COIN Marktverkenning onder instellingen Project Projectjaar Projectmanager Auteur(s) Opleverdatum Versie
: : : : : :
SURFworks 2010 Roland Staring Roland Staring, Sabita Behari 06-07-2010 1.1
Samenvatting
In Q2 is een COIN marktverkenning onder instellingen gedaan. In deze deliverable staat beschreven in hoeverre de bevraagde instellingen de visie achter COIN begrijpen en in welke mate er draagvlak is voor deze visie. Verder wordt de vraag beantwoord in hoeverre de visie aansluit op het ICT-beleid van de instelling. Tot slot wordt ingegaan op de wensen vanuit de instellingen en wordt een overzicht gegeven van instellingen die mogelijk met hun diensten op COIN willen aansluiten.
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Colofon Programmalijn Onderdeel Activiteit Deliverable Toegangsrechten Externe partij
: : : : : :
Marktverkenning Marktverkenning Collaboration Infrastructure 3.2 Marktverkenning CI Intern (voorlopig) N.v.t.
Dit project is tot stand gekomen met steun van SURF, de organisatie die ICT vernieuwingen in het hoger onderwijs en onderzoek initieert, regisseert en stimuleert door onder meer het financieren van projecten. Meer informatie over SURF is te vinden op de website (www.surf.nl).
2 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Context
6 dingen die je moet weten over COIN marktverkenning onder instellingen De marktverkenning COIN onder instellingen maakt deel uit van het SURFworks project COIN 2010. De marktverkenning is gericht op CIO’s, ICT-directeuren en andere belangstellenden in het COIN project vanuit universiteiten en hogescholen. Het voorliggende rapport geldt als de Q2 deliverable van de marktverkenning onder instellingen.
Wat is het?
De COIN marktverkenning onder instellingen is een combinatie van deskresearch, face-toface gesprekken, stemkastsessies en een online vragenlijst. Dit rapport behandelt de resultaten van de verkenning en doet aanbevelingen aan de hand van de conclusies.
Voor wie is het?
De resultaten van deze marktverkenning zijn met name relevant voor de stuurgroep, de projectleiders en (technisch) productmanagers binnen het COIN programma. Daarnaast is dit rapport interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in het COIN project.
Hoe werkt het?
Dit rapport bevat de resultaten van de COIN marktverkenning onder instellingen. Op basis van deze resultaten worden aanbevelingen gedaan en kunnen vervolgstappen worden bepaald.
Wat kan je ermee?
De resultaten van deze verkenning dienen als input voor de doorontwikkeling van COIN. Tevens biedt dit rapport een overzicht van instellingen en personen waarmee contact kan worden opgenomen over mogelijke diensten die vanuit de instellingen aan COIN kunnen worden gekoppeld.
Extra (Bijlagen, Thema, Gerelateerde thema’s)
Er zijn voor dit rapport verschillende methoden van onderzoek gebruikt. In de bijlagen staan de gedetailleerde onderzoeksgegevens en is een overzicht opgenomen van de deelnemers. Meer informatie is te vinden in de SURFgroepen ‘CollaborationInfrastructure’ en ‘COIN marktverkenning onder de instellingen’. Er bestaat een relatie met het document dat in december 2009 is opgeleverd door Envolve: ‘Eindrapport en presentatie van resultaten behoeftepeiling onder aangesloten instellingen online multimediaal samenwerken’. Tot slot is in dit stuk gebruik gemaakt van het rapport ‘Validating the on-line collaboration infrastructure for higher education and research’ d.d. 31-05-2010 van Roland Staring.
3 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................................................................................. 5 1.1 Doel ................................................................................................................................................. 5 1.2 Doelgroep ......................................................................................................................................... 5 1.3 Aanpak ............................................................................................................................................. 5 2 Resultaten marktverkenning ..................................................................................................................... 7 2.1 Identity Management .......................................................................................................................... 7 2.2 Applicaties ......................................................................................................................................... 8 2.3 SaaS en cloud computing .................................................................................................................... 8 2.4 Portals en GUI ................................................................................................................................... 9 2.5 Online samenwerking......................................................................................................................... 10 3 Conclusies ............................................................................................................................................. 11 3.1 Begrijpen de instellingen de visie achter COIN? ..................................................................................... 11 3.2 Is er bij de instellingen draagvlak voor de visie achter COIN? ................................................................. 11 3.3 Sluit de COIN visie aan op het ICT-beleid van de instelling? .................................................................... 12 3.4 Zijn er ICT-architecten die we uit kunnen nodigen voor samenwerking? ................................................... 12 3.5 Bieden de instellingen services aan die zich lenen voor een koppeling met COIN? ...................................... 12 4 Aanbevelingen ........................................................................................................................................ 14 Bijlagen .................................................................................................................................................... 15 Bijlage I Deelnemerslijst Microsoft Live@edu en SURFfederatie ..................................................................... 15 Bijlage II Resultaten stemkastsessie Microsoft Live@edu en SURFfederatie .................................................... 17 Bijlage III Deelnemerslijst Cloud Computing ............................................................................................... 24 Bijlage IV Resultaten stemkastsessie Cloud Computing ................................................................................ 25 Bijlage V Overzicht respondenten SURFgroepen vragenlijst .......................................................................... 33 Bijlage VI Resultaten SURFgroepen vragenlijst ........................................................................................... 34 Bijlage VII Overzicht face-to-face geïnterviewden ....................................................................................... 42 Bijlage VIII Resultaten van face-to-face interviews ..................................................................................... 43
4 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
1 Inleiding De marktverkenning COIN onder instellingen maakt deel uit van het SURFworks project COIN 2010. In 2009 startte SURFnet met het innovatieve project Collaboration Infrastructure (COIN). In COIN ontwikkelt SURFnet in samenwerking met het hoger onderwijs en onderzoek een infrastructuur die online samenwerken een nieuwe dimensie geeft. De Collaboration Infrastructure heeft tot doel om een op open standaarden gebaseerde infrastructuur aan te bieden, waarin online applicaties en samenwerkingsdiensten van onderwijs- of onderzoeksinstellingen, marktpartijen en SURFnet met elkaar verbonden kunnen worden en met elkaar interacteren. Nationale en internationale samenwerking binnen de domeinen onderwijs en onderzoek wordt met de Collaboration Infrastructure eenvoudiger en laagdrempeliger.
1.1 Doel Tijdens de marktverkenning onder instellingen is de SURFnet doelgroep (t.w. universiteiten en hogescholen) geconsulteerd om hen nader te informeren over de mogelijkheden van de Collaboration Infrastructure. Vervolgens is nagegaan in hoeverre zij hierop kunnen en willen aansluiten: als afnemers en aanbieders van collaboratie diensten. Deze verkenning richt zich dus op afstemming met de doelgroep m.b.t.: - Wensen voor een op te zetten Collaboration Infrastructure; - Mogelijk aan te bieden diensten (services) door instellingen. De vragen die met deze marktverkenning worden beantwoord zijn: - begrijpt men de visie achter COIN? - is er draagvlak voor deze visie? - sluit de COIN visie aan op het ICT-beleid van de instelling? - zijn er ICT-architecten die we uit kunnen nodigen voor samenwerking? - biedt de instelling services aan die zich lenen voor een koppeling met COIN? De marktverkenning zal twee rapporten opleveren, waarvan het voorliggende document de Q2 deliverable is: - Q2: eerste onderzoeksrapport op basis van interviews, een (online) enquête, gevolgd door plenaire bijeenkomsten onder de IT beleidsmakers bij de onderwijsinstellingen - Q4: tweede onderzoeksrapport op basis van diepte-interviews bij een aantal instellingen
1.2 Doelgroep Deze marktverkenning richtte zich in eerste instantie op de CIO’s en ICT directeuren van de op SURFnet aangesloten onderwijsinstellingen; de universiteiten en hogescholen. Van deze personen wordt verwacht dat ze voldoende overzicht hebben en daarnaast hebben we deze groep aangesproken om draagvlak voor COIN te creëren. Gedurende de verkenning is de doelgroep iets breder getrokken en is ook de mening gevraagd van andere geïnteresseerden in COIN, zoals ICT-architecten, projectleiders en consultants van de instellingen.
1.3 Aanpak Om bovenstaande vragen te beantwoorden zijn een aantal typen onderzoek gecombineerd:
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
1. Er is deskresearch gedaan naar beleidsdocumenten en portals van de instellingen. 2. Er zijn face-to-face interviews gehouden met de Universiteit Leiden, de Rijksuniversiteit Groningen en de Avans Hogeschool. 3. Er zijn een aantal bijeenkomsten geweest waarbij gebruik is gemaakt van de stemkasten om vragen te stellen over de huidige en toekomstige situatie, waarbij direct kon worden gediscussieerd over de resultaten. 4. Er is via SURFgroepen een vragenlijst uit gezet. Deze vragenlijst is intern gereviewed door de afdeling Account Advisering, Frank Pinxt van de afdeling Advanced Services en enkele leden van de stuurgroep COIN. De combinatie van bovenstaande gegevens levert een goed beeld op van waar de instellingen op dit moment staan en waar ze behoefte aan hebben in de toekomst op het gebied van online samenwerken. In dit rapport worden de resultaten van bovenstaande onderzoeken beschreven. Er wordt vervolgens afgesloten met een aantal conclusies en aanbevelingen.
6 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
2 Resultaten marktverkenning In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken van de marktverkenning COIN onder instellingen. Deze marktverkenning beslaat verschillende onderzoeken waarvan de gedetailleerde gegevens te vinden zijn in de bijlagen. Het gaat hier om deskresearch, face-to-face interviews, stemkastsessies en een vragenlijst via SURFgroepen. Bij de face-to-face interviews is uitleg gegeven over COIN, bij de vragenlijst via SURFgroepen is in de uitnodigingsmail verwezen naar de COIN website met daarbij een directe link. Bij de stemkastsessies is geen introductie gegeven op COIN. Er is bewust voor gekozen verschillende onderwerpen aan bod te laten komen, welke allemaal met COIN te maken hebben, zonder hierbij grote nadruk te leggen op COIN. Dit is gedaan om een objectief beeld te krijgen van de situatie bij de instellingen en hun visie op ICT. Daarnaast konden respondenten die nog geen kennis van COIN hadden hierdoor toch participeren in de verkenning. Hieronder worden de resultaten steeds besproken per onderwerp. In het volgende hoofdstuk worden op basis van deze resultaten conclusies getrokken, waarbij de vragen uit hoofdstuk een worden beantwoord.
2.1 Identity Management Identity management (IdM) speelt voor de instellingen en voor SURFnet een belangrijke rol. Het IdM dient goed op orde te zijn, omdat hiermee de toegang wordt geregeld tot de diensten die via de instellingen worden aangeboden. De SURFfederatie helpt de instellingen hierbij. Daarnaast is de SURFfederatie een belangrijke schakel in de keten als het gaat over COIN, waarbij geauthenticeerde en geautoriseerde toegang een grote rol spelen. Er zijn tijdens de verkenning daarom een aantal vragen gesteld over het gebruik van de SURFfederatie binnen de instellingen. Ook is gevraagd naar het belang van gastgebruik en het kunnen bijhouden van (instellingsoverstijgende) groepsrelaties. De SURFfederatie wordt door de instellingen gezien ‘als een typische rol voor SURF’(net). De SURFfederatie wordt op dit moment voornamelijk ingezet om een verbinding te maken met externe systemen, zoals SURFspot, Elsevier Scopus en EBSCOhost en minder voor het verbinden met interne systemen. De wens om interne systemen te verbinden is echter wel aanwezig bij een aantal instellingen. Redenen dat geen gebruik wordt gemaakt voor het intern verbinden van systemen vallen uiteen in een aantal categorieën: - het gebruik van andere systemen (Entree van Kennisnet, A-Select, Novell Access manager, een eigen IdM voorziening en Enterprise Service Bus). - gebrek aan tijd, capaciteit of andere prioriteiten - nu geen behoefte aan, de meerwaarde is onduidelijk - nog niet aan gedacht of onvoldoende op de hoogte - security redenen Soms wordt de SURFfederatie nog niet gebruikt om extern te verbinden, omdat bijvoorbeeld niet alle uitgeverijen mee doen (het kip/ei probleem, te weinig SPs die aangesloten zijn op de SURFfederatie). Zo schrijft een respondent: ‘Nu doen studenten het via proxies/ op basis van IP-adres, dus kiezen we ervoor dan maar niet via de SURFfederatie te koppelen, zodat we één manier van werken aanhouden’. Deze reactie maakt duidelijk dat instellingen het liefst één uniforme oplossing gebruiken en kan gezien worden als een pleidooi om vanuit SURF(net) zwaarder in te zetten op het overtuigen en vervolgens koppelen van SPs die momenteel nog legacy vormen van authenticatie opleggen aan het hoger onderwijs. Als het gaat om het kunnen bijhouden van groepsrelaties, geeft een groot deel van de respondenten (70 %) aan dit belangrijk tot zeer belangrijk te vinden. Een respondent geeft aan dit vooral belangrijk te vinden ‘ten behoeve van contact met bedrijfsmentoren’. Ook vinden de instellingen het belangrijk dat personen van buiten de eigen instelling
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
toegang tot de interne systemen hebben. Vaak is dit ‘wel mogelijk’ en gebeurt het ook, maar is het ‘niet makkelijk’. Een issue hier is de beveiliging.
2.2 Applicaties In de verkenning zijn een aantal vragen gesteld over welke applicaties belangrijk zijn voor de instellingen. Als wordt gevraagd naar de belangrijkste communicatiesystemen binnen de instellingen, kiest iedereen voor e-mail. Daarna volgen de leeromgeving en het document sharing systeem. COIN heeft in zijn architectuur een aantal keuzes gemaakt met betrekking tot de standaarden voor portal integratie (OpenSocial) en diensten voor identity management (SURFfederatie en SURFteams) die randvoorwaardelijk zijn voor de instellingen en leveranciers om te kunnen koppelen met COIN. Op basis van de resultaten van de enquête en de interviews met de instellingen ontstaat het beeld dat de applicaties die deze standaarden op dit moment ondersteunen maar in beperkte mate gebruikt worden door de instellingen. Sakai wordt bijvoorbeeld maar door 4% van de respondenten genoemd, terwijl Sharepoint en Blackboard respectievelijk door 65% en 70% van de respondenten genoemd worden. Een andere keuze in de COIN architectuur is om de scope te beperken tot het koppelen van diensten voor online samenwerking. De applicaties die de instellingen gebruiken vallen uiteen in drie categorieën: - applicaties voor online samenwerken - applicaties voor administratieve doeleinden - onderwijskundige applicaties (elektronische leeromgevingen) Het is de vraag of de randvoorwaarden die door COIN geëist worden niet te strikt zijn. Deze randvoorwaarden zouden ook de reden kunnen zijn dat sommige instellingen terughoudend zijn met het noemen van concrete applicaties om te koppelen aan COIN.
2.3 SaaS en cloud computing Via COIN wordt het makkelijker diensten via de cloud en/ of as a service af te nemen. Het succes van COIN wordt mede bepaald door het soort en de hoeveelheid diensten die bereikbaar zijn via COIN. Er zijn daarom vragen gesteld over de bereidheid diensten via de cloud af te nemen, de prioriteiten van de instellingen, de bereidheid zelf diensten via COIN aan te bieden en de interesse in het afnemen van diensten van andere instellingen via COIN. Naast het gebruik van interne applicaties worden op dit moment de eerste stappen genomen om een aantal diensten uit de cloud af te nemen. Uit de resultaten blijkt dat de behoefte bij de instellingen leeft diensten op een makkelijke en goedkope manier te beheren. Als er dus een dienst in de markt of door SURFnet wordt aangeboden die voldoet aan de juiste voorwaarden, op het gebied van kosten, privacy, beveiliging, gegarandeerde duur e.d., kiest een groot aantal respondenten voor het outsourcen van die dienst. Ze vinden het makkelijk dat alle zaken dan in een keer geregeld zijn (e-mail, calender, filesharing). Het hangt wel erg af van de voorwaarden, prijs en functionaliteit van de dienst. Tevens hangt een en ander af van het soort dienst. Primaire dienstverlening, zoals een SIS, waarbij moet worden voldaan aan accreditatie-eisen of een financieel/ HRM systeem zal een instelling eerder in eigen beheer willen houden dan tijdelijke, specialistische diensten die slechts worden gebruikt door een kleine groep binnen de instelling (bijvoorbeeld een specifieke tool voor onderzoekers). Privacy speelt hier een belangrijke rol; wanneer gevraagd wordt wat prioriteit heeft voor de instellingen, scoren privacy (waar staat de data) en functionele aspecten het hoogst. Als gevraagd wordt naar de prioriteit die SURF zou 8 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
moeten hebben, scoort privacy het hoogst (31 %). Ook maken instellingen een afweging tussen de prijs en de brede inzetbaarheid van de dienst (‘werkt het bijvoorbeeld ook in Firefox?’). Een van de respondenten merkt op dat ‘het niet gaat om afnemen in de cloud’, maar dat ‘het sourcing-vraagstuk hier centraal staat’. Er wordt echter nog niet zozeer gedacht vanuit een ‘cloud-’ of ‘sourcing’-strategie maar vanuit het afnemen van een dienst. Bij ‘vervanging van een dienst ga je onderzoeken of het geschikt is voor de cloud’. Ongeveer de helft van de instellingen denkt erover e-mail te outsourcen. Als dit wordt opgesplitst naar e-mail voor studenten en medewerkers blijkt dat instellingen eerder de e-mail voorzieningen voor studenten dan voor medewerkers zullen outsourcen. Een persoon merkt op dat ze studenten willen laten kiezen tussen intern, Google Apps of Live@edu. Ongeveer een kwart van de instellingen heeft nog geen beslissing genomen op dit gebied. Over het algemeen willen de instellingen eerst experimenteren met één dienst in de cloud en daarna verder kijken. Door de komst van cloud diensten verwachten veel deelnemers dat de rol van het ICT-centrum zal veranderen. Verwacht wordt dat de interne rol van dienstverlener richting de organisatie niet wijzigt, maar wel dat het werk minder technisch wordt en meer faciliterend. Eindgebruikers hebben de behoefte (ook) diensten af te nemen van externen en zelf te kiezen van welke diensten ze gebruik maken, in veel gevallen doen ze dit al, waarbij ze dus zelf diensten betrekken uit de cloud. Dit leidt dit tot versnippering en een hogere beheerlast, wat de business case voor een modulair systeem waarbij decentraal kan worden gekozen uit verschillende diensten sterker maakt. Er wordt door de respondenten in dit kader ook gesproken over vertrouwen tussen instellingen zelf. Zo verlopen sommige samenwerkingsverbanden moeilijk, omdat instellingen niet afhankelijk willen zijn van elkaar en behoefte lijken te hebben aan een neutrale dienstverlener. Als het gaat om het aanbieden van eigen diensten zegt een groot gedeelte van de respondenten hierin geïnteresseerd tot zeer geïnteresseerd te zijn. Ook zijn de meeste respondenten in de mogelijkheid geïnteresseerd diensten van andere, op SURFnet aangesloten, instellingen te gebruiken.
2.4 Portals en GUI De diensten die gekoppeld worden aan COIN zijn via een GUI/ portal bereikbaar voor eindgebruikers. In dit kader zijn er vragen gesteld over het gebruik van portals en de wensen bij de instellingen. Ook is onderzocht hoe wenselijk het is dat eindgebruikers de portal kunnen personaliseren. Alle instellingen hebben op de een of andere manier portals waar informatie uit achterliggende applicaties bij elkaar gebracht wordt. Dit kan een portal zijn die bestaat uit een verzameling links naar allerlei diensten, maar ook een meer geïntegreerde portal zoals in het geval van de Universiteit Twente. De UvT geeft juist aan geen geïntegreerde, eigen portal te hebben, maar Blackboard te gebruiken als onderwijsportal voor studenten. Als meest belangrijke aspecten van de portals geven de instellingen aan dat de portals actueel moeten zijn qua informatie en toegankelijk moeten zijn door middel van SSO (single sign-on). Daarnaast worden ook personalisatie en self-service belangrijk gevonden. De COIN architectuur is neutraal ten opzichte van de aspecten actualiteit en self-service. Mogelijk dat het gebruik van standaarden zoals OpenSocial bij kan dragen aan de actualiteit, omdat informatie real-time uit andere systemen gehaald kan worden en niet dubbel beheerd hoeft te worden. Als het gaat om SSO en personalisatie dan draagt COIN op een meer direct manier bij aan de wensen van de instellingen op het gebied van portals. Er is gevraagd in hoeverre de respondenten het eens zijn met de volgende stelling: ‘ studenten, docenten, onderzoekers en medewerkers uit mijn instelling, stellen zelf een op maat gesneden ‘persoonlijke digitale leer- en werkomgeving’ samen en gebruiken daarbij een mix van interne en externe voorzieningen.’ 9 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Een groot gedeelte (ongeveer 75 %) is het hiermee eens. Zij geven bijvoorbeeld aan dat je diensten centraal of als basisdienst kunt aanbieden, maar daarnaast best kunt gedogen dat een faculteit een eigen ELO creëert, als dit het leren en studeren faciliteert. ‘Als instelling kies je welke informatie je toelaat en wat je integreert en als eindgebruiker kun je je abonneren op die informatie’. Voor een aantal personen is dit ‘toekomstmuziek’, een respondent zegt het ermee eens te zijn als een ‘ideaalbeeld voor onderwijs, deels voor onderzoek, maar niet voor de zorg waar beveiligingseisen beperkend zijn’. Een deelnemer merkt nog op dat er ‘een verschil bestaat tussen een omgeving die bestaat uit gadgets en een die bestaat uit een verzameling diensten’. Tot slot geeft een respondent aan het er technisch gezien wellicht wel mee eens te zijn, maar dat ‘de onderwijsinstelling hier wel sturing op wil hebben’, dus is hij het oneens met de stelling.
2.5 Online samenwerking COIN richt zich op online samenwerken. Er is gevraagd in hoeverre het bij de instellingen gaat om intern samenwerken of samenwerken met gebruikers buiten de eigen instelling. Ook is gevraagd welke functionaliteiten van belang zijn bij online samenwerken en wat de grootste uitdaging op dit gebied is in de komende twee jaar. De meeste instellingen (86 %) hebben een voorkeur voor ‘het aanwenden van een mix van interne en externe voorzieningen’ boven ‘online samenwerking waarbij de interne instellingsvoorzieningen centraal staan’. Online samenwerkingsomgevingen worden niet gezien als een los onderdeel, maar hangen samen met administratieve systemen en elektronische leeromgevingen. Veel hogescholen gebruiken bijvoorbeeld Sharepoint tegelijkertijd als elektronische leeromgeving en online samenwerkingsomgeving. Bij een online samenwerkingsomgeving worden de volgende functionaliteiten verwacht door de instellingen, in volgorde van belangrijkheid. Het getal tussen haakjes geeft aan hoeveel respondenten deze functionaliteit verwachten. - het delen van documenten (25) - kalender en webconferencing (beide 21) - e-mail en search, find, annotate (beide 19) - IM/presence en notification (beide 17) - mashups (8) Als grootste uitdagingen op het gebied van online samenwerking in de komende twee jaar worden een aantal zaken genoemd. Een aantal antwoorden hebben te maken met identity management, het veilig kunnen koppelen aan externe omgevingen en externen op een veilige manier toegang geven. Ook zien de instellingen het als een uitdaging mee te gaan in de vaart der dingen en de ontwikkelingen op dit gebied bij te houden. Verder wordt hier genoemd het daadwerkelijk kunnen integreren van interne en externe diensten op elk niveau, dus het neerzetten van een infrastructuur. Tot slot noemen een aantal respondenten het creëren van draagvlak binnen de instelling en het oog hebben voor de behoeften en wensen vanuit de organisatie. Daarnaast zijn een aantal respondenten bezig met meer operationele uitdagingen: ‘het uitbesteden van studentenmail’, het ‘implementeren en laten gebruiken van Sharepoint en Microsoft Live diensten’, het ‘ontsluiten en actualiseren van informatiesystemen en de docent vaardig krijgen in het gebruik van de diensten’. Een respondent geeft aan dat je eerst de zaken intern goed op orde moet hebben voordat outsourcen mogelijk is.
10 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
3 Conclusies In dit hoofdstuk worden de conclusies besproken die uit de COIN marktverkenning onder instellingen naar voren zijn gekomen. In het vorige hoofdstuk hebben we een analyse gedaan om de resultaten van de enquêtes, stemkastsessies en persoonlijke interviews te interpreteren. In dit hoofdstuk proberen we deze interpretaties verder te concretiseren om een antwoord te geven op de onderstaande vragen: - Begrijpen de instellingen de visie achter COIN? - Is er bij de instellingen draagvlak voor de visie achter COIN? - Sluit de COIN visie aan op het ICT-beleid van de instelling? - Zijn er ICT-architecten die we uit kunnen nodigen voor samenwerking in het COIN project? - Bieden de instellingen services aan die zich lenen voor een koppeling met COIN?
3.1 Begrijpen de instellingen de visie achter COIN? Het is moeilijk deze vraag te beantwoorden. Ja, er zijn mensen binnen bepaalde instellingen die goed lijken te begrijpen wat de toegevoegde waarde zou kunnen zijn van COIN. Dat zijn over het algemeen de ICT architecten. De reden dat de ICT architecten vaak beter doorhebben waar het over gaat komt omdat de ideeën in COIN gebaseerd zijn op een SOA (Service Oriented Architecture). Verder valt op dat COIN beter begrepen wordt bij organisaties die binnen de instelling innovatieprojecten hebben lopen die tot doel hebben om de informatievoorziening naar studenten en medewerkers verder te verbeteren. De problemen die daarbij naar boven komen vereisen vaak oplossingen die qua architectuur lijken op de COIN architectuur. Uit sommige reacties blijkt ook op te maken dat men de verwachting heeft dat COIN toch primair de vervanger is van SURFgroepen. Op dit punt is een bijsturing van de verwachtingen wel wenselijk om te voorkomen dat deze personen teleurgesteld worden. Vanuit de deelnemers wordt gevraagd om een ‘duidelijkere roadmap’ en ‘concrete voorstellen richting de instellingen’. Ook komt de vraag om ‘realistische, werkende voorbeelden’ en duidelijkheid omtrent de functionele gevolgen en verwachte resultaten. Hieruit blijkt dat de instellingen graag meer duidelijkheid willen omtrent COIN.
3.2 Is er bij de instellingen draagvlak voor de visie achter COIN? Op dit vlak is er toch enige waakzaamheid geboden. Sommige ICT directeuren en CIO’s geven aan dat ze COIN te ‘technisch’ vinden en dat er ook ruimte moet zijn voor de organisatorische aspecten en de processen. Andere instellingen geven aan dat ze niet voorop willen lopen en liever de kat uit de boom kijken. Er zijn ook instellingen die erg enthousiast zijn over COIN, zoals Avans, UvA en UTwente (vanuit het 3TU consortium). Bij Avans en 3TU liggen aanknopingspunten met lopende projecten waarbij de hoop is dat het aansluiten bij COIN voor een versnelling zal zorgen van de eigen projecten. Bij deze partijen liggen mooie kansen voor use-cases waarbij we in samenwerking met de instellingen aan COIN kunnen werken. De use-cases van Avans en UTwente (vanuit het 3TU project) kunnen mogelijkheden bieden om uitgewerkt te worden tot een concrete PoC. Avans wil bijvoorbeeld alle functionaliteiten voor medewerkers en studenten op self-service basis aanbieden, waarbij het niet uitmaakt via welke portal dat gebeurt. Eindgebruikers zouden vrij moeten zijn dat zelf in te richten.
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bij de 3TU worden door studenten vakken gevolgd bij de andere instellingen, waarbij ze nu vaak dubbel staan ingeschreven. De use-case richt zich op instellingsoverstijgend gebruik van ict-voorzieningen door deze studenten, zonder dat er een dubbele administratie wordt gevoerd.
3.3 Sluit de COIN visie aan op het ICT-beleid van de instelling? Instellingen kunnen zich niet de luxe permitteren om alle bestaande applicaties te negeren en vanuit een greenfield situatie een aantal standaarden te definiëren die een groot gedeelte van de bestaande applicaties op dit moment nog uitsluiten (Blackboard, Sharepoint, Osiris, SAP). De instellingen begrijpen de visie wel en vinden het over het algemeen een mooi toekomstbeeld. Ook in de beleidsplannen is te lezen dat ‘service georiënteerde architecturen’, (self-service- en gepersonaliseerde-) portals en werkplekken die ‘anyplace, anytime, anyhow’ beschikbaar zijn de aandacht hebben. Op dit moment zijn de meeste instellingen echter meer gericht op het goed regelen van het IdM, het intern op orde krijgen van bepaalde diensten en het (voorzichtig) outsourcen van een dienst (vaak e-mail). Instellingen hebben te maken met een complex ecosysteem van applicaties. Instellingen slagen er tot nu toe maar gedeeltelijk in om de SURFfederatie te koppelen voor externe applicaties, laat staan dat ze in staat zijn om single sign-on voor interne en externe applicaties te regelen. COIN is qua architectuur een logisch vervolg op de SURFfederatie, maar COIN kan pas zijn toegevoegde waarde echt gaan leveren op het moment dat de SURFfederatie effectiever en intensiever ingezet wordt door de instellingen.
3.4 Zijn er ICT-architecten die we uit kunnen nodigen voor samenwerking? Op deze vraag zijn vrij massaal namen doorgegeven door de instellingen (zie tabel bij vraag 24 en 25 in Bijlage VI). Er wordt steeds meer ‘onder architectuur‘ gewerkt en architecten krijgen daardoor meer invloed binnen de instellingen. Een van de ICT directeuren geeft aan dat de functionele wensen en architectuur kaderstellend zijn voor de technische implementatie. Daarmee wordt heel duidelijk aangegeven dat een architectuur heel belangrijk is. Tot nu toe is er vanuit SURFnet nog niet zoveel contact met de ICT architecten bij de instellingen. Dat komt waarschijnlijk ondermeer doordat de ICT architecten niet zitten bij het ICT rekencentrum, maar bij de afdeling waar het informatiebeleid gemaakt wordt onder verantwoordelijkheid van de CIO. Er liggen hier veel aanknopingspunten om de ICT architecten meer te betrekken bij de innovatie binnen SURFnet en in het bijzonder bij de verdere ontwikkeling van COIN. Participatie van instellingen met COIN zal veel gemakkelijker gaan als de principes van de COIN architectuur ook geborgd zijn binnen de architectuur van de instellingen.
3.5 Bieden de instellingen services aan die zich lenen voor een koppeling met COIN? Een groot deel van de respondenten geeft aan interesse te hebben in het bieden van dienstverlening buiten de grenzen van de eigen instelling (zie tabel bij vraag 24 en 25 in Bijlage VI). Wanneer er echter meer concreet gevraagd wordt naar applicaties die gekoppeld zouden worden, dan zijn de antwoorden nog weinig concreet. Direct contact met deze instellingen zal meer duidelijkheid geven over de redenen waarom men nog terughoudend is met het aandragen van applicaties en diensten die in aanmerking komen om op COIN aan te sluiten. Mogelijke redenen zouden kunnen zijn dat men: - (nog) geen applicaties heeft die in aanmerking komen 12 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
- (nog) geen applicaties heeft die voldoen aan de randvoorwaarden (OpenSocial) zoals gesteld door COIN - (nog) geen intern beleid heeft voor het aanbieden van interne diensten aan derden - meer duidelijkheid wil over de impact van een samenwerking met SURFnet in het COIN project (met betrekking tot techniek, organisatie en financiën)
13 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
4 Aanbevelingen Op basis van de conclusies wordt een stapsgewijze aanpak en ontwikkeling van COIN aanbevolen met een duidelijke roadmap, waarbij de aandacht in eerste instantie met name ligt op het verder versterken van de rol van de SURFfederatie binnen de instellingen. Daarnaast is meer aandacht vereist voor het overtuigen van de voor het onderwijs belangrijke leveranciers om aan te sluiten op de SURFfederatie. Te denken valt daarbij aan applicaties als Blackboard, maar ook aan Sharepoint of Osiris. Een tweede aanbeveling is om tijdens de verdere ontwikkeling van COIN de ICT architecten van de instellingen te betrekken, zodat de principes en onderliggende ideeën van COIN ook geborgd worden in de architectuurkeuzes van de instellingen. Ten derde is het wenselijk om samen met de instellingen die aangegeven hebben applicaties aan te willen sluiten aan COIN te verkennen welke mogelijkheden er zijn om al binnen het huidige project te koppelen met de COINinfrastructuur. Belangrijk is om daarbij een open dialoog aan te kunnen gaan en niet alleen te denken vanuit de reeds gemaakte keuzes binnen COIN. Met name vanuit 3TU en bij Avans zijn use-cases aangedragen, die interessant zijn om binnen het COIN-project opgepakt te worden. Aanbevolen wordt om waar mogelijk flexibel te zijn als een interessante use-case van een instelling niet geheel binnen de COIN randvoorwaarden valt. De ratio hiervoor is dat instellingen naar verwachting eerder mee zullen doen met COIN als gekozen wordt voor het aansluiten op in het hoger onderwijs veelgebruikte applicaties en standaarden. Wanneer het gaat om de functionaliteiten van een online samenwerkingsomgeving wordt aanbevolen de nadruk te leggen op het delen van documenten, een kalenderfunctie en de mogelijkheid tot webconferencing. Men verwacht dat deze functionaliteiten bij een online samenwerkingsomgeving worden geboden. Waarschijnlijk biedt COIN de meeste toegevoegde waarde wanneer bovenstaande functionaliteiten worden gecombineerd met e-mail, search, find, annotate, IM/presence en notification. Deze zaken worden door het merendeel van de respondenten ook verwacht bij een online samenwerkingsomgeving. Vanuit het perspectief van communicatie is het belangrijk dat de verwachting dat COIN de opvolger is voor SURFgroepen bijgesteld wordt. Op zich is deze communicatieboodschap al vastgesteld maar het blijft een aandachtspunt en gezien het belang van het project vereist de positionering van COIN een eigen communicatieplan. Tot slot is het van belang aandacht te besteden aan de onderwerpen privacy en veiligheid. Deze begrippen komen meerdere keren terug en spelen een belangrijke rol bij de acceptatie van COIN. De instellingen zullen COIN eerder gebruiken wanneer de veiligheid en privacy van data en gebruikers gewaarborgd is. Heldere communicatie hierover richting de instellingen is zeer gewenst.
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlagen Bijlage I Deelnemerslijst Microsoft Live@edu en SURFfederatie Deelnemerslijst (extern) interactieve sessie Microsoft Live@edu en SURFfederatie op twee juni 2010. Nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
Naam Stan van den Assem
Functie Informatie architect
Organisatie Wageningen UR
Jan Bakker
Directeur
SURFdiensten
Evert van de Belt
Projectmanager/Adviseur
Vrije Universiteit
Margreet van den Berg
Adviseur/projectleider
ICT en Onderwijs
Jos in den Bosch
ICT Architect
Technische Universiteit Delft
Paul van den Braken
Adviseur
Ezzenz / Erasmus Universiteit
Patrick Brunier
Senior Systeembeheerder
De Haagse Hogeschool
Jeroen Camijn
Senior Server Beheer
De Haagse Hogeschool
Jeroen van Dam
Technisch projectleider
Erasmus MC
Martin Dias d'Ullois
Productmanager
Kennisnet
Sijo Dijkstra
Projectmanager
UvA
Kees van Eijden
Beleidsmedewerker
Universiteit Utrecht
Evert Jan Evers
Specialist Informatisering
UMC Utrecht
Dolf Gagestein
APS IT-diensten
APS
Ronald Ham
Project manager
SURFfoundation
Alfred Hartoog
consultant ICT en Onderwijs
Vrije Universiteit Amsterdam
Bart van den Heuvel
Information Security Manager
UM
Patrick Honing
ICT Ontwikkelaar
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Jos van de Hulsbeek
Projectleider
ROC Nijmegen
Mark de Jong
Applicatie Architect
INHolland en ROC Nijmegen
Marc de Jong Luneau
Communicatie manager
Surfdiensten
Nico Juist
Beleidsadviseur
INHolland
Michael Kleine
Manager Education
Microsoft
Pieter Klijs
Programmamanager
IT-Workz
Wim Koolhoven
Universitair informatiemanager
Universiteit Twente
Michiel Koren
ICT Architect
Haagse Hogeschool
Alex Levinson
Service Manager
HvA
Bert Meijer
beheerder ICT
Hogeschool Utrecht
Hans Nouwens
ICT-Architect
TU Delft
Marco Otte
Service- and accountmanager ICT in Education
Wageningen UR
Astrid van Raalte
Solution Sales Productivity
Microsoft Nederland
Peter van Schaik
Directeur
TU Delft
Eline van Scherpenzeel
Projectmedewerker studentenmail
Universiteit van Tilburg
Rebecca Scholte
Projectmanager
Universiteit van Tilburg
Martin Scholten
Hoofd
Erasmus Universiteit Rotterdam
Menno Smidts
Programmamanager
SURFdiensten / Microsoft
Richard Smit
IT Consultant
Hogeschool van Amsterdam
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
F. Spruit
Consultant
ErasmusMC
René Stubbe
ICT beheerder/Ontwikkelaar
ErasmusMC
Gerwin Verberne
Systeembeheerder
Fontys Hogescholen
Ad Verbogt
Projectleider BPOS
Rijnsconsult
Rogier Verkade
Consultant / ICP
HvA
Rene Visscher
Informatiearchitect
Hogeschool van Amsterdam
Rens van der Vorst
IT Manager
Fontys Hogescholen
Ed de Vries
Manager Infra
Hogeschool Utrecht
Marco van Weerden
IT-Architect
Hogeschool van Amsterdam
Rinus van Weert
ICT coördinator
TU Eindhoven
Pepe Wildeman
Informatiearchitect
INHolland
Jean-Paul in 't Zandt
Service Executive
Microsoft
16 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage II Resultaten stemkastsessie Microsoft Live@edu en SURFfederatie In deze bijlage staan de resultaten van de stemkastsessie tijdens de Microsoft Live@edu en SURFfederatie bijeenkomst, gehouden op 2 juni 2010. We zijn begonnen met twee oefenvragen, welke goed aansloten op het thema van de bijeenkomst. Vraag 1: Ik ben blij dat Microsoft Live@edu is aangesloten op de SURFfederatie 1. Ja!: 91 % 2. Nee: 0 % 3. Geen mening: 9 %
91%
9%
in g G
ee
n
m en
N
Ja
ee
!
0%
Vraag 2: Op welke termijn bent u van plan op Live@edu over te stappen? 1. Zo snel als mogelijk is: 26 % 2. Binnen een half jaar: 7 % 3. Binnen een jaar: 2 % 4. Weet ik nog niet: 64 %
64%
26%
et
r
no g k W ee ti
ee n nn en Bi
ni
ja a
r ja a lf ha ee n
nn en
2%
Bi
Zo
sn el
al
sm og el ijk i
s
7%
17 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Een derde van de deelnemers heeft al concrete plannen over te stappen op de Live@edu dienst van Microsoft. Het grote aantal deelnemers dat ‘weet ik nog niet’ heeft geantwoord, heeft te maken met het feit dat nog niet bekend is wanneer Live@edu beschikbaar komt. Ook hangt een en ander af van de voorwaarden die Microsoft afspreekt met SURFdiensten en van de duur dat de dienst gegarandeerd wordt door Microsoft. Een gedeelte van de ‘weet ik nog niet’-groep is dus wel geïnteresseerd in deze dienst van Microsoft. Vervolgens hebben we meer algemene vragen gesteld in het kader van COIN. Vraag 3: wat zijn uw plannen ten aanzien van de e-mail voorzieningen binnen uw instelling? * Hier hebben we tijdens de sessie aan toegevoegd: binnen een periode van twee jaar. 1. Intern hosten: 25 % 2. Uitbesteden aan Microsoft: 36 % 3. Uitbesteden aan Google: 6 % 4. Uitbesteden aan andere leverancier: 3 % 5. Anders: 31 %
36% 31% 25%
An de rs
3%
Ui In tb te es rn te ho de st n en aa Ui n M tb ic r es os te de of Ui t n tb aa es n te Go de og n aa le n an de re . ..
6%
Uit de antwoorden blijkt, dat bijna de helft (45 %) van de deelnemers van plan is de e-mailvoorzieningen uit te besteden. Een kwart van de deelnemers wil de e-mail voorzieningen intern (blijven) hosten. Vraag 4: Eens of oneens? De rol van het ICT centrum zal door de opkomst van cloud computing, SaaS en online applicaties de komende drie jaar aanzienlijk veranderen. 1. Eens: 84 % 2. Oneens: 16 %
18 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
84%
Ee ns
On ee ns
16%
Het merendeel van de deelnemers is het eens met deze stelling. Na het vragen van een toelichting aan de deelnemers zei een persoon: ‘ik ben het ermee oneens, want de rol van het ICTcentrum als zijnde een dienstverlener blijft (intern) hetzelfde.’ Een ander gaf aan dat het aan de definitie van het woord ‘aanzienlijk’ ligt. Een andere deelnemer: ‘nu levert het centrum voornamelijk zelf diensten. Ik denk dat er straks minder techneuten zijn en dat er meer faciliterend personeel komt.’ Ook: ‘de rol van het centrum ten opzichte van de organisatie wordt niet anders, maar ik denk wel dat er lokaal/ decentraal meer cloud-diensten zullen worden betrokken: groepen/ diensten werken zelf met Skype, Hyves etc.. Of denk aan een congresbureau dat zijn eigen CRM-systeem betrekt. Of je daar blij van wordt is wat anders. Het leidt uiteraard tot versnippering en allerlei ondersteuningsvragen. Studenten zitten steeds meer bij verschillende faculteiten, het is dan dus ook vervelend als daar met verschillende systemen wordt gewerkt.’ Vraag 5: Eens of oneens? Indien marktpartijen voorzien in collaboratie voorzieningen ‘in the cloud’, tegen de juiste voorwaarden, hoeft mijn instelling deze niet meer lokaal te implementeren. 1. Eens: 93 % 2. Oneens: 7 %
93%
On ee ns
Ee ns
7%
Het merendeel van de deelnemers is het hier wederom mee eens. Het hangt dan wel van de voorwaarden af, denk hierbij aan prijs, privacy-aspecten etc.
19 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Een deelnemer licht toe: ‘ik ben het hiermee eens, omdat je vanuit ‘de cloud’ alles in één bups meekrijgt: calender, e-mail, filesharing, dat brengt de beheerkosten omlaag. Privacy is wel een issue.’ Een andere deelnemer: ‘het bestaan van SURFgroepen zorgt ervoor dat we zelf zoiets niet gaan implementeren’. Er wordt door de deelnemers een afweging gemaakt tussen de prijs en de brede inzetbaarheid van diensten (werkt het bijvoorbeeld ook in Firefox). Vraag 6: Eens of oneens? Studenten, docenten, medewerkers en onderzoekers uit mijn instelling stellen zelf een op maat gesneden ‘persoonlijke digitale leer- en werkomgeving’ samen en gebruiken daarbij een mix van interne en externe voorzieningen. 1. Eens: 80 % 2. Oneens: 20 %
80%
On ee ns
Ee ns
20%
De meeste deelnemers zijn het ook hier mee eens. Een deelnemer geeft aan ‘hier niet in te geloven’ en ‘dat het eraan ligt wat je als instelling aanbiedt, het gaat dan primair om interne dienstverlening’. Een ander reageert daarop met ‘je kunt best dingen centraal aanbieden, maar daarnaast kan een faculteit ook zijn eigen ELO creëren. Dit kun je best gedogen, om het leren en studeren te faciliteren. Dan krijg je een soort organisatie binnen een grotere organisatie: allemaal dezelfde voorzieningen, maar wel met eigen (te kiezen) onderdelen.’ Vanuit de Kennisnet vertegenwoordiging komt de reactie dat het in het PO en VO anders ligt. Daar zijn leermethoden (boeken) heel rigide, de docent maakt de les en wordt min of meer gedwongen vast te houden aan de structuur van het boek. De docent heeft in dat geval dus weinig te kiezen. Voor het PO is het niet mogelijk, omdat van tevoren vastligt wat de leerlingen moeten weten. De docenten willen overigens wel. Een deelnemer merkt op dat er nog wel een verschil is tussen een omgeving die bestaat uit gadgets of een die bestaat uit een verzameling diensten. Microsoft geeft aan dat zij merken dat medewerkers graag zelf de eigen manier van werken willen inrichten. De ‘Enterprise 2.0’ bestaat niet meer. Instellingen maken de keuze: welke informatie laten we toe, wat integreren we. Als gebruiker kun je je abonneren op informatie. Vraag 7: Kies de stelling die u het meest aanspreekt 1. Bij online samenwerking staan de interne instellingsvoorzieningen centraal: 15 % 2. Bij online samenwerking wordt een mix van interne en externe voorzieningen aangewend. 85 %
20 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
85%
er k sa m en w e nl in jo Bi
Bi
jo
nl in
e
sa m en w
er k
in . ..
in g. ..
15%
Deze vraag sluit aan op de vorige vraag. Uit de gegeven antwoorden blijkt dat een zeer ruime meerderheid van de deelnemers het liefst ziet dat er, naast interne voorzieningen, tevens externe voorzieningen worden gebruikt als het gaat om online samenwerking. Vraag 8: Gebruikt u de SURFfederatie voor het verbinden van interne systemen (ELO, CMS, Roostersysteem)? 1. Ja: 16 % 2. In beperkte mate: 18 % 3. Nee: 47 % 4. Weet niet: 18 %
47%
ee W
ee t
N
e
In
be
pe r
kt e
m at
Ja
18%
ni et
18%
16%
Bij bijna de helft van de deelnemers wordt de SURFfederatie niet gebruikt om interne systemen te verbinden. Bij navraag blijkt echter dat de deelnemers dit wel willen. 21 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Vraag 9: Gebruikt u de SURFfederatie voor het verbinden van externe systemen (Scopus, SURFspot, EBSCO)? 1. Ja: 57 % 2. In beperkte mate: 16 % 3. Nee: 16 % 4. Weet niet: 11 %
57%
16% 16%
ni et
ee W
ee t
N
In
be
pe r
kt e
m at
Ja
e
11%
Uit bovenstaand resultaat blijkt dat ruim de helft van de instellingen de SURFfederatie voornamelijk ziet als een manier om een verbinding te maken met externe systemen. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om de bereikbaarheid van diensten als SURFspot, Scopus en EBSCO. Vraag 10: Heeft u behoefte aan het bieden van dienstverlening buiten de grenzen van de eigen instelling? 1. Ja: 55 % 2. In enige mate: 24 % 3. Nee: 21 %
22 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
55%
Ne e
21%
In
en i
ge
m at e
Ja
24%
Een ruime meerderheid geeft aan behoefte te hebben aan het bieden van dienstverlening buiten de grenzen van de eigen instelling. Daarnaast geeft nog eens bijna een kwart van de deelnemers aan dit in beperkte mate te willen. Ongeveer een vijfde deel van de deelnemers geeft aan hier geen behoefte aan te hebben.
23 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage III Deelnemerslijst Cloud Computing Deelnemerslijst (extern) interactieve sessie Cloud Computing bijeenkomst op 15 juni 2010. Nr
Naam
Functie
Organisatie
1
Rob Bastings
Systeem architect
KNMI
2
Haico Bianchi
Programmamanager
Hogeschool Leiden
3
Co Braspenning
Corporate Informatie Manager
Saxion
4
Gertjan Bron
Projectleider
NHL Hogeschool
5
Kees van Eijden
Beleidsmedewerker
Universiteit Utrecht
6
Sven Gabriel
CERT
Nikhef
7
John Grobben
Docent
Hogeschool Rotterdam
8
Ronald Ham
Projectmanager
SURFfoundation
9
Bart van den Heuvel
Information Security Manager
UM
10
Menno Hiemstra
Hoofd VUW
Universiteit Leiden
11
Wim Koolhoven
Universitair Informatiemanager
UT
12
Mees van Middendorp
Ontwikkelaar
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
13
Hans Nouwens
ICT-Architect
TU Delft
14
Eva Sebok
Informatiemanager
Marnix Academie
15
Youri Tjang
Docent informatica
Hogeschool Rotterdam
16
Hans van Vlaanderen
CEO
IGI Group
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage IV Resultaten stemkastsessie Cloud Computing In deze bijlage staan de resultaten van de stemkastsessie tijdens de Cloud Computing sessie, gehouden op 15 juni 2010. De eerste vraag was een oefenvraag, vervolgens hebben we vragen gesteld over Cloud Computing en COIN. Vraag 2: Indien marktpartijen voorzien in voorzieningen ‘in the cloud’, tegen de juiste voorwaarden, hoeft mijn instelling deze niet meer lokaal te implementeren. 1. Eens: 88 % 2. Oneens: 13 %
Hier gaat het volgens een van de deelnemers niet om, het sourcing-vraagstuk staat hier centraal. Vraag 3: Cloud computing: nu of nooit? 1. Rustig de ontwikkelingen volgen en inhaken als het dichtbij komt: 31 % 2. Niet afwachten, meteen beginnen!: 13 % 3. Eerst een sourcing strategie opstellen en dan beginnen: 56 % 4. Anders, namelijk…: 0 %
25 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Optie 1 en 3 sluiten elkaar niet uit. Ik kies nu optie 1 en wanneer we er wat mee kunnen, dan 3. Een andere deelnemer: mijn management laat optie 1 niet toe: iedereen doet het, dus waarom wij niet? Iemand anders vindt dat je pas echt weet wat het is als je het gaat doen. Puur vanuit de theorie en beleidsstukken gaat niet. Een ander: op het moment dat je iets gaat vervangen, ga je kijken of dat geschikt is voor de cloud. Er wordt vaak niet gedacht vanuit een cloud of sourcing strategie, maar vanuit het afnemen van een dienst (dus per app.). Als je ervaring hebt/ het een keer zelf hebt gedaan, weet je beter hoe je het moet uitbesteden: wat spreek je af, wat staat er in de SLA. In de non-functionals zitten dus best dingen. Je moet vaak ook zaken weer fine-tunen: in hoeverre is standaard standaard? Bij de Universiteit Leiden is de dienst Blackboard geoutsourced. Dat is weleens mis gegaan, dat Blackboard niet beschikbaar was. Bij de 3 TU’s ging samenwerking mis, omdat ze niet afhankelijk willen zijn van elkaar. Dit soort wantrouwen staat samenwerking dus in de weg. Zou SURF niet een generiek Blackboard-achtige hostingdienst kunnen aanbieden? Een instelling: bij ons wordt het altijd bekeken in de driehoek: hoster, afnemer en dienstenaanbieder. Vraag 4: Eens of oneens? De rol van het ICT centrum zal door de opkomst van cloud computing de komende drie jaar aanzienlijk veranderen. 1. Eens: 100 % 2. Oneens: 0 %
Cloud computing is een externe factor die de verandering versnelt die toch al kwam. Je hebt het nu meer business-achtig over dit soort dingen. Waarom kan Shell wel e-mail buiten de deur afnemen? De instellingen hebben blijkbaar teveel geld. Drijfveer is hier toch bezuinigen. De vraag is ook wat je primaire dienstverlening is. Bijv. Osiris en de financiële administratie worden gezien als cruciaal (dus die wil je intern houden), maar specialistische diensten voor kleine onderdelen van de instelling niet. Studenten maken nu gebruik van vluchtige omgevingen (samenwerkingsdiensten), maken hiervoor tijdelijk accounts aan. De halffabricaten zijn hier dan de verantwoordelijkheid van de student zelf, maar het eindproduct moet de instelling iets van 7 jaar bewaren. In sommige gevallen ben je blij dat het al via de Cloud gebeurt, dan is het weg bij jezelf. Overigens gaan sommige medewerkers ook slordig om met data. Vraag 5: Eens of oneens? De rol van SURF zal door de opkomst van cloud computing de komende drie jaar aanzienlijk veranderen. 1. Eens: 56 % 2. Oneens: 44 %
26 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
De rol van SURF verandert niet, dat gaat om continu innoveren en handig samenwerken, maar over 3 of 6 jaar zal SURF wel heel andere dingen doen. Het gaat om tijdelijke dienstverlening. Ik kan me voorstellen dat SURF ook generieke diensten biedt. Moet SURF niet ook juridisch ondersteunen op het gebied van CC en storage, in plaats van alleen op technologisch gebied? Nu biedt SURF netwerken, moet ze niet ook storage bieden? SURF zie ik als intermediair, welke partijen zij in de arm nemen, maakt mij niet uit (als ze iets niet zelf doen). De SURFfederatie is een typische rol voor SURF. Opmerkingen bij de sheet over nieuwe kerncompetenties: veel universiteiten gaan naar SSCs, dus op de universiteit moet dan een informatiemanager zitten. Aan de SSC kant zitten Service managers. Teveel ICT’ers zijn informatiemanager geworden, waarbij dan nog wel gedacht wordt vanuit de techniek. Andersom geeft ook problemen: de (nieuwe) informatie/ businessmanager weet nauwelijks wat af van ICT. Vraag 6: Wat heeft voor u prioriteit? 1.Functionele aspecten: 27 % 2.Licentie-vraagstukken: 0 % 3.Support: 13 % 4.Security: 20 % 5.Privacy (waar staat de data?): 27 % 6.Federatief identity management: 13 %
27 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Ze zijn allemaal belangrijk, je wil ze eigenlijk kunnen rangschikken. Licentie-vraagstukken is ongeveer hetzelfde als de kosten, bij het CvB had dit op nummer een gestaan. Als je het zo bekijkt, vinden een aantal deelnemers ook dat dit meer prioriteit krijgt. Een opmerking: op basis van licenties kun je nog best wijzigen van provider. SURF kan hierbij helpen door deze provider ‘op te voeden’. Vraag 7: Waar zou SURF prioriteit aan moeten geven? 1.Functionele aspecten: 6 % 2.Licentie-vraagstukken: 13 % 3.Support: 19 % 4.Security: 13 % 5.Privacy (waar staat de data?): 31 % 6.Federatief identity management: 19 %
Privacy is een belangrijke. Licenties worden hier wel gekozen, de SURFdiensten rol is belangrijk. Vraag 8: Wat zijn uw plannen ten aanzien van de e-mail voorzieningen binnen uw instelling? 1.Intern hosten: 25 % 2.Uitbesteden aan IBM: 0 3.Uitbesteden aan Microsoft: 8 % 4.Uitbesteden aan Google: 17 % 5.Uitbesteden aan andere leverancier: 25 % 6.Anders: 25 %
28 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Degenen die het antwoord ‘anders’ hebben gekozen willen nog bekijken wie of wat. Ook is een deelnemer bezig met een shared service integratie (kantoorautomatisering). Het gaat dan vooral om medewerkers (intern), studenten hoeft niet. Als je medewerkers en studenten splitst in de vraag krijg je wel andere antwoorden. Aan de andere kant: als je voor elke doelgroep verschillende providers hebt, wordt beheer lastig. Microsoft intern en MS Exchange kun je nog wel verbinden, maar ‘met Google kun je niks’. Vraag 9: Kies de stelling die u het meest aanspreekt 1.Bij online samenwerking staan de interne instellingsvoorzieningen centraal: 15 % 2.Bij online samenwerking wordt een mix van interne en externe voorzieningen aangewend: 85 %
Vraag 10: Gebruikt u de SURFfederatie voor het verbinden van interne systemen (ELO, CMS, Roostersysteem)? 1.Ja: 9 % 2.In beperkte mate: 18 % 3.Nee: 55 % 4.Weet niet: 18 %
29 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Vraag 11: Gebruikt u de SURFfederatie voor het verkrijgen van toegang tot externe service providers (zoals Elsevier, EBSCO)? 1.Ja: 22 % 2.In beperkte mate: 11 % 3.Nee: 22 % 4.Weet niet: 44 %
Er wordt hier veel ‘weet niet’ ingevuld, maar de deelnemers vergeten hier SURFspot en SURFmedia. Het aantal ‘ja’s’ moet dus hoger zijn. Er wordt soms nog niet gebruik van gemaakt, omdat niet alle uitgeverijen meedoen (een kip/ ei probleem). Nu doen studenten het via proxies/ op basis van IP-adres, dus kiezen instellingen ervoor dan maar niet via de SURFfederatie te koppelen. Ze willen wel, maar dan zouden studenten nu vaak moeten inloggen. Instellingen hebben het liefst gewoon een uniforme oplossing. Vraag 12: SURFnet maakt het mogelijk groepsrelaties bij te houden voor (instellingsoverstijgende) samenwerkingsverbanden. In hoeverre vindt u dit belangrijk? 1.Zeer belangrijk: 10 % 2.Belangrijk: 50 % 30 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
3.Neutraal: 30 % 4.Onbelangrijk: 10 % 5.Zeer onbelangrijk: 0 %
Vraag 13: Hebben personen van buiten de eigen instelling toegang tot uw interne systemen? 1.Ja: 86 % 2.Nee: 14 % 3.Weet niet: 0 %
Dit gaat dus om gastgebruik. Het is vaak wel mogelijk en het gebeurt ook, maar het is niet makkelijk. Vraag 14: Bent u geïnteresseerd in de mogelijkheid diensten aan te bieden buiten de grenzen van de eigen instelling? 1.Zeer geïnteresseerd: 22 % 2.Geinteresseerd: 56 % 3.Neutraal: 0 % 4.Niet geïnteresseerd: 22 % 5.Helemaal niet geïnteresseerd: 0 % 31 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Het gebeurt al (Utrecht, Metis). Vraag 15: Bent u geïnteresseerd in de mogelijkheid diensten van andere, op SURFnet aangesloten, instellingen te gebruiken? 1.Zeer geïnteresseerd: 20 % 2.Geinteresseerd: 50 % 3.Neutraal: 20 % 4.Niet geïnteresseerd: 0 % 5.Helemaal niet geïnteresseerd: 10 %
32 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage V Overzicht respondenten SURFgroepen vragenlijst Overzicht van respondenten op de vragenlijst in SURFgroepen COIN marktverkenning onder instellingen. Nr
Naam
Functie
Organisatie
1
Bas Bakker
Docent
Hogeschool van Amsterdam
2
Sir Bakx
CIO
Universiteit Twente
3
Marc van den Berg
Hoofd universiteitsbibliotheek
UvT
4
Chris Blom
Onderwijskundige ICT
WUR
5
Bert van Daalen
6
Kees van Eijden
Beleidsmedewerker ICT
7
Evert Jan Evers
Specialist Informatisering
UMC Utrecht
8
Anton Goos
ICT directeur
Hogeschool Zuyd
Wellant Universiteit Utrecht
9
Alfred Hartoog
Consultant ICT en Onderwijs
Vrije Universiteit Amsterdam
10
Ron Helwig
Directeur ICT
Open Universiteit
11
Jos van de Hulsbeek
Projectleider
ROC Nijmegen
12
Mark de Jong
Applicatie Architect
INHolland en ROC Nijmegen
13
Rob Keemink
ICT directeur
Windesheim
14
Roelof Kooy
Informatiemanager
HHS
15
Bert Meijer
Beheerder ICT
Hogeschool Utrecht
16
Richard Oerlemans
ICT directeur
VU
17
Luc van der Pijl
CIO
HvA
18
Maarten van der Salm
Projectleider
UvT
19
Lou Smeding
20
Ronald Snijder
Projectmanager
Amsterdam University Press
HHS
21
Gerwin Verberne
Functioneel systeembeheerder
Fontys Hogescholen
22
Rogier Verkade
Consultant / ICP
HvA
23
Ad Vogels
ICT directeur
Avans
24
Ed de Vries
Manager Infra
Hogeschool Utrecht
25
Corno Vromans
Directeur ICT
26
Nicolai van der Woert
27
Edward Zijlstra
UvT UMCN
Programmamanager/ Hoofd Informatie
HvA
Services Onderwijs
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage VI Resultaten SURFgroepen vragenlijst In dit hoofdstuk worden de resultaten van de online vragenlijst besproken. Deze vragenlijst is gemaakt in SURFgroepen. Bij geen van de vragen was het verplicht een antwoord in te vullen en bij bijna elke vraag had men de gelegenheid zelf een antwoordmogelijkheid toe te voegen. De uitnodiging de vragenlijst in te vullen is verzonden aan CIO’s, ICTdirecteuren, deelnemers aan de COIN sessie op 14 december 2009, deelnemers aan de Microsoft Live@edu en SURFfederatie sessie en personen die op de ‘vrienden van UC en online apps’-lijst staan van Andres Steijaert. In totaal is aan ongeveer 120 personen gevraagd de vragenlijst in te vullen. De respons binnen een week was 27. Vraag 1: Kunt u aangeven bij welk type instelling u werkt? N = 27 1. Een HBO-instelling: 44 % (12) 2. Een universiteit: 33% (9) 3. Een onderzoeksinstelling: 4 % (1) 4. Anders: 19 % (5) Van degenen die onder de categorie anders vallen, werken twee respondenten bij een UMC, een bij een MBO-instelling, een bij een academische uitgeverij en een persoon werkt zowel bij een HBO-instelling als een universiteit. Vraag 2: Als uw instelling gebruik maakt van portals: welke functionaliteiten worden via deze portal(s) geboden (meerdere antwoorden mogelijk)? N = 23 1. Administratieve handelingen (inschrijven, uitschrijven): 87 % (20) 2. Onderwijskundig (toetsing, opdrachten, roosters, presentaties): 100 % (23) 3. Algemene samenwerkingsdiensten (e-mail, filesharing, wiki, blog): 83 % (19) Naast bovenstaande wordt ook genoemd: portal zelf (dashboard), patientenportals. DLWO, notificatie van behaalde cijfers en nieuwsuitingen. Een respondent geeft aan dat de portal vooral logistiek is en dat er geen onderwijsactiviteiten via de portal plaatsvinden. Vraag 3: Welke applicaties worden via de portal(s) geboden (meerdere antwoorden mogelijk)? N = 24 1. E-mail: 20 2. Osiris: 9 3. Blackboard: 16 4. Sharepoint: 15 5. QMP: 6 6. Groupwise: 3 7. SAP: 4 8. Planon: 3 9. Sakai: 1 Respondenten konden hier meerdere antwoorden invullen, het getal geeft aan hoe vaak dat antwoord is aangevinkt. Naast bovenstaande applicaties worden de volgende applicaties ook nog genoemd: Elluminate, Metis, diverse interne informatiebronnen via RSS, specifieke sw voor patientenportals, N@tschool, Rostar, roostersoftware en Peoplesoft. Vraag 4: Welke drie aspecten van de portal(s) zijn het belangrijkst (maximaal drie opties aanvinken)? 34 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
N = 24 1. Self service faciliteiten op de portal: 12 2. De actualiteit van de informatie op de portal: 16 3. Toegang via mobiele devices tot de portal: 3 4. Toegang van externe gebruikers tot (delen van) de portal: 3 5. Het makkelijk kunnen toevoegen van nieuwe functionaliteiten aan de portal: 5 6. Eenvoudig combineren van interne en externe diensten via de portal: 5 7. Een SSO (Single Sign-On) functionaliteit voor de portal: 16 8. Gepersonaliseerde toegang tot de portal: 13 Respondenten konden hier meerdere antwoorden invullen, het getal geeft aan hoe vaak dat antwoord is aangevinkt. De drie aspecten die het meest genoemd worden zijn de actualiteit van de informatie op de portal, een SSO functionaliteit en gepersonaliseerde toegang. Een van de respondenten heeft zelf een derde optie ingevuld: een gecentraliseerde navigatie (routekaart). Vraag 5: Kies hieronder de stelling die u het meest aanspreekt: N = 26 1. De instellingsportal dient vooral om interne voorzieningen te aggregeren: 42 % (11) 2. De instellingsportal dient vooral om interne en externe voorzieningen te bundelen: 58 % (15) Vraag 6: Gebruikt uw instelling de SURFfederatie: N = 25
Ja
In beperkte mate
Nee
Voor het verbinden van
12 % (3)
12 % (3)
76 % (19)
24 % (6)
12 % (3)
64 % (16)
36 % (9)
16 % (4)
48 % (12)
24 % (6)
4 % (1)
72 % (18)
interne systemen Voor het verbinden van interne en externe systemen? Voor het verkrijgen van toegang tot externe service providers (zoals Elsevier, EBSCO)? Als Single Sign-On systeem? Vraag 7: Als u geen gebruik maakt van de SURFfederatie voor het intern verbinden van systemen, wat is dan hiervoor de reden? Veertien respondenten hebben hier een toelichting ingevuld. De antwoorden zijn in een aantal categorieën in te delen. - Vier respondenten maken gebruik van andere systemen (Entree van Kennisnet, A-Select, Novell Access manager, een eigen IdM voorziening en Enterprise Service Bus). - Twee personen geven aan over te gaan op de SURFfederatie/ met de aanvraag bezig te zijn. - Drie respondenten noemen een gebrek aan tijd of andere prioriteiten. - Ook geeft een respondent aan dat er security issues zijn en dat de meerwaarde onduidelijk is. - Een andere respondent geeft aan dat de ‘interne systemen deel uitmaken van het lokale domein. Er zijn geen interne systemen die buiten het domein staan. (Zal in de toekomst wel komen, waarbij federatie zal worden toegepast, al is het niet zeker of dat SURFfederatie zal zijn.)’ - Tot slot hadden drie respondenten er nog niet over gedacht of zijn onvoldoende op de hoogte van de SURFfederatie. 35 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Vraag 8: SURFnet maakt het mogelijk groepsrelaties bij te houden voor (instellingsoverstijgende) samenwerkingsverbanden. In welke mate vindt u dit belangrijk? N = 26 1. Zeer belangrijk: 26 % (7) 2. Belangrijk: 54 % (14) 3. Neutraal: 8 % (2) 4. Onbelangrijk: 8 % (2) 5. Zeer onbelangrijk: 0 6. Anders: 4 % (1) Een respondent merkt hier nog op het vooral belangrijk te vinden ten behoeve van contact met bedrijfsmentoren e.d. Vraag 9: Wat zijn voor u de twee belangrijkste communicatiesystemen binnen uw instelling (maximaal 2 opties aanvinken)? N = 25 1. E-mail: 100 % (25) 2. Document sharing systeem: 44 % (11) 3. Leeromgeving: 48 % (12) 4. Instant messaging en presence: 0 5. Video conferencing: 0 Iedereen heeft hier gekozen voor e-mail als een van de belangrijkste communicatiesystemen. Tweede en derde zijn de leeromgeving en het document sharing systeem. Een respondent noemt naast e-mail nog face-to-face als belangrijkste communicatiesysteem. Vraag 10: Welke systemen overweegt u te outsourcen (meerdere antwoorden mogelijk)? N = 26 1. E-mail: 62 % (16) 2. Document sharing systeem: 8 % (2) 3. Leeromgeving: 19 % (5) 4. Instant messaging en presence: 12 % (3) 5. Video conferencing: 19 % (5) 6. Geen: 27 % (7) Ruim de helft van de respondenten overweegt e-mail te outsourcen. Een van de respondenten verduidelijkt dat het gaat om e-mail en data voor studenten. Ook wordt overwogen QMP en OCS te outsourcen. Vraag 11: Wat zijn uw plannen ten aanzien van e-mail voorzieningen voor studenten? N = 25 1. Intern hosten: 12 % (3) 2. Uitbesteden aan Google: 8 % (2) 3. Uitbesteden aan Microsoft: 40 % (10) 4. Uitbesteden aan andere leverancier: 0 5. Nog geen keus gemaakt: 24 % (6) Bij een respondent is het al uitbesteed aan Google een ander geeft aan dat ze de student de keuze willen laten tussen intern, Google Apps of Live@edu. Een andere respondent geeft aan: intern en via onze universiteit. 36 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Vraag 12: Wat zijn uw plannen ten aanzien van e-mail voorzieningen voor medewerkers? N = 26 1. Intern hosten: 73 % (19) 2. Uitbesteden aan Google: 0 3. Uitbesteden aan Microsoft: 12 % (3) 4. Uitbesteden aan andere leverancier: 0 5. Nog geen keus gemaakt: 8 % (2) Vraag 13: In welke mate vindt u het van belang dat personen van buiten de eigen instelling, die samenwerken met personen binnen uw instelling, toegang krijgen tot uw interne systemen. N = 25 1. Zeer belangrijk: 16 % (4) 2. Belangrijk: 68 % (17) 3. Neutraal: 8 % (2) 4. Onbelangrijk: 0 5. Zeer onbelangrijk: 4 % (1) Een respondent vindt het belangrijk, maar merkt op dat het dan heel goed beveiligd moet zijn. Een andere respondent geeft aan dat niet toegang tot de systemen belangrijk is, maar toegang tot de diensten. Vraag 14: In welke mate heeft u behoefte aan het koppelen van eigen systemen met externe systemen (uitwisselen van gegevens op applicatieniveau)? N = 26 1. Zeer veel: 8 % (2) 2. Veel: 42 % (11) 3. Neutraal: 38 % (10) 4. Weinig: 4 % (1) 5. Zeer weinig: 0 Een respondent geeft aan alleen behoefte te hebben indien het voldoende is beveiligd een ander zegt dat deze behoefte er ‘in toenemende mate’ is. Vraag 15: In welke mate bent u geïnteresseerd in de mogelijkheid diensten aan te bieden buiten de grenzen van de eigen instelling? N = 26 1. Zeer geïnteresseerd: 8 % (2) 2. Geïnteresseerd: 58 % (15) 3. Neutraal: 19 % (5) 4. Niet geïnteresseerd: 12 % (3) 5. Helemaal niet geïnteresseerd: 0 Een persoon noemt hier het verzorgen van onderwijs op niet beheerde apparaten, anywhere. Vraag 16: In welke mate bent u geïnteresseerd in de mogelijkheid diensten van andere op SURFnet aangesloten instellingen te gebruiken? N = 25 1. Zeer geïnteresseerd: 12 % (3) 37 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
2. Geïnteresseerd: 64 % (16) 3. Neutraal: 24 % (6) 4. Niet geïnteresseerd: 0 5. Helemaal niet geïnteresseerd: 0 Vraag 17: Kies hieronder de stelling die u het meest aanspreekt: N = 26 1. Bij online samenwerking staan de interne instellingsvoorzieningen centraal: 12 % (3) 2. Bij online samenwerking wordt een mix van interne en externe voorzieningen aangewend: 88 % (23) Vraag 18: Bent u het eens of oneens met de volgende stelling? Indien marktpartijen voorzien in collaboratie voorzieningen ‘in the cloud’, tegen de juiste voorwaarden, hoeft een ICT centrum van een onderwijsinstelling deze niet meer lokaal te implementeren. N = 27 1. Eens: 74 % (20) 2. Oneens: 7 % (2) 3. Geen mening: 0 4. Anders: 19 % (5) Een respondent geeft aan dat het afhangt van de business case en ook een ander zegt dat ‘diensten die voor minimaal dezelfde kwaliteit en functionaliteit goedkoper uit de cloud betrokken kunnen worden’ interessant zijn. Verder zijn twee respondenten het ermee eens, op voorwaarde dat de beveiliging goed is en de privacy gewaarborgd is. Vraag 19: Bent u het eens of oneens met de volgende stelling? Studenten, docenten, onderzoekers en medewerkers uit mijn instelling, stellen zelf een op maat gesneden ‘persoonlijke digitale leer- en werkomgeving’ samen en gebruiken daarbij een mix van interne en externe voorzieningen. N = 27 1. Eens: 69 % (18) 2. Oneens: 12 % (3) 3. Geen mening: 4 % (1) 4. Anders: 19 % (5) Een respondent zegt ‘ toekomstmuziek’, een ander geeft aan het ermee eens te zijn als ‘ideaalbeeld voor onderwijs, deels voor onderzoek, maar niet voor de zorg waar beveiligingseisen beperkend zijn’. Verder zegt een respondent: ‘nog niet, maar komt naast een basis dienst’. Tot slot geeft een respondent aan het er technisch gezien wellicht wel mee eens te zijn, maar dat de onderwijsinstelling hier wel sturing op wil hebben, dus kiest voor oneens. Vraag 20: Bent u het eens of oneens met de volgende stelling? De rol van het ICT centrum zal door de opkomst van cloud computing, SaaS en online applicaties, de komende drie jaar aanzienlijk veranderen. N = 25 1. Eens: 76 % (19) 2. Oneens: 12 % (3) 3. Geen mening: 4 % (1) 4. Anders: 8 % (2) Een respondent geeft aan dat ‘de rol wel zal veranderen, maar nog beperkt’. Vraag 21: Welke functionaliteit verwacht u van een online samenwerkingsomgeving (meerdere antwoorden mogelijk)? N = 27 38 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
1. E-mail: 19 2. Calender: 21 3. Document sharing: 25 4. IM/presence: 17 5. Webconferencing: 21 6. Notification: 17 7. Mashups: 8 8. Search, find, annotate: 19 Vraag 22: Wat is de grootste uitdaging voor uw organisatie op het gebied van online samenwerking in de komende twee jaar? De meeste respondenten (22) hebben iets ingevuld bij deze vraag. De belangrijkste gemene delers zijn: - het IdM op orde hebben en het (veilig) kunnen koppelen aan extern en op een veilige manier externen toegang geven (ook van buiten de SURFfederatie). - het creëren van draagvlak binnen de instelling, de wensen stroomlijnen en behoeften afstemmen en denken vanuit de functionele wensen vanuit de organisatie. Een respondent geeft aan dat ‘COIN een te technische benadering is’, want dat je eerst de architectuur moet inrichten op basis van de functionele wensen en vraag van de organisatie. ‘Dit is kaderstellend voor de oplossing en inrichting van de sourcingstrategie en technologie. In die volgorde.’ - het neerzetten van een COIN/ platform/ infrastructuur, dus het daadwerkelijk kunnen integreren van interne en externe diensten op elk niveau. - meegaan in de vaart van de dingen, de ontwikkelingen proberen bij te benen. Een aantal respondenten denkt bij deze vraag aan wat specifiekere zaken: - het ontsluiten en actualiseren van informatiesystemen. - het implementeren en laten gebruiken van Sharepoint en Microsoft Live diensten. - het uitbesteden van studentenmail. - de docent vaardig krijgen in het gebruik van de diensten en hen daadwerkelijk kennis laten delen. Verder worden nog genoemd: - een operationele, federatieve 3TU DLWO. - standaardiseren. - de cloud is nog niet volwassen en outsourcen is pas mogelijk als de interne zaken goed geregeld zijn. Vraag 23: In COIN ontwikkelt SURFnet in samenwerking met het hoger onderwijs en onderzoek, een op open standaarden gebaseerde infrastructuur, waarmee online applicaties en systemen onderling informatie kunnen uitwisselen. Dit maakt flexibele online samenwerking op maat mogelijk. Bent u, in dit kader, bereid om uw eigen samenwerkingsdiensten (denk aan filesharing, bibliotheekdiensten e.d.) aan te bieden aan andere op SURFnet aangesloten instellingen? N = 26 1. Ja: 35 % (9) 2. Nee: 15 % (4) 3. Anders: 50 % (13) Een aantal respondenten geeft aan hier niet over te gaan of geen beslisser te zijn. Een aantal anderen is wel bereid, maar ‘ op basis van de business case’, ‘er is nog geen beleid voor gedefinieerd’, ‘we zullen waarschijnlijk niet voorop lopen’ en ‘deze [diensten] zijn nauwelijks (centraal) voorhanden’. 39 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bij de volgende twee vragen is gevraagd diensten en personen te noemen waar SURFnet contact mee kan opnemen om mee samen te werken op het gebied van online samenwerken. Opvallend is dat veel respondenten aangeven wel te willen samenwerken, maar (nog) geen specifieke diensten noemen. Zie onderstaande tabel voor resultaten van vraag 24 en 25. Vraag 24: Om welke samenwerkingsdiensten gaat het dan? Zie onderstaande tabel voor resultaten van vraag 24 en 25. Vraag 25: Welke perso(o)n(en)/ ICT-architecten binnen uw instelling kan SURFnet uitnodigen om mee samen te werken op het gebied van online samenwerkingsdiensten? Zou u hier de naam/ namen en e-mailadres(sen) willen vermelden. Zie onderstaande tabel voor resultaten van vraag 24 en 25. Personen
Instelling
Bereid
Sir Bakx (
[email protected])
UTwente
Op basis van business case. Samenwerkingsomgeving met
Tom Koppen (
[email protected]) Ed Grouwels (
[email protected])
Welke dienst relevante partners.
OU
Ja
N.n.t.b.
[email protected]
Hogeschool
Ja
Content
[email protected]
Windesheim
Marc van den Berg
UvT
Frans Mofers (
[email protected]) Toetsbanken Ja
Economists Online
(
[email protected])
(http://www.economistsonline.o
Corno Vromans (
[email protected])
rg/home)
Leon van Gorp (
[email protected]) Alfred Hartoog: Onderwijscentrum VU,
VU
Ja?
afdeling HO/ICTOUniversitair Centrum IT,
Bibliotheekdiensten Weblectures
informatie-architectUniversitair Centrum IT, afdeling InnovatieUniversiteitsbibliotheek Roelof Kooy (
[email protected]) -> heeft HHS
Lijkt niet onlogisch, maar er
vraag uit gezet.
is nog geen beleid.
Evert Jan Evers
UMC Utrecht Mogelijk, maar we zullen niet M.n. uitwisseling tussen UMCs
(
[email protected])
voorop lopen.
onderling.
Ed de Vries
HU
Mogelijk
N.n.t.b.
Lou Smeding -> via de reguliere
HHS
Ja
N.n.t.b.
Wellant
Ja
Content delen
UU
Ja
Zodra zich een concreet geval
contacten.
[email protected] (informatiemanager)
[email protected] (informatiemanager)
[email protected] (ICT-architect) Kees van Eijden (
[email protected])
aandient. (Metis?) Rens van der Vorst
Fontys
(
[email protected]) Paul Dalhoven (
[email protected]) HvA Edward Zijlstra (
[email protected]) (> Jan Broos en Mark van Weerden zie https://adresboek.hva.nl)
Mijn organisatie heeft zich daar nog geen oordeel over gevormd. Bas Bakker: is geen
Bas: Bijv. Digitale
beslisser, wel voorstander.
toetsbankitems.
Edward Zijlstra: Ja
Edward: DLWO
Bas Bakker (
[email protected]) 40 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Ad Vogels, directeur ICT, Paul Schoot, sr beleidsadviseur
Avans
Esther van Popta verwijst door naar: Jaap Gall (
[email protected]) Jeroen Langestraat (
[email protected]) Hayco Wind Louwarnoud van der Duim Peter Mostert
N.n.t.b.
geweest met Roland Staring
Mario van Rijn sr beleidsadviseur. Dienst Zuydplein. Persoon onbekend. Leidinggevende:
[email protected] Facilitair Bedrijf, team Architectuur. Persoon onbekend.
[email protected] [email protected]
Ja, eerste gesprek is al en Niels van Dijk.
HS Zuyd
Ja
N.n.t.b.
INHolland
Ja, maar zijn nauwelijks
Content repositories via
HAN
(centraal) voorhanden.
Sharekit.
N.n.b.
N.n.b.
RUG
Progress (SIS)? Purple Search?
Universiteit
ULCN (University Leiden
Leiden
Community Network)?
Vraag 26: Welke aanbeveling(en) zou u SURFnet mee willen geven op het vlak van online samenwerking? Door respondenten wordt een aantal keer aangegeven gebruikers en ICT-centra (vroeg) bij dit project te betrekken. Tevens is het belangrijk (ook) een focus te hebben op de organisatie, mensen en het proces, naast de focus op techniek. Transparantie vanuit SURFnet is belangrijk. Daarbij zien de respondenten graag een duidelijker roadmap en concrete voorstellen richting de instellingen. Ook komt de vraag om ‘realistische, werkende voorbeelden’ en duidelijkheid omtrent de functionele gevolgen en verwachte resultaten. Twee keer wordt genoemd oog te hebben voor privacy en beveiliging (vooral belangrijk bij de UMCs). Ook geven twee respondenten aan dat gekozen moet worden voor veelgebruikte standaarden en systemen/ platformen. Verder wil een respondent duidelijkheid over licenties, zegt een respondent SURFnet graag te willen zien als dienstenleverancier, bij knelpunten die niet door de markt kunnen worden opgelost en geeft een ander aan te kijken naar de verschillende niveaus van samenwerking (permanent of ad-hoc). Tot slot zegt een respondent ‘SURFgroepen pas opheffen als er een operationeel alternatief is voor de huidige gebruikers’. Vraag 27: Heeft u nog opmerkingen en/ of vragen dan kunt u deze in het veld hieronder kwijt. Drie respondenten hebben hier iets ingevuld. Een respondent (UvT) geeft aan geen geïntegreerde portals te hebben, maar Blackboard te gebruiken als onderwijsportal voor studenten en bezig te zijn met een SAP-portal voor ESS. De VU geeft het volgende aan: ‘de richting die SURFnet kiest met COIN sluit heel goed aan bij de gedachtewereld bij de VU. Maar het blijkt moeilijk, ook binnen de VU om dit te concretiseren.’ Bij de HvA zijn geen portals in gebruik, maar zijn ze wel bezig met een DLWO op Sharepoint, via het consortium waar ook SURFnet bij betrokken is. Over bovenstaande vragen is nog niets besloten, maar zal binnenkort wel veel duidelijk worden.
41 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage VII Overzicht face-to-face geïnterviewden De persoonlijke interviews vonden plaats tijdens een gezamenlijk bezoek van SURF met een aantal instellingen aan Washington. Er zijn in totaal drie interviews afgenomen met vier personen die een CIO-achtige functie hebben bij universiteiten of hogescholen. Onderstaande lijst toont welke personen wij gesproken hebben en welke instelling ze vertegenwoordigen. De interviews hebben ongeveer een uur geduurd. De resultaten van de interviews zijn uitgewerkt in een tweetal vergelijkende tabellen die als bijlage zijn toegevoegd aan dit rapport. Name:
Peter Mostert
Institute
University of Leiden
Job description:
Chief Information Officer (CIO)
Name:
Ad Vogels
Institute
Avans University of applied sciences
Job:
Director ICT and head of facility services
Name:
Hayco Wind
Institute
RUG (Rijksuniversiteit Groningen)
Job description:
Chief Technology Officer (CTO) Centre for Information Technology (RUG)
Name:
Louwarnoud van der Duim
Institute
RUG (Rijksuniversiteit Groningen)
Job description:
Head of department Educational Technology and Innovation RUG
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Bijlage VIII Resultaten van face-to-face interviews Tijdens de interviews is de geïnterviewden een schematische opzet getoond van de huidige (AS-IS) en toekomstige (TOBE) architectuur van COIN. Op basis van een aantal onderliggende aannames in de COIN architectuur zijn de antwoorden van de instellingen gemapt op deze aannames. De resultaten van het mappen van de aannames in de COIN architectuur op de AS-IS en TO-BE architectuur hebben geresulteerd in de onderstaande twee vergelijkende tabellen voor drie instellingen. De resultaten van het onderzoek van de interviews zijn verwerkt in een intern rapport met de titel ‘Validating the on-line collaboration infrastructure for higher education and research’ 1.De basis van N=3 werd als te zwak gezien om de in het rapport genomen conclusies te extrapoleren naar de gehele doelgroep. De resultaten in dit document bevestigen een groot aantal van de conclusies van het onderzoeksrapport, maar nu met een bredere basis van N=27. Table 1: Validation of AS-IS assumptions AS-IS assumption
RUG
Uni Leiden
One main portal which is an
No main portal is
No main portal is
Avans
aggregation of multiple
provided
provided. (A list of
Extend the main
subportals
Blackboard is the
links is provided to
CMS will not be
most important
Blackboard, uMail,
supported much
portal
uSiS.)
longer
The main portal provides single
No, there are
No, three years ago
Single-sign on
sign-on to the subportals
multiple subportals
a project was
works for some
that require
initiated to provide a
applications
separate log-in.
single sign-on portal.
There is a single
The project was
sign-on project with
stopped because the
Novell access
solution was to
manager
expensive and there
SURFfederation is used for single
No, there is no
No, there is no
SURFfederation is
sign-on of the main portal
single sign-on, so
single sign-on so
not used for single
SURFfederation is
SURFfederation is
sign-on
not used
not used
Yes, most
Some applications
Yes, all applications
applications are
(e.g. Blackboard) is
are hosted in-house
Yes, but Novell
were security issues
Applications are hosted in-house
hosted in-house
hosted
Use of SaaS (Software as a
The Student
Blackboard is hosted
Not yet applied.
Service)
Information System
but not as a SaaS
Might not save
is applied as a SaaS
costs
Applications are monolithic
RUG has developers
Not mentioned
pillars that provide little or no
that can build
development has
integration with other
building blocks for
been done to
applications
Blackboard for
connect
integration Applications have their own
1
Not mentioned
Lots of in-house
applications. Yes, the main
Not mentioned as a
https://intern.surfnet.nl/download/attachments/4587576/Validating_COIN_version_1.1.pdf 43
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
storage, user database (users)
problem is RBAC
and role based authorisation
(Role Based Access
(teams)
Control)
Applications used for e-learning
Blackboard
Blackboard
Syllabus, Planon
Not mentioned
problem
Blackboard
(e.g. Blackboard, Moodle, Sakai) Applications for resource
Planon, A set of in
scheduling (e.g. Syllabus PLus,
house developed
Planon)
tools are being used for scheduling but are end-of-life
Applications for student
Progress (in-house
Oracle Campus
administration (Osiris, Oracle
developed)
solutions
Applications are used for on-line
Oracle collaboration
ULCN (University
collaboration such as email, wiki,
suite
Leiden Community
Osiris
Campus Solutions, Peoplesoft, SAP)
blogs document sharing (e.g.
Network),
Sharepoint, Exchange, Oracle
Blackboard
Blackboard
Collaboration Suite) Table 2: Validation of TO-BE assumptions TO-BE assumptions
RUG
Uni Leiden
Avans
Service oriented architecture
Yes, a strong focus
Yes, a strong focus
Yes, a strong focus
(SOA) is a guiding principle for
on service
on service orientation
on service
providing services
orientation
Open-standards and open-
Not mentioned.
orientation in the new portal set-up. Open-source is
Open-standards and
source are preferred above
mentioned as option
open-source are a
factory standards and closed
for cost reduction.
guiding principle
source
Open standards is not mentioned
Social networking is the main
Not mentioned
Not mentioned
Not mentioned
Not mentioned
Not mentioned
Not mentioned
Services are provided beyond
Yes. The RUG
Not mentioned
Provide services to
the boundaries of the institute.
provides services
other institutes (JHS
(Progress and
and HAS)
driver for on-line collaboration The open-social standard is the main standard for building a SOA based portal
Purple search) for other institutes Portals should be personalised
Not mentioned
and user-centric
Yes, user centric
Yes
information is mentioned
Portals should support self-
Yes
Yes
Yes
service tasks 44 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/
Applications should be
Yes, a clear focus
Yes, a clear focus on
available for the users
on mobility and
mobility and mobile
anyplace, anytime, anywhere
mobile access
access
User authentication and role
Yes, a project has
Yes, RBAC is
based user authorisation
started for
mentioned as
manager is
(teams) need to be application
implementing Novell
important, but very
operationel
independent
access manager
difficult and costly
Applications for on-line
Not mentioned
Yes
Yes, Novell Acces
Uni Leiden has
SaaS is interesting if
collaboration and e-learning
positive experiences
it will save costs,
will be SaaS applications
with hosting
but at the moment
provided by the cloud
Blackboard in the
there is no business
cloud
case
Not mentioned
Not mentioned
Yes
The SURFfederation will be
SURFfederation is
SURFfederation is not
Not mentioned
used for single sign-on within
not used for single
used for single sign-
and between portals in higher
sign-on to the portal
on to the portal but
education
but for access to
for access to
scientific
scientific information
information(e.g.
(e.g. scopus, science
scopus, science
direct etc)
Students and researchers should be able to combine services provided by the universities into their own portals (e.g. iGoogle)
direct etc Virtual groups of researchers
Focus is for
Focus is on open
from different national and
researchers is on
access of scientific
international universities are in
search, computing
information
need of federated on-line
and databases not
(repositories) not on
collaboration tools
on generic on-line
generic, federated
collaboration tools
on-line collaboration
Not mentioned
tools
45 Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Netherlands”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/