1 CIZ-indicaties als basis voor de prognose Onze prognose van de ontwikkeling van de vraag naar zorg met verblijf is gebaseerd op indicatiecijfers van het CIZ, de verdeling van de zorgconsumptie over verschillende leeftijdscohorten en demografische gegevens. Het CIZ indiceert bij zorg met verblijf sinds 2010 op basis van zorgzwaartepakketten (ZZP's). De ZZP's beschrijven de problemen die de cliënt ondervindt bij het zelfstandig functioneren en de zorg en begeleiding die de cliënt nodig heeft. Het aantal afgegeven ZZP-indicaties zegt niet perse iets over het totaal aantal mensen dat de in de ZZP's beschreven problemen ervaart. Dat kunnen er veel meer zijn dan het aantal mensen dat uiteindelijk voor een indicatie bij het CIZ aanklopt. Wel zeggen de indicatiecijfers iets over het aantal mensen dat als gevolg van die problemen een beroep doet op zorg met verblijf. In de prognose gaan we ervan uit dat het aandeel mensen dat problemen ervaart zoals die in de ZZP's zijn beschreven en als gevolg van die problemen behoefte heeft aan wonen met zorg (intramuraal of extramuraal) constant blijft voor verschillende leeftijdscohorten. Voorbeeld: 2014
2024
Aantal 75-84 jarigen
Aandeel 75-84 jarigen met ZZP X
Aantal 75-84 jarigen met ZZP X
Aantal 75-45 jarigen
Aandeel 75-84 jarigen met ZZP X
Aantal 75-84 jarigen met ZZP X
1.000
2,2 %
22
1.300
2,2 %
29
Hierbij is een aantal kanttekeningen op zijn plaats: Een deel van de ouderen met een indicatie voor zorg met verblijf, woont niet intramuraal. Zij staan 1 op een wachtlijst, zetten de indicatie in als PGB of VPT of hebben de indicatie preventief aangevraagd, maar voelen nog geen urgentie om te verhuizen. Het aantal geldige indicaties is dus hoger dan de feitelijke vraag naar zorg met verblijf. Het aantal niet verzilverde indicaties verschilt van gemeente tot gemeente. Een hoge kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning thuis kan zorgen voor een relatief laag aantal mensen dat behoefte heeft aan intramurale zorg of 'verzorgd wonen'. Tegelijkertijd kan een hoogwaardig aanbod aan intramurale voorzieningen leiden tot een hoger aantal aangevraagde indicaties voor zorg met verblijf. Schaarste in het aanbod (of het volledig ontbreken van intramurale zorg in een gemeente) kan ertoe leiden dat minder mensen een indicatie aanvragen voor zorg met verblijf ('er is toch geen plaats'). Veranderingen in de gezondheidstoestand en woonsituatie van nieuwe generaties ouderen kan in de toekomst leiden tot een dalend aandeel ouderen met behoefte aan zorg met verblijf. In 2015 wordt naar verwachting een nieuw stelsel van indicatiecriteria geïntroduceerd voor de Wlz; de grenzen tussen categorieën kunnen daarin anders zijn dan in het huidige ZZP-stelsel.
1
PGB: Persoonsgebonden budget; VPT: Volledig Pakket Thuis
|
1
Deze kanttekeningen in acht genomen, gaan wij ervan uit dat de prognose op basis van de CIZ-cijfers zeker voor de komende tien jaar een goede indicatie geeft van de vraag naar verschillende vormen van wonen met zorg. De factsheets zijn gebaseerd op normatieve cijfers, dat wil zeggen dat we normcijfers over de landelijke gemiddelde zorgvraag hebben gecombineerd met gemeentespecifieke demografische gegevens. Het voordeel van deze aanpak is dat er eventuele incidentele lokale afwijkingen niet in de prognose worden doorberekend (met als gevolg een onbetrouwbare prognose). Nadeel is dat dit ook geldt voor eventuele structurele lokale afwijkingen. Er wordt nog te kort geïndiceerd met ZZP's om puur op basis van de cijfers aan te kunnen geven of er sprake is van incidentele of structurele afwijkingen.
De categorie 'verzorgd wonen' Lang is geprobeerd ouderen te stimuleren te verhuizen naar een gelijkvloerse, levensloopbestendige of anderszins geschikte woning. Het doel hiervan was tweeledig: het voorkomen van problemen met het gebruik van de woning op latere leeftijd en het stimuleren van de doorstroming op de woningmarkt om meer woningen vrij te maken voor jongere huishoudens. Terugkijkend kunnen we constateren dat het succes van deze aanpak in het algemeen beperkt is geweest. De bereidheid om preventief te verhuizen naar een geschikte woning is in de praktijk niet erg groot. Ter illustratie: in 1995 verhuisden er van iedere duizend 65-plussers 65 mensen; in 2011 waren dit er nog maar 48. De meeste ouderen slaan deze stap over en blijven tot hun dood wonen in hun 'oude' gezinswoning of verhuizen op zeer late leeftijd naar een verzorgingshuis of verpleeghuis. De gemiddelde instroomleeftijd is in de meeste huizen gestegen tot boven de tachtig jaar. We kunnen drie groepen ouderen onderscheiden: 1. 2. 3.
een (kleine) groep ouderen die ervoor kiest op relatief jonge leeftijd te verhuizen naar een geschikte woning of een woning in de categorie 'verzorgd wonen' de grootste groep ouderen: ouderen die oud (willen) worden in een niet-geschikte woning en een groep ouderen oud (willen) worden in een niet-geschikte woning, maar die dat om uiteenlopende redenen niet lukt
De laatste groep verhuist op hoge leeftijd naar een voorziening voor 'verzorgd wonen' of naar een intramurale setting 'omdat het thuis niet meer gaat'. Het is van belang beleidsmatig een goed onderscheid te maken tussen de eerste groep (preventieve verhuizers) en de derde groep (noodgedwongen verhuizers). Zij bevinden zich in verschillende levensfasen, hebben verschillende motieven om te verhuizen en stellen (deels) verschillende eisen aan hun woning en woonomgeving. Wat is 'verzorgd wonen'? Onder 'verzorgd wonen' verstaan we alle extramurale woonvormen waarbij zelfstandige woningen geclusterd worden aangeboden en waaraan een zorg-/dienstenarrangement is verbonden. Dit arrangement kan er al naar gelang de doelgroep verschillend uitzien. Het arrangement kan variëren in de mate van begeleiding (permanent aanwezig, alleen aanwezig overdag of alleen op afroep). Het arrangement kan voorzien in gemaksdiensten (bijvoorbeeld maaltijden, wasservice, boodschappendienst). Ook kunnen (welzijns)activiteiten deel uitmaken van het arrangement. Bewoners in een woning voor verzorg wonen hebben doorgaans een indicatie voor zorg zonder verblijf (thuiszorg). Zij huren zelf hun woning. Redenen voor deze groepen om te kiezen voor intramuraal verblijf liggen meestal op sociaal vlak: een veilige omgeving, sociale contacten, structuur en overzicht. Bij zwaardere zorgvragers kunnen ook gedragsproblemen een rol (gedesoriënteerdheid, niet in staat zijn de eigen dag te ordenen, veroorzaken van overlast, risico op verloedering, etc.). Ook mensen met een PGB of VPT kunnen gebruikmaken van 'verzorgd wonen' als alternatief voor zorg met verblijf.
|
2
Voor ouderen vallen 'aanleunwoningen' en serviceflats in de categorie 'verzorgd wonen', maar bijvoorbeeld ook speciale woonvormen zoals de Herbergier. Voor mensen met een verstandelijke beperking en/of psychiatrische problemen zijn er bijvoorbeeld de Thomashuizen en Chapeau Woonkringen.
Vraag naar verzorgd wonen van ouderen De toename van de geprognosticeerde vraag naar 'verzorgd wonen' is deels autonoom (als gevolg van de toename van het aantal ouderen), deels het gevolg van de extramuralisering. Ouderen die voorheen om niet-medische redenen verhuisden naar een verzorgingshuis, moeten als gevolg van het schrappen van de laagste ZZP's een andere keuze maken: thuis blijven wonen (wat eigenlijk niet meer gaat) of verhuizen naar een zelfstandige woning in de categorie 'verzorgd wonen'. Of zij de keuze hebben, hangt af van de beschikbaarheid en passendheid van het woningaanbod in de categorie 'verzorgd wonen'. De aannames die we bij het opstellen van de prognose hebben gehanteerd ten aanzien van de woonvoorkeuren van ouderen in de derde groep zijn: Ouderen die voorheen een ZZP 1 en 2 kregen, blijven in hun eigen woning wonen De helft van de ouderen die voorheen in aanmerking kwam voor een ZZP 3 zoekt een woning in de categorie 'verzorgd wonen', de andere helft kiest ervoor thuis te blijven wonen Alle ouderen die na 2016 niet meer in aanmerking komen voor een ZZP 4 zoeken een woning in de categorie 'verzorgd wonen' De vraag naar 'verzorgd wonen' die in de prognose is opgenomen voor 2014 is mede gebaseerd op informatie uit het WoON (het periodiek uitgevoerde landelijke woononderzoek) over de woonsituatie van ouderen. De groei van de vraag naar 'verzorgd wonen' is deels het gevolg van demografische ontwikkeling, deels van de extramuralisering.
Vraag naar verzorgd wonen van mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrisch probleem Ook voor mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische problemen wordt de toegang tot intramurale zorg beperkt. Staatssecretaris Van Rijn is in zijn brieven niet erg specifiek over de verwachte bijzondere huisvestingsvraag die dit met zich meebrengt. Zijn voorganger Veldhuijzen van Zanten was dat wel. In haar brief over de hervorming van de langdurige zorg (juni 2012) schreef ze dat het scheiden van wonen en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking niet altijd betekent dat zij zelfstandig kunnen wonen. 'Cliënten met een ZZP VG 3 functioneren beperkt zelfstandig en hebben voor hun psychosociaal welbevinden vrijwel altijd een veilige en vertrouwde woon- en leefomgeving nodig. [...] Alvorens ZZP VG 3 te extramuraliseren is het belangrijk te organiseren dat in een extramurale omgeving het (permanent) toezicht vormgegeven kan worden en moeten er handvatten zijn voor het goed regelen van onplanbare situaties.'
Over het scheiden van wonen en zorg van mensen met een psychiatrische aandoening schreef ze dat een deel van de betreffende cliënten ook na het scheiden van wonen en zorg zou zijn aangewezen op een speciale woonvorm:
|
3
‘De woonomgeving dient structuur, stabiliteit, bescherming en veiligheid in een prikkelarme omgeving te bieden. Begeleid wonen is voor een deel van de cliënten iets wat ze in de toekomst hopen te kunnen bereiken.'
Het is voor gemeenten goed zich te realiseren dat scheiden van wonen en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking of een psychiatrisch probleem niet in alle gevallen betekent dat mensen volledig zelfstandig wonen. Een deel van deze mensen zal in de toekomst zijn aangewezen op een vorm van 'verzorgd wonen'. Overigens neemt het aantal mensen dat zelfstandig zal wonen met een verstandelijke beperking maar zeer geleidelijk toe. In onze prognose gaan we ervan uit dat alle inwoners die al een indicatie ZZP VG 1 tot en met 3 hebben intramuraal blijven wonen. Inwoners vanaf 23 jaar waarbij voorheen de indicatie ZZP VG 1 of 2 werd afgegeven, wonen in 2024 zelfstandig en krijgen ambulante begeleiding (zorg aan huis). Jongeren tot 23 jaar met een verstandelijke beperking blijven in aanmerking komen voor zorg met verblijf op basis van dezelfde criteria als nu worden gehanteerd. Van de nieuwe cliënten van 23 jaar en ouder die tot 2015 een indicatie ZZP VG 3 krijgen, woont in 2023 de helft in een woning voor verzorgd wonen en de andere helft intramuraal.
Opbouw factsheets Per gemeente (en voor de Stadsregio als geheel) brengen we in een factsheet de behoefte aan wonen met zorg in beeld. De grootste doelgroep hierbinnen zijn de ouderen (V&V). Voor deze doelgroep geven we de behoefte aan intramuraal wonen en extramuraal wonen met zorg in beeld. Voor de intramurale zorg vallen de volgende ZZP’s onder de verschillende niveaus van zorgzwaarte: Zorgzwaarte ouderen Lichte zorg Somatiek PG-zorg Revalidatie
ZZP’s ZZP 1, 2 en 3 50% van ZZP 4, ZZP 6, 8, 10 50% van ZZP 4, ZZP 5 en 7 ZZP 9
Vervolgens brengen we de behoefte aan intramuraal wonen voor de doelgroep VG (gehandicapten) en GGZ in beeld. Ook geven we inzicht in de behoefte aan verzorgd wonen voor deze zorgdoelgroepen in 2024.
|
4
2 2.1 Doelgroep V&V Ouderen intramuraal 30 25
20 15 10 5
0 Lichte zorg
2014 7
2019 0
2024 0
2029 0
Somatiek
5
4
4
4
PG-zorg
10
10
11
11
Revalidatie
2
2
2
2
Ouderen extramuraal 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
|
2014
2019
2024
2029
Zorg aan huis individueel
20
26
27
27
Verzorgd wonen complexgewijs
16
19
20
19
5
2.2 Doelgroep VG en GGZ VG en GGZ intramuraal 7 6 5 4 3
2 1 0
2014
2024
2014
VG
2024 GGZ
Verblijf GGZ
1
1
Beschermd wonen GGZ
1
0
Lichte zorg VG
2
1
Zwaardere zorg VG
4
4
Behoefte aan verzorgd wonen onder doelgroep VG en GGZ in gemeente Rozendaal in 2024 is nihil.
|
6