Totaal
535 449
2 183 783
2 230 513
4 949 745
Denemarken
1 435 533
5 256 892
4 259 056
10 951 481
Duitsland
8 905 890
4 484 062
2 922 236
16 312 188
Griekenland
4 693 054
3 856 955
6 478 549
15 028 558
Spanje
8 642 831
15 736 539
7 950 980
32 330 350
Estland
954 279
2 033 190
327 153
3 314 622
Finland
2 579 664
3 742 207
3 813 606
10 135 477
Frankrijk
4 351 081
4 053 952
2 739 701
11 144 734
Hongarije
677 950
2 052 587
2 347 795
5 078 332
490 000
2 379 737
België
Ierland
1 889 737 10 634 306
7 551 490
8 126 941
26 312 737
568 205
712 132
431 890
1 712 227
Nederland
3 989 192
6 590 150
6 860 398
17 439 740
Oostenrijk
2 429 902
1 703 475
518 010
4 651 387
Portugal
814 098
710 263
3 010 021
4 534 382
Roemenië
988 015
672 060
314 391
1 974 466
Slowakije
0
0
1 011 900
1 011 900
Slovenië
244 558
0
416 609
661 167
Zweden
7 239 045
4 759 055
6 358 988
18 357 088
Verenigd Koninkrijk
1 838 247
5 667 465
8 862 071
16 367 783
63 411 036
71 766 257
69 470 808
204 648 101
Italië Letland
Totaal
Bron: beschikkingen van de Commissie
39
LIFE-Derde landen Tabel H: LIFE-Derde landen. Selectie van projecten LIFE I 92
LIFE II
LIFE III
93
94
95
96
97
98
99
00/01
02
03
55
65
103
82
121
181
142
92
74
70
Aantal ingediende projecten
45
Aantal gefinancierde projecten
9
12
14
16
13
16
16
21
28
16
17
5,3
3,5
4,8
5,7
6,0
4,2
4,7
5,3
9,0
5,7
6,5
Toegekende financiële bijdrage (miljoen €)
40
Tabel I: LIFE III-Derde landen. Projecten per land
2000 / 2001
2002
2003
Totaal
Aantal EG-bijdrage Aantal EG-bijdrage Aantal EG-bijdrage Aantal EG-bijdrage projecten projecten projecten projecten € € € € ALBANIË
1
405 700
0
0
2
556 413
3
962 113
ALGERIJE
1
182 869
0
0
1
454 420
2
637 289
BOSNIËHERZEGOVINA
4
1 340 162
2
738 067
0
0
6
2 078 229
KROATIË
3
1 067 613
3
1 292 774
1
479 541
7
2 839 928
CYPRUS
1
357 700
2
698 080
3
1 089 706
6
2 145 486
EGYPTE
0
0
0
0
0
0
0
0
GAZA
1
299 100
1
319 095
0
0
2
618 195
INTERNATIONAAL
4
1 307 160
2
778 998
1
638 135
7
2 724 293
ISRAËL
0
0
0
0
1
433 048
1
433 048
JORDANIË
1
274 050
1
327 425
0
0
2
601 475
LIBANON
2
632 080
1
450 500
1
299 686
4
1 382 266
MALTA
1
378 000
0
0
1
211 630
2
589 630
MAROKKO
0
0
1
169 423
1
412 882
2
582 305
RUSLAND
2
352 400
1
379 290
2
928 683
5
1 660 373
SYRIË
1
380 030
0
0
0
0
1
380 030
TUNESIË
2
692 177
1
394 755
1
403 032
4
1 489 964
TURKIJE
4
1 344 800
1
224 972
2
660 056
7
2 229 828
28
9 013 841
16
5 773 379
17
6 567 232
61
21 354 452
321 923
0
360 836
0
386 308
0
350 073
TOTAAL Gemiddelde omvang
41
Tabel J: Budgettaire vastleggingen MAATREGELEN
2000
2001
2002
2003 2004**
Natuur
3,14670
81,5533
70,30
72,00
78,80
305,8000
300,80
101,66
Milieu
2,58158
82,11842
70,30
72,00
78,80
305,8000
300,80
101,66
Derde landen
0,02300
9,499
6,52
10,00
10,8
36,8443
38,40
95,95
TOTAAL
5,75128
173,17072
147,12230
154,00
168,40
648,4443
640,00
101,32
* in miljoen € BK: begrotingskredieten FK: financiële kaderverordening nr. 1655/2000 ** voorontwerp van begroting inclusief de begroting voor de uitbreiding
42
TOTAAL
FK
BK/FK %
Tabel K: VASTLEGGINGEN in de begroting
Ondersteunende maatregelen - vastlegging
Maatregelen
2000 Kredieten
2001 GVK.
%G.
Kredieten
2002 GVK.
%G.
Kredieten GVK.
2003** %G.
Kredieten
GVK.
%G.
Natuur
2,5425
1,5837 62,29
2,6100
2,5158
96,39
3,009 2,9790
99,00
3,2500
0,0500
1,54
Milieu
2,5425
2,5349 99,70
2,6100
2,6100
100,00
2,79 2,7900
100,00
3,2000
2,9297
91,55
Derde landen
0,023
0,0221 96,09
0,3150
0,2150
68,25
0,381 0,3807
100,00
0,4610
0,4258
92,36
TOTAAL
5,108
4,1407 81,06
5,5350
5,3407
96,49
6,18 6,1497
99,51
6,9110
3,4055
49,28
** Tot juni 2003
43
Tabel L: Begroting projecten - vastlegging
Maatregelen
2000
2001
Kredieten GVK
%G.
Kredieten
2002 GVK
%G.
Kredieten GVK
2003** %G.
Kredieten
GVK
%G.
Natuur
0,6042
0,6042
100,00
78,9433
77,5347
98,22
67,29 67,2910
100,00
68,7500
65,4470
95,20
Milieu
0,0391
0,0391
100,00
79,0000
65,6876
83,15
67,51 67,5100
100,00
68,8000
68,8000
100,00
9,1840
9,0669
98,72
6,522 5,7734
88,52
9,5390
6,5672
68,85
167,1273
152,2892
91,12
141,3 140,57
99,47
147,09
140,81
95,73
Derde landen TOTAAL
0 0,6433
0 N.V.T. 0,6433
100,00
** Tot juni 2003
44
Tabel M: Begroting LIFE III Ondersteunende maatregelen en projecten - vastlegging
Maatregelen
2000
2001
Kredieten GVK
%G.
Kredieten
2002 GVK
%G.
2003**
Krediete GVK n
%G.
Kredieten
GVK
%G.
Natuur
3,1467
2,1879
69,53
81,5533
80,0505
98,16
70,3 70,2700
99,96
72,0000
65,4970
90,97
Milieu
2,5816
2,5740
99,71
82,1184
68,2976
83,17
70,3 70,3000
100,00
72,0000
71,7297
99,62
0,023
0,0222
96,41
9,4990
9,2818
97,71
6,522
6,1541
94,35
10,0000
6,9930
69,93
5,7513
4,7841
83,18
173,1707
157,6299
91,03
147,1
146,72
99,73
154,00
144,22
93,65
Derde landen TOTAAL * in miljoen € ** Tot juni 2003
**2003: voorlopige bedragen Kredieten = jaarlijkse door de begrotingsautoriteit toegekende kredieten GVK = door LIFE III gebruikte vastleggingskredieten %G = gebruikt percentage van de vastlegging ten opzichte van het jaarlijkse krediet
45
Tabel N: Begroting BETALINGEN Ondersteunende maatregelen - betalingen Maatregelen
2001
2002
Kredieten GBK
%U.
Kredieten GBK
%U.
Natuur
2,6100
2,3303
89,28
2,817
2,7548
97,79
Milieu
2,6100
2,3942
91,73
3,192
3,1305
98,07
Derde landen
0,3150
0,1439
45,68
0,3807
0,2966
77,91
TOTAAL
5,5350
4,8684
87,96
6,3897
6,1819
96,75
Projecten - betaling Maatregelen
2001
2002
Kredieten GBK
%U.
Kredieten GBK
%U.
Natuur
32,29
31,3722
97,16
25,1330
25,1068
99,90
Milieu
25,29
18,9510
74,93
26,5080
26,5047
99,99
Derde landen
4,685
2,22004
47,39
7,0923
6,5763
92,72
62,265
52,5432
84,39
58,7333
58,1878
99,07
TOTAAL
LIFE III Ondersteunende maatregelen en projecten - betaling Maatregelen
2001 Kredieten
2002 GVK
%G.
Kredieten
GVK
%G.
Natuur
34,9000
33,7024
96,57
27,9500
27,8616
99,68
Milieu
27,9000
21,3453
76,51
29,7000
29,6352
99,78
5,0000
2,3639
47,28
7,4730
6,8729
91,97
67,8
57,4116
84,68
65,1230
64,3697
98,84
Derde landen TOTAAL
* in miljoen € Kredieten = jaarlijkse betalingskrediet GBK = door LIFE III gebruikt betalingskrediet %U = uitgevoerd percentage betalingen ten opzichte van het jaarlijkse betalingskrediet
46
Tabel O: Begroting BETALINGSTERMIJNEN JAAR 2000
0 - 60 dagen
61 - 90 dagen
>90 dagen
Totaal
B43200B
Natuur
0
0
0
0
B43201B
Milieu
0
0
0
0
B43209B
LIFE I-II
183
98
176
457
B78100B
Derde landen
31
13
6
50
214
111
182
507
42 %
22 %
36 %
100%
Totaal Percentage
JAAR 2001
0 - 60 dagen
61 - 90 dagen
>90 dagen
Totaal
B43200B
Natuur
89
3
7
99
B43201B
Milieu
87
1
0
88
B43209B
LIFE I-II
127
68
154
349
B78100B
Derde landen
11
6
11
28
314
78
172
564
56 %
14 %
30 %
100%
Totaal Percentage
JAAR 2002
0 - 60 dagen
61 - 90 dagen
>90 dagen
Totaal
B43200B
Natuur
59
6
0
65
B43201B
Milieu
104
7
3
114
B43209B
LIFE I-II
145
44
79
268
B78100B
Derde landen
50
1
9
60
358
58
91
507
71 %
11 %
18 %
100%
Totaal Percentage
47
Tabel P: BIJDRAGE VAN LANDEN EN DE GEMEENSCHAP AAN LIFE-PROJECTEN* NATUUR 2000-2001 Land
Estland
2002
Nationale bijdrage (inclusief PHARE)
Bijdrage van LIFE aan projecten
Percentage
2003
Nationale bijdrage (inclusief PHARE)
Bijdrage van LIFE aan projecten
Verschil
Nationale bijdrage (inclusief PHARE)
Bijdrage van LIFE aan projecten
Verschil
285 000
1 222 593
429 %
285 000
1 098 382
385 %
209 000
710 063
340%
1 045 000
254 015
24 %
1 045 000
2 272 778
217 %
427 500
635 462
149%
285 000
1 213 849
426 %
285 000
3 147 238
1104 %
228 000 2 796 052
1226%
1 100 000
1 061 647
97 %
1 100 000
700 841
64 %
669 750
697 760
104%
330 000
849 835
258 %
330 000
813 565
247 %
270 750
963 988
356%
Slowakije
0
0
0
0
389 500 1 039 500
267%
TOTAAL
3 045 000
4 601 939
3 045 000
8 032 804
2 194 500 6 842 825
312%
Hongarije Letland Roemenië Slovenië
151 %
Bron: SINCOM - vastleggingen voor projecten
48
264 %
MILIEU 2000-2001 Land
Estland
2002
Nationale bijdrage (inclusief PHARE)
Bijdrage van LIFE aan projecten
Percentage
2003
Nationale bijdrage (inclusief PHARE)
Bijdrage van LIFE aan projecten
Verschil
Nationale bijdrage (inclusief PHARE)
Bijdrage van LIFE aan projecten
Verschil
285 000
954 279
335 %
285 000
2 033 190
713 %
209 000
327 153
157%
1 045 000
677 950
65 %
1 045 000
1 137 221
109 %
427 500 2 347 795
549%
285 000
568 185
199 %
285 000
712 132
250 %
228 000
431 890
189%
1 100 000
988 015
90 %
1 100 000
672 060
61 %
669 750
314 391
47%
330 000
0
0%
330 000
0
0%
270 750
416 609
154%
Slowakije
0
0
0
0
389 500 1 011 900
260%
TOTAAL
3 045 000
3 188 429
3 045 000
4 554 603
2 194 500 4 849 738
221%
Hongarije Letland Roemenië Slovenië
105 %
Miljoen €
49
150 %