Commissie Onderwijs en Zingeving
Advies samenwerkingsscholen juli 2013 In zijn adviesaanvraag vraagt Wim Kuiper de commissie om bij te dragen aan een “visie op de manier waarop een samenwerkingsschool vorm en inhoud kan geven aan de christelijke identiteit” en om input te leveren voor praktische ondersteuning die de Besturenraad zijn leden op dit terrein zou kunnen bieden. Inleiding De commissie Onderwijs en Zingeving heeft zich bezonnen op de vraag welke bijdrage de Besturenraad kan leveren inzake de samenwerkingsschool als het gaat om de thema’s identiteit en educatie (het gaat in dit advies niet om de bestuurlijke implicaties). Daarbij heeft de commissie ook in meer brede zin zich met de idee van de samenwerkingsschool bezig gehouden. De wet die dit type school mogelijk maakt spreekt van een situatie waarin een noodzakelijke opheffing van of openbaar of bijzonder onderwijs in een bepaalde plaats aan de orde is. Voor de overheid kan er alleen sprake zijn van een samenwerkingsschool als daarmee dus voorkomen kan worden dat of een bijzondere of een openbare school moet sluiten - vooral in situaties van krimp. In de wetgeving wordt daarbij vooral gewaakt voor het eigen profiel van openbaar en van bijzonder in de samenwerkingsschool. Intussen zijn er ook schoolbesturen die opteren voor samenwerking op meer ideologische gronden, bijvoorbeeld vanuit de idee dat elke school van de toekomst een actief pluriforme school zou moeten zijn. Zij zullen vooral opteren voor een school die voorbij samenwerking werkt aan een nieuw eigen profiel. De commissie adviseert de bestuurder om 1. zich niet uit te spreken over de wenselijkheid van samenwerkingsscholen maar een aantal modellen te ontwikkelen en voorbeelden aan te reiken waarmee de scholen geholpen zijn om in de afweging keuzes te maken. 2. leden die samenwerking zoeken met openbare scholen en eventueel scholen van andere denominaties, van dienst te zijn bij het proces dat tot samenwerking kan leiden en bij het beantwoorden van de vraag welke inbreng de christelijke school in de samenwerkingsschool kan en wil hebben. 3. scholen in hun proces van verkenning om samen te werken te ondersteunen met kennis van zaken en met voorbeelden van samenwerking. De commissie heeft kennisgenomen van de overwegingen van de Onderwijsraad om op grond van een vermeende noodzakelijke omvang van een school om goede kwaliteit te leveren en uit het oogpunt van kostenbeheersing, scholen met minder dan honderd leerlingen aan te spreken om te
verkennen of de school zich moet richten op of sluiting, of een fusie met een tot de eigen of verwante richting behorende school, of een samenwerking met een openbare school. De commissie geeft als ongevraagd advies niet mee te gaan in de argumentatie dat alleen bij deze minimale aantallen leerlingen kwalitatief goed onderwijs geboden kan worden. De commissie benadrukt dat niet een getalscriterium – behoudens het wettelijke minimum ten aanzien van de opheffingsnorm – als zodanig een argument moet zijn voor een beslissing om tot samenwerking over te gaan. Zeker niet zolang er geen helderheid is over de relatie tussen schoolgrootte, kosten en onderwijskwaliteit. Dat wil overigens niet zeggen dat de commissie naast ideologische en sociaalgeografische argumenten geen oog zou hebben voor financiële en onderwijskundige argumenten als het om een afweging gaat inzake het al dan niet komen tot een samenwerkingsschool.
2
De commissie heeft zich ter wille van de bestuurder zich ook bezonnen op mogelijkheden om in het verband van een samenwerkingsschool vorm en inhoud te geven aan de christelijke identiteit. Als het gaat om de visie van waaruit een samenwerkingsschool wordt vormgegeven, zijn diverse modellen denkbaar: 1. Het onderwijs wordt integraal aan alle leerlingen aangeboden. Godsdienstige vorming (met kenmerken als het samen openen van de dag ‘coram Deo’ d.m.v. Bijbelverhaal, lied, gebed) heeft op de school geen plek. Het levensbeschouwelijk onderwijs heeft het karakter van algemeen humanitaire vorming. De christelijke feesten worden gevierd als behorend bij de cultuur. Het is een school met een geïntegreerd onderwijsaanbod:gericht op humaniteit (met religie als mogelijk onderdeel daarvan), met ruimte voor vieren, en met aandacht voor levensbeschouwing op te vatten als respect voor verscheidenheid. De leerling is uniek. De leraren hebben allen een zelfde gedeelde openheid voor levensbeschouwelijke diversiteit. 2. Een ander model is dat van wat nu feitelijk de openbare school is. Er is ruimte (facultatief) voor levensbeschouwelijke vorming vanuit de eigen identiteit – nu wel onder verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Ouders kunnen een keuze maken voor een uur per week godsdienstonderwijs en voor humanistisch vormingsonderwijs (dat men dan 1 beschouwt als behorend bij openbaar) . De vieringen zijn algemeen cultureel van aard. Leraren zijn terughoudend in het uiten van hun persoonlijke overtuiging. 3. Een derde model schetst een meer actieve school die is te duiden als ontmoetingsschool. De school profileert de verschillen en laat de leerlingen kennismaken met een veelheid van levensbeschouwingen. De school kent ook vormen van dagopeningen, heeft uren voor levensbeschouwelijke vorming (deels mogelijk in homogene groepen en deels in heterogene groepen) en viert bewust enkele religieuze feesten. Leraren met verschillende levensbeschouwelijke profielen kunnen daaraan uiting geven. 4. Van een vierde model kan gesproken worden als de christelijke school in staat is in haar midden de leerlingen van een kleine openbare school op te nemen. Er is dan sprake van een open christelijke school, waarbij het christelijk karakter zo zal worden vormgeven dat iedereen zich erkend weet. De manier waarop een samenwerkingsschool vorm en inhoud kan geven aan de christelijke identiteit, zal afhangen van het gekozen model van de samenwerkingsschool en van die aspecten die de samenwerkende scholen zelf willen inbrengen in de samenwerkingsschool. Aandachtspunten 2 zijn dan onder meer:
1
Identiteitsberaad (scholing en vorming) De school als gemeenschap De betrokkenheid van ouders De relaties met de maatschappelijke omgeving (waaronder kerken) De aandacht voor de religieuze/levensbeschouwelijke vorming van leerlingen
Openbaar onderwijs kan naar haar aard niet zich bekennen tot een humanistische levensfilosofie, wil zij openbaar
onderwijs voor iedereen zijn. Toch gebeurt dat vaak wel. 2
De aandachtspunten zijn niet limitatief. Sommige leden van de commissie willen ook graag genoemd hebben: de bereidheid
om oude zekerheden in de samenwerking los te laten
3
De plaats van vieringen (waaronder die van christelijke feesten) en acties voor goede doelen De benoeming van leraren met oog voor hun bijdrage aan het thematiseren van zingevingsvragen in het onderwijs. De toerusting/professionele vorming van leraren
4
Bijlage: In de commissie heeft Johan Heddema, directeur-bestuurder van Penta Primair, zijn visie gegeven op de samenwerkingsschool. Hij is van mening dat bijzondere scholen die wel een wettelijke basis van bestaan hebben, maar waarvan het aantal leerlingen zich beweegt onder de tachtig, moeten 3 samenwerken met een openbare school. Hij noemt twee argumenten: a. de onderwijskwaliteit is in het geding als scholen te klein worden; en b. de samenwerkingsschool biedt een meerwaarde, omdat het verzuilde onderscheid openbaar-bijzonder niet meer goed houdbaar is in de 21 eeuw. Zijns inziens is het christelijk onderwijs het historische stadium van confessioneel onderwijs voorbij, evenals het openbaar onderwijs haar historisch uitgangspunt achter zich moet laten en open wil staan voor levensbeschouwelijke vorming. Heddema kan goed samenwerken met de bestuursvoorzitter van het openbaar onderwijs in zijn regio. Hij werkt ernaar toe om een aantal van zijn scholen te laten samenwerken waarvan vooralsnog de een zal vallen onder de openbare stichting en de andere onder Penta Primair. De leraren aan de school die valt onder Penta Primair krijgen een bestuursaanstelling bij Penta Primair. Op termijn zullen beide besturen moeten samenwerken in een aparte stichting voor samenwerkingsscholen. Concreet gaat het in de samenwerking dan om algemene toegankelijkheid van leerlingen en benoembaarheid van leraren en onderwijsinhoudelijk om respect voor verschillen en meer concreet om aandacht voor levensbeschouwelijke vorming vanuit onder andere joods-christelijke waarden en normen, voor vieringen (ook van christelijke feesten), voor acties in de sfeer van goede doelen en voor bewust identiteitsberaad. Heddema is voorstander van samenwerking waar mogelijk. Ook wil hij graag dat ouders niet kiezen 4 voor bijzondere scholen buiten de regio. Hij wil ze winnen voor zijn ideaal: dat -waar het kanscholen in een dorp samenwerken. In een krimpscenario zijn daarbij alle ouders van belang.
3
Heddema geeft aan dat hij het kwaliteitsargument het belangrijkste vindt: samenwerken met een andere christelijke school,
een katholieke of gereformeerde school ziet hij dan ook als een goede mogelijkheid. Met zijn tweede argument geeft hij aan dat hij ten aanzien van deze genoemde opties er een meerwaarde in ziet wanneer een christelijke school met een openbare school samenwerkt. 4
NB: Penta Primair is binnen de regio de enige stichting voor christelijk primair onderwijs.
5