Clary van der Veen Lonneke van Leeuwen
Open en Alert
Procesevaluatie van de implementatie in JJI De Heuvelrug, locatie Overberg
Clary van der Veen Lonneke van Leeuwen
Open en Alert Procesevaluatie van de implementatie in JJI De Heuvelrug, locatie Overberg
Trimbos-instuut, Utrecht, 2009
Colofon
Opdrachtgever en financier Ministerie van Justitie Projectleiding Lonneke van Leeuwen, Trimbos-instituut Uitvoering pilotonderzoek Clary van der Veen, Trimbos-instituut Pilotuitvoering Open en Alert (training en behandeling) Centrum Maliebaan, instelling voor verslavingspsychiatrie, regio Utrecht: Lennard Lamers, afdeling preventie Utrecht Gisèle Hoevenaars, afdeling preventie Utrecht Karin van Doornum, afdeling curatie Veenendaal Annegien Loth, afdeling curatie Utrecht Pilotuitvoering Open en Alert (implementatie) Justitiële Jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Overberg: Marijke van Kraaikamp, directeur behandeling en diagnostiek van de JJI De Heuvelrug Esther Schuitemaker, teamleider Overberg Inge de Boer, behandelcoördinator locatie Overberg Begeleidingscommissie Open en Alert Marijke van Kraaikamp, directeur behandeling en diagnostiek van de JJI De Heuvelrug Harry Bosma, locatiedirecteur Overberg Esther Schuitemaker, teamleider Overberg Herman Kaal, adjunct directeur van het JOC Hans Jagers, senior beleidsadviseur en plv. directeur van de Sprengen Juliette Sonderman, directeur pedagogisch beleid van de Doggershoek Jet Gudden, locatiedirecteur van de Hunnerberg Deborah Leue, Dienst Justitiële Inrichtingen Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van het Trimbos-instituut. Deze procesevaluatie is te downloaden via www.trimbospreventie.nl Trimbos-instituut Da Costakade 45 Postbus 725 3500 AS Utrecht T: 030-2971100 F: 030-2971111 www.trimbos.nl © 2009, Trimbos-instituut, Utrecht. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van het Trimbos-instituut.
Inhoud Voorwoord
7
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Aanleiding project Doel, onderzoeksvragen en respondentgroepen procesevaluatie Projectfasen Projectstructuur Projectfinanciering
9 9 10 12 13 13
2 2.1 2.2
Beschrijving uitgangssituaties betrokken organisaties De uitgangssituatie van Overberg Uitgangssituatie instelling voor verslavingszorg, Centrum Maliebaan
14 14 15
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Uitvoering Open en Alert Train-de-trainer bijeenkomst Werkgroep Stuurgroep Begeleidingscommissie Training
17 17 17 18 19 19
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Resultaten Resultaten onderzoeksvraag Resultaten onderzoeksvraag Resultaten onderzoeksvraag Resultaten onderzoeksvraag Resultaten onderzoeksvraag Resultaten onderzoeksvraag
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Resultaten en aanbevelingen Resultaten Randvoorwaarden Aanbevelingen Slotconclusie
46 46 48 50 50
6
Literatuur
51
1 2 3 4 5 6
21 21 24 29 31 42 44
Bijlage 1 Tevredenheid training
53
Bijlage 2: Vragenlijst
55
TRIMBOS-INSTITUUT
5
6
TRIMBOS-INSTITUUT
Voorwoord Voor u ligt de rapportage over de pilot-implementatie van het door het Ministerie van Justitie gefinancierde project Open en Alert, alcohol- en drugspreventie in de justitiële jeugdinrichting. In hoofdstuk 1 is een beschrijving te vinden waarom de pilot Open en Alert is opgezet, de vraagstelling van de pilot en de onderscheidende fasen in de uitvoering van de pilot. In hoofdstuk 2 vindt u een beschrijving van de uitgangssituatie van de betrokken organisaties bij de pilot Open en Alert, de Justitiële Jeugdinrichting de Heuvelrug, locatie Overberg en de Instelling voor Verslavingszorg Centrum Maliebaan. In hoofdstuk 3 staat de uitvoering van de pilot Open en Alert beschreven en de randvoorwaarden, onderverdeeld in belemmerende en bevorderende factoren van de uitvoering en implementatie. In hoofdstuk 4 volgt de evaluatie van de pilot Open en Alert en hoofdstuk 5 sluit vervolgens af met het bespreken van resultaten en aanbevelingen. Open en Alert is in eerste instantie ontwikkeld en uitgetest als aanbod voor instellingen voor verslavingszorg en residentiële jeugdhulpverlening. Om Open en Alert verder te ontwikkelen en toepasbaar te maken voor justitiële jeugdinrichtingen is Open en Alert van 2007-2008 in een pilot-implementatie uitgevoerd en geëvalueerd. Dit proces staat in dit rapport beschreven. Op basis van de resultaten uit de pilot-implementatie en de evaluatie is het handboek Open en Alert voor preventiewerkers van instellingen voor verslavingszorg aangepast en een nieuw handboek voor implementatie in de justitiële jeugdinrichting ontwikkeld. Meer informatie over de materialen kunt u vinden op de website www.trimbospreventie.nl en de materialen kunt u bestellen via www.trimbos.nl. Graag willen we de organisaties die hebben deelgenomen aan de pilot Open en Alert bedanken. Ook de deelnemers van de begeleidingscommissie voor het volgen van het proces en de resultaten. Dankzij Centrum Maliebaan, afdeling preventie hebben we een aangepast handboek voor trainers, waarmee andere instellingen voor verslavingszorg Open en Alert aan justitiële jeugdinrichtingen kunnen aanbieden. Dankzij de Heuvelrug, locatie Overberg hebben we Open en Alert uit kunnen testen en hebben we een handboek voor implementatie ontwikkeld, waarmee andere justitiële jeugdinrichtingen van start kunnen gaan met Open en Alert. Ook willen we de werkgroepleden van Overberg bedanken voor het implementeren van Open en Alert. Alle medewerkers van Overberg bedankt voor de deelname aan de training, het invullen van de vragenlijsten en de medewerking aan de interviews. Ook de jongens op Overberg worden bedankt voor het invullen van de vragenlijsten.
Clary van der Veen & Lonneke van Leeuwen Trimbos-instituut
TRIMBOS-INSTITUUT
7
8
TRIMBOS-INSTITUUT
1
Inleiding
1.1 Aanleiding project Landelijke cijfers over middelengebruik onder scholieren (10-18 jaar) laten zien dat 79% wel eens alcohol heeft gedronken, 17% wel eens cannabis heeft gebruikt, tussen de 34% wel eens andere drugs heeft gebruikt en bijna de helft (44%) ooit op een gokkast heeft gespeeld (Monshouwer e.a., 2008). De omvang van het gebruik van middelen door jongeren in de justitiële jeugdinrichting is echter vele malen groter. In de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) heeft 92% van de jongeren wel eens alcohol gedronken, heeft 86% wel eens cannabis gebruikt en heeft 33% wel eens andere drugs genomen (Vreugdenhil, 2003). Ook de Dienst Justitiële Inrichtingen (www.dji.nl, 2008) meldt dat 80% van de jongeren stevig softdrugs gebruikte voordat zij in de inrichting kwamen. Jongeren die in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) verblijven zijn een risicogroep voor problematisch middelengebruik. Onder problematisch middelengebruik wordt verstaan: ‘Het gebruik van een middel op zo’n manier, dat hierdoor lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan, of op zo’n manier dat maatschappelijke overlast ontstaat. Problematisch gebruik is niet altijd verslaving' (van Laar, 2007). Uit onderzoek (Vreugdenhil e.a., 2004) blijkt dat 55% van de jongens in Nederlandse Justitiële Jeugdinrichtingen middelen misbruiken of verslaafd zijn. Uit onderzoek onder meisjes (Hamerlynck e.a., 2006) blijkt sprake te zijn van 52% drugsmisbruik en 30% drugsafhankelijkheid. Onder deze groep was het alcoholmisbruik en –afhankelijkheid veel lager, respectievelijk 19% en 6%. De recidive onder jongeren die in aanraking komen met justitie is hoog. Van de jongeren die een leerstraf opgelegd hebben gekregen komt ongeveer 60% binnen 5 jaar opnieuw met justitie in aanraking (Plaisier, 2007). Van de jongeren die in een justitiële inrichting hebben gezeten komen meer dan de helft (54%) binnen 2 jaar weer met justitie in aanraking (Wartna e.a., 2008). Het gebruik van alcohol en/of drugs wordt gezien als één van de criminogene factoren die invloed hebben op het risico op recidive (Plaisier, 2007). Ondanks dat veel jongeren in een JJI problematisch alcohol of drugs gebruiken en recidive percentages hoog zijn, maken JJI’s weinig gebruik van voorzieningen in de verslavingszorg. Enerzijds heeft dit te maken met een tekort aan kennis over middelen bij professionals en vaardigheden om druggebruik te signaleren en bespreekbaar te maken met jongeren en daardoor geen hulp wordt gezocht. Anderzijds ervaren jongeren hun alcoholof drugsgebruik vaak zelf niet als een probleem en staan niet open voor hulp (Vlugt e.a., 2005). Tegen deze achtergrond is het van belang dat JJI’s structureel aandacht hebben voor het voorkomen en behandelen van problematisch alcohol- en drugsgebruik. Dat professionals voldoende kennis over alcohol en drugs hebben, getraind zijn in het signaleren van problematisch gebruik en jongeren (m.b.v. motiverende gespreksvoering) tot behandeling zouden kunnen motiveren. Het is belangrijk dat meer effectieve behandelprogramma’s voor jeugdige gebruikers worden ontwikkeld en dat de JJI’s de jongeren op een methodische manier toeleiden naar deze behandelprogramma’s. Dat betekent meer samenwer-
TRIMBOS-INSTITUUT
9
king tussen JJI’s en verslavingszorg en hulpverlening aan deze jongeren tijdens het verblijf in een JJI en als nazorg. Op aanvraag van het hoofd behandeling van de Heuvelrug, locatie Overberg heeft het Trimbos-instituut een projectplan uitgewerkt voor het uittesten van de interventie Open en Alert binnen justitiële jeugdinrichtingen. Om problematisch alcohol- en druggebruik bij jongeren aan te pakken heeft het Trimbos-instituut in 2005-2006 voor professionals werkzaam in de residentiële hulpverlening de interventie Open en Alert ontwikkeld. Open en Alert is gericht op het ontwikkelen van beleid, verbeteren van kennis over middelengebruik, deskundigheidsbevordering en het verbeteren van de samenwerking met verslavingszorginstellingen. Open en Alert is in de periode 2007-2008 als pilot uitgetest op de Heuvelrug, locatie Overberg.
1.2 Doel, onderzoeksvragen en respondentgroepen procesevaluatie Doel van het project Open en Alert vanuit het Trimbos-instituut is het ontwikkelen van een good-practice interventie, een interventie die bruikbaar, werkbaar, succesvol en relevant is voor Justititële Jeugdinrichtingen. Op basis van deze procesevaluatie en het advies van de begeleidingscommisie wordt geconcludeerd of Open en Alert geschikt is voor implementatie in Justitiële Jeugdinrichtingen. Het Trimbos-instituut voert de procesevaluatie uit aan de hand van de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van Open en Alert in een JJI? 2. Hoe worden de pijlers van Open en Alert ingezet en gewaardeerd door de professionals binnen de pilot JJI en Centrum Maliebaan? a. Ontwikkelen alcohol- en drugsbeleid b. Deskundigheidsbevordering c. Samenwerken met verslavingszorg op het gebied van preventie en behandeling 3. Welke invloed heeft Open en Alert op het proces van de ontwikkeling van een alcohol- en drugsbeleid binnen de pilot JJI? 4. Welke invloed heeft het invoeren van Open en Alert op het begeleiden van jongeren die (problematisch) alcohol en drugs gebruiken? 5. Welke invloed heeft Open en Alert op het tot stand komen van eventuele hulpverlening door Centrum Maliebaan bij problematisch alcohol- en drugsgebruik? Het Trimbos-instituut voert daarnaast een behoeftepeiling uit voor Open en Alert onder alle 12 JJI’s. Met behulp van deze behoeftepeiling onderzoeken we: 6. In welke mate denken JJI’s baat te hebben bij of behoefte te hebben aan Open en Alert.
10
TRIMBOS-INSTITUUT
In het opzetten en implementeren van Open en Alert werkt de Heuvelrug nauw samen met de instelling voor verslavingszorg Centrum Maliebaan (CMB) aan de ontwikkeling van een alcohol- en drugsbeleid en deskundigheidsbevordering. Een werkgroep bestaande uit medewerkers werkzaam op Overberg en de preventiewerker van CMB is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van middelenbeleid. Vier teams begeleiders (gesloten en de open afdeling) van Overberg, inclusief behandelaars, onderwijzers en mensen van de beveiliging (AID’rs) krijgen een deskundigheidstraining. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn verschillende methoden toegepast: Onderzoeksvraag 1 en 2: Om te weten te komen welke bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van Open en Alert een rol speelden hebben we op drie manieren data verzameld. We hebben met verschillende medewerkers werkzaam op Overberg en CMB gesproken om ervaringen te horen over de uitvoering van Open en Alert. Daarnaast hebben we tijdens overleggen van de werkgroep, stuurgroep en trainingen geobserveerd. Als derde hebben de voorzitter van de werkgroep op Overberg en de preventiewerker /trainer van CMB logboeken ingevuld. Onderzoeksvraag 3: We hebben de invloed van Open en Alert op de ontwikkeling van alcohol- en drugsbeleid binnen de JJI onderzocht door de uitgangssituatie te vergelijken met de situatie aan het einde van de pilot. Met behulp van het vergelijken van beleidsstukken, vragenlijsten en gesprekken met medewerkers van Overberg hebben we dit in kaart gebracht. Onderzoeksvraag 4: We hebben de invloed van Open en Alert op het begeleiden van jongeren die (problematisch) alcohol en drugs gebruiken onderzocht door het ervaren effect te meten van de training en de toename aan kennis en vaardigheden van de deelnemers. We hebben dit gemeten aan de hand van vragenlijsten (voor- en nameting). Daarnaast hebben we met behulp van een vragenlijst bij jongens navraag gedaan of de toename aan vaardigheden van de groepsleiders door hen werd opgemerkt en gemeten of het middelengebruik onder jongens is afgenomen. Onderzoeksvraag 5: De invloed van Open en Alert op het tot stand komen van eventuele hulpverlening door CMB bij problematisch alcohol- en drugsgebruik hebben we onderzocht door een toename van het aantal doorverwijzingen en behandelingen van jongens die problematisch gebruiken en afspraken die zijn gemaakt tussen beide organisaties over vervolgtraining en het geven aan consultatie. Met behulp van registratiecijfers en gesprekken met medewerkers van Overberg (hulpverlener, behandelcoördinator en teamleider) van CMB en Overberg is dit in kaart gebracht. Onderzoeksvraag 6: Door het landelijk uitzetten van een vragenlijst bij alle justitiële jeugdinrichtingen hebben we de behoefte gemeten aan Open en Alert.
TRIMBOS-INSTITUUT
11
1.3 Projectfasen De pilot-implementatie kende 3 fasen die hieronder worden beschreven. Fase 1 (juli 2007 – december 2007) Voorbereiding van uitvoering Open en Alert • Werkgroep en stuurgroep samenstellen • Probleemanalyse uitvoeren: wat is de huidige en wat de wenselijke situatie op Overberg • Ontwikkeling protocollen en alcohol- en drugbeleid • Selecteren van de te trainen teams en plannen van data • Trainen van de uitvoerders van Centrum Maliebaan (CMB) • Voorbereiding van uitvoering Open en Alert Onderzoek naar Open en Alert • Voorbereiden van het onderzoek door onderzoeksinstrumenten te ontwikkelen • Nulmeting uitvoeren: interviews houden met medewerkers van CMB en Overberg; vragenlijst uitzetten onder medewerkers van Overberg en jongens Fase 2 (januari 2008 – september 2008) Invoering Open en Alert: • Deskundigheidsbevordering van de teams • Invoering nieuwe protocollen en alcohol- en drugbeleid Onderzoek naar Open en Alert: • Observeren tijdens vergaderingen van de werkgroep, stuurgroep en trainingen • Vragenlijsten uitzetten onder deelnemers om training te evalueren • Logboeken analyseren Fase 3 (oktober 2008 – december 2008) Evaluatie invoering Open en Alert: • Evaluatie en bijstelling protocollen en alcohol- en drugbeleid door de werkgroep • Plannen en/of afspraken maken voor continuering of vervolgactiviteiten en implementatie door de werkgroep Onderzoek naar Open en Alert: • Nameting uitvoeren: interviews houden met medewerkers van CMB en Overberg; vragenlijst uitzetten onder alle medewerkers en jongens van Overberg Fase 4 (januari 2009 – maart 2009) Onderzoek naar Open en Alert • Verwerken van resultaten • Bijstelling producten • Rapportage procesevaluatie
12
TRIMBOS-INSTITUUT
1.4 Projectstructuur Deelnemers aan het project Open en Alert zijn de Heuvelrug, locatie Overberg, Centrum Maliebaan, afdeling preventie en behandeling, en het Trimbos-instituut geweest. De drie organisaties hebben in alle fasen samengewerkt en in goed overleg de projectstructuur vastgelegd: De Heuvelrug, locatie Overberg is in dit project de gedelegeerde opdrachtgever geweest. De onderzoeksgroep van het Trimbos-instituut. De onderzoeker voert de procesevaluatie uit en verzamelt hiervoor gegevens. De stuurgroep stuurt de werkgroep aan en hierin nemen de projectleiders deel van Overberg en CMB. De onderzoeker neemt deel aan de stuurgroep als observant. De werkgroep stelt het nieuwe alcohol- en drugsbeleid samen, beschrijft de protocollen/het beleid en is verantwoordelijk voor de verspreiding van het beleid. In de werkgroep nemen afgevaardigden deel vanuit alle disciplines op Overberg en een projectmedewerker van CMB die ook de training uitvoert. De onderzoeker neemt deel als observant. De begeleidingscommissie bestaat uit afgevaardigden van vijf justitiële jeugdinrichtingen en leden van de stuurgroep. De locatiedirecteur van Overberg is voorzitter. De begeleidingscommissie ziet erop toe dat de doelstelling en opzet van het project conform het projectvoorstel worden gerealiseerd.
1.5 Projectfinanciering De pilotimplemenatie en procesevaluatie zijn gefinancierd door het ministerie van Justitie in opdracht van De Heuvelrug, locatie Overberg.
TRIMBOS-INSTITUUT
13
2 2.1
Beschrijving uitgangssituaties betrokken organisaties De uitgangssituatie van Overberg
De Heuvelrug, locatie Overberg is een justitiële jeugdinrichting voor jongens in de leeftijd 12-21 jaar met een onder toezichtstelling (OTS) of met een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). Middelengebruik Op Overberg is het (problematisch)druggebruik een groot probleem. Minder zicht heeft Overberg op de alcoholproblematiek bij jongens. Volgens eigen inschatting gebruikt 70% van de jongens op Overberg softdrugs. De mate van alcohol- en druggebruik heeft een negatieve invloed op het functioneren van de jongens op Overberg en hun prestaties in het werk en onderwijs en het toekomstperspectief van de jongens. Regelmatig worden scholings- en begeleidingsprogramma’s van jongens afgebroken door (problematisch) druggebruik. Sommige jongens recidiveren na vrijlating uit de JJI en hierin speelt druggebruik een rol. Beleid Op Overberg werd een zogenaamd ‘zero tolerance’ beleid gehanteerd om (problematisch) druggebruik tegen te gaan. Bij binnenkomst op Overberg, incidenteel en bij verdenking van alcohol- of druggebruik werd met behulp van een urine controle (UC) jongens gescreend op alcohol en drugs. Daarnaast vinden bij de jongens regelmatig kamercontroles plaats. Een positief bevonden jongen krijgt straf en moet op zijn kamer zitten of verliest zijn verlof. De regelgeving rondom middelengebruik en UC staat beschreven in de laatste ‘Aanpak middelengebruik Overberg’, opgesteld in mei 2003. De 'zero tolerance' aanpak werd ongeveer 13 jaar geleden ingevoerd en leidde in eerste instantie tot een sterke afname van druggebruik onder de jongens. De laatste jaren werkte deze aanpak onvoldoende; de jongens gebruikten ondanks het verbod, de jongens die problematisch gebruiken kregen geen begeleiding en het ‘zero tolerance’ beleid werd niet door alle werkers nageleefd. In ons onderzoek (nulmeting) onder 35 medewerkers (groepsleiders en onderwijzers) op Overberg kwam naar voren dat bijna 46% niet op de hoogte was van de ‘Aanpak middelengebruik Overberg’ en de regels over hoe je moest omgaan met jongens die alcohol of drugs gebruikten. Op de vraag of de regels voor jongens die alcohol- en druggebruiken ook werden toegepast gaf 77% (n=35) aan dat er verschil bestond tussen de regels op papier en de toepassing ervan in de praktijk. Samenwerking met verslavingszorg Een ander probleem waar medewerkers op Overberg tegen aan liepen was de slechte samenwerking en afstemming tussen Overberg en de instelling voor verslavingszorg (IVZ). Incidenteel werkte Overberg samen met de instellingen voor verslavingszorg CMB en Iriszorg. Zij voerden leefstijltrainingen uit bij sommige jongens die op open groep verbleven en die binnen afzienbare tijd Overberg zouden verlaten. Daarnaast werden jongens die problematisch gebruikten soms door Overberg verplicht naar een instelling voor verslavingszorg gestuurd voor behandeling. Deze jongens werden ook vaak weer onbehandeld teruggestuurd omdat ze ongemotiveerd waren voor behandeling. Verschillende visies tussen de instellingen voor verslavingszorg (IVZ) en de justitiële jeugdinrichting de Heuvelrug, locatie Overberg bemoeilijkte de samenwerking.
14
TRIMBOS-INSTITUUT
Het moeizaam verlopen van de samenwerking tussen IVZ en Overberg had ook te maken met de cultuur binnen deze jusititiële jeugdinrichting die overigens niet op zichzelf staat. 'De JJI’s zijn eilandjes met een eigen cultuur die naar binnen gericht zijn waardoor JJI’s minder geneigd zijn om samen te werken met andere organisaties. Samenwerking tussen JJI’s en instellingen voor verslavingszorg is niet eenvoudig', aldus John Konings, voormalig hoofd behandeling op Overberg. Niet alleen is sprake van eilandencultuur tussen de verschillende instellingen, maar ook tussen de verschillende afdelingen binnen Overberg. Door de inspectie werden in 2007 problemen gesignaleerd in de samenwerking en communicatie tussen onderwijs, trajectbegeleiding, groepsleiding, behandeling en beveiliging (Inspectie, 2007). Volgens John de Konings hadden de werkers op Overberg onvoldoende kennis en vaardigheden om de jongens te motiveren hun druggebruik aan te pakken en de jongens die problematisch drugs gebruikten te motiveren om hulp te zoeken. In ons onderzoek (nulmeting) hebben we 35 medewerkers (onderwijzers en groepsleiders) gevraagd naar de kennis en vaardigheden op het gebied van middelengebruik. Bijna 30% van de medewerkers gaf aan (ruim)onvoldoende kennis over softdrugs te hebben en ruim 54% had (ruim)onvoldoende kennis over andere drugs zoals xtc en cocaïne. Een groot deel van deze werkers wilde zijn/haar vaardigheden in het omgaan met (problematisch) middelengebruik verbeteren. Ongeveer eenderde beoordeelde de eigen vaardigheden op het gebied van signaleren (ruim)onvoldoende, 60% had (ruim)onvoldoende vaardigheden om de jongens die middelen gebruiken te begeleiden en te motiveren voor behandeling en 64% had (ruim)onvoldoende vaardigheden om de jongens met problematisch gebruik door te verwijzen.
2.2 Uitgangssituatie instelling voor verslavingszorg, Centrum Maliebaan Centrum Maliebaan (CMB) is een instelling voor verslavingspsychiatrie in de provincie Utrecht. Verslavingspsychiatrie is een gespecialiseerde vorm van geestelijke gezondheidszorg. CMB biedt zorg aan mensen (jongeren, volwassenen en ouderen) die problemen hebben door gebruik van alcohol, drugs, medicijnen of door gokken. CMB heeft 11 locaties in Utrecht, Amersfoort, Veenendaal en Den Dolder. CMB was van oorsprong een wat meer naar binnen gerichte tweedelijns organisatie waarin weinig aandacht was voor out-reachend werken en voor preventie. Dit beleid is de laatste jaren veranderd. CMB hanteert een wijkgerichte aanpak, ze zijn meer vraag in plaats aanbod gericht en ze zijn gericht op samenwerking. Een andere relevante ontwikkeling is dat CMB in 2008 een zorglijn Jeugd & Jongeren heeft opgezet waarin het team jeugd en jongvolwassenen (t/m 23 jaar) is aangesteld, 'B-open'. Voor jongeren die problematisch middelen gebruiken is het volgende aanbod beschikbaar: Individuele behandeling, voorbereidende (motiverende) gesprekken, leefstijltraining (4 gesprekken), leefstijltraining (10 gesprekken), groepsvariant leefstijltraining en nazorg. Ook CMB erkent dat de samenwerking met Overberg tot nu toe moeizaam is verlopen door een afstand in cultuur en gestelde doelstellingen over behandeling van jongeren met problematisch druggebruik. Overberg zit op het algehele verbod van drugs (zerotolerance) waardoor het drugsgebruik bij de jongens onbespreekbaar is terwijl CMB alleen probleemgebruikers wil behandelen die niet afwijzend staan tegenover een behandeling. Medewerkers van Overberg kunnen een negatieve houding van probleemgebrui-
TRIMBOS-INSTITUUT
15
kers proberen te beïnvloeden door het aangaan van gesprekken over druggebruik. Door samen met Open en Alert aan de slag te gaan en het beleid op Overberg aan te passen hoopt CMB met Overberg overeenstemming te krijgen. Binnen CMB wordt het belang van samenwerken met JJI’s breed gedragen. JJI’s passen binnen het preventiebeleid van CMB, onder andere binnen de zorglijn Jeugd & Jongeren (verslavingsproblematiek). Binnen deze zorglijn worden nu maar een te beperkt aantal jongeren behandeld terwijl het een omvangrijke doelgroep is. Door de samenwerking tussen CMB en Overberg zou de doorverwijzing van cliënten sneller kunnen verlopen (inkorten van de wachtlijsten). Door de samenwerking wil CMB ook nieuwe cliënten bereiken en zou zij meer expertise kunnen ontwikkelen over deze jongeren en hun problematiek.
16
TRIMBOS-INSTITUUT
3
Uitvoering Open en Alert
3.1 Train-de-trainer bijeenkomst Ter voorbereiding op de pilot organiseerde het Trimbos-instituut op 31 juni 2007 een train-de-trainer bijeenkomst voor de aan de pilot deelnemende IVZ, CMB. Het Trimbosinstituut was verantwoordelijk voor het programma en de uitvoering van de train-detrainer bijeenkomst. Het doel van de training was de preventiewerkers kennis te laten maken met de opzet van Open en Alert, het handboek en om de preventiewerker voor te bereiden op de uit te voeren pilot. Aan de hand van het handboek werden tijdens de train-de-trainer alle fasen van de implementatie van Open en Alert doorgenomen: contactlegging en oriëntatie, voorbereiding, uitvoering, evaluatie en continuering. Bij de train-de-training waren een preventiewerker en de projectleider van CMB aanwezig en twee medewerkers (uitvoerder van het onderzoek en projectleider) van het Trimbosinstituut. Het Trimbos-instituut heeft de train-de-trainer geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst. De verschillende programma onderdelen (inleiding Open en Alert, uitwisseling stand van zaken preventie in justitiële jeugdinrichtingen, ingrediënten en inhoud van Open en Alert, discussie en de oefening ‘wat is problematisch’), van de training werden als voldoende tot goed beoordeeld. Door de training zagen de deelnemers de JJI als een belangrijke setting voor preventie activiteiten, waren ze gemotiveerd en enthousiast geworden om te gaan werken met Open en Alert in de JJI. Het gemiddelde rapportcijfer voor de train-de-training was een 7½.
3.2 Werkgroep De werkgroep Open en Alert is met name verantwoordelijk voor het aanpassen of ontwikkelen van alcohol- en drugsbeleid op Overberg. Het hoofd behandeling op Overberg heeft de werkgroep samengesteld. Uit alle disciplines (hoofd onderwijs, behandelcoördinator, groepsleider, AID’r, trajectbegeleider en een verpleegkundige) nam een afgevaardigde deel. Ook nam een preventiewerker van de IVZ CMB deel aan de werkgroep. In totaal namen 11 mensen deel aan de werkgroep, waarvan de harde kern uit 6 mensen bestond. Voor het uitvoeren van de pilot zijn uiteindelijk 4 groepen (2 open en 2 gesloten afdelingen) jongens geselecteerd. Iedere groep was in de werkgroep vertegenwoordigd door een groepsleider. De teamleider van deze 4 groepen werd aangesteld als voorzitter van de werkgroep. Als vice-voorzitter werd in eerste instantie het hoofd onderwijs aangesteld, maar deze werd later vervangen door een behandelcoördinator. De preventiewerker van de IVZ hield toezicht op de voortgang van Open en Alert en heeft advies gegeven tijdens de ontwikkeling van het beleid en de protocollen. De werkgroep is van september 2007 tot eind 2008 twaalf keer bijeengekomen. De eerste twee bijeenkomsten stonden in het teken van kennismaken met elkaar, taken en verantwoordelijkheden in het project vaststellen en het bespreken van het beleid met de knelpunten. Een knelpunt was dat het hedendaagse instellingsbeleid niet breed werd gedragen binnen Overberg. Dit was de aanleiding om de werkgroep samen te stellen door afgevaardigden van alle disciplines. Hierdoor heeft Overberg een breed draagvlak neergezet voor beleidsverandering en beleidsuitvoering.
TRIMBOS-INSTITUUT
17
Het opstarten van de werkgroep ging moeizaam. Een groot deel van de deelnemers was niet of slecht geïnformeerd over het project en de taken en verantwoordelijkheden van de leden van de werkgroep. Deels kwam dit omdat het aan voorbereiding schortte en het handboek voor preventiewerkers nauwelijks was bestudeerd. De informatie gepresenteerd in dit handboek bleek te weinig specifiek te zijn voor de werkgroepleden. Op basis van deze ervaring is besloten om een handboek samen te stellen voor werkgroepleden gericht op de implementatie van Open en Alert binnen een JJI en waarin de taken en verantwoordelijkheden duidelijk staan omschreven. In de drie bijeenkomsten die daarop volgden is gesproken over de knelpunten die de werkgroepleden ervaren met druggebruik en het zero-tolerance beleid dat door sommigen wel en door anderen niet werden toegepast in de praktijk. De werkgroep heeft aan de hand van de twee voorbeeld beleidsstukken uit het handboek Open en Alert een contour geschetst hoe het beleid binnen Overberg eruit moet komen te zien. Na goedkeuring van het management is dit contour uitgewerkt tot een conceptbeleidsstuk met protocollen. In februari 2008 is het concept beleid door de werkgroep aan 55 medewerkers op Overberg gepresenteerd op een kick-off bijeenkomst. In een bijeenkomst van 2 uur werd het beleid toegelicht en konden medewerkers vragen stellen en werd volgens het format van het Lagerhuis discussies over preventie van middelengebruik gevoerd. In de bijeenkomsten van de werkgroep na de kick-off is de aandacht uitgegaan naar de voortgang van de trainingen en knelpunten die optraden bij de uitvoering van het beleid op de 4 pilotgroepen. Vanaf 1 juni is het beleid over geheel Overberg uitgezet en ging in de werkgroep meer aandacht naar de implementatie van Open en Alert, het aanstellen van een aandachtsfunctionaris middelengebruik op Overberg, het uitzetten van vervolgtrainingen voor de medewerkers van de groepen die niet hebben deelgenomen aan de pilot, opfristrainingen, het verloop van de samenwerking met CMB en de uitvoering van het beleid. In november 2008 heeft een werkgroeplid met de onderzoeker van het Trimbos-instituut een workshop gegeven over Open en Alert op de ‘inspiratiedag van de dienst justitiële jeugdinrichtingen’. Deze workshop werd door 35 belangstellenden, werknemers van verschillende justitiële jeugdinrichtingen bezocht. Opvallend aan de workshop was dat er veel belangstelling was voor Open en Alert en dat de behoefte aan deskundigheidstraining bij medewerkers van de verschillende JJI's gedeeld werden. Ook is Open en Alert genomineerd voor de 'WHO Health in Prisons Award 2009'. Medio 2009 zal de uitslag van de Award bekend worden gemaakt.
3.3 Stuurgroep De Stuurgroep bestaat uit twee mensen, projectleider Open en Alert van Overberg (hoofd behandeling) en een projectleider van de IVZ CMB. De stuurgroep was verantwoordelijk voor het formeren en de aansturing van de werkgroep. Tijdens de looptijd van het project kwam de stuurgroep vijf keer bijeen. Tijdens de eerste 2 bijeenkomsten werd het accent vooral gelegd op het opstarten van het project, het installeren van de werkgroep en de besluitvorming rondom de deskundigheidstraining. In de andere bijeenkomsten is de voortgang in de werkgroep (beleidsontwikkeling) en de trainingen besproken. Daarnaast werden de mogelijkheden tot samenwerking met CMB verkend bij het vervolgen van deskundigheidstrainingen, het opzetten van consultatie aan teams en intake en de begeleiding van jongens op Overberg.
18
TRIMBOS-INSTITUUT
3.4 Begeleidingscommissie Op initiatief van de JJI Heuvelrug, locatie Overberg werd een begeleidingscommissie samengesteld. De begeleidingscommissie bestond uit afgevaardigden van de justitiële jeugdinrichtingen Doggershoek, Hunnerberg, JOC en Sprengen, een afgevaardigde van de dienst justitiële jeugdinrichtingen (DJI) en de locatiedirecteur van Overberg die tevens de vergaderingen voorzat. De begeleidingscommissie kwam tijdens de looptijd van het project drie keer bijeen. Het doel van de begeleidingscommissie was het volgen van de voortgang van Open en Alert op Overberg en het beoordelen van de resultaten en aanbevelingen van Open en Alert. De leden van de stuurgroep, onderzoeksgroep en de werkgroep hebben in de vergaderingen van de begeleidingscommissie informatie gegeven aan de hand van presentaties. In de laatste bijeenkomst heeft het Trimbos-instituut de concept-materialen en de resultaten van de procesevaluatie gepresenteerd.
3.5 Training Vier groepen van ieder 16 medewerkers van Overberg (groepsleiding, verpleegkundigen, gedragscoördinatoren, AID’rs, onderwijzers) zijn getraind in de periode maart-mei 2008. Er waren drie groepen waarbij de samenstelling van disciplines gemengd waren en een groep bestond hoofdzakelijk uit docenten. In iedere groep zat tenminste één werkgroeplid. Deze had de taak om en het beleid toe te lichten in de trainingsgroep en eventuele vragen en knelpunten over het beleid terug te koppelen naar de werkgroep. De training bestond uit twee gedeelten. Het eerste deel, de basiscursus, bestond uit 2 bijeenkomsten van 3,5 uur met algemene informatie over alcohol, drugs en (problematisch)gebruik. Het tweede deel, de vaardigheidstraining, bestond uit 3 bijeenkomsten van 3,5 uur met aandacht voor de volgende thema's: 1. hoe kun je als onderwijzer/groepsleider/gedragcoördinator (problematisch) gebruik voorkomen; 2. wat zijn de signalen van (problematisch) gebruik; 3. hoe bespreek je als onderwijzer/groepsleider/gedragcoördinator het alcohol- en druggebruik met een jongere; 4. hoe begeleid je een jongere die alcohol- en/of drugs gebruikt; 5. hoe verwijs je een jongere die problematisch alcohol- en/of drugs gebruikt door naar de instelling voor verslavingszorg.
TRIMBOS-INSTITUUT
19
20
TRIMBOS-INSTITUUT
4
Resultaten
Aan de hand van de verzamelde onderzoeksgegevens beantwoorden we in dit hoofdstuk de onderzoeksvragen: 1. Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van Open en Alert in een JJI? 2. Hoe worden de pijlers van Open en Alert ingezet en gewaardeerd door de professionals binnen de pilot JJI en Centrum Maliebaan? a. Ontwikkelen alcohol- en drugsbeleid b. Deskundigheidsbevordering c. Samenwerken met verslavingszorg op het gebied van preventie en behandeling 3. Welke invloed heeft Open en Alert op het proces van de ontwikkeling van een alcohol- en drugsbeleid binnen de pilot JJI? 4. Welke invloed heeft het invoeren van Open en Alert op het begeleiden van jongeren die (problematisch) alcohol en drugs gebruiken? 5. Welke invloed heeft Open en Alert op het tot stand komen van eventuele hulpverlening door Centrum Maliebaan bij problematisch alcohol- en drugsgebruik? 6. In welke mate denken JJI’s baat te hebben bij of behoefte te hebben aan Open en Alert.
4.1 Resultaten onderzoeksvraag 1: Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren bij de implementatie van Open en Alert in een JJI? De belemmerende en bevorderende factoren beschrijven we volgens de indeling voor de implementatie van zorgvernieuwing (Fleuren e.a., 2002).
4.1.1 Factoren die te maken hebben met de organisatie Organisatie van Open en Alert: bevorderende factoren • De organisatie van Open en Alert heeft plaatsgevonden op 2 niveaus, de werkgroep (uitvoerend niveau) en de stuurgroep (managementniveau). In beide groepen is regelmatig overleg geweest waarin de stand van zaken van Open en Alert werd besproken. Door deze structuur was sprake van een snelle besluitvorming, namelijk door een korte communicatielijn tussen uitvoerend en management werden beleidsaanpassingen vanuit de werkgroep op een korte termijn goedgekeurd door het management van Overberg. • De begeleidingscommissie bestaande uit directieleden van 5 andere JJI's en een afvaardiging van de Dienst Jusitiële jeugdinrichtingen heeft ervoor gezorgd dat Open en Alert op landelijk niveau bekendheid heeft gekregen. Door de vergaderingen van de begeleidingscommissie, de workshop Open en Alert op de JJIinspiratiedag en het voordragen van de nominatie van Open en Alert voor de WHO Prison Award 2009 heeft gezorgd voor een draagvlak op landelijk niveau. Organisatie van Open en Alert: belemmerende factoren • De overdracht van informatie vond via de voorzitters van de groepen plaats die op hun beurt de informatie weer verder verspreidden. De extra overleggen of mail-
TRIMBOS-INSTITUUT
21
verkeer tussen de voorzitters werd door de voorzitter van de stuurgroep soms als tijdrovend, moeilijk in te plannen en als niet efficiënt ervaren. • Binnen de JJI indiceert en behandelt de Waag jongeren voor hun psychiatrische problematiek waaronder verslavingsproblematiek. De Waag is niet bij Open en Alert betrokken geweest terwijl de beleidsaanpassingen wel gevolgen heeft gehad voor de afbakening van de behandeling. Dankzij Open en Alert wordt de verslavingsproblematiek nu door de IVZ CMB uitgevoerd terwijl dat eerder door de Waag werd uitgevoerd. De Waag werd hierin niet tijdig gekend en geïnformeerd waardoor het aangaan van de samenwerking tussen Overberg en CMB (tijdelijk) de samenwerking tussen Overberg en de Waag heeft verslechterd. • De samenwerking tussen Overberg en IVZ CMB in Veenendaal is tijdelijk minder goed verlopen. Door omstandigheden binnen CMB konden behandelafspraken niet worden nagekomen waardoor vertraging ontstond in de behandeling van jongens van de gesloten afdeling met problematisch gebruik. Voor Overberg was het onduidelijk welke persoon hierop aangesproken kon worden en op welke termijn voor vervanging gezorgd kon worden. • In de samenwerking tussen Overberg en CMB zorglijn Jeugd zijn de samenwerk- en behandelafspraken niet uitgesproken en vastgelegd. Hierdoor sloten sommige behoeften vanuit Overberg (aantal uren behandeling, casuïstiekbesprekingen aan de teams) en het aanbod vanuit CMB niet altijd op elkaar aan.
Organisatie binnen de werkgroep: bevorderende factoren • In de stuurgroep is gekozen voor het creëren van een breed draagvlak voor uitvoering van Open en Alert. In de werkgroep namen alle disciplines deel en dat heeft de betrokkenheid van uitvoerders bij de beleidsontwikkeling, deskundigheidsbevordering en de samenwerking met CMB op uitvoerend niveau vergroot. Iedere discipline had een aanspreekpersoon voor Open en Alert. • Het hebben van twee trekkers (een teamleider en een behandelcoördinator) binnen de werkgroep Open en Alert is belangrijk geweest voor het realiseren van de inhoudelijke beleidsontwikkeling en de gehele organisatie rondom Open en Aler. De voorzitter van de werkgroep (teamleider) vervulde de voortrekkersrol en wist werkers te enthousiastmeren. De functie van teamleider als voorzitter was erg belangrijk omdat een teamleider een intermediaire positie innam tussen management en uitvoerders. Hierdoor had de teamleider een goed overzicht over de mate waarin Open en Alert werd ingevoerd binnen de teams en welke activiteiten nodig bleken om Open en Alert onder de aandacht te krijgen (o.a. informatie geven op teamvergaderingen) en te houden. Ook het organiseren en inplannen van deskundigheidsbevordering werd door de teamleider op korte termijn gerealiseerd. De behandelcoördinator is zeer waardevol geweest voor het verzorgen van de afstemming van beleid en behandeling, de schriftelijke vastlegging ervan en in de samenwerking met CMB en de behandeling van jongens met problematisch gebruik. Noodzakelijke voorzieningen: belemmerende factor • Werkgroepleden hebben geen extra uren gekregen voor deelname aan de werkgroep Open en Alert terwijl deelname aan de werkgroep wel extra inzet vraagt van de deelnemers. Hierdoor wisselde in de eerste 3 bijeenkomsten de samenstelling van de werkgroep Open en Alert waardoor het opstarten van Open en Alert werd bemoeilijkt en vertraagd. Ook tijdens het project heeft de uitvoering van
22
TRIMBOS-INSTITUUT
Open en Alert zwaar geleund op de schouders van de twee trekkers. Dit maakte het project kwetsbaar in de zin dat de prioritering van Open en Alert in sterke mate afhangt van het enthousiasme en de motivatie van de 2 trekkers. Dit geldt ook voor het implementatietraject waarin Open en Alert structureel ingebed moet worden en de vernieuwingen (beleid, deskundigheid) moeten worden vastgehouden. Samenwerking: bevorderende factor • Bij Open en Alert (werkgroep en op de trainingen) zijn alle disciplines in de werkgroep vertegenwoordigd en hebben alle disciplines deelgenomen aan de trainingen. Hierdoor werd iedereen bij Open en Alert betrokken, werd geïnformeerd en dacht mee over de invulling van het beleid. Dankzij deze multidisciplinaire aanpak en door de nadruk te leggen op gemeenschappelijke doelen en belangen hebben medewerkers op Overberg elkaar beter leren kennen en hebben met elkaar samengewerkt. Samenwerking: belemmerende factor • Een praktische belemmering in de samenwerking tussen de IVZ CMB en Overberg was de spreiding van verschillende afdelingen van CMB. De afdeling preventie heeft haar locatie in de stad Utrecht en verschillende behandelafdelingen zijn te vinden in gemeenten zoals Veenendaal en Amersfoort. Omdat Overberg binnen de regio Veenendaal gevestigd is waren drie afdelingen van CMB betrokken bij Open en Alert, namelijk de afdeling preventie in de stad Utrecht, de zorglijn Jeugd & Jongeren in de stad Utrecht en in Veenendaal. • In de loop van Open en Alert is er binnen CMB een verschuiving opgetreden van een centraal georganiseerde zorglijn Jeugd naar een clustergebonden zorglijn Jeugd (Utrecht Oost en Utrecht Midden-West). Dit gaf aanleiding tot opnieuw afstemming zoeken tussen de twee geografische gebieden met hun managers. • De samenwerking werd ook wat belemmerd door de fysieke afstand tussen Overberg en CMB in Utrecht en het behandelen van jongeren met problematisch middelengebruik. Alleen de jongens die op de 'open afdelingen' zitten en zelfstandig mogen reizen kwamen in aanmerking voor behandeling in Utrecht.
4.1.2 Factoren die te maken hebben met de vernieuwende interventie Aansluiting bij ervaren probleem: bevorderende factor • Open en Alert sloot aan bij problemen die medewerkers op Overberg in hun werk tegenkwamen. Het druggebruik onder de jongens was een probleem dat door alle medewerkers op Overberg werd ervaren en medewerkers niet goed wisten hoe ze met (problematisch) gebruikende jongens om moesten gaan. Ook door het management werd dit probleem onderkent. Deze problemen werden bevestigd door de uitkomsten van het Veiligheidsrapport van Inspectie (2007). In het rapport werd een aantal knelpunten gesignaleerd (problemen in de samenwerking en communicatie tussen verschillende afdelingen, eilandencultuur met eigen wet en regelgeving) die op de JJI de Heuvelrug een negatief effect hadden op de aandacht voor middelengebruik van jongeren van de medewerkers. Op de locatie Overberg werden deze knelpunten herkend. Zichtbaarheid van de uitkomsten: belemmerende factor
TRIMBOS-INSTITUUT
23
• Op een aantal groepen heeft Open en Alert positieve uitkomsten opgeleverd, waaronder het tijdelijk negatief zijn van de urinecontroles op drugs van een groot deel of de gehele groep, het meer bespreken van middelengebruik door de groepsleiders en de mentoren begeleiden jongens met problematisch middelengebruik. Deze uitkomsten worden echter nog te weinig met elkaar gedeeld en blijven bij een deel van de medewerkers op Overberg onbekend. Bij een deel van de medewerkers ontstaat het idee dat Open en Alert weinig effect of resultaten heeft opgeleverd en daarmee kan het gevaar ontstaat dat het draagvlak voor uitvoering van Open en Alert afneemt. Materialen: belemmerende factor • In de werkgroep werd gebruik gemaakt van het handboek voor trainers, maar dit handboek bleek onvoldoende handvatten te hebben voor de werkgroepleden. Het ontbreken van een voorbeeld werkplan heeft met name de opstartfase vertraagd. In het werkboek werd ook een implementatieplan gemist waardoor de bestendiging van Open en Alert nog onvoldoende van de grond is gekomen. Het gevaar hiervan is dat de geleerde kennis en vaardigheden te weinig structurele inbedding krijgen en niet beklijven.
4.2 Resultaten onderzoeksvraag 2: Hoe worden de pijlers van Open en Alert ingezet en gewaardeerd door de professionals binnen de pilot JJI en Centrum Maliebaan? 4.2.1 Tevredenheid werkers met het (gewijzigde) alcohol- en drugsbeleid op Overberg Aan de getrainde en ongetrainde medewerkers (n=37) is gevraagd naar de bekendheid met het nieuwe middelenbeleid op Overberg. Bijna iedereen (94%) is bekend met het beleid. Een iets lager percentage (78%) is bekend met de protocollen t.a.v. middelengebruik en een 76% geeft aan dat deze protocollen ook in de praktijk worden toegepast. Aan de medewerkers is ook gevraagd wat ze van het beleid en de protocollen vinden. Zesentwintig werkers (70%) hebben hun mening gegeven over het nieuwe beleid, waarvan 11 getrainde en 15 ongetrainde medewerkers van Overberg, zie tabel 1. Tabel 1 Mening werkers over het nieuwe beleid Totaal Getraind n=26 n=11 Te soepel/soft 9 (35%) 3 (27%) Duidelijk/helder 8 (31%) 5 (45%) Verbetering is nodig 7 (27%) 3 (27%) Geen mening 2 (7%)
Ongetraind n=15 6 (40%) 3(20%) 4(27%) 2(13%)
Meer getrainde medewerkers vinden het beleid duidelijk en helder dan de ongetrainde medewerkers. Relatief meer ongetrainde medewerkers vinden daarentegen het beleid te soepel en te soft. Ruim een kwart van beide groepen geeft aan dat verbetering van het beleid nodig is. Opmerkingen ten aanzien van de verbeteringen gaan over dat het beleid niet concreet genoeg is, het doorverwijzen van jongens naar CMB niet gebeurd, het onduidelijk is of het beleid wel werkt (afname middelengebruik), schrijfopdracht moeilijk
24
TRIMBOS-INSTITUUT
toe te passen is, dat het beleid soms in de praktijk moeilijk toe te passen is en dat sommige regels aangepast moeten worden. Opmerkelijk is dat medewerkers aangeven dat het doorverwijzen van jongens naar CMB niet gebeurd terwijl de 11 doorverwezen jongens het bewijs zijn van het tegendeel. Mogelijk wachten meer jongens met problematisch druggebruik op een doorverwijzing en behandeling bij CMB dan er op korte termijn behandeld kunnen worden. Zeventien werkers (46%) hebben hun mening gegeven over de protocollen, zie tabel 2.
TRIMBOS-INSTITUUT
25
Tabel 2 Mening werkers over de protocollen n=17 Aantal (%) Te soepel/soft 4 (24%) Duidelijk/helder 9 (53%) Verbetering is nodig 4 (23%) Opmerkingen ten aanzien van de verbeteringen gaan over het belang en nut van de schrijfopdrachten, en het ontbreken van aansluiting van de theorie bij de praktijk en dat de regels niet concreet genoeg zijn. Conclusie Veel meer medewerkers zijn sinds Open en Alert bekend met het middelenbeleid op Overberg; 94% is bekend met het nieuwe beleid. 46% Was bekend met het oude beleid. Ook veel meer medewerkers (76% na tegenover 23% voor Alert) passen de protocollen/regels over hoe je moet omgaan met jongens die alcohol- drugs gebruiken daadwerkelijk toe in de praktijk. De meningen van de medewerkers over het nieuwe beleid resp. de protocollen zijn verdeeld. De meesten (70% resp. 46%) die deze vragen hebben beantwoord vinden het beleid (38%) en de protocollen (53%) duidelijk en helder. Rond een kwart van de medewerkers vindt het beleid en de protocollen te soepel en iets kleiner percentage (23%) vindt verbetering nodig.
4.2.2 Tevredenheid training De deskundigheidsbevordering/training bestaat uit twee gedeelten: een basiscursus en een vaardigheidstraining. In totaal zijn 60 deelnemers van start gegaan met de training en 56 deelnemers hebben de training afgerond. De basiscursus bestond uit twee bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten hebben de deelnemers algemene informatie gekregen over alcohol, drugs en problematisch gebruik. Zesenvijftig deelnemers, een respons van 93% hadden aan het einde van de tweede bijeenkomst een evaluatieformulier ingevuld. Het overgrote deel van de deelnemers (tussen de 75% en 91%) gaf aan dat ze meer kennis hebben gekregen over alcohol en drugs en (problematisch) middelengebruik en dat ze deze kennis in hun werksituatie kunnen gebruiken. Daarnaast hebben ze meer inzicht gekregen op de werkwijze van CMB (zie bijlage 1). De deelnemers gaven de basiscursus gemiddeld een 7,7 (range 6-9) als rapportcijfer. De training signaleren, begeleiden en verwijzen bestond uit drie bijeenkomsten. Vierenveertig deelnemers, een respons van 73% vulden aan het einde van de derde bijeenkomst een evaluatieformulier in. Op een enkele uitzondering na gaven alle deelnemers een voldoende tot een goede beoordeling aan de vaardigheidstraining. De deelnemers gaven de vaardigheidstraining gemiddeld een 7,9 (range 7-9) als rapportcijfer. Het overgrote deel (91%) van de deelnemers voelt zich door de vaardigheidstraining voldoende toegerust voor het omgaan met (problematisch) druggebruik.
26
TRIMBOS-INSTITUUT
Uit gesprekken met medewerkers van Overberg wordt het positieve effect van de koppeling tussen de training en het trainen in multidisciplinaire teams onderstreept. ‘Doordat iedere discipline in de werkgroep en de training vertegenwoordigd is wordt voldoende draagvlak gecreëerd en wordt bottum-up gewerkt. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden om een cultuuromslag tot stand te brengen en zo’n omslag is weer noodzakelijk om beleidsverandering door te voeren’, aldus Marijke van Kraaikamp, directeur behandeling en diagnostiek van JJI De Heuvelrug. Hierdoor sluit Open en Alert aan bij 3 aandachtsgebieden die door justitie zijn opgesteld: 1. Het verkleinen van de kloof tussen beleid en uitvoering 2. Professionalisering van de bedrijfscultuur: attitude en beroepshouding 3. Professionalisering van het personeel: deskundigheidsbevordering Uit gesprekken met een aantal medewerkers die getraind waren kwam naar voren dat opgedane kennis en geleerde vaardigheden snel wegzakken. Ook gaven sommigen aan dat het inpassen van vaardigheden zoals gespreksvaardigheden in het dagelijks werk niet automatisch gaat. Door de ‘waan van de dag’, ervaren sommige groepsleiders dat ze te weinig tijd en mogelijkheden hebben om een gesprek met een jongen te voeren en daarbij de geleerde technieken toe te passen. Conclusie De training lijkt te hebben bijgedragen aan een verbetering van kennis over middelen en (problematisch) gebruik en aan het verbeteren van vaardigheden signaleren, begeleiden en verwijzen. De training wordt door de deelnemers hoog gewaardeerd. Het overgrote deel van de deelnemers kan de kennis uit de training in hun werksituatie gebruiken en zijn door de aangeleerde vaardigheden voldoende toegerust voor het omgaan met jongens die (problematisch) alcohol- en drug gebruiken.
4.2.3 Tevredenheid van Overberg over de ondersteuning, advies en communicatie met Centrum Maliebaan Er is sprake van een goede samenwerking tussen de afdeling preventie van CMB en Overberg. Er is grote tevredenheid over de training Open en Alert en preventiewerker die de training heeft uitgevoerd. Volgens afspraak tussen de afdeling preventie en Overberg krijgt de rest van de werkers vanaf medio januari 2009 de training, uitgevoerd door dezelfde preventiewerker van de eerste serie. Ook zijn al afspraken gemaakt voor opfristrainingen medio 2009. De samenwerking tussen de afdeling curatie van Centrum Maliebaan Utrecht en Overberg verloopt naar tevredenheid en conform werkafspraken. Tussen Overberg en CMB Utrecht zijn duidelijke afspraken opgesteld rondom aanmelding. De communicatie over de terugkoppeling (naar wie en op welke wijze) kan nog verbeteren door de procedure vast te leggen op papier. De communicatie met CMB Veenendaal is minder voorspoedig verlopen. In Veenendaal is een maatschappelijk werker voor 4 uur per week aangesteld om op de binnengroepen op Overberg jongens met problematisch gebruik te behandelen. De afgesproken vier uren bleken onvoldoende te zijn om alle jongens met problematisch middelengebruik te behandelen. Wegens ziekte ontbrak helaas continuïteit in de behandeling, wat tot onduidelijkheid leidde bij groepsleiding en behandelcoördinatoren van Overberg. Uiteindelijk zijn
TRIMBOS-INSTITUUT
27
er gesprekken gevoerd en afspraken tussen CMB Veenendaal en Overberg gemaakt om de voortgang van de samenwerking beter te laten verlopen. Conclusie De samenwerking tussen Overberg en de afdelingen preventie en curatie van CMB Utrecht verloopt naar wens waarbij de samenwerking, onder meer afspraken over deskundigheidsbevordering en de doorverwijzing en behandeling naar CMB van jongens die problematisch gebruiken, na het aflopen van het project Open en Alert structureel ingebed wordt. De samenwerking met CMB Veenendaal verliep minder voorspoedig. Het blijft belangrijk aandacht te houden voor de voortgang van een behandeling middels bijvoorbeeld het regelen van vervanging bij afwezigheid. Overberg heeft behoefte aan: meer behandeluren, meer ondersteuning voor casuïstiekbespreking met medewerkers en meer voorlichting aan jongens en wil een uitbreiding van de samenwerking met CMB.
4.2.4 Tevredenheid over de materialen van Open en Alert Handboek voor preventiewerkers Het handboek Open en Alert bestaat uit een gedeelte waarin de training wordt beschreven en een gedeelte waarin aan de hand van een stappenplan het opzetten van Open en Alert (werkgroep en beleidsontwikkeling) staat beschreven. Het handboek is in eerste instantie voor de preventiewerker van een IVZ geschreven met accenten op de begeleidende rol tijdens het opzetten van Open en Alert en de training. De preventiewerker die Open en Alert heeft begeleid en het handboek heeft gebruikt is tevreden over de opzet en toepassing van het handboek. Het stappenplan uit het handboek is door de werkgroepleden gebruikt als leidraad voor het opzetten van Open en Alert. De werkgroepleden misten een eigen handboek met daarin een duidelijke omschrijving van taken en verantwoordelijkheden van werk- en stuurgroepleden. Daarnaast bestaat in de werkgroep de behoefte aan hulpmiddelen voor het structureren van activiteiten en planningen om Open en Alert op te zetten en uit te voeren. Training Uit de evaluatie van de deelnemers aan de training zijn onderstaande suggesties voor verbeteringen naar voren gekomen: Basiscursus: Meer informatie over gokken en internetverslaving; Meer voorbeeldmateriaal laten zien (films) en ruiken van drugs; Literatuurtips en achtergrondinformatie als extra verdieping; Meer achtergrondinformatie over problematisch gebruik. Vaardigheidstraining: illustraties met hulp van video/film; deel van de training multidisciplinair en een deel apart met de teams uitvoeren; informatie over dubbele diagnostiek; verdieping in gesprekstechnieken; gesprekstechnieken intensiever begeleiden tijdens de rollenspelen; regels meegeven van feedback; meer aan de gang met het nieuwe beleid. Ook de preventiewerker vond dat de training illustraties, filmpjes en voorbeelden miste en meer informatie over de werking van verslaving. Het invoegen van filmmateriaal aan de training op Overberg voor het illustreren van de werking en effecten van middelen was op Overberg niet mogelijk doordat er geen internetaansluiting aanwezig was in de trainingsruimte.
28
TRIMBOS-INSTITUUT
Cursusmap Aan de getrainde groep medewerkers is gevraagd naar de bruikbaarheid van de cursusmap. Van de 14 medewerkers gaf 71,4% aan dat ze de cursusmap na de training in hun werk te hebben gebruikt. De helft daarvan beoordeelde de cursusmap als 'goed naslagwerk', 'handige informatie', 'leerzaam en stimulerend', 'overzichtelijk en duidelijk', 'werkzaam' en 'prima'. Conclusie Zowel het handboek voor trainers als de cursusmap behoeven weinig aanpassingen. De materialen van Open en Alert zijn dus goed te gebruiken in de JJI. De training behoeft meer voorbeeldmateriaal over o.a. de werking en effecten van middelen en in de vaardigheidstraining meer aandacht voor de gesprekstechnieken en oefeningen.
4.3 Resultaten onderzoeksvraag 3: Invloed Open en Alert op tot stand komen van alcohol- en drugsbe leid In het nieuwe beleid bestaat een verschil tussen uitvoering van beleid op groepsnivo en uitvoering van beleid op individueel nivo. Voor de gehele groep geldt een verbod op middelengebruik op Overberg en dat drugs zijn verboden. Op individueel nivo is echter afbouw mogelijk binnen behandelplannen/trajecten binnen de doelstelling abstinentie te stimuleren. In deze behandelinsteek past een belonings- en strafsysteem door het verstrekken en inhouden van verloven bij het afbouwen of verhogen van druggebruik. Op individueel nivo kan een gebruikende jongere die zijn verbruik vermindert dus wel op verlof. Jongeren leren hierdoor met hun druggebruik om te gaan. In het onderstaande schema staan de verschillen tussen het oude en nieuwe beleid weergegeven. Tabel 3 Oude en nieuwe beleid tegenover elkaar afgezet Nieuw beleid Oud beleid Onderwerpen Aanleiding opstellen van een preventief Korte notitie met beschrijvingen met sancalcohol en drugs beleid; Visie van Over- ties bij weigering meewerking UC’s, en bij berg en insteek om vanuit openheid in ge- positieve score UC. sprek te gaan met jongens over hun druggebruik; preventie alcohol- en druggebruik; regels binnen Overberg; handelingen UC’s en blaastest; aanvraagformulier urine-onderzoek; uitleg drugsbeleid voor jongens op Overberg; protocol beloningssysteem bij negatieve UC; protocol sanctioneren softdrugs, harddrugs en alcohol voor gesloten en open groepen. Inhoud In het algemeen streven naar nuloptie Hanteren van de nuloptie voor iedereen druggebruik. Problematisch gebruiker volgt waarbij geen uitzonderingen mogelijk zijn.
TRIMBOS-INSTITUUT
29
individueel traject gericht op begeleiding en behandeling teneinde het problematisch gebruik aan te pakken. Preventie van problematisch alcohol- en druggebruik door open in gesprek te gaan met jongeren die drugs gebruiken en proberen te voorkomen dat jongeren problematisch gaan gebruiken. Ruimer begrip voor jongeren die middelen gebruiken. Als jongen heeft gebruikt wordt de vraag gesteld: wat gaan we ermee doen? Opener praten over druggebruik>vermindering taboe op behandeling>meer jongens in behandeling Belonen van negatieve urinecontroles (UC’s) Houding medewerker t.a.v. druggebruik: kijken naar mogelijkheden voor de jongen, grijzer denken en ruimere blik Nadruk op beloningen verdienen Meer controle en waardebepalingen via UC’s Uitvoering Betrokkenheid bij nieuwe beleid door feedback geven van alle medewerkers Medewerkers zijn bekend met nieuwe beleid, op alle groepen in teamvergaderingen besproken Beleid wordt door de meeste medewerkers uitgevoerd
Een jongen die problematisch gebruikt krijgt straf voor zijn gebruik en geen begeleiding. Waarschuwen van de jongen en straffen wanneer hij gebruikt heeft
Beperkt /geen begrip voor jongeren die middelen gebruiken. Als jongen heeft gebruikt wordt de vraag gesteld: welke straf gaan we toepassen? Waarschuwing over druggebruik>straffen> geen jongens in behandeling Straffen van positieve UC’s Houding medewerker t.a.v. druggebruik: kijken naar straf voor de jongen, zwart-wit denken en beperkte blik Straffen stond centraal
Beleid van bovenaf opgelegd Deel van de medewerkers waren niet bekend met het oude beleid Beleid werd door een groot deel van de medewerkers niet uitgevoerd
Het nieuwe beleid wordt over het algemeen goed uitgevoerd en toegepast. Het beleid en de protocollen zijn helder, ook wat je moet doen met gebruikende jongens. In overleg met de teamleiders en behandelcoördinatoren is het beleid op iedere groep doorgenomen. Een belangrijk aandachtspunt is dat het nieuwe beleid als agendapunt op teamvergaderingen komt te staan. Een gevaar ontstaat namelijk dat sommige regels van het nieuwe beleid niet meer worden uitgevoerd. Conclusie Door Open en Alert is het oude beleid van Overberg geheel vernieuwd met daarin aandacht voor preventie van middelengebruik en gekozen is voor een positieve invalshoek door het accent te leggen op belonen van positief gedrag in plaats van de focus te leggen op het straffen van negatief gedrag. Door het nieuwe beleid wordt met een jongen in gesprek gegaan over zijn alcohol- en druggebruik en worden jongens die problematisch gebruiken gemotiveerd hier iets aan te doen en wordt hulp aangeboden.
30
TRIMBOS-INSTITUUT
4.4 Resultaten onderzoeksvraag 4: Welke invloed heeft het invoeren van Open en Alert op het begeleiden van jongeren die (problematisch) alcohol en drugs gebruiken? De beantwoording van deze onderzoeksvraag gebeurt aan de hand van drie deelvragen. 1. In hoeverre is de deskundigheid van de medewerkers toegenomen ten aanzien van het kennisniveau en vaardigheden signalering, begeleiding en verwijzing? 2. Is er een effect in het begeleiden van jongeren met problematisch middelengebruik? 3. Is het middelengebruik onder jongeren afgenomen? Subvraag 1: In hoeverre is de deskundigheid van de werkers toegenomen ten aanzien van het kennisniveau en de vaardigheden (signalering, begeleiding en verwijzing)? In eerste instantie was het de opzet om met behulp van een voor- en nameting het effect van de training op het gebied van kennis en deskundigheid t.a.v. middelengebruik te meten. Deze opzet is komen te vervallen omdat de onderzoeksgroepen door personeelswisselingen in de voor- en nameting teveel van elkaar verschilden. Daarnaast wilden we niet alleen navraag doen naar hoe de respondenten de eigen kennis en vaardigheden inschatten, maar ook hun daadwerkelijke kennis toetsen. Vandaar dat we de onderzoeksopzet hebben gewijzigd. Het effect van de training is gemeten aan de hand van een schriftelijke vragenlijst (bijlage 2) uitgezet onder alle werkers op Overberg. In deze vragenlijst zijn ook vragen opgenomen om de feitelijke kennis over middelen te toetsen. Vervolgens zijn de gegevens van de respondenten die een training hebben gevolgd vergeleken met de gegevens van de respondenten die geen training hebben gevolgd. De vragenlijst is vier maanden na de training en na invoering van het nieuwe beleid afgenomen. In de maanden oktober en november 2008 hebben we 70 medewerkers (groepsleiders, onderwijzers, gedragscoördinatoren, verpleegkundigen en AID'rs) benaderd met de desbetreffende vragenlijst. In totaal werden 37 vragenlijsten teruggestuurd, een respons van 52,9%, waarvan 14 respondenten (37,8%) de training wel en 23 respondenten (62,2%) de training niet hadden gevolgd. De gegevens zijn ingevoerd in een databestand en geanalyseerd met behulp van het statistische pakket SPSS. Achtergrondgegevens onderzoeksgroep De groep die de training niet hebben gevolgd bestaat voor 91,3% uit groepsleiders. De groep die getraind is laat meer diversiteit zien in functie, 57,1% is groepsleider en de rest bestaat uit onderwijzer, verpleegkundige en behandelaar. In de gehele onderzoeksgroep ontbreken de AID'rs. Kennisniveau Om het kennisniveau na te gaan hebben we gevraagd naar hoe de werkers hun eigen kennis beoordelen.
TRIMBOS-INSTITUUT
31
Tabel 4 Beoordeling eigen kennisniveau Kennis Ruim onvol- Onvoldoen- Voldoende doende de Training* + + + Alcohol 13% Softdrugs 7% 13% Andere drugs 9% 21% 39% * "+" betekent in dit verband de getrainde groep (n=14). n=23)
79% 57% 71% "-" is
Ruim voldoende + -
65% 21% 22% 78% 36% 9% 48% 7% 4% de ongetrainde groep (
In het beoordelen van hun eigen kennis zijn nauwelijks verschillen op te merken tussen de getrainde en ongetrainde groepen. De beoordeling van de eigen kennis van alcohol is tussen beide groepen nagenoeg gelijk en wordt '(ruim)voldoende' ingeschat; de kennis van softdrugs wordt door het overgrote deel van de ongetrainde groep als 'voldoende' ingeschat en een groter deel van de getrainde groep dit als 'ruim voldoende' inschat. De beoordeling van de eigen kennis over andere drugs laat de grootste verschillen zien tussen de ongetrainde en getrainde groepen. Bijna de helft van de ongetrainde groep schat deze kennis in als (ruim)onvoldoende (39% + 9%). Dat is bij de getrainde groep minder, namelijk 21%. Om na te gaan of de inschatting van het kennisniveau gelijk is aan de daadwerkelijke kennis hebben we een aantal kennisvragen gesteld over de werking (tabel 5), effecten (tabel 6) en risico's (tabel 7) van middelen. In tabel 5 t/m 7 staan de percentages van de getrainde en ongetrainde groep die de vragen goed beantwoord hebben. Tabel 5 Kennis werking middelen Kennis werking Percentage goede antwoorden Training + Alcohol Cannabis XTC Paddo's Cocaïne
85% 85% 92% 85% 77%
61% 100% 100% 95% 82%
De kennis over de werking van cannabis, xtc, paddo's en cocaïne is goed te noemen en er bestaat tussen beide groepen weinig verschil. Het overgrote deel van beide groepen hebben een goede kennis over de werking (stimulerend/verdovend/bewustzijnsveranderend) van middelen. Een uitzondering hierop is de kennis van de ongetrainde groep over de werking van alcohol.
32
TRIMBOS-INSTITUUT
Tabel 6 Kennis effecten middelen Kennis effect Percentage goede antwoorden Training + Alcohol 83% 87% Speed 67% 44% XTC 17% 6% Paddo's* 58% 6% Cocaïne 42% 19% * (p<0.05) De kennis van de effecten van speed, XTC, paddo's en cocaïne verschillen aanzienlijk tussen beide groepen. De vragen zijn door de getrainde medewerkers beter beantwoord op 4 van de 5 middelen (tabel 5). Dit verschil is zelfs significant (p<0.05) als het gaat om de kennis over het effect van paddo's. Opvallend is dat de kennis over de effecten van alcohol en XTC weinig verschilt tussen beide groepen, de effecten bij alcohol zijn het beste bekend en die van XTC het slechtste. Tabel 7 Kennis risico's middelen Kennis risico's Percentage goede antwoorden Training + Alcohol 92% 89% Speed 50% 16% XTC 42% 26% Paddo's* 92% 58% Cocaïne* 42% 21% * (p<0.05) Ook in de kennis van de risico's van speed, XTC, paddo's en cocaïne zijn grote verschillen tussen beide groepen op te merken. De vragen zijn door de getrainde medewerkers beter beantwoord op de bovengenoemde middelen. Dit verschil is zelfs significant (p<0.05) als het gaat om de kennis over de risico's van paddo's en cocaïne. De kennis over de risico's van alcohol verschilt nauwelijks tussen beide groepen, deze risico's kent bijna iedereen. De inschatting van de eigen deskundigheid op het gebied van kennis over alcohol en drugs lijkt te verschillen van de aanwezige kennis die men daadwerkelijk bezit. In beide groepen, (on)getrainden, lijkt sprake te zijn van een te hoge inschatting van de eigen kennis. De getrainde groep schat de kennis over alcohol te hoog in en de ongetrainde groep schat de kennis over harddrugs te hoog in. Conclusie De training heeft bijgedragen aan de toename van kennis. De kennis van de effecten van de middelen paddo's, speed en cocaïne en kennis van de risico's van XTC, paddo's, speed en cocaïne verschilt aanzienlijk tussen getrainde en ongetrainde medewerkers. Getrainde medewerkers van Overberg hebben significant meer kennis over het effect van paddo's en de risico's van paddo's en cocaïne.
TRIMBOS-INSTITUUT
33
Vaardigheden signalering, begeleiding en verwijzing Om signaleringsvaardigheden na te gaan hebben we gevraagd naar hoe de werkers deze beoordelen. Tabel 8 Beoordeling eigen signaleringsvaardigheden Vaardigheden Onvoldoen- Voldoende Ruim volde doende Training + + + Herkennen signalen Signaleringsgesprek voeren met open houding Vermijden van preken, waarschuwen, bevelen, adviseren Toepassen motiverende gesprekstechnieken
14%
22% 86% 74% -
4%
14%
30% 71% 61% 15% 9%
14%
36% 71% 55% 15% 9%
7%
13% 71% 65% 21% 22%
Getrainde medewerkers van Overberg beoordelen de signaleringsvaardigheden beter vergeleken met de ongetrainde medewerkers (tabel 8). Het overgrote deel (86-92%) van de getrainde groep beoordeelt de eigen signaleringsvaardigheden als '(ruim)voldoende'. In de ongetrainde groep ligt dit lager namelijk tussen de 64-71%. Tabel 9 Beoordeling vaardigheden begeleiden van jongens met (problematisch)gebruik Vaardigheden Ruim onvol- Onvoldoen- Voldoende Ruim voldoende de doende Training + + + + Hanteren gesprekstechnieken bij begeleidingsgesprek Gebruiken van gespreksmodel om begeleiding te structureren Toepassen model 'stadia van gedragsverandering' en bege- 7% leiding daarbij aansluiten* *(p<0.05)
-
14%
13% 71% 74% 15% 13%
-
36%
61% 57% 35% 7%
4%
4%
21%
70% 64% 22% 7%
4%
In het beoordelen van de vaardigheden om jongens te begeleiden zien we verschillen tussen de getrainde en ongetrainde medewerkers op Overberg. Bijna 2/3 van de getrainde groep past bij de begeleiding van de jongens een gespreksmodel toe om de gesprekken te structureren, terwijl een minderheid van de ongetrainde medewerkers dit model toepast. Significant meer medewerkers die getraind zijn gebruiken specifiek het model 'stadia van gedragsverandering' in de begeleiding van jongens dan de ongetrainde groep. Het overgrote deel van zowel de getrainde als de ongetrainde medewerkers hanteert gesprekstechnieken bij een begeleidingsgesprek.
34
TRIMBOS-INSTITUUT
Tabel 10 Beoordeling vaardigheden verwijzen van jongens met (problematisch)gebruik Vaardigheden Onvoldoen- Voldoende Ruim volde doende Training + + + Bekend met afspraken en pro- 21% cedure doorverwijzing Bekend met rol en taak wanneer jongen doorverwezen 29% wordt
35% 64% 57% 14% 9%
30% 57% 65% 14% 4%
In het beoordelen van vaardigheden in het verwijzen van jongens met (problematisch) gebruik zijn geen opvallende verschillen te zien en het overgrote deel deze vaardigheden als '(ruim)voldoende' beschouwd. Dat is niet opvallend aangezien de regels en afspraken rondom doorverwijzing van jongens met problematisch middelengebruik vaststaan in het nieuwe beleid van Overberg en iedereen daarin gekend is, zowel getrainde als ongetrainde medewerkers. Conclusie Opvallend is dat de beoordeling van de signaleringsvaardigheden nauwelijks verschilt tussen de getrainde en ongetrainde medewerkers van Overberg. Deze beoordeling is waarschijnlijk te hoog ingeschat en de vragen zijn mogelijk anders geïnterpreteerd. Uit observaties uit de training bleek dat veel medewerkers juist geen open houding hebben tijdens het voeren van een signaleringsgesprek en geen motiverende gesprekken toepassen terwijl ze dat wel denken te doen. Een beperkt zelfinzicht, andere opvattingen over wat een open gesprek voeren is en wat motiverend is en het te hoog inschatten van de eigen vaardigheden zijn mogelijke verklaringen voor de hoge beoordeling van de signaleringsvaardigheden. Aanzienlijk meer getrainde dan ongetrainde medewerkers beoordelen hun vaardigheden (ruim)voldoende als het gaat om het vermijden van preken, waarschuwen en bevelen. Opvallend is dat de beoordeling van de vaardigheden om jongens met (problematisch)gebruik te begeleiden tussen getrainde en ongetrainde medewerkers nauwelijks verschilt als het gaat over het hanteren van gesprekstechnieken. In beide groepen beoordeelt het overgrote deel deze vaardigheden als (ruim)voldoende. Gezien de ervaringen uit de training zijn vraagtekens te stellen bij de hoge beoordeling van de ongetrainde werknemers. Het is mogelijk dat deze groep de eigen vaardigheden te hoog inschat en/of de vraag anders is geïnterpreteerd. Veel meer getrainde dan ongetrainde werkers beoordelen hun vaardigheden (ruim)voldoende als het gaat om het gebruiken van een gespreksmodel om de begeleiding te structuren en zelfs significant meer getrainde werkers passen het model 'stadia voor gedragsverandering' toe en sluiten daarbij aan. De vaardigheden om jongens met problematisch gebruik door te verwijzen naar CMB wordt door beide groepen niet erg verschillend beoordeeld. Zowel onder getrainde als ongetrainde medewerkers beoordeeld ruim 2/3 zijn/haar bekendheid met de procedure van doorverwijzen en de taak die daarbij hoort als (ruim)voldoende. Gezien de regels en afspraken rondom doorverwijzing van jongens met problematisch middelengebruik vast-
TRIMBOS-INSTITUUT
35
staan in het nieuwe beleid van Overberg en iedereen dit beleid vanaf 1 mei moest uitvoeren is het niet opmerkelijk dat beide groepen even bekend zijn met de regels rondom doorverwijzing. Verandering in de laatste 4 maanden na de training en invoering van het nieuwe beleid. We hebben aan de werkers gevraagd, vier maanden na het aflopen van de training en het invoeren van het nieuwe beleid op Overberg, of medewerkers veranderingen hebben ervaren in hun vaardigheden, aanpak en manier van werken. Tabel 11 Veranderingen in de laatste 4 Veranderingen Training 1 Verbetering vaardigheden signaleren, begeleiden, verwijzen * 2 Vaker gesprek gevoerd met jongeren over middelengebruik 3 Andere aanpak gehanteerd in het bespreken van middelengebruik * 4 Andere aanpak gehanteerd in het benaderen van jongens t.a.v. middelengebruik 5 Verbetering van jouw manier van werken * 6 Verbetering van werken in jouw team 7 Verbetering van samenwerking op Overberg * (p<0.05)
maanden Ja + 79%
30%
64%
68%
69%
13%
29% 85%
26% 35%
62% 50%
43% 32%
Ad 1. Verbetering vaardigheden signaleren, begeleiden en verwijzen. Significant meer getrainde werkers merken dat hun vaardigheden t.a.v. signaleren, begeleiden en doorverwijzen zijn verbeterd vergeleken met ongetrainde werkers. Van deze groep geeft 79% aan dat de training hieraan heeft bijgedragen, 21% geeft aan dat het nieuwe beleid op Overberg hieraan heeft bijgedragen. Van de ongetrainde werkers geeft ¾ aan dat het nieuwe beleid op Overberg heeft bijgedragen aan het verbeteren van hun vaardigheden. Ad 2. Vaker gesprek gevoerd met jongeren over middelengebruik. Een ruime meerderheid in beide groepen geeft aan vaker een gesprek te hebben gevoerd over middelengebruik. Van de getrainde groep geeft 78% aan dat de training hieraan heeft bijgedragen en 36% geeft aan dat het beleid heeft bijgedragen. Van de ongetrainde groep geeft 47% aan dat het beleid hieraan heeft bijgedragen. Andere bijdragen die genoemd worden zijn samenwerking CMB, werkervaring opdoen, nieuws en lezen van bepaalde boeken. Ad 3. Andere aanpak gehanteerd in het bespreken van middelengebruik. Significant meer getrainde werkers bevestigt in de laatste 4 maanden een andere aanpak te hebben gehanteerd. Van de getrainde groep geeft 100% aan dat de training hieraan heeft bijgedragen. Andere bijdragen hieraan zijn het nieuwe beleid op Overberg, HBOopleiding en werkervaring.
36
TRIMBOS-INSTITUUT
Ad 4. Andere aanpak gehanteerd in het benaderen van jongens en middelengebruik. Een kwart van de getrainde en ongetrainde medewerkers hanteert een andere aanpak dan voorheen in het benaderen van jongens en hun middelengebruik. Van de getrainde groep geeft 100% aan dat de training hieraan heeft bijgedragen. Van de ongetrainde groep geeft 83% aan dat het nieuwe beleid hieraan een bijdrage heeft geleverd. Ad 5. Verbetering van werken Significant meer getrainde werkers geeft aan dat hun manier van werken in de laatste 3 maanden is verbeterd. Van de getrainde medewerkers geeft 91% aan dat de training hieraan heeft bijgedragen. Andere bijdragen hieraan zijn het nieuwe beleid op Overberg en een HBO opleiding. Van de ongetrainde groep geeft 50% aan dat het nieuwe beleid hieraan een bijdrage heeft geleverd. Ad 6. Verbetering van werken in het team Een ruime meerderheid van de getrainde groep geeft aan dat de manier van werken in hun team is verbeterd. Driekwart van deze groep geeft aan dat de training hieraan heeft bijgedragen en 63% geeft aan dat (ook) het beleid hieraan heeft bijgedragen. Van de ongetrainde werkers geeft 1/3 aan dat de training hieraan heeft bijgedragen en 56% geeft aan dat het beleid hieraan heeft bijgedragen. Ad 7. Verbetering van werken op Overberg De helft van de getrainde medewerkers geeft aan dat de samenwerking op Overberg in de laatste 4 maanden is verbeterd. Van deze groep geeft 57% aan dat de training en eveneens 57% geeft aan dat het beleid op Overberg hieraan heeft bijgedragen. Bij de ongetrainde groep liggen deze percentages 30% door de training en 83% door het beleid. Conclusie De meeste getrainde medewerkers constateren een verbetering van hun vaardigheden, aanpak en manier van werken na invoering van Open en Alert (deskundigheidstraining, nieuw beleid). Deze ervaren verbetering verschilt van de ervaringen van de ongetrainde groep. Significant meer getrainde dan ongetrainde medewerkers ervaren een verbetering van hun vaardigheden in het signaleren, begeleiden en verwijzen, van hun manier van werken en hebben een andere aanpak gehanteerd in het bespreken van middelengebruik. Ook ervaren veel meer getrainde medewerkers een verbetering van werken in hun team en in de samenwerking op Overberg dan hun ongetrainde collega's. Zowel getrainde als de ongetrainde medewerkers hebben vaker een gesprek gevoerd met de jongens over middelengebruik. Een kwart van beide groepen heeft een andere aanpak gehanteerd in het benaderen van jongens t.a.v. middelengebruik. Van alle getrainde medewerkers die een verbetering van hun vaardigheden, aanpak en manier van werken na invoering van Open en Alert hebben ervaren, daarvan schrijft de meerderheid deze verbetering toe aan de deskundigheidstraining en een minderheid aan het nieuwe beleid. De ongetrainde medewerkers die een verbetering van hun vaardigheden, aanpak en manier van werken na invoering van Open en Alert hebben ervaren schrijven deze grotendeels toe aan het nieuwe beleid. Opmerkelijk is dat volgens ongetrainde medewerkers de training heeft bijgedragen aan verbeteren van de manier van werken in hun team (33%) en het verbeteren van de samenwerking op Overberg (30%).
TRIMBOS-INSTITUUT
37
Subvraag 2: Is er een effect in het begeleiden van jongeren met problematisch middelengebruik? Om het effect van Open en Alert te meten in het begeleiden van jongens met problematisch middelengebruik kijken we of er sprake is van een toename van het aantal jongens met problematisch gebruik dat door de IVZ CMB begeleid wordt. Dit kan een begeleidingstraject buiten en binnen de JJI zijn. Het effect van de begeleiding van jongens met middelengebruik door medewerkers van Overberg is in dit onderzoek niet gemeten. Voorafgaande aan de invoering van Open en Alert op Overberg waren er geen jongens met problematisch middelengebruik in een behandeltraject bij CMB of bij een andere verslavingszorginstelling. Op de peildatum (december 2008) zijn 11 jongens met problematisch middelengebruik in een behandelingstraject bij CMB. Dat betekent dat ze of een intake hebben gehad, motiverende gesprekken volgen of behandeld worden. Dit effect is toe te schrijven aan Open en Alert. Voordat Open en Alert werd uitgevoerd zaten op Overberg ook jongens die problematisch gebruikten, maar in de begeleiding werd daar niets mee gedaan. Door Open en Alert is het signaleren van (problematisch) gebruik toegenomen en de gespreksvoering met de jongens is verbeterd door een 'open houding' waardoor meer inzicht is verkregen op welke jongens problematisch gebruiken. Dankzij een verbetering van de samenwerking tussen Overberg en de IVZ CMB is de toeleiding en aanmelding van jongens met problematisch gebruik toegankelijker geworden. Dat tezamen resulteert in de effectiviteit van Open en Alert in het begeleiden van jongens met problematisch gebruik. Conclusie Er is sprake van een duidelijk effect in de begeleiding van jongeren met problematisch gebruik. Sinds de invoering van Open en Alert is het aantal jongeren met problematisch gebruik die begeleid worden door een instelling voor verslavingszorg met 100% toegenomen. Voor invoering van Open en Alert werden jongeren met problematisch gebruik incidenteel begeleid. Dit aantal is sinds invoering van Open en Alert opgelopen tot 11 jongens die momenteel in een behandeltraject zitten voor hun problematisch drugsgebruik. Aangezien de jongerenpopulatie niet of nauwelijks is veranderd, is dit effect toe te schrijven aan Open en Alert (beleidsverandering en deskundigheidsbevordering) Subvraag 3: Is het middelengebruik onder jongeren afgenomen? Aan de hand van twee meetmomenten (voormeting in november 2007 en nameting in november 2008) is gemeten of sprake was van een afname van middelengebruik onder de jongens. Hiervoor zijn alle jongens benaderd van de 4 groepen, 2 open en 2 gesloten groepen, die betrokken zijn geweest bij de pilot van Open en Alert. Dat betekent dat de groepsleiders van deze groepen zijn getraind en het nieuwe beleid uitgetest is. Vervolgens zijn de gegevens van de voor- en nameting met elkaar vergeleken. Op de 4 groepen zitten in totaal 36 jongens. In de voormeting werden 23 vragenlijsten ingevuld, een respons van 63,9% en in de nameting waren dat er 25, een respons van 69,4%. De onderzoeksgroepen in de voor- en nameting waren niet gelijk, de verdeling tussen de groepen in voor- en nameting verschilden en de samenstelling van de jongens op de groep bij afname van de vragenlijsten waren verschillend.
38
TRIMBOS-INSTITUUT
Representativiteit De vragenlijsten zijn afgenomen op de groepen waarbij jongens tegelijkertijd de lijsten invulden. Om de jongens te motiveren voor deelname aan het onderzoek kregen ze voor het invullen een telefoonkaart van €5,-. Door deze beloning hebben we een hoge respons bereikt. Over de betrouwbaarheid van de antwoorden zijn enkele kanttekeningen te maken. De vragenlijsten werden snel ingevuld en soms afgeraffeld. Uit de opmerkingen die een aantal jongens maakte tijdens het invullen van de vragenlijst bleek dat sommigen vraagtekens stelden bij de anonimiteit van het onderzoek. Hierdoor kunnen vragenlijsten onbetrouwbaar zijn ingevuld. Een aantal vragen over de frequentie van bepaald middelengebruik is hierdoor komen te vervallen. De vragenlijsten zijn door de jongens zelf ingevuld. In de vragenlijst zijn vragen opgenomen over welke en hoe vaak de jongere middelen gebruikt. Deze vragen zijn naar beoordeling van de jongere zelf ingevuld. Een gevaar van deze onderzoeksmethode kan zijn dat de antwoorden een overschatting en/of een onderschatting kunnen zijn van het werkelijke gebruik van jongeren. Omdat de onderzoeksgroep in samenstelling verschilt en gezien de geformuleerde kanttekeningen, is deze rapportage alleen in beschrijvende zin beschreven. Achtergrondgegevens onderzoeksgroep Tabel 12 Verdeling groepen
Egelmeer (open groep) Zandschulp (open groep) Ravenhorst (gesloten) Bruinhorst (gesloten) Totaal
Voormeting (n=23) Aantal % 6 26 5 22 4 17 8 35 23 100
Nameting (n = 25) Aantal % 4 16 7 28 7 28 7 28 25 100
Middelengebruik Aan de jongens is gevraagd naar hun alcohol- en druggebruik en welke middelen dat waren. Elf jongens (48%) in de voormeting en 17 jongens (68%) in de nameting gaven aan dat ze in de laatste maanden drugs hadden gebruikt. Op de open groepen is de verdeling in de voor- en nameting 55% en 82% en op de gesloten groepen was dat 45% en 57%. Deze cijfers wijzen erop dat er geen afname lijkt te zijn van het middelengebruik onder de jongens. De cijfers lijken aan te tonen dat er sprake is van een toename van middelengebruik onder de jongens en met name geldt dit voor de jongens op de open groep. Of de jongens ook op Overberg meer middelen zijn gaan gebruiken of alleen daarbuiten tijdens een weekendverlof is onduidelijk. In het onderzoek is niet gevraagd wanneer en waar de jongens gebruiken.
TRIMBOS-INSTITUUT
39
Tabel 13 Middelengebruik Voormeting (n=11) Aantal % 6 55 9 82 2 18 1 9 -
Alcohol Cannabis Amfetaminen XTC Cocaïne Paddo's
Nameting (n=17) Aantal 10 14 2 3 2
% 59 82 12 18 12
De middelen die jongens gebruiken zijn in de voor- en nameting grotendeels hetzelfde. Cannabis wordt verreweg het meest gebruikt, maar ook een grote meerderheid gebruikt alcohol. Harddrugs zoals cocaïne en XTC worden maar weinig gebruikt. Gesprekken over middelengebruik Aan de jongens is gevraagd of ze wel eens met hun groepsleider praten over drugs. Tabel 14 Gesprekken over drugs
Ja in het algemeen Ja over eigen gebruik Nee
Voormeting (n=23) Aantal % 12 52 2 9 9 39
Nameting (n=25) Aantal 9 5 11
% 36 20 44
Uit tabel 14 is te lezen dat het aantal jongens dat wel eens met de groepsleider over drugs praat in de voor- en nameting nagenoeg gelijk is. In de inhoud van de gesprekken lijkt een matige verschuiving zichtbaar waarbij de gesprekken minder gaan over algemeen praten over drugs naar het praten over het eigen gebruik. Degene die niet met hun groepsleiders praten over drugs geven aan dat ze geen gesprek willen of dat de groepsleider geen gesprek met hen over drugs is aangegaan. Aan de jongens die aangaven dat ze gesprekken voerden over eigen middelengebruik hebben we gevraagd naar de frequentie van de gesprekken en of ze iets aan deze gesprekken hadden gehad. Tabel 15 Frequentie gesprekken over eigen gebruik Voormeting Nameting (n=5) (n=2) Aantal Aantal Minder dan eens per maand 1 1 Ongeveer 1 á 2 keer per maand 3 Vaker dan 2 keer per maand 1 1 In de voormeting gaven beide jongens aan niets aan deze gesprekken te hebben gehad om de redenen die ze zelf omschrijven als, 'ik aan geef dat ik heb gebruikt' en 'als ik wil
40
TRIMBOS-INSTITUUT
stoppen dan moet ik dat zelf doen'. In de nameting waren 2 jongens wel tevreden met hun gesprekken om de redenen die ze zelf omschrijven als 'ze weten dat ik goed bezig ben met stoppen met blowen', en 'het geeft inzicht over mijn druggebruik'. Drie jongens gaven aan dat ze niets aan de gesprekken hadden gehad om redenen die ze zelf kort samenvatten als 'ik laat me niet sturen', 'beloftes komen ze niet na' en 'ik geen open kaart speel'. Aan alle jongens is gevraagd of ze behoefte hebben aan gesprekken over eigen middelengebruik en waarover ze dan willen praten. Vier van de 11 jongens (36%) die middelen gebruikte in de voormeting en zeven van de 17 jongens (41%) die middelen gebruikte in de nameting gaven aan over hun eigen alcohol- en druggebruik te willen praten. Tabel 16 Behoefte inhoud gesprekken over eigen gebruik Voormeting Nameting (n=7) (n=4) Aantal Aantal Informatie over alcohol en drugs Informatie hoe ik kan omgaan met alcohol en drugs Begeleiding van groepsleiding waardoor ik kan leren omgaan met alcohol en drugs Hulp krijgen omdat ik anders niet van de alcohol en drugs af kan blijven
1
1
1
3
1
1
1
2
Ook is gevraagd aan tien getrainde medewerkers (groepsleiders, onderwijzers, teamleider, gedragscoördinator) van Overberg wat de invloed is van Open en Alert op het druggebruik van de jongens. Hierin maken de meeste medewerkers een onderscheid tussen de open en gesloten groepen. Bijna iedereen is van mening dat over de gehele breedte van de jongerenpopulatie op de open groepen geen afname is van het druggebruik van jongens. Sommige denken dat er eerder sprake is van een toename van het druggebruik. Het idee dat het druggebruik is toegenomen ontstaat volgens sommigen doordat het aantal gesprekken tussen groepsleiding en jongens over druggebruik in frequentie is toegenomen. Ook melden de jongens vaker zelf dat ze hebben gebruikt. Door het zelf te melden creëren de jongens de mogelijkheid om hun druggebruik te bespreken zonder dat daar automatisch een sanctie (op kamer geplaatst of verlof verliezen) op staat. Een aantal medewerkers denkt dat er wel een afname is van druggebruik bij jongens die problematisch gebruiken. Volgens hen is de signalering van de groepsleiders toegenomen, waardoor jongens met problematisch middelengebruik gerichter worden behandeld. De jongens op de gesloten groepen zijn minder open over hun druggebruik vergeleken met de jongens op de open groepen, maar ook daar verwachten de medewerkers geen afname van druggebruik. Het gebrek aan openheid heeft te maken met het feit dat de jongens op de gesloten groepen de eerste 6 maanden niet op verlof gaan en het verlof niet als beloning ingezet kan worden voor het (tijdelijk) stoppen van het druggebruik.
TRIMBOS-INSTITUUT
41
Voor deze jongens moet worden gezocht naar andere beloningen zoals een televisieuurtje op de eigen kamer. Vooral in de eerste periode van de invoering van Open en Alert werd op de groepen naar gestreefd om de hele groep ‘drugsvrij’ te krijgen en daarmee een groepsbeloning in de wacht te slepen. Dit is bij één gesloten groep bij alle jongens gelukt en bij de andere groep op 2 jongens na. Conclusie Zowel uit de cijfers als uit gesprekken met medewerkers van Overberg blijkt dat door de invoering van Open en Alert het middelengebruik van jongeren niet lijkt te zijn afgenomen. Sommige medewerkers vermoeden dat het middelengebruik is toegenomen. De cijfers laten ook een lichte toename zien van het middelengebruik op Overberg en het is daarom belangrijk het middelengebruik in de gaten te houden en meer zicht te krijgen of jongeren inderdaad meer gaan gebruiken of dat de indruk van een toename wordt gewekt doordat: • Jongeren opener zijn geworden over hun druggebruik en daar meer over praten omdat daar nu meer ruimte voor is gekomen. Jongens geven hun gebruik aan door er open over te spreken met medewerkers en jongens geven 'eerlijk' antwoord op de vragen in de nameting • Medewerkers alerter zijn geworden, het gebruik van middelen van jongens door de medewerkers beter gesignaleerd wordt, waardoor het lijkt dat meer jongens zijn gaan gebruiken
4.5 Resultaten onderzoeksvraag 5: Welke invloed heeft Open en Alert op het tot stand komen van eventuele hulpverlening door Centrum Maliebaan bij problematisch alcohol- en drugsgebruik? Zoals in hoofdstuk 2 is te lezen, was bij de start van Open en Alert geen sprake van samenwerking tussen Overberg en de IVZ CMB. Sinds de start zijn ten aanzien van de samenwerking en het op gang komen van hulpverlening tussen beide instellingen een aantal successen geboekt. • In eerste instantie is kennisgemaakt tussen Overberg en CMB Utrecht en Veenendaal en doorverwijzing- en begeleidingstrajecten opgezet. Voorafgaande aan Open en Alert werden heel sporadisch jongens binnen Overberg door CMB behandeld. Door Open en Alert is dat verbetert. Op dit moment worden 11 jongens begeleid door CMB Utrecht (8 jongens) en CMB Veenendaal (3 jongens). • Door invoering van Open en Alert is de middelenproblematiek zichtbaar en bespreekbaar geworden. Medewerkers kunnen het problematisch druggebruik herkennen en signaleren waardoor meer jongens worden aangemeld bij CMB. Medewerkers op Overberg zijn door de training beter in staat gesprekken met jongens over hun problematisch druggebruik te voeren. Middels deze gesprekken wordt geprobeerd de jongens die een negatieve houding hebben t.a.v. behandeling te beïnvloeden. • De behandeling vanuit CMB sluit beter aan bij de vraag van de jongere (en Overberg), doordat jongens die gemotiveerd zijn voor behandeling door worden verwezen. • Door het trainen van alle medewerkers van Overberg krijgt iedereen de kennis en vaardigheden die nodig is om druggebruik te herkennen en te kunnen signaleren.
42
TRIMBOS-INSTITUUT
•
•
•
•
Dit zal zeer waarschijnlijk leiden tot meer aanmeldingen van jongens met problematisch middelengebruik. Door aanpassing van het beleid en het loslaten van het zero-tolerance beleid en het motiveren van de jongens voor behandeling van hun middelengebruik is tussen CMB en Overberg de afstand in cultuur en gestelde doelstellingen over behandeling van de jongens met problematisch druggebruik verkleind. Dit bevordert wederom de samenwerking. Afstemming in de aanmeldingsprocedure en de behandeling vindt plaats tijdens overleggen waar behandelaar CMB en behandelcoördinator Overberg aan deelnemen. Daarnaast is overleg tussen de psychiater CMB en de instellingsarts van Overberg. Er zijn afspraken gemaakt over terugkoppeling tussen CMB Utrecht en Overberg over a) de aanwezigheid van de jongen op zijn behandelafspraak en b) de voortgang behandeling. Door heldere procedures en afspraken tussen Overberg en CMB wordt de toegankelijkheid van de jongens met problematisch middelengebruik vergroot. o Bij CMB Utrecht worden jongens vanuit de open afdelingen aangemeld. Ook jongens vanuit de gesloten afdeling kunnen komen voor ambulante behandeling, maar dan moeten ze onder begeleiding naar Utrecht gebracht worden. Bij CMB Utrecht worden de intakes en behandelingen uitgevoerd door een team van 6 personen dat alle ambulante behandelingen uitvoert. o De jongens van de gesloten afdelingen worden aangemeld bij CMB Veenendaal. Voor de intake en behandeling van de jongens komt een maatschappelijk werker naar Overberg. Deze maatschappelijk werker is voor 4 uur per 2 weken beschikbaar.
Door het signaleren en herkennen van middelenproblematiek en het opzetten van een preventiebeleid middelengebruik heeft Overberg behoefte aan uitbreiding van begeleidingsuren, het ondersteunen van deskundigheidbevordering van medewerkers en het geven van voorlichting aan jongens. Van deze doelstellingen worden de laatste 2 gerealiseerd in 2009 door de afdeling preventie van CMB en onderhandelingen volgen nog over het realiseren van de eerste 4. 1. Uitbreiden van het aantal uren behandeling naar 1 dag per week voor de jongens op de gesloten groepen 2. Ondersteuning bij casuïstiekbespreking groepsleiding/teamvergaderingen 3. Geven van voorlichting aan jongens 4. Begeleiden van groepsgesprekken met jongens 5. Opfrisbijeenkomsten deskundigheidtraining werkers 6. Vervolgtraining waarbij alle werkers van Overberg deskundigheidstraining krijgen Conclusie Open en Alert heeft grote invloed gehad op de samenwerking met CMB en het op gang komen van de hulpverlening aan de jongens die problematisch middelen gebruiken. Voorafgaande aan Open en Alert werd tussen Overberg en CMB niet samengewerkt en op dit moment worden 11 jongens door CMB begeleid. Door het uitvoeren van Open en Alert zijn de randvoorwaarden voor samenwerking neergezet. De belangrijkste 2 daarvan zijn het aanpassen van het beleid op Overberg en het zero-tolerance beleid is losgelaten en het trainen van werkers in (signaleren en gespreks)vaardigheden waardoor jongens gemotiveerd worden om na te denken en in gesprek te gaan over hun problematisch gebruik. Dit heeft geresulteerd in afstemming en aansluiting tussen behandeldoelen van de
TRIMBOS-INSTITUUT
43
jongens met problematisch middelengebruik tussen Overberg en CMB en de behandeling van deze jongens efficiënt van start is gegaan.
4.6 Resultaten onderzoeksvraag 6: In welke mate denken JJI’s baat te hebben bij of behoefte te hebben aan Open en Alert? Alcohol- en drugsbeleid De in hoofdstuk 2 beschreven uitgangssituatie van Overberg geldt niet alleen voor deze JJI. Van de 7 justitiële jeugdinrichtingen die hebben meegedaan aan de landelijke behoeftepeiling van het Trimbos-instituut (een respons van 58%) geeft 100% aan te maken te hebben met jongeren die (problematisch) alcohol en drugs gebruiken. Vier JJI’s (57%) geven aan dat ze ontevreden zijn over het huidige alcohol- en drugsbeleid omdat het beleid onduidelijk is en niet herkend wordt door de medewerkers van de JJI’s. In een aantal JJI is sprake van een duidelijk, maar restrictief beleid. Alcohol- of drugsgebruik wordt niet getolereerd en men hanteert een zogenaamde nuloptie. Een jongere die gebruikt krijgt straf en wordt verwijderd uit de groep. Het alcohol- of drugsgebruik is geen onderwerp van gesprek. De JJI’s geven aan dat dit restrictieve beleid geen ruimte biedt voor preventie. In sommige andere JJI’s is die ruimte er wel en begeleiden medewerkers (groepsleiders) professionals jongeren bij het minderen of stoppen met alcohol- of drugsgebruik. Omdat de respons onvolledig is beschikken we niet over een landelijk beeld van de behoeften onder de justitiële jeugdinrichtingen. Behoeften Alle 7 JJI’s (100%) geven aan behoefte te hebben aan ondersteuning in het ontwikkelen van nieuw beleid, het aanpassen van het bestaande beleid en/of het vertalen van beleid in protocollen en praktische uitvoering. Vijf van de 7 instellingen (71%) willen ook investeren (tijd en geld) in het ontwikkelen van een alcohol- en drugsbeleid. Samenwerking JJI en IVZ Vijf van de zeven JJI’s (71%) zijn bezig samenwerking op te zetten met een IVZ of werken al samen. Drie instellingen (43%) willen meer of beter samenwerken met de IVZ en dan gaat het met name over kennismaken, afstemmen beleid instelling en verslavingszorg, kennis over preventie en behandeling binnen de JJI. Behoefte aan kennis en vaardigheden Ook blijkt er behoefte te zijn aan meer kennis en vaardigheden. Zes JJI’s (86%) geven aan dat groepsleiders en onderwijzers meer kennis willen hebben over (problematisch) middelengebruik. Hierbij gaat het met name om meer informatie over alcohol, softdrugs en andere drugs. Alle instellingen (100%) geven aan dat medewerkers van de JJI meer vaardigheden willen hebben in het omgaan met (problematisch) middelengebruik. Het gaat om vaardigheden als: signaleren, begeleiden, motiveren en gesprekstechnieken. Alle instellingen (100%) willen ook tijd en geld investeren in het vergroten van de kennis en vaardigheden in het omgaan van middelengebruik van medewerkers.
44
TRIMBOS-INSTITUUT
TRIMBOS-INSTITUUT
45
5
Resultaten en aanbevelingen
Open en Alert is een project dat vanaf juli 2007 tot december 2008 op De Heuvelrug, locatie Overberg, in samenwerking met de instelling voor verslavingzorg CMB is uitgevoerd. Open en Alert is op 4 groepen (2 open en 2 gesloten) van de 7 groepen uitgetest. Open en Alert rust op drie peilers: 1. Het opstellen van een preventief alcohol- en drugsbeleid 2. Het starten of versterken van de samenwerking met een instelling voor verslavingszorg 3. Inzetten op deskundigheidsbevordering gericht op het vergroten van kennis over alcohol en drugs en het aanreiken van vaardigheden in signaleren, begeleiden en verwijzen van jongeren die (problematisch)alcohol- en druggebruiken Hieronder vatten we de resultaten zoals in hoofdstuk 4 beschreven kort samen, benoemen we randvoorwaarden voor implementatie en doen we een aantal aanbevelingen.
5.1 Resultaten Invloed van Open en Alert op het begeleiden van jongeren die alcohol en drugs gebruiken Zowel de kennis over middelen en de vaardigheden in het signaleren, begeleiden en doorverwijzen zijn bij medewerkers op Overberg toegenomen door Open en Alert. Kennis De kennis van de effecten van de middelen paddo's, speed en cocaïne en kennis van de risico's van XTC, paddo's, speed en cocaïne verschilt aanzienlijk tussen getrainde en ongetrainde medewerkers. Deze verschillen zijn zelfs significant bij het effect van paddo's en de risico's van paddo's en cocaïne. Vaardigheden Significant meer getrainde dan ongetrainde werkers ervaren een verbetering van hun vaardigheden in het signaleren, begeleiden en verwijzen, van hun manier van werken en hebben een andere aanpak gehanteerd in het bespreken van middelengebruik sinds de invoering van Open en Alert. Ook ervaren meer getrainde medewerkers een verbetering van werken in hun team en in de samenwerking op Overberg dan hun ongetrainde collega's. Bijna alle getrainde medewerkers schrijven deze verbeteringen toe aan de deskundigheidstraining en het nieuwe beleid. Zowel getrainde als de ongetrainde medewerkers hebben vaker een gesprek gevoerd met jongeren over middelengebruik. De meerderheid van de ongetrainde medewerkers schrijven deze verbetering toe aan het nieuwe beleid. Effect in het begeleiden van jongeren met problematisch gebruik Vóór de invoering van Open en Alert werden jongeren met problematisch gebruik niet begeleid voor hun problematisch druggebruik. Sinds invoering van Open en Alert zitten 11 jongens (peildatum december 2008) die problematisch gebruiken in een behandeltraject bij CMB. Invloed van Open en Alert op het alcohol- en druggebruik Uit de interviews met de medewerkers op Overberg blijkt dat er tijdelijk een afname is geweest van middelengebruik op 2 groepen (op 2 jongens na). Ook blijkt uit de inter-
46
TRIMBOS-INSTITUUT
views met de medewerkers op Overberg en de data die is verzameld onder de jongens van 4 groepen dat er geen sprake lijkt te zijn van structurele afname van middelengebruik onder de jongens van Overberg. Het lijkt er zelfs op dat het middelengebruik op de open groepen is toegenomen. Het blijft onduidelijk of dit ook daadwerkelijk zo is. Medewerkers geven aan dat jongeren opener zijn geworden over hun druggebruik. Jongeren praten hier meer over en sommigen geven aan dat ze gebruiken omdat daar nu ruimte voor is. Medewerkers zijn alerter geworden en signaleren het gebruik van middelen beter. De openheid van jongens en de alertheid van werkers zorgen er voor dat drugs zichtbaarder en meer aanwezig zijn op de groep, zonder dat er daadwerkelijk meer gebruikt hoeft te worden. Gezien de relatief korte tijd dat Open en Alert is ingevoerd is het te vroeg om hierover harde uitspraken te doen. Invloed van Open en Alert op de samenwerking met CMB en de hulpverlening Open en Alert heeft een positieve invloed gehad op de samenwerking met CMB en het op gang komen van de hulpverlening aan de jongens die problematisch middelen gebruiken. Voorafgaande aan Open en Alert werden jongens sporadisch begeleid en verliep de samenwerking moeizaam tussen beide instellingen. Inmiddels zitten 11 jongens in een behandeltraject bij CMB. Een belangrijke stap die in de werkgroep is gemaakt met ondersteuning en advies van de preventiewerker CMB is het ontwikkelen van een preventiebeleid met ingrediënten zoals positief benaderen van jongens en het loslaten van een 'zerotolerance' beleid. Een andere stap is geweest het trainen van medewerkers in (signaleren en gesprek) vaardigheden waardoor jongens gemotiveerd worden om na te denken en in gesprek te gaan over hun problematisch gebruik. Dit heeft geresulteerd in afstemming en aansluiting tussen behandeldoelen van de jongens met problematisch middelengebruik tussen Overberg en CMB waardoor de behandeling van deze jongens efficiënt van start kan gaan. Invloed van Open en Alert op het tot stand komen van alcohol- en drugsbeleid De werkgroep van Open en Alert heeft het oude beleid van Overberg geheel vernieuwd met aandacht voor preventie van middelengebruik, een positieve invalshoek door het accent te leggen op belonen van positief gedrag in plaats van de focus te leggen op het straffen van negatief gedrag. Door het nieuwe beleid kan met een jongen in gesprek gegaan worden over zijn alcohol- en druggebruik en kunnen jongens die problematisch middelen gebruiken gemotiveerd worden hun problematisch gebruik aan te pakken en open te staan voor hulp. Waardering werkers Overberg en CMB Meer medewerkers zijn sinds Open en Alert bekend met het middelenbeleid op Overberg. Ook meer medewerkers passen de protocollen/regels, over hoe ze moeten omgaan met jongens die alcohol- drugs gebruiken daadwerkelijk toe in de praktijk. Meningen verschillen over het nieuwe beleid: de meesten, met name de getrainde medewerkers vinden het beleid en de protocollen duidelijk en helder. Een redelijk grote groep, met name de ongetrainde medewerkers vinden het beleid en de protocollen te soepel en te soft. Deze medewerkers vragen zich af of een beleid waarin je goed gedrag beloond een afname aan drugsgebruik onder de jongens realiseert. Zij zijn voorstanders van een ‘zero-tolerance’ beleid waarin sancties centraal staan. Met de afdeling preventie en de zorglijn Jeugd van CMB In Utrecht is de samenwerking goed en soepel verlopen en is het de bedoeling de gemaakte afspraken structureel in te
TRIMBOS-INSTITUUT
47
bedden. De behoefte van Overberg aan ondersteuning lijkt groter dan het aanbod van CMB, afstemming hierover is wenselijk. Door de training hebben medewerkers meer kennis over middelen en (problematisch) gebruik en meer vaardigheden in signaleren, begeleiden en verwijzen gekregen. Het overgrote deel van deze medewerkers kunnen de geleerde kennis en aangeleerde vaardigheden in hun werksituatie gebruiken en toepassen. Zowel het handboek voor trainers als de cursusmap behoeven weinig aanpassingen. De materialen van Open en Alert zijn goed te gebruiken in de JJI. Het handboek voor trainers wordt aangevuld met bevindingen en praktijkvoorbeelden (beleid en protocollen) uit deze pilot. De werkgroepleden hebben behoefte aan een handboek voor implementatie van Open en Alert die als leidraad dient voor het opzetten van Open en Alert in de justitiële jeugdinrichting. Dit handboek wordt ontwikkeld. De training behoeft meer voorbeeldmateriaal over o.a. de werking en effecten van middelen en in de vaardigheidstraining meer aandacht voor de gesprekstechnieken en oefeningen. Deze suggesties worden aan de training toegevoegd.
5.2 Randvoorwaarden Uit de procesevaluatie zijn een aantal belangrijke randvoorwaarden naar voren gekomen die een succesvolle implementatie van Open en Alert in de justitiële jeugdinrichting bevorderen: 1. Korte communicatielijnen bevorderen communicatie en samenwerking. Deelname van afgevaardigden in de werkgroep en tussen werkgroep en stuurgroep, overleggen met vaste aanspreekpersonen tussen participerende instellingen bevorderen het opstarten en de voortgang van Open en Alert. 2. Een breed samenwerkingsverband binnen de JJI met relevante partijen en alle disciplines (training) vergroot het draagvlak en de inbedding van Open en Alert. 3. Helderheid in werkwijze, taakomschrijving en tijdsbesteding biedt duidelijkheid wie wat moet doen. Extra uren reserveren is niet voldoende, de uren moeten ingepland worden, niet alleen in de opstartfase, maar ook bij het implementeren en onder de aandacht blijven houden van Open en Alert. 4. Helder communiceren over de doelstellingen van Open en Alert zorgt voor reële verwachtingen over de resultaten. 5. Delen van successen maakt resultaten zichtbaar en dat motiveert en stimuleert collega's om Open en Alert uit te voeren. 6. De communicatie binnen Open en Alert op een JJI kan sneller verlopen wanneer de voorzitter (teamleider/afdelingshoofd) van de werkgroep deelneemt aan de stuurgroep. 7. Afstemming in behandelwerkwijze en verwijsstromen tussen alle samenwerkende partijen, in dit geval de Waag en CMB, is te realiseren door deze partijen tijdig te informeren over het project en door deelname aan de stuurgroep. 8. Formalisering van samenwerkafspraken door het afsluiten van een contract geeft helderheid over de taken en verantwoordelijkheden van beide instellingen. Het vaststellen van verwachtingen tussen beide partijen geeft inzicht in de aansluiting tussen vraag en aanbod. Wanneer afspraken niet nagekomen worden kunnen personen en instellingen hierop aangesproken worden.
48
TRIMBOS-INSTITUUT
9. Een multidisciplinaire teamsamenstelling bevordert een goed samenwerkingsklimaat en draagvlak om Open en Alert uit te voeren. Door deze multidisciplinaire aanpak hebben medewerkers elkaar beter leren kennen en werd de nadruk gelegd op gemeenschappelijke doelen en belangen in het project. Dat versterkt de betrokkenheid en motivatie van de betrokken medewerkers.
TRIMBOS-INSTITUUT
49
5.3 Aanbevelingen Taken en verantwoordelijkheden Inzicht in en afstemming van taken en verantwoordelijkheden van betrokkenen bij Open en Alert bevorderen een goede start van het project. Dit is te realiseren door in het begin een Project-Start-Up (PSU) te organiseren waarin taken, verantwoordelijkheden en investeringen van werk- en stuurgroep worden besproken en vastgelegd. Een andere manier is om werkwijze taakomschrijvingen en verantwoordelijkheden van werk- en stuurgroep te beschrijven in een handboek. Deze aanbeveling is inmiddels uitgevoerd. Structurele inbedding Structurele inbedding is een belangrijke stap in het implementeren van Open en Alert. Aansluiting van Open en Alert bij de bestaande werkwijze in de JJI op Overberg bevordert deze stap. Open en Alert sloot aan bij de uitgezette lijn op Overberg waarin jaarlijks per professional tijd is gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Door het aanstellen van een aandachtsfunctionaris wordt op basis van kennis, vaardigheden en andere behoeften van professionals een scholingsaanbod samengesteld. Dat betekent dat vanaf januari 2009 alle professionals de training Open en Alert volgen en medio 2009 opfristrainingen van start gaan. Open en Alert sluit ook aan met het middelenbeleid bij het competentiemodel en de competentiegerichte begeleiding die op Overberg wordt gehanteerd. Door bijvoorbeeld aandacht te hebben voor het verstrekken van beloningen wanneer jongens negatief zijn bij de urine controle sluit je aan bij het vergroten van succeservaringen waardoor het zelfvertrouwen van de jongere toeneemt en de jongere gemotiveerd wordt zich verder in te zetten voor zijn behandeling. Open en Alert moet binnen de teams onder de aandacht blijven door inbedding binnen teamvergaderingen. Hoe passen groepsleiders hun opgedane vaardigheden zoals signalering- en motiverende gesprekken bij jongens over druggebruik toe in de waan van de dag? Dat zijn belangrijke punten om bij stil te staan en deze gespreksvaardigheden onder de aandacht te blijven houden, ervaringen te delen en vast te houden. Onderzoek Afname van middelengebruik door Open en Alert is geen primaire doelstelling maar het wel de bedoeling dat op de langere termijn Open en Alert zorgt voor een afname van middelengebruik onder jongeren. Om dit daadwerkelijk aan te tonen is monitoring en vervolgonderzoek nodig.
5.4 Slotconclusie Uit deze procesevaluatie trekken het Trimbos-instituut, JJI De Heuvelrug, CMB en de begeleidingscommissie de conclusie dat Open en Alert een good-practice interventie is die voor justitiële jeugdinrichtingen bruikbaar, werkbaar, succesvol en relevant is gebleken. Vanwege de gebleken landelijke behoefte aan Open en Alert zouden de mogelijkheden voor landelijke implementatie en monitoring verkend moeten worden.
50
TRIMBOS-INSTITUUT
6
Literatuur
Hamerlynck SMJJ, Doreleijers TAH, Cohen-Kettenis PT, Vermeieren R, Nauta-Jansen LMC. Agressie en psychische stoornissen bij meisjes in justitiële jeugdinrichtingen, onderzoek naar de sociaaldemografische, psychiatrische en agressiegerelateerde kenmerken van meisjes van 12 tot 18 jaar die in gesloten justitiële jeugdinrichtingen zijn geplaatst. Amsterdam: Vumc/de Bascule, 2006. Inspectie Jeugdzorg, Onderwijs, Gezondheidszorg en Sanctietoepassing. Veiligheid in Justitiële Jeugdinrichtingen: opdracht met risico's. 2007 Utrecht. Jonge M. de, Ruiter M. 2009. Ontwikkelingen in de aard en omvang van de GGZ- en VZpreventie. Stand van zaken 2007. Utrecht: Trimbos-instituut. Laar MW van, Cruts AAN, Verdurmen, JEE, van Ooyen-Houben & Meijer RF. 2008. Nationale Drugs Monitor, jaarbericht 2007. Utrecht: Trimbos-instituut. Monshouwer K. Verdurmen J., van Dorsselaer S., Smit, Gorter E., Vollebergh W. 2008. Jeugd en riskant gedrag: kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbos-instituut Plaisier J. 2007. Jong en veelbelovend, Ontwikkeling van erkende gedragsinterventies voor jeugdige delinquenten door de Raad voor de Kinderbescherming. Utrecht: Raad voor de Kinderbescherming. Vreugdenhil C. 2003. Psychiatric Disorders amoung Incarcerated Male Adolescent in The Netherlands, Wageningen: Ponsen & Looijen. Vreugdenhil C, Doreleijers TAH, Vermeieren R, Wouters LFJM, van den Brink W. 2004. Psychiatric disorders in a representative sample of incarcerated boys in the Netherlands. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry 2004; 43:97-104. Wartna BSA, Beijersbergen KA, Blom M, Tollenaar N, Weijters G, Essers AAM, Alma SM & Alberda DL. 2008. Factsheet 2008-2 Recidivestudies. Den Haag: WODC. www.dji.nl 2008
TRIMBOS-INSTITUUT
51
52
TRIMBOS-INSTITUUT
Bijlage 1 Tevredenheid training Evaluatie basiscursus N=56
Zeer mee
Mee eens
eens
Niet
Mee on-
Zeer mee
eens/niet
eens
oneens
oneens Aantal (%) Ik kan het geleerde
Aantal (%)
Aantal (%)
Aantal (%) Aantal (%)
uit de cur-
sus gebruiken in mijn werksitua-
8
43
5
(14%)
(77)
(9%)
8
42
6
(14%)
(75%)
(11%)
15
31
(27%)
nis over achtergronden van (problematisch) alcohol en drugge-
tie De cursus sluit aan bij wat ik wilde leren
-
-
-
-
9
1
-
(55%)
(16%)
(2%)
9
39
6
2
(16%)
(69%)
(11%)
(4%)
Door de cursus heb ik meer kennis over de werking van diverse drugs en alcohol Door de cursus heb ik meer ken-
bruik Door de cursus heb ik meer inzicht op de werkwijze van Centrum Maliebaan
2
40
13
1
(4%)
(71%)
(23%)
(2%)
-
Evaluatie vaardigheidstraining N=44
Goed Aantal (%)
Voldoende Aantal (%)
Matig Aantal (%)
Slecht Aantal (%)
Bijeenkomst 1 Theorie: signaleren, doel, voorwaarden signaleringsgesprek
16
25
(37%)
(58%)
-
13
29
(30%)
(65%)
18
24
2
(41%)
(54%)
(5%)
17
27
(39%)
(61%)
2 (5%)
Opdrachten signaleren (problematisch) gebruik en rollenspel signaleringsgesprek
-
2 (5%)
Bijeenkomst 2 Theorie:
gespreksvaardigheden
en gedragsverandering Rollenspel
motiverende
spreksvoering
ge-
-
Bijeenkomst 3
TRIMBOS-INSTITUUT
53
Consultatie
en
doorverwijzing
naar IVZ Rollenspelen
14
27
2
1
(32%)
(61%)
(5%)
(2%)
16
27
1
(37%)
(61%)
(2%)
Algemeen oordeel over de training N=44
Goed Aantal (%)
Trainer
Voldoende Aantal (%)
-
-
-
-
24
1
-
(43%)
(55%)
(2%)
15
25
3
nieuwe beleid
(35%)
(58%)
(7%)
54
TRIMBOS-INSTITUUT
Bespreking van praktijksituaties
Aansluiting training op de werkpraktijk
Afstemming
training
op
het
29
15
(66%)
(34%)
24
19
(56%)
(44%)
19
Aantal (%) -
onaris
7 (16%)
Aantal (%)
Slecht
-
Inbreng van de consultatiefuncti-
37 (84%)
Matig
Bijlage 2: Vragenlijst
I Algemene gegevens Datum:
…………………………………………………
Wat is je functie op Overberg? Onderwijzer Groepsleider op de groep……………………………………….(vul de naam van je groep in) AID’r Verpleegkundige Behandelaar Anders, namelijk………………………………………………………………………………………………
II Kennis
1 Hoe beoordeel je jouw kennis over alcohol en drugs? Alcohol Ruim onvoldoende Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Softdrugs (cannabis, hasj, weed) Ruim onvoldoende Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Andere drugs (paddo’s, XTC, amfetaminen, cocaïne, heroïne) Ruim onvoldoende Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende
TRIMBOS-INSTITUUT
55
2 Drugs en alcohol zijn op basis van hun werking te verdelen in drie groepen: stimulerende middelen, verdovende middelen en bewustzijnsveranderende middelen. Geef aan (met een kruisje) in welke groep jij denkt dat de volgende middelen thuishoren: Drug
Stimulerend
Verdovend
Bewustzijnsveranderend
Dat weet ik niet
XTC Alcohol Cannabis (hasj/weed) Paddo’s Cocaïne Heroïne 3 De effecten van drugs zijn verschillend. Geef aan (met het cijfer voor de middelen) welke korte termijn en lichamelijke effecten bij de middelen XTC, Cocaïne, Paddo’s, Speed en Alcohol thuishoren. Bijvoorbeeld, een korte termijn effect van XTC en Speed is dat het oppeppend werkt.
Middelen 1 XTC 2 Cocaïne 3 Paddo’s 4 Speed 5 Alcohol
Korte termijn effecten Ontspannend Verdovend Versterkt gevoelens Onderdrukking pijn en hongergevoel Versterking gevoel van intimiteit met anderen Stimulerend Bewustzijnsveranderend Onderdrukt vermoeidheid en slaap Versterkt gevoelens Ontremmend
1,4
56
‘King of the world’ gevoel Oppeppend Misselijkheid en benauwdheid Verandering waarneming (zien, horen, rui-
TRIMBOS-INSTITUUT
Lichamelijk Droge keel en mond Hartkloppingen Bloeddruk stijgt Laxerende werking Spieren spannen zich Aantasting bewegen en praten Stijf gevoel in de kaken Rode ogen Bewegingen moeilijk te coördineren Tijdelijke toename spierkracht en uithoudingsvermogen Bewusteloosheid bij veel gebruik Spieren verslappen Knarsetanden en snel bewegen van kaken Verwijde pupillen
ken)
4 De risico’s van drugs zijn verschillend. Geef aan (met het cijfer voor de middelen) welke risico’s bij de middelen XTC, Cocaïne, Paddo’s, Speed en Alcohol thuishoren. Bijvoorbeeld, een risico van speed is dat je er prikkelbaar en agressief van wordt.
Drug 1 XTC 2 Cocaïne 3 Paddo’s
Risico’s Oververhitting Schade aan luchtwegen Gewichtverlies Flashbacks
4 Speed Dwangmatige bewegingen 5 Alcohol Schade aan lever Lichamelijke afhankelijkheid Schade aan hersenen (geheugen, concentratie en stemming) Vermindering concentratie en reactie Ademhalingsstoornissen ‘Bad trip’
TRIMBOS-INSTITUUT
57
4
Vermoeidheid en uitputting Geestelijke afhankelijkheid Psychose Epileptische aanval Prikkelbaar, agressie
II Vaardigheden 5 Hoe beoordeel je jouw vaardigheden op het gebied van: signaleren van (problematisch) middelengebruik bij jongens? Ruim onvoldoende
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
1. Ik herken de signalen van (problematisch) alcohol- en druggebruik. 2. Ik voer een signaleringsgesprek waarin een open houding en vertrouwen en veiligheid belangrijke voorwaarden zijn. 3. Ik probeer valkuilen bij het signaleren zoals ondervragen, preken, beschuldigen, waarschuwen, bevelen en adviseren te voorkomen. 4. Ik gebruik motiverende gesprekstechnieken
6 Hoe beoordeel je jouw vaardigheden op het gebied van: begeleiden van jongens met (problematisch) middelengebruik? Ruim onvol-
58
TRIMBOS-INSTITUUT
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
doende 1. Ik hanteer de basis gesprekstechnieken tijdens de begeleidingsgesprekken: aandacht geven, actief luisteren, open vragen stellen. 2. Ik gebruik een gespreksmodel om de begeleiding te structureren zoals het bepalen van de volgorde waarin problemen aanpakt zullen worden en welke acties de jongen gaat uitvoeren. 3. Met behulp van het model ‘de stadia van gedragsverandering’, herken ik het stadium van gedragsverandering waarin de jongen zich bevindt en pas mijn begeleiding daarop aan.
7 Hoe beoordeel je jouw vaardigheden op het gebied van: verwijzen van jongens met (problematisch) middelengebruik? Ruim onvoldoende
Onvoldoende
Voldoende
Ruim voldoende
1. Ik ben op de hoogte van de afspraken die binnen Overberg zijn gemaakt over wanneer en naar wie ik een jongen moet doorverwijzen bij problematisch gebruik. 2. Ik weet welke rol en taak (informeren van jongen en ouders; contact met hulpverlening) ik heb wanneer de jongen wordt doorverwezen naar een hulpverleningsinstelling.
8 Zijn jouw vaardigheden in de laatste 3 maanden op het gebied van signaleren, begeleiden en verwijzen verbeterd? Ja Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen aan de verbetering van jouw vaardigheden op het gebied van signaleren, begeleiden en verwijzen? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk…………………………………………………………………………………………..
TRIMBOS-INSTITUUT
59
9 Hoeveel gesprekken heb je in de afgelopen 3 maanden gevoerd met jongeren over drugs/alcohol in het algemeen of over drugs-of alcoholgebruik? Ongeveer……………… gesprekken
10 Heb je in de laatste 3 maanden vaker een gesprek gevoerd met jongeren over drugs/alcohol in het algemeen of over drugs-of alcoholgebruik? Ja Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen in het vaker bespreken van drugs/alcohol met jongens? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk……………………………………………………………………………………………. 11 Heb je in de laatste 3 maanden een andere aanpak gehanteerd in het bespreken van drugs/alcohol in het algemeen of over drugs-of alcoholgebruik met jongens? Ja Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen aan deze verandering in aanpak t.a.v. het bespreken van drugs/alcohol in het algemeen of over drugs-of alcoholgebruik met jongens? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk…………………………………………………………………………………………………….
12 Heb je in de laatste 3 maanden een andere aanpak gehanteerd in het benaderen van jongens in het kader van drugs/alcohol in het algemeen of over drugs-of alcoholgebruik? Ja Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen aan deze verandering in het benaderen van jongens in het kader van drugs/alcohol in het algemeen of over drugs-of alcoholgebruik? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………. 13 Vind je dat jouw manier van werken in de laatste 3 maanden is verbeterd? Ja
60
TRIMBOS-INSTITUUT
Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen aan deze verbetering? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk…………………………………………………………………………………………………………… 14 Vind je dat de manier van werken in jouw team in de laatste 3 maanden is verbeterd? Ja Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen aan deze verbetering? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk………………………………………………………………………………………………………………….
15 Vind je dat de manier van werken en de samenwerking met andere professionals (groepsleiders, onderwijzers, AID’rs, verpleegkundigen en behandelaren) op Overberg in de laatste 3 maanden is verbeterd? Ja Nee Zo ja, wat heeft bijgedragen aan deze verbetering? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) De training Open en Alert Het nieuwe beleid op Overberg Iets anders, namelijk…………………………………………………………………………………………………………………….
16 Heb je de training Open en Alert gevolgd? Ja Nee Zo ja, heb je de cursusmap gebruikt tijdens of na de training?
Ja Nee Indien ja, wat vond je er van? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
TRIMBOS-INSTITUUT
61
Heb je suggesties hoe we de cursistenmap kunnen verbeteren? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
62
TRIMBOS-INSTITUUT
IV
Beleid
17 Ben je bekend met het beleid voor jongens m.b.t alcohol- en drugsgebruik? Ja Nee Zo ja, wat vind je er van? Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
18 Ben je bekend met protocollen (vastgestelde regels op papier) over hoe je moet omgaan met jongens die alcohol of drugs gebruiken? Ja Nee Zo ja, wat vind je er van? Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
19 Worden de protocollen (vastgestelde regels op papier) voor jongens m.b.t alcohol en drugs ook in de praktijk toegepast? Ja Nee Zo ja, loop je bij het toepassen van protocollen tegen knelpunten aan? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Zo nee, waarom worden de protocollen niet in de praktijk toegepast? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
20 Heb je verder nog opmerkingen of vragen? …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… Bedankt voor het invullen!
TRIMBOS-INSTITUUT
63