Centen voor studenten 10de editie – februari 2006
VOORAF Met deze brochure willen wij jou (én je ouders) overzichtelijke basisinformatie geven over de verschillende geldbronnen die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken hebben met de financiering van je studies. Het blijft weliswaar een kluwen van wetgeving, administratieve en juridische aspecten, maar hopelijk kan deze brochure je helpen het bos door de bomen te zien.
Meer informatie? Het is uiteraard niet de bedoeling - én ook niet haalbaar - alle finesses van
de wetgeving terzake in deze brochure weer te geven. Wens je meer informatie, dan kan je steeds terecht bij de sociale dienst van je hogeschool of universiteit. De regelgeving én de cijfers die we je meegeven zijn meer dan ooit tijdgebonden. Bij belangrijke beslissingen is het goed navraag te doen bij je sociale dienst of de bevoegde instantie.
Deze brochure kwam tot stand in samenwerking met: vzw SOVOARTE; STUDIOO (voor Sovo KaHo Sint-Lieven en SoVo W&K Sint-Lucas Gent); STUVO KATHO; VZW SOVOWES; VZW EHSO; Studentenvoorzieningen van de universiteit en de hogescholen Antwerpen; SOVO-KHBO vzw; Vzw Studentenvoorzieningen Katholieke Hogeschool Mechelen; Studentenvoorzieningen KULeuven Campus Kortrijk; vzw Studentenvoorzieningen KHK; Sovoreg vzw; Studentenvoorzieningen K.U.Leuven i.s.m. KHLeuven/Lens, Groep T/interS en Lemmensinstituut; Studentenvoorzieningen K.U.Brussel; Hogeschool Sint-Lukas Brussel – Sociale voorzieningen; vzw SOVEhB; SoVoW&K campussen HONIM, VLEKHO, Sint-Lucas Brussel en NARAFI; vzw StuvoX; Afdeling Specifieke Sociale Voorzieningen UGent (Sociale Dienst); Lessius Stuvo vzw; Stuvoor KHLim vzw; Sociale dienst studenten VUB; Studentenvoorzieningen Uhasselt.
INHOUD:
1
Studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap academiejaar 2006-2007
2
Studiefinanciering via je sociale dienst
3 4
Kinderbijslag
8 9
Belastingen
11
Onderhoudsplicht van de ouders
13
Het leefloon van het OCMW en het recht op maatschappelijke integratie
14
Studeren met een werkloosheidsuitkering
16
6 8
9 10
7
Studentenarbeid
5 7
2
Studeren met …
17
Stopzetting studies tijdens het academiejaar
20 1
Studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap Academiejaar 2006 - 2007
1
Er zijn drie voorwaarden waaraan je tezelfdertijd moet voldoen om studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap te verkrijgen, nl. nationaliteits-, pedagogische en financiële voorwaarden.
1.1
Nationaliteitsvoorwaarden Je moet Belg zijn, maar er zijn uitzonderingen zoals bvb. voor bepaalde categorieën van EUonderdanen en buitenlandse studenten.
1.2
Pedagogische voorwaarden Je moet studeren met een diplomacontract van minstens 27 studiepunten (uitzondering: je diplomajaar). Ook voor opleidingen buiten Vlaanderen kan je een studiefinanciering verkrijgen. Er wordt vertrokken van een krediet in verhouding tot het aantal studiepunten. Je hebt recht op: 2 bachelorkredieten en 1 masterkrediet; 1 krediet voor een lerarenopleiding als vervolgopleiding; 1 krediet voor een voorbereidingsprogramma; 1 krediet voor een schakelprogramma; 1 jokerkrediet van 60 studiepunten. Per academiejaar kan je voor maximum 60 studiepunten studiefinanciering ontvangen. De studiepunten die je al hebt opgenomen (je studieverleden), worden in mindering gebracht van je krediet. Zelfs indien je daarvoor geen studiefinanciering hebt ontvangen. Indien je bepaalde studiepunten herneemt, kan je enkel beroep doen op het jokerkrediet. Dat jokerkrediet kan je ook gebruiken voor heroriëntering of voor een actualiseringprogramma.
1.3
Financiële voorwaarden De berekening van de studiefinanciering gebeurt op basis van je gezinssituatie op 31 december 2006.
1.3 .1 Je woont bij je ouders Indien je bij één of beide ouders woont en je bent geen zelfstandig, gehuwd of wettelijk samenwonend student (zie verder), dan wordt rekening gehouden met het inkomen van je ouder(s) en eventueel het inkomen van de persoon met wie je ouder samenwoont. Zie de tabel op de pagina hiernaast voor een duidelijk overzicht.
1.3 .2 Je woont bij een andere persoon dan je ouder(s) Er wordt rekening gehouden met het inkomen van die andere persoon indien je: ofwel ten gevolge van een rechterlijke uitspraak of een tussenkomst van een overheid fiscaal ten laste bent van die andere persoon; ofwel minstens drie jaar fiscaal ten laste bent van die andere persoon; ofwel minstens drie jaar bij die andere persoon je hoofdverblijfplaats hebt en waarbij de ten laste neming als dusdanig erkend is door een ziekenfonds of kinderbijslagfonds. In de tabel op de pagina hiernaast vervang je ‘ouder’ door die andere persoon.
wonen bij
statuut
andere criteria
referentie-inkomen
Twee ouders Eén ouder
Inkomen beide ouders Gehuwd of wettelijk samenwonend met niet-verwant
Inkomen ouder + niet-verwant
Alleenstaande Samenwonend met niet-verwant
Inkomen ouder Student fiscaal ten laste * van nietverwant
Student niet fiscaal ten laste* van nietverwant
* fiscaal ten laste: zie hoofdstuk 5 Belastingen.
Inkomen ouder + niet-verwant
Gezamelijke kinderen
Inkomen ouder + niet-verwant
Geen gezamelijke kinderen
Niet-verwant heeft inkomen
Inkomen ouder min één punt **
Niet-verwant heeft geen inkomen
Inkomen ouder
** min één punt: zie ook 1.3.7
1.3 .3 Je bent gehuwd of wettelijk samenwonend student Je kunt het statuut van wettelijk samenwonend of gehuwd student verkrijgen en een studiefinanciering ontvangen op basis van jullie gezamenlijk inkomen indien: je uiterlijk 31 december 2006 gehuwd bent of wettelijk samenwoont én jij en/of je partner vanaf datum huwelijk of wettelijke samenwoonst gedurende 12 maanden financiële middelen hebben verworven voor een totaal bedrag van minstens € 5.004,83. Deze voorwaarden moeten uiterlijk 31 december 2007 vervuld zijn. Deze financiële middelen kunnen zijn: een nettobelastbaar beroepsinkomen; een brutobelastbaar vervangingsinkomen (werkloosheid, ziekte, …); een inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap; een brutobelastbaar rust- of overlevingspensioen; een leefloon van het OCMW; een niet-belastbare beurs die onderworpen is aan RSZ (bvb. doctoraatsbeurs). Deze 12 maanden hoeven niet aaneensluitend te zijn. Indien je al tot deze categorie behoort en je bij je ouders woont, moeten jij en je partner samen in 2006 méér dan € 2.610,00 financiële middelen (zoals hierboven vermeld) kunnen aantonen. Als jullie een ander domicilie hebben dan jullie ouders, geldt deze voorwaarde niet.
1.3 .4 Je bent zelfstandig student De studiefinanciering zal op je eigen inkomen worden berekend indien je eigen financiële middelen (uit dezelfde lijst van inkomsten als hierboven bij gehuwd student) hebt verworven gedurende 12 maanden en dit voor een totaal bedrag van minstens € 5.004,83, in een periode van 2 aaneensluitende kalenderjaren eindigend op 31 december van het academiejaar waarin de studiefinanciering wordt aangevraagd; je de studies hebt aangevat of hebt hervat. Deze voorwaarden moeten uiterlijk 31 december 2006 vervuld zijn. Deze 12 maanden hoeven niet aaneensluitend te zijn. Indien je al tot deze categorie behoort en je bij je ouders woont, moet je in 2006 méér dan € 2.610,00 financiële middelen (zoals hierboven vermeld) kunnen aantonen. Als je een apart domicilie hebt, geldt deze voorwaarde niet.
2
3
1.3 .5 Je bent alleenstaand student Je studiefinanciering wordt berekend op je eigen inkomen als je niet onder één van de voorgaande categorieën valt en je voldoet aan één van de volgende voorwaarden op 31 december 2006: je bent volle wees: beide ouders zijn overleden; je bent halve wees en je ouders waren echtgescheiden, je woonde bij de overleden ouder en de overlevende ouder heeft op 31 december 2006 een andere hoofdverblijfplaats; je bent als verlaten wees erkend door het kinderbijslagfonds; je ouder(s) zijn ontzet uit de ouderlijke macht; je valt door meerderjarigheid niet meer onder de bevoegdheid van de Jeugdrechtbank of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, of je krijgt geen voortgezette hulpverlening meer; je wordt begeleid door een dienst begeleid zelfstandig wonen; je bent erkend vluchteling; je bent kandidaat-vluchteling en je aanvraag is ontvankelijk verklaard; je ontvangt leefloon, valt onder een geïndividualiseerd project maatschappelijke integratie en je bent niet bij je ouders gedomicilieerd.
1.3 .6 Het inkomen De studiefinanciering voor 2006-2007 wordt berekend op basis van het referentie-inkomen van 2004 (aanslagjaar 2005). Indien het inkomen intussen verminderd is, kan rekening gehouden worden met het vermoedelijk inkomen van 2006. Dit wordt achteraf geverifieerd via de belastingdiensten en kan aanleiding geven tot een herziening van je dossier. Bij wijzigingen in je leefeenheid (bvb. wettelijke scheiding) vanaf 2004, zal de studiefinanciering worden berekend op basis van het jaar van de wijziging. Indien je ouders officieel niet meer samenwonen (feitelijke scheiding) vóór 1 januari 2006 kan rekening gehouden worden met het inkomen van 2006 (soms 2005) van de ouder bij wie je woont. Bij een gehuwd, wettelijk samenwonend, zelfstandig en alleenstaand student zal men ten vroegste rekening houden met het inkomen van het jaar waarin aan de voorwaarden is voldaan, indien dit na 2004 is.
Berekening van het referentie-inkomen: Het referentie-inkomen bestaat uit:
���������������������
����������������������������������
��������������������������������������� ���������������������������������� �������������������������� �������������������������������������������� � �������������������������
������������������������������������������������������ �������������������������������������������
��������������������������� ��������������������
���������������������������������������������������
���������������������������������������
���������������������
Indien het inkomen voor minstens 70% bestaat uit vervangingsinkomsten, worden van deze inkomsten forfaitaire beroepskosten afgetrokken zoals dit gebeurt bij bedrijfsinkomsten: Inkomen 2004
Inkomen 2005
25 % Op de eerste schijf van € 4.570,00
25 % Op de eerste schijf van € 4.660,00
25 % Op de eerste schijf van € 4.790,00
10 % Op het gedeelte tussen € 4.570,00 en € 9.080,00
10 % Op het gedeelte tussen € 4.660,00 en € 9.270,00
10 % Op het gedeelte tussen € 4.790,00 en € 9.520,00
5 % Op het gedeelte tussen € 9.080,00 en € 15.110,00
5 % Op het gedeelte tussen € 9.270,00 en € 15.420,00
5 % Op het gedeelte tussen € 9.520,00 en € 15.850,00
3 % Boven € 15.110,00
3 % Boven € 15.420,00
3 % Boven € 15.850,00
Max € 3.050,00 aftrek
€ 3.110,00
Inkomen 2006
€ 3.200,00
1.3 .7 Punten van de leefeenheid Het aantal punten van de leefeenheid is bepalend voor de berekening (zie 1.3.8) van je studiefinanciering. Bij de toekenning ervan wordt rekening gehouden met de leefeenheid zoals die is samengesteld op 31 december 2006. Er worden jou een aantal punten toegekend. Het aantal punten is bepalend voor de berekening (zie hieronder bij 1.3.8) van je studiefinanciering. Dit zijn de criteria: elke persoon die fiscaal ten laste is van de perso(o)n(en) wiens inkomen men in aanmerking neemt: één punt; elke student of leerling die niet meer fiscaal ten laste is van de perso(o)n(en) wiens inkomen men in aanmerking neemt en die geen gehuwd, zelfstandig of alleenstaand student of leerling is: één punt; elke persoon van hierboven die buiten de kandidaat hoger onderwijs volgt: één punt extra; die fiscaal als gehandicapt wordt beschouwd: één punt extra; elke persoon wiens inkomen men in aanmerking neemt en fiscaal als gehandicapt wordt beschouwd: één punt; de aanvrager die geen zelfstandig of alleenstaand student is: één punt extra; de gehuwde student wiens referentie-inkomen in aanmerking genomen wordt voor een oudergerelateerde student: één punt in de leefeenheid van die oudergerelateerde student; de ouder die samenwoont met een niet-verwant waarvan je niet fiscaal ten laste bent en deze niet-verwant heeft een inkomen: min één punt.
1.3 .8 Berekening financiering Maximumgrens €
Punten
Minimumgrens €
Max-Min €
0
14.150,17
6.419,48
7.730,69
1
20.898,31
11.601,12
9.297,19
2
26.181,32
13.414,72
12.766,60
3
30.398,93
14.940,40
15.458,53
4
34.971,68
15.861,60
19.110,08
5
40.609,90
16.773,22
23.836,68
6
44.427,91
17.684,79
26.743,12
7
46.470,14
18.596,37
27.873,77
8
48.512,33
19.507,95
29.004,38
1.3.8 loopt verder op de volgende pagina …
4
5
Indien je studiefinancieringsgerechtigd bent voor 60 studiepunten én: het inkomen gelijk is aan of lager ligt dan de maximumgrens, bedraagt je financiering minstens € 205,31; het inkomen lager ligt dan of gelijk is aan de minimumgrens, ontvang je de maximumfinanciering. Voor een kotstudent is dit € 3.177,35 en voor een niet-kotstudent € 1.907,03. Een zelfstandig, alleenstaand, gehuwd en wettelijk samenwonend student wordt steeds als kotstudent beschouwd; het inkomen ligt tussen beide grenzen in, dan wordt het bedrag van de financiering verhoudingsgewijs vastgesteld:
max.grens - referentie-inkomen x € 3.177,35 of € 1.907,03 max.grens - min.grens het inkomen ligt lager dan of is gelijk aan 1/10 van de maximumgrens, dan wordt aan bepaalde categorieën van studenten een uitzonderlijke financiering toegekend: € 4.277,88 voor een kotstudent en € 2.767,37 voor een nietkotstudent. Indien je voor minder dan 60 studiepunten studiefinancieringsgerechtigd bent, wordt het bedrag van de financiering op een andere wijze berekend.
1.3 .9 Uitsluiting Je hebt geen recht op studiefinanciering als het verdrievoudigd kadastraal inkomen (KI) voor vreemd gebruik hoger is dan 20% van het referentie-inkomen, verminderd met tweemaal het KI vreemd gebruik en éénmaal het KI voor beroepsdoeleinden. Bestaat je referentie-inkomen geheel of gedeeltelijk uit het leefloon of uit minstens 70% vervangingsinkomsten, alimentatiegelden of een inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap, dan geldt deze regel niet.
1.4
Praktische informatie Het is belangrijk dat je aanvraag volledig is (je hebt het aanvraagformulier volledig ingevuld en je hebt alle vereiste documenten er bijgevoegd), daar volledige dossiers bij voorrang behandeld worden. Ga daarom niet overhaast te werk en neem eventueel contact op met je sociale dienst om te controleren of je aanvraag helemaal in orde is. De aanvraag voor een studiefinanciering moet uiterlijk 30 juni 2007 worden ingediend. Vanaf academiejaar 2006-2007 worden aanvraagformulieren niet langer meer rechtstreeks verstuurd naar studenten die vorig academiejaar een aanvraag hebben ingediend. Een formulier kan je verkrijgen bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling of kan je downloaden via onderstaande website. Stuur je aanvraag op naar:
Meer informatie:
1.5
Afdeling Studietoelagen Koning Albert II laan 15 1210 Brussel
bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling; www.studiefinancieringen.be; op het gratis telefoonnummer elke werkdag van 9.00u tot 19.00u : Vlaamse infolijn tel. 0800 302 01.
Studiegeld Als je aan de nationaliteits- en financiële voorwaarden voldoet, betaal je het laagste tarief ook indien je niet aan de pedagogische voorwaarden voldoet. Er zijn echter uitzonderingen. Als het in aanmerking te nemen inkomen niet meer dan € 1.286,09 (bedrag 2005-2006) boven de maximumgrens ligt, ben je bijna-beursstudent en betaal je een tussentarief.
Meer informatie: bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling.
2
Studiefinanciering via je sociale dienst
Via de sociale dienst van je hogeschool of universiteit kan je financiële hulp krijgen. Elke dienst handelt hierbij autonoom waardoor er verschillen zijn, zowel wat betreft het bedrag, als wat betreft de procedure. In elk geval wordt iedere vraag tot financiering individueel en met de nodige discretie behandeld. Wens je hierover meer concrete informatie, richt je dan tot de sociale dienst van je onderwijsinstelling. We sommen vier mogelijke vormen op.
2.1
Voorschotten op de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap Veel studenten krijgen hun studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap pas uitbetaald wanneer het academiejaar al enkele maanden loopt. De meeste kosten situeren zich echter vooral in het begin van het academiejaar, wat tot financiële moeilijkheden kan leiden. Om dit te vermijden kan je een voorschot vragen op de te verwachten studiefinanciering. Dit voorschot kan éénmalig of maandelijks uitbetaald worden. Het voorschot kan rechtstreeks door de afdeling Studietoelagen aan de sociale dienst worden terugbetaald. Wanneer dit het geval is, ontvang jij het resterende bedrag van je studiefinanciering.
2.2
Gespreide betaling van het studiegeld / uitstel van betaling Wanneer het moeilijk is meteen het volledige studiegeld te betalen, kan je bij sommige hogescholen of universiteiten een gespreide betaling of uitstel van betaling bekomen.
2.3
Studieleningen Soms kan je een renteloze studielening afsluiten bij je sociale dienst. Volgende criteria zijn van belang bij de behandeling van je dossier: de gezinssituatie, de financiële toestand van de student en/of het gezin en de studiekosten. In sommige hogescholen of universiteiten kan in bepaalde omstandigheden een ‘omzetbare lening’ toegestaan worden. Dit houdt in dat de lening onder bepaalde voorwaarden in een toelage wordt omgezet.
2.4
Toelagen Een toelage is een vorm van studiefinanciering waarbij het ontvangen bedrag niet moet worden terugbetaald. Een toelage kan door je sociale dienst worden toegekend na grondig onderzoek van de sociale en financiële situatie van de student en/of het gezin. Aan de toelage kunnen voorwaarden verbonden worden.
6
7
3
Kinderbijslag
Kinderbijslag is een bijdrage aan de ouders in de kosten van opvoeding en onderhoud van de kinderen. Er wordt kinderbijslag betaald tot en met de maand waarin je 25 jaar wordt; op voorwaarde dat je ingeschreven bent en blijft voor minstens 27 studiepunten, met een diplomacontract, creditcontract of examencontract. (Uitzondering: in een thesisjaar met minder dan 27 studiepunten kan je toch het recht op kinderbijslag behouden, als je nog je thesis/eindwerk moet afwerken.) Als je je tijdens het academiejaar uitschrijft als student of je vermindert het aantal studiepunten tot minder dan 27, dan stopt de kinderbijslag vanaf de maand nadien; voor een volledig academiejaar als je ten laatste op 30 november bent ingeschreven. Ben je na 30 november ingeschreven, dan heb je recht op kinderbijslag vanaf de maand na de inschrijving. Als je werkt tijdens je studies, kan je onder bepaalde voorwaarden je kinderbijslag behouden (zie hoofdstuk 4 Studentenarbeid). De som die wordt uitbetaald is afhankelijk van het kinderbijslagstelsel (werknemer of zelfstandige), van het aantal kinderen in het gezin, van hun leeftijd, van de situatie van het gezin en van het kind zelf. Voor kinderen van invaliden, werklozen en gepensioneerden worden hogere bedragen betaald. Dat is ook zo indien het kind wees of mindervalide is. Het bedrag van de kinderbijslag per kind is de som van de basiskinderbijslag en de leeftijdsbijslag. Als 18-jarige ontvang je meestal: Ouder is werknemer
Bedragen (1 augustus 2005): Ouder ontvangt > 6 maand werkloosheidsuitkeringen*
Ouder is zelfstandige
1ste kind
° na 31/12/84: € 105,80 ° tussen 1/1/81 en 31/12/84: € 119,94
€ 168,29
€ 39,19 of € 84,33**
2de kind
€ 194,59
€ 218,90
€ 142,58 of € 194,59**
3 kind en volgende
€ 264,88
€ 269,15
€ 212,87 of € 264,88**
de
* er zijn nog bijkomende voorwaarden ** zónder en mét leeftijdsbijslag: bij zelfstandigen wordt er geen leeftijdsbijslag betaald aan het enige of het jongste kind
De kinderbijslag wordt uitbetaald aan de persoon die de student opvoedt (meestal aan de moeder). Je kan de kinderbijslag zelf ontvangen indien je over een andere hoofdverblijfplaats beschikt dan je ouder(s). Het verkrijgen van een eigen domicilieadres is door de wet strikt gereglementeerd, informeer je hiervoor bij je sociale dienst. Als je zelf kinderbijslag ontvangt, ontvang je het bedrag van een eerste kind (laagste bedrag) zonder de verhogingen die met de gezinssituatie samengaan. In je oorspronkelijke gezin schuiven de andere kinderen op (2de kind wordt 1ste, enz.). Om het voordeel van de rangorde en de eventuele verhogingen te behouden, kan je een ouder aanduiden als diegene die je kinderbijslag ontvangt. Je kan dan afspreken met die ouder dat ‘jouw deel’ wordt doorgestort.
Meer informatie:
RKW, Trierstraat 70, 1040 Brussel – www.rkw.be
(met een programma om je kinderbijslag zelf te berekenen);
Zelfstandige ouder: RSVZ, Jan Jacobsplein 6, 1000 Brussel - www.rsvz-inasti.fgov.be.
4
Studentenarbeid 4.1
Werken als loontrekkende Als loontrekkende ben je met een arbeidsovereenkomst verbonden aan een werkgever. Je kan zowel met een arbeidsovereenkomst voor studenten als met een arbeidsovereenkomst voor arbeiders of bedienden worden tewerkgesteld. Een arbeidsovereenkomst voor studenten biedt je de eerste zes maanden extra bescherming. Vanaf de zevende maand wordt je contract automatisch een gewone arbeidsovereenkomst voor arbeiders of bedienden.
Je loon: BRUTOLOON
(staat vermeld in je arbeidsovereenkomst)
- RSZ of solidariteitsbijdrage = BRUTOBELASTBAAR - bedrijfsvoorheffing (belasting die op je loon wordt ingehouden) = NETTOLOON Tijdens het academiejaar
Juli, augustus, september
Kinderbijslag
Je mag niet meer dan 240 uur werken. Voor het kwartaal waarin je meer dan 240 uur werkt, verlies je de kinderbijslag voor dat kwartaal. ! Indien je de kinderbijslag voor het 2de kwartaal verliest, geldt dat ook voor het 3de kwartaal.
Er zijn geen beperkingen op het aantal uren dat je werkt, met uitzondering van je laatste zomervakantie (afstudeerjaar) want dan geldt de 240-urenregel.
RSZ
Er wordt een solidariteitsbijdrage van 4,5% ingehouden voor de jobstudent, op voorwaarde dat: - je werkt met een arbeidsovereenkomst voor studenten én - je tijdens het academiejaar max. 23 arbeidsdagen werkt bij alle werkgevers samen,tijdens de periode van niet-verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstelling én - je in de zomervakantie niet meer dan 23 arbeidsdagen hebt gewerkt met een arbeidsovereenkomst voor studenten.
Er wordt een solidariteitsbijdrage van 2,5% ingehouden voor de jobstudent, op voorwaarde dat: - je werkt met een arbeidsovereenkomst voor studenten én - je in de zomervakantie max. 23 arbeidsdagen werkt bij alle werkgevers samen én - je buiten de zomervakantie niet meer dan 23 arbeidsdagen hebt gewerkt met een arbeidsovereenkomst voor studenten tijdens de periode van niet-verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstelling.
(1ste, 2de en 4de kwartaal)
(afhankelijk van aantal uren en de periode waarin je werkt)
(afhankelijk van de periode waarin je werkt en van de duur van de arbeidsovereenkomst)
(3de kwartaal)
Bij overschrijding van het maximum aantal arbeidsdagen (één of beide grenzen) zullen de gewone RSZ-bijdragen worden toegepast*, afhankelijk van de situatie voor de volledige periode van tewerkstelling of voor de tewerkstelling bij de werkgever bij wie het maximum is overschreden. Fiscaal
(afhankelijk van het inkomen)
Werken als jobstudent kan gevolgen hebben voor de belastingen van je ouders of die van jezelf (zie hoofdstuk 5 Belastingen).
*Het betalen van RSZ-bijdragen (Rijks Sociale Zekerheid) wordt gedeeltelijk gecompenseerd door het recht op vakantiegeld. 4.1 loopt verder op de volgende pagina …
8
9
Ziekteverzekering: Je blijft meestal als persoon ten laste van je ouders ingeschreven in
het ziekenfonds, tenzij je regelmatig werkt en voldoende inkomsten hebt om op eigen naam aangesloten te worden. Meer informatie:
4.2
bij je ziekenfonds.
Werken als zelfstandige Je kan als student ook als zelfstandige werken, maar hier zijn zeer specifieke voorwaarden en plichten aan verbonden. Er mag geen leiding of gezag over de student worden uitgeoefend of de inspectiediensten zullen de arbeid niet als een zelfstandige activiteit aanvaarden. Laat je goed informeren voor je eraan begint! Meer informatie:
www.rsvz-inasti.fgov.be/nl/contact/list_insurance_companies.htm.
5
Belastingen 5.1
Belastingvermindering voor ouders Ouders krijgen een belastingvermindering voor kinderen die fiscaal ten laste zijn. Voor het inkomstenjaar 2006 ben je fiscaal ten laste van je ouders indien je op 1 januari 2007 bij hen bent gedomicilieerd en je nettobestaansmiddelen in 2006 lager zijn dan € 2.610,00. Voor éénoudergezinnen wordt dit bedrag opgetrokken tot € 3.770,00. Indien je nettobestaansmiddelen hoger zijn, zullen je ouders de belastingvermindering verliezen: Evolutie aantal kinderen ten laste
Gehuwde / wettelijk samenwonende ouder
Alleenstaande met kinderlast
Van 1 naar 0
€ 315,00
€ 688,50
Van 2 naar 1
€ 592,50
€ 604,00
Van 3 naar 2
€ 1.493,00
€ 1.612,00
Van 4 naar 3
€ 1.816,50
€ 1.879,50
Van 5 naar 4
€ 2.020,50
€ 2.020,50
En volgende
€ 2.020,50
€ 2.020,50
(excl. gemeentebelasting)
Je nettobestaansmiddelen bereken je als volgt: Je telt het belastbaar loon dat op je loonbrieven staat op (ook van je vakantiejob), de vervangingsinkomsten, het leefloon, … Van het belastbaar loon dat je verworven hebt uit een job met een arbeidsovereenkomst voor studenten, trek je € 2.170,00 af (maximaal wat je hebt verdiend). Alimentatiegelden worden voor het bedrag boven € 2.610,00 meegerekend. Het saldo van je inkomsten en het alimentatiegeld verminder je met 20%. Schema Belastbaar loon met arbeidsovereenkomst voor studenten - wat je hebt verdiend tot max. € 2.170,00 + belastbaar loon met ander contract, vervangingsinkomen, leefloon, …
Alimentatiegeld
Saldo inkomsten - 20%
Saldo alimentatiegeld - 20%
Tussentotaal A
Tussentotaal B
- € 2.610,00
A + B = Nettobestaansmiddelen Voor studenten waarbij het gezin niet belastingplichtig is, is er een belastingkrediet van € 360,00/kind.
Hoofdstuk 5 loopt verder op de volgende pagina …
10 11
5.2
Zelf belastingen betalen Zelf moet je pas belastingen betalen op je inkomsten van 2006 vanaf het ogenblik dat je een brutobelastbaar jaarinkomen hebt (inclusief vakantiejob) van € 7.398,33 (of € 5.940,00 nettobelastbaar). Alimentatiegelden worden voor 80% meegerekend. In voorkomend geval betaal je belastingen op het gedeelte boven dit bedrag. Indien er bedrijfsvoorheffing werd ingehouden en het jaarinkomen blijft lager dan € 7.398,33 brutobelastbaar, zal deze bedrijfsvoorheffing na controle van de belastingdiensten volledig aan jou worden terugbetaald. = op een loonbrief terug te vinden als ‘belastbaar’ loon. = kosten die men heeft om zijn beroep uit te oefenen (specifieke kledij, vervoer,...), doorgaans forfaitair vastgesteld (2006): 25% op de eerste € 4.790,00, 10% op het gedeelte tussen € 4.790,00 en € 9.520,00, … Nettobelastbaar = brutobelastbaar inkomen – beroepskosten. Bedrijfsvoorheffing = voorschot op de belastingen dat afgehouden wordt door de werkgever en doorgestort aan de FOD Financiën. Brutobelastbaar Beroepskosten
Voorbeeld van omrekening naar het nettobelastbaar inkomen: Brutoloon - RSZ of solidariteitsbijdrage = (bruto)belastbaar inkomen = € 7.398,33 - beroepskosten - € 1.458,33 (25% tot € 4.790,00, 10% van € 4.790,00 tot € 9.520,00) = Nettobelastbaar inkomen = € 5.940,00
6
Onderhoudsplicht van de ouders
Art. 203 § 1, van het Burgerlijk Wetboek: “De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de opvoeding en de opleiding van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind”.
6.1
Wat betekent dit? Dat je het recht hebt om met financiële steun van je ouders (in verhouding tot hun financiële middelen) een hogere studie aan te vatten, mits deze keuze in overeenstemming is met je mogelijkheden en je talenten. Indien het je de eerste keer niet lukt, krijg je doorgaans nog een tweede kans. Wanneer je studies een abnormale vertraging oplopen, neemt de ouderlijke plicht een einde, tenzij de vertraging niet aan jou te wijten is. In sommige omstandigheden kan de ouderlijke plicht opnieuw ontstaan indien je blijk geeft van goede wil. Van zodra je één diploma in het hoger onderwijs hebt behaald, heb je normaal gezien voldoende kansen op de arbeidsmarkt. Wil je nog een tweede opleiding volgen dan valt die buiten de onderhoudsplicht van je ouders. Toch kan een kortlopende bijkomende opleiding (bvb. een specialisatie van één jaar) jouw kansen op tewerkstelling in belangrijke mate verhogen. Bepaalde rechters zijn dan ook bereid om dit nog tot de ouderlijke onderhoudsplicht te rekenen. Als meerderjarige ben je wettelijk niet meer verplicht om thuis te wonen. Daaruit afleiden dat je ouders altijd de kosten van je kot moeten betalen, is fout. Enkel wanneer het afzonderlijk wonen noodzakelijk is omwille van de studies of omwille van familiale redenen, worden de extra woonkosten ten laste gelegd van je ouders. Als je gehuwd bent, moet je in de eerste plaats beroep doen op je echtgeno(o)t(e) om je kosten te dekken. Als je echtgeno(o)t(e) niet of onvoldoende kan tussenkomen, kunnen je ouders door de rechter worden verplicht bij te dragen. Er wordt in de rechtspraak rekening gehouden met de relaties die bestaan tussen ouders en kind. Volgens art. 371 B.W. zijn het “kind en zijn ouders op elke leeftijd aan elkaar respect verschuldigd”. Een totaal gebrek aan respect kan de rechter ertoe doen besluiten dat de onderhoudsplicht van je ouder(s) vervalt.
6.2
Wat kan je doen bij onenigheid? Je sociale dienst kan bemiddelen tussen jou en je ouders indien je niet tot een compromis komt. Lukt dit niet, dan kan je contact opnemen met het OCMW of kan je een vordering instellen tegen je ouders of tegen één van hen. De bevoegde rechter is de vrederechter van de woonplaats van de ouder(s) of van jouw woonplaats, naar jouw keuze. Indien je slechts één ouder hebt die instaat voor de volledige kosten, kan jij zelf geen vordering instellen tegen je andere ouder. Enkel de ouder die alles betaalt, kan van de andere ouder diens aandeel eisen. Het spreekt voor zich dat juridische stappen slechts in zeer uitzonderlijke situaties ondernomen worden, nadat alle andere middelen uitgeput zijn.
Meer informatie: bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling; bij het Justitiehuis: www.just.fgov.be/nl_htm/organisation/html_org_justitiehuizen/JH-txt.htm.
12 13
7
Het leefloon van het OCMW en het recht op maatschappelijke integratie
Binnen de wetgeving op het leefloon worden studenten door het OCMW expliciet als doelgroep erkend. Dat betekent niet dat studeren met leefloon een recht is. Het OCMW behoudt hier een grote beslissingsvrijheid. Het betalen van de studies en het levensonderhoud van een student valt in beginsel onder de onderhoudsplicht van de ouders. Daar verandert de leefloonwet niets aan. Pas als het vangnet van de ouderlijke onderhoudsplicht onvoldoende studiekansen biedt, kan het OCMW aan een student een leefloon uitkeren. Alvorens te beslissen om als student een aanvraag tot leefloon in te dienen, drukken de OCMW’s er op om je op voorhand goed te informeren en niet te wachten tot je tot de vaststelling komt dat je het financieel niet kunt redden. Je kunt je bevragen bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling of bij elk lokaal OCMW. Hier vind je een kort overzicht van een aantal bepalingen:
7.1
Het OCMW Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) heeft tot doel “eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid”. Het is onder andere bevoegd voor het uitvoeren van de wet op de maatschappelijke integratie. In elke Belgische gemeente is er een OCMW actief. Je dient de aanvraag voor hulp in bij het OCMW van de gemeente waar je bent gedomicilieerd. Je kan ook aankloppen bij het OCMW van de gemeente waar je verblijft. Dat OCMW moet dan de aanvraag binnen de vijf dagen doorsturen naar het OCMW van de gemeente waar je in het bevolkingsregister staat ingeschreven. Dit laatste OCMW is en blijft bevoegd tot het einde van de ononderbroken studies, ook indien je domicilieadres tijdens je studies wijzigt. Je situatie wordt onderzocht en binnen één maand moet er een beslissing vallen. Indien je niet akkoord bent, kan je binnen drie maanden na ontvangst van de betekening in beroep gaan bij de arbeidsrechtbank.
7.2
Het sociaal-financieel onderzoek en het recht op maatschappelijke integratie Iedere student - jonger dan 25 jaar - die door het OCMW op basis van het sociaal-financieel onderzoek behoeftig wordt verklaard, omdat hij over ontoereikende bestaansmiddelen beschikt, heeft recht op een leefloon in het kader van maatschappelijke integratie. Dit houdt in dat het OCMW voor een geschikte tewerkstelling moet zorgen. Die tewerkstelling wordt sterk benadrukt, maar het OCMW kan ook aanvaarden dat je, om je kansen op de arbeidsmarkt te verhogen, voltijds mag studeren. Je sluit dan met het OCMW een ‘geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie’ (GPMI) af. Dat is een schriftelijk contract waarin allerlei afspraken staan waar jij en het OCMW zich aan moeten houden. Zolang de student zich aan deze vastgelegde afspraken in het GPMI houdt, behoudt hij het recht op een leefloon.
7.3
Bedrag van het leefloon Het bedrag is afhankelijk van de categorie waartoe je behoort. Er zijn drie categorieën voorzien: Bedragen (1 augustus 2005): Categorie
Per jaar
Per maand
1. samenwonende persoon
€ 5.004,83
€ 417,07
2. alleenstaande persoon
€ 7.507,25
€ 625,60
€ 10.009,67
€ 834,14
3. persoon die uitsluitend samenwoont met een gezin te zijnen laste
Andere inkomsten, zoals kinderbijslag, loon en onderhoudsgeld, worden doorgaans van het leefloon afgetrokken.
7.4
Het leefloon en het onderhoudsgeld Het OCMW kan je ouders aanspreken in het kader van de onderhoudsplicht. Je kan vragen (of het OCMW kan er zelf voor opteren) dat het OCMW afziet van terugvordering omwille van billijkheidsredenen.
7.5
Leefloon en kinderbijslag Het OCMW eist van jou dat je het recht op kinderbijslag uitput. Het leefloon wordt verminderd met het bedrag van de kinderbijslag. De kinderbijslag die een student ontvangt voor haar/zijn eigen kind, wordt vrijgesteld.
7.6
Leefloon en studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap Indien je een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, zal deze niet van je leefloon worden afgetrokken. Je ontvangt je studiefinanciering bovenop het leefloon.
7.7
Bereidheid tot werken Als je studeert met een leefloon kan er toch van jou worden gevraagd dat je werkt. Dat kan zowel gaan over een vakantiejob als over een job tijdens het academiejaar. Het inkomen uit tewerkstelling zal naargelang het bedrag altijd van je leefloon worden afgetrokken, mits toepassing van onderstaande vrijstellingen. Bedragen vrijstelling (1 augustus 2005):
Vrijstelling inkomsten uit arbeid verworven door
Per maand
1. student met studiefinanciering Vlaamse Gemeenschap
€ 55,84
2. student zonder studiefinanciering Vlaamse Gemeenschap
€ 200,19
Meer informatie: www.socialassistance.fgov.be.
14 15
Studeren met een werkloosheidsuitkering 8.1
8
Vrijstelling voor het volgen van studies met volledig leerplan Als werkloze kan je in principe geen werkloosheidsuitkeringen ontvangen wanneer je studies met volledig leerplan volgt (= ingeschreven met een diplomacontract voor minstens 27 studiepunten per academiejaar), behalve indien je de studies volgt na 17 uur, op zaterdag of indien de directeur van de RVA je een vrijstelling heeft toegestaan in toepassing van artikel 93 KB Wlh. Je kan deze vrijstelling verkrijgen voor het volgen van studies met volledig leerplan op voorwaarde dat je, bij de officiële begindatum van het eerste jaar van de studiecyclus, aan de volgende voorwaarden voldoet: (behoudens een door de directeur van het werkloosheidsbureau van de RVA toegestane afwijking) je mag nog geen einddiploma van het hoger onderwijs behaald hebben; je moet sinds tenminste twee jaar je vorige studies beëindigd hebben; je bent uitkeringsgerechtigd volledig werkloos op het moment dat je de vrijstelling aanvraagt; je moet minimum 312 dagen werkloosheidsuitkeringen hebben ontvangen in de loop van de twee voorafgaande jaren. Voor studies die voorbereiden op ‘knelpuntberoepen’ zijn de 312 dagen niet vereist. De RVA stelt voor elk academiejaar de lijst van de knelpuntberoepen vast; de studies moeten van hetzelfde of van een hoger niveau zijn dan de reeds gevolgde studies.
Als je de vrijstelling hebt verkregen, moet je niet meer ingeschreven zijn als werkzoekende bij de VDAB en moet je ook niet meer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Je mag werkaanbiedingen weigeren en je kan niet geschorst worden wegens langdurige werkloosheid. Je moet wél steeds in het bezit zijn van je controlekaart C3C, arbeidsgeschikt zijn en in België verblijven. Je kan je werkloosheidsuitkeringen combineren met studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, maar niet met kinderbijslag. De vrijstelling kan slechts één keer (= voor één studiecyclus) worden toegekend. Ze geldt voor de duur van één academiejaar. De vrijstelling kan worden verlengd als je het jaar met vrucht hebt voltooid (je moet ofwel geslaagd zijn ofwel toegelaten zijn om je voor het volgende jaar in te schrijven), tenzij in geval van overmacht (bvb. langdurige ziekte). Studies die niet als studies met volledig leerplan worden beschouwd kan je zonder toelating van de directeur van de RVA combineren met werkloosheidsuitkering en, op voorwaarde dat je ingeschreven blijft als werkzoekende, beschikbaar bent voor de arbeidsmarkt en ingaat op iedere passende werkaanbieding. Het gaat ondermeer om een inschrijving voor minder dan 27 studiepunten, een inschrijving met een creditcontract of met een examencontract, de postacademische opleidingen en postgraduaten die enkel leiden tot een getuigschrift, de lerarenopleiding als vervolgopleiding (aggregaatstudies) en het onderwijs voor sociale promotie.
8.2
Beroepsopleidingen via de VDAB Je kan als uitkeringsgerechtigde werkzoekende een opleiding volgen die wordt ondersteund vanuit de VDAB maar waarvoor je de lessen volgt in een instelling voor hoger onderwijs. Voor bepaalde van deze opleidingen kan je bijkomende premies ontvangen. De opleidingen die worden voorzien zijn verschillend naargelang de regio.
8.3
Premies voor knelpuntopleidingen van de VDAB Je bent ingeschreven als werkzoekende en opgenomen in trajectbegeleiding? Dan kan je in aanmerking komen voor een premie van de VDAB bovenop je werkloosheidsuitkering als je een opleiding volgt die naar een knelpuntberoep leidt (niet dezelfde lijst als in 8.1). Meer informatie:
je uitbetalingsinstelling; www.rva.be; het plaatselijk VDAB-kantoor - www.vdab.be.
9
Studeren met ... 9.1
Een examencontract Als je door omstandigheden niet in staat bent om de lessen te volgen, kan je je door zelfstudie voorbereiden op de examens. Voor de meeste opleidingen is het mogelijk je met een examencontract in te schrijven. Met een examencontract mag je alleen examens afleggen. Je mag de lessen niet bijwonen en je kan ook niet deelnemen aan seminaries, practica en oefeningen. Wil je dat toch doen, dan kan je een bijkomende inschrijving nemen voor afzonderlijke opleidingsonderdelen via een creditcontract. De toelatingsvoorwaarden worden bepaald door de hogeschool of universiteit waarvoor je kiest. Met een examencontract heb je niet het statuut van student met de daaraan verbonden sociaaljuridische gevolgen, bvb. op het vlak van studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, voor de mutualiteit, … Indien je ingeschreven bent voor minstens 27 studiepunten per academiejaar, kan je wel in aanmerking komen voor kinderbijslag (zie hoofdstuk 3 Kinderbijslag). Sommige werklozen opteren voor deze formule omdat ze zo hun werkloosheidsuitkeringen kunnen behouden mits ze beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Meer informatie:
9.2
bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling.
Tijdskrediet of loopbaanonderbreking Deze formule biedt je de mogelijkheid tijdelijk je beroepsloopbaan geheel of gedeeltelijk te onderbreken. Als werknemer moet je je recht op tijdskrediet of loopbaanonderbreking eerst schriftelijk aanvragen bij je werkgever. Na akkoord van je werkgever, dien je een aanvraag voor een uitkering in bij de RVA. Gedurende de onderbrekingsperiode van je arbeidsovereenkomst of van je verminderde arbeidsprestaties, geniet je een onderbrekingsuitkering betaald door de RVA. Daarnaast kan je onder bepaalde voorwaarden bij de Vlaamse Regering aanspraak maken op een aanmoedigingspremie (infolijn aanmoedigingspremies tel. 0800 900 45 of www.vlaanderen.be/ werk). Meer informatie:
9.3
bij je werkgever; bij je vakbond of de RVA.
Educatief verlof Educatief verlof is een recht van de werknemer in de privé-sector, die bepaalde algemene of beroepsopleidingen volgt, om op het werk afwezig te zijn met behoud van het normale loon. Het aantal uren toegelaten afwezigheid is afhankelijk van de aard van de opleiding, het aantal gevolgde uren, … De afwezigheid moet in overleg met je werkgever gepland worden. Je moet het verlof opnemen tussen de aanvang van het academiejaar en het einde van de eerste examenzittijd. Eventueel kan de periode worden verlengd tot het einde van de tweede zittijd. De opleidingen tot bachelor en master aan de hogescholen en universiteiten moeten ’s avonds of in het weekend gegeven worden. Er zijn enkele uitzonderingen. Wie zich inschrijft met een examencontract komt ook in aanmerking.
Meer informatie: http://meta.fgov.be/ph/phb/nlhb00.htm;
bij de sociale dienst van je onderwijsinstelling.
Hoofdstuk 9 loopt verder op de volgende pagina …
16 17
9.4
Opleidingscheques voor werknemers Ben je werknemer of ambtenaar en woon je in Vlaanderen of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dan kan je met de opleidingscheques voor werknemers een opleiding betalen bij een erkende opleidingsverstrekker. Je kan de cheques ook gebruiken tijdens de opname van een tijdskrediet of voor opleidingen die worden gevolgd tijdens betaald educatief verlof. Jongeren tussen 16 en 25 jaar die tewerkgesteld zijn met een studentenovereenkomst of met een arbeidsovereenkomst van minder dan 80 uur per maand, kunnen géén opleidingscheques krijgen. Deze cheques kan je gebruiken om je rechtstreekse studiekosten zoals studiegeld, boeken en cursussen, … te betalen. Cursussen of ander didactisch materiaal, die niet werden aangekocht bij de opleidingsverstrekker, komen niet in aanmerking. Voor elke opleiding die je met opleidingscheques betaalt, past de Vlaamse overheid per cheque de helft bij. Per kalenderjaar kan je maximaal voor € 250,00 opleidingscheques aankopen en je betaalt daarvoor slechts € 125,00. Bestel niet meer dan nodig: de opleidingsverstrekker kan nl. niet teruggeven op je opleidingscheques. De cheques (op naam) kunnen aangevraagd worden tot 2 maanden na de start van je opleiding. Maar als je hierna nog facturen van de instelling krijgt, kan je voor de betaling van die facturen ook nog later cheques aanvragen. Dit op voorwaarde dat de opleidingsverstrekker akkoord gaat om op de cheques de datum van verkoop van de boeken te vermelden (en dus niet de datum van de start van de opleiding). Je kan de cheques bestellen bij de VDAB. Op de cheque staat een datum van uitgifte vermeld. Na aankoop heb je 14 maanden tijd om een opleiding te starten. Bestel je cheques tijdig, zodat je ze al hebt als je je studiegeld moet betalen. Heb je géén diploma van het hoger onderwijs en volg je een lerarenopleiding, een opleiding waarmee je een bachelordiploma kan behalen of een opleiding via Onderwijs voor Sociale Promotie, dan kan je een bijkomende tegemoetkoming krijgen. Werknemers die in aanmerking komen, kunnen de helft van het bedrag dat boven het persoonlijk forfaitair jaarbedrag van de opleidingscheques (= € 250,00) ligt, terugbetaald krijgen via de VDAB, met een maximum van € 125,00. Het aanvraagformulier vind je op de VDAB-website.
Meer informatie: www.vdab.be/opleidingscheques;
op het gratis telefoonnummer elke werkdag van 8.00u tot 20.00u tel. 0800 30 700.
9.5
Het Sociaal Fonds van het ANPCB Dit geldt nog voor iedereen die een opleiding begonnen is in het academiejaar 2003-2004 of 20042005 en in de daaropvolgende jaren afstudeert. Het Sociaal Fonds van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden geeft premies aan studenten die een opleiding volgen tot accountant, technicus (met uitzondering van informaticus) en directieassistent. Wie slaagt in het eerste jaar krijgt een premie van € 200,00, wie afstudeert ontvangt nog eens € 200,00. Wie nadien effectief begint te werken in een bedrijf dat valt onder PC 218 met een arbeidsovereenkomst van tenminste 1 jaar of voor onbepaalde duur, ontvangt € 350,00.
Meer informatie: www.studiemettoekomst.be; www.sfonds218.be.
9.6
Alternatieve fondsen Naast de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap bestaan er nog studiebeurzen en studieleningen van andere organisaties.
Meer informatie:
www.ond.vlaanderen.be/studietoelagen/destudietoelage/Andere_studiebeurzen_leningen.pdf.
18 19
Stopzetting studies tijdens het academiejaar 10.1
10
VDAB Als je je studies officieel stopzet, schrijf je dan onmiddellijk in bij de VDAB als werkzoekende, ook al ben je van plan volgend academiejaar opnieuw te studeren. Op deze manier start je wachttijd van 9 maanden die elke schoolverlater, jonger dan 26 jaar, moet doorlopen alvorens recht te hebben op een wachtvergoeding. Als je opnieuw begint te studeren: nadat je wachttijd volledig voltooid is, je minimum voor 1 dag uitkeringsgerechtigd bent en je je inschrijft met een diplomacontract voor méér dan 27 studiepunten, heb je onmiddellijk na het beëindigen of stopzetten van je studies recht op een wachtvergoeding; wanneer je wachttijd nog niet helemaal doorlopen is en je schrijft je in met een diplomacontract voor méér dan 27 studiepunten, vervalt de reeds doorlopen wachttijd. Als je je inschrijft met een diplomacontract voor minder dan 27 studiepunten, een creditcontract of een examencontract, gelden andere regelingen.
Meer informatie: www.vdab.be.
10.2
Ziekteverzekering
10.3
Kinderbijslag
10.4
Tewerkstelling
Na het stopzetten van je studies blijf je, gedurende je wachttijd en voor zover je nog niet werkt, als persoon ten laste van je ouder(s) ingeschreven bij het ziekenfonds. Zodra je begint te werken of zodra je wachttijd verstreken is, moet je je persoonlijk aansluiten bij een ziekenfonds. Je recht op kinderbijslag blijf je behouden na het stopzetten van je studies indien je de leeftijd van 25 jaar nog niet hebt bereikt en dit gedurende de periode van je wachttijd. Opgelet: laat je onmiddellijk inschrijven als werkzoekende bij de VDAB om geen onderbreking te creëren tussen je studies en je inschrijving als werkzoekende. Voor de periode van onderbreking ontvang je immers geen kinderbijslag. In de wachttijd verlies je het recht op kinderbijslag, indien je meer verdient dan € 443,89 bruto/ maand (index 1 augustus 2005). Tijdens je wachttijd kan je werken, maar niet meer met een arbeidsovereenkomst voor studenten. Voor begeleiding bij het zoeken naar werk kan je terecht bij de ‘werkwinkel’.
Meer informatie: www.werkwinkel.be.
10.5
Studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap Indien je van de Vlaamse Gemeenschap een studiefinanciering hebt ontvangen zal men, afhankelijk van de datum van uitschrijven, je studiefinanciering geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Indien je vóór 1 december uitschrijft wordt de studiefinanciering volledig teruggevorderd, bij uitschrijving tussen 1 december en 28 februari wordt 50% teruggevorderd, en tussen 1 maart en 1 juni 25%. Deze terugvordering geldt niet wanneer je voor de eerste maal ingeschreven was in het hoger onderwijs. De namen van de uitgeschreven studenten worden door de onderwijsinstelling doorgegeven aan de afdeling Studietoelagen.
10.6
Studiegeld Wanneer je je uitschrijft is het mogelijk dat een deel van het studiegeld wordt terugbetaald.
Meer informatie:
bij het secretariaat van je hogeschool of universiteit.