CATALOGUS VAN DE
TENTOONSTELLING VAN
OOSTERSCHE TAPIJTEN IN HET
RIJKSMUSEUM VAN 13 JULI TOT 3 SEPTEMBER GEORGANISEERD DOOR DE
VEREENIGING VOOR OOSTERSCHE TAPIJTKUNDE AMSTERDAM 1946
EEN WOORD VOORAF. Toen in December 1945 de Vereeniging voor Oostersche Tapijtkunde werd opgericht kon door de initiatiefnemers reeds worden medegedeeld, dat van den Heer Jhr. D. C. Roell, Hoofd-Directeur van het Rijksmuseum, medewerking zou worden verkregen voor het organiseeren van een tentoonstelling van antieke Oostersche tapijten. Direct werd ons onderdak in het Rijksmuseum toegezegd. Door deze zeer belangrijke steun gesterkt waren Bestuur en Keuze-Commissie in staat om aan het werk te gaan en ongetwijfeld is het bereikte resultaat geworden tot wat het is, door dezen grooten moreelen steun: Zijn wij dus den 'Heer Jhr. D. C. Roell hiervoor alleen al grooten dank verschuldigd, niet minder waardeeren wij, dat uit het bezit van het Museum alle stukken, welke ons belangrijk voorkwamen, mochten worden in bruikleen genomen. Maar ook, zijn medewerker, de Heer Th. H. Lunsingh Scheurleer, Conservator van het Rijksmuseum, komt een hartelijk woord van dank toe voor zijn vele bemoeiingen ten onzen gunste. Voorts dient gememoreerd de voortvarendheid en de ijver van onzen 2en Voorzitter, den Heer Mr. P. Otten, die bij de opsporing van allerlei stukken en vooral - ook bij het determineeren en omschrijven in de Catalogus onschatbare diensten aan ooze Vereeniging bewezen heeft. Maar ook de andere leden van de Keuze-Commissie verdienen lof voor hun werkzaamheid. Opmerkelijk was het, met hoeveel welwillendheid het plan tot deze eerste tentoonstelling van Oostersche Tapijten in ons land werd ontvangen; geen enkele maal is de Keuze-Commissie gestuit op tegenwerking: wat ze graag voor de tentoonstelling in bruikleen.wilde antvangen, werd gul gegeven. Daarom van deze plaats ook een hartehjk woord van dank aan Directie en Staf van den Dienst van Schoone
Kunsten te 's-Gravenhage (Gemeente Museum,), de Directrice van het Centraal Museum te Utrecht, de Directie van de Stichting Nederlandsch Kunstbezit te Amsterdam, het Kerkbestuur van de Portugeesche Israelietische Gemeente te Amsterdam, en de vele genoemde en niet genoemde particulieren voor- de buitengewone welwillendheid waarmede onze verzoeken steeds werden ingewilligd. Daaraan en daaraan alleen is dit resultaat te danken. De richtlijnen welke de Keuze-Commissie zich gesteld heeft kwamen neer op het bijeenbrengen van het meest stijlvolle op het gebied van het Oostersche tapijt. Daar de stijl het zuiverst is in de oude stukken, werd dus hiernaar gezocht. ± 1800 werd als grens getrokken. Bijna alles van lateren datum werd geweerd. Is dus een bepaald type niet vertegenwoordigd, dan vindt dit uitsluitend zijn oorzaak in het felt dat geen waardig stuk gevonden werd. Daar op bet gebied van het Oostersche tapijt in ons land nog alles moet worden onderzocht, verheelen Bestuur en Keuze-Commissie zich niet dat er ongetwijfeld aan dit werk fouten zullen kleven. Wanneer de mogelijkheid gescha-pen wordt voor een rustig verder werken van de - organiseerende vereeniging, vertrouwt ondergeteekende, dat op den duur de wetenschappelijke fundeering zoo volledig zal zijn, dat in de toekomst feilen zullen kunnen worden vermeden. Ten slotte dank aan den Heer Ernst van der Vossen, den ijverigen assistent van Bestuur en Keuze-Commissie en voorts aan al diegenen die door hun hulp op een of andere wijze medewerkten aan het welslagen dezer expositie. Amsterdam, Juli 1946. JAC. AALDERINK, Voorzitter.
VEREENIGING TAPIJTKUNDE.
VOOR
OOSTERSCHE
Bestuur: Jac. Aalderink Dra Petra Clarys N. de Laaf. Mr. P. Otten P. Enserinck Mr. O. J. Tj. N. Domela Nieuwenhuis Th. H. Lunsingh Scheurleur
Voorzitter. Secretaresse. Penningmeester. 2e Voorzitter. 2e.Secretaris. Bestuurslid. Bestuurslid.
Keuze-Commissie: Jac. Aalderink G. W. van Aardenne D. A. Hoogendijk M. L. J. Lemaire Herman Lugt Mr. P. Otten Georg Rueter W. R. Weenenk
Amsterdam. Dordrecht. Amsterdam. Amsterdam. Schoorl. Amsterdam. Sloterdijk. Amsterdam.,
Assistent van de Keuze-Commissie gedurende de Tentoonstelling: Ernst van der Vossen te Haarlem.
LIJST VAN INZENDERS: Rijksmuseum, Amsterdam. Gemeentemuseum, 's-Gravenhage. Centraal Museum, Utrecht. Stichting Nederlandsch Kunstbezit, Amsterdam. Portugeesch Israelietische Gemeente, Amsterdam. Ver. voor Oostersche Tapijtkunde, Amsterdam. Jac. Aalderink, Amsterdam. J. M. Beumer, Amstelveen. D. G. v. Beuningen, Vierhouten. Mevr. E. Ch. Bourdrez, Amsterdam. Dr. L. D. v. Hengel, Arnhem. Mevr. A. H. Hondius Crone, Amsterdam.. D. A. Hoogendijk, Amsterdam: Dr. J. H. v. d. Hoop, Amsterdam. Bernard Houthakker, Amsterdam. , H. Markus, Amsterdam. 0. Mendlik, Aerdenhout. N.N., Amsterdam. Mr. P. Otten, Amsterdam Mevr. C. v. Pannwitz, Heemstede. Georg Rueter, Sloterdijk. Ir. C. Th. F. Thurkow,.'s-Gravenhage. A. Vecht, Amsterdam. En voorts eenige particulieren, die niet genoemd wenschen te worden.
INLEIDING Een tentoonstelling van Oostersche tapijtkunst is in Nederland nog niet gehouden. Wel werden in het Rijksmuseum - vroeger in een duistere ruimte in het verre Oosten van het Museum, later in de Italiaansche zaal enkele antieke tapijten en fragmenten vertoond, terwijl in de lokaliteiten, waar de Drucker-collectie was ondergebracht, verscheidene tapijten van later datum de vloeren sierden; wel werden in de tentoonstelling "Islamische Kunst", in 1927 ;door het Gemeentemuseum van Den Haag georganiseerd, een tiental Oostersche kleeden, voor het meerendeel buitenlandsch bezit, geexposeerd; wel waren in het Haagsch Museum aan de Stadhouderslaan, tot de ontruiming daarvan in den bezettingstijd, in de Islainische Afdeeling enkele fraaie antieke stukken regelmatig te zien - maar een tentoonstelling van eenigen omvang, uitsluitend gewijd aan Oostersche tapijtkunst is eeen novum voor ons - toch rijk met tentoonstellingen gezegend vaderland. Men is misschien geneigd te vragen: zijn er redenen voor, dat dit nu plotseling geschieden moet? Het wil mij voorkomen, dat daarvoor inderdaad redenen bestaan. Er is in dit opzicht een achterstand in ons land. Niet, dat wij arm zijn aan voortbrengselen van Oostersche knoopkunst. In zeer veel interieurs worden met trots de "Perzen" getoond - die gemeenlijk uit Beloedschistan. Afghanistan, Mossoel of Hamadan stammen - en wordt medelevende belangstelling gevraagd voor de fijne knoop van de Bokhara op de theetafel. Maar eenig werkelijk begrip van de schoonheid der goede textielproducten van het Oosten ontbreekt bij de meeste Perzenliefhebbers. Men kent bijna alleen de moderne, voor een deel minderwaardige kleed waarin dikwijls de motieven hun oorspronkelijke, schoone, :en zinvolle vormen hebben verloren, waarvan veele de wol hard, stug en glansloos is en, waar de eertijds gebruikte kostelijke verfstoffen vaak door aniline zijn vervangen.
Oostersche kleeden als bloemenvelden rijk en kleurig, kleeden met stilfonkelende, die in hun stralende schoonheid de pracht van het glas der Gothische roosvensters evenaren, kleeden in strengen geometrischen stijl en andere vol speelsche fantasie als vertellingen van Scheherazade die kleeden zijn den meesten onzer onbekend. En dat is heel jammer, Want er zijn ternauwernood terreinen van de werkzaamheid van den mensch, waarin de drang tot schoonheid sterker en triumfantelijker tot openbaring komt. De literatuur over Oostersche tapijtkunst heeft slechts weinigen wat leiding gegeven. Wel bestaan er enkele geschikte handboeken, maar de daarin opgenomen afbeeldingen geven in het algemeen slechts in geringe mate een indruk van de sprookjesachtige rijkdom der kleeden. Tans zijn deze boeken men kan wel zeggen niet te krijgen evenmin als de luxeuitgaven, de voortreffelijk uitgevoerde plaatwerken, die ook in het verleden al kostbaarder waren dan vele behoorlijke tapijten van voor den anilinetijd. In buitenlandsche musea, althans in vele hoofdstedelijke musea, staan uitgelezen, collecties ten dienste van hen. die op dit speciale gebied kennis willen opdoen, terwijl, vergis ik mij niet, in het algemeen in andere landen van Europa het aantal verzamelaars van Oostersche tapijten naar verhouding grooter is dan in Nederland en, zijn de verzamelaars niet veelal de schakels, de middelaars, tusschen de vakgeleerden en het publiek? Om tegemoet te komen aan de bestaande belangstelling van het publiek, dat er wel graag wat meer van weten wil; zooals mij herhaaldelijk bleek is een tentoonstelling van werkelijk mooie en antieke stukken een waardevol hulpmiddel. Maar deze expositie beoogt meer. Het is hoog tijd, dat de in Nederland aanwezige belangrijke tapijten bekend en geregistreerd worden. Wij tastten hier tot voor kort nog geheel in het duister. Een tip van den sluier is thans opgelicht De inrichtersch van deze tentoonstelling smaken:de voldoening een
100-tal antieke stukken te kunnen vertoonen, die inderdaad waard zijn gekend te worden en bewonderd. Zij zijn zich zeer bewust, dat nog slechts een eerste schrede is gezet op een langen, wellicht steilen weg. Er zal tijd noodig zijn om werkelijk inzicht te krijgen in den voorraad van kostelijke Oostersche kleeden in Nederland, maar het is duidelijk, dat, wat thans is ondernomen, van grote beteekenis moet zijn voor de bereiking van het gestelde doel. De reeds verscheiden malen gebruikte term ,Oostersche tapijtkunst" vereischt eenige toelichting. Het Oosten, dat wij hier op het oog hebben, strekt zich van de Aegeische tot de Oost-Chineesche Zee uit en omvat Klein-Azie, Perzie, Kaukasie, Centraal-Azie (in het bijzonder Afghanistan, Beloedschistan en het gebied van Bokhara), Voor-Indie, Turkestan en tenslotte China. Deze hoofdgroepeering wordt in de literatuur vrij algemeen gevolgd. Hierbij moet worden opgemerkt, dat, al hebben deze hoofdgroepen kenmerken, waardoor zij zich van andere hoofdgroepen onderscheiden, de binnen haar grenzen optredende verschillen in kleur, in teekening, in wol en in knoop veelal zeer groot zijn dikwijls veel grooter dan die met de kleeden, door de buurlanden van de aan haar grenzende hoofdgroep vervaardigd. Ik denk hier bijv. aan de producten van het binnenland van Klein-Azie, de Bergamo's, die heel weinig gemeen hebben met de Klein-Aziatische bidkleeden uit Ghiordes, maar in teekening en kleur zoo groote gelijkenis vertoonen met de Kaukasische Kasaks, dat de leek ze bijna altijd voor tapijten uit den Kaukasus aanziet. Ook het woord "tapijtkunst" dient nader te worden gedefinieerd. Wij denken hier niet aan geweven stoffen, velours, gobelins en borduursels, maar aan met de hand geknoopte stoffen, die in den regel als vloerbedekking worden gebruikt. Omtrent de knooptechniek, uiteraard zeer en onvolledig het volgende: Op een opstaand raam wordt de schering – de kettingdraden, welke in de
lengte van het kleed loopen gespannen. Door elken knoop worden twee kettingdraden samengebonden. Dit kan geschieden in dier voege, dat de tweede ketting draad geheel, dus ook aan de voorzijde, omvat wordt: hier wordt de knoopdraad teruggebogen naar de ruimte tusschen de beide kettingdraden in (de zoog. Ghiordesknoop), of op deze wijze, dat de tweede kettingdraad door den knoopdraad slechts ten deele omvat wordt, het voorgedeelte daarvan vrij laat (de zoog. Senneknoop). De woldraad wordt daarop afgeknipt. Nadat een rij knoopen over de geheele breedte van het kleed is aangebracht en naar het reeds vervaardigde benedengedeelte van het kleed is neergedrukt men begint steeds aan de onderzijde van het tapijt wordt de inslag door de ketting heengehaald, waarna met een nieuwe rij knoopen kan worden begonnen. Is het kleed geheel geknoopt, dan worden de ruwe, ongelijke woluiteinden afgeschoren, zoodat een glad oppervlak wordt verkregen. De voor de schering en de inslag gebezigde materialen zijn in den regel wol en katoen; ook zijde wordt daarvoor gebruikt. Als knoopmateriaal dient in de eerste plaats schapenwol; ook de wol van kameelen en dromedarissen, verder in geringe hoeveelheid en plaatselijk geitenhaar. Ook met zijde wordt geknoopt, terwijl in zeer kostbare stukken uit Perzie naast wol of zijde ook wel zilver en gouddraden worden ingeknoopt. In enkele KleinAziatische kleeden treft men ook wet eens zilverdraden aan. Voor zoover mij bekend, werd in de Kaukasische tapijtindustrie nooit zijde gebruikt. Van al de genoemde materialen was en is nog steeds de schapenwol verreweg het belangrijkst. De hoedanigheid der wol is van groot belang voor de duurzaamheid van het tapijt. Ook voor de schoonheid, daar een zachte, fijne wol een mooie glans aan het oppervlak verleent, terwijl een stugge, harde wol ook aan een met voortreffelijke verfstoffen gekleurd tapijt een dof, doodsch aanzien geeft. Het spreekt vanzelf, dat de kwaliteit van het kleed in sterke mate afhankelijk is van de kunstvaardigheid
van den knooper en van den tijd en de moeite, die hij er aan besteedt. In het algemeen kan men zeggen, dat hoe dichter geknoopt wordt, des te sterker het weefsel zal zijn. De vervaardiging van een dichtgeknoopt tapijt vereischt natuurlijk veel meer tijd dan van een los knoopsel. Aan Kirgiezenkleeden en tapijten uit China worden vaak niet meer dan 500 knoopen per dM2 geteld. Bij fijne kleeden uit CentraalAzie stijgt het knoopsel vaak tot 3000 per dM2 of zelfs tot 4000, terwijl voor enkele beroemde Perzische stukken uit de 16e eeuw 8000, ja zelfs 9500 knoopen per dM2 worden opgegeven. Dit laatste getal betreft een kleed, bewaard in het South Kensington Museum te Londen, met een oppervlak van ruim 17 M2. Welke arbeid 400 jaar geleden aan dit prachtexemplaar ten koste werd gelegd, gaat den begrippen van onzen haastig levenden tijd te boven. Dat ook in dichter bij ons liggende perioden goede tapijten met fijnen knoop in Perzie werden gemaakt, blijkt uit het Sennekleed vermoedelijk uit de 18e eeuw, no. 28.) Dichtgeknoopte kleeden hebben nog andere voordeelen dan hun duurzaamheid. Zoo zal een ingewikkeld, sierlijk patroon het best tot zijn recht komen in een fijngeknoopt tapijt. En mocht dit laatste op enkele plaatsen zijn afgesleten, dan zullen de slijtplekken niet spoedig de schamele naaktheid vertoonen van een versleten, los geknoopt exemplaar. Ook in de lengte van de "pool" bestaan groote verschillen. Bij sommige nomadenkleeden uit Klein-Azie en Koerdistan is het opstaande gedeelte van den woldraad meer dan een cM lang. Ook de voortbrengselen van de Kirgiezen en de Chineezen hebben gewoonlijk een hooge pool, terwijl de fijngeknoopte specimina uit CentraalAzie en Perzie - ook wel aan Klein-Azie: ik denk hier bijv. aan de Ghiordesbidkleeden - kort geschoren zijn. Bij kleeden van Kaukasischen herkomst is de pool van gemiddelde lengte. Evenwel komen ook daar (bij de Shirwans bijv.) kortgeschoren typen voor.
Wat van het Oostersche kleed den Westerling misschien het meest boeit en bekoort, is de kleur. Telkens weer wordt zijn verbaasde bewondering gewekt door wat eenvoudige nomaden door hun kleurenzin, hun onfeilbaar gevoel voor kleurverhoudingen, in hun producten weten te bereiken. De kleuren zijn meest krachtig en diep in overeenstemming met den geest van een vitaal ras, dat een ingeboren gevoel bezit voor schoonheid en harmonie. Bij de oudere kleeden heeft de tijd de stralende kracht der kleuren, zonder dat er sprake is van verkleuring, iets getemperd en dit, gevoegd bij den op deze stukken bijna altijd aanwezigen schoonen glans, geeft hun voor den visueel ontvankelijke een zeer bijzondere bekoring. Zijn niet juist de schilders vaak bezitters van opvallend mooie, vroege tapijten? Maar naast de producten der eenvoudige nomadenkunst stonden oudtijds de werken van bekwame artisten, die voor vorsten en aanzienlijken hun ook toen uiterst kostbare kleeden ontwierpen en door vele geschoolde knoopers lieten uitvoeren. Hun verfijnd palet, de onuitputtelijke rijkdom van hun verbeelding, hun kunst de kleuren in origineele en schoone verhoudingen te combineeren, is in de textielkunst nergens en nooit overtroffen, of zelfs geëvenaard. Als voorbeeld van de pracht en het kleurraffinement in den Perzischen bloeitijd noem ik hier het fragment van een vazentapijt, in het bezit van het Rijks Museum, No. 15 (zie afb. VI). Wat de van oudsher gebruikte verfstoffen aangaat, meen ik te mogen volstaan met de mededeeling, dat zij meest uit plantendeelen werden gewonnen; enkele zijn van dierlijken oorsprong. Reeds ongeveer in 1865 heeft de aniline in het Oosten haar intrede gedaan en daarmede begon een hoogst bedenkelijke achteruitgang van het product. Dit proces heeft zich in sommige deelen van het Oosten slechts in langzaam tempo voltrokken; in afgelegen en moeilijk toegankelijke bergstreken zijn de chemische verfstoffen eerst veel later, of misschien zelfs niet, doorgedrongen. Gelukkig heeft men ten slotte het dreigend gevaar ingezien en is men er toe overgegaan den invoer van aniline te verbieden. Zoo kon de tapijtproductie in het nabije Oosten weer in betere
banen geraken maar door de industrialiseering van het handwerk is toch veel van de charme der tapijten verloren gegaan. Hoe de toestand in het Oosten thans is, weet ik niet, maar een ding staat wel vast: wij moeten zuinig zijn met de voorhanden stukken van vóór den anilinetijd; elk opgebruikt oud tapijt is een verlies, dat in schoonheidswaarde niet gecompenseerd kan worden door een nieuw. Ten slotte iets over de teekening. Over het geheel werd in het Oosten het vraagstuk van een schoone vulling van het vlak, van een juiste verhouding van middenveld en randen enz. op een zeer bevredigende, dikwijls op een bewonderenswaardige, wijze opgelost. Er zijn wel eens kleeden, die voor onzen smaak een te smallen rand lijken te hebben, maar bij nauwkeurige beschouwing blijkt menigmaal de indeeling van een dergelijk stuk, om redenen, die niet zoo voor de hand liggen en soms op het gevoel berusten, volkomen aanvaardbaar. Natuurlijk moeten aan een "beschaafd" Perzisch kleed andere compositioneele eischen worden gesteld dan aan de nomadenkleeden. Is een onjuiste hoekvulling van den rand bij het luxetapijt een fout, bij de door nomaden in hun primitieve tenten vervaardigde kleeden loopt het met de randmotieven in de hoeken bijna altijd spaak en ….. dit doet het kleed geen schade, evenmin als ongerechtigheden in de opvolging en uitvoering der motieven in het binnenveld: het nomadenkleed is juist aantrekkelijk door zijn fantasie, zijn rijken willekeur. Op de tentoonstelling prijken in het algemeen zorgvuldig gecomponeerde stukken; het nomadentype is niet sterk vertegenwoordigd. Als voorbeeld van dit laatste moge dienen een klein lapje, vermoedelijk van Kaukasischen herkomst, No. 97. Bijna alles van het dessein is hier "mis"; toch zal menig kenner het wenschen te bezitten! Treft men telkens boeiende en origineele vondsten aan in de Oostersche knoopkunst, aan den anderen kant vertoont zij een conservatisme, een trouw aan oude vormen en motieven, die ons met verbazing slaat. Dikwijls kreeg ik tapijten te zien uit het achterland van Klein-Azië, kennelijk uit de 19e eeuw, die, weliswaar
een tikje verbasterd en missend de strakke stelligheid van de origineelen, toch duidelijk de indeeling van het middenveld en de motieven vertoonden van die tapijten, die, naar hun vaak voorkomen op schilderijen van Holbein, den naam van Holbeinkleeden hebben gekregen. Vaak hebben deze laatste een rand, die verband houdt met Kufische schriftteekens. Deze zelfde rand (die zelfs bij hedendaagsche Shirwans voorkomt) is te zien op het Kaukasisch tapijtje (No. 90), dat in een cartouche een inscriptie draagt en bovendien daaronder het jaartal 1208, of in onze tijdrekening omgerekend 1807. Het spreekt van zelf, dat de teekening der kleeden, hun dessein, de belangrijkste aanwijzingen geeft voor de bepaling van de soort, van de streek van herkomst. Ik wil hier dadelijk verklaren, dat de determineering vaak groote moeilijkheden oplevert en dat tengevolge daarvan de meeningen van deskundigen bijv. ten aanzien van grengsgebieden, nog wel eens uiteenloopen. Van de factoren, die onzekerheid schiepen, noem ik de volgende: de omstandigheid, dat landstreken door een vreemde bevolking overstroomd werden; sommige centra van tapijtnijverheid zijn in den loop der tijden verdwenen en andere zijn opgekomen; verder hebben de nomadiseerende stammen op hun zwerftochten vreemde elementen in hun vormenschat opgenomen, terwijl aan den anderen kant vreemde volksgroepen hun motieven leerden kennen en er toe overgingen ze te gebruiken. Zoo staat men bij de bepaling van de herkomst meermalen voor een onoplosbare dubium - tot men soms een kleed of een afbeelding te zien krijgt, waardoor het vraagstuk plotseling tot een oplossing komt. Maar ook blijft het wel eens bij een vaag vermoeden, een gissen.... Bescheidenheid past hier, en voorzichtigheid -- ook t.a.v. de dateering der kleeden, waarbij rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid van imitatie en bewuste vervalsching. In dit verband noem ik nog het eeuwenlang vasthouden aan oude en archaische motieven, waarop ik hierboven reeds de aandacht vestigde. Dit maakt de dateering van een kleed uit de teekening alleen tot een hachelijke onderneming. Het onderzoek
moet mede omvatten de structuur, den algemeenen toestand van het kleed, de wijze van slijtage, kleine veranderingen in de kleur, de aanwezigheid of het ontbreken van bepaalde kleuren, een zekere reliefwerking en nog meer. De in het oosten gebruikte patronen vertoonen een fantastisch rijke verscheidenheid. Verreweg de meeste vallen onder twee groepen: de geometrische motieven en de motieven die bloem- of plantendeelen voorstellen. Verder worden afgebeeld dieren, voorwerpen van het dagelijksch leven (zie enkele Chineesche tapijten), het schrift wordt ook wel als siermotief gebruikt - ook menschen en gevleugelde wezens komen, hoewel zeldzaam, op kleeden voor. Aan de nis (de zoog. mihrab) der bidkleeden is een bouwkundige constructie min of meer duidelijk te zien. De kleeden, die in Perzië zijn vervaardigd, hebben meest motieven aan de natuur ontleend, vooral plant- en diervormen. De afbeeldingen zijn dikwijls zeer natuurgetrouw - al gaan de Perzische knoopers in hun naturalisme niet zoo ver als hun Voor-Indische collega's, die geheele planten zoodanig afbeelden, dat de botanicus er houvast aan heeft. In Klein-Azië overheerschte oudtijds het geometrische element. Dit blijkt uit de met groote waarschijnlijkheid uit Klein-Azië stammende kleeden, die op de schilderijen van Italiaansche en Vlaamsche meesters uit de 15e eeuw voorkomen, veelal den grond dekkend vóór den troon, waarop de maagd Maria met het kindeke jezus is gezeten. Slechts zéér enkele middeleeuwsche exemplaren zijn bewaard gebleven; op de tentoonstelling is dit vroege type niet vertegenwoordigd. Zijn de rondzwervende knoopers van het binnenland veelal blijven vasthouden aan het gebruik van geometrische motieven, zie de 18e eeuwsche Bergamo No. 84, (afb. XXVII), in de tapijtcentra van Klein-Azië heeft reeds van de 16e eeuw af de Perzische invloed zich sterk doen gelden. Zoo doen de zoog. Ushaks (No. 52 e.v.), zoowel door hun indeeling als door de aanwezigheid van florale motieven, aan bepaalde typen van Perzische kleeden denken. No. 79 (afb. XXI) is een boeiend voor-
beeld van naturalistische bloemvormen in een tapijt van Klein-Aziatische makelij. Ook de bidkleeden, waarvan er verscheidene aanwezig zijn, hebben vele min of meer gestyleerde, bloemvormen. In Kaukasië en Centraal-Azië wordt naast vele bloemen- en plantenvormen een menigte geometrische figuren gebruikt. Bij de florale patronen en de dierfiguren, die vaak voorkomen, is bijna steeds een sterke neiging tot vereenvoudiging, tot styleering, merkbaar. In Kaukasië zijn, vooral in de 18e eeuw, kleeden geknoopt, waarin zeer kennelijk de Perzische bloemtapijten werden nagebootst, maar de sierlijke ranken en arabesken van de laatste hebben plaats gemaakt voor een stijver, hoekiger lijnenverloop. Hoe een ruitvormige indeeling van het middenveld als bij het reeds hierboven genoemde Perzische fragment afb. VI "vertaald" wordt in de vóór alles krachtige vormentaal van den Kaukasiër moge blijken bij vergelijking met No. 88 (afb. XXIX). De kleeden uit het verre Oosten vertoonen, vooral in de randen, een sterk geometrisch karakter, terwijl het middendeel gewoonlijk met bloemen en ranken is gevuld. dikwijls ook met afbeeldingen van voorwerpen uit het dagelijksch leven van den Chinees. Sommige motieven, die ook thans nog gebruikt worden, dateeren uit den grijzen voortijd; ze hebben steeds een symbolische beteekenis. Het lijkt mij hier de plaats om melding te maken van het feit, dat in de oude Perzische, Klein-Aziatische en Kaukasische kunst verscheidene patronen en symbolen worden aangetroffen, die van Mongoolschen oorsprong zijn. Dit is historisch te verklaren: in de Middeleeuwen heeft eerst de Mongoolsche veroveraar Dschengis Khan en later Timurleng Perzië, de Kaukasus-districten en Klein-Azië onderworpen. Tijdens de regeering van den laatste, die in zijn hoofdstad Samarkand de beste kunstenaars van zijn uitgestrekt rijk vereenigde, is de Mongoolsche invloed op de kunstnijverheid van het nabije Oosten zeer groot geweest. Onder -de symbolen van Mongoolschen oorsprong, die men in de vroege, en ook latere, Perzische kunst terugvindt, dient in de eerste plaats genoemd te worden de wolkenband, de van
kleine krullen en verbreedingen voorziene kronkelige smalle band, die o.a. zeer duidelijk te zien is op het fragment No. 20 (afb. IX). Ook in Klein-Azië werd dit motief vaak gebruikt, maar in den gestyleerden vorm, welke in den rand voorkomt van het bidkleed No. 57 (afb. XIX). De Chineesche draak en de phoenix werden eveneens opgenomen in de vormenschat van de Perzische, Klein-Aziatische en Kaukasische knoopers, en nog enkele andere, zeldzamer voorkomende motieven. Ook op den vorm der bloemen en palmetten is Mongoolsche invloed te bespeuren. Ik wil thans enkele opmerkingen wijden aan de tentoongestelde stukken en daarbij ongeveer de volgorde in acht nemen, waarin de bezoeker van de tentoonstelling ze ziet, wanneer hij de in de zalen aangebrachte aanwijzingen volgt. Vooraf moet mij nog het volgende van het hart: Het is te betreuren, dat de keuze-Commissie voor de tentoonstelling slechts weinige representatieve stukken uit Kaukasië, Centraal-Azië en Turkestan heeft kunnen verkrijgen. De mooie kleeden uit deze landstreken, welke zij met het oog op de tentoonstelling heeft gezien, behoorden bijna alle tot de 19e eeuw, hadden dus niet den ouderdom bereikt, die, behoudens zeer bijzondere gevallen, voor het tentoongestelde werd geëischt. Zoo komen enkele interessante tapijtgebieden niet in die mate tot hun recht, als hun beteekenis wenschelijk maakt. Ook de beschikbare ruimte heeft hier een woord meegesproken. Centraal-Azië. De Bokhara, No. 1, vertoont in kleur, motieven en fijnen knoop de voor dit type kenmerkende eigenschappen, evenals de Tschaudoren kleedjes Nos. 3 en 4, en de tenttasch No. 5. No. 2 (afb. I) is een zeer ongewoon en belangwekkend product van Beschirknoopers, die tusschen Herat en Bokhara hun handwerk uitoefenen. China. Het kleed uit Samarkand, No. 6, vormt een overgang naar de Chineesche tapijten, waarvan no. 7 (afb. II)
zonder twijfel het oudst en belangrijkst is. In het medaillon zijn draak en phoenix afgebeeld, in den rand dezelfde voorwerpen, die te vinden zijn in het veld van No. 9. Het groote tapijt No. 11 is uit Kansu afkomstig. Perzië. Verreweg het grootste gedeelte der uitgestalde stukken behoort tot de 16e en 17e eeuw, en komt uit Oost- of Midden-Perzië. De Oost-Perzische bloemtapijten uit dien tijd worden veelal "Ispahans" genoemd, maar verschillende stukken zullen wel in Herat, de oude hoofdstad van Khorassan, geknoopt zijn. In het bijzonder vestig ik de aandacht op het groote kleed uit de collectie van Pannwitz No. 32 (afb. XI), de fragmenten No. 35 en No. 31 uit het Rijksmuseum (afb. XII en XIII) en het groote tapijt No. 36, dat vroeger eveneens in het Rijksmuseum te zien was en dat de eigenaardigheid bezit, dat het middenveld ten deele een rood en ten deele een geel fond vertoont. Een soortgelijk kleed, maar in een Klein-Aziatische nabootsing, wordt afgebeeld in Neugebauer en Orendi's handboek Tafel 1. No. 16 stamt uit Noord-Perzië. Dit vermoedelijk 16e eeuwsche stuk is opmerkelijk door het groote medaillon en den zwaren constructief merkwaardigen rand. Het kleed is te vergelijken met Sarre und Trenkwald deel II plaat 20. No. 41 is eenigszins afwijkend van de andere uit OostPerzië afkomstige kleeden; een Voor-Indische invloed lijkt mij niet te miskennen. De dateering van No. 24 (afb. X) van de PortugeeschIsraëlietische gemeente te Amsterdam, baart moeilijkheden. Daar dit tapijt alleen voor ritueel gebruik, en dat bij zeldzame gelegenheden, te voorschijn gehaald werd, is het zoo goed geconserveerd, dat het als nieuw lijkt. Toch is het zonder twijfel een oud kleed, dat in bouw en details o.a. gelijkenis vertoont met het zijden kleed uit de Museé de la Manufacture des Gobelins, te Parijs, afgebeeld in Bode, plaat 28 en, in kleurendruk, in Islamische kunstwerke, van Koechlin en Gaston Migeon (Wasmuth 1928) plaat 87. Dit 16e eeuwsche stuk evenwel heeft een andere kleurstelling, is rijker en sierlijker in compositie en vertoont ar-
chaische details, die het Amsterdamsche stuk mist. De Nos. 19-23 behooren tot de groep der zoog. Poolsche tapijten, Deze kleeden, die uit Midden- of OostPerzië komen en bijna alle in de 17e eeuw moeten worden gedateerd, zijn, naar Bode mededeelt, zoo genoemd sinds de Parijsche wereldtentoonstelling van 1878, waarin verscheidene tapijten van dit type door Vorst Czartoryski waren ingezonden. Deze kleeden zijn uit zijde geknoopt; door het gebruik van zilver-, ook van gouddraad, wordt een zeer bijzonder effect bereikt. De kleuren zijn meest zacht: lichtgroen, lichtblauw en een vreemde zalmkleur worden vaak in deze verfijnde stukken aangetroffen. Zij behooren tot de kostbaarste tapijten, die het prachtlievende oosten heeft geschapen. No. 21 is een fragment, dat aan de collectionne. M. Figdor te Weenen heeft behoord. Het werd in 1930 met zijn verder kunstbezit geveild (afgebeeld in veilingcatalogus deel 1, plaat 47). In 1931 is het stuk op de Exhibition of Persian Art in London tentoongesteld en in de catalogus afgebeeld. Ook No. 22 (afb. IX) stamt uit de verzameling Figdor (veilingcatalogus, plaat 48). Deze beide fragmenten, alsook de prachtige tapijten No. 19 (afb. VIII) en 20, zijn welwillend door de Stichting Nederlandsch Kunstbezit afgestaan. Van No. 23 is de Portugeesch-Israëlietische gemeente te 's-Gravenhage eigenares. No. 12. Het belangrijkste stuk van de tentoonstelling is waarschijnlijk wel het dierenkleed uit de collectie v. Pannwitz (afb. III). De rijke kleuren, de prachtige geacheveerde teekening, de fijne knoop en de voortreffelijke staat, waarin het zich bevindt, geven het kleed een in waarheid vorstelijke allure. Bode vermeldt het in zijn "Vorderasiatische Knupfteppiche" (pag. 12); het werd afgebeeld in den catalogus van v. Pannwitz' Kunstbezit en het groote werk van Sarrund Trenkwald geeft het tapijt in zijn geheel in zwart en wit en het binnenveld in kleur. (Deel II, platen 35 en 36). In dit werk wordt ook een vertaling in metrische Duitsche verzen afgedrukt van de gedichten, welke de cartouches van den rand omsluiten. Het stuk heeft
groote gelijkenis met een kleed te Leningrad eertijds eigendom van Prins Lobanow en ook met een tapijt, dat zich bevindt in de Museé des Arts Décoratifs te Parijs, vroeger deel uitmakend van de collectie Goupil. (Bode, Plaat 6, 7 en 8). Ook No. 13 (afb. IV), het 16e eeuwsche dierentapijt van het Rijksmuseum, voldoet aan de hoogste eischen. De kleurcombinatie, het donkere wijnrood van het middenveld tegenover het diepe groen van den rand, is misschien voor sommigen nog aantrekkelijker dan die van No. 12. Een dierentapijt in het Metropolitan Museum te New York, afgebeeld in Sarre en Trenkwald, Deel II plaat 37, heeft groote overeenkomst met het Amsterdamsche stuk, dat in 1931 voor de Exhibition of Persian Art in Burlington House te London uitgeleend en in den catalogus afgebeeld werd. Het prachtige bloemenkleed, dat door de Vereeniging Rembrandt aan het Haagsche Gemeente Museum werd geschonken, No. 14 (afb. V), is opmerkelijk door de rijke ornamentatie, zoowel van het middendeel als van den rand. Als vaak in deze zeer oude stukken (het moet van ongeveer 1600 dateeren) is het zilverdraad goeddeels verdwenen. Het kleed heeft in bouw eenige gelijkenis met het Herattapijt van Senator Clark in New York (zie Bode, plaat 32). Het vazentapijt, No. 15 (afb. VI) is een zeer schoon specimen van een type, dat een, bijzonderen rijkdom aan kleuren vertoont. Een soortgelijk, eenigszins smal kleed herinner ik mij in Musée Cernuschi, te Parijs te hebben gezien. Het is te vergelijken met het kleed van het museum te Constaninopel, afgebeeld in Sarre en Trenkwald, deel II, plaat 7 en Bode, plaat 36, en ook met een Berlijnsch stuk, o.a. afgebeeld als titelblad in "der Orientteppich" van Werner Grote-Hasenbalg. Klein-Azië. De nos. 42 en 43 (afb. XIV en XV) behooren tot een type, waarvan de herkomst, zelfs na de vele beschouwingen, die hieraan werden gewijd, geenszins vaststaat. Marokko, Syrië, Spanje, Egypte en KleinAzië werden in dit verband genoemd. Zie Bode (blz. 48 e.v. plaat 87, 88 en 89), die vermeldt, dat de ge-
bruikelijke benaming, Damaskus-kleeden, in de wereld is gekomen, doordat de Venetianen dit type van interessante, fijngeknoopte kleeden "tappeti damaschini" noemden. Zie verder o.a. Grote-Hasenbalá (Tafel 7) en "das Gesamtwissen uber antike und neue Teppiche des Orients" van Julius Orendi, blz. 192 en 193. Voortreffelijke afbeeldingen geeft Sarre en Trenkwald, plaat 44 e.v. No. 44 (afb. XVI) is te beschouwen als de puzzle der tentoonstelling. Hoewel dit stuk reeds lang bij het Rijksmuseum berustte, heeft men zich, voor zoover mij bekend, nooit omtrent herkomst of ouderdom uitgesproken. Onmiskenbaar is het een zeer oud kleed; waarschijnlijk zal het wel uit Klein-Azië stammen. Hoewel zij iets primitiefs of onbeholpens hebben, geven de bloemen en ranken een indruk van kracht en karakter, evenals de kleurstelling, die aan sommige vroege Ushaks doet denken. In de bloemen, die tevens herinneren aan bloemvormen, die op de, vroeg 17e eeuwsche, zoog. vogelkleeden voorkomen, is Mongoolsche invloed merkbaar. Evenals deze vogelkleeden dragen middenstuk en rand dezelfde hoofdkleur. De Nos. 45, 46 en 47 (No. 46 is afgebeeld in XVII) zijn zoog. Arabesken kleeden. Het fond is steeds rood met gele arabesken. No. 45 met den fraaien groenen rand is waarschijnlijk het oudst. Doordat deze tapijten heel dikwijls op -schilderijen werden afgebeeld, is wel met groote waarschijnlijkheid te zeggen, dat de vroegste pl.m. 1500 zijn ontstaan; na 1700 werden ze niet meer geknoopt. Zie Schmutzler, plaat 16-20. Tapijten van het type van de Nos. 48, 49, 50 en 51 (bidkleeden met een dubbele mihrab) worden ten onrechte "Zevenburgers" genoemd. Het staat volkomen vast, dat zij niet in Zevenburgen werden gemaakt, maar in Klein-Azië, vermoedelijk in de buurt van Ushak. In den tijd dat de Turken meester in Oost-Europa waren, zijn vele exemplaren naar Zevenburgen gevoerd. Toen later een vrij groot getal van deze stukken van daar uit Midden- en West-Europa bereikte, werd de naam Zevenburgen aan deze tapijten gekoppeld. Zij dateeren uit de 17e en 18e eeuw.
Het Utrechtsch exemplaar (No. 49, afb. XVIII) is het oudst en opmerkelijk door de fijne, strakke teekening. Zie voor deze kleeden Schmutzler plaat 42-50. Ook deze tapijten zijn vaak op schilderijen van Hollandsche meesters afgebeeld. No. 57 (afb. XIX) behoort eveneens tot een type, dat vermoedelijk in de omgeving van Ushak, in de 16e en de 17e eeuw werd vervaardigd. Fraai is de gele rand met de gestyleerde wolkenbanden (zie o.a. de Guide to the collection of carpets Victoria and Albert Museum 1931, plaat XX) en de catalogue of oriental rups in the collection of James F. Ballard 1924. plaat 71) . Door de Nos. 52, 53, 54 en 55 wordt de tapijtindustrie in Ushak uit de 17e eeuw in enkele mooie exemplaren vertegenwoordigd (No. 52 is afgebeeld op XX). Zij worden onderscheiden in Medaillon- en Ster Ushaks en hebben vrijwel steeds het kleurengamma: rood, blauw, geel, groen en wit. Hun decoratieve kracht is opmerkelijk; zij komen vaak voor op Italiaansche en Hollandsche schilderijen van de 17e eeuw. Ook Konia en het niet ver daarvan verwijderde Kula waren oudtijds beroemde centra van knoopindustrie. De daar vervaardigde kleeden hebben dikwijls in hun bloemen en ranken een groote naturalistische kracht; de palmet (in een speciaal Turkschen vorm) is voor hen karakteristiek. Bijzonder belangwekkend zijn de Nos. 78 en 79 (afb. XXI) in hun rijke compositie en, voor KleinAzië door het vele geel typische, kleurstelling. Zie o.a. Grote-Hasenbalg, deel II Tafel 16 en "A collection of oriental carpets and rugs belonging tot H. Wulff", Copenhagen 1934, plaat 17. Van de vrij talrijke bidkleeden noem ik No. 74 (afb. XXIV) met zijn fraaie rankenvulling boven de mihrab en de gestyleerde bloemenrand; No. 75 (afb. XXV) sterk van kleur, een mengeling van Ghiordes- en Ladikkenmerken; de Kis Ghiordes, No. 65 (afb. XXVI) met zijn gedempte kleurstelling -- dit type werd de jonge bruid ten geschenke gegeven -- en No. 67 (afb. XXII), een zoog. zuilenladik, met zijn strakke teekening en pralend rood, die tot het vroegste type behoort van de
ter tentoonstelling rijk vertegenwoordigde Ladikgroep. No. 70 (afb. XXIII) is merkwaardig door zijn bleek violet boven de ronde mihrab. Gebruikskleeden uit het binnen- en achterland van Klein-Azië, veelal Bergamo's genoemd, zijn te vinden onder de Nos. 83-86. (No. 83 is afgebeeld in XXVII). Zie ook Grote-Hasenbalg deel II, Tafel 22). Deze tapijten met hoogen pool en zachte, sterk glanzende wol zijn zeer aantrekkelijk door hun afwisselende teekening vol fantasie en hun goed harmonieerende diepe kleuren, No. 87 (afb. XXVIII) is een fragment, dat, bijzonder rijk van kleur, voor Klein-Azië kenmerkende motieven vertoont (ik wijs op de gestyleerde anjers in het middenveld vlak bij den rand) naast patronen, die als typisch Kaukasisch zijn te beschouwen (de haakformaties in het middenveld). Een soortgelijk exemplaar van dit niet vaak voorkomend type is afgebeeld in de "Cataloque of oriental carpets in the collection of James F. Ballard 1924", plaat 47 en in "Eine Sammlung Orientalischer Teppiche von H. Jacoby", Tafel 30. Kaukasië. Reeds eerder heb ik mijn teleurstelling uitgesproken over het feit, dat de Kaukasische groep slechts door weinig exemplaren is vertegenwoordigd. Het belangrijkste stuk is ongetwijfeld het fragment No. 88 (afb. XXIX). En van dit fragment, dat tot de groep der "drakenkleeden" behoort, staat geenszins de herkomst onomstootelijk vast: dit type wordt door verscheidene geleerden beschouwd als een product van Armenië. Ook t.a.v. de dateering bestaat geen eenstemmigheid. De meeste exemplaren worden geacht in de 17e eeuw te zijn geknoopt. Vaak is op deze kleeden in zeer gestyleerden en bijna onherkenbaren vorm de Chineesche draak en de phoenix afgebeeld. In alle handboeken wordt aan de hand van de afbeeldingen van de bestaande controvers melding gemaakt. No. 89 (afb. XXX) behoort waarschijnlijk tot de Koeba-groep: gewoonlijk hebben deze kleeden een opvallend smallen rand. De motieven vormen een overgang tot de latere Kasaks en Shirwans. Het curieuze Shirwantapijtje No. 90 heeft een van
Koefisch schrift afgeleiden rand en vertoont wolkenbanden in archaischen vorm. Van No. 91 (afb. XXXI) is de rand merkwaardig, dien ik aangetroffen heb bij kleeden, welke Klein-Aziatisch en 17e eeuwsch werden genoemd. No. 92, zeer kleurrijk, herinnert aan No. 89. Zoo ook No. 93, dat evenals No. 94 en 95, een vroege en zeer goede vertegenwoordiger is van het kasaktype. No. 96 is niet geknoopt, maar vervaardigd in de zoog. Soemaktechniek. Zoo ben ik dan aan het eind gekomen van deze inleiding met haar zonderling tweeslachtig karakter. Immers moest ik mij richten zoowel tot de velen, die op het gebied der Oostersche tapijtkunde nog de eerste schrede moeten zetten als tot de kleine categorie van deskundigen en liefhebbers. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat geen der beide groepen voldaan is. Bij voorbaat bied ik mijn verontschuldiging aan voor de tekortkomingen, die dit voorwoord, gezien de haast, waarmee het moest worden geschreven, ongetwijfeld zal hebben. Laat ik, dankbaar voor de betoonde geestdriftige medewerking, die ik heb mogen ondervinden en erkentelijk, zoo wel voor de kwantiteit als voor de kwaliteit der inzendingen, doch onverbeterlijk behept met de onverzadelijke begeerte naar meer, welke den liefhebber eigen is, eindigen met de hoop uit te spreken, dat deze eerste tentoonstelling van Oostersche tapijten, in Nederland aanwezig, moge blijken zeer……. onvolledig te zijn geweest. P. OTTEN.
Fr. Sarre und H. Trenkwald, Altorientalische Teppiche. 1926-1928.
Lijst der geraadpleegde werken. J. F. Ballard, Catalogue of oriental rugs in the collection of James F. Ballard. 1924. W. Bode und E. Kiihnel, Kniipfteppiche. Dritte Auflage, 1922.
Vorder-Asiatische
Dr. H. C. Gallois, Een drietal Islamische tapijten. Mededeelingen van den dienst van Kunsten en Wetenschappen der gemeente 's-Gravenhage. Deel IV, 1937. J. Godefroy, Perzische tapijten. Uitgeversmij. Kosmos, Amsterdam. Werner Grote-Hasenbalg, Das Orientteppich. Scarabaeen Verlag, Berlin, 1922. A. Hackmack, Der Chinesische Teppich. Hamburg, 1926. H. Jacoby, Eine Sammlung orientalischer Teppiche. Scarabaeen Verlag, Berlin, 1923. R. Koechlin und G. Migeon, Islamische Kunstwerke. Verlag Wasmuth, 1928. E. Kiihnel, Orientteppiche. Staatliche Museen in Berlin. Islamische Abteilung, 1935. G. G. Lewis, The practical book of oriental rugs. Lippincott Company, Philadelphia and London. R. Neugebauer und J. Orendi, Orientalische Teppichkunde. Hiersemanns Handbücher IV. J. Orendi, Das Gesamtwissen fiber antike und neue Teppiche des Orients. Wien, 1930. M. Churchill Ripley, The oriental rugbook. Tudor publishinb Company, New York. H. Ropers, Morgenl~ndische Teppiche. R. C. Schmidt Fs Co., Berlin, 1920.
E. Schmutzler, Altorientalische Teppiche in Siebenbirgen. Leipzig, 1933. Creassey Tattersall, The company, London, 1931.
Carpets
H. Uhlemann, Geographie des Hiersemanns Handbücher XII, 1930.
of
Persia-Luzac Orientteppiche
Victoria and Albert Museum. Guide to the collection of carpets, 1931. H. Wulff. A collection of oriental carpets and rugs belonging to Heinrich Wulff. Copenhagen.
Op een zeer donker paars-bruin fond cartouches in wit, middenblauw, donkerblauw, rood en geel. Twee randjes met geometrische motieven in dezelfde kleuren. Een herstelling.
OMSCHRIJVING TAPIJTEN
CENTRAAL AZIATISCHE TAPIJTEN
Inz. Particuliere Collectie.
No. 1.
Centraal-Azië Bokhara Vermoedelijk 18e eeuw. 330 X 230 cm. Ketting:wol. Inslag: wol. Senneh-knoop. 4200 knoopen per dm2. Het middenvak in roode kleur wordt geheel gevuld met de voor dit type kenmerkende figuren in blauw, steen-rood, groen, rood en wit. Daartusschen sterachtige styleeringen in dezelfde kleuren. Ook de rand, in deze kleuren, vertoont een groote verscheidenheid van geometrische motieven.
Zie Afbeelding No. XXXII. No. 5.
Centraal-Azië Bochara Omstreeks 1800. 124X64 cm. Materiaal: wol en zijde. Senneh-knoop. Ong. 1500 knoopen per dm2. Warmroode grond met langwerpige achthoeken, van blauwe haken voorzien. Met sterren getooide rechthoeken, in ruitvorm geplaatst, daartusschen voltooiende figuratie van het middenveld. De zijden gedeelten in paars-rose kleur. Een smalle, onaanzienlijke rand omsluit het geheel.
No. 6.
Samarkand 19e eeuw. 305 X 157 cm. Ketting: katoen. Inslag: wol. Sennehknoop. Ong. 660 knoopen per dm2. Geel middenveld, waarop rozetten in rose, rood, blauw, bruin en wit. Medaillon met haakvormig motief. Hoekvullingen van roode ranken. Met ruiten gevulde binnenrand; hoofdrand geel met voor deze tapijten karakteristiek, ingewikkeld patroon in licht- en donkerblauw, wit, bruin en rood.
Inz. Particuliere Collectie.
No. 2
Inz. Particuliere Collectie.
Centraal-Azië Beschir Laat 18e eeuw. 298 X 122 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Senneh-knoop. Ong. 700 knoopen per dm2. Rood fond met aan bloemvormen ontleende motieven in blauw, geel, groen en wit. De rand in dezelfde kleuren als het middenvak, vertoont een gele, blauw omzoomde, zigzag streep. Herstellingen. De buitenste rand is bijgeknoopt. Inz. Jac. Aalderink, Amsterdam.
Inz. 1. M. Beumer, Amstelveen.
Zie Afbeelding No. I.
CHINEESCHE TAPIJTEN No. 3.
Centraal-Azië. Tentzak der Tschaudoren. Omstreeks 135X46 cm. 1800. Senneh-knoop. Ong. 1400 knoopen per dm2. Op bruin-rood fond cartouches in wit, grijs, blauw en rood met gestyleerde bloemmotieven. Twee randen met geometrische figuren in hetzelfde kleurschema. Inz. Particuliere Collectie.
No. 4.
Centraal-Azië. Tentzak der Tschaudoren. Omstreeks 152 X 50 cm. 1800. Senneh-knoop. Ong. 2600 knoopen per dm2.
No. 7.
China 18e eeuw. 260X 175 cm. Ketting: katoen. Inslag: wol. Sennehknoop. Ong. 700 knoopen per dm2. Op bruin-geel fond cirkelvormig medaillon, waarbin28
nen blauw, geel en witte drakenfiguur. Bloemranken en bladeren in wit, blauw, geel en donkerbruin zijn over het verdere veld gestrooid. Twee smalle donkerblauwe randen, de binnenste met witte noppen versierd, daartusschen, breedere blauwe hoofdrand met de zgn. "Honderd antiquiteiten" versierd, in geel, wit, lichtblauw en bruin.
Op afwisselend lichter en donkerder gekleurd blauw veld, regelmatige rijen, rood met geel en lichtblauwe rozetten. Medaillon van rood, lichtblauw en wit. Hoekvullingen van bloemen en ranken van dezelfde constructie als medaillon. Drie randen: de breedste lichtblauw met rose rozetten. Slijtages. Inz. Mevrouw E. Ch. Bourdrez, Amsterdam.
Inz. Ir. C. Th. F. Thurkou,, 's-Gravenhage.
Zie Afbeelding No. II. No. 8.
China Vermoedelijk 18e eeuw. 98X85 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Senneh-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Rood middenvak met blauw medaillon en blauwe hoekvulling. Groene rand met geometrische motieven in blauw, geel en rood.
PERZISCHE TAPIJTEN
No. 72.
Inz. Particuliere Collectie.
No. 9.
China Omstreeks 1800. 205 X 100 cm. Ketting: katoen. Inslag: wol. Sennehknoop. Ong. 660 knoopen per dm2. Bruin middenveld met de "Honderd antiquiteiten" in lichten donkerblauw, geel en wit. Breede hoofdrand met aan de plantenwereld ontleende motieven in de kleuren van het middenvak.
Perzië zgn. Dierenkleed Omstreeks 1600. 225 X 158 cm. Wol- en zilverdraden. Senneh-knoop. Ong. 6000 knoopen per dm2. Op rood veld met ranken, veelkleurige bloemen, panters, leeuwen, herten en evers, bevindt zich een groot zwart medaillon met ingewikkeld patroon in zilverdraad, lichtblauw, vieux-rose, rood en oranje. In de hoeken blauwe velden met vogels en takken in kleuren van het medaillon. Rand met zilveren letterteekens in roode cartouches op groen fond; daartusschen bloemmotieven in rose, rood, wit, zwart en oranje. Buitenranden zwart. Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
Zie Afbeelding No. III.
Inz. 0. Mendlik, Aerdenhout.
No. 13. No. 10.
China Vermoedelijk omstreeks 1800. 155 X 92 cm. Senneh-knoop. Ong. 700 knoopen per dm2. Bruin-geel middenveld, waarop in blauw en wit ornamentale vulling. Hoeken met ranken in wit, licht- en donkerblauw. Drie randen, breedste geel met ingewikkelde meander in bruin, wit, licht- en donkerblauw. Inz. 0. Mendlik, Aerdenhout.
No. 11
China (Kansu) 18e of 19e eeuw. 430X226 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 900 knoopen per dm2.
Perzië Dierenkleed 16e eeuw. 228,5 X 163 cm. Senneh-knoop. Ong. 2000 knoopen per dm2. In het groene middenveld bevindt zich in een oranje omlijsting een wijnrood medaillon gevuld met palmetten en lotusbloemen in wit, lichtblauw en rose rondom een lichtblauwe rozet. Het middenveld is verder gevuld
met talrijke boom- en plantvormen, waartusschen vele dieren, als leeuwen, panters, herten, vogels enz., allen in levendige actie, zijn afgebeeld. Breede roode middenrand met palmetten, wolkenbanden en bloemen in de kleurstelling van het middenvak. Buitenste groene rand heeft fijne bloemmotieven in rijke kleuren. Twee hoekjes ontbreken. Herstellingen. Exhibition of Persian Art, 1931, London.
met ingewikkeld patroon van gestyleerde florale elementen in een kleurenschema van bruin, rose, blauw, wit en groen. Sterk versleten, vele restauraties. Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 17.
Noord-Perzië 18e eeuw. 490X200 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Op blauwen grond vormen rozetten in blauw, wit, rood onderling verbonden door cirkelvormige gele banden, ruiten en cirkels, waarin zich bloemmotieven bevinden in licht- en donkerblauw, wit, grijsbruin en rood. Tusschen twee smalle gele randen, een breede roode rand, gevuld met palmetten, bloemvormen en lancetvormige bladeren in donkerblauw, groenblauw, wit en geel.
No. 19.
Noord-West Perzië 18e eeuw. 185X94 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1100 knoopen per dm2. Middenveld donkerblauw, hierop veelhoekig wit medaillon met paarse, groene, gele en rose bloemstyleeringen. In evenwijdige lijnen liggen over het veld talrijke der bekende peervormen. Drie randen, waarvan de breede op rooden grond, bloem- en bladmotieven in groen, geel, wit en blauw heeft. Het stuk is ingekort; herstellingen.
Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. IV. No. 14.
Perzië Omstreeks 1600. 195 X 145 cm. Op diep donkerblauwen grond talrijke palmetten, arabesken, wolkenbanden en bloemvormen in rood, geel, oranje, licht-blauw, bleekpaars en zilverdraad. Breede roode rand met palmetten en bloemen in kleuren van het middenvak. Gedeelten van den buitenrand ontbreken. Eenigszins afgesleten.
Inz. Gemeente Museum, 's-Gravenhage.
Inz. Gemeente Museum, 's-Gravenhage.
Zie Afbeelding No. V. No. 15.
Oost-Perzië Omstreeks 1600. 235 X 170 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 2500 knoopen per dm2. Het veld is door blauwe, amandeigroene en roode lancetvormige bladeren verdeeld in ruiten van blauw, rood, crême, bruin, zwart en geel, waarbinnen vazen, bloemranken en palmetten in alle denkbare kleuren. Fragment. Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. VI. No. 16.
Noord-Perzië Omstreeks 1600. 213 X 127 cm. Ghiordes-knoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Rood middenveld, waarop veelhoekig medaillon van buiten naar binnen resp. wit (wolkenbandmotief), geel, groen, rood en wit met bloem- en rankvulling in dezelfde kleuren. Verder arabesken en bloemstyleeringen in geel, wit, blauw en groen. Zeer breede groene rand
Inz. Particuliere Collectie.
No. 18.
Midden-Perzië zgn. Poolsch-tapijt 17e eeuw. 335 X 156 cm. Zijde. Senneh-knoop. Ong. 4900 knoopen per dm2. Zalmkleurige ondergrond waarop, met zilver- en gouddraad doorweven, talrijke bloemen in goud-blauw, licht-groen en geel. Breede groene rand, met bloemmotieven in zalmkleur, zilver, goud en bruin. Inz. Herwonnen Kunstbezit.
Zie Afbeelding No. VIII.
No. 20.
Midden-Perzië zgn. Poolsch-tapijt 17e eeuw. 222 X 140 cm. Zijde. Senneh-knoop. Ong. 3600 knoopen per dm2. Op fond van zilverdraad wordt door twee lichtbruine banden a.h.w. een dubbele mihrab gevormd. Het middenveld is gevuld met talrijke bloemen, arabesken en wolkenbanden in zalmkleur, groen, geel, bruin en wit. Breede groene rand met bloemmotieven in zilver, zalmkleur, zwart en lichtblauw. Het zilverdraad is in dit stuk merkwaardig goed geconserveerd.
Op oorspronkelijk zilveren en gouden ondergrond, ingewikkeld patroon van naturalistische bloemmotieven in verschillende kleuren, blauw en groen, zalmkleur, geel en bruin. Drie randen, de buitenste groen, de middelste breede, bruin met groote bloemen in zilverdraad, groen, geel en zalmkleur; de binnenste rand blauw. Inz. Portugeesch-Israëlietische Gemeente, Amsterdam.
No. 24.
Inz. Herwonnen Kunstbezit.
No. 21.
Midden-Perzië zgn. Poolsch-tapijt 17e eeuw. 164 X 105 cm.. Zijde. Senneh-knoop. Ong. 2750 knoopen per dm2. Rose grond, waarop uit gouddraad, zilverdraad en zijde rijen afwisselend op- en neerwaarts gerichte palmetten uit goud en zilver met kleurige randen, daartusschen gestyleerde granaatappels. Rand groen met zilveren, zwart omrande, driepuntige bladvorm. Zoowel het middenvak als de rand zijn fragmentarisch. Voorheen Collecties Figdor en Bernheimer. Inz. Herwohnen Kunstbezit.
No. 22.
Midden-Perzië zgn. Poolsch-tapijt 17e eeuw. 92 X 146 cm. Zijde. Senneh-knoop. Ong. 3000 knoopen per dm2. In dit fragment op zalmkleurigen ondergrond, uit zijde, gecompliceerde bloemmotieven, arabesken en wolkenbanden in verschillende kleuren blauw, zachtgroen, geel en bruin. Breede rand in dezelfde kleurstelling met palmetachtige bloemvormen. Inz. Herwonnen Kunstbezit.
Zie Afbeelding No. IX. No. 23.
Midden-Perzië zgn. Poolsch-tapijt 17e eeuw. 209 X 143 cm. Zijde. Senneh-knoop. Ong. 2000 knoopen per dm2. 33
Perzië Zijden Tapijt. 17e of 18e eeuw. 245 X 168 cm. Senneh-knoop. Ong. 7200 knoopen per dm2. Het paars-roode middenveld wordt in het centrum gevuld door een wit omzoomd groenkleurig medaillon, waarbinnen zich bloemmotieven bevinden in rood, wit, lichtblauw en geel. Een menigte bloemen, ranken en bladeren is over het verdere gedeelte van het middenveld uitgestrooid. In de hoeken herhaalt zich in blauwe kleur de opbouw van het medaillon. Drie randen: buitenste paarsrood met rijke bloemvormen; breede middenrand groen met bloemmotieven in blauw, oranje, wit, rood en geel; binnenste rand geel. Voor ritueel gebruik zijn in dit stuk vier gaten aangebracht. Inz. Portugeesch-Israëlietische Gemeente, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. X. No. 25.
Perzië Zijden Keshan-tapijt 18e eeuw. 330 X 290 cm. Senneh-knoop. Ong. 3000 knoopen per dm2. Op wit fond stervormige motieven in rood en blauw, opgevuld met bloemmotieven in blauw, wit, rood, geel en zwart. Het geheele veld bestrooid met bloemen in hetzelfde kleurenschema. Vijf randen; de breedste blauw met groote bloem-groepeeringen in lichtblauw, geel, rood, bruin en zwart. Afkomstig uit de Collectie van Dr. Hofstede de Groot. Tentoongesteld Islamische Kunst, 1927, Gemeente Museum, 's Gravenhage, onder No. 86. Inz. Particuliere Collectie. 34
No. 26.
Perzië Herat 306 X 177 cm. Senneh-knoop. Ong. 2500 knoopen per dm2. Op wijnrooden grond palmetten, wolkenbanden, lancetvormige bladeren en talrijke bloemvormen in lichtblauw, groenblauw, geel, bruin en wit. Breede, groen en blauwe middenrand met palmetten, rozetten en bloemranken in de kleuren van het middenveld. Het stuk is langer geweest.
No. 27.
Perzië Vermoedelijk Herat Laat 17e eeuw. 240X 147 cm. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Wijnrood middenvak met palmetten, bloemmotieven, arabesken en wolkenbanden in groen, geel, blauw, zwart, rood, orpanje en wit. Drie randen, breede blauwe hoofdrand met lotusbloemen en palmetten in groen, geel, rood, wit en paars.
No. 30.
Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
Inz. Particuliere Collectie.
Zie Afbeelding No. VII. No. 31.
Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 28.
Perzië Senneh Vermoedelijk 18e eeuw. 172 X 130 cm. Ketting: ? Inslag: katoen. Senneh-knoop. Ong. 4800 knoopen per dm2. Op donkerblauw veld door kleine ruiten omgeven bloemen bladmotieven in rood, wit en geel-bruin. Zeven randen, waarvan de breedste op gelen grond bloemstyleeringen vertoont in rood, donkerblauw en groen. Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 29.
Perzië Vermoedelijk Kirman. Laat 18e eeuw. 195 X 125 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Blauw fond gevuld met vazen, vogels en naturalistische rozen in rood, geel, groen, vieux-rose en korenbloemenblauw. Vijf randen, waarvan de middelste met rozen op gelen grond. Boven een cartouche met Perzische inscriptie. Inz. Dr. L. D. van Hengel. Arnhem.
Zuid-Perzië zgn. Vazen-tapijt 16e eeuw. 340X 150 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 2500 knoopen per dm2. Op een oorspronkelijk wijnrood fond groote bloemvormen, waaronder de typische lelies en twee met bloemen gevulde vazen in een rijke verscheidenheid van blauw, geel, rood, wit, bruin en groen. Drie randen: de beide buitenste smal; de middenrand diep donkerblauw met florale motieven in geel, rood, wit en groen. Herstellingen.
Oost-Perzië Herat Omstreeks 1600. 117 X 167 cm. Senneh-knoop. Ong. 1800 knoopen per dm2. Op een wijnrood fond, groene palmet met gele wolkenband; het verdere vlak bestrooid met bloemen, ranken, bladeren, arabesken en wolkenbanden in licht- en donkerblauw, geel, groen, rose, oranje, bruin en wit. Fragment. Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XIII. No. 32.
Oost-Perzië Herat 17e eeuw. 420 X 186 cm. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Op wijnrooden grond centraal motief van vier palmetten in licht- en donkerblauw, paars, geel en geelbruin. Aan weerszijden daarvan en daartusschen talrijke bloemen, arabesken, wolkenbanden en palmetten in groen, geel, wit, blauw, bruin en rose. Drie randen: de hoofdrand zeer donkerblauw met palmetten en tusschenvullingen van bloemstyleeringen in bruin, geel, wit, blauw, rood en zwart. Slijtages. Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
Zie Afbeelding No. XI. 36
No. 33.
Oost-Perzië Herat 17e eeuw. 195 X 135 cm. Senneh-knoop. Ong. 1700 knoopen per dm2. Op een rood fond talrijke palmetten, lotussen, bloemen, arabesken en wolkenbanden in nuances blauw, groen, geel, wit bruin en grijs. Breede zwarte rand met bloemmotieven in hetzelfde kleurenschema. Het zwart is sterk ingeteerd.
en bloemvormen in licht- en donkerblauw, geel, rood, wit, groen en bruin. Tusschen twee smalle randen, hoofdrand van diepdonkerblauw met palmetten en bloemstyleeringen in lichtblauw, rood, oranje, wit en geel. Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
No. 37.
Oost-Perzië Omstreeks 1600. 191 X 41 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Op blauw fond palmetten en bloemen in oranje, geel, lichtblauw wijnrood en bleekgroen. Oranje rand met bloemen in dezelfde kleurstelling als het middenvak. Fragment van een groot kleed.
No. 38.
Oost-Perzië 17e eeuw. 186 X 114 cm. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Op wijnrood middenveld centraal bloemmotief met wolkenband in licht en donkerder blauw, geel, groen, rose en wit. Het overige deel van het middenvak versierd met bloemen, arabesken en wolkenbanden in dezelfde kleuren. Twee zeer smalle en een breede rand, de laatste donkerblauw met onderling verbonden bloemstyleeringen in geel, lichtblauw, rose, groen en wit.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 34.
Oost-Perzië Herat 17e eeuw. 634 X 260 cm. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Op wijnrooden grond lotus-palmetten, talrijke bloemvormen, wolkenbanden, arabesken en bladeren in geel, wit, blauw, groen en oranje. Twee smalle en een zeer breede rand; de laatste met palmetten en rozetten, samengesteld uit bloemmotieven in kleuren van het middenveld op donkerblauw fond. Tamelijk afgesleten, onderrand bijgeknoopt.
Inz. Mr. P. Otten. Amsterdam.
Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 35. Oost-Perzië Omstreeks 1600. 122 X 185 cm. Senneh-knoop. Ong. 2700 knoopen per dm2. Op een wijnrood fond groote bloemmoti-even, waaronder lotussen, lelies en talrijke ranken in licht- en donkerblauw, geel, wit, rose, bruin en abrikozenkleur. Diep blauwe rand met bloemen in nagenoeg dezelfde kleuren als het middenvak. Twee smalle randen in blauw en wit. Oorspronkelijk maakte dit stuk deel uit van een grooter tapijt, een zgn. Vazenkleed. Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XII. No. 36. Perzië Omstreeks 1600. 443 X 200 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Middenveld aan bovenzijde geel, aan onderzijde wijnrood van kleur. Talrijke palmetten, wolkenbanden, arabesken
Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 39.
Oost-Perzië 17e eeuw. 480X207 cm. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. In het centrum van het wijnronde fond twee groote lotusbloemen met lancetvormige bladeren in geel, helen donkerblauw, rose, wit, bruin en groen. Aan weerszijden hiervan diverse blad- en bloemvormen en ranken in nagenoeg dezelfde kleuren. Zeer breede hoofdrand met op diepblauwen grond, bloemstyleeringen in rood, lichtblauw geel, wit en groen. Linker onderhoek bijgeknoopt. Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 40.
met onderling door roode rozetten verbonden groene cartouches, Kleine florale elementen verlevendigen het geheel. Opmerkelijk is het strak volgehouden driekleuren systeem, waardoor een kaleidoscopisch effect wordt teweeg gebracht. Enkele reparaties.
Oost-Perzië Vermoedelijk laat 17e eeuw. 200X116 cm. Ketting: katoen. Inslag: katoen. Sennehknoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Wijnrood middenveld met bloemmotieven en arabesken in licht- en donkerblauw, geel, groen en wit. Drie randen: hoofdrand blauw met bloemstyleeringen in het kleurengamma van het middenveld. Tamelijk afgesleten.
Inz. Gemeente Museum, 's-Gravenhage.
Zie Afbeelding No. XIV.
Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 41.
Indië Dierenkleed Omstreeks 1700. 360 X 160 cm. Senneh-knoop. Ong. 2000 knoopen per dm2. Op rooden grond palmetten, bloemen en ranken, leeuwen, herten, panters, gazellen en vogels in geel, lichten donkerblauw, rose, wit, bruinzwart en groen. Drie randen: buitenste rood, breede middenrand wit met ornamenten in rood, donkergroen, donkerblauw en geel, binnenste rand geel.
No. 43.
Klein-Azië? zgn. Damascus-kleed 16e eeuw. 475X236 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Senneh-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Op wijnrood veld drie veelhoekige medaillons, vele sterren en talrijke geometrische motieven. Breede hoofdomranding met onderling verbonden cartouches en rozetten. Het geheel in hetzelfde kleurenschema van rood, groen, geel en lichtblauw. Buitenrand en gedeelten van den hoofdrand ontbreken. Slijtages.
Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XV. No. 44. KLEIN AZIATISCHE TAPIJTEN
No. 42.
Verm. Klein-Azië zgn. Damascustapijt. 16e eeuw. 195 X 136 cm. Ghiordes-knoop. Ong. 1600 knoopen. Rood middenveld waarop achtpuntig, stervormig motief in groen, blauw en rood. Aan weerszijden hiervan rechthoek met boomvormige en geometrische motieven. Twee smalle randen en breede hoofdrand. Deze laatste
Vermoedelijk Klein-Azië 16e of 17e eeuw. 170 X 100 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Middenveld en breede rand van hetzelfde diepe donkerblauw. Het midden heeft een rood medaillon, bestaande uit een dooreenvlechting van bloemmotieven. Hoekvullingen en rand vertoonen dezelfde streng gestyleerde bloemen in rood en olijfgroen, waarbij nog wat geel en zwart. Het stuk vertoont groote leemten. Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XVI. No. 45
Klein-Azië zgn. Arabeskenkleed Omstreeks 1600. 198X112 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1050 knoopen per dm2. Rood middenveld, waarop gele arabesken door wat
blauw verlevendigd. Twee randen: de buitenste blauw met roode en gele decoratie, de binnenste groen met gele, roode en blauwe bloemmotieven. Onder- en bovenkant bijgeknoopt. Afkomstig uit de Collectie Alphonse de Stuers.
Op het met groene en witte bloemmotieven bestrooide roode middenveld ligt een stervormig medaillon in blauwe kleur en een midden-ornament, beiden door gele, roode en blauwe arabesken verlevendigd. Drie randen; de twee buitenste geel met roode slinger-rank, de middelste rood met groene, blauwe, en gele blad- en bloemmotieven. Het stuk is slechts fragmentarisch bewaard; iets minder dan de helft ontbreekt. Onderrand niet tot het oorspronkelijk behoorend. Afkomstig uit de Collectie Alphonse de Stuers.
Inz. Particuliere collectie.
No. 46
Klein-Azië zgn. Arabeskenkleed Omstreeks 1600. 182X118 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Rood middenveld met gele arabesken, omgeven door een zwart-witte smalle rand, door een breede blauwe rand met gestyleerde bloemmotieven in rood, zwart en bruin; en een buitenrand met bloem-ranken in geel en rood. Enkele Herstellingen.
Inz. Particuliere collectie.
No. 55.
Inz. Mr. P. Otten, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XVII. No. 47
Klein-Azië zgn. Arabeskenkleed Omstreeks 1600. 159 X 115 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 950 knoopen per dm2. Rood middenveld, waarop soortgelijke arabesken als in het voorgaande nummer. Donker-blauwe, zeer breede rónd, waarop roode en gele cartouches met kleurrijke vulling. Daar tusschen roode, gele en blauwe bloemmotieven. Een gedeelte van de onderrand bijgeknoopt met slechte wol. Veiling Fred. Muller 12 April 1932. No. 458 en afgebeeld in de catalogus. Inz. Particuliere collectie.
No. 48.
Klein-Azië zgn. Zevenburgsch tapijt 17e eeuw. 158 X 119 cm. Ghiordes-knoop. 'Ong. 1200 knoopen per dm2. Roode dubbele mihrab met florale versiering in blauw, wit, groen en geel. Hoekvulling blauw met roode, gele, groene en witte ornamenten. Drie randen: de middel 41
Klein-Azië zgn. Ster-Uschak Omstreeks 1600. 474 X 210 cm. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Op rooden grond, drie der stermotieven, waaraan deze kleeden hun naam ontleenen met hun tusschenvullingen in blauw, geel en rood. Over het middenvak uitgestrooid talrijke bloemen in geel en blauw. Breede roode hoofdrand . met bloemmotieven in donker- en lichtblauw, geel en wit, tusschen twee smalle randen in grijs en geel. I N Buitenste rand, deelen van het middenveld en gedeelte van den middenrand bijgeknoopt. Inz. Mevrouw C. v. Pannwitz, Heemstede.
No. 56.
Klein-Azië zgn. Ster-Uschak 16e of 17e eeuw. 362X158 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Op een met vele bloemmotieven in rood, blauw, bruin, paars en geel versierd rood veld bevinden zich drie der voor dit type karakteristieke medaillons en twee tusschenvullingen in blauw, rood en geel. Een enkele zeer smalle gele rand met roode en blauwe styleeringen. Gedeelten van den rand bijgeknoopt. Hoofdrand en buitenrand ontbreken. Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 57.
Inz. Particuliere collectie.
No. 58.
plaatste anjers, op een met roode bloemen bestrooid blauw veld. Drie randen, waarvan de breedste, in blauwe kleur, bestaat uit een zich slingerende rank, waaromheen telkens een stengel, die drie bloemen draagt. Nevenbanden in rood, groen en blauw. Enkele reparaties. Het stuk is oorspronkelijk langer geweest.
Klein-Azië Uschak 18e eeuw. 217 X 142 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 600 knoopen per dm 2. Rood middenveld met blauwe rank, waarop blauwe vakken met bloemmotieven en geometrische figuren in rood, wit, licht-blauw, geel en zwart. Drie randen: de breedste blauw met roode en gele bloemstyleeringen, beide anderen rood.
Klein-Azië. Verm. omgeving van Koniah 18e eeuw. 150 X 119 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Blauw middenveld, waarop groote palmet in paarsbruin, blauw, geel en rood, omgeven door bloem- en rankstyleeringen in rood, geel, blauw, groen en wit. Twee smalle en een zeer breede rand, de laatste geel met gestyleerde bloemen en takken in blauw, rood, paars-bruin en wit.
Inz. Particuliere collectie.
No. 61.
Het paars-bruine medaillon is gevuld met twee vazen en talrijke bloemen in blauw, rood en groen. De hoeken gevuld met bloemrozetten op blauw veld. Drie randen: de middelste geel met paarskleurige doornenrank, waartusschen roode anjers en andere bloemen, telkenmale tot trossen van drie verbonden. Beide andere randen in rood en blauw. Inz. Particuliere collectie.
No. 62.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 59.
Klein-Azië. Vermoedelijk uit de omgeving van Koniah. Omstreeks 1700. 252X100 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Op een rood, met witte anjers en groene bladmotieven versierd veld, bevinden zich drie blauwe medaillons. In elk daarvan bloemen op een wit of geel fond. Smalle blauwe rang daaromheen een breede gele, met gestyleerde tulpen in blauw, rood en wit. Tamelijk afgesleten, vermoedelijk ontbreekt een buitenrand. Inz. Particuliere collectie.
No. 60.
Klein-Azië. Verm. omg. van Koniah, begin 18e eeuw. 143 X 116 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordes-knoop. Ong. 1000 knoopen per dm2. Twee zes-hoekige medaillons met in een vaasje ge
Klein-Azië Uit de omgeving van Kula 18e eeuw. 143X 122 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1500 knoopen per dm2.
Klein-Azië Ghiordes 18e eeuw. 171X123 cm. Ketting: wol. Inslag: kato,... Ghiordesknoop. Ong. 1100 knoopen per dm2. Groene bidnis omgeven door drie banden, waarvan de tweede wit met een karakteristiek drie-bloemig motief, in rood en blauw. Boven de mihrab groen veld met roode florale motieven. De boven- en onderpaneelen ,zijn lichtblauw, bleekgroen en wit. Enkele reparaties. Inz. Mevrouw A. H. Hondius-Crone, Amsterdam.
No. 63.
Klein-Azië Ghiordes 18e eeuw. 161X118 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1700 knoopen per dm2. Grème nis, waarboven veld met gestyleerde witte en roode florale figuren. Twee kleine paneelen; drie randen, de twee smalle wit, de middenrand blauw; alle met meest roode bloemen versierd. Inz. D. A. Hoogendijk, Amsterdam.
No. 64.
Klein-Azië Ghiordes 18e eeuw. 146 X 104 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Witte mihrab met omgekeerd opgehangen waterkannetje als ornament. Twee zuilen. Boven de nis grillige tak- en bloemvormen. Groen paneel met roode bloemvulling. Randen in een fraai patroon van bloem- en bladstyleering in rood, blauw, groen en geel. Buitenste rand later bijgeknoopt.
boven rood veld met blauwe kanteelrand en gestyleerde granaatappels. Drie randen: de middelste breed en met een in dien tijd voor Klein-Azië kenmerkend rozetachtig motief in rood, blauw en geel, op een gedeeltelijk verteerden, zwarten grond. Buitenrand rood en geel. Inz. Dr. L. D. van Hengel. Arnhem.
Zie Afbeelding No. XXII. No. 68.
Klein-Azië Ladik 18e eeuw. 150X109 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Onder de mihrab het granaatappel motief. Het blauwe middenveld door een ingewikkeld ornament verlevendigd. Streng gestyleerde rand in rood. Bovenkant der hoofdomranding ontbreekt.
No. 69.
Klein-Azië Ladik 18e eeuw. 175X110 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. . Ghiordes-knoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Roode mihrab, waarboven in rood veld, groene granaatappels. Hoofdrand met kelkbloemmotief, voornamelijk in blauwen toon. Enkele herstellingen.
No. 70.
Klein-Azië Ladik 18e eeuw. 161 X 109 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1500 knoopen per dm'. Roode mihrab waarboven de typeerende granaatappels. Hoofdrand met afwisselend kelk-bloem en vul-rozet in geel, blauw en rood. Enkele reparaties.
Inz. Jac. Aalderink, Amsterdam.
No. 65.
Klein-Azië Kis-Ghiordes 133 X 117 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1300 knoopen per dm2. Créme-kleurige, dubbele mihrab met blauw ornament, omgeven door 3 randen waarvan de hoofdrand met driehoeks-vulling, in blauw en rood. Eenige kleine reparaties.
Inz. Particuliere collectie.
Inz. Mevrouw A. H. Hondius-Crone, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XXVI. No. 66.
Klein-Azië. Verm. omgeving van Ghiordes, 18e eeuw. 205 X 135 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Het roode middenveld, waarop rijk met kelken bezette bloemstengel en vele bloemtrosjes in wit, blauw en groen, wordt omgeven aan boven- en onderkant door een bruin paneel met blauwe. roode en witte bloemversiering. Verscheidene randen: breedste met gestyleerde anjers en andere bloemen in rood, blauw en geel op grijzen ondergrond. Ook de andere randen veelkleurig. Inz. Particuliere collectie.
Inz. Particuliere collectie.
Inz. Particuliere collectie.
No. 67.
Klein-Azië Ladik Omstreeks 1700. 164 X 127 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1700 knoopen per dm2. Helroode mihrab met zes dunne gele zuilen. Daar
Zie Afbeelding No. XXIII.
No. 71. Klein-Azië Ladik 18e eeuw 174 X 112 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordes-knoop. Ong. 1050 knoopen per dm2. Boven de roode mihrab de karakteristieke rechte granaatappels op rooden grond. Drie randen, waarvan de middelste, met gestyleerde leliekelken, blauw en de buitenste oranje.
No. 75.
Inz. Mevrouw A. H. Hondius-Crone, Amsterdam.
No. 72.
Klein-Azië Ladik 18e eeuw. 164 X 115 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordes-knoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Als onderpaneel van de gekanteelde roode nis, de bekende bloernstengels. Streng gestyleerde randen in geel, blauw en rood.
Inz. Particuliere collectie.
Zie Afbeelding No. XXV. No. 76.
Klein-Azië Laat 17e eeuw. 167 X 124 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 950 knoopen per dm2. ?oode mihrab, om de top een wit veld met grillige anken in paars, zwart, rood, rose en blauw. Drie randen: zeer breede middenrand met op geel fond bloemen bladmotieven in blauw, rood, paars en wit. Binnenrand geel met kleine roode motiefjes.
No. 77.
Klein-Azië Omstreeks 1700. 157 X 120 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1800 knoopen per dm2. Een door dubbele zuilen gestutte mihrab, waarboven bloemstengels. Voornamelijk blauw-rood kleurenschema. Slechts een klein fragment is oorspronkelijk. Dat hieraan een groote waarde werd gehecht, blijkt uit de c,n:standigheid, dat in het Oosten ongeveer 2/3 van het ced, helaas met modern geverfde wol, werd bijgeknoopt.
No. 78.
Klein-Azië. Omstreeks 1700. 167 X 128 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2.
Eenige minder goed bewaarde plekken. Inz. Rijksmuseum, Amsterdam.
No. 73.
Klein-Azië Melas 19e eeuw. 170 X 108 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Roode mihrab niet een gestyleerde boom in groen, geel, paars en blauw. Rondom de mihrab een paarse band, daaromheen een gevlekte in geel, groen en wit met geometrisch patroon. Smalle witte rand met bloemmotieven in paars, rood, blauw en geel. Gerepareerd.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
Inz. Dr. J. H. v. d. Hoop, Amsterdam.
No. 74.
Klein-Azië Bidkleed 17e eeuw. 149X105 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Roode mihrab met twee witte dubbele zuilen, waartusschen een hanglamp. Boven de nis een blauw veld met gele, roode en grijze bloemstyleeringen. Drie randen, de middelste wit met bloemmotieven in blauw, rood, bruin en geel. Beide anderen zijn geel. Het middenstuk van de mihrab later bijgeknoopt. Inz. Jac. Aalderink, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XXIV.
Klein-Azië vermoedelijk 17e eeuw. 137X100 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1800 knoopen per dm2. Roode gebedsnis met twee zuilen, steunend op omgekeerde waterkannetjes, waarboven rood paneel met granaatappelmotieven. Middenveld met ingewikkeld ornament. Drie randen; hoofdrand met bloemstyleeringen; blauw met rood, geel en paars kleurenschema. Enkele reparaties aan onderrand en in de mihrab; buitenrand van later datum.
Inz. Ver. voor Oostersche Tapijtkunde, Amsterdam.
Op gelen grond palmetten in rood, blauw, groen, vieux rose en wit, omgeven door bloemmotieven en lancetvormige bladeren in dezelfde kleuren. Drie randen, de middelste rand met bloemstyleeringen in blauw, geel, groen, vieux rose, paars en wit. De smalle buitenrand bruin met geometrische motieven, de binnenrand geel.
motief. In de bloemen is zilverdraad verwerkt. Enkele reparaties. anz. Mr. P. Otten, Amsterdam. No. 82.
Klein-Azië Mudjur Omstreeks 1800. 176X135 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 900 knoopen per dm2. I oode mihrab, waarboven een groen veld met twee roode kannen. Een rood paneel met geometrisch kanteel-motief. Drie randen. De binnenste met. geometrische figuren, de gele middenrand heeft gestyleerde b':oemmotieven in blauw, rood, groen, paars en steenrood. Het buitenste randje met een zwart fond.
No. 83.
Klein-Azië Bergamo 18e eeuw. 195 X 164 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Door het roode middenveld met gestyleerde siermotieven in donkerblauw, middenblauw, lichtblauw, rood, w,.,it en grijs-bruin, slingert zich een met dezelfde kleuren geometrisch versierde witte band. Drie randen, in blauw en oranje, versierd met geometrische en florale -motieven.
No. 84.
Klein-Azië Bergamo 18e eeuw. 193 X 165 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 950 knoopen per dm2. Op het roode middenveld groot blauw medaillon met motieven in groen, rood en geel, benevens vier kleinere in witte, gele, roode en blauwe kleur. Drie randen: de middelste blauw met witte en gele ornamentale vulling. De buitenste geel met kleurige bloemenrank, de binnenste wit met geometrische motieven.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 79.
Klein-Azië. Omstreeks 1700. 176 X 138 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1400 knoopen per dm2. Het donkerblauwe middenveld wordt gevuld door drie groote palmetten in rood, licht-blauw en geel, waarnaast talrijke bloemmotieven in dezelfde kleurstelling. Drie randen, de buitenste zwart, de binnenste geel; beiden met langgerekt ornament in blauw, rood en geel. De hoofdrand rood, met naturalistische bloemen in geel, blauw, bruin en rose. Afkomstig uit de Collectie Alphonse de Stuers.
Inz. B. Houthakker, Amsterdam.
Inz. Particuliere Collectie.
Zie Afbeelding No. XXI. No. 80.
Klein-Azië 18e eeuw. 149X111 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 1200 knoopen per dm2. Roode mihrab, omzoomd door kleine bloemkelkjes, daarboven wit veld met gekleurde bloemranken. Drie randen, waarvan de zeer breede hoofdrand goudbruin, met wit-rood en blauw in de motieven. Inz. D. G. van Beuningen, Vierhouten.
Zie Afbeelding No. XXI. No. 81.
Klein-Azië. Vermoedelijk laat 18e eeuw. 186 X 136 cm. Ketting: katoen. Inslag: wol. Kelimweefsel. Amandel-groene mihrab met drie florale ornamenten. Boven de mihrab bleek-paars veld met bloemstyleeringen in blauw, geel en grijs. Drie breede randen: de buitenste blauw, met bloemen in geel, groen, wit en rood; de middelste geel met decoratie in blauw, paars, groen, wit en bruin; de binnenste rand blauw met rood
Inz. Particuliere Collectie.
Inz. Particuliere Collectie.
Zie Afbeelding No. XXVII.
No. 85.
Klein-Azië Bergamo 18e eeuw. 235 X 155 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Een in acht, aan de vroegere Holbein- of Arabeskenkleeden herinnerende, afdeelingen opgelost middenveld in blauw, rood, geel en amandel-groen, gevuld met siermotieven en bloemen in dezelfde kleuren. Drie randen, waarvan de middelste, breed, met op wit fond roode, blauwe, groene en gele versieringen.
KAUKASISCHE TAPIJTEN No. 88.
Inz. Particuliere Collectie.
No. 86.
Klein-Azië Bergamo laat 18e eeuw. 205X155 cm. Ketting: wol. In~Jlag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Op rood middenveld langgerekt paars motief met anjers en andere bloemvormen in rood, blauw, geel en wit, in een grijze met witte bloemen voorziene omlijsting. Dit alles wordt omspannen door haakachtige banden in blauw. Figuren, die als vervormde swastika's aandoen, zoowel in het middenveld, als in de breede, gele hoofdrand.
Inz. G. Rueter, Sloterdijk.
Zie Afbeelding No. XXIX. No. 89.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 87.
Vermoedelijk N.O. deel van Klein-Azië. Omstr. 1700. 109 X 178 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Rood middenveld waarop drie blauwe figuren, versierd met een rood, geel en paars gekleurd motief; uit de middelste figuur ontspringen vier gele en blauwe haken, die de buitenste twee omvatten. De rest van het middenveld wordt ingenomen door gestyleerde bloemmotieven, waaronder blauwe anjers. Drie veelkleurige randen. Het stuk is slechts voor 2/3 bewaard gebleven.
Kaukasië of Armenië. 17e eeuw. 53 X 147 cm. Ghiordes-knoop. Ong. 1600 knoopen per dm2. Zwart fond door breede roode en gele banden in ruitvormige vakken verdeeld. De figuratie bestaat uit gestyleerde plantenvormen, in zeer grillige samenvoeging. Het fragment (van een vermoedelijk groot kleed) bestaat uit een deel van het middenveld en twee stukjes van den rand.
Vermoedelijk Kaukasië. Omstreeks 1704. 250 X 117 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Op een met tallooze haken in geel, blauw, wit en rood bezet fond ziet men drie achthoekige medaillons met een vreemdsoortig motief aan de onderzijde, in kleurenschema van rood, blauw, geel, wit en paars-bruin Drie zeer smalle randen in blauw, wit en rood. Het oorspronkelijke zwarte fond is verteerd. Inz. Mr. P. Otten, Amsterdam.
Zie Afbeelding No. XXX. No. 90.
Inz. D. A. Hoogendijk, Amsterdam.
Kaukasië.Verm. uit de Shirwan-streek. 18e eeuw. 138 X 81 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 2300 knoopen per dm2. Diepdonkerblauwe mihrab met drie medaillon-achtige motieven in lichtblauw, rood, geel, wit en donkerbruin. Daartusschen wolkenbanden en bloemstyleeringen. In de punt van de mihrab vaasvormig ornament met insciptie, witte hoofdrand met van het Koefisch schrift afgeleide motieven. Smalle randen rood.
Zie Afbeelding No. XXVIII.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
No. 91.
Kaukasië.Omstreeks 1700. 154 X 100 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 2800 knoopen per dm2. Op donkerblauwen grond worden door rood omzoomde gele banden, kleine afdeelingen gevormd, waarin bloemmotieven in rood, groen en wit. Drie randen: de buitensten rood met blauw of groen, de middenrand heeft op zwart fond gestyleerde bloemen in wit, met wat rood verlevendigd. Het zwart is bijna geheel verdwenen. Eenige versleten plaatsen.
een kleiner in roode kleur, in het midden hiervan gele rechthoek. Het geheel versierd met streng geometrische figuren in rood, wit, geel, blauw en groen. Breede roode rand met blauwe figuren. Inz. Particuliere collectie.
No. 95.
Kaukasië Kasak Omstreeks 1800. 195 X 135 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ongeveer 900 knoopen per dm2. Op het roode middenveld twee rondom een achthoek geconstrueerde ornamenten in blauw, wit en rood. Het veld is verder gevuld met gestyleerde diervormen. Drie randen: de breedste wit met roode, blauwe en groene styleeringen (zgn. krabbenrand). De buitenste zwart met veelkleurige achtpuntige sterren onderling verbonden.
No. 96.
Kaukasië.Vermoedelijk Sileh, omstreeks 1800. 155 X 198 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Sumacktechniek. Op zwarten grond in rechte rijen talrijke paarden of ezels benevens kamelen, deels met menschelijke berijders. Kleurstelling: rood, wit, groen, blauw en geel. Een rand met, geometrische motieven.
No. 97.
Kaukasië? Vermoedelijk 19e eeuw. 102 x 76 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 600 knoopen per dm2. Onregelmatig van teekening zijn in het witte middenveld een aantal motieven, w.o. diervormen, zonder duidelijke symmetrie, geknoopt. Hoofdkleuren: blauw, geel, rose en bruin. De randen met blauwe, gele, witte en bruine vlekachtige motieven.
Inz. Dr. L. D. van Hengel, Arnhem.
Zie Afbeelding No. XXXI. No. 92.
Kaukasië 18e eeuw. 179 X 135 cm. Ketting: wol. Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Blauw middenveld met het zgn. zonnebrand-motief in geel, blauw-groen, rood, donkerblauw en wit. Drie randen, middelste geel met bloemstyleeringen in rood, blauw, bleek-bruin, paars, groen en wit. Oorspronkelijk was het stuk grooter.
Inz. Particuliere collectie.
Inz. D. A. Hoogendij4, Amsterdam.
No. 93.
Kaukasië Kasak Omstreeks 1800. 225 X 132 cm. Ketting: wol. Inslag: katoen. Ghiordesknoop. Ong. 900 knoopen per dm2. Rood middenveld met tot twee-maal herhaald zonnebrandmotief in wit, groen-blauw en geel. Hoeken en randen opgevuld met geometrische motieven. Smalle witte rand met blauwe, gele en roode bloemstyleeringen. Inz. N.N., Amsterdam.
Inz. H. Markus, Amsterdam.
Inz. A. Vecht, Amsterdam.
No. 94.
Kaukasië Kasak Omstreeks 1800. 250 X 185 cm. Ketting: wol, Inslag: wol. Ghiordes-knoop. Ong. 850 knoopen per dm2. Middenveld verloopend van blauw-groen naar blauw. Hierop groen wit medaillon, achthoekig, waarbinnen
AFBEELDINGEN
ADVERTENTIES