Cahier
Symposium 26 april 2013
Ver van mijn bed? Het psychiatrisch ziekenhuis van de toekomst.
een iniaef van de psychiatrische ziekenhuizen van vzw Emmaüs
het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis Zoersel
Psychiatrisch Ziekenhuis Duffel
Pagina 2
Voorwoord Dr. Marc Hermans Beste symposiumgangers Als hoofdgeneesheer van het PZ Bethaniënhuis heet ik u van harte welkom op het zesde symposium dat gezamenlijk ingericht wordt door de psychiatrische ziekenhuizen SintNorbertus Duffel en Bethaniënhuis Zoersel. Deze twee ziekenhuizen maken deel uit van dezelfde inrichtende macht, vzw Emmaüs. In 2005 zijn we gestart met Emmaüsstudiedagen waarin we bij voorkeur onderwerpen aansnijden op het raakvlak tussen psychiatrie en maatschappij. Zo hadden we het in deze reeks onder meer al over krische factoren bij herstel en terugval, over architectuur en psychiatrie en over de paënt als burger. Het thema van de studiedag van vandaag ‘Ver van mijn bed? Het psychiatrisch ziekenhuis van de toekomst.’ past mooi in het rijtje van het thema psychiatrie en maatschappij. Naast de 5 van DSM 5 is 107 van arkel 107 het vaakst vernoemde getal als het over geestelijke gezondheidszorg gaat het afgelopen jaar. Kort samengevat laat arkel 107 toe dat psychiatrische zorg meer in de maatschappij verstrekt wordt en soms le8erlijk aan huis gebracht wordt. Pi9g detail: de middelen hiervoor moeten gehaald worden uit de a;ouw van de huidige, bestaande zorg in de psychiatrische klinieken. Twee vragen werpen zich op. Ten eerste: waarom willen de psychiatrische ziekenhuizen van Duffel en Zoersel een studiedag organiseren over een vernieuwingsbeweging waar ze zelf niet aan meedoen? Ten tweede: waarom is er voor deze studiedag, die vooral mikt op eigen personeelsleden, zo veel belangstelling? Eerste vraag: waarom aan de zijlijn staan? In het ziekenhuis in Duffel was het de afgelopen jaren alle hens aan dek om een universitaire dienst psychiatrie op te richten van 90 bedden gericht op psychose en angst en depressie. Het ziekenhuis van Zoersel hee> flink wat ervaring met pilootprojecten: de Intensieve BehandelEenheden (vroeger SGA genoemd, sterk gedragsgestoorde en/of agressieve paënten) sinds 1995 en de Moeder-Baby-Eenheid (opname van moeder samen met haar pasgeboren kind bij postpartumproblemaek) sinds 1987. Het zijn allebei zeer zinvolle en uiterst boeiende projecten die jarenlang uniek waren in hun soort in Vlaanderen en een inspiraebron betekenden voor andere instellingen. Allebei werden ze jarenlang ondergefinancierd en moest voor hun werkingsmiddelen geput worden uit andere afdelingen in het ziekenhuis. Vanuit deze ervaring was er weinig enthousiasme om zich een derde keer te stoten aan dezelfde steen. Laat het nu eens over aan anderen om de kastanjes uit het vuur te halen, leer uit hun ervaringen en neem de goede voorbeelden over, zo dachten we. We zijn er ons goed van bewust dat dit niet sympathiek overkomt voor andere partners in de regio die tandenknarsend naar ons groot aantal bedden lonken. Tweede vraag: als we dan toch niet meedoen, waarom is er dan vandaag zoveel belangstelling? Zowel op niveau van de direces als op de werkvloer is de geest van 107 de voorbije jaren sterk aanwezig geweest. Door uw direces in Zoersel en Duffel werd uitgebreid overlegd met andere zorgpartners uit het Antwerpse en Mechelse arrondissement om arkel 107 concreet uit te bouwen. Niet alleen met de usual suspects zoals andere ziekenhuizen en diensten geestelijke gezondheidszorg, maar ook met ervaringsdeskundigen, de vereniging van familieleden Similes, huisartsen, thuiszorg, OCMW en CAW. In de regio Mechelen-Lier werd binnen GGALIMERO, het bestaande overleg geestelijke gezondheidszorg, Club 107 opgericht. Alle partners bekijken daar samen welke stappen ze kunnen ondernemen als ze over afzienbare jd beslissen in het project 107 te stappen.
Pagina 3 Naast dit diplomaek overleg werden er in de dagelijkse werking ook veel iniaeven genomen. Dit proces was overigens al jaren aan de gang. Onze ziekenhuizen opereren natuurlijk niet onder een stolp. Er is een lange tradie van samenwerken en netwerken met de gemeente, rusthuizen, voorzieningen voor NAH, gehandicaptenzorg, Koppwerking, ...! Onze baseline is niet voor niets ‘Binnen en buiten met aandacht verbonden’. Bij het jaarlijks bezoek van onze direce aan de kernteams van de verschillende afdelingen valt het ons telkens op hoeveel praksche iniaeven men neemt die naadloos aansluiten bij wat arkel 107 beoogt: bv. voorbehouden bedden op een rehabilitaeafdeling voor snelle opvang van crisissen in Beschut Wonen of PVT, het uitnodigen van de begeleiding van psychiatrische zorg in de thuissituae op teamvergaderingen in de kliniek, het inze8en van ervaringsdeskundigen in de training van persoons- en teamgerichte veiligheidstechnieken, outreach van psychiatrisch verpleegkundigen vanop afdelingen naar de thuissituae, … Heel de beweging roept ook veel vragen op: grote nieuwsgierigheid en tegelijkerjd grote bezorgdheid. Onze psychiaters uit het zorgprogramma psychose vertolken hun scepsis in de sece langdurige zorg binnen de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie: gaat de a;ouw van de klinische zorg niet vooral de zwakste en meest zieke paënten treffen? Afdelingen voor paënten met ernsge persoonlijkheidsproblemen worden gesloten, want die zouden meer kwaad doen dan goed. Sinds de opstart van arkel 107 krijgen wij regelmag aanvragen voor opname vanuit Brabant en Limburg: ‘Hallo, hallo, onze afdelingen worden gesloten in het kader van arkel 107, maar paënte zus en zo kan zich echt niet buiten het ziekenhuis handhaven. Kunnen jullie haar overnemen voor langdurige opname?’ Controverse genoeg dus en grote nieuwsgierigheid over wat arkel 107 nu teweegbrengt in de regio’s die ingestapt zijn in het project. Eigenlijk willen we weten hoe arkel 107 het leven van paënten en begeleiders veranderd hee>. We kunnen hen dus maar beter zelf aan het woord laten. De studiedag is opgehangen aan 6 sleutelfiguren: • Een netwerkcoördinator. • Een psychiater en een teamleider van een mobiel crisisteam. • Een huisarts. • Ervaringsdeskundigen. • Directeur Beschut Wonen en PVT. • Algemeen directeur van een psychiatrisch ziekenhuis dat ingestapt is in arkel 107. Afsluiter, the top of the bill, is Inge Vervo8e, afgevaardigd bestuurder van vzw Emmaüs. Ze zal de bakens uitze8en waar we ons met de psychiatrische ziekenhuizen de komende jaren op willen richten.
Pagina 4
Vermaatschappelijking van de GGZ: van 5 functies in een nationale gids naar een Samenwerkingsverband voor gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg in de Regio Antwerpen Joris Housen Joris Housen, netwerkcoördinator SaRA Antwerpen
Vermaatschappelijking van zorg wordt vaak gelijkgesteld met arkel 107. Het is echter veel meer dan enkel de a;ouw van ziekenhuisbedden. Arkel 107 is een concept uit de ziekenhuiswetgeving dat het mogelijk maakt bedden af te bouwen en mobiele teams op te bouwen. De overheid gebruikte 10 jaar geleden de termen zorgnetwerken en zorgcircuits voor het eerst. Het is een gestaag proces. In 2010 was de eerste oproep voor projecten voor (jong)volwassenen (16-65 jaar). Regio Kempen en regio Antwerpen hebben een project ingediend. In 2011 werd de financiering voor 10 projecten goedgekeurd en 9 projecten kregen herkansing. In 2012 zijn de andere 9 projecten goedgekeurd. In 2013 zijn dus 19 projecten effecef van start gegaan (11 in Vlaanderen, 7 in Wallonië en 1 in Brussel). Richtlijnen voor de projecten zijn te vinden in de gids van de overheid: www.psy107.be. De hervorming GGZ bevat 3 grote pijlers: • Herstelondersteunende zorg, cliëntenparcipae, familieparcipae, ervaringsdeskundigheid, … • Meer ambulant maken van de GGZ, meer outreach/minder ziekenhuisbedden, gemeenschapsgerichte zorg, … • Netwerken in een afgebakende regio, getrapte zorg, connuïteit van zorg, ketenzorg, … Herstel Een herstelproces is een proces van 3 partners: cliënt, familie/mantelzorgers, zorgverlener. Een basishouding van respect is esseneel. Herstel is toch iets anders dan rehabilitae. Het vraagt een andere houding van de zorgverlener, het is een andere beweging. Boegbeelden van de herstelondersteunende zorg zijn M. Farkas, W. Boevink. Herstel gaat over de manier waarop je met je psychische kwetsbaarheid omgaat, over hoe je die een plek gee> in je leven en over de pogingen een bevredigend en zinvol leven op te bouwen. Gras te downloaden boekjes: ‘Herstelondersteuning. Van kans naar realiteit.’ en ‘Handreiking voor de implementae van herstelondersteunende zorg in de GGZ.’ Bedden In vergelijking met andere landen is het aantal ziekenhuisbedden in België groot. Ter vergelijking: in België 1 bed per 660 inwoners, in Groot-Bri8annië 1 bed per 5.000 inwoners. Een psychiatrisch ziekenhuis blij> nodig en werkt zeer goed, maar er zijn weinig andere begeleidingsvormen in ons land. Zo is de beweging van de mobiele teams heel weinig ontwikkeld. Het is een uitdaging om dat te realiseren. Arkel 107 is een middel om andere zorgvormen te realiseren. Het budget van de GGZ kan verschoven worden: minder psychiatrische bedden en meer ambulante zorg. Netwerken Opbouwen van netwerken in regio’s hee> voordelen. Samenwerken leidt tot betere efficiëne en effecviteit (P. Kenis). Samen kan men meer, men kan niet alles alleen. Een netwerk maakt zorg op maat mogelijk bv. een dakloze druggebruiker met psychosche symptomen hee> verschillende parjen nodig om goede zorg te bieden. Als zorgverleners zich afstemmen op elkaar kan zorg op maat verbeteren. Belangrijk voor succesvolle organisaenetwerken is heel gespecialiseerde zorg leveren (differenae) en geïntegreerd samenwerken (integrae). De inbreng van alle netwerkpartners is belangrijk, niet alleen PZ of CGGZ, maar ook huisartsen en eerstelijnsvoorzieningen. Een model met veel partners (zoals SaRA) vraagt goede coördinae en sturing van het netwerk. De partners krijgen vertrouwen in elkaar door veel samen te spreken. Er is nood aan netwerkleiderschap vanuit een posief engagement in het netwerk. Dat vraagt jd en een mandaat. Iedere voorziening vertrekt vanuit zijn eigenheid en zijn krachten. Diversiteit mag behouden blijven. Het is niet de bedoeling om van een netwerk naar een fusie te gaan.
Pagina 5 Een zorgnetwerk gee> mogelijkheid tot: • Getrapte zorg. Getrapte zorg staat voor een weloverwogen inzet van de behandelcapaciteit. Op basis van de zorgnoden van een cliënt kiest men voor de minst intensieve en minst restriceve behandeling. Het gaat over minimale zorg ‘waar mogelijk’ en maximale zorg ‘waar nodig’. Dat bevordert de autonomie van de cliënt en vermijdt zorgaSankelijkheid. • Connuïteit van zorg. Dit betekent dat zorgverleners zorg voor een cliënt vlot aan elkaar doorgeven. • Ketenzorg. Dit staat voor het aanbieden van zorg door verschillende zorgpartners aan een cliënt in eenzelfde zorgperiode en vanuit een integraal zorgplan. Dit is niet voor iedereen nodig. Het is vooral zinvol voor mensen met een Ernsge Psychiatrische Aandoening (EPA). Wat wordt verwacht van GGZ-netwerken? • Uitbouwen van een zorgnetwerk in een afgebakende geografische regio voor (jong)volwassenen over sectoren heen, over doelgroepen heen, over lijnen heen, met cliëntenparcipae en familieparcipae. • Uitwerken van de 5 func'es waarover het gaat in de gids van de overheid:
• • • • •
Funce 1: acviteiten inzake prevene, promoe van de GGZ, vroegdetece, screening, vroegintervene en gespecialiseerde ambulante diagnosek en behandeling. Funce 2: ambulante intensieve behandelteams in de thuissituae voor zowel acute (funce 2a) als chronische (funce 2b) psychische problemen. Funce 3: rehabilitaeteams die werken rond herstel en sociale inclusie. Funce 4: intensieve residenële behandelunits voor zowel acute als chronische psychische problemen wanneer een opname noodzakelijk is. Funce 5: specifieke woonvormen waarin zorg kan worden aangeboden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu hiertoe niet in staat is.
In de provincie Antwerpen zijn er 3 iniaeven in het kader van arkel 107: • Arrondissement Turnhout-GGZ netwerk Kempen is een grote regio met weinig partners. Het iniaef in deze regio is goedgekeurd en gefinancierd sinds juni 2011. De deelnemers werken met een aanmeldingsteam en hebben 2 vormen van mobiele teams. Meer informae via website www.ggzkempen.be. • Arrondissement Mechelen-GGALIMERO hee> geen projectvoorstel ingediend, maar hee> groeiende interesse in een meer toegankelijke en vernieuwde GGZ. Daarvoor hebben ze ‘Club 107’ opgericht. Het doel is door netwerkontwikkeling via themasche werkgroepen een gedeelde en geïntegreerde visie op zorg te ontwikkelen volgens het door de overheid opgelegde funcemodel en waar mogelijk reeds te implementeren. Meer informae via website ggalimero.oggpa.be. • Arrondissement Antwerpen-SaRA hee> een goedgekeurd en gefinancierd project sinds 2012. De visie vertrekt van volgende uitgangspunten: • Cliënt stuurt mee het eigen zorgtraject: herstel en empowerment. • Vermaatschappelijking van de psychiatrische zorg. • Zorg is vraaggestuurd, toegankelijk, laagdrempelig en op het gepaste niveau (getrapte zorg). • Connuïteit van zorg en waar mogelijk ketenzorg in een zorgnetwerk. • Sociale inclusie door trajectbegeleiding naar regulier aanbod. • Partners in een zorgtraject: cliënt, zorgverleners en casemanager. • Parcipae van cliënt en familieleden. Deze uitgangspunten binnen het netwerk waarmaken, vraagt een engagement van alle betrokken netwerkpartners. De werk- en overlegstructuur is volgens een niet-hiërarchisch model uitgewerkt. Het is een dynamische structuur. De bestaande vormen worden geïntegreerd en krijgen een plaats in het netwerk. Het is een brede samenstelling en het netwerkcomité verbindt alle funces. Alle verslagen zijn toegankelijk via de website sara.oggpa.be.
Pagina 6
Cahier
Pagina 7 In netwerkplaWorm funce 1 zijn er 3 themagroepen acef: VDIP (Vroege Detece en Intervene bij Psychiatrische stoornissen), advies, vorming en coaching eerstelijnspartners, gespecialiseerde ambulante en (semi-)residenële diagnosek en behandeling. In netwerkplaWorm funce 2 wordt een aanzet gegeven tot kanteling van zorg. Waar het kan en verantwoord is, stree> men naar behandeling en begeleiding in de thuissituae van de cliënt. Zorgverlening is momenteel heel resideneel gericht. Het doel is om meer outreachend te werken. Er zijn 2 mobiele teams langdurige zorg (start 1 mei 2013) met een caseload van elk 150 à 200 cliënten. Zij werken met FACT-bordmethodiek (Funce Asserve Community Treatment). De 2 zorgmodi van Funce Asserve Community Treatment zijn casemanagement en mogelijkheid tot overschakeling naar intensieve opnamevervangende zorg. Herstelondersteuning is de basishouding. Er wordt in elk team een begeleider met GGZ-ervaringsdeskundigheid aangenomen. In netwerkplaWorm funce 3 is er een opsplitsing in 3 themagroepen: VTO (Vorming, Training en Opleiding) en arbeid, ervaringsdeskundigheid, VTO, vrije jd en ontmoeng. In netwerkplaWorm funce 4 wordt nagedacht hoe de rol en de funce van residenële zorg binnen het kader van gemeenschapsgerichte zorg kan worden geherdefinieerd. Opnamemogelijkheid en formule ‘bed op recept’ blijven bestaan. In netwerkplaWorm funce 5 zijn er 2 themagroepen acef: gezamenlijk aanmeldpunt voor IBW en PVT binnen subregio’s en gediffereneerde woonvormen. Er worden ook iniaeven uitgewerkt om betaalbare woningen toegankelijk te maken voor GGZ-cliënten. Concrete realisaes van SaRA zijn op de voet te volgen op de website. Inschrijven op de nieuwsbrief van SaRA kan via een seintje aan
[email protected]. Auteur: Leny Scherlippens, psychologe, PZ Duffel
Pagina 8
De prinses op de erwt Dr. Bart Leroy Dr. Bart Leroy is als psychiater verbonden aan een 2b-team in de regio Leuven-Tervuren. Met veel enthousiasme sprak hij op dit symposium over zijn gedachten en gevoelens na 1,5 jaar ervaring in deze funce. Hij formuleerde daarbij een aantal krische bedenkingen en weerstanden, maar we onthouden toch vooral het plezier en de voldoening die hij in het uitoefenen van deze funce vindt. Weerstand Bij het begin van zijn lezing gebruikt hij de metafoor van de prinses op de erwt, die liggende op 7 matrassen, maar blij> klagen over een erwt die zich helemaal onderaan bevindt. Wie of wat is in het hele kader van arkel 107 de prinses en wat is precies de erwt? Is de prinses misschien de overheid die vindt dat de psychiatrie zoals die nu bestaat, te veel kost en op die manier ‘lasg’ is? Is de prinses de psychiatrie zelf die de overgang van ‘klassieke’ psychiatrie naar ambulansering van de zorg maar moeilijk kan verwerken? Veel van wat vertrouwd en bekend is, moet opgegeven worden. Dat zou wel eens een serieuze erwt kunnen zijn. Of tenslo8e is de prinses misschien wel de paënt zelf waarvan wij denken dat hij wel zal varen bij al deze veranderingen. Is dit wel zo? Verdere studies en bevraging zullen dit nog moeten uitwijzen. Het pilootproject arkel 107 roept momenteel nog veel weerstand op. Deze weerstand kan echter een belangrijke bron van informae zijn. Zo is de herverkaveling een erg complexe oefening met heel wat onzekere factoren. Waar en hoeveel bedden moeten we a;ouwen en waar stopt die a;ouw dan? Wordt financieel wel alles in rekening gebracht? Tevens blijkt dat in het mobiele zorgteam 2b soms nieuwe mensen gerekruteerd worden met een ernsge problemaek die zich voordien nog nooit elders hadden aangemeld. Wat zegt ons dat over de zorg en de mogelijkheden van zorg binnen de muren? De extramurale zorg probeert invloed uit te oefenen op de zogenaamde sgmasering van de psychiatrische paënt. Maar werkt dit wel echt op die manier? Mensen met een problemaek die in de maatschappij blijven of terugkomen, blijken ook daar bepaalde reaces op te wekken. Of de paënt zelf is angsg dat hij door zijn problemaek geen eerlijke kansen zal krijgen en weet dus niet of hij er al dan niet mee naar buiten moet komen. Verder kwalitaef onderzoek zal moeten uitklaren of de weerstanden al dan niet terecht zijn en in welke mate ze ons zinvolle informae kunnen opleveren om de vermaatschappelijking van de zorg verder te opmaliseren. Mogelijkheden De weerstanden in acht nemend, laat dr. Bart Leroy vervolgens het licht schijnen op een schat aan mogelijkheden gekoppeld aan het pilootproject arkel 107. De focus op pathologie en de opsomming van problemen maken plaats voor een competenemodel waarbij de mogelijkheden van mensen voortdurend mee in het licht worden gesteld. Deze mensvisie is bemoedigend en hoopvol. Zoals een ervaringsdeskundige op een studiedag in Utrecht het zo treffend verwoordt: ‘Ik zat niet langer verstopt in de kofferbak, maar mocht aan het stuur van mijn eigen wagen gaan zi8en. Ik moet anders over mezelf leren denken en mijn leven terug in handen nemen.’ Bovendien gee> de focus op competenes ook energie aan de zorgverleners die dit werk doen. Door samenwerking met ervaringsdeskundigen en de paënt zelf, krijgt ieders experse een kans en kan er geleerd worden van elkaar. ‘Ik en gij’ maakt dan plaats voor een gezamenlijk ervaren ‘wij’.
Pagina 9 De tweede hel> van de lezing gaat hij dieper in op de specifieke ervaringen en bevindingen in het mobiele team van Leuven-Tervuren. Zo blijkt dat van de 118 geïnduceerde cliënten 33 succesvol afgerond zijn. Dit had men op voorhand niet verwacht. Daarbij wordt vooral gebruik gemaakt van reeds bestaande diensten en fungeert het mobiele team vooral als ‘lijm’ tussen deze diensten. Opvallend is ook dat voornamelijk complexe problemaek aan bod komt waarin verschillende levensdomeinen betrokken zijn. Wat de belangrijkste acviteiten van het team betre>, lijkt het beter en ruimer maken van het netwerk en het lijmen van wat er al is, de belangrijkste opdracht te zijn. Om de connuïteit van zorg te garanderen wordt er bovendien steeds in duo’s gewerkt. Er is ook sprake van telefoon en bed op recept. Heel veel jd gaat naar huisbezoeken, verplaatsingen en interne en externe overlegmomenten. De nadruk in de werking ligt duidelijk op de zelSelende capaciteiten van de paënt die gesmuleerd wordt om zelf keuzes te maken. Paënten mogen verschillend zijn en steeds gaat men op zoek naar een partnerschap waarin beider experses gedeeld worden. De huisarts is een centrale figuur in het netwerk. Men ziet opvallend veel somasche klachten en problemen, die hetzij reeds aanwezig waren hetzij een nevenwerking vormen van de medicae. Bovendien wordt enorm veel aandacht besteed aan communicae tussen alle actoren. Hierbij gaat men op zoek naar overeenstemming tussen de zorgverleners en het paëntsysteem over de behoe>en aan zorg. Hieruit blijkt dat paënten vaak op zoek zijn naar minder grote betekenissen dan wij en hoezeer het dan ook belangrijk is dat wij hen daar in horen en kennen. Ook voorlichng en het goed informeren van de paënt wordt hoog in het vaandel gedragen. Men spreekt samen met de paënt over de diagnose, het behandelplan, het herstelplan bij crisis, de relae tussen de zorgverlener en de paënt en het respecteren van het beroepsgeheim. Dat laatste is niet aljd eenvoudig wanneer heel veel verschillende instanes betrokken zijn in het netwerk. Na grondige onderhandelingen volgen er ook integraebevorderende aces. Deze gaan over dagbesteding, werk, woonst, hulp bij administraef statuut, … Opvallend is dat de paënt de zorgverlener vaak aanmoedigt tot terughoudendheid en vraagt om minder te doen. We hebben vaak de neiging om het te overdoen terwijl de paënt vooral vraagt om hem niet alleen te laten en bij hem te blijven. Tips Tot slot laat dr. Bart Leroy in zijn betoog de paënt zelf aan het woord door hem een aantal ps te laten formuleren in het kader van de sgmaseringsproblemaek. • • • • • • • • •
Spreek steeds over ‘wij’ in plaats van ‘ik en gij’. Durven leren van elkaar en elkaars experse in communicae brengen. Betrek paënten ook in studiedagen en vorming, wij kunnen leren van elkaar. Blijf elkaars competenes benoemen. Samen en open durven spreken over het sgma. Werken is heel belangrijk voor paënten. Zorg dat je doet wat je zegt en omgekeerd, vertrouwen. Verzorg je taal en spreek met respect alsof de paënt er aljd bij staat. Laat ons spreken in termen van connuïteit van zorg, beschrijvend en niet reducerend.
Wij danken dr. Bart Leroy voor zijn inspirerende bijdrage. Wij hoorden duidelijk een man die door zijn jarenlange ervaring mild en respectvol naar ‘ons’ kan kijken. Auteur: Krista Vande Wouwer, psychologe, PZ Bethaniënhuis Zoersel
Pagina 10
Mobiel crisisteam. Poort naar verandering? Tom Prenen Tom Prenen, teamleider mobiel crisisteam GGZ Leuven Tom Prenen werkt als hoofdverpleegkundige op de EPSI (Eenheid voor Psychiatrische Spoed Intervene) en is verbonden aan het mobiel crisisteam van CGGZ in regio LeuvenTervuren. Anderhalf jaar geleden zijn ze gestart met een mobiel crisisteam. Het team stelt zich bewust de vraag of er behoe>e is aan een psychiatrisch outreachteam. De eerste ervaringen leren dat het niet aljd rozengeur en maneschijn is. Bij het begin van de lezing staat hij sl bij de vraag of er nood is aan een dienst zoals het mobiel crisisteam. Hij stelt vast dat de opnameduur in psychiatrische voorzieningen daalt: net als in de gezondheidszorg worden de opnames korter en acuter. Er is een evolue merkbaar van ‘dé psychiatrie’ naar een psychiatrie die meer in de maatschappij werkt. Hoewel veel mensen lijden onder emoonele problemen, komen ze (te) laat in de zorgverlening terecht. Crisisopname betekent dus ook tegelijk prevene. Steeds meer mensen komen naar de spoeddienst van een algemeen ziekenhuis. Urgene is vaak de eerste ingangspoort naar zorg. Zoeken deze mensen vlugger hulp of is de andere zorg ontoereikend? Bij de start in oktober 2011 is experse zeker aanwezig. Toch zijn er personen met acute psychiatrische problemen zonder (aangepaste) zorg en ongeplande/overbodige opnames in het psychiatrisch ziekenhuis. Men stelt zich terecht vaak de vraag: moest deze persoon naar de spoedafdeling komen? Het moet snel gaan en daarom wordt er soms opgenomen, maar vaak is een opname niet nodig. Vandaar zijn besluit dat het mobiel crisisteam zijn nut bewijst. Vervolgens situeert hij kort het mobiel crisisteam (MCT) binnen het groter geheel van arkel 107 en staat de spreker sl bij de doelstellingen van funce 2a: • Alternaef bieden voor (gedwongen) (spoed)opname. • Een beroep doen op en ondersteunen van mogelijkheden van de paënt en zijn omgeving. • Verkorten van noodzakelijke residenële opnameduur. • Beter afstemmen van zorg/doorverwijzing bij/na psychiatrische crisis in nauw overleg met bestaande of te installeren zorgnetwerk. Momenteel is het MCT niet bezig met het verkorten van de opnameduur. Het team legt de focus op het beter afstemmen van de zorg na een psychiatrische crisis in overleg met het zorgnetwerk. De omgeving is de spil van alle zorg. Wat kan het team doen zodat iemand niet moet worden opgenomen? Wat zijn de mogelijkheden van de mensen zelf? Binnen het MCT hanteren ze het ‘Crisis Resoluon and Home Treatment model’, maar er is te weinig jd om hierop in te gaan jdens de lezing. De spreker benadrukte wel dat ze de ‘gate keepers’ rol willen bewaken. Ze hebben voor 10 FTE een shared caseload van ± 25 cliënten. Op dit moment werken ze nog niet op volle capaciteit omdat ze in deze fase van het project niet overladen willen worden. De frequene van de contacten tussen teamleden en paënten varieert sterk: van meerdere keren per dag tot 1 keer per week. De verwijzing kan heel breed zijn en ze verwijzen aljd door naar de huisarts. De spreker benadrukt kort de flowchart en het aanmeldingsformulier. Dankzij de permanene van de EPSI is het MCT 24 uur per dag bereikbaar. Belangrijk blij> om te zoeken wat er na de crisis moet gebeuren en wat er onderliggend aan de crisis aanwezig is. Ze werken een 4 à 6 weken met de paënt.
Pagina 11 Vervolgens komen kort enkele casussen aan bod waarbij het niet toevallig is dat paënten een opname weigeren. De huisarts denkt dat het wel nodig is en het team stelt zich de vraag of er een opname moet volgen of niet. MCT wil een rol invullen vóór de EPSI. Ze willen gate keepers zijn: als paënten dienen te worden opgenomen, komen ze niet in de zorgverlening terecht. Wat doet het MCT? Ze nemen geen behandeling over, maar kijken hoe ze de specifieke behandeling kunnen doen slagen. Na de aanmelding volgt het eerste contact binnen de 24 uur na de aanmelding en wordt de teamwerking voorgesteld. De crisis wordt ingeschat door te kijken naar belastende factoren, bepalende factoren, sterktes, betrokkenen. Er komt een muldisciplinair overleg met het netwerk en het intakeverslag wordt gemaakt zodat al dan niet snelle doorverwijzing mogelijk is. Er is dagelijks overleg met de huisarts en/of het toekomsg (zorg)netwerk. Het volledige team is betrokken en de toegewezen personen gaan vaker langs. De nazorg wordt meteen deel van de interveneplanning en er is graduele a;ouw van intensiteit. Het team hanteert technieken als: probleemoplossing, stressreduce (wat moet je nu doen om hieraan te werken), medicae, gespreksvoering, ... De onderliggende filosofie is dat er aan het probleem wordt gewerkt vanuit de crisis. Het team werkt op maat en tempo van de paënt en het systeem. De spreker benadrukt sterk dat onderliggende problemaek later aan de orde komt. Hiervoor wordt advies gegeven. Netwerken zijn heel belangrijk: er is een nauwe samenwerking tussen de verschillende lijnen en connuïteit van de zorg is belangrijk. Verder overloopt de spreker nog enkele aandachtspunten: • Anders denken rond geestelijke gezondheid is belangrijk. • Samenwerking tussen verschillende partners en disciplines is noodzakelijk. • Je komt als zorgverlener binnen in een context en dit betekent meer dan werken met de context alleen (als de deur op slot is, kan je het huis niet binnen). • Vroeger werd de crisissituae losgelaten als de paënt het niet wou: nu niet meer. • Er moet nog meer gewerkt worden vanuit paëntperspecef. • Er is een evolue binnen de maatschappelijke visie: een onhoudbare thuissituae betekende vroeger een opname, maar misschien moet er wel iets anders gebeuren. • Vroeger zag je de paënt na opname 3 maanden niet. Nu zie je hem connue. Het betekent een innovaeve uitbreiding binnen GGZ. • Desgmasering van de behandeling in het ziekenhuis blij> belangrijk: ‘Je gaat deze persoon toch niet naar huis sturen zeker’, ’ Dat is niet voor ons mevrouw’. Tot slot verschijnt nog een ‘take home message’ op het scherm: Doelgroep: • 16 tot 65 jaar • (dreigende) psychische/emoonele crisis. • Niet (levens)bedreigend. • Strikt regiogebonden. Aanbod: • Snelle crisisintervene na aanmelding door zorgverlener (met akkoord van paënt en/of systeem). • Maximum 6 weken, intensiteit volgens noodzaak. • Poliklinisch en outreach. Volwaardig alternaef voor (spoed)opname. Aanmelding (24/7): 016 34 26 08. Auteur: Tine De Bruyne, verantwoordelijke zorgeenheid, PZ Bethaniënhuis Zoersel
Pagina 12
De rol van de huisarts in de geestelijke gezondheidszorg Dr. Inge Van Kerkhoven Dr. Inge Van Kerkhoven, huisarts netwerk GGZ Kempen
Andere sprekers wezen er al op dat de huisarts een centrale figuur is in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Vaak staat de huisarts aan de voordeur van een zorgpad, is ook een centrale figuur in de zorgorganisae, en tegelijk is hij/zij spilfiguur in de somasche opvolging, wat meer en meer als een belangrijk aandachtspunt gezien wordt. Huisarts en geestelijke gezondheidszorg Huisartsen komen vaak in contact met geestelijke gezondheidsproblemen, zijn daarbij ook acef (eerste lijn), ook voor ernsge en langdurige psychiatrische aandoeningen (EPA). Door de specifieke posie kent de huisarts ook vaak goed het netwerk (familie, buurt, …) van de paënt. De huisarts vormt een laagdrempelig eerste contact over geestelijke gezondheidsproblemen. Hij/zij is een belangrijke figuur in het herkennen van mentale aandoeningen. Huisartsen zijn ook zelf acef bij de behandeling van psychische problemen. Ook is een poortwachterfunce vanouds onderdeel van het takenpakket (opname of niet, verwijzing of niet, of naar wie of wat). Huisarts en EPA De huisarts ziet vaak mensen met ernsge en langdurige psychiatrische aandoeningen. In dergelijke situaes is sgma dikwijls een probleem. Mensen krijgen een stempel (chronisch, hopeloos, ongemoveerd, …). De huisarts is vaak een blijvend aanwezige figuur, een gebied van funconeren waar mensen nog wel een plek hebben. Daarnaast hebben personen met EPA een hoog risico op andere lichamelijke aandoeningen door verhoogde risicofactoren, verminderde toegankelijkheid van lichamelijke zorg, en door nevenwerkingen van psychofarmaca. ASankelijkheid van alcohol of andere middelen is eveneens een groot risico. EPA maakt mensen ook aSankelijker van derden doordat het psychisch ziek zijn op verschillende levensdomeinen invloed uitoefent (werk, sociaal funconeren, relaes, …). Knelpunten GGZ in eerste lijn Huisartsen ervaren een aantal knelpunten bij behandeling van GGZ in eerste lijn. De opleiding in psychiatrie was vroeger veel beperkter. Recent zijn er ontwikkelingen in de goede richng. Psychische problemen bespreken, is een jdrovende bezigheid. Voor een consultae hee> de huisarts normaal een kwarer. Dat is natuurlijk te kort in zo’n situae. Met de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg is het moeilijk om contact te krijgen. Terwijl er wel nood is aan vlo8e doorverwijzing, advies, ondersteuning. En dat is vooral als het om crisissituaes gaat. Samenwerking eerste lijn en netwerk In de regio Kempen (Geel-Turnhout) is een aanmeldingsteam de poort tussen eerste en tweede lijn. Deze centrale melding is uniek voor de Vlaamse situae. Er is een centraal aanmeldingsnummer 24/24 uur, de mogelijkheid van screening en triage, en de mogelijkheid van gesprekken ingeval van (suïcidale) crisis. Er zijn enkele prioritaire verwijzers, waaronder de huisarts een prominente plaats inneemt, in lijn met de gedachte van ‘trapsgewijze zorg’. Het aanmeldingsteam zal dan verder verwijzen naar de 5 funces: ambulante zorg, mobiele teams (kort of lang), rehabilitae, gespecialiseerde residenële zorg, specifieke woonvormen. Deze uitgetekende werkvorm past overigens in een bredere samenwerking en dialoog tussen eerste lijn en netwerk.
Pagina 13 De huisarts in het netwerk GGZ Als huisarts neemt dr. Inge Van Kerkhoven in de mobiele teams geen rechtstreekse paëntenzorg op (paënten houden hun eigen huisarts). Zij bekijkt mee aanmeldingen, houdt werkvergaderingen, neemt deel aan het kernteam, ondersteunt casemanagers. De verantwoordelijkheid voor de psychiatrische behandeling ligt uiteraard bij de psychiater, maar als huisarts zal zij mee de posie van de huisarts vertegenwoordigen, de communicae met de huisartsen mee bewaken, huisartsenkringen informeren, deelnemen aan muldisciplinair overleg, … Tot besluit Natuurlijk kan het nog beter. In de zorg voor de psychiatrische paënt kunnen educae van zorgverleners, monitoren van risicofactoren, leefsjladvies integreren in behandelprogramma’s, empowerment van de paënt, coördinae verbeteren en samenwerking eerste-tweede lijn aanscherpen nog meer een plek vinden. Er is nog veel werk. Muldisciplinaire samenwerking met een centrale rol voor de huisarts dringt zich op. Mensen met ernsge psychiatrische aandoeningen hebben nood aan betere en meer adequate zorg. Daarbij moeten er meer mogelijkheden uitgetekend worden voor aanklampende zorg.
Auteur: Paul Bosiers, psycholoog, PZ Bethaniënhuis Zoersel
Pagina 14
Als ervaringswerkers in een mobiel team
Nancy Dyckmans is voorzi8er van DENK (Door Ervaring Naar Kennis). DENK is een werkgroep ervaringsdeskundigen die al een hele weg hebben afgelegd in de psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg. Wat is ervaringsdeskundigheid? Ervaringsdeskundigheid is het vanuit de ervaring en de verwerking kunnen hanteren van psychische problemen en deze kunnen aanwenden ten behoeve van derden (Het Zwarte Gat, 2011). Wie is ervaringsdeskundige? In het kader van de GGZ gaat het hier over personen (LUCAS, Tambuyzer et al., 2011): • Met een psychische kwetsbaarheid. • Met GGZ-ervaring die een fundamentele impact hee> (gehad) op het leven. • Die al een proces hebben afgelegd binnen een organisae. • Die ervaringen van lotgenoten kennen. • Die gemoveerd zijn om zich in te ze8en in het kader van dit leerproces. Standpunten over ervaringsdeskundigheid in een mobiel team Er wordt veel geschreven over het profiel van de ervaringsdeskundige (ED), maar er wordt te weinig gekeken naar de krachten van de mensen met ervaringskennis. Vele ED’s hebben geen diploma, maar zijn wel voldoende intelligent. Over een diploma beschikken, mag geen voorwaarde zijn, maar enkel als meerwaarde worden gezien. Een psychische stoornis hebben, is niet gelijk aan dom zijn. Een ED kan meedenken vanuit een andere hoek. Hij kan afstand nemen van het model en een andere kijk bieden. Een ED in een mobiel team kan verschillende rollen opnemen: • Bruggenbouwer tussen cliënt en zorgverlener. • Bondgenoot. • Belangenbeharger. • Veranderaar. • Vertrouwenspersoon. • Een luis in de pels (krisch spiegelen). • Rolmodel (gek zijn, kan ook gewoon zijn). Niet iedereen is geschikt om een ED te zijn. Er zijn verschillende criteria: • Afstand kunnen nemen van eigen verhaal. • Op zoek gaan naar eigen krachten. • Mogelijkheid hebben om opleidingstraject tot ED te kunnen volgen. • Kennis van GGZ-landschap hebben. Coaching op de werkvloer is zeer belangrijk. ED’s mogen niet het gevoel hebben er alleen voor te staan. Er is voorkeur om in duo te werken zodat ze elkaar kunnen steunen en aanvullen. Op vlak van vergoedingen is er nog een lange weg te gaan. De financiële winst moet hoger zijn dan de uitkering.
Pagina 15 Dirk Bayens werkt als ervaringswerker in een mobiel team in Gent sinds april 2012 en is lid van WED (Werkgroep Ervaringsdelen en Desgmasering). WED is een plaWorm voor ED’s dat vergadert in aanloophuis Poco Loco in Gent. Het is een plek waar ED’s elkaar feedback geven. Dirk was zelf opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis omwille van een psychose. Zijn eerste opname dateert van 15 jaar geleden. Hij neemt nu al 10 jaar lang geen anpsychoca meer en laat zich helpen door een homeopaat. Hij merkt op dat in de psychiatrie vooral een puur biologische theorie over behandeling gangbaar is. Alles moet meetbaar zijn, maar dat is niet mogelijk. Hoe meet je immers waar frustraes zi8en? Hij merkt op dat een mens meer is dan een verzameling atomen en moleculen. De hele voorgeschiedenis is aandachtsgebied. Hij vindt dat er meer aandacht moet zijn voor het levensverhaal in de behandeling. Een aantal zaken hee> zijn herstelproces bevorderd: • Zijn levenssjl is aangepast. • Hij probeert minder perfeconissch te zijn. • Hij probeert zichzelf meer graag te zien. • Hij hee> meer interesse voor oosterse levensfilosofieën. Hij is uit zijn vorige job gestapt omdat hij er niet langer met zijn hart bij was. Hij wilde iets doen met zijn ervaringen. In het mobiel team voelt hij zich welkom. Het is wel een vrijwilligerscontract en er zijn veel administraeve moeilijkheden. Alle ED’s zijn vrijwilligers. De andere teamleden worden betaald. Het is knokken voor bestaansrecht als ED.
Jochen Van den Steen werkt in aanloophuis Poco Loco en in een mobiel team in Gent. Hij werkt mee aan een opleidingstraject voor ED’s in België. Momenteel is er nog geen opleiding binnen GGZ. Om dit te realiseren werken 20 ED’s en 5 professionals samen. In Nederland is er wel al een opleiding. Een erkende opleiding kan bestaansrecht geven aan de job. Een opleiding plaatst ervaringskennis op dezelfde hoogte als wetenschappelijke kennis. Het zou een kortdurende intensieve en gras opleiding zijn waarin ook met het eigen levensverhaal aan de slag wordt gegaan. Het eigen levensverhaal is de basis. Belangrijke randvoorwaarde is dat het klimaat in de sector klaar moet zijn om met ED’s samen te werken. Er moet een kader komen waarin ED’s ondersteund worden. Hij benadrukt dat wetenschappelijke kennis en ervaringskennis nodig zijn. Ze zijn complementair. Het gaat over krachtenbundeling. Tevens vraagt hij zich af wat het belangrijkste is in de job: ‘Een bachelor in het leven of een bachelordiploma?’ Er is een rapport over ervaringsdeskundigheid geschreven door een OGGPA-werkgroep. Dit is te downloaden via de website van OGGPA: www.oggpa.be
Auteur: Leny Scherlippens, psychologe, PZ Duffel
Pagina 16
Integratie Beschut Wonen, PVT en Sas (Sociaal Actief Samenwerken) in Zoersel Marleen Geentjens Marleen Geentjens, directeur van het Centrum voor Beschut Wonen (BW) en Psychiatrische Zorg aan Huis De Sprong en sinds 2012 ook directeur van Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) De Landhuizen, Zoersel
Met arkel 107 tracht de overheid de geestelijke gezondheidszorg meer te vermaatschappelijken. In het arrondissement Antwerpen fungeert het Samenwerkingsverband gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg Regio Antwerpen (SaRA) als netwerkplaWorm voor de 5 funces die dit mee moeten waarmaken. Beschut Wonen De Sprong en PVT De Landhuizen zijn verenigd in ‘funce 5’, specifieke woonvormen (woonfunce Zoersel). Van twee verhalen … Beschut Wonen De Sprong ondersteunt en begeleidt mensen met een langdurige, psychiatrische problemaek in hun eigen woonsituae om op die manier de parcipae aan en integrae in de samenleving te bevorderen. Concreet wil dit zeggen dat mensen gesmuleerd worden in hun persoonlijk herstelproces: ze worden aangemoedigd verantwoordelijkheden op te nemen. Ze krijgen kansen en worden zo veel mogelijk en tegelijk zo weinig mogelijk begeleid. Dit gebeurt steeds in samenspraak en dialoog. Cruciaal daarbij is een ondersteunend netwerk dat kan bestaan uit familie, belangrijke naasten en zorgpartners binnen en buiten de geestelijke gezondheidszorg. Ook PVT De Landhuizen hee> een eigen verhaal. Het biedt een warm en ondersteunend woonklimaat aan mensen met een ernsge en langdurige, psychiatrische problemaek. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar de betrokkenheid bij en de parcipae aan kleine gebeurtenissen in het dagelijkse leven. Herstel vormt ook hier het uitgangspunt. De begeleiding is sterk op maat, zodat in overleg en zeer individueel bekeken wordt wat kan op vlak van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. De triade bewoner, familie en begeleiding vormt het netwerk om de verbinding met de maatschappij te leggen. In het PVT is het mogelijk om intensiever te werken met de bewoner, doordat er 24 uur op 24 ondersteuning is. … naar één gemeenschappelijk verhaal Beschut Wonen en PVT hebben elk hun eigen verhaal, maar evolueren als ‘Woonfunce Zoersel’ binnen het kader van arkel 107 naar 1 gemeenschappelijk verhaal. Dit verhaal beoogt een connuüm van wonen en zorg te realiseren op basis van de herstelvisie. Kortweg het ‘connuüm herstelondersteund wonen’. De vele raakvlakken tussen beide voorzieningen zijn hierin terug te vinden: ze werken beide met min of meer dezelfde doelgroep, ze ‘behandelen’ niet, maar ‘begeleiden’ in de woonsituae, ze werken rond dezelfde kernprincipes als herstel, parcipae, dialoog, steunnetwerk, maatschappelijke betrokkenheid, ondersteuning op maat. Bovendien zijn Beschut Wonen en PVT sinds een jaar onder hetzelfde bestuur samengebracht. Ook dit komt tegemoet aan een nood die de beide voorzieningen aanvoelen: de behoe>e aan differenae en trajectmag werken over de grenzen van leefmilieus en voorzieningen heen. Samen op weg: 5 genomen stappen Met als uitgangspunt ‘bieden van zorg op maat in wonen’ en uitgedaagd door de ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg om zorg te vermaatschappelijken, schrijven BW en PVT samen hun pad uit. Hieronder volgen een vij>al concrete realisaes tot nu toe. 1 Een gezamenlijke aanmeldings- en intakeprocedure waar alle vragen over wonen samenkomen. Het hebben van 1 enkel aanmeldpunt is daarbij esseneel. Bij de intakecoördinator komen alle aanvragen samen op 1 wachtlijst. Zij komt maandelijks samen met het intakecomité om voor elke aanvraag de meest passende woonvorm voor te stellen. De intakecoördinator zorgt voorts voor alle verdere communicae.
Pagina 17
2
3
4 5
De uitbouw van een tussenhuis, als opvulling tussen de meer vrije begeleiding van BW en de intensievere ondersteuning van PVT. De samenwerking die hiervoor opgestart was, bleek een absolute meerwaarde. Momenteel zijn de bewoners die deel uitmaakten van het eerste tussenhuis als groepswoning, allen doorgegroeid naar het reguliere circuit van BW. Omdat steeds getracht wordt zorg op maat te bieden, hee> het tussenhuis nu een nieuwe invulling gekregen. Er komen recent veeleer vragen om individueel te wonen in BW of zelfstandig te wonen met begeleiding door psychiatrische zorg aan huis. De aanstelling van een zorginhoudelijk coördinator die nieuwe inzichten aanreikt om de herstelvisie in prakjk te brengen. Enkele voorbeelden van nieuwe ontwikkelingen zijn de goed-gevoel-stoel, gericht op het verhogen van empowerment en de recovery oriented pracces index, een instrument dat door bewoners gebruikt werd om het herstelgerichte in de werking van BW te onderzoeken en veel suggeses opleverde. De uitwerking van een gemeenschappelijk elektronisch bewonersdossier, zodat de zorg door de verschillende partners meer geïntegreerd verloopt. Maximaliseren van de bewonersparcipae door bewonersraden en deelname van bewoners aan het bestuurscomité. Intussen worden al meer dan 10 jaar belangrijke ideeën uit de bewonersraad van BW meegenomen in de werking.
‘Func'e 5’, 'jdelijke woonvormen met zorg BW De Sprong en PVT De Landhuizen nemen, als connuüm herstelondersteund wonen, deel aan netwerkplaWorm funce 5, woonfunce (Zoersel), van het Samenwerkingsverband gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg Regio Antwerpen (SaRA). In dit netwerkplaWorm denken vertegenwoordigers van BW, PVT, CAW, familie en bewoners/cliënten uit het arrondissement Antwerpen na over de uitbouw van funce 5. Enerzijds wordt gereflecteerd over de dynamiek tussen de verschillende woonmilieus: van een stasche opdeling naar een connuüm op funconeel niveau. Dit connuüm gaat van veel zorg en begeleiding naar een minimale ondersteuning om zich te handhaven in de maatschappij. Er wordt gezocht of deze dynamiek in kaart te brengen is met behulp van een aantal parameters. NetwerkplaWorm funce 5 droomt ervan om met individuele bewoners en bewonersgroepen meer trajectmag te kunnen werken en zo zorg op maat te bieden in funce van het persoonlijke herstelproces. De vraag: ‘Wat hee> deze bewoner nodig?’ vormt het uitgangspunt. Niet: ‘Welke voorziening past het best voor deze bewoner?’ Anderzijds buigt dit netwerkplaWorm zich over de vraag wat zijn plaats is binnen de nieuwe organisaestructuur in samenwerking met de andere funces, in het bijzonder met funce 4, funce 3 en funce 2b. In de huidige structuur die de verhoudingen tussen de funces weergee>, ontbreken er nog enkele noodzakelijke verbindingen tussen deze funces en funce 5. De samenwerking met funce 4, intensieve residenële behandeleenheden, ligt voor de hand. De meeste verwijzingen naar BW en PVT komen vanuit (een) psychiatrisch ziekenhuis (PZ). Bovendien zal een bewoner in geval van crisis jdelijk opgenomen worden in een PZ. Er is nood aan een goede communicaestructuur, casemanagement, duidelijke en concrete afspraken en het a;akenen van taken. Dit is extra belangrijk voor de minder gestabiliseerde mensen en degenen met een complexe problemaek. Hulpmiddelen om de connuïteit van zorg te verzekeren, zijn bv. het voorzien van een ‘bed op recept’1 en het toewijzen van een libero2 door het PZ. Het is goed dat funce 5 ook nauw samenwerkt met funce 2b, de mobiele teams aan huis. Psychiatrische Zorg aan Huis hee> al vele jaren ervaring opgebouwd en deze zal geïntegreerd worden in de verder uitwerking van funce 2b. In de samenwerking van funce 5 met funce 3, rehabilitaeteams die werken rond herstel en sociale inclusie, vindt Sas zijn plek.
Pagina 18
Cahier
Een plaatsje voor Sas BW en PVT werken al jaren aan acvering door het aanbieden van een dagstructuur en door netwerkopbouw. Sas is een relaef jong, overkoepelend acveringsiniaef van BW, PVT en PZ, dat vooral inzet op ontmoeng en vrije jd. Het biedt een maatschappelijk klimaat voor mensen met een psychosociale kwetsbaarheid. Scheppen van voorwaarden om erbij te horen en lotgenotencontact vormen mee de basisgedachte. Er wordt samengewerkt met een netwerk van regionale partners, o.a. de gemeentes Zoersel en Brasschaat. Een mooi voorbeeld hiervan is de gemeentelijke spelotheek ’t Dobbeltje in Zoersel, die door Sas-gebruikers uitgebaat wordt. De huidige groep Sasgebruikers is zeer divers. Zo komt één vijfde vanuit de thuissituae, één vijfde vanuit BW, nog eens één vijfde vanuit de rehabilitae (PZ), … Con'nuüm herstelondersteunend wonen BW en PVT ze8en zich samen in om als funce 5 succesvol te schrijven aan hun gemeenschappelijk verhaal, het verhaal van een connuüm van herstelondersteund wonen. Het is een enorme uitdaging en een opportuniteit om niet in funce van voorzieningen, maar op maat van cliënten/bewoners te denken. Daarom is het bv. herstelondersteund en niet herstelondersteunend werken. Ondanks de vele obstakels, zoals uiteenlopende regelgeving, ze8en BW en PVT hun schouders onder flexibele, integrale, op herstel gerichte zorg en begeleiding door een nauwe regionale samenwerking met vertegenwoordigers van de andere funces. 1
Definie ’bed op recept’: het Psychiatrisch Ziekenhuis voorziet de mogelijkheid van een directe opname op de opname-eenheid rehabilitae wanneer er een vraag komt vanuit Beschut Wonen of PZT. 2 Definie libero: medewerker die een brugfunce vervult, contacten legt en onderhoudt met de extramurale zorginstanes waarmee de individuele paënt in contact staat. Deze medewerker beweegt zich intra- en extramuraal in funce van vlo@e overgangen tussen de diverse zorgvormen.
Auteur: Leen Deconinck, stafmedewerker, PZ Bethaniënhuis Zoersel
Pagina 19
De impact van artikel 107 op de werking van het psychiatrisch ziekenhuis Jaak Poncelet Jaak Poncelet Algemeen directeur vzw Asster Voorzi@er netwerk Reling (West-Limburg) Algemeen directeur Psychiatrisch Ziekenhuis Asster Sint-Truiden
In de periode tussen januari 2011 en januari 2013 ontstaat de fusie tussen de 2 psychiatrische ziekenhuizen van Sint-Truiden (PZ Sancta Maria en PC Ziekeren). Dit resulteert in het huidige PZ Asster. Efficiënewinst en specialisaeverhoging zijn de doelstellingen van deze fusie. Afstemmen van het zorgaanbod voor de regio wordt vorm gegeven in 1 ziekenhuis in plaats van tussen 2 ‘concurrenten’. In combinae met projecten die ingebed zijn in arkel 107 ontstaat een grotere samenwerking tussen de regionale diensten voor geestelijke gezondheidszorg intra- en extramuros. In het kader van arkel 107 worden in dit fusieziekenhuis sinds november 2011 60 bedden ‘bevroren’. Door het samenvallen van deze 2 gebeurtenissen (de introduce van arkel 107 en de fusie van de twee ziekenhuizen) is niet steeds duidelijk welke van deze 2 de motor van de huidige effecten is. Stand van zaken betreffende de 5 func'es van ar'kel 107 in de provincie Limburg • Funce 1a: ‘Reling’ (Regionaal Limburgs Iniaef GGZ) voor een regio met 477.000 inwoners. • Funce 1b: opstart tafel van indicaestelling. • Funce 2: de mobiele teams zijn operaoneel (voor 26 FTE ondersteund vanuit Asster). • Funce 3: werken aan afstemming rehabilitaemanagers in voorbereiding. • Funce 4: in voorbereiding (crisisunits/bed op recept). • Funce 5: verder bouwen op bestaande experimenten. Cijfergegevens 2012 voor funce 2a (pareel gestart in april 2012, volledig sinds oktober 2012) • 182 aanmeldingen, 147 inclusies, 125 beëindigd. • Primaire aanmeldingsklacht: depressie 38 %, suïcidedreiging/-poging 24 %. • Doorverwijzer: huisarts 63 %, arts resideneel 26 %, arts ambulant 11 %. • Beëindigd met doorverwijzing naar: GGZ-ambulant 75 %, opname resideneel 13 %, huisarts + mantelzorg 7 %, eerste lijn niet-huisarts 5 %. Cijfergegevens 2012 voor funce 2b (pareel gestart februari 2012, volledig sinds oktober 2012) • 408 aanmeldingen: 24 in procedure, 128 niet weerhouden, 256 inclusies, 45 beëindigd, 27 beëindigd met doorverwijzing. • Primaire diagnose bij inclusie: psychose schizofrenie 38 %, persoonlijkheidsstoornis 27 %, stemmingsstoornis 23 %. • Doorverwijzers: GGZ-resideneel 47 %, GGZ-ambulant 41 %, huisarts 5 %, eerste lijn niet-huisarts 6 %, omgeving en persoon zelf < 1 %. • Beëindigd met doorverwijzing naar (N=27): huisarts en/of mantelzorg 33 %, eerste lijn niet-huisarts en mantelzorg + GGZ 26 %, eerste lijn niet-huisarts en mantelzorg 22 %, huisarts en/of mantelzorg + GGZ 15 %.
Pagina 20 Binnen de regio van Reling situeert zich slechts 1 psychiatrisch ziekenhuis (Asster) waardoor er geen overleg over bedden in a;ouw (bevriezing) met andere PZ’s nodig is. Asster realiseert de bevriezing van 60 bedden geleidelijk tussen november 2011 en december 2012 en investeert volgende middelen in Reling: • Op bestuursniveau: comité, stuurgroep, ad-hocwerkgroepen. • Op niveau netwerkteam: netwerkpsychiater. • Op niveau van de 5 funces: ∗ Voor funce 2: 26 VTE + de psychiaterfunces regio zuid. ∗ Voor funce 3: 2 VTE + infrastructuur. ∗ Voor funce 4: intensifiëring van de zorg binnen het PZ. ∗ Voor funce 5: woontraining, halfweghuis, structuurhuis. • Op niveau van subregionaal overleg. • Algemeen: administraeve ondersteuning, EPD. Impact op de zorgorganisa'e In PZ Asster: de a;ouw van 60 hospitalisaebedden: • Meer dagstoelen, minder nachtbedden. • Delokalisae van de ouderen- en volwassenzorg. Realisae in verschillende stappen: • Fase 1: herschikking en toewijzing van diverse behandeldoelgroepen aan de 2 campussen. • Fase 2: delokalisae naar Heusden-Zolder (60 bedden naar het AZ St.-Franciskus Heusden-Zolder). • Volgende fasen staan in funce van nieuwbouwprojecten en verdere reallocae van ziekenhuisbedden. Een intensief en ingrijpend proces van verbouwing en verhuizen van doelgroepen (en medewerkers). Andere bijkomende noden ervaren door het ziekenhuis: • PVT zorgwonen e.a. woonvormen (funce 5). • Visieontwikkeling ‘bed op recept’ en intensieve behandeleenheden (funce 4). • Uitbreiding van de polikliniek. Effecten: de ‘veiligheidsfactor’ is vaak bepalend om iemand toch op te nemen. Sneller ontslag is mogelijk door ambulante opvolging via het mobiel team. Ongegrond verklaarde gedwongen opnames kunnen via Reling een opvolging kennen. De bevriezing van 60 bedden en de opstart van de mobiele teams leiden niet tot een vermindering van het aantal opnames. Het beze9ngspercentage blij> nagenoeg ongewijzigd. De werking op de vloer wordt als intensiever ervaren, de pathologie is verzwaard. Impact op het zorgmanagement Andere focus en spreiding van middelen van 60 bedden naar de mobiele teams. Inzet van middelen, spreiding over werkingsgebied: bv. voor acvering en ontwikkeling van alternaeve woonvormen. Er ontstaat een grotere betrokkenheid en parcipae t.a.v. de regio West- en Noord-Limburg De heroriëntae van het overlegplaWorm: evolue van sectorgeoriënteerd naar een netwerkgeoriënteerd overlegplaWorm. De sector is nu onrechtstreeks vertegenwoordigd via de netwerken. Impact op HR Na bevraging van alle medewerkers naar interesses voor het werken met doelgroepen, begeleidingsvormen, plaats van tewerkstelling, jobme, dag- en nachtdienst, loopbaanplanning, … wordt in belangrijke mate rekening gehouden met deze persoonlijke voorkeuren. Bij de artsengroep ontwikkelt zich een vernieuwde regeling voor wacht, verlof, … Zeer veel jd en zorg worden besteed aan uitgebreide en transparante communicae en informae om de betrokkenheid te verhogen en de noodzaak van deze veranderingen te verduidelijken. Resultaten werden zichtbaar gesteld. Ingrijpende veranderingen volgen zich met grote snelheid op. Hoeveel veranderingen kunnen de medewerkers op korte jd ‘verteren’?
Pagina 21 Effecten: ‘Braindrain’, ervaren medewerkers worden vervangen door nog onervaren nieuwkomers. Nood aan stabiliteit in de teams, extra nood aan verdieping en vorming, visievorming inzake de vernieuwde opdracht. De verhoogde werkdruk en intensifiëring van de zorg hebben een grote impact op de vereiste kwanteit en kwaliteit van medewerkers. Nood aan meer hoger geschoold personeel dringt zich op waardoor verzorgenden onder druk komen te staan. Impact op de andere zorgondersteunende diensten • Kwaliteit: indicatoren van goede zorg. • Administrae en financiën: wat wordt de toekomsge financiering? • Zal het ziekenhuis de melkkoe van het netwerk worden? • Infrastructuur: wat met de leegstaande gebouwen, architectonische aanpassingen? • Masterplan: hoe ziet het psychiatrisch ziekenhuis van 2030 eruit? Effecten op de 5 func'es Funce 1: parcipae aan preveneprojecten, indicaestellingtafel (funce 1b). Funce 2: afstemming met mobiele teams. Funce 3: tekort aan middelen, discrepane tussen de regio’s, ondersteuning? Funce 4: intensieve behandeleenheden, crisisbedden en bedden op recept. Funce 5: creëren van tussenvormen: woonvormen ondersteund vanuit het ziekenhuis? (Woontraining? Halfweghuis? Structuurhuis?) Effecten op pa'ëntenstromen Impressies vanuit Reling: ‘Het is te snel om nu reeds conclusies te trekken.’ We merken wel op: ‘Het drempelverlagende effect leidt paënten naar zorg waar ze anders niet zouden geraken’. Verder zijn er prakjkvoorbeelden van casussen in de zin van ‘opnamevoorkomende’ en van ‘opnameverkortende’ effecten. Persoonlijke reflece van de arts van een mobiel crisisteam: ‘Ik begrijp nu beter het standpunt van de paënt en de familie.’ ‘Het is voor mij verschieten om te zien dat de graad van morbiditeit t.g.v. een psychiatrische aandoening zeker niet het enige criterium is dat bepaalt of je in een psychiatrisch bed belandt of niet en dat we daar te weinig krisch tegenover staan in ons beslissingsproces om iemand toe te laten tot residenële zorg.’
Auteur: Marck Swinnen, zorgcoördinator, PZ Duffel
Pagina 22
Vragen en antwoorden
Wat is de link tussen PZT en het mobiel 2b-team (ar'kel 107)? Joris Housen: ‘Psychiatrische zorg in de thuissituae (PZT) had inieel de bedoeling om een netwerk uit te bouwen rond de cliënt en zich dan terug te trekken. In de realiteit doen ze ook vaak rechtstreekse begeleiding. Vaak worden projecten PZT geïntegreerd in mobiele teams 2b. Voordeel van een funce 2b-team is dat opschaling van zorg mogelijk is en dat men meer dan 1 keer per dag kan langsgaan. Deze frequene is niet haalbaar voor PZT.’ Dr. Bart Leroy: ‘Spijge zaak dat PZT geïmplementeerd wordt. De 2 werkingen zouden naast elkaar kunnen bestaan. PZT levert goed werk met een minimale rol van de psychiater. Verder ondersteunen in wat ze doen. Funce 2b-team inschakelen waar opschaling nodig is en waar meer specifiek kan worden gewerkt. Eerder een complementaire werking dus, maar niet het ene integreren in het andere, want dan bestaat het gevaar op snelle dichtslibbing van de mobiele teams. Bovendien hangt aan de mobiele teams een hoog kostenplaatje. Als je de psychiatrische thuiszorg afscha>, gaan er veel meer mobiele teams ontwikkeld moeten worden.’ Inge Vervo@e: ‘PZT-team is in team 2b gekomen, ze werken nu met FACT. Dat is niet evident. Voordeel is dat er nu meer ondersteuning is vanuit een groter team. PZT stond vroeger alleen. Thuisbegeleiders ervaren dat dingen delen waardevol is.’
Wat zijn de ervaringen met push out en exclusie? Dr. Inge Van Kerkhoven: ‘Ook binnen de mobiele teams zijn er exclusiecriteria omdat de capaciteit van het team eerder beperkt is. 12 FTE bedienen een regio van 440.000 inwoners. Indien nodig kiezen de teams voor die zorgvragen waar ze een mandaat voor hebben of waar de movae van de paënt duidelijk is (behalve in crisis). Zo is de verslaving vaak een probleem omdat de vraag vooral uit de omgeving komt, maar niet van de paënt zelf. Bovendien is er voor deze problemaek weinig zorgaanbod in de regio. Personen met problemen op meer dan 2 levensdomeinen krijgen voorrang.’ Dr. Bart Leroy: ‘In Leuven gaan ze vooral voor de meest complexe problemaeken: psychose, vaak in dubbeldiagnose met verslaving. We moeten de juiste doelgroep en de meest kwetsbare personen bereiken.’ Joris Housen: deelt de bekommernis dat de meest zieken uit de boot dreigen te vallen. ‘GGZ moet het niet overnemen, maar mee ondersteunen. Het accent ligt op netwerken. Samen voor mensen zorgen.’ Inge Vervo@e: ‘Om zorgmijders te beperken, is het belangrijk om coaching te bieden aan de eerstelijnszorg.’
Zorgoverleg: vaak is de huisarts niet aanwezig. Is hij beter betrokken binnen het kader van ar'kel 107? Dr. Inge Van Kerkhoven: (h)erkent dit wel. Er zijn volgens haar verschillende redenen voor. Huisartsen worden niet vergoed voor de overlegmomenten omdat ze in een zelfstandig statuut zi8en. Ze hebben vaak ook weinig jd en zijn veel minder flexibel in hun werkbesteding. Zo kan een huisarts op maandagmorgen eigenlijk nooit overleggen omdat alle mensen van het weekend dan op consultae komen. Afwezigheid is zeker niet aljd een teken van gebrek aan interesse hoewel er onder de huisartsen duidelijk een verschil is in interesse en betrokkenheid voor psychische problemaek. Zij gee> het advies aan de overlegorganen om zo efficiënt mogelijk te vergaderen zodat de jd nu9g besteed wordt.
Pagina 23 Is er informa'e over de duur van de zorg binnen de nieuwe structuren (mobiele teams?), vooral dan bij chronische zorg (2b). Is er gevaar voor dichtslibben? Dr. Bart Leroy: ‘Vanuit de overheid zijn er gelukkig weinig restrices in duur. Dat is op zich al heel goed. Anderzijds verandert vaak de intensiteit van zorg. Paënten blijven dan wel in de caseload zi8en, maar vragen veel minder intensieve begeleiding. Er wordt ook gewerkt met een follow-upsysteem waarbij mensen bv. om de 3 maanden telefonisch opgevolgd worden. Belangrijk om voortdurend te bewaken dat we wel de juiste zorg aan de juiste mensen geven en op die manier bewaken dat er voldoende ruimte blij> om nieuwe aanmeldingen te blijven opvolgen. Verandering van zorgverleners, niet aljd kunnen garanderen van de connuïteit wordt van begin af aan met de paënt besproken (transparane).’ Joris Housen: ‘Voor het crisisteam funce 2a is er wel een jdskader. Voor de mobiele teams van funce 2b is er weinig restrice van de overheid over de duur van de zorg. De bedoeling is net dat langdurige zorg voor complexe problemaek mogelijk wordt.’ Dr. Inge Van Kerkhoven: gee> aan dat gebrek aan connuïteit in de zorg geen geïsoleerd probleem van de mobiele teams is, maar op veel plekken voorkomt: PZ, CGG, wachtlijsten privétherapeuten, …
Hoe zit het met de dossiervorming binnen de nieuwe structuur (met alle betrokken par'jen)? Vaak is er veel communica'e nodig. Dr. Bart Leroy: ‘Dat is nog een probleem. Er is geen centraal paëntendossier. Vaak vertrekt men van het EPD (Elektronisch PaëntenDossier) van het ziekenhuis, maar het delen van die dossiers is technisch nog vaak moeilijk. Het is vooral belangrijk dat de paënt bij inclusie op de hoogte gebracht wordt en akkoord gaat met alle parjen die de gegevens mogen inkijken. Er moet respect voor het beroepsgeheim zijn, maar men moet toch gericht blijven op maximale transparane en dat steeds in overleg met de paënt.’ Joris Housen: ‘In het netwerk Antwerpen is er een e-zorgplan. Wie wat doet, wordt gebundeld in een gedeeld zorgplan en de cliënt hee> inzage. Het is geen volledig dossier, maar bevat alle relevante informae.’
Hoe zien de ervaringswerkers binnen dit project hun loopbaanontwikkeling? De aanwezige ervaringswerkers zijn niet echt bezig met hun loopbaanontwikkeling omdat de psychische kwetsbaarheid niet veel langetermijnplanning toelaat. Meerwaarde bieden aan andere paënten en eventueel op het beleid kunnen wegen met adviezen, is belangrijker dan een eigen loopbaan. Anderzijds toch dromen van op termijn een job te kunnen uitoefenen in het beleid.
Zijn er 'ps van de ervaringswerkers over het omgaan met moeilijke situa'es als euthanasie en suïcide? Voor ervaringswerkers is het vaak gemakkelijker om met suïcidale paënten om te gaan omdat zij die situae zelf ook soms meegemaakt hebben. De nabijheid en vertrouwdheid van het probleem maken dat ze er makkelijker afstand kunnen van nemen en emooneel minder door geraakt worden. Ze kunnen rekenen op hun eigen ervaringen en kunnen zich daardoor goed inleven in de suïcidale paënt, op een andere manier dan de klassieke zorgverlener.
Als je BW-team en team PZT en enkele extra mensen bijeenbrengt, heb je dan geen mobiel 2b-team? Marleen Geentjens: ‘Experse in PZT is zeker goed bruikbaar. Er is een grijze zone. Accent bij BW ligt op ondersteuning bij het wonen. Dit is complementair met behandelen.’
Is er zicht op weigering van opnames sinds de start van mobiele teams en beddenaDouw in het psychiatrisch ziekenhuis? Jaak Poncelet: ‘Bij herschikking van de doelgroepen was er soms een probleem. Momenteel moeten we niemand weigeren.’
Pagina 24
Slotwoord Inge Vervotte Inge Vervo@e, afgevaardigd bestuurder vzw Emmaüs
Doelstellingen interministeriële conferene: tegemoetkomen aan de vraag naar meer samenwerking op het vlak van geestelijke gezondheidszorg door middel van zorgcircuits en zorgnetwerken en om nog meer tegemoet te kunnen komen aan de vraag om de zorg dichter bij de leefwereld van de paënt te brengen, alsook om beter te kunnen inze8en op prevene en vroegdetece en vroegintervene. Daarom is het goed op een dag als vandaag sl te staan bij wat arkel 107 nu wel en niet is en wat we er wel van kunnen verwachten en wat niet. Wat alvast duidelijk is, het is een beweging die ingezet is en die verder zal evolueren. Het moge duidelijk zijn dat Emmaüs de visie en de dynamiek van arkel 107 deelt, maar we willen ook de krische succesfactoren en voorwaarden blijvend expliciteren om er zeker van te zijn dat de filosofie en de geest van arkel 107 ook op terrein werkelijk gerealiseerd kan worden en dat het dus meer is dan een intene of een beleidsverklaring. Ondertussen gebeurt er in de prakjk heel wat, ook in onze voorzieningen. Tenslo8e wil ik even de link leggen tussen de missie en visie van Emmaüs en de filosofie van arkel 107. Vallen deze 2 te rijmen? Persoonlijk vind ik van wel. Emmaüs wenst een waardengedreven organisae te zijn die hoogstaande kwaliteit en deskundigheid wil bieden met bijzondere aandacht voor de meest zorgbehoevenden. Die waarden zijn gastvrijheid, solidariteit, openheid, kwaliteit en gelijkwaardigheid.
Redac'e: Paul Bosiers, Leen Deconinck, Tine De Bruyne, Ingrid Moerman, Leny Scherlippens, Marck Swinnen, Krista Vande Wouwer, Lutgart Van Dongen Fotograaf: Peter Michielsen Verantwoordelijke uitgever: Gui Rusch, Andreas Vesaliuslaan 39, 2980 Zoersel
Mei 2013