Landsverordening deviezenverkeer & Landsverordening deviezenprovisie
Centrale Bank van Aruba J.E. Irausquin Boulevard 8 Oranjestad, Aruba Juli 2003
Inhoudsopgave
Deel 1
Blz
1.1
Landsverordening deviezenverkeer (Ldv)
1
1.2
Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 98/L.1
11
1.3
Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 02/K.1
13
2.1
Landsverordening deviezenprovisie (Ldp)
15
2.2
Landsbesluit regeling deviezenprovisievrijstelling
21
2.3
Aanwijzing deviezenbanken
22
2.4
Aanwijzing Dienst Posterijen
23
2.5
Bekendmaking deviezenbanken inzake overboekingen naar eigen rekening in het buitenland RV 2003/1
24
Bekendmaking houders van buitenlandse rekeningen inzake gewijzigde landsverordening deviezenprovisie
26
Richtlijnen aangifte en afdracht deviezenprovisie t.b.v. houders van buitenlandse rekeningen
27
Deel 2
2.6 2.7
1.1 Landsverordening deviezenverkeer Intitulé
: Landsverordening deviezenverkeer
Citeertitel
: Landsverordening deviezenverkeer
Vindplaats
: AB 1990 no. GT 6
1
Wijzigingen : AB 1997 no 33; AB 1997 34; 2002 124
HOOFDSTUK I, definities Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder: ingezetenen: a. natuurlijke personen die hun woonplaats in Aruba hebben en in het bevolkingsregister zijn opgenomen dan wel vanaf de datum van hun aankomst in Aruba langer dan één jaar daar daadwerkelijk verblijven, zodra dat jaar is verstreken; b. rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, die in Aruba zijn gevestigd; c. in Aruba gevestigde filialen, bijkantoren, bedrijven en agentschappen voor zover niet vallende onder b; d. bestuursorganen, diensten en bedrijven; en e. de door de Centrale Bank van Aruba aangewezen personen, rechtspersonen en andere instellingen voor zover niet vallende onder a, b, c, en d. niet-ingezetenen: a. natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, filialen, bijkantoren, bedrijven en agentschappen niet vallende onder de omschrijving ingezetenen, alsmede de Aruba vrijgestelde vennootschappen; b. diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van vreemde mogendheden en internationale organisaties in Aruba; en c. de aan onder b bedoelde vertegenwoordigingen verbonden diplomatieke, beroepsconsulaire en administratieve ambtenaren van vreemde nationaliteit, hun echtgenoten en bij hen inwonende kinderen. goud: gouden munten, fijn goud, alliages van goud (onbewerkt en halffabrikaten).
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
1
edele metalen: zilver, platina en platina metalen (onbewerkt of halffabrikaten). edelstenen: diamanten en soortgelijke edelstenen (in ruwe of halfbewerkte staat). geldswaardige papieren: cheques, wisselbrieven, promessen en soortgelijke waardepapieren, alsmede reiskredietbrieven en credit-cards met uitzondering van effecten. betaalmiddelen: munten (met uitzondering van gouden munten), muntbiljetten, bankbiljetten en soortgelijke ruilmiddelen. vorderingen: in geld uitgedrukte inschulden, voor zover niet in geldswaardige papieren of effecten belichaamd. effecten: a. aandeelbewijzen, obligaties, pandbrieven, depôtfractiebewijzen, participatiebewijzen, winstbewijzen, oprichtersbewijzen, optiebewijzen, schatkistbiljetten, inschrijvingen in schuld- en aandelenregisters en soortgelijke waardepapieren en rechten; b. certificaten van de onder a bedoelde waardepapieren en rechten; en c. recepissen van de onder a en b bedoelde waardepapieren. buitenlandse effecten: andere effecten dan die welke zijn uitgegeven door of ten laste van publiekrechtelijke lichamen van Aruba dan wel privaatrechtelijke rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, welke in Aruba zijn gevestigd. goederen: roerende goederen, met uitzondering van goud, edele metalen, edelstenen, betaalmiddelen, geldswaardige papieren, effecten en documenten waarin vorderingen zijn belichaamd. wisselkantoor: een instelling die buitenlandse betaalmiddelen, cheques, reiskredietbrieven en vorderingen uit credit-cards koopt of verkoopt. deviezenbank: een bank die krachtens artikel 12 van de Centrale Bankverordening is gemachtigd als deviezenbank werkzaam te zijn. buitenland: het gebied buiten Aruba.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
2
florin: de Arubaanse florin. Bank: de Centrale Bank van Aruba.
HOOFDSTUK II, algemene bepalingen Artikel 2 1. Het algemeen deviezenbeleid berust bij de regering. 2. De Bank is belast met de uitvoering, voor rekening en risico van het Land, van de regeling nopens het deviezenverkeer. Artikel 3 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt, de Bank gehoord, de waarde van de florin vastgesteld, die de Bank in acht neemt bij het bepalen van de koersen voor buitenlandse geldsoorten. 2. De door de Bank bepaalde koersen voor buitenlandse geldsoorten worden in het betalingsverkeer door de Bank, de deviezenbanken en de wisselkantoren aangehouden. Artikel 4 1. Indien het belang van de volkshuishouding, het belang van de internationale rechtsorde of de uitvoering van een internationale overeenkomst dan wel verplichting dit eist, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorschriften worden gegeven ten aanzien van het financiële verkeer met daarbij aan te wijzen landen of met betrekking tot daarbij aan te wijzen goederen. 2. De voorschriften, bedoeld in het eerste lid, bevatten algemene richtlijnen die de Bank in acht neemt bij de uitoefening van de aan haar bij of krachtens deze landsverordening toegekende bevoegdheden. Artikel 5 De bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen zijn niet van toepassing op de Bank, voor zover het betreft waarden, die zij voor eigen rekening bezit, dan wel voor rekening van het Land onder zich heeft. Artikel 6 1. De deviezenbanken zijn met betrekking tot de uitoefening van hun werkzaamheden overeenkomstig de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen aan het toezicht van de Bank onderworpen.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
3
2. De Bank is bevoegd aan de deviezenbanken ten aanzien van de uitoefening van hun werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, aanwijzingen te geven; deze aanwijzingen maken deel uit van de voorwaarden waaronder de bank machtiging is verleend om als deviezenbank werkzaam te zijn. Artikel 7 1. De Bank is bevoegd in een vergunning personen of instellingen onder door haar te stellen voorwaarden machtiging te verlenen een wisselkantoor te houden. 2. De wisselkantoren nemen bij de uitoefening van hun werkzaamheden de aanwijzingen, bedoeld in artikel 6, in acht, voor zover deze op hun werkzaamheden van toepassing zijn; de aanwijzingen maken deel uit van de voorwaarden waaronder de machtiging, bedoeld in het eerste lid, is verleend. 3. De wisselkantoren zijn met betrekking tot de uitoefening van hun werkzaamheden aan het toezicht van de Bank onderworpen. Artikel 8 1. Een ieder is verplicht de Bank op haar verzoek alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die van belang zijn voor de samenstelling van de betalingsbalans. 2. De Bank is bevoegd administratieve voorschriften te geven ter verkrijging van de inlichtingen en gegevens, bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK III, betalingsverkeer Artikel 9 1. Het betalingsverkeer met het buitenland, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, is in beginsel vrij; deze vrijheid kan worden beperkt door voorwaarden, voorschriften of bepalingen bij of krachtens deze landsverordening gegeven. 2. Het betalingsverkeer met het buitenland, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit betalingen en ontvangsten aan respectievelijk van niet-ingezetenen ter zake van: a. in- en uitvoer van goederen en daarop vallende nevenkosten; b. transito-transacties; c. vracht- en verzekeringskosten ten behoeve van internationaal transport; d. passagekosten; e. reis- en verblijfkosten; f. interesten en dividenden; g. winsttransfers; h. huur- en pachtsommen; i. aflossingstermijnen op leningen; j. afschrijvingen op investeringen; k. kortlopende bankkredieten en gelijksoortige kortlopende bankfaciliteiten; l. het verrichten van arbeid en diensten;
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
4
m. kantoor- en administratieve kosten; n. lonen en pensioenen; o. premies voor verzekeringen; p. alimentatie- en studietoelagen; q. andere hiermede naar het oordeel van de Bank gelijk te stellen transacties. 3. Indien de Bank van oordeel is, dat als gevolg van het betalingsverkeer met het buitenland de deviezenreservepositie van het Land in ernstige mate wordt aangetast of dat zich een zodanige ontwikkeling dreigt voor te doen, kan de Bank voorschriften geven ten aanzien van de betalingen en ontvangsten, bedoeld in het tweede lid; deze voorschriften kunnen mede een verbod inhouden tot het verrichten respectievelijk ontvangen van daarbij aangeduide betalingen zonder vergunning. Artikel 10 1. Behoudens het in artikel 9 genoemde betalingsverkeer is al het overige betalingsverkeer met het buitenland, waaronder mede te begrijpen het kapitaalverkeer, verboden anders dan krachtens een vergunning. 2. Het verrichten van of meewerken aan handelingen die betrekking hebben op dan wel leiden tot het betalings- en kapitaalverkeer, bedoeld in het eerste lid, alsmede het stellen van garanties, borgtochten en andere zekerheden tot het verrichten van of meewerken aan deze handelingen is aan ingezetenen verboden anders dan krachtens een vergunning. Artikel 11 Behoudens ontheffing dienen betalingen aan niet-ingezetenen in ongeacht welke buitenlandse geldsoort te geschieden, hetzij ten laste van een rekening ten name van de Bank of ten name van een deviezenbank luidende in die geldsoort hetzij ten gunste van een rekening ten name van de nietingezetene in de boeken van de Bank of van een deviezenbank luidende in die geldsoort. Artikel 12 1. Indien ingezetenen de aan hen toebehorende buitenlandse geldswaardige papieren of buitenlandse vorderingen niet hebben verkocht of ter inning hebben afgegeven en overgedragen aan een deviezenbank, zijn zij gehouden onverwijld tot inning over te gaan van de hen toebehorende buitenlandse geldswaardige papieren of buitenlandse vorderingen, zodra een geldswaardig papier betaalbaar of een vordering opeisbaar is. 2. De inning, bedoeld in het eerste lid, dient te geschieden, hetzij door het te vorderen bedrag te doen storten op een rekening in het buitenland ten name van de Bank of ten name van een deviezenbank hetzij door het te vorderen bedrag te doen betalen ten laste van een tegoed van een niet-ingezetene van de Bank of van een deviezenbank. 3. Indien de inning van een buitenlands geldswaardig papier of van een buitenlandse vordering plaatsvindt op de wijze, bedoeld in het tweede lid, is creditering van het desbetreffende bedrag op een in een buitenlandse geldsoort luidende rekening ten name van de ingezetene bij de Bank of bij een deviezenbank toegestaan. 4. Van de bepalingen van dit artikel kan ontheffing worden verleend.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
5
Artikel 13 Aan ingezetenen is het verboden anders dan krachtens een vergunning in hun boeken, onder welke benaming ook, een in florin luidend tegoed ten name of ten behoeve van een niet-ingezetene aan te houden, voor zover dit tegoed ontstaat of ontstaan is door overmaking uit het buitenland of door storting van florins of buitenlandse geldsoorten door of in opdracht van niet-ingezetenen. Artikel 14 1. Behoudens voor reisdoeleinden is het aan een ieder verboden anders dan krachtens een vergunning betaalmiddelen uit te voeren. 2. Ingezetenen zijn behoudens ontheffing verplicht de aan hen toebehorende buitenlandse betaalmiddelen binnen een termijn van acht werkdagen na de dag van ontvangst aan een deviezenbank of wisselkantoor, hetzij te verkopen tegen florins hetzij te storten ter creditering op een rekening in een buitenlandse geldsoort bij de Bank of een deviezenbank ten name van een ingezetene. Artikel 15 1. Het is ingezetenen verboden anders dan krachtens een vergunning edele metalen, goud, edelstenen, effecten en soortgelijke waarden in of uit te voeren. 2. Behoudens ontheffing zijn ingezetenen verplicht de hen toebehorende buitenlandse effecten in open bewaargeving te geven: a. in het binnenland: bij de Bank of een deviezenbank; b. in het buitenland: bij een niet-ingezetene ter toevoeging aan een depôt ten name van de Bank of ten name van een deviezenbank. 3. Ten aanzien van in open bewaargeving te geven effecten die van coupon- of dividendbladen zijn voorzien, kan worden volstaan met bewaargeving van deze coupon- of dividendbladen op de wijze, bedoeld in het tweede lid.
HOOFDSTUK IV, vergunningen Artikel 16 1. Voor zover voor het verrichten van of meewerken aan handelingen bij of krachtens deze landsverordening een vergunning of ontheffing is vereist, is de Bank bevoegd tot het verlenen van de vergunning of ontheffing. 2. Indien bepaalde handelingen waarvoor bij of krachtens deze landsverordening een vergunning of ontheffing is vereist, herhaaldelijk plegen te worden verricht, kan de Bank een algemene vergunning of ontheffing verlenen tot het verrichten van of meewerken aan zodanige handelingen.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
6
3. Een vergunning of ontheffing kan onder voorwaarden worden verleend; indien een voorwaarde niet wordt vervuld, wordt de vergunning of ontheffing geacht niet te zijn verleend. 4. Aan een vergunning of ontheffing kunnen verplichtingen worden verbonden. Artikel 17 1. Indien naar het oordeel van de Bank bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, kan de Bank achteraf voor het verrichten van of meewerken aan een handeling vergunning of ontheffing verlenen; deze vergunning of ontheffing wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip van het verrichten van of meewerken aan die handeling. 2. Vervallen. Artikel 18 Vergunningen of ontheffingen, die bij of krachtens deze landsverordening zijn vereist voor het verrichten van of meewerken aan een handeling, kunnen worden aangevraagd door en verleend aan ieder die partij is bij of meewerkt aan een zodanige handeling. Wordt de vergunning verleend dan geldt deze voor allen die bij de handeling partij zijn of eraan meewerken.
HOOFDSTUK V, Aanmerking als niet-ingezetene Artikel 19 Indien de Bank een onderneming een ontheffing verleent van de voorwaarden, voorschriften en bepalingen bij of krachtens de artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 gegeven, kan zij verklaren dat ten aanzien van het betalingsverkeer de onderneming, als een niet-ingezetene wordt aangemerkt. Artikel 20 1. Indien de Bank een ontheffing en verklaring, bedoeld in artikel 19, heeft afgegeven, zijn ten aanzien van de desbetreffende onderneming de bepalingen van artikel 26 niet van toepassing, tenzij de Bank redelijkerwijs vermoedt dat er in strijd wordt gehandeld met de voorwaarden waaronder de ontheffing, bedoeld in artikel 19, is verleend. 2. Indien de Bank op grond van het onderzoek overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 vaststelt dat één of meer voorwaarden van de ontheffing, bedoeld in artikel 19, zijn overtreden, kan zij de ontheffing intrekken ten minste drie maanden na haar voornemen daartoe bij aangetekend schrijven aan het bestuur van de desbetreffende onderneming te hebben meegedeeld. Artikel 21
Vervallen
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
7
HOOFDSTUK VI, bijzondere bepalingen Artikel 22 Alle stukken opgemaakt in verband met de toepassing en nakoming van de bij of krachtens deze landsverordening gestelde bepalingen zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie. Artikel 23 1. Voor zover niet anders bij deze landsverordening bepaald, wordt wegens schade als gevolg van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen geen schadevergoeding toegekend. 2. Indien een handeling waarvoor een vergunning of een ontheffing is vereist, zonder vergunning of ontheffing is verricht, kunnen de belanghebbenden bij de handeling zich tegenover elkander niet op het ontbreken van de vergunning of ontheffing beroepen. Artikel 24 1. Allen die uit hoofde van hun ambt of beroep betrokken zijn bij de uitvoering van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid vernemen, voor zover zij niet uit hoofde van hun ambt of beroep tot mededeling daarvan zijn gehouden. 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt mede voor deskundigen die in verband met de uitvoering van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen worden geraadpleegd of met enige werkzaamheid worden belast. Artikel 25 Het is aan een ingezetene verboden mee te werken aan een overeenkomst of een handeling, waarvan hij weet of redelijkerwijs behoort te weten, dat voor het aangaan of verrichten ervan op grond van bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorwaarden, voorschriften en bepalingen een vergunning of ontheffing is vereist, tenzij hij zich tevoren heeft overtuigd, dat de vereiste vergunning of ontheffing is verkregen.
HOOFDSTUK VII, toezicht Artikel 26 1. Met toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe in overeenstemming met de President van de Bank van Aruba bij landsbesluit aangewezen personen, alsmede de douaneambtenaren. Een zodanig landsbesluit wordt bekendgemaakt in de Landscourant van Aruba.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
8
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. 3. Indien op grond van de uitoefening van toezicht wordt vastgesteld dat een of meer overtredingen van de voorwaarden, voorschriften en bepalingen bij of krachtens deze landsverordening gegeven, zijn begaan, kan de Bank de kosten van dat toezicht ten laste brengen van degene door wie, of te wiens behoeve de overtreding is begaan, en kan zij aanwijzingen geven op welke wijze, en onder welke voorwaarde de overtredingen moeten worden hersteld. 4. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personen. 6. Een ieder is verplicht aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personen alle medewerking te verlenen, die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
HOOFDSTUK VIII, beroep Artikel 27
Vervallen
HOOFDSTUK IX, strafbepalingen Artikel 28 1. Hij die de voorwaarden, voorschriften, bepalingen en verplichtingen bij of krachtens deze landsverordening gegeven, opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar en geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend florin, hetzij met een van die straffen. 2. Hij die de voorwaarden, voorschriften, bepalingen en verplichtingen bij of krachtens deze landsverordening gegeven, overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van ten hoogste tienduizend florin, hetzij met een van die straffen. 3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven; de in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. Artikel 29
Vervallen
Artikel 30
Vervallen
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
9
HOOFDSTUK X, overgangs- en slotbepalingen Artikel 31 Vergunningen, vrijstellingen of ontheffingen met de daaraan verbonden voorwaarden en verplichtingen verleend krachtens de Deviezenlandsverordening 1940 worden, voor zover zij hun gelding nog niet hebben verloren en niet in strijd zijn met de bepalingen bij of krachtens deze landsverordening vastgesteld, geacht te zijn verleend op grond van deze landsverordening. Artikel 32 Deze landsverordening kan worden aangehaald als Landsverordening deviezenverkeer.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
10
1.2 Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 98/L.1
Lopende Betalingen aan en Ontvangsten uit het Buitenland De Centrale Bank van Aruba (“de Bank”) gelet op: artikel 9 lid 2 onder letter q en artikel 16 van de Landsverordening deviezenverkeer (“Ldv”) maakt bekend dat: I.
de Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 97/L.1 van 01 januari 1997 hierbij wordt ingetrokken;
II.
lopende betalingen aan en ontvangsten uit het buitenland als bedoeld in artikel 9 lid 2 onder letter q van de Ldv mede omvatten alle andere lopende transacties met het buitenland, waaronder die welke betrekking hebben op aan- of verkoop van goederen en diensten alsmede de uit het buitenland ontvangen c.q. de aan het buitenland betaalde vergoedingen voor vermogen en arbeid, zulks met inachtneming van de hierna onder III genoemde bepalingen.
III.
geen deviezenvergunning is vereist voor lopende betalingen aan en/of ontvangsten uit het buitenland betrekking hebbende op: (a) interesten en aflossingen als vermeld in artikel 9 lid 2 onder letters f en i, zulks onverminderd het in Bekendmaking 98/K.1 bepaalde; (b) dividenden als vermeld in artikel 9 lid 2 onder letter f, zulks onverminderd het in Bekendmaking 98/K.1 bepaalde en nadat door de Bank een schriftelijke verklaring aangaande het dividendbedrag is verstrekt; (c) winstovermakingen als vermeld in artikel 9 lid 2 onder letter g, nadat door de Bank een schriftelijke verklaring aangaande het winstbedrag is verstrekt. Ter verkrijging van de hiervoor onder b en c bedoelde verklaring dient betrokkene een schriftelijk verzoek daartoe tot de Bank te richten, vergezeld van alle relevante documenten (zoals onder meer de jaarrekening). De Bank is te allen tijde bevoegd om additionele documenten dan wel (schriftelijke) informatie te vragen. Indien de Bank van oordeel is dat als gevolg van het betalingsverkeer met het buitenland de deviezenreserve-positie van het Land wordt aangetast, of dat zich een zodanige ontwikkeling dreigt voor te doen, kan zij al die maatregelen welke zij geboden acht nemen ten aanzien van de in deze Bekendmaking bedoelde transacties.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
11
Deze Bekendmaking treedt in werking met ingang van 01 juli 1998
Oranjestad, 25 juni 1998 Centrale Bank van Aruba,
K.A.H. Polvliet Wnd. President
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
12
1.3 Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 02/K.1 Kapitaaltransacties met het Buitenland De Centrale Bank van Aruba (“de Bank”) gelet op: artikelen 10 en 16 van de Landsverordening deviezenverkeer (“Ldv”) maakt bekend dat: a.
de Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 98/K.1 van 25 juni 1998 hierbij wordt ingetrokken;
b.
aan ingezetenen/natuurlijke personen zoals bedoeld in artikel 1, sub a, van de Ldv een algemene vergunning wordt verleend tot het verrichten van kapitaaltransacties met het buitenland tot een bedrag van driehonderdduizend Arubaanse florin (Afl. 300.000,--) of de tegenwaarde daarvan in vreemde valuta per kalenderjaar;
c.
aan ingezetenen zoals bedoeld in artikel 1, onderdelen b t/m e, van de Ldv een algemene vergunning wordt verleend tot het verrichten van kapitaaltransacties met het buitenland tot een bedrag van zevenhonderdenvijftigduizend Arubaanse florin (Afl. 750.000,--) of de tegenwaarde daarvan in vreemde valuta per kalenderjaar. Een en ander laat de faciliteiten die terzake gelden voor de instellingen die vallen onder de z.g. B-9 regeling dan wel de 40-60 procent regeling onverlet;
d.
aan in Aruba gevestigde trustkantoren een algemene vergunning wordt verleend aandelen in buitengaatse ondernemingen als bedoeld in artikel 19 van de Ldv over te dragen aan niet-ingezetenen;
e.
aan ingezetenen een algemene vergunning wordt verleend om goud, edele metalen en edelstenen in- of uit te voeren;
f.
aan ingezetenen een ontheffing wordt verleend om de hen toebehorende buitenlandse effecten – al dan niet voorzien van coupon- en/of dividendbladen – in open bewaring te geven als vermeld in artikel 15 lid 2 van de Ldv;
zulks onder de navolgende voorwaarden: I.
ingezetenen dienen alle overige wettelijke bepalingen, alsmede de voorschriften, richtlijnen en
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
13
aanwijzingen en dergelijke welke vanwege de Bank zijn uitgevaardigd, stipt na te leven; II.
alle betalingen aan en ontvangsten uit het buitenland betrekking hebbende op de hiervoor onder b tot en met d genoemde kapitaaltransacties dienen via een lokale deviezenbank of een aan de Bank gemelde buitenlandse bankrekening te geschieden. Indien de betalingen en ontvangsten geschieden anders dan hier vermeld dienen de datum en wijze onverwijld schriftelijk aan de Bank te worden gemeld;
III. ten behoeve van de betalingsbalansregistratie dienen de lokale deviezenbanken de bestaande daartoe bestemde transactiecodes van de Bank te blijven gebruiken en aan de voorgeschreven rapportagevereisten te voldoen. Voor de toepassing van deze Bekendmaking worden onder “kapitaaltransacties” met het buitenland mede begrepen transacties uit hoofde van leningen, beleggingen, directe investeringen en andere vermogensoverdrachten. Indien de Bank van oordeel is dat als gevolg van het betalingsverkeer met het buitenland de deviezenreservepositie van het Land wordt aangetast, of dat zich een zodanige ontwikkeling dreigt voor te doen, kan zij op grond van artikel 9, derde lid, van de Ldv al die maatregelen welke zij geboden acht te nemen ten aanzien van de in deze Bekendmaking bedoelde transacties. Deze Bekendmaking treedt in werking met ingang van 1 juli 2002.
Oranjestad, 2 mei 2002 Centrale Bank van Aruba
Dr. A.R. Caram President
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
14
2 .1 Landsverordening deviezenprovisie Intitulé
: Landsverordening deviezenprovisie
Citeertitel
: Landsverordening deviezenprovisie
Vindplaats
: AB 1990 GT 5 (mvb 1990 GT 5a)
2
Wijzigingen : AB 1997 34 ; 2002 124 ; 2003 33
HOOFDSTUK I, definities Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder: 1. ingezetenen: a. natuurlijke personen, die hun woonplaats in Aruba hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen dan wel die vanaf de datum van hun aankomst in Aruba langer dan een jaar daar daadwerkelijk verblijven, zodra dat jaar is verstreken; b. rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, die in Aruba zijn gevestigd; c. in Aruba gevestigde filialen, bijkantoren, bedrijven en agentschappen voorzover niet vallende onder b; en d. de door de Centrale Bank van Aruba aangewezen personen, rechtspersonen en andere instellingen voor zover niet vallende onder a, b en c; 2. niet-ingezetenen: a. natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, filialen, bijkantoren, bedrijven en agentschappen niet vallende onder de omschrijving ingezetenen, alsmede de Aruba vrijgestelde vennootschappen; b. diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van vreemde mogendheden en internationale organisaties in Aruba en de onderneming die ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Landsverordening deviezenverkeer als niet-ingezetene is aangemerkt; c. de aan onder b bedoelde vertegenwoordigingen verbonden diplomatieke, beroepsconsulaire en administratieve ambtenaren van vreemde nationaliteit, hun echtgenoten en bij hen inwonende kinderen; d. de door de Centrale Bank van Aruba als niet-ingezetenen aangemerkte rechtspersonen, naamloze vennootschappen en andere instellingen, voor zover niet vallende onder a, b en c; 3. betaalmiddelen: munten (met uitzondering van gouden munten), muntbiljetten, bankbiljetten en soortgelijke ruilmiddelen; Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
15
4.
binnenlandse betaalmiddelen: alle in Aruba wettige betaalmiddelen;
5.
geldswaardige papieren: cheques, wisselbrieven, promessen en soortgelijke waardepapieren zomede reiskredietbrieven en creditcards met uitzondering van effecten;
6.
buitenlandse geldswaardige papieren: geldswaardige papieren luidende in een buitenlandse geldsoort;
7.
vorderingen: in geld uitgedrukte inschulden voor zover niet in geldswaardige papieren of effecten belichaamd;
8.
effecten: a. aandeelbewijzen, obligaties, pandbrieven, depotfractiebewijzen, participatiebewijzen, winstbewijzen, oprichtersbewijzen, optiebewijzen, schatkistbiljetten, inschrijvingen in schulden aandelenregisters en soortgelijke waardepapieren en rechten; b. certificaten van de onder a bedoelde waardepapieren en rechten; c. recepissen van de onder a en b bedoelde waardepapieren;
9.
buitenlandse effecten: andere effecten dan die welke zijn uitgegeven door de ten laste van publiekrechtelijke lichamen van Aruba dan wel privaatrechtelijke rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, welke in Aruba zijn gevestigd;
10. deviezenbank: een bank die krachtens artikel 12 van de Centrale Bankverordening is gemachtigd als deviezenbank werkzaam te zijn; 11. florin: de Arubaanse florin; 12. buitenland: het gebied buiten Aruba; 13. Bank: de Centrale Bank van Aruba.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
16
HOOFDSTUK II, deviezenprovisie Artikel 2 1.
Onder de naam "deviezenprovisie" zijn ingezetenen ter zake van een betaling aan het buitenland een commissie aan het Land verschuldigd. 2. Als een betaling aan het buitenland wordt beschouwd: a. een betaling met binnenlandse betaalmiddelen of een betaling ten laste van een florinrekening, al dan niet langs elektronische weg; b. een betaling met buitenlandse betaalmiddelen of een betaling ten laste van een buitenlandse valutarekening, al dan niet langs elektronische weg; c. een betaling ten laste van een in het buitenland gehouden buitenlandse valutarekening of ten laste van een bij een in het buitenland gevestigde persoon of gevestigd bedrijf aangehouden rekening courant-verhouding, al dan niet langs elektronische weg; voor zover deze betaling wordt verricht in het kader van een of meer van de navolgende rechtshandelingen: - de aankoop van buitenlandse betaalmiddelen, buitenlandse geldswaardige papieren; - de verkrijging van de beschikkingsmacht over vorderingen, luidende in één of meer buitenlandse geldsoorten of; - de bijschrijving op een rekening ten name van een niet-ingezetene bij een deviezenbank of bij een instelling in het buitenland. Artikel 3 Het tarief van de deviezenprovisie bedraagt dertien ten duizend van het in florins uitgedrukte bedrag van de betaling naar het buitenland, bedoeld in artikel 2. HOOFDSTUK III, afdracht en inning Artikel 4 1. Ingezetenen dragen de door hen verschuldigde deviezenprovisie aan de Bank af, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van een door de Bank aangewezen instelling. 2. De afdracht van de deviezenprovisie geschiedt op aangifte volgens door de Bank te stellen richtlijnen. Artikel 5 De Bank heeft tot taak het heffen en innen van de deviezenprovisie overeenkomstig de voorschriften van deze landsverordening.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
17
Artikel 6 Een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, brengt ingezetenen, waaronder te begrijpen de instelling zelf, bij betalingen aan het buitenland als bedoeld in artikel 2 overeenkomstig de voorschriften van deze landsverordening de verschuldigde deviezenprovisie in rekening en draagt deze af aan de Bank. Artikel 7 1. Indien het bedrag van een deviezenprovisie door een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel door een andere ingezetene, op onjuiste wijze is berekend, brengt de Bank die instelling respectievelijk ingezetene het juiste bedrag in rekening door middel van een aanslag. 2. Indien een instelling als bedoeld in het eerste lid, de verschuldigde deviezenprovisie op onjuiste wijze heeft berekend als gevolg van onjuiste gegevens van de ingezetene inzake transacties waarover deviezenprovisie is verschuldigd, brengt de Bank het alsnog verschuldigde bedrag aan de ingezetene in rekening. 3. De Bank is bevoegd om bij het vaststellen van de hoogte van de verschuldigde deviezenprovisie gebruik te maken van gegevens die de Bank bij de uitoefening van haar andere wettelijke taken bekend zijn geworden. Artikel 4, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 7 a 1. Indien de verschuldigde deviezenprovisie niet of onvolledig binnen een door de Bank gestelde uiterste termijn van betaling is afgedragen, gaat de Bank over tot invordering bij dwangbevel. Geen invordering geschiedt, dan nadat de schuldenaar schriftelijk is aangemaand om binnen een daarbij te stellen termijn van ten minste tien dagen alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. 2. Het dwangbevel wordt op kosten van de desbetreffende schuldenaar betekend en ten uitvoer gebracht op de wijze, in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven. 3. De schuldenaar kan verzet instellen tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel door inroeping in rechte van de Bank te verzoeken. Het verzet stuit de aanvang of tenuitvoerlegging niet, behoudens de bevoegdheid van de schuldenaar om hierover bij de rechter een voorziening bij voorraad uit te lokken. HOOFDSTUK IV, bijzondere bepalingen Artikel 8 Indien een niet-ingezetene met binnenlandse betaalmiddelen een betaling aan het buitenland, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, verricht, wordt hij geacht een ingezetene te zijn tenzij hij bewijst de binnenlandse betaalmiddelen te hebben verkregen door omwisseling van één of meer buitenlandse geldsoorten.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
18
Artikel 9 1. Indien een ingezetene ontvangsten uit het buitenland heeft, waartegenover hij naar het oordeel van de Bank gelijksoortige betalingen aan het buitenland verricht, kan de Bank aan de betrokken ingezetene machtiging verlenen de ontvangsten en de betalingen gedurende een in de machtiging genoemde periode met elkaar te verrekenen en over het saldo deviezenprovisie af te dragen, voor zover dit saldo resulteert in een betaling aan het buitenland, bedoeld in artikel 2. 2. Een betaling wordt beschouwd als gelijksoortig aan een ontvangst in de zin van het eerste lid, indien de aard van de transactie, ter zake waarvan de ontvangst en betaling plaatsvinden, naar het oordeel van de Bank als gelijksoortig kan worden aangemerkt. Artikel 10 1. Deviezenbanken mogen het verkoopprovenu van buitenlandse effecten, waaronder mede te begrijpen stockdividenden uit de agioreserve en claims, ten gunste van een ingezetene in ongeacht welke geldsoort op een rekening E boeken. 2. Ter zake van betalingen aan het buitenland, bedoeld in artikel 2, ten laste van een rekening E, wordt geen deviezenprovisie in rekening gebracht. 3. Een rekening E mag geen debetstand aanwijzen. 4. Tegoeden op een rekening E mogen niet worden overgeboekt naar een rekening E ten name van een ingezetene bij dezelfde of een andere deviezenbank. Artikel 11 Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan, de Bank gehoord, aan bepaalde instellingen of groepen van personen vrijstelling worden verleend van de verplichting tot betaling van de deviezenprovisie, bedoeld in artikel 4. HOOFDSTUK V, toezicht- en strafbepalingen Artikel 11a 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, zijn belast de in overeenstemming met de President van de Bank bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanig landsbesluit wordt bekendgemaakt in de Landscourant van Aruba. 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
19
4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen, die op grond van het tweede lid wordt gevorderd. Artikel 12 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4 en 7, derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend florin. 2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als een overtreding. Artikel 13 en 14 (vervallen) HOOFDSTUK VI, slotbepaling Artikel 15 Deze landsverordening kan worden aangehaald als Landsverordening deviezenprovisie.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
20
2.2 Landsbesluit regeling deviezenprovisievrijstelling Intitulé
: Landsbesluit , houdende algemene maatregelen, van 27 september 1995 ter uitvoering van artikel 11 van de Landsverordening deviezenprovisie (AB 1990 no. GT 5)
Citeertitel
: Landsbesluit regeling deviezenprovisievrijstelling
Vindplaats
: AB 1995 no. 68
Wijzigingen : AB 1998 55; 2001 129 Artikel 1 Van de verplichting tot betaling van deviezenprovisie zijn vrijgesteld: a. het Land en de in Aruba gevestigde publiekrechtelijke rechtspersonen; b. naamloze vennootschappen waarvan de aandelen direct of indirect en geheel of nagenoeg geheel worden gehouden door het Land; c. in Aruba gevestigde spaarfondsen, pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen ter zake van transacties die uitsluitend ten doel hebben de bij de transacties betrokken gelden te beleggen in het buitenland; d. de in Aruba gevestigde luchtvaartonderneming die bij landsbesluit als nationale luchtvaartmaatschappij is aangewezen; e. die luchtvaartmaatschappijen, die zijn aangewezen en gemachtigd overeenkomstig artikel 3 van de op 7 november 1986 te Washington tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika gesloten overeenkomst inzake het luchtvervoer tussen Aruba en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 1986, 199); f. in Aruba gevestigde deviezenbanken ten behoeve van betalingen in het kader van beleggingsen financieringsactiviteiten die voor rekening en risico van die banken zelf worden aangegaan. Artikel 2 1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba en werkt, wat artikel 1, eerste lid, onderdelen a, b en f, betreft, terug tot en met 1 januari 1986 en, wat betreft onderdeel e, tot en met 17 augustus 1987. 2. Het kan worden aangehaald als Landsbesluit regeling deviezenprovisievrijstelling.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
21
2.3.
Bekendmaking inzake aanwijzing deviezenbanken ex artikel 4, eerst lid, van de Landsverordening deviezenprovisie
De Centrale Bank van Aruba (de Bank), gelet op artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening deviezenprovisie (AB 1990 no. GT 5, zoals gewijzigd bij AB 2003 no. 33) (de Ldp), wijst de navolgende deviezenbanken aan als instellingen die ingevolge artikel 6 van de Ldp ingezetenen, waaronder te begrijpen de instellingen zelf, bij betalingen aan het buitenland als bedoeld in artikel 2 overeenkomstig de voorschriften van de Ldp de verschuldigde deviezenprovisie in rekening brengen, en deze vervolgens afdragen aan de Bank: 1. 2. 3. 4. 5.
Aruba Bank N.V.; Banco di Caribe N.V.; Caribbean Mercantile Bank N.V.; Interbank Aruba N.V.; en RBTT Bank Aruba N.V.
Deze bekendmaking treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 3 juni 2003 en blijft van kracht tot het tijdstip dat zij door de Bank wordt ingetrokken. Onderhavige bekendmaking zal in de Landscourant van Aruba worden gepubliceerd.
Oranjestad, 3 juli 2003
Drs. K.A.H. Polvliet Wnd. President
Overeenkomstig artikel 11 lid 1 juncto artikel 5 lid 1 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (AB 1993 no. 45), kan binnen zes weken na dagtekening van de onderhavige bekendmaking tegen deze beschikking een bezwaarschrift worden ingediend bij de Centrale Bank van Aruba, te J.E. Irausquin Boulevard 8.
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
22
2.4
Bekendmaking inzake aanwijzing van de Dienst Posterijen ex artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening deviezenprovisie
De Centrale Bank van Aruba (de Bank), gelet op artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening deviezenprovisie (AB 1990 no. GT 5, zoals gewijzigd bij AB 2003 no. 33) (de Ldp), wijst de Dienst Posterijen aan als instelling die ingevolge artikel 6 van de Ldp ingezetenen bij betalingen aan het buitenland als bedoeld in artikel 2 overeenkomstig de voorschriften van de Ldp de verschuldigde deviezenprovisie in rekening brengt, en deze vervolgens afdraagt aan de Bank. Deze bekendmaking treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 3 juni 2003 en blijft van kracht tot het tijdstip dat zij door de Bank wordt ingetrokken. Onderhavige bekendmaking zal in de Landscourant van Aruba worden gepubliceerd.
Oranjestad, 10 juli 2003
J.R. Semeleer MA Wnd. President
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
23
2.5
Bekendmaking aan deviezenbanken inzake overboekingen naar eigen rekening in het buitenland
Oranjestad, 23 juni 2003 Aan de Direktie van alle commerciële banken Oranjestad, Alhier LPM/lm/2.315/2.431/03-3511 Betreft: Bekendmaking inzake overboekingen naar eigen rekening in het buitenland RV 2003/1 Geachte Direktie, Onder verwijzing naar onze brief d.d. 13 juni 2003 inzake de Landsverordening tot wijziging van de landsverordening deviezenprovisie (AB 2003 no. 33) (de Landsverordening) en onder intrekking van onze Bekendmaking d.d. 9 september 2002 inzake overboekingen naar eigen rekeningen in het buitenland RV 2002/1, berichten wij u als volgt. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Bekendmaking inzake het deviezenverkeer RV 1999/1 zijn ingezetenen verplicht onverwijld schriftelijk melding te doen aan de Centrale Bank van Aruba (de Bank) van rekeningen aangehouden door ingezetenen bij niet-ingezetenen. Het betreft bankrekeningen in het buitenland en rekening-courantverhoudingen met onder andere moederbedrijven (de rekeningen). Bij overboekingen vanuit Aruba naar de rekeningen van ingezetene rechtspersonen dient een onderscheid te worden gemaakt tussen een aan de Bank gemelde en niet-gemelde rekening. Dit onderscheid wordt bij ingezetene natuurlijke personen -uit praktische en administratieve redenen- niet gemaakt. Op basis van de aan de Bank gemelde rekening wordt aan de houder van deze rekening ontheffing van de artikelen 11 en 12 (de ontheffing) van de Landsverordening deviezenverkeer (Ldv) verleend. Hieraan zijn bepaalde condities verbonden, waaronder een rapportageplicht. Voorts zijn alle overige bepalingen van de Ldv, waaronder de Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 02/K.1 op bedoelde rekening van toepassing.
Gelet op het vorenstaande dient uw bank in het vervolg in geval van overboekingen naar de rekeningen als volgt te handelen: 1.
door natuurlijke personen: a. overboekingen naar de rekeningen tot maximaal Afl. 300.000,-- per kalenderjaar vallen onder een algemene deviezenvergunning, zoals opgenomen in de Bekendmaking inzake het deviezenverkeer 02/K.1 onder punt b en mogen derhalve zonder een bijzondere deviezenvergunning worden verricht; en
b. voor overboekingen welke dit maximumbedrag per kalenderjaar overschrijden dient vooraf aan de Bank een bijzondere deviezenvergunning te worden aangevraagd èn verkregen. Over de onder punten a en b vermelde overboekingen is thans deviezenprovisie verschuldigd indien genoemde overboekingen geschieden overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening, namelijk:
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
24
met binnenlandse betaalmiddelen of ten laste van een ingezetene florinrekening; en met buitenlandse betaalmiddelen of ten laste van een ingezetene buitenlandse valutarekening.
2. door rechtspersonen: a) onder overlegging van de ontheffing van de Bank kunnen overboekingen naar de rekeningen tot maximaal Afl. 750.000,-- per kalenderjaar zonder een bijzondere deviezenvergunning worden verricht; b) voor overboekingen welke dit maximumbedrag per kalenderjaar overschrijden dient vooraf een bijzondere deviezenvergunning te worden aangevraagd èn verkregen; en c) in geval de ontheffing niet kan worden overgelegd (dan zijn de rekening(en) nog niet aan de Bank gemeld) dient uw bank het verzoek om overboeking aan te houden totdat de desbetreffende rekening(en) is (zijn) gemeld en ontheffing is verleend. Voor de aanmelding van de rekening(en) aan de Bank kan gebruik worden gemaakt van het bijgaande “Aanmeldingsformulier BBR/RCInformatie buitenlandse rekening” (zie bijlage 1). Om administratieve en controle-technische redenen behoeft over de onder punten 2a en 2b vermelde overboekingen vooralsnog geen deviezenprovisie door uw bank in rekening te worden gebracht. De verschuldigde deviezenprovisie zal, op grond van artikel 2, tweede lid, en artikel 4 van de Landsverordening, op aangifte door de ingezetene rechtspersoon rechtstreeks aan de Bank worden afgedragen overeenkomstig de door haar te stellen voorschriften.
Ten behoeve van de betalingsbalansregistratie dienen de volgende transactiecodes te worden gebruikt voor overboekingen naar eigen rekeningen in het buitenland door: a) natuurlijke personen 2565; en b) rechtspersonen 5455 (alleen voor gemelde rekeningen). Te uwer informatie is bijgaand een overzicht opgenomen van bedrijven die per heden hun rekening aan de Bank hebben aangemeld en ontheffing hebben gekregen (zie bijlage 2). Voor nadere informatie omtrent het vorenstaande kan contact worden opgenomen met mevrouw mr. G. Croes of mevrouw L. Mejia op telefoon 5252-150 respectievelijk 5252-110.
Hoogachtend,
Centrale Bank van Aruba
Bijlage 1: aanmeldingsformulier BBR/RC-Informatie buitenlandse rekening Bijlage 2: overzicht van gemelde rekeningen waarvoor ontheffing is verleend
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
25
2.6
Bekendmaking houders van buitenlandse rekeningen inzake gewijzigde Landsverordening deviezenprovisie
Oranjestad, 21 juli 2003 Aan houders van een buitenlandse rekening Oranjestad, Alhier LPM/gc/2.315/03-4312 Betreft: Gewijzigde Landsverordening deviezenprovisie (AB 2003 no. 33) Geachte heer/mevrouw, Onder verwijzing naar de door de Centrale Bank van Aruba (de Bank) aan uw onderneming verleende ontheffing van de artikelen 11 en 12 van de Landsverordening deviezenverkeer (Ldv) met betrekking tot de aan de Bank gemelde buitenlandse rekening(en) en in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening tot wijziging van de Landsverordening deviezenprovisie (AB 2003 no. 33) (de Landsverordening) per 3 juni 2003, berichten wij u als volgt. Op grond van artikel 2, lid 2 sub c, van de Landsverordening is deviezenprovisie verschuldigd over betalingen aan het buitenland welke geschieden ten laste van een in het buitenland gehouden buitenlandse valutarekening of ten laste van een bij een in het buitenland gevestigde persoon of gevestigd bedrijf aangehouden rekening-courantverhouding ter zake van: - de aankoop van buitenlandse betaalmiddelen, buitenlandse geldswaardige papieren; - de verkrijging van de beschikkingsmacht over vorderingen, luidende in een of meer buitenlandse geldsoorten of; - de bijschrijving op een rekening ten name van een niet-ingezetene bij een deviezenbank of bij een instelling in het buitenland. Het vorenstaande houdt onder meer in dat per 3 juni jongstleden in geval van betaling aan het buitenland zoals vorenbedoeld, welke geschiedt ten laste van een buitenlandse bankrekening, dan wel ten laste van een rekening-courantverhouding met een niet-ingezetene (de rekeningen) deviezenprovisie verschuldigd is. Voorts heeft de Bank haar beleid met betrekking tot overboekingen naar de rekeningen als gevolg van de inwerkingtreding van de Landsverordening gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat om administratieve en controle-technische redenen over de overboekingen naar de rekeningen vooralsnog geen deviezenprovisie zal worden geheven, indien wordt voldaan aan de in bovengenoemde ontheffing gestelde voorwaarden en dat: a. de rekeningen zijn gemeld aan de Bank;
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
26
b. overboekingen naar de rekeningen alleen onder overlegging van de ontheffing van de Bank tot maximaal Afl. 750.000 per kalenderjaar zonder een bijzondere deviezenvergunning kunnen worden verricht; c. voor overboekingen welke dit maximumbedrag per kalenderjaar overschrijden vooraf een bijzondere deviezenvergunning dient te worden aangevraagd en verkregen; en d. in geval uw onderneming niet over een ontheffing beschikt, genoemde rekening(en) terstond aan de Bank dient te worden gemeld door gebruikmaking van het bijgaande “Aanmeldingsformulier BBR/RC-Informatie buitenlandse rekening” (zie bijlage 1). De verschuldigde deviezenprovisie zal op grond van artikel 4 van de Landsverordening op aangifte door de houder van de rekeningen rechtstreeks aan de Bank worden afgedragen overeenkomstig de door haar te stellen richtlijnen welke in een afzonderlijk schrijven aan u zullen worden bekend gemaakt. Voorts berichten wij u dat de aangifte en afdracht van de verschuldigde deviezenprovisie over de periode 3 juni tot en met 30 juni 2003 afzonderlijk dienen te geschieden mede op basis van de door u over de desbetreffende periode aan te leveren rapportage, welk tezamen met die over het derde kwartaal van 2003 aan de Bank dient te worden aangeleverd en wel uiterlijk binnen één maand na afloop van laatstbedoelde kalenderkwartaal, zijnde vóór 1 november aanstaande. Te uwer informatie treft u bijgaand een kopie van de Landsverordening aan (zie bijlage 2). Voor nadere informatie omtrent deze aangelegenheid kan contact worden opgenomen met mevrouw mr. G. Croes, juridisch medewerkster op telefoon 5252-150.
Hoogachtend,
Centrale Bank van Aruba
Bijlage 1: aanmeldingsformulier BBR/RC-Informatie buitenlandse rekening Bijlage 2: kopie Landsverordening deviezenprovisie (AB 1990 no. GT 5, zoals gewijzigd bij AB 2003 no. 33)
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
27
2.7
Richtlijnen aangifte en afdracht deviezenprovisie t.b.v. houders van buitenlandse rekeningen
Ter uitvoering van artikel 4, tweede lid van de Landsverordening deviezenprovisie (Ldp) worden hierbij richtlijnen afgekondigd voor houders van aan de Centrale Bank van Aruba (de Bank) gemelde buitenlandse bankrekeningen en/of rekening-courantverhoudingen waarvoor zij een ontheffing van de artikelen 11 en 12 van de Landsverordening deviezenverkeer (Ldv) heeft verleend (buitenlandse rekening). De richtlijnen zijn als volgt: 1. Een ingezetene houder van een buitenlandse rekening dient de door hem verschuldigde deviezenprovisie rechtstreeks aan de Bank af te dragen. 2. De afdracht van de verschuldigde deviezenprovisie geschiedt binnen één maand na afloop van elk kalenderkwartaal middels de door de rekeninghouder aan de Bank aan te leveren geautomatiseerde standaard kwartaalrapportage (het zogenaamde aangifteformulier). Op grond van artikel 8 Ldv kunnen de gegevens tevens worden gebruikt voor de samenstelling van de betalingsbalans van Aruba. 3. Indien in een kalenderkwartaal geen mutaties zijn dient het aangifteformulier eveneens bij de Bank te worden ingediend, waarbij dan uitsluitend het begin- en eindsaldo van de gemelde buitenlandse rekening dient te worden vermeld. 4. Op het aangifteformulier dient in de daarvoor gereserveerde kolom “Forex Commission” een (vóór)calculatie te worden gemaakt van de verschuldigde deviezenprovisie en wel door de in desbetreffende rapportageperiode verrichte betalingen aan het buitenland zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 sub c van de Ldp te vermenigvuldigen met het provisiepercentage van 1,3. 5. Tezamen met het indienen van het aangifteformulier dient de door de ingezetene houder berekende verschuldigde deviezenprovisie aan de Bank te worden afgedragen, hetzij door storting via de commerciële banken op rekeningnummer 25009001, hetzij middels een cheque, beiden ten name van de Bank. 6. Binnen één (1) maand na ontvangst van het aangifteformulier stelt de Bank een definitieve heffingsnota op, waarin de door de ingezetene houder nog te betalen, respectievelijk te ontvangen bedrag aan deviezenprovisie wordt vermeld. 7. De nog te betalen deviezenprovisie dient binnen 30 dagen na dagtekening van de definitieve heffingsnota aan de Bank te worden afgedragen. Indien dit niet geschiedt wordt de ingezetene houder schriftelijk aangemaand om zulks alsnog binnen een termijn van tien werkdagen te doen. Bij gebreke hiervan zal de invordering bij dwangbevel geschieden. Tenslotte wijzen wij u er wellicht ten overvloede op dat de overige voorwaarden voor het gebruiken van buitenlandse bankrekeningen en/of rekening-courantverhoudingen zoals
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
28
opgenomen in de door de Bank aan uw onderneming verleende ontheffing onverkort van kracht blijven. Een en ander houdt onder andere in dat indien de rekening(en) van karakter veranderen, word(t)en opgeheven of nieuwe word(t)en geopend, de Bank daarvoor onmiddellijk schriftelijk op de hoogte dient te worden gesteld. Voor nadere informatie omtrent deze aangelegenheid kan contact worden opgenomen met mevrouw L. Mejia van de afdeling Accounting voor wat betreft de uitvoering van de Ldp en inzake de rapportage ten behoeve van de samenstelling van de betalingsbalans met de heer K. Boedhoe van de afdeling Economisch Beleid op telefoon 525-2110 respectievelijk 525-2169.
25 juli 2003
Wettelijk kader Ldv & Ldp / juli 2003
29