C LEMMATICA C 1 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking • vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN <> ± = synoniem = antoniem « = complement ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
I, II ..= verbindbaarheid # = andere relaties
de C van Cornelis 100° C c of ca De hoge C: een goede vrouwenstem haalt die toon wel. cm cs het cadeau/de -s
± Het kookpunt van water: honderd graden Celsius. ± circa, dat is plusminus of ongeveer. ± ut of do, een klank die te hoog is voor een mannenstem. >>> de centimeter ± cum suis, Latijn voor: met de zijnen /met haar strijdmakkers. ± het geschenk/de-en
° Mijn vriend is volgende week jarig, ik ga een mooi cadeau voor ± hem kopen. Lijkt me een aardige verrassing voor ‘m. ° Als oma Puck met haar kleindochter de stad ingaat, koopt ze altijd een ≥ klein presentje voor haar en zegt: ‘Dit kleinigheidje doe ik je cadeau, Lisa.’
Ik wil hem die ene cd geven, die hij te duur vindt om zelf te kopen. En Lisa neemt zo’n geschenkje waardig in ontvangst, hoe klein het ook is,: een boekje of haarspeldjes of een paar sokjes; van die hebbe-dingetjes, leuk om aan elkaar te geven. ..\ Maar het blijft toch elke keer: ‘O, wat een verrassing, oma Puck! Dank u wel.’ Vier halen, drie betalen! Je moet er keihard voor werken! Ja, daar schieten we niets mee op. Aan zulk commentaar heb ik niets.
° Natuurlijk heeft Lisa al een kwartier geleden duidelijk aangegeven wat ze precies cadeau wilde hebben! ../ ° Als je drie stukken zeep koopt krijg je het vierde cadeau. ~ Je krijgt dat diploma echt niet cadeau! ≈ Dat soort opmerkingen kun je van mij cadeau krijgen!
«
het café/ de-’s
± de kroeg, de bierkelder, het bierhuis, de pub
± ± « ±
° Ga je mee iets drinken in dat café op de hoek?
± Ik lust wel een borrel, maar laten we naar een andere kroeg gaan. ^ Naar een café, een bar, een bodega of een kroeg ga je om ‘iets te drinken’. De bar, de kroeg, het café, het café-restaurant, het restaurant, de brasserie ... allemaal openbare drink- en/of eetgelegenheden. >>>> de bar de cake/-s ° Ik heb zelf ‘n cake gebakken. Wil je ‘n plakje bij de thee?
^ Lekker! Maak je ook wel eens boterkoek, appeltaart, koekjes of ander gebak?
de camera/-’s ° Met die eenvoudige camera maakt hij prachtige foto’s.
± Het fototoestel van zijn broer heeft veel meer ‘toeters en bellen’ (technische mogelijkheden), maar het resultaat is niet beter! ° Zo’n moderne digitale camera slaat beelden direct op in een geheugen, ≥ Er hoeft dus geen filmrolletje in en ouderwets ontwikkelen is er net als een computer doet. ook niet bij: via je computer print je alles zelf uit. ^ Allerlei camera’s zijn een grote rol gaan spelen in het dagelijks leven, niet alleen foto--film- en videocamera’s voor op vakantie e.d., maar ook je eigen camcorder, vooral digitaal, die je aan je PC kunt hangen! Opname-apparatuur in ziekenhuizen en laboratoria: Röntgen, MRI, CT-scan, Echoscoop de cantharel/-len ° Cantharellen zijn eetbare paddestoelen. ± Die gele paddestoelen heten ook wel ‘hanenkammen’. ^ Andere paddestoelen die je kunt eten zijn champignons en oesterzwammen. de caravan/-s
± de kampeerwagen
° Met een caravan op vakantie? Mij niet gezien!
± Waarom niet? Je eigen huis achter de auto, goedkoper dan een hotel, comfortabeler dan een tent! ..\ ≥ een camper kan zelf rijden, een caravan moet aan een trekhaak achter een auto (mee)gesleept worden.
° Een camper is geen caravan, ...../
^ Je hebt sta-, toer- en vouwcaravans het carnaval/° In Rooms-Katholieke streken wordt 6 weken vóór Pasen carnaval gevierd. Dan gaat iedereen uit z’n bol.
± Vier dagen van uitbundig feestvieren! « Direct daarna gaat de vastentijd in, tijd voor diepe bezinning.
Lemmatica C 2 de catalogus/ -logi of -logussen
± de cataloog, de (overzichts)lijst
° In de catalogus van de bibliotheek kun je opzoeken waar een boek staat. ° Ik vind ‘t wel makkelijk, zo’n catalogus van een postorderbedrijf.
± Vroeger stonden die gegevens op kaartjes, nu zitten ze in de computer. ± Een dik boek met plaatjes en prijzen, alle gegevens erbij, je kunt thuis zó uitzoeken wat je hebben wil.
de ceintuur/ -turen ° Het meisje had een zwarte jurk aan met een goudkleurige ceintuur om haar middel.
« Mannen noemen zo iets een riem.
de cel/-len ° Die gevangenis heeft wel 185 cellen. ° In Nederland zit in iedere cel maar één gevangene. ° Die man heeft al vier keer in de cel gezeten. ° Voor die overval krijgen ze vijf jaar cel.
± Allemaal piepkleine kamertjes met ‘n bed, ‘n tafeltje, ‘n wastafel en ‘n toilet. ± Er zijn ook landen waar veel mensen in zo’n hok zitten. ± Steeds weer komt hij door zijn daden in de gevangenis terecht. ± Ze gaan (voor) vijf jaar de gevangenis in.
de cent/-en ° We praten nog wel over ‘centen’, maar ...
≥ ..\ die munten bestaan helemaal niet meer, een stuiver is nu de kleinste ‘munteenheid’. ° Ik heb thuis nog een doosje met een paar oude koperen centen. ± Misschien worden ze nog wel eens meer waard dan het ‘honderdste deel van een euro’. ≈ Kun jij me even wat voorschieten, ik heb geen rooie cent meer. ± M’n geld is helemaal op, ik ben blut. Armoe troef! ≈ Ze heeft nog een aardig centje achter de hand. ± Ze heeft nog flink wat geld op de bank! <> ≈ Je kunt dat schilderij het beste weggooien, ‘t is echt geen cent waard! Wees er zuinig op, het is heel kostbaar! ^ Oude (nog van vóór de euro stammende) Nederlandse munten/geldstukken: stuiver, dubbeltje, kwartje, gulden(piek), rijksdaalder (riks of knaak) en vijfguldenstuk (vijfje). de centimeter/-s ° Eén centimeter is een honderdste van een meter ../ ° Een normale liniaal is 30 centimeter lang ../ ° Weet jij, waar onze centimeter gebleven is?
± ..\ in een centimeter zitten tien millimeter. « .. 38 millimeter breed en zo’n twee millimeter dik. ± Bedoel je zo’n ouderwetse meetlat van de kleermaker of ‘t meetlint hier bij de naaimachine?
centraal/centrale ° In die stad ligt het station erg centraal. ° Het is belangrijk voor een winkelier om op een centraal punt van de stad te zitten. ° De centrale verwarming in onze flat was kapot. ° In alle besprekingen staat de toestand in het Midden-Oosten centraal. ° Het rooster wordt centraal vastgesteld.
≥ Het ligt echt mídden in de stad. <> Als je op een afgelegen plek zit, komen de klanten niet. # We hebben twee dagen in de kou gezeten. ± Alles draait om de relatie tussen Israël en de Palestijnen. ± De roostercommissie maakt het overzicht van lesuren, docenten en lokalen voor alle groepen.
het centrum / de -s (of de centra) ° In het centrum van de stad zijn veel winkels. ° In het centrum van de verdediging staat Koeman. ~ Op het ogenblik staat de ‘zorg’ in het centrum van de publieke belangstelling.
Maar ook aan de buitenkant liggen een paar grote winkelcentra. De andere verdedigers staan om hem heen. ± Iedereen heeft er aandacht voor en spreekt erover. <>
«
chagrijnig/-e ° Wat kan die man chagrijnig reageren op collega’s: hij is nors, knorrig, humeurig, kortaf of korzelig, er is altijd wat. ° Zo chagrijnig als zij kan zijn tegen haar man en kinderen ../
± Onuitstaanbaar is het, dat gemopper en gesnauw van ‘m tegen mensen die het goed bedoelen. <> ..\ zo aardig doet ze gewoonlijk tegen haar collega’s en cliënten.
LEMMATICA C 3 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking • vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN <> ± = synoniem = antoniem « = complement ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
I, II ..= verbindbaarheid # = andere relaties
de champagne/° Op het feest werd champagne gedronken. ± Je weet wel, ‘bubbeltjes-wijn’ of ‘vino pang”. ^ ‘Matige’ alcoholische dranken zijn: bier, wijn, port, madeira, sherry (met een laag alcoholgehalte, van 4 tot 17 %) ^ ’Sterke’ (alcoholische) dranken zijn jenever, cognac, whisky en rum (met een hoog alcoholpercentage, van 22 tot 80 %) ^ Champagne is een matige alcoholische drank, vaak met de uitwerking van een sterke. Chanoekah ° Chanoekah is een feest dat de Joden vieren.
≥ Het herinnert aan de inwijding van de tempel in Jeruzalem.
charmant/-e ° Ze is niet alleen knap, ze is ook charmant. Ze neemt je door haar manier van doen direct voor zich in.
± Iedereen die haar leert kennen, mag haar direct! <> Ze mag dan mooi zijn, het is een chagrijn en een kreng van een mens.
de chauffeur/-s ° De chauffeur van de stadsbus wacht bij de halte tot hij weg kan rijden.
± De bestuurders van ‘gewone’ auto’s moeten hem eigenlijk voor laten gaan, maar in de praktijk ...... ° Alle ministers hebben ‘een dienstauto met chauffeur’. ± Ze laten zich rijden. # Zo kunnen ze zelf tijdens de reis nog de stukken bestuderen. ° De chauffeur bestuurt de auto rustig ../ « ..\ en stuurt hem door het drukke verkeer. ^ Bij een auto hoort een chauffeur, bij een tram een bestuurder, bij een trein een meester, bij een boot een kapitein en bij een vliegtuig een piloot en/of gezagvoerder. de chef/-s ° De verkoopster weet het zelf niet precies, ze gaat het aan haar chef vragen. ° Mevrouw De Jong is de chef van de afdeling .
± Haar baas zal het haar wel kunnen vertellen. ± Zij is het hoofd (staat aan het hoofd). <> Twintig jaar geleden is ze begonnen als ‘jongste bediende’.
chemisch/-e ° ‘Chemisch’ heeft in de loop der tijd een nare bijsmaak gekregen: chemische oorlogvoering, chemische bestrijdingsmiddelen enz. ° Vooral in voedingsmiddelen is chemisch ... ° Je moet deze broek chemisch laten reinigen.
± Oorspronkelijk was het gewoon ‘scheikundig’, nu denkt men veel eerder aan ‘giftig’. <> .... het tegenovergestelde van natuurlijk. ± Je moet hem naar de stomerij brengen. <> Zelf wassen kan niet.
de chocola(de)/° Weet jij eigenlijk hoe ze chocola maken? ° Ik heb best zin in een beker warme chocola. ° Wat wil je voor smaak? Chocola? ≈ Daar kan ik geen chocola van maken!
± Niet precies, ik weet wel dat er cacao-bonen aan te pas komen. En er zal één of ander vet in zitten en suiker. ≥ Nou, hier is cacaopoeder, suiker en melk, ga je gang! ^ Nee, een andere smaak: pistache of mokka. ± Daar begrijp ik niets van!
christelijk/° Kerstmis en Pasen zijn christelijke feesten. ° Sommige christenen leven bepaald niet christelijk. ° Met christelijke scholen bedoelen we protestants-christelijke scholen. ~ Ik wil op een beetje christelijke tijd thuis zijn. ~ Ziet je kamer er een beetje christelijk uit?
≥ Ze hebben te maken met het leven van Christus, z’n geboorte, z’n sterven en z’n opstanding. ± Ze leven helemaal niet zoals Christus dat wilde. ^ Met de katholieke en de neutraal-bijzondere scholen horen ze tot het bijzonder onderwijs. <> Om 5 uur ‘s morgens aankomen? Dat noem ik onbehoorlijk, ... om niet te zeggen onchristelijk. <> Niet echt. Om eerlijk te zijn: ‘t is er een puinhoop!
Lemmatica C 4 het cijfer/de -s ° We kennen tien cijfers: 0 t/m 9. ° 18 is een getal van 2 cijfers: 1 en 8. ° Achttien is in cijfers: 18 ° II is het Romeinse cijfer voor twee. ° Lisa had een prachtig cijfer voor haar proefwerk: een 9. ° Zelf had ik een heel laag cijfer, een 3! ≈ Als ‘t zo doorgaat, gaat deze verbouwing wel in de cijfers lopen. ≈ Géén nieuwe uitgaven, want we komen nu in de rode cijfers terecht!
« Ja, en we hebben 26 letters: a t/m z. « WAAR is een woord van 4 letters: W,A,A en R. « Getallen onder de tien schrijf je in lopende teksten niet in cijfers. « Eigenlijk zijn dat dus letters. ± Die haalt altijd zulke hoge punten! ± Een dikke onvoldoende dus. ± Die wordt veel duurder dan we begroot hadden. ± En ik houd helemaal niet van schulden maken! <> Ik wil juist vrij van schulden leven.
de cinema/-’s ° In Cinema Oscar draait een goede film! circa of ca ° Bij de ramp met die veerboot zijn circa 200 mensen verongelukt.
± Is dat die bioscoop in Amstelveen? ± Ongeveer, want ze weten niet precies hoeveel er op die boot zaten.
de cirkel/-s ° Een cirkel is een zuiver ronde lijn, een wiel bijvoorbeeld en de zon, en de maan ... als die vol is! ° Met een passer kun je een cirkel trekken. ≈ Met de geboorte van haar kleinkinderen is voor haar de cirkel rond ../
^ Het vierkant, de rechthoek en de cirkel zijn de bekendste wiskundige figuren. ± Zo’n rondje kun je niet uit de hand tekenen. # ..\ Zij kwam als Nederlandse naar Canada; haar kinderen waren half Nederlands, half Canadees; en haar kleinkinderen gaan straks als Canadese toeristen naar Nederland.
de citroen/-en ° Citroenen, sinaasappels en mandarijnen ../ ° Ik doe een schijfje citroen in mijn tonic. ≈ Laat je geen knollen voor citroenen verkopen!
^ ..\ zijn de bekendste citrusvruchten. ≥ Die zure smaak maakt het lekker fris. ± Pas op dat ze je niet bedriegen!
de cliënt/-en ° De bankbediende vraagt aan de cliënt hoeveel geld hij wil lenen. ° Notarissen, advocaten en zulke dure mensen hebben alleen cliënten../
± De klant zegt dat hij G 5000,- nodig heeft. # ..\ Psychiaters en mensen die werken in de psycho-sociale hulpverlening hebben ‘t soms over patiënten, soms over cliënten. <> Gewone bedrijven hebben een klantenkring of clientèle.
het closetpapier/de wc-rollen ° Sommige mensen zeggen keurig ‘closetpapier ‘../
± ..\ anderen hebben het gewoon over toilet- of wc-papier.
de clown/-s ° De clown maakt iedereen in het circus aan het lachen.
± Met z’n rode neus en z’n grote schoenen doet hij de domste dingen! ≥ Vooral de kinderen genieten van zijn malle fratsen.
de club/-s ° Er zijn nogal wat Nederlandse voetballers die in een Engelse club spelen. ± Kunnen die dan hier geen voetbalvereniging vinden? ° Hij is lid van allerlei clubs: een postzegel-club, een bridgeclub en nog ≥ Hij vindt het leuk om samen met andere mensen met zijn zo’n paar. hobby’s bezig te zijn. ° Vroeger las zij kinderboeken over de club van vijf: ../ ≥ ..\ vier kinderen en een hond, die spannende avonturen beleefden, ../ ..\ maar nu heeft zij het over de bende van vier: ../ # ..\ politieke tegenstanders, die haar ‘t licht niet in de ogen gunnen. ≈ Hoor jij ook bij die club?! ± Ben jij het eens met hun ideeën?! <> Jij had toch een hekel aan mensen met zulke denkbeelden? de col/-s ° Met die koude wind trek ik een trui met een col aan, dan hoef ik geen das om. ° De laatste wielrenners kwamen met moeite over de hoge cols.
± Lekker warm hè, zo’n hoge boord. <> Die laaguitgesneden hals is goed voor een hittegolf! ± Er zaten maar liefst vier van die steile bergen in de etappe van die dag.
LEMMATICA C 5 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking • vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN <> ± = synoniem = antoniem « = complement ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
I, II ..= verbindbaarheid # = andere relaties
de cola/<> ° Cola is, geloof ik, de populairste frisdrank. Geef mij maar een sapje, zoals orange juice of tomatensap ^ Met Spa-rood op de tweede plaats, denk ik. Verder heb je nog sinas, tonic , cassis, dubbeldrank, allemaal frisdranken. Te veel om op te noemen.
het colbert/de -s ° Ik heb een nieuw colbert en nu wil ik nog een overhemd kopen. ° Doe je je colbertje aan als je daar op bezoek gaat?
± Moet dat bij de kleur van je jasje passen? <> Wat dacht je dan, moet ik daar soms in hemdsmouwen gaan zitten?
de collega/-’s ° Ga jij wel eens met je collega’s uit eten? (.) Hij is leraar in Maastricht en zijn zus lerares in Sneek.
± Nee hoor, de mensen met wie ik werk zie ik alleen op kantoor, niet in mijn vrije tijd. « Ze zijn niet alleen broer en zus, maar ook collega’s.
het college/de -s ° ° ° ° °
De studenten volgen de colleges van die professor met grote aandacht. Dit jaar lopen we college bij professor De Wit. Hij geeft college over sociale economie. Vandaag heb ik geen college. Het college van B(urgemeester) &W(ethouders) heeft een plan!
° Veel scholen noemen zich ‘College”: ° Het ministerie ‘richt zich tot alle Colleges van Bestuur’.
± ± ± # «
Hij weet zijn lessen heel interessant te maken. We gaan naar zijn lessen, nog echte hoorcolleges. Geeft hij goed les? Of staat hij zichzelf voor te lezen? De prof is ziek. Neen maar! Nou, ik ben benieuwd wat de Gemeenteraad er van vindt. ≥ Apeldoorns College, Canisius College enz. ± Alle schoolbesturen hebben maar te gehoorzamen, anders ..!
het collier/de -s ° Bij de juwelier ligt een schitterend collier in de etalage.
±
Je weet wel, zo’n gouden halsketting met een grote diamant eraan.
^ collier, armband, ring, broche, horloge, oorbel ... allemaal sieraden. de commissie/-s ° Er is een commissie van zeven mensen benoemd.
± Die groep mensen heeft de opdracht om te onderzoeken wat de oorzaak van het ongeluk is.
compleet/complete ° Een compleet gezin betekent ‘n vader en ‘n moeder met hun kind(eren). ° Zijn verzameling is bijna compleet:../ ~ Dat grote toernooi is voor de club een compleet fiasco geworden. ~ De ellende is nu compleet en niemand weet een oplossing!
Een alleenstaande moeder met een kind vormt een onvolledig gezin. ≥ ..\ hij mist nog één plaatje. ± Ze zijn op de laatste plaats geëindigd, een totale afgang! ± Er zijn grote ruzies en onoverkomelijke problemen: men weet zich geen raad. <>
het concert/de -en ° Het concert wordt gegeven in De Doelen te Rotterdam. ° Op een warme zomeravond geven de kikkers in de vijver een concert:
≥ Er worden werken van Mozart en Beethoven gespeeld. ≥ Ze kwaken dat het een lieve lust is.
de concertzaal/-zalen ° In dat grote uitgaanscentrum heb je een concertzaal,, ../
^ ..\ een schouwburg en een bioscoop.
de conciërge/-s ° De conciërge van onze school zorgt voor de huishoudelijke zaken en voor de kantine. ° Er zijn ook flatgebouwen met een conciërge.
± De ‘huismeester’ zorgt ervoor dat alles in het gebouw ordelijk verloopt. ± Zo iemand heet dan de huismeester.
LEMMATICA C 6 de conclusie/-s ° Nu ik jullie allemaal gehoord heb is er voor mij maar één conclusie: Jullie zullen het nóóit eens worden. ° Zij kwam tot de conclusie, dat hij alweer vreemd ging ../ ° Hij ving wat op van vrienden en trok een verkeerde conclusie.
± ‘t Is jammer dat ik tot die slotsom moet komen, maar helaas zijn de tegenstellingen onoverbrugbaar. « ..\ en nam de gevolgen voor lief: dan maar alleen verder! ± Hij hoorde z’n vrienden wat zeggen, dat hij niet begreep, en maakte een foute gevolgtrekking.
het congres/ de-sen ° Het congres wordt bijgewoond door artsen uit de hele wereld.
± Op die conferentie krijgt men voorlichting over nieuwe operatie- technieken.
de consequentie/-s ° Ik ben bang, dat je de consequenties van je besluit zult betreuren. ° Zulke ondoordachte uitspraken hebben natuurlijk wel consequenties! ° De consequenties van zijn principiële besluit waren verstrekkend:
± De gevolgen ervan zullen veel verdriet meebrengen, vrees ik. # Ze hoeft niet meer te rekenen op een ministerspost. « Hij moest ijlings vluchten en als migrant een nieuw leven beginnen.
constateren/constateerde/geconstateerd
II
° De dokter constateerde dat de patiënt hoge koorts had.
± Daarna stelde hij vast dat hij een keelontsteking had.
Ze constateert dat // Ze constateert, dat ...
het contact/de -en ° Midden in het telefoongesprek werd het contact verbroken. ° ° ° °
Hebben jullie al contact gehad met de nieuwe buren? Ik moet nodig weer eens contact opnemen met mijn nichtje. Op die school is hij met allerlei mensen in contact gekomen. Man, 33 jaar, zou graag in contact komen met knappe, jonge vrouw, tot 30 jaar. ° Zal ik je met de voorzitter in contact brengen? ../
° Die twee computers staan dus met elkaar in contact. ° Ik draai het sleuteltje in het contact om ../ ° Als die twee draadjes contact maken, krijg je een flinke schok!
± Ik draaide meteen weer hetzelfde nummer maar ik kreeg geen verbinding meer. ± Ja hoor, we hebben ze al een paar keer gesproken. ≥ We hebben zó lang niets van elkaar gehoord! ± Hij heeft er mensen uit diverse landen ontmoet. ± Man zoekt vrouw via een (contact)advertentie. # Maar 30-jarige welke vrouw stelt zulk contact op prijs? ± Wil je, dat ik je bij deze VIP introduceer? Ik ken ‘m nog van school en contact is zó gelegd. <> ..\ Of neem je liever zelf contact op? <> O ja? Ik dacht dat ze los van elkaar stonden. ± Ze maken deel uit van een netwerk. # ..\ om de motor te starten. En deze slaat meteen aan. ± Weet ik, ik let wel op dat ze niet met elkaar in aanraking komen.
de contactadvertentie/-s ° De kranten staan vooral in het weekend vol contactadvertenties ../ >>> advertentie
± ..\ hele pagina’s vol verzoeken om contact op te nemen met de nieuwe droomprins of -prinses van je leven.
het continent/ de -en ° Noord-Amerika is een rijk en machtig continent ../ ° Het Europese continent is ../
± ..\ Zuid-Amerika is een werelddeel met veel arme landen. ± ..\ het vasteland van Europa. (Groot-Brittannië hoort ‘r dus niet bij.)
het contract/ de -en ° De voetballer heeft een contract voor 4 miljoen ondertekend. ° De huisbaas heeft beloofd een contract op te maken ../
± Die overeenkomst geldt voor vier jaar. ± ..\ de afspraken over de huur leggen we schriftelijk vast. # Dan staat alles tenminste op schrift, dat is wel zo veilig.
de controle/-s ° Op vliegvelden is een zeer strenge controle nodig.
° Na de operatie hield de dokter hem nog een jaar onder controle. ° Wees maar gerust, ik heb alles onder controle!
° Ik moest vanochtend naar de tandarts voor de halfjaarlijkse controle.
± Passagiers en hun bagage worden grondig onderzocht voor ze het vliegtuig in mogen. <> Vroeger deed men dat meer uit de losse pols of steekproefsgewijs. ± Iedere maand werd hij door een arts onderzocht. ± Geen paniek, ik heb de zaken in de hand, ik weet precies wat er gebeuren moet. <> Nu weet ik me echt geen raad meer! <> Helaas moet ik overmorgen terugkomen om ‘n kies te laten trekken.
LEMMATICA C 7 ° = letterlijk ~ = figuurlijk ≈ = uitdrukking • vaktaal '" ... '"= (nog) geen ABN <> ± = synoniem = antoniem « = complement ^ = hypero- & hyponiemen ≥ = nadere specificatie ../ ..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.) .... « = syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement
I, II ..= verbindbaarheid # = andere relaties
controleren/controleerde/gecontroleerd
II
wij controleren, of (dat klopt) // wij controleren het
° De politie controleert regelmatig de snelheid op de autowegen.
± # ±
Er wordt gekeken of je niet te hard rijdt. Wie te hard rijdt, krijgt een fikse boete! Kijk nog eens goed na wat je hebt opgeschreven. Lever je ‘t in het wilde weg in, dan moet je ‘t zelf weten! Heb je goed gekeken of alle gaskranen wel dicht zijn?
° Controleer je werk goed vóór je ‘t inlevert.
<>
° Heb je het gas gecontroleerd?
±
de controleur/-s ° Bij het openbaar vervoer zijn heel wat controleurs in dienst.
±
corrigeren/corrigeerde/gecorrigeerd
II
° ° ° °
± ± ≥ #
Als ze het verkeerd schrijven, verbetert hij ze ook. Kijk je of er fouten inzitten? Wat u daar zegt, is absoluut niet waar. door ‘n operatie laten ze de neus verkleinen of de borsten vergroten.
±
Door de studenten te manipuleren werd de militaire dictatuur gewoon voortgezet, ondanks z.g. verkiezingen. Een vreedzame overdracht van de macht en vrije verkiezingen was jarenlang een droom in zo’n land.
De leraar corrigeert de cursisten als ze een woord fout uitspreken. Wil jij deze brief nog even corrigeren? Pardon, nu moet ik u toch corrigeren ..... Er zijn mensen, die hun gezicht of borsten met plastische chirurgie laten corrigeren.
Zij kijken of iedereen een ‘geldig plaatsbewijs’ heeft. ‘Zwart rijden’ wordt zo wel moeilijk! julie corrigeren haar (werk )
de coup/-\ ° In Indonesië slaagde het leger er decennia in een echte coup te voorkomen.
<>
de coupe/° Ik wil graag een coupe ijs.
±
±
Je weet wel, zo’n enorm groot glas, of soms wel een schaal. Je hebt ze ook van metaal: roestvrij staal of zo. Geef mij maar een hoorntje om te likken. Zo’n haardracht zie je toch al jaren niet meer! Helemaal uit!
±
Een echt Marokkaans gerecht, met lamsvlees en groenten?
« ±
En een Indiaan schiet steevast met pijl en boog. In werkelijkheid moet hij de koeien bij elkaar houden of ze naar een andere plek drijven.
° ‘High Noon’ was een heel beroemde cowboyfilm: spannend en met ± een goede afloop.
Boeven te paard zijn in de overmacht en hebben het op een eenzame held voorzien. Gelukkig wint Het Goede, en zo hoort het ook ... in films.
<>
° Wat een rare coupe is dat nou? Bij welke kapper ben jij geweest? de couscous/° Ik heb hier een recept voor couscous. de cowboy/-s ° In de film zwaait een cowboy altijd met zijn lasso.
de cowboyfilm/-s
de crème/-s ° Wat wil je voor gebakje? Met crème of ../ ° Als je huid zo droog is moet je er wat crème op doen.
« ±
..\ met slagroom? Zo’n beetje vettigheid geeft een lekker zacht gevoel.
LEMMATICA C 8 de cultuur/-turen ° Ieder volk kent zijn eigen cultuur. ° In Nederland is praktisch alle grond in cultuur gebracht. Het is praktisch één cultuurlandschap.
° OC&W, dat is Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen../
± De beschaving van de meeste volken staat op zeer hoog peil. <> Een paar honderd jaar geleden was er op de Veluwe nog echte natuur. ± We hebben nu bijna geen echte natuur meer, alleen de menselijke! # ..\ een ministerie, dat zich niet erg populair gemaakt heeft.
de cursist/-en ° De cursisten luisteren naar ../ ° De cursisten zijn ingespannen bezig met verf en penselen ./
« ..\ hun docent. « ..\ ze volgen schilderlessen.
de cursus/-sen ° Ik zou graag een cursus Spaans gaan volgen. ° Aan het begin van de cursus zijn er meer cursisten dan aan het eind.
± Jammer dat die opleiding zo duur is! ± In de loop van het studiejaar vallen er meestal cursisten af.