Chirurgie
Het carpale tunnelsyndroom
1
Inleiding Deze folder geeft u een globaal overzicht van de klachten en de oorzaak van het carpale tunnelsyndroom en hoe dit behandeld kan worden. Het is goed u te realiseren dat bij het vaststellen van een aandoening de situatie voor iedereen weer anders kan zijn. Wat is het carpale tunnelsyndroom? Dit is een beknelling van de middelste hand-enuw (nervus medianus). Deze zenuw verloopt van de onderarm naar de handpalm via een tunnel die wordt gevormd door de handwortelbeentjes en een stevig peesblad (de dwarse polsband) aan de handpalmzijde van de pols. Door die tunnel lopen ook de buigpezen van de vingers. De beknelling van de zenuw ontstaat door zwelling van het bindweefsel, waardoor de druk in de tunnel toeneemt. Klachten De klachten die hiervan het gevolg zijn, kunnen nogal uiteenlopen. Zo kunt u last hebben van: • een prikkelend en pijnlijk gevoel of tintelingen in de vingers en in de hand. • een doof gevoel in de handpalm en in de vingers. Soms een gevoel alsof de hand opgezwollen is. • een uitstralende pijn naar de onderarm, de elleboog en de schouder. • soms krachtverlies in uw hand waardoor u zomaar dingen kunt laten vallen. Heel vaak komen deze klachten in de loop van de nacht voor en zorgen ervoor dat u wakker wordt. Hoewel de klachten meestal aan één hand voorkomen, kan het ook gebeuren dat men last krijgt van de andere hand. Merkwaardig is dat de klachten nogal eens tijdens zwangerschap of aan het begin van de overgang optreden.
2
Is er nog onderzoek nodig? Op grond van het klachtenpatroon kan de diagnose vaak worden vermoed. Indien bij lokale druk op de zenuw de klachten toenemen of zich voordoen, wordt het al waarschijnlijker. Om zeker te weten of er sprake is van het carpale tunnelsyndroom, is een zenuwonderzoek nodig. Dit onderzoek noemt men een EMG (Electro MyoGrafie). Voorbereiding voor de operatie Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt zoals sintrom(mitis) of aspirinehoudende pijnstillers (Ascal, APC en (kinder)aspirine), moet u dit tevoren tegen uw chirurg zeggen. Zo mogelijk moet u het gebruik van aspirine en dergelijke tien dagen voor de operatie stoppen, sintrom(mitis) drie dagen tevoren. Het gebruik van paracetamol is geen probleem. Wij raden u aan kleding met wijde mouwen mee te nemen: na de operatie wordt een dik verband aangelegd. In de meeste gevallen gebeurt de operatie poliklinisch of in dagopname. Een opname is vrijwel nooit nodig. N.B. Als u hulp nodig heeft van de Thuiszorg is het verstandig dit van tevoren te regelen.
3
De operatie De operatie wordt meestal uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. Hierbij wordt alleen de plaats van de operatie en soms de gehele arm verdoofd. De arm moet bloedleeg gemaakt worden. Dit gebeurt door de arm in te zwachtelen en aan de bovenarm een bloeddrukband op te pompen. Zo kan er geen bloed in de arm stromen. De band blijft tijdens de operatie opgepompt. De chirurg kan zo nauwkeurig werken en wordt niet gehinderd door bloed.
De chirurg opent de te nauwe tunnel via een snede in de handpalm. Zo krijgt de zenuw meer ruimte. Dan wordt de wond gehecht en verbonden met gazen, watten en een zwachtel. Indien bij u een tweede zwachtel wordt aangelegd voor extra druk, om nabloeden te voorkomen, moet u deze vijf uur na de operatie verwijderen.
4
Duur van de ingreep De operatie duurt ongeveer 15 minuten. Na de operatie • Na de operatie verblijft u nog een kwartiertje tot enkele uren op de polikliniek of afdeling dagverpleging. • De hand zal mogelijk iets pijn doen. • U moet proberen de vingers regelmatig te bewegen en enige malen per dag de hand ver boven uw hoofd houden. • Het gebruik van Ascal en aspirinehoudende medicijnen kan de dag na de operatie weer gestart worden. Het weer beginnen met Sintrom (mitis) doet u in overleg met de arts van de trombosedienst. Het slikken van paracetamol is geen probleem. • Ongeveer 10-12 dagen na de operatie komt u op de polikliniek voor controle. De hechtingen worden dan verwijderd. De arts zal u vertellen hoe u de hand weer voorzichtig kunt gaan gebruiken. U moet in ieder geval rekenen op 6 weken verminderd gebruik. Mogelijke complicaties Zoals na iedere operatie is er een kleine kans op complicaties zoals nabloeding en infectie. Bij operaties aan de hand bestaat er daarboven een zeer klein risico dat de hand abnormaal reageert. De hand kan zweterig worden, pijnlijk en gezwollen raken. Zo’n reactie noemt men dystrofie. Als een van deze complicaties optreedt moet u uw arts raadplegen.
5
Nabehandeling • Gedurende de eerste twee dagen de arm in de mitella dragen. Arm af en toe strekken. • Het drukverband de 2e - 3e dag na de operatie verwijderen. Een schone pleister op de wond doen. • Ook kunt u al snel beginnen met oefeningen van de vingers. In het begin gaat dit wat moeizaam maar na enkele dagen gaat dat al veel beter. • Mochten uw vingers de dag van de operatie of de dag erna blauw en koud worden of krijgt u veel meer pijn, dan dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met het ziekenhuis. Wat u ook nog moet weten • Het litteken aan de pols blijft vaak langer gevoelig, met name bij druk ter plaatse, zoals bij het steunen van de pols. • U moet erop rekenen dat u lange tijd veel minder kracht in uw duim zult hebben. Dit komt omdat de spieren van de duimmuis, doordat de dwarse polsband is gekliefd, aan één kant min of meer los zijn komen te zitten. Tot slot Bent u van mening dat bepaalde informatie ontbreekt of onduidelijk is, dan vernemen wij dat graag. Poli chirurgie, tel. 0591 - 69 14 00, keuze 3.
6
7
H 8
MA 785 04-13-v1
Boermarkeweg 60 7824 AA Emmen Postbus 30002 7800 RA Emmen Tel. 0591 69 19 11
