Chirurgie
Slokdarmkanker Persoonlijke Informatie Map
www.catharinaziekenhuis.nl
Patiëntenvoorlichting:
[email protected] PIM300 / Slokdarmkanker / 15-10-2014
2
Deze Persoonlijke Informatie Map is van: Naam .................................................................................. Straat .................................................................................. Postcode .................................................................................. Woonplaats .................................................................................. Telefoonnr vast........................................................................... mobiel...................................................................... Contactpersoon, te waarschuwen in bijzondere gevallen Naam ........................................................................ Telefoonnr ................................................................ Veranderingen in uw persoonlijke gegevens? Verandert u bijvoorbeeld van adres, telefoonnummer, verzekering of huisarts? Meld dit dan bij de balie van de patiëntenadministratie in de centrale hal van het ziekenhuis. U kunt hier van maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 tot 17.00 uur persoonlijk terecht. U kunt ook bellen naar: 040 - 239 70 77 of 040 - 239 70 78.
3
Inhoudsopgave
1 Inleiding en contactgegevens 2 Algemene informatie 3 Diagnose en onderzoek 4 Behandeling 5 Buismaagoperatie 6 Voorbereiding op de operatie en opname
4
1 Inleidingen contactgegevens
De arts heeft met u besproken dat u slokdarmkanker heeft. De artsen en andere zorgverleners bespreken met u wat voor u belangrijk kan zijn. In deze Persoonlijke Informatie Map (PIM) vindt u een samenvatting van dat wat met u besproken is, zodat u thuis alles nog eens kunt nalezen. Ook leest u hoe u zich kunt voorbereiden op bepaalde onderzoeken en behandelingen. U ontvangt, zoveel als mogelijk, alleen de informatie die is afgestemd op uw persoonlijke situatie. Het kan zijn dat dingen anders gaan dan verwacht werd omdat medische en persoonlijke omstandigheden kunnen verschillen. Bedenk daarom dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan in deze map staat beschreven. Als dat zo is dan informeert uw arts of verpleegkundige u hierover. Wij adviseren u om iemand mee te nemen naar gesprekken met uw arts of verpleegkundig specialist die mee kan luisteren of aantekeningen voor u maakt. U mag het gesprek ook opnemen maar stel de zorgverlener aan het begin van het gesprek wel altijd op de hoogte. Als u merkt dat bepaalde zaken niet duidelijk zijn of niet voldoende aan de orde zijn geweest, vraag dan om meer informatie. Met uw vragen kunt u altijd terecht bij uw arts of verpleegkundig specialist. De verpleegkundig specialist is uw aanspreekpunt gedurende het hele behandeltraject en zorgt ervoor dat alle betrokken zorgverleners binnen het Catharina Ziekenhuis op de hoogte zijn. Uw arts blijft wel eindverantwoordelijk voor uw behandeling. In deze map wordt soms verwezen naar folders. Deze folders krijgt u van de betrokken zorgverleners op het moment dat de informatie voor u van toepassing wordt. De folders zijn ook te vinden in de informatiewand van het Oncologiecentrum. Meer informatie kunt u ook vinden op de website van het Catharina Ziekenhuis.
5
Contactgegevens
Catharina Ziekenhuis Algemeen nummer 040 - 239 91 11 Spoedeisende Hulp (SEH) 040 - 239 96 00 Verpleegkundig specialist 040 - 239 66 00 Voor vragen over uw afspraken: Oncologiecentrum Catharina Ziekenhuis 040 - 239 66 00 Voor vragen over uw verblijf op de verpleegafdeling: Verpleegafdeling Chirurgie, 9-oost 040 - 239 79 50 Voor vragen over uw behandeling/controle: Verpleegkundig specialist 040 - 239 66 00 Voor vragen over voeding: Afdeling Diëtetiek 040 - 239 88 69 Voor vragen over lotgenotencontact/patiëntenverenigingen: Verpleegkundig specialist 040 - 239 66 00 Voor het maken of verzetten van afspraken bij: Oncologiecentrum Catharina Ziekenhuis 040 - 239 66 00 Polikliniek Inwendige geneeskunde 040 - 239 66 22 Verpleegafdeling Chirurgie 040 - 239 79 50 Afdeling Radiotherapie 040 - 239 64 00 Afdeling Radiologie 040 - 239 85 65
6
2 Algemene informatie
In dit gedeelte vindt u algemene informatie over de bouw en werking van de slokdarm (oesophagus). Daarnaast leest u in dit gedeelte ook hoe slokdarmkanker ontstaat en de mogelijke oorzaken daarvan. De slokdarm De slokdarm is een buisvormig orgaan van 25-30 cm dat onderdeel uitmaakt van het spijsverteringskanaal en zich tussen de keel en maag bevindt. De wand van de slokdarm bestaat uit een aantal lagen: • een slijmvlieslaag; • een spierlaag; • bindweefsellaag.
7
De slokdarm zorgt voor het voedseltransport tussen de mond en de maag. Als u een hap neemt en kauwt, vermengt u het voedsel met speeksel tot een spijsbrok. Deze brok slikt u door als de bovenste sluitspier van de slokdarm ontspant. Door de zwaartekracht en beweging van de slokdarm komt de brok bij de onderste sluitspier van de slokdarm. Als de sluitspier een signaal krijgt dat er voedsel gearriveerd is, ontspant deze zich waardoor de spijsbrok de maag in kan. In de maag mengt de spijsbrok zich met maagsappen en de maag kneedt het voedsel rond. De maagsluitspier (pylorus) zorgt ervoor dat het voedsel enige tijd in de maag blijft. Uiteindelijk ontspant ook deze spier zich en komt het voedsel, via de twaalfvingerige darm, in 8
de dunne en dikke darm waar vertering verder gaat en opname van voedingsstoffen plaatsvindt. Slokdarmkanker
Ontstaan van kanker algemeen Het lichaam is opgebouwd uit cellen die samen verschillende weefsels vormen. Door celdeling worden steeds nieuwe cellen aangemaakt. Dit is nodig om te groeien en om dode, beschadigde of verouderde cellen te vervangen. Cellen kunnen in de loop van de tijd onherstelbaar beschadigd raken door blootstelling aan allerlei schadelijke invloeden. De celdeling kan dan ontregeld raken waardoor het evenwicht tussen celgroei en celdood verstoord wordt en een te snelle, verstoorde celdeling ontstaat. Door het teveel aan cellen ontstaat een gezwel (tumor). Er zijn goedaardige en kwaadaardige tumoren. Bij kwaadaardige tumoren spreken we over kanker. Bij kanker vermeerderen de cellen zich ongecontroleerd (woekeren) en breiden zich uit naar omliggende weefsels waar ze schade aanrichten. Ook kunnen kankercellen zich verspreiden (uitzaaien) naar verder gelegen plaatsen. Ontstaan van slokdarmkanker In Nederland wordt per jaar bij ongeveer 2500 patiënten slokdarmkanker vastgesteld. Dit aantal neemt ieder jaar toe. Slokdarmkanker komt meer voor bij mannen (10 per 100.000) dan bij vrouwen (3 per 100.000). De laatste jaren lijkt slokdarmkanker bij vrouwen toe te nemen. Het merendeel van de mensen die slokdarmkanker krijgt is ouder dan 50 jaar. Een gezwel in de slokdarm kan naar binnen groeien of naar buiten groeien. Als de tumor naar binnen groeit, wordt de slokdarm steeds smaller waardoor voedsel steeds moeilijker passeert. Als het gezwel dwars door de slokdarmwand (spierlaag en bindweefsellaag) groeit en de buitenkant van de slokdarm bereikt, neemt de kans dat de tumor uitzaait toe. Dit gebeurt dan via de bloedvaten, lymfevaten of doordat ze in een lichaamsholte terechtkomen, bijvoorbeeld de buikholte. Een uitzaaiing wordt ook wel metastase genoemd. Via de bloedbaan kunnen 9
uitzaaiingen ontstaan in de lever en de longen. De tumor kan ook in aangrenzende weefsels of organen groeien. Soorten slokdarmkanker Er zijn verschillende soorten slokdarmkanker die uit verschillende cellen van de slokdarm ontstaan zijn. De meest voorkomende zijn: • Het plaveiselcelcarcinoom: deze tumor ontstaat in de bovenste laag van het slijmvlies. Hier bevinden zich verhoornende cellen die de slokdarm bekleden: de plaveiselcellen. Een plaveiselcelcarcinoom ontstaat meestal in het middelste of bovenste deel van de slokdarm. • Het adenocarcinoom: deze tumor ontstaat in het slijmvormende klierweefsel dat zich meestal op de overgang van de slokdarm naar de maag bevindt. Een adenocarcinoom ontstaat vrijwel altijd in het onderste deel de slokdarm. Soms loopt een adenocarcinoom door tot in de maag maar deze kan ook in de maag beginnen en zich uitbreiden naar de slokdarm. Slokdarmkanker is, evenals alle andere soorten kanker, niet besmettelijk. Besmetting via braaksel is ook niet mogelijk. Risicofactoren
Het is niet mogelijk om de exacte oorzaak van het ontstaan van slokdarmkanker aan te wijzen. Een erfelijke aanleg speelt zelden een rol. Wel zijn er factoren die de kans op slokdarmkanker verhogen: Roken en alcohol Roken en overmatig alcoholgebruik (zowel bier, wijn als gedestilleerde dranken) zijn de belangrijkste factoren die in westerse landen een rol spelen bij het ontstaan van een plaveiselcelcarcinoom in de slokdarm. Vooral de combinatie van roken en alcohol is risicoverhogend. Overgewicht Overgewicht is ook een risicofactor voor het ontstaan van slokdarmkanker. Chronisch zuurbranden/opstijgend maagzuur Een chronische ontsteking van de slokdarm als gevolg van oprispend maagzuur (reflux) kan het verhoornende slijmvlies van de slokdarm 10
beschadigen. Dit kan ongemerkt gebeuren. Deze ontsteking veroorzaakt mogelijk een verandering van het slijmvlies in de slokdarm. Het verhoornende slijmvlies verandert dan in slijmvormend slijmvlies. Dit noemen we intestinale metaplasie. Een slokdarm die op deze manier veranderd is, wordt een Barrett-slokdarm genoemd. Mensen met een Barrett-slokdarm hebben een verhoogd risico op een adenocarcinoom van de slokdarm. Voeding Overmatig gebruik van sterk gekruide gerechten kan het slijmvlies van de slokdarm beschadigen. Die beschadiging kan op lange termijn een tumor veroorzaken. Eten van groente en fruit werkt beschermend. Symptomen Slokdarmkanker geeft in een vroeg stadium meestal geen klachten. Later kunnen één of meer van de onderstaande verschijnselen ontstaan: • passageklachten waarbij het voedsel niet goed wil zakken. Dit gebeurt eerst bij vast voedsel en later mogelijk ook bij vloeibaar voedsel; • klachten tijdens het eten zoals hoesten, opgeven van voedsel of hikken; • verminderde eetlust; • gewichtsverlies doordat men te weinig voeding binnenkrijgt; • een pijnlijk of vol gevoel achter het borstbeen. • Deze symptomen zijn niet uitgesproken typerend voor slokdarmkanker en hoeven niet altijd op te treden.
11
3 Diagnose en onderzoek
Slokdarmkanker begint klein in het slijmvlies dat de binnenkant van de slokdarm bekleedt. Beginnende tumoren worden meestal bij toeval ontdekt tijdens een inwendig kijkonderzoek, omdat er nog geen symptomen zijn opgetreden. Om de diagnose vast te stellen zijn er een aantal onderzoeken nodig. Uw internist of Maag-Darm-Leverarts (MDL-arts) bespreekt met u welke onderzoeken nodig zijn om vast te kunnen stellen waar de tumor zich bevindt, welk type het is, en of er uitzaaiingen zijn. Indien u nog in aanmerking komt voor een genezende behandeling zijn er nog extra onderzoeken nodig om alles goed in kaart te brengen. Dit zal met u besproken worden en indien van toepassing krijgt u extra informatie over deze onderzoeken uitgereikt.
12
13
Op basis van de uitslagen kan de best passende behandeling worden vastgesteld. De keuze voor een bepaalde behandeling is onder andere afhankelijk van uw conditie, de grootte van de tumor, de mate van doorgroei in de omringende weefsels of organen en de aanwezigheid van uitzaaiingen. De uitslagen worden besproken tijdens de multidisciplinaire oncologiebespreking. Dit is een bespreking waarbij specialisten op het gebied van slokdarmkanker en diverse andere deskundigen aanwezig zijn waaronder: MDL-arts, oncologisch chirurg, internist-oncoloog, radiotherapeut, radioloog, patholoog en nucleair geneeskundige. Uw arts of verpleegkundig specialist bepreekt de uitkomsten van dit overleg met u. Informatiefolders over eventueel benodigde onderzoeken Achter deze pagina kunt u de aparte folders toevoegen die gaan over onderzoeken die u nodig heeft. □ CT-abdomen □ Echo-hals □ opname op afdeling Kortverblijf & dagverpleging indien pre- en posthydratie bij CT-scan □ Gastroscopie □ PET-scan □ Endo-echoscopie □ Anders namelijk: ............................................................................................................. ............................................................................................................. ............................................................................................................. ............................................................................................................. .............................................................................................................
14
4 Behandeling
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over de mogelijke behandelingen bij slokdarmkanker. Als de uitslagen van alle onderzoeken bekend zijn, bespreekt uw arts en verpleegkundig specialist met u welke behandeling voor u het beste is.
15
16
5 Buismaagoperatie
Als de voorbehandeling klaar is komt u op controle bij de chirurg. Meestal wordt er dan een voorlopige operatiedatum vastgesteld. Na de voorbehandeling duurt het ongeveer zes tot 12 weken voordat u geopereerd kunt worden omdat u eerst moet herstellen. Soms kan er meer tijd nodig zijn, dit is afhankelijk van uw conditie op dat moment. Een aantal dagen vóór de geplande operatiedatum belt een medewerker van de polikliniek Chirurgie u op om de operatiedatum te bevestigen. Een operatie aan de slokdarm is een ingrijpende operatie en kan alleen worden uitgevoerd als u in een goede algemene conditie verkeert. Tijdens de operatie worden de slokdarm, een deel van het omringende weefsel en de lymfeklieren verwijderd. De arts opereert eerst via de buik en dan via de borstholte. De slokdarmoperatie en buismaagreconstructie bevat een aantal stappen. Dit kunt u zien op de volgende illustraties. De chirurg verwijdert zoveel mogelijk weefsel onder en boven de tumor. Daarnaast verwijdert de chirurg ook zoveel mogelijk lymfeklieren die zich in de buurt van de slokdarm en de maag bevinden. Dit wordt gedaan om de kans dat er kwaadaardig weefsel achterblijft zo klein mogelijk te maken. Meestal wordt deze operatie als kijkoperatie uitgevoerd. Tijdens het eerste gedeelte van de operatie, de procedure in de buik, worden de lymfeklieren verwijderd en wordt het bovenste gedeelte van de maag doorgenomen. Van de rest van de maag wordt een buis gemaakt zodat deze de weggehaalde slokdarm kan vervangen. Het tweede gedeelte van de operatie vindt plaats via de borstholte. Daar worden de slokdarm en de bijbehorende lymfeklieren verwijderd. Het verwijderde deel van de slokdarm en het bovenste gedeelte van de maag met de bijbehorende lymfeklieren worden opgestuurd voor onderzoek. Op deze manier kan worden bepaald hoe groot de tumor was, of de snijranden vrij zijn en of er zich uitzaaiingen in de verwijderde klieren bevinden. 17
De buismaag en het overgebleven deel van de slokdarm worden aan elkaar gehecht, waardoor het voedsel weer kan passeren. Deze aanhechting kan zich in de borstholte bevinden of in de hals. Dit is afhankelijk van waar de tumor zich precies bevindt.
18
19
Er kunnen zich een aantal uitzonderingen voordoen: • Niet altijd kan de operatie helemaal als kijkoperatie worden uitgevoerd. Vaak is dan het gedeelte dat in de buik wordt uitgevoerd, een open procedure waarna wel een grote operatiewond ontstaat. • In een heel uitzonderlijk geval kan ook een stuk dikke darm gebruikt worden ter vervanging van de slokdarm. Dus niet als een buismaag. Deze uitzonderingen komen niet veel voor. De arts zal u uitgebreid informeren als een van deze uitzonderingen voor u geldt. Mogelijke risico’s en complicaties
Een buismaagoperatie gaat gepaard met een aanzienlijke kans op complicaties. Dit komt doordat de operatie erg complex is. Daarnaast zijn er algemene complicaties die voor iedere operatie gelden zoals nabloeding, wondinfectie of trombose. Er is een kans van 4% dat een patiënt als gevolg van complicaties na de buismaagoperatie overlijdt. In 95% van de situaties waarin zich een complicatie voordoet is dit te herstellen. Naadlekkage, longproblemen en andere aan de operatie gerelateerde complicaties openbaren zich meestal tijdens de opname in het ziekenhuis. Naadlekkage Dit is een lekkage bij de aanhechting van de buismaag aan de slokdarm. Dit is een ernstige complicatie waarvoor aanvullend onderzoek nodig is. U kunt door de lekkage erg ziek worden. Het kan zijn dat u opnieuw wordt opgenomen op de Intensive Care of opnieuw een operatie moet ondergaan. De kans op een naadlekkage is ongeveer 15-20%. Longproblemen Longproblemen, zoals een longontsteking of vocht achter de longen treden vaak op en kunnen een reden zijn om u antibiotica te geven. Soms is beademing op de Intensive Care nodig. De kans op longproblemen is groot maar lang niet ieder longprobleem hoeft ernstig te zijn.
20
Lymfelekkage Een groot lymfevat dat vlak bij de slokdarm loopt kan tijdens de operatie beschadigd raken waardoor lymfevocht (chylus) lekkage ontstaat. Tijdelijk voeding via een infuus is dan nodig om de lymfeafvloed te stoppen en het letsel te laten genezen. Deze complicatie komt zelden voor. Jejunostomie Soms is het nodig om een slangetje in de dunne darm te plaatsen voor voeding (jejunostomie). Ook hiervan kunnen problemen ontstaan waarvoor in het slechtste geval opnieuw een operatie nodig is.
21
22
23
Lichamelijke klachten na de operatie
Gevolgen voor uw spijsvertering De buismaagoperatie heeft een aantal gevolgen voor uw spijsvertering. Refluxklachten Normaal bevindt zich tussen de maag en de slokdarm een afsluitmechanisme dat sappen uit de maag tegenhoudt. Tijdens de operatie wordt dit afsluitmechanisme verwijderd. Bovendien kan de sluitspier van de maag niet goed meer functioneren omdat tijdens de operatie de zenuwvoorziening van de maag wordt verwijderd. Hierdoor kunt u last krijgen van zure of gallige oprispingen, bijvoorbeeld als u plat ligt. Dit kan een vieze smaak veroorzaken. Gal of maagzuur kan ook in de longen terechtkomen en hoestbuien veroorzaken. Daarom moet u na de operatie altijd iets met uw hoofd omhoog liggen. Wij adviseren minimaal een hoek van 15 graden. Hoesten De buismaag is in de borstholte aan de slokdarm vastgehecht. Net na de operatie kan dit irritatie aan de luchtwegen veroorzaken, waardoor u moet hoesten. Na enkele maanden wordt dit vanzelf minder. Als u hier heel veel last van heeft, bespreek dit dan met uw zorgverlener. Snel vol zitten De buismaag heeft een verminderde of geen opslagfunctie. Hierdoor zit u sneller vol en eet u minder dan u gewend bent. Dit herstelt zich een beetje. Als u teveel eet dan kunt u last krijgen van pijn, misselijkheid, braken en een vol gevoel. Dumpingklachten Na de aanleg van een buismaag kan het zijn dat het voedsel sneller en in grotere hoeveelheden in de dunne darm komt. De volgende klachten kunnen ontstaan: zweten (‘koud zweet’), onrustig gevoel en trillen, duizeligheid en geeuwhonger. Dit worden ook wel dumpingklachten genoemd worden. Vaak worden de dumpingklachten na verloop van tijd minder. 24
Vroege dumping: Vroege dumping ontstaat ongeveer 15 tot 30 minuten na de maaltijd. De verschijnselen zijn: misselijkheid, hartkloppingen, de neiging tot flauwvallen, sterk transpireren, beverigheid en een sterk hongergevoel. Late dumping: Late dumping ontstaat ongeveer 1,5 tot 2 uur na de maaltijd en wordt veroorzaakt door een snelle stijging en vervolgens een snelle daling van uw bloedsuikerspiegel. De verschijnselen lijken op een suikertekort bij mensen met diabetes (suikerziekte). De klachten van dumping kunnen verminderd worden door uw eetpatroon aan te passen, tips hierover vindt u in het gedeelte over voeding. Gewicht Als gevolg van de veranderingen in het spijsverteringskanaal zou u gewicht kunnen verliezen. Uiteindelijk krijgt u wel weer een stabiel gewicht en is het belangrijkste doel u op een nieuw evenwicht te krijgen en op eenzelfde gewicht te blijven. Een deel van uw maag is weggehaald en van de rest is een slokdarm gemaakt. U mist dus de opvangfunctie van de maag. U kunt minder grote hoeveelheden eten en uw lichaam heeft meer moeite met het afbreken en opnemen van de voeding. Conditie Na een buismaagoperatie zijn er geen activiteiten die u medisch gezien moet nalaten. Bouw uw conditie weer op zonder te forceren. Beweging is altijd goed, tenzij dit pijn of andere klachten veroorzaakt. Bij twijfel kunt u met vragen altijd bij uw arts terecht. Het opbouwen van de conditie kan soms lang duren. Sommige patiënten lukt het niet meer om de conditie te bereiken die ze voor de operatie hadden. Overige informatie
De vooruitzichten van slokdarmkanker Een curatieve behandeling (Chemo-radiotherapie en een operatie) is bij ongeveer eenderde van de slokdarmkankerpatiënten mogelijk. De vijfjaarsoverleving is na een curatieve behandeling ongeveer 25
50%. Dit betekent dat na 5 jaar, 50% van de patiënten nog in leven is. Dit percentage hangt af van het stadium waarin de ziekte ontdekt werd. Ook de reactie op de voorbehandeling, de grootte van de nog resterende tumor en de aanwezigheid van uitzaaiingen in de lymfeklieren zijn medebepalend. Bij een vroege ontdekking van slokdarmkanker is de kans op overleving groter. Overlevingspercentages zijn niet zomaar naar een individuele situatie te vertalen. Wat u persoonlijk zou kunnen verwachten kunt u het beste met uw arts bespreken. Afzien van behandeling Het kan gebeuren dat bij u of bij uw arts de indruk ontstaat dat de belasting, de mogelijke bijwerkingen of gevolgen van een behandeling niet opwegen tegen de te verwachten resultaten. Als u twijfelt over het nut van een behandeling, bespreek dit dan met uw specialist of huisarts. Iedereen heeft het recht om af te zien van een behandeling. Uw arts geeft u dan de medische zorg en begeleiding die u nodig heeft om de hinderlijke gevolgen van uw ziekte zo veel mogelijk te bestrijden. Wetenschappelijk onderzoek Wetenschappelijk onderzoek heeft de afgelopen jaren veel bijgedragen aan het verbeteren van de behandeling van slokdarmkanker. Mede dankzij de hulp en inzet van vele patiënten vóór u, kunnen we u nu de behandeling aanbieden die het beste bij u past. Voor verfijning van de behandeling blijft wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk. Het is mogelijk dat wij u vragen om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek. Natuurlijk bent u vrij om te kiezen of u hier wel of niet aan mee doet. U krijgt altijd de behandeling aangeboden die in uw situatie het beste voor u is. Als u voor een wetenschappelijk onderzoek in aanmerking komt, bespreekt uw arts of verpleegkundig specialist dit met u. U krijgt dan ook schriftelijke informatie over het betreffende onderzoek.
26
6 Voorbereiding op de operatie en opname
Tijdens en na de chemo-radiotherapie is het belangrijk dat uw conditie op peil blijft of dat u uw conditie verbetert zodat u zo fit mogelijk bent als u wordt geopereerd. Als u al sport of als u veel fietst of loopt, blijft u dit dan vooral doen. Als sporten tijdens de chemo-radiotherapie minder goed gaat probeer het dan alleen bij te houden. Bewegen is altijd goed. Sport u niet of beweegt u weinig, probeer dan toch te bewegen. Elke dag een half uur wandelen of fietsen kan al een verschil maken voor uw conditie. Het is belangrijk dat u op gewicht blijft. Als u veel bent afgevallen, probeer dan wat kilo’s aan te komen. Vaak gaat het eten na de chemoradiotherapie beter omdat de tumor dan geslonken is. Als u nog rookt dan adviseren wij u om zes weken van tevoren te stoppen. Als u tot de operatie doorgaat met roken verslechtert dit de wondgenezing met 30%, dit geldt ook voor de naad van de slokdarm. Als u zelfs maar een paar weken voor de operatie stopt met roken dan kunt u de wondgenezing na de operatie aanzienlijk verbeteren. Het kan zijn dat u bij een van bovenstaande punten ondersteuning nodig heeft. Maak dit dan bespreekbaar bij uw arts. Dit geldt zeker voor het stoppen met roken. U kunt bijvoorbeeld een verwijzing krijgen voor de ‘stoppen-met-roken-polikliniek’ of een verwijzing krijgen voor een diëtist of fysiotherapeut. Preoperatieve screening en anesthesie U wordt geopereerd en bent daarom doorverwezen naar de polikliniek Preoperatieve screening. Op deze polikliniek bekijkt de anesthesioloog of de operatie voor u extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Dit noemen we preoperatieve screening. Tijdens dit gesprek komen een aantal onderwerpen aan bod. Dit zijn onder andere de soort verdoving (anesthesie) en pijnstilling. Ook bespreekt u waarop u moet letten met eten, drinken en roken op de dagen rondom de operatie. Daarnaast maakt u afspraken over hoe u op die dagen uw medicijnen gebruikt. Dit geldt ook voor bloedverdunners. Bespreek het gebruik van bloedverdunners ook altijd met uw behandelend arts. Als u medicijnen 27
gebruikt, neem dan een actueel medicijnoverzicht of medicijnpaspoort mee. Op de polikliniek Preoperatieve screening, route 30, kunt u zonder afspraak terecht. U kunt ook een afspraak maken. De polikliniek is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag tussen 08.15 en 16.30 uur via telefoonnummer 040 - 239 85 01. Meer informatie over preoperatieve screening en verdoving vindt u in de folder ‘Anesthesie’. Fysiotherapie De kans op complicaties aan de longen wordt verminderd als u na de operatie goed kunt doorademen en hoesten. Daarom meet de chirurg uw ademkracht (longfunctie) en wordt er gemeten hoe sterk uw ademhalingsspieren zijn. Als dit onder het gemiddelde is dan wordt u doorverwezen naar de fysiotherapie. De fysiotherapeut helpt u met het trainen van uw ademhalingsspieren door middel van ademhalingsoefeningen. Voeding U mag na de operatie alleen vloeibare voeding, zoals de flesjes bijvoeding. Het moet gladde voeding zijn zonder harde stukjes, dus ook geen gepureerd eten. Na 5-7 dagen mag u uw dieet uitbreiden mits de situatie dit toelaat en in overleg met de arts. Indien verwacht wordt dat u onvoldoende voeding tot u kan nemen kan een slangetje in de dunne darm worden achtergelaten (jejunostomie) waarover voeding wordt gegeven. Dit zal op de polikliniek met u besproken worden. Opname Algemene informatie over een opname in het Catharina Ziekenhuis vindt u in de folder ‘Informatie over uw opname’. Op de afgesproken dag en tijd meldt u zich op de afdeling die met u afgesproken is. U wordt ontvangen door een verpleegkundige. De verpleegkundige wijst u de weg op uw kamer, bespreekt alle gegevens met u en meet uw temperatuur, polsslag en bloeddruk. 28
U krijgt een injectie om bloedstolsels in de bloedbaan (trombose) te voorkomen. Soms is het nodig om bloed af te nemen, bijvoorbeeld als u bloedverdunners gebruikt. U krijgt van de verpleegkundige een operatiehemd en een polsbandje met uw naam en geboortedatum. Als u aan de beurt bent, rijdt de verpleegkundige u in uw bed naar de voorbereidingkamer van de operatiekamers. Hier neemt een operatiemedewerker de zorg voor u over. Het operatieteam voert altijd een zogenaamde time-out procedure uit waarbij het team met u doorneemt wat het plan van aanpak is. Als dit is afgesproken, krijgt u eerst een ruggenprik van de anesthesist voor de pijnstilling waarna u de narcose krijgt toegediend. Na de operatie Na de operatie verblijft u een of twee dagen op de Intensive Care, daarna gaat u weer terug naar de verpleegafdeling Chirurgie voor verder herstel. Direct na de operatie heeft u allerlei slangen in uw lichaam voor metingen en vocht- en medicijntoediening. Daarnaast heeft u ook een aantal drains. Deze drains worden na een aantal dagen verwijderd in overleg met de arts. Ontslag
Als alles goed gaat kunt u na 7 tot 10 dagen met ontslag. Als er complicaties optreden kan de opname enkele tot meerdere weken langer duren. Als u vragen heeft over uw ontslag stel deze gerust aan de afdelingsverpleegkundige. De verpleegkundige bespreekt samen met u ook de folder ‘Met ontslag’. Bewaar deze goed. De zaalarts bespreekt samen met u of en wanneer u naar huis kunt. Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor controle bij de chirurg. In de periode na ontslag kunt u zich onzeker voelen. U kunt vragen hebben over wat u wel of niet kunt doen. Ontslag uit het ziekenhuis betekent niet dat u al volledig hersteld bent. Na de ziekenhuisopname kunt u zich meestal zonder hulp verzorgen maar u kunt merken dat 29
u snel moe bent, minder eetlust heeft en dat het operatiegebied (de borstkas en de buik) soms pijnlijk is. Het zijn vervelende maar normale verschijnselen na een grote operatie. Het herstel kost tijd. Het is belangrijk dat u in deze periode een regelmatig leefpatroon aanhoudt en goed naar uw lichaam luistert. Neem ook voldoende rust. Wanneer u weer helemaal hersteld zal zijn is moeilijk aan te geven, dit kan tussen de drie en zes maanden duren. Dit hoofdstuk geeft u een beeld van wat u na uw ontslag kunt verwachten: wat gebeurt er voorafgaande aan het ontslag, hoe zien de controles op de polikliniek eruit en wat kunt u verwachten van de eventuele nabehandeling. Thuiszorg De meeste patiënten gaan na een buismaagoperatie naar huis en hebben dan geen ondersteuning van de thuiszorg. Soms is er wel thuiszorg nodig, bijvoorbeeld bij de ondersteuning van de dagelijkse verzorging of wondverzorging. Als dit bij u het geval is, heeft u al kennis gemaakt met de transferverpleegkundige van het Catharina Ziekenhuis. De transferverpleegkundige regelt dat de thuiszorg bij u komt en dat benodigde materialen (bijvoorbeeld een voedingspomp en bijbehorende systemen) bij u thuis worden afgeleverd. Als er sprake is dat de thuiszorg bij u wordt ingeschakeld krijgt u van de transferverpleegkundige de benodigde informatie. De diëtiste heeft u begeleid tijdens uw opname en meestal ook voorafgaand aan de opname. Deze begeleiding wordt uiteraard voortgezet als u weer naar huis gaat. Naar huis Op de dag dat u naar huis gaat, geeft de verpleegkundige u ontslagpapieren mee. Hier zit een folder bij waar de verpleegkundige samen met u aankruist welke papieren dit zijn. Onderstaande zaken kunnen voor u van toepassing zijn: • De afspraak voor controle op de polikliniek Chirurgie; 30
• Een recept voor medicijnen; • Een recept voor verbandmateriaal; • Verpleegkundige overdracht voor de verpleegkundige van de thuiszorg. Met de recepten kunt u diezelfde dag nog naar de apotheek. U kunt naar uw eigen apotheek gaan maar ook naar de apotheek bij de hoofdingang. Als u voor langere tijd verbandmaterialen nodig heeft, worden deze voor u via een leverancier bij u thuisbezorgd. Als u in het weekend met ontslag gaat kunt u voor uw medicijnen uitsluitend terecht bij de weekendapotheek. Als dit bij u zo is dan kunt u vragen of de verpleegkundige u de recepten een dag van tevoren geeft zodat uw naasten alvast naar uw eigen apotheek kunnen gaan. Soms is het mogelijk dat de verpleegkundige u de benodigde medicijnen en verbandmaterialen meegeeft voor de eerste 24 uur thuis. Als u vóór uw opname bepaalde medicijnen gebruikte, kunt u deze weer gaan gebruiken als u thuis bent. Als dit voor u anders is dan bespreekt de zaalarts dit met u tijdens het gesprek voordat u naar huis gaat. Controle op de polikliniek De eerste controleafspraak is twee weken na uw ontslag. De chirurg controleert de wond en bespreekt met u de uitslag van het weefselonderzoek en als het nodig is ook de eventuele nabehandeling. Vervolgafspraken Na de operatie komt u regelmatig terug op de polikliniek voor controle. Dit is afwisselend bij uw chirurg en verpleegkundig specialist. Het doel van deze afspraken is om te kijken hoe het met u gaat. Of u goed kunt eten en drinken is een van de onderwerpen. Als u klachten heeft of er ontstaan problemen zullen zij met u de mogelijke oorzaken en oplossingen bespreken. Aanvullend onderzoek zoals een CT-scan of gastroscopie is alleen nodig als u specifieke klachten heeft. Het aantal en de frequentie van de vervolgafspraken wordt afgestemd op uw persoonlijke situatie. Meestal ziet het er zo uit: • 2 weken na het ontslag 31
• Jaar 1: Elke 3 maanden • Jaar 2: Elke 6 maanden • Jaar 3 - 5: Eén keer per jaar • Na 5 jaar afhankelijk van wat de chirurg voorstelt Uw huisarts wordt via een digitale brief op de hoogte gehouden van uw gezondheidstoestand. Bij klachten of bijwerkingen van medicijnen of andere algemene vragen kunt u contact opnemen met uw huisarts. Wanneer moet u direct contact opnemen? Bij de volgende verschijnselen moet u direct contact opnemen: • plotselinge hevige pijn • een bloeding • koorts (temperatuur hoger dan 38,5⁰C) • acute benauwdheid • plotselinge (hevige) pijn bij de ademhaling • roodheid of zwelling bij de wond of in uw benen Tijdens kantooruren belt u met de polikliniek Oncologie, buiten kantoortijden belt u met de Spoedeisende Hulp (SEH). Telefoonnummer Oncologiecentrum: 040 - 239 66 00 Telefoonnummer Spoedeisende Hulp: 040 - 239 96 00
32
33
34
35
Michelangelolaan 2 – 5623 EJ Eindhoven Postbus 1350 – 5602 ZA Eindhoven