u > 1964
In de nazomer van 1964 zal het achttien jaar geleden zijn dat ik met een handjevol gedreven en min of meer fanatieke geljkvoelenden de oprichting beleefde van wat nu vanzelfsprekend het 0.0.0. is.
~ ~
C,, ~
Bij het bereiken van de 18e verjaardag treffen wij doorgaans nog de resten van een niet voltooide puberteitsfase aan en met ons 0.0.0. is het niet anders. Het lijkt er zelfs op dat die laatste groeifase gekenmerkt wordt door een crisis van lichaam en geest om de volwassenwording te kunnen bereiken, Komen wij deze kinderziekte te boven of zal er een zekere onvolgroeidheid misschien zelfs infantiliteit blijven bestaan? Het eerste is gelukkig zeker; het tweede moet overwonnen worden.
IJJ
In de vereniging althans in de ‘bovenlaag’ is een proces gaande, vorig jaar aangevangen, om de structuur van ons Centrum in overeenstemming te brengen met de eisen des tijds.
—
—-
—
—
IJJ‘ ~
—
—
Het Hoofdbestuur, daartoe bijgestaan door deskundigen en terzake bevoegden, getroost zich alle inspanningen die noodzakelijk zijn om die aanpassing te bereiken. Maar het welslagen van al die inspanningen wordt niet uitsluitend bepaald door wat t.z.t. op papier gerormuleerd uit de bus komt. Het zal door ‘mee-denken’ van veel leden tevens tot verwerkeljking kunnen geraken of mislukken. Tussen gedachten en daden zijn de afstanden nu eenmaal dikwijls zeer groot. Er dreigt één niet te miskennen gevaar bij alles wat volgens moderne receptuur en met behulp van deskundigen wordt beproefd. Het gevaar namelijk dat de mensen waar het om gaat er in betrokken moeten worden met hun gevoel, hun emoties.
pen;
UJ
Een uitsluitend verstandeljke benadering raakt als regel slechts zeer kleine groede meerderheid, de massa der leden blijft a.h.w. onberoerd. Er is een kwasimoderne neiging ook bij andere verenigingen en organisaties de aangeslotenen op nuchter-zakelijke wijze te betrekken in de strevingen. Ik ben van oordeel dat een zodanige aanpak ook in het 0.0.0. enorm grote gevaren oproept, die de gevoelsbindirigen aan het 0.0.0. immer losser maken en zelfs geheel doen verdwj n en. —
—
De hemel beware ons voor een uitsluitend zonder bewogenheid bestuurde vereniging volgens het beginsel van understatement. Studiegroepen, vergaderingen en al die onvermijdelijke communicatiecontacten die vanwege de vereniging worden georganiseerd hebben alleen dan kans op welslagen als zij gestuwd en gedreven worden door een élan, een gedrevenheid en desnoods door een gezond fanatisme.
~
B.A.
Constateren wij met name in de hoofdstad niet een gevaarlijke ontwikkeling in een enorme uitbreiding der gaybars, die door een toegenomen liberaliteit blijkbaar kunnen floreren ondanks de eigen lokaliteiten? Is de sfeer aldaar wel zo diepgaand afwijkend van die in de eigen tehuizen? Is de behoefte aan relax in onze jaren met korter arbeidstijd maar aanmerkelijk intensievere arbeidsprestaties en overeenkomstige vlucht in ontspanning en ‘geen gezeur aan m’n kop nu’ door ons voldoende opgevangen? Het zijn vragen die voor het voortbestaan van het gehele 0.0.0.instituut van vitaal belang zijn als we onze greep op de aangeslotenen niet na een half of heel contributiejaar willen verliezen. Het zijn zomaar wat gedachten in het jaar waarin we de grens van de volwassenheid kunnen bereiken en waaraan we niet voorbij mogen. Allen, die betrokken zijn bij de heroriëntatie van het C.0.C. op eigentijdse taken; wij willen wél volwassen worden méâr... onze jeugd behouden!
22
OP WEG NAAR HET EINDE van Gerard Kornelis van het Reve is een van de belangrijkste literaire gebeurtenissen van het afgelopen jaar, misschien wel de belangrijkste. Bij hun eerste verschijnen al, in het tijdschrift Tirade, hadden de nu verzamelde reisbrieven sterk de aandacht getrokken, ten dele ook omdat de klub van zedeljkheidsmaniakken die ons land nog altijd rijk is meteen klaarstond om er zijn afkeuring over uit te spreken. Dit keer was de antirevolutionaire senator Algra de woordvoerder. Zonder dat hij de brieven gelezen had ging hij in de Kamer tegen Van het Reve te keer. Och ja, tenslotte zijn al deze heren nakomelingen van de zusters Pieterse van Multatuli, die niet wisten wat een bijwijf was, maar toch openlijk wilden betuigen dat ze nooit emands bijwijf zouden willen worden. Eigenlijk moeten we de heer Algra en de zijnen er dankbaar voor zijn. Ze hebben gezorgd voor wat ekstra publisiteit voor literair werk dat de aandacht waard is. Op weg naar het einde is een hoogtepunt in Van het Reves oeuvre, een boek waarin hij zich in veel opzichten vernieuwt. Het is meeslepend als maar weinig proza in onze literatuur.
Zes brieven zijn het, achtereenvolgens uit Edinburgh, waar de schrijver in augustus 1962 het schrjverskongres bijwoonde, uit Amsterdam, uit Camden Town en uit Gosfield, waar hij vrienden bezoekt, uit ,,schrjversland” (Van het Reve is dan aan boord van een schip in Rotterdam) en uit Algeciras in de Spaanse provincie Cadiz. Behalve reiservaringen bevatten de brieven scherpe en soms nogal onbarmhartige karakteristieken van vrienden en van mensen die hij onderweg ontmoet, gedachten over uiteenlopende onderwerpen, al dan niet naar aanleiding van de reis, en uiterst persoonlijke bekentenissen en fantasieën.
BOEKBESPREKING DOOR PETER LAAKEMAN VAN
eerlijkheid en strijdbaarheid DE REISBRIEVEN VAN Van het Reves stijl is in dit nieuwe werk losser, soepeler geworden. Hij kan er meer kanten mee uit dan vroeger. Wel heeft hij zijn karakteristieke, wat archaiserende en bijna ambtelijke manier van schrijven behouden, maar hij maakt nu ook gebruik van andere middelen, van platte woorden en van stoplappen, die hij vroeger alleen in de mond van zijn personages legde. Ze zijn een van de manieren waarop hij een humoristisch effekt bereikt. Een van de vele, want met zijn humor konkurreert Van het Reve met onze beste kabaretiers.
VAN HET REVE
23
Ondertussen zal de lezer bij eerste lezing geneigd zijn niet te begrijpen waarom de brieven zo’n opschudding hebben verwekt. Er staan een paar woorden in die het keurige spraakgebruik van de Algra’s schuttingwoorden noemt, maar overigens valt het porriografisch element nogal mee (of tegen, als men wil), afgezien van een scène op het strand van Algeciras, in de laatste brief. Bovendien zijn de seksueel getinte passages meestal met zoveel ironie neergeschreven dat de vereiste prikkeling nauwelijks aanwezig lijkt. Wat de tegenstanders geprikkeld heeft moet daarom iets anders zijn. Het is de manier waarop Van het Reve een van de belangrijkste motieven van de brieven behandelt, zijn homoseksualiteit. Of liever nog: het is zijn houding tegenover die homoseksualiteit. In andere besprekingen van Op weg naar het einde is het vermoeden uitgesproken dat de nieuwe en hoge vlucht die zijn schrjverschap juist in dit boek genomen heeft samenhangt met zijn openhartigheid op seksueel gebied. Ook ik geloof dat zijn zelfbevrijding nieuwe mogelijkheden in hem heeft losgemaakt. Niemand kan straffeloos een zo belangrijk facet van zijn persoonlijkheid onderdrukken; het masker bemoeilijkt niet alleen de verstandhouding met de anderen maar het verstikt ook artistieke uitingsmogeljkheden. De zelfbevrjding van Van het Reve is een totale geweest. Nu hij voor het eerst openlijk schrijft over homofilie, over zijn eigen homofilie, gebeurt dat niet op de manier die zoveel ander geschrijf over dat onderwerp tot een ergernis maakt, niet zoetelijk en niet druipend van zelfbeklag, maar als iets vanzelfsprekends, eerlijk en strjdbaar. Van het Reve introduceert zijn homoseksualiteit op de tweede bladzij van zijn eerste brief, niet met een grote omhaal van woorden, maar direkt, even vanzelfsprekend als zijn vorige en volgende mededelingen. Hij ziet aan boord van. de nachtboot naar Harwich ,,een jongen van omtrent zèventien jaar” en speelt dan met de gedachte hem mee te nemen naar zijn hut. Die manier van benadering vinden we het hele boek door en het is dat wat sommige lezers geschokt en geergerd moet hebben. Nederig, onder overlegging van een psichiatrische verklaring, bekennen dat je helaas scheefgegroeid bent en op dat ene punt tot je grote spijt en voortdurend knagend verdriet niet helemaal normaal, dat gaat nog, maar je homofilie voorstellen als iets normaals en vanzelfsprekends, dat schokt.
Van het Reve zal me wel vergeven dat ik maar weinig over de literaire aspekten van zijn boek zeg. Dat is op andere plaatsen al gedaan, en dikwijls voortreffelijk.
24
Veel belangrijker is voor ons op dit moment de manier waarop hij zich, in zijn boek en ook bij andere gelegenheden, als homofiel opstelt in en tegenover de maatschappij. Eerlijk en strjdbaar” noemde ik het en met die woorden is een levenshouding gekarakteriseerd die het is al opgemerkt in het desembernummer van Vriendschap door H. van der Kroft op den duur de houding moet worden van ons allemaal. —
—
Eerlijkheid is een eigenschap van al de brieven van Van het Reve, ook als hij het over andere dan seksuele zaken heeft. Hij komt voor zijn gevoelens uit, ook als ze klein-menselijk gevonden kunnen worden. Hij durft sentimenteel te zijn, maar hij durft ook te zeggen wat hij over zijn eigen gevoelens denkt. Een goed voorbeeld daarvan is wat hij schrijft over zijn ontrouwe vriend Wimie, die hem in de steek gelaten heeft voor ,,de verblindend aantrekkelijke en inderdaad aanbiddeljk lieve, 23-jarige loodgieter M. uit de Engelse stad 1.”. Het ,,loodgietende prjsdier M.” noemt hij de engelsman, wat voldoende zegt over zijn gevoelens ten opzichte van hem en de gewezen vriend. Maar als hij de twee in Engeland opzoekt en met ze in de londense dierentuin is, flirt hij met de loodgieter op een manier die er niet om liegt. Waarop hij zelf konstateert: ,,Weerzinwekkende flikkerpraat: evenals bij alkohol, neemt met de roes de libido toe, maar daalt het niveau.” Ik durf te voorspellen dat zoiets zelfs sommige ,,gevoelsgenoten” te ver gaat, omdat nu eenmaal hoogstens de praat van een ander weerzinwekkend kan zijn, nooit die van jezelf. Met de eerlijkheid van Van het Reve gaat zijn strijdbaarheid samen. Een staaltje daarvan vinden we in zijn reportage van het schrjverskongres. De schotse schrijver MacDiarmid gaat tekeer tegen auteurs die schrijven over ,,such things as homosexuality, lesbianism and sodomy”. Van het Reve vraagt het woord en houdt een toespraakje dat kulmineert in de verzekering ,,dat ik mij tot het uiterste zal verzetten tegen elke poging om de auteur zijn onderwerp voor te schrijven en dat ik, mij als homoseksueel, zeker nooit door iemand zal laten verbieden homoseksualiteit tot onderwerp van mijn werk te kiezen”. Hij wordt dan niet weinig geprezen om zijn ,,very brave statement”, maar antwoordt dat hij burger is van een beschaafd land, waar men, behalve de vervolging van tovenarj en ketterj, ook die van volwassen homoseksualiteit heeft afgeschaft”. Al die lof, zegt hij dan, kietelt mij, maar maakt mij ook neerslachtig. Ik word onzeker over mijn motieven. Maar mijn haat en woede jegens hen, die, als ze ooit de macht zouden krijgen, mij en miljoenen anderen in kampen zouden laten doodkriuppelen of in klinieken laten kastreren, die waren echt, en vrij van elke berekening. Al lang heb ik de overtuiging gekoesterd, dat de tijd van het bedelen om begrip voorbij, en de tijd van het gebruik van vuisten, tanden en voeten aangebroken is.”
Het is duidelijk dat zo’n strijdbare houding eerlijkheid impliceert, en ook dat wie zo schrijft eenvoudig het recht neemt dat zelfs de meeste psychologen tot nog toe meestal niet geven: het recht om de dingen voor te stellen zoals ze nu eenmaal zijn: als normaal en natuurlijk.
BOEKBESPREKING DOOR OHIRA VAN
Tot slot, en als illustratie van dit alles, wil ik nog een lange passage aanhalen uit de Brief uit schrijversland. Van het Reve spreekt zich daar over zijn standpunt duidelijker uit dan ergens anders. Weer zullen sommige lezers van dit tijdschrift zich zeker ergeren, maar wat Van het Reve schrijft is van woord tot woord het overdenken waard. Kommentaar erop lijkt me verder overbodig; wat hij schrijft spreekt voor zichzelf:
Veel, zeer veel is niets dan schijn geweest en pas nu, op de drempel van wat misschien een nieuw leven gaat worden, zie ik dit eindelijk in. Mijn hele leven heb ik gezocht naar verwantschap, mezelf dikwijls genoeg wijsgemaakt dat er van zulk een verwantschap sprake was, terwijl die er nooit, met geen enkel ander mens, of andere groep van mensen, geweest is, en er ook nooit zijn zal. Met kollegaas kan ik geen zinnig woord wisselen, en met het soort mensen dat men gevoeisgenoten pleegt te noemen is het nog erger hoog moed of Selbsthass spelen hierbij maar een geringe rol, geloof ik want in hun gezelschap voel ik mij zelfs eenzamer dan wanneer ik alleen ben, niet omdat ze zijn zoals ze zijn, maar juist omdat ze maar gedeeltelijk zijn zoals ze zijn en bijna allen, zonder uitzondering, de Moed missen zich in te zetten voor datgene, dat zij beweren lief te hebben, alsook de moed om te vechten en erop los te rammen als het erop aankomt, inplaats van die anonimiteit te prefereren waarbij men doet of men tot een onderwereld behoort die zo spoedig mogelijk zou moeten worden uitgeroeid; wat een ellende, dat zonder geslachtsnaam zich voorstellen als Rudi” of ,,Eddie”, dat eeuwig geteem over de snit van een broek en waar heb je dat gekocht”, en nooit, nooit, godverdomme, één verstandig woord, of desnoods een onverstandig woord, over kunst, politiek, etiek, religie. Altijd over eten, kleren, dansen op de club, de hoeveelheid drank die op dit of dat feest is uitgeschonken. En nooit mogen hun moeder, zuster, vader, kollegaas, al zijn ze zelf al in de veertig of vijftig en geen kwajongens meer en al zijn ze maatschappelijk ontkwetsbaar, iets weten. ,,De ergste menselijke zonde is de bereidheid zich in een hoek te laten trappen. Ik wil niet in een hoek of verborgen kelder leven. Dat kan ik niet. Zo iets geweldigs is het leven nu ook weer niet: ik bedoel dat ik, als ik in zedeljk opzicht niet waardig, met opgeheven hoofd kan leven, dan maak ik er een eind aan, want met minder neem ik geen genoegen, al neemt dat hele leger van fluweeldragende kirders er wel genoegen mee. Ik ben een schepsel Gods, en geen karikatuur.”
dichterlijk labyrinth PETER VAN EETEN’S OPSTELLEN OVER HET WERK VAN WILLEM KLOOS
—
—
Wie was de Duitse dichter Von Platen? Die vraag kwam onlangs weer bij mij op, toen ik toevallig een afstammeling, natuurlijk niet van de dichtende graaf, maar van zijn broer ontmoette, aan wien een Duitse universiteit, in 1960, zijn doktersgraad heeft afgenomen, omdat hij voor overtreding van paragraaf 175 gestraft was. Alsof zijn sexuele aanleg iets aan zijn voortreffelijke dissertatie afdeed! Kan het zijn, dat diezelfde geaardheid ook oorzaak is, dat de homofiele dichter in mijn vierdelige Duitse literatuurgeschiedenis slechts met één regeltje (,,Lid van de Berliner Kreis”), genoemd wordt en in mijn encyclopedie helemaal niet voorkomt? Is hij terecht vergeten, of is slechts de bekende ondankbaarheid der homofielen oorzaak dat de sonnetten van een van hun eerste dichters nergens meer te koop zijn? Men zou er wel iets meer van willen weten, nu Peter van Eeten in zijn Dichterljk Labyrinth”, mededeelt dat Kloos in Platen ,,a.h.w. zichzelf herkend heeft”. ,,
25
Ik hoop, dat van Eeten, na het prachtige speurwerk dat hij over Kloos verricht heeft, ook nog gelegenheid zal vinden ons deze merkwaardige Duitse figuur iets nader te brengen. In een vroeger reeds in dit blad verschenen bespreking der destijds nog slechts in artikelvorm verschenen opstellen van van Eeten schreef ik: ,,lk heb me al dikwijls afgevraagd, waarom er in een detectiveroman altijd een moord moest voorkomen. Kan een ander probleem dan niet riet zo spannend en ingewikkeld zijn als de vraag, wie en waarom X een mes in het hart werd gestoken? Ik had echter nooit verwacht een dergelijke, on-bloedige detective-story in de Nederlandse taalgids” te vindenl”
Nu dan deze artikelen uit de Taalgids in boekvorm verschenen zijn, zou ik deze karakteristiek willen vasthouden. Volkomen afgezien van de grote eruditie waarvan zij blijk geven laat zich de speurtocht waarbij, van de kleinste indiciën uitgaande, ondanks alle angst en bewuste camouflage der betrokkenen, de homo-sexualiteit van Kloos tenslotte onontkenbaar komt vast te staan, als een buitengewoon intelligente detective lezen. Haar tweede grote verdienste: zij toont ons, hoe ook uit de liefde tussen twee mannen kinderen geboren kunnen worden: kinderen der schoonheid: gedichten. Niet op natuurlijke, maar op bôvennatuurljke wijze ontvangen, groeien uit de liefde van Kloos voor Perk, uit de liefde tussen Verweij en Kloos een aantal der schoonste sonnetten van de Nederlandse taal, en met verbazing zien wij, hoe zij pas door de onthullingen van van Eeten volkomen begrijpelijk worden en schoner dan wij vermoedden, omdat het schijnbare pathos plotseling een ons bekend gevoel blijkt. —
Jammer vind ik alleen, dat de haast gelijktijdig als artikelen verschenen opstellen van Michael over hetzelfde thema niet in één bandje ondergebracht konden worden. De controverse zou dan nog interessanter geweest zijn. Het is helaas een bekend feit, dat onze leden over het algemeen voor literaire publicaties over homofiele thema’s, wanneer deze boven het peil van de doorsneeroman uitgaan, heel wat minder belangstelling hebben, dan voor dansen en televisie. Mogen ze nu voor dit boekje eens een uitzondering maken, opdat uitgevers ook in de toekomst zulke publicaties durven wagen! Heus, al was het alleen maar vanwege de status die wij allen zoeken: zo’n boekje op uw boekenrekje is een bewijs van intelligentie!
26
Drs. V. Servatius
EEN ONDERZOEK ONDER HOMO • FIELEN Uitkomsten van een in 1961 gehouden enquête (II)
Juist, omdat het beroep een zo centrale plaats inneemt in het leven van de individuele mens en in onze samenleving, is het van belang om na te gaan hoe de homofiel in deze veelzijdige werkelijkheid zijn plaats vindt. In welk Soort beroepen komt hij uiteindelijk terecht? Is er een significant verschil tussen de beroepen van de hetero- en homofiele nederlanders? Voor de psycholoog, die zich met de beroepskeuzeproblematiek bezig houdt, kan informatie hierover van de grootste betekenis zijn. Ook voor het onderwijs is deze niet onbelangrijk. Bij de verwerking van het antwoordmateriaal betreffende vraag 3 hebben wij ons laten leiden door de beroepenclassificatie van het Rijksarbeidsbureau. Deze gaat uit van de aanlegeisen. De gezichtspunten vanwaaruit de indeling plaatsvindt zijn: 1. de beroepenklassen (niveau van de vereiste aanleg en kennis); 2. de beroepenfamilies (aard en structuur van de psychische eigenschappen); en 3. vereiste lichamelijke inspanning (in drie groepen). Geraadpleegd werd o.a. de ,,Classificatie van de beroepen naar hun onderlinge verwantschap”, publicatie van het Rijksarbeidsbureau; ‘s-Gravenhage 1952. Bij het opstellen van het hieronder volgende beroepenoverzicht van de geënquêteerde mannen en vrouwen is bij de indeling steeds rekening gehouden met het niveau van de functie. Men zal dus menigmaal dezelfde beroepen in de verschillende klassen tegenkomen (b.v. ambtenaar, directeur, etc.) al naar gelang het niveau van de werkzaamheden van de ondervraagden. Het is zeer zeker waar, dat aan iedere indeling bezwaren verbonden zijn, zo ook aan deze. Aangezien echter de classificatie volgens de normen van het Rjksarbeidsbureau nog de meest practische en gangbaarste is in ons land, hebben wij ons hieraan gehouden. Tevens is het materiaal zodoende vergelijkbaar met andere groepen in Nederland.
Tabel 5
—
Beroepen mannen
~ ‘~
telegrafist toonzaalbediende variété-employé verkoper vertegenwoordiger verz. agent vormer zetter
0)’
Soort arbeid vlg. beroepenclass. R.A.B.
zeer eenvoudige arbeid
eenvoudige arbeid
~,G)
beroep of functie
Vrij
ingewikkelde arbeid
.~a, o w 0,0)
.E~ ~
C Ca) 0 a~
(~ ~(~
EO
totaal
V buffetbed lande corveeër exped. bediende fabrieksarbeider huisknecht knecht in ziekenh. magazijnbediende menger sljper thee-meleerder transportarbeider
accumonteur broodverkoper chauffeur detacheur dropkoker groentehandelaar grondwerker havenarbeider hoedenmaker pachter garderobe leerling parfumeur steward trein zeevaartbediende totaal
IV
c
wasknecht
totaal III enigszins ingewikkelde arbeid
~
ambtenaar assu rantiebediende balieemployé reisbur. bankbediende barkeeper behanger bloemenbinder boekdrukker buffetchef control. confectie fabriekschef filiaalhouder kantoorbediende kapper laborant lichtdrukker magazijnchef passage-employé pianostemmer receptionist scheepskok schoenhersteller suikerwerker
1 1 1
3 1 1 1 1
1 1 1 1 5 1 3 1 1 1 1
15
17
1
1 1 1 2
1 1 5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2
7
11
18
10
17 1 1 10 1
27 1 1 11 1 1 1 1 2 1 1 1 68 9 1 1 2 1 2 1 1 1 1
1 5 1
2
1 3
2 1 1
1 1 1 1
1 1
1 1 2 1 1 1 18 2
50 7 1 1 2 1 2 1
1 1 1
ingewikkelde arbeid
acquisiteur ambtenaar antiquair artsenbezoeker ass. bedrijfsleider bankempl. geldzaken banketbakker balletdariser beursbediende bloemist boekbinder boekhandelaar boekhouder boekverkoper b ntwerker boomkweker corrector correspondent da mesk leermaker decorateur diamantbewerker diëtist directie-assistent doktersassistent drukker electriciën etaleu~ firmant grossier fotograaf gasfitter geluidstechnicus graveur goudsmid handelsagent hofmeester huisschjlder inkoper inspeciënt idem grootwinkelbedr kantooremployé kelner kleermaker kok la ndbeheerder rnaatsch. werker makelaar onr. goederen metaalbewerker notarisklerk onderofficier pensionhouder ass. personeelchef reis leider represent. functie schipper ass. secretaris
27
5
1 1 1 21 8 2 1
1 1 1 26 8 2 1 1
137
178
1 8 4 1 2 2 1
1 17 4 1 3 2 2 1 1 3 1 2 8 1 2 2 3 8 1 2 1 1 2 2 3 4 6 1 6 1 3 1 1 2 1 1 1 1 1 1 7 2 6 1 4 1 2 2 1 3 1 1 1 1 1
1 41
9
1 1 1 1 3 1 1 4 1 1 2 6 1 1 1 1
1 1 1 1
1 4 1 1 1 1 2 1 1 1 2 3 3 6 5
3 1 1 2 1 1 1 1 1 1
1 6 2 6
1
1 2 2 1
4 1 1 1 1 1
1 1 1
snackbarhouder sociaal ambtenaar
1 1 1 1 1 2 1 2 1
souffleur steward techniker techn. tekenaar textiel-dess. timmerman
1
toneeldecoratuer tuinder variété-artist ventilatie-adviseur verpleger wijnkoper zakenman/koopman totaal
VI zeer ingewikkelde arbeid
1 1 7 7 74
1 6 1 11 112
186
1 1 1 2
1 2 3 5 2 2 3 1 4 2 1 5 1 1 5 1 4 1 2 1 1 2 1 1 1 4 2 4 2 1 1
aannemer
acteur adj. directeur administrateur ambtenaar analist
artist apothekers-ass. aas. accountant aas. directie bankdirecteur bedrijfsleider bedrjfsadviseur bibliothecaris binnenhuisarchitect
bouwkundige chef de bureau chef inkoper chem. analist civiel servant comm. techn. ass. concertzanger confectie-fabrikant decorontwerper dessinontwerper directeur electro-technicus electro-tech. tekenaar fabrikant filmoperateur gerant
1 2 3 2
3 1 1 1 1
4
5 1 4 1 1
1 1
1 2 1 1 1
1 1
1 4 1 1
hoofdboekhouder
1
hoofd v. school industriëel inspecteur politie journalist
1 1 4
1 1
leraar manager medevennoot medisch analist mode-ontwerper musicus muziekcriticus onderwijzer ontwerper stylist
2 2 1 1 2
1
4 1
1 1 1 3 1 2 1
opvoedkundige
1 1 1 1 4 2 5 1
personeelschef
28
1 1 1 2 1 2 1 2 1 1 1 1 13 1 18
1 1 1 5 1 1 1 2 5 5 1 7 1 1 1
pianist producer radio/t.v. procuratiehouder public-rel, man radio-medewerker reklame-adviseur scheepswerkt.kundige secretaris tekenaar/ontwerper toneelspeler toonkunstenaar tu i narchitect uitgever/tolk verkoopleider
arbeid of daarmee gelijk te stellen
1
2 1 1 2 1
accountant advocaat ambtenaar-acad. anthropoloog architect
1 1 2 1
1 1 1 1 1 1 69
2
1 1 2 2
1 1 1
1 1 2 1 1
1
1 1 1 1 1 1 2
2 1 1
1 1 1 1
130
3 1 3 1 3 1 1 1 1~ 1 1 1 4 1 1 1 1 1 2 2 3
3 1
arts arts/specialist auteur/journalist bedrijfseconoom bedrjfsgrafoloog biochemicus budgetca Icu lator chemicus choriograaf copywriter dierenarts directeur-comm. ec. econoom kunsthistoricus kunstschilder leraar M.O.
2 1 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 2 3 2 1 1 1
1
werktuigbouwkundige wetensch. ambtenaar zaalchef hotel zweminstructeur totaal 61
schappelijke
2
1
vertaler
VII
2
1
1 1 1 1 1 1 1
therapie-leider
weten-
2
1
leidinggev. en adv. functie (ac. niveau)
oogarts predikant psycholoog reclame-econoom sociaal-paedagoog staffunct. kerkl. soc. inst. sterrenkundige
1 1 1
vrouwenarts wetensch. ambtenaar totaal
1 1
1 1 1 3
23
47
1
3
Tabel 6
—
modelmaakster conf. electr. techn. mont. naaister ped icure secretaresse
Totalen naar beroepen-indeling mannen 0). -~
.
~
w~
~ 0, CC C’ j;j~
1
~‘o ~C C, 0,
(5 ~
~
~
zeer eenv. arbeid
II eenvoudige arbeid III eningsz. ingewik. arb. IV vrij ingewik. arbeid V VI VII
.E’e —~
ingewikkelde arbeid zeer ingewik. arbeid wetensch. arbeid studenten niet opgegeven of geen beroep totaal
Tabel 7
—
2 7 41 74 61 24 4
1 15 11 137 112 69 23 11
• 1 17 18 178 186 130 47 15
24
14
38
6
237
393
630
100
—
3 3 28½ 30 20 7
0).
Soort arbeid vlg. beroepenclass. R.A.B.
beroep of functie
II eenvoudige arbeid
buffetjuffrouw kamermeisje koffiejuffrouw magazijnbediende
E”e~
.
~
~
,~
~
~,
1
conductrice
artiste
zeer ingewikkelde arbeid
boekverkoopsterpubliciste heilgymnaste hoofdverpleegster lerares secretaresse zwemlerares totaal
VII wetenschappelijke arbeid of daarmee
edelsmid
stellen
totaal
1 1 1 3 6
1 1 1 1 3 7
1
1
ambtenaar
1
2
vrij
assist. make-up
1
1
ingewikkelde arbeid
bankbediende bindster boekbindster controleuse dameskapster kantoorbediende kapster lokettiste modiste typiste verkoopster vertegenwoordigster
2 1 1 1
36
2 1 1 1 1 18 2 1 1 1 5 2 39
1 1 1 1 1
1 2 1 1 1 1
totaal
3
V
aas. inkoopster
ingewikkelde arbeid
boekhoudster ass. fotografe hoofd huishouding
1 1
hoofd verpakkingsafd. loonadministratrice
3
3
1 1
10 1
1 1 1 1 11 1
16
19
1 1 2 1 5
1 1 1 2 1 6
1
1
~
IV
1 1
3
architecte kunstschilder lerares M.O. sociologe
gelijk te
Tabel 8
17 2 1 1 1 5 2
—
Totalen naar beroepen-indeling vrouwen .
~E’;iij (5~ ~0. CC C:(J)
j;j~
1 zeer eenv. arbeid II eenvoudige arbeid III
1
1 1 1
2 13
1 2 2 1 3 8 24
,~
1
serveerster totaal
.E~a
6 11
VI
21/2
Beroepen vrouwen .
III enigszins ingewikkelde arbeid
verpleegster totaal
1 2 2 1
enigsz. ingewik. arb. vrij ingewik. arbeid
IV V ingewikkelde arbeid VI zeeringewik.arbeid VII wetensch. arbeid studenten niet opgegeven totaal
—
0). 0C ~oC, 0,
.~ —~
—
1
1 1 3
6 1 36 13 16 5 4 6
23
87
—
3 11
3
(5 ~
~
~ —
—
7 1 39 24 19 6 5 9 110
6 1 35 22 18 5 5 8 100
Het valt meteen op, dat bij de mannen slechts één enkele ondervraagde tot groep 1 behoort en van de vrouwen niemand zéér eenvoudige arbeid verricht. Ook de groepen II en III zijn minder vertegenwoordigd. Wij kennen in Nederland ook nauwelijks verenigingen waar arbeiders en andere maatschappelijke klassen in één geheel zijn samengebracht. Dit is een belangrijke uitkomst: wil men voor alle homofielen in Nederland iets doen, dan is het nodig een aparte vereniging (of afdeling) voor arbeiders op te richten, In Rotterdam is daartoe kort geleden spontaan een poging gedaan.
29
~.
vervolg ~Ie pag. 33
handschoen geweigerd Bcb Angelo, hoofd van onze C.O.C. voorlichtingsdienst, heeft zich medio december gericht tot de heer Willem Vogt, waarvan wij de voornaamste inhoud hier laten volgen. Weledele Heer, Uit de dagbladverslagen van
omstreeks de 25ste november, alsmede een televisiecommentaar in de rubriek ,,Zo is ‘t toevallig ook nog ‘s een keer” hebben wij kennis kunnen nemen van uw bijzondere visie op een zogenaamd representatief radio- en televisiebeleid. Krachtens voornoemde verslagen heeft u er geen twijfel over laten bestaan dat u van harte instemt met de inzichten der ,,Morele Herbewapening” mede op het punt van de homoseksualiteit. M.b.t. dit laatste onderwerp sprak u o.m. een ernstige veroordeling uit aan het adres van de AVRO welke omroep dinsdag 26 november 1.1. aandacht vroeg voor de homofiele minderheid in haar rubriek Avrodite.
De brief besloot met: Met betrekking tot die landgenoten, wier gevoelsaard een homofiel gedragapatroon vertoont~ heeft u zich onvoorwaardelijk aangesloten bij de Engelse arts Ernest Claxton dat ,,de dwaalleer over de seksualiteit (i.c. homoseksualiteit) moet worden vernietigd”. Uit de gememoreerde verslagen is ons niet duidelijk wat door u en uw geestverwanten daaronder moet worden verstaan. Wij nodigen u daarom uit in het openbaar deze woorden nader toe te lichten. Wij stellen ons voor, dat u de gelegenheid krijgt op onze kosten naast een spreker onzerzijds uw inzichten te verkondigen op basis van gelijke spreektijdverdeling. Plaats, datum en zaal laten wij aan u over. Wij vertrouwen er gaarne op dat u deze unieke gelegenheid om in het openbaar voor de morele herbewapening in het krijt te kunnen treden zult aangrijpen en zien uw antwoord spoedigst tegemoet. B. Angelo, directeur voorlichting.
De gedaagde heeft dit genereuze aanbod niet aanvaard en in de geest van wat bij de morele herbewapenaars een vaste politieke lijn is, (de VPROinvitatie werd ook afgeslagen) de uitdaging genegeerd.
w. vogt versus c.o.c~en de pers aan alle grote dag- en weekbladen openbaar debat. Tot onze voldoening besteedde een groot aantal bladen aandacht aan dit persbericht. Navolgende couranten namen het bericht op. Het Parool, Het Algemeen Handelsblad, Het Vrije Volk, Het Binnenhof, Nieuw Utrechts Dagblad, De Gelderlander, Brabants Dagblad, De Rotterdammer, Provinciale Overijselse en Zwolse Courant, Deventer Dagblad, De Typhoon (Zaandam), Onze Voorlichtingsdienst zond een persbericht order het motto: C.O.C. daagt W. Vogt uit tot
Friese Koerier (Heerenveen).
boekjes open In de ‘Haagse Post’ van 14-12-63, onder het hoofd ‘Literatuur’ trof ons de beschouwing over onthullingen over schrijvers. Ed. Hoornik, Harry Mulisch, Simon Vinkenoog, Vic. van Vriesland. Jan Wolkers en G. K. van het Reve geven daarover hun oordeel. Wij lazén van G. K. van het Reve: Het tijdvak moeten we maar achter ons laten waarin de dichter over vrouwenborsten spreekt en jongensbillen bedoelt. ‘t Heeft ook te maken met het belang dat de schrijver hecht aan de maatschappij om zich heen — onverschilligheid voor de mening van anderen is het begin van de wijsheid. Ja, ook de twijfel is het begin van de Wijsheid, en de Vreze des Heren en de Verwondering; wij willen (met Lodeizen) goddeljk geamuseerd worden; wij zijn van zijn geslacht, zijn afkomst, de woorden losgezongen van zijn betekenissen. Ja, dergelijke taboes dienen doorbroken te worden.
30
thomasvaer en pleternel De traditionele nieuwjaarswens na de dito nieuwjaarsopvoeringen van Vondel’s Gijsbrecht bevatten bij de entree van ‘64 enige opmerkelijke frasen. Wij noteerden: Pieternel: Want over het moreel der hoogste Hagenaars Waakt hier de sociëteit der Herbewapenaars. Thomasvaer: Een club van jongens van stavastl — alleen Net iets te exclusief, net iets té homo-geen.
GELEZEN EN
~~‘iif~IIDT
i
adriaan morriën Vrije Volk’ van 23-12-63 ontlenen over schrijvers en literaire tijdschriften. Aan ‘Het
Adriaan Morriën in ‘Tirade’ bespiegelt
wij Alfred Kossmann’s
beschouwing
de homo-erotiek en zijn eigen relatie met
homoseksuele mannen. Vaak wordt deze betovering b~jmij door het stemgeluid van een man veroorzaakt. Ik ben daar erg dankbaar voor want zo krijg ik inzicht in de raadselachtige ontstaansgeschiedenis van een verleiding. Heeft men ooit onderzocht in hoeverre bij het mannelijk deel van een bevolking de verborgen opeenhoping van homoseksuele verlangens van invloed is op de macht die er van de stem van een leider uitgaat? Het zal vast wel. Vergeleken met ons heb ik de Duitsers altijd homoseksueel gevonden, ook als zij het niet echt waren, hoewel ik Duitsland pas na de oorlog heb bezocht, toen de stem van de leider was verstomd en de Duitsers moeite deden om stil, passief en ontvankelijk te zijn.
Kort en goed; Morriën heeft begrepen hoe enorm invloedrjk de homo-erotiek in elke (ook onze) samenleving is.
in de loop van 1964 verschijnt:
COSTA BRAVA
DE LEGENDE VAN MAGELANG een novelle door Cor Huisman
novelle door Victor Servatius
PEDOPHILIE, l’amour des garçons door Dr. 0. Brunoz
DE JEUGD VAN JUDAS door Jef Last
(franse vertaling van de nederlandse uitgave) Verder is nog een klein aantal exemplaren voor radig van de volgende uitgaven:
VERVOLGDE MINDERHEID
roman met een wetenschappelijk nawoord door Victor Servatius geb.
f
6,75
geb.
f
5.25
t. 4,95
UITGEVERIJ ENCLAVE Rotterdam postbus 857 deze boeken kunnen ook via het 542, Amsterdam, geleverd worden
31
COC, postbus
%!EU%ITE LITERATUUR Overzicht samengesteld door Drs. V. Servalius IJIT DE TIJDSChRIFTEN
Te Elfder Ure, tiende jaargang nummer 9, Utrecht/ Antwerpen, Okt. 1963. Het lastige strafrecht, door Dr. E. Brongersma. Reclassering in deze Tijd, door Prof. Dr. W. P. J. Pompe. De rechtspositie van de gevangene, door A. C. Geurts. Strafrechttechniek en verdachte, door j. Leyten.
,,Die Runde”, nummer 3, Reutlingen 1963, (stencil). Man kann einen Hoinosexuellen nicht straflos töten; Tötung aus Wut über einen unsittlichen Antrag. Aufklörung und was ihT im Wege steht; Abwehrinstinkte kümpf en gegen die Homosexuellen, door Norbert Weissenhagen. WETENSCHAPPELIJKE
BOEKEN
Die Homosexualitat des Mannes und des Weibes Homosexuelle Mtinner und Frauen als biologische Erscheinung, door Dr. med. Magnus I-Jirschfeld, nieuwe uitgave 1963.
De les van Muria, door Dr. E. Brongersma. Een belangrijke bijdrage over de sexuele opvoeding en gewoonten bij de bewoners van de staat Bastar in India.
Kinderen beschermen, door Mieke van Oyen. Een informatief boekje over de kinderbescherming (kinderrechtspraak, het werk van de Raad voor de Kinderbescherming, enz.). Persoonlijkheid in wording. Schets ener christelijke opvoedkunde, door Prof. Dr. Ph. Kohnstamm. Vierde druk.
Nederlands Juristenbiad, jaargang 1963, af!. 30, 14 sept. 1963.
Hoe vertellen we het onze kinderen. Sexuele voorlichting, door Prof. Dr. J. Waterink. Vijfde druk.
Te Elfder Ure, tiende jaargang nummer 10, Utrecht/ Antwerpen, Nov. 1963.
Terbeschikkingstelling en straf, door 1)r. E. Brongersma. Der Weg, Nov/dec 1963, Hamburg. Zürich und das ,,Dritte Geschlecht”, een vraaggesprek met Rolf. Die neuen Nazis, door James F. Kearful. Dit artikel geeft een goed overzicht over de vervolgingen in de Verenigde Staten van Amerika. Beschreven worden o.a. de grootscheepse razzia’s in 1959, 1960 en 1961. Angeekelt, verst?indnislos, zynisch: drei deutsche Ârzte, door Norbert Weissenhagen. Alles über das COC, door Norbert Weissenhagen met een vertaling uit Vriendschap (juli/aug. 1963). Arcadie, 10 jaargang nr. 120, Parijs, dec. 1963. Réactions après un éditorial, door André Baudry. Des attentes, door Maurice Bercy. Centenaire de Kavafis (1863-1963), door D. Constandinou Théatre: Henry de Montherlant ou le Massacre des Saints-Innocents, door André du Dognon. One, vol. XI/no 11, Los Angeles, nov.. 1963.
Konflikt und Kontliktschicksal. Eine Einführung in die Verlaufsanalyse von Rorschach-Protokollen, door P. Brückner. Therapist-Patient Expectancies in Psychotherapy, door A. P. Goldstein. Seelische Leiden und ihre i3ehandlung, door G. H. Graher. The Problem of Homcsexuality in Modern Society, door Hendrik M. Ruitenbeek. Individualpsychologie. Eine Einführung in die Tiefenpsychologische Lehre von Alfred Adier, door J. Rattner. A System of Characterology, door Julius de Boer, MD; Royal Van Gorcum Ltd, Assen 1963, een standaardwerk voor de psycholoog en psychiater. BOltIANS
Giovannis Zimmer, door James Baidwin. Rowohit-Verlag, Reinbeck bei Hamburg, 1963. Kaleidoskop der Liebe, door Robin Maugham. Rowohit-Taschenbuch, Reinbeck bei Hamburg, 1963. Die Rote, door Alfred Andersch. Walter-Verlag, Olten, 1963. The Shoes of the Fisherman, door Morris L. West. William Morrow and Co., New York, 1963. Bosie, door Rupert Croft-Cooke. W. F1. Allen, London, 1963. Een negatief boek over Lord Alfred Douglas.
Case History, door A. L. H. S. The Inquisition, door J. S. 32
~..
vervolg van pag. 29
+
Verder blijkt duidelijk, dat beroepen van de meest uiteenlopende aard door homofielen worden verricht, zowel ioor de mannen als ook door de vrouwen. Het gemis van een controle-groep laat zich hier duidelijk voelen; men zou immers deze uitkomsten met een analoge groep van heterofielen moeten vergelijken wil men eventuele significante verschillen kunnen constateren. Een analoge vereniging van heterofielen met dezelfde doelstellingen en door maatschappelijke pressie tot elkaar gekomen bestaat echter niet. Globaal gezien blijkt het gehele beroepenbeeld van de georganiseerde homofiel echter vrij normaal te zijn, in tegenstelling tot de vermoedens van sommigen. Significante verschillen tussen beroepen van hetero- en homofielen schijnen er niet te zijn, althans globaal genomen. Waarschijnlijk is hier eerder van betekenis het höe de homofiele mens zijn beroep uitoefent, welke Gestalt hij eraan geeft, onze enquête geeft echter op dit punt geen antwoord. (wordt vervolgd)
Qoud zilver en briljant
en alle soorten juwelen en horloges Ook inkoop van juwelen
Bouwmeester &
Qerrand Fteiligeweg 12 Amsterdam Tel. 36541
erheugen herenkleding kinkerstraat 142b amsterdam telefoon 82521
33
iren
...ik zie het zo... Wat weten lesbische vrouwen van ândere lesbische vrouwen? Wie in een grote stad woont en een royale kennissenkring in het homo-milieu heeft, kan misschien zeggen ,,een heleboel”. De grote groep echter die, om welke reden ook, weinig of geen contact heeft met soortgenoten, zal waarschijnljjk antwoorden: ,,niet veel”. Vooral die laatste groep hopen we een plezier te doen met een artikelenreeksje, waarin lesbiennes van uiteenlopend slag aan het woord komen. Vrouwen uit het hele land, uit allerlei milieus en van zeer verschillende aard, vragen wij naar hun mening o~’erde mogelijkheden en moeilijkheden van de lesbische vrouw in Nederland, We vragen ze naar hun ervaringen, naar hun voorkeuren en hun grieven. Ze mogen, wat ons betreft, hun hart binnenstebuiten keren, VVe koesteren de stille hoop dat hun wederwaardigheden en opvattingen soms de gedachte ,,hé, dat ken, ik” en af en toe de kreet ,,daar ben ik het heleméâl niet mee eens!” zullen opwekken. Zowel woedende als milde reacties in briefvorm zullen door de Sirene-redactie met intense aandacht gelezen — en zo mogelijk geplaatst — worden. Laat u dus onbekommerd prikkelen door andermans (-vrouws klinkt zo raar) mening. Hier de eerste portie prikkel-lectuur!
34
,,De atmosfeer in ons land is voor homo-sexuelen de laatste jaren beslist beter geworden, mede dank zij het C.O.C. Toch zou ik me nog niet graag, net als Gerard Cornelis van het Reve, voor de buitenwereld helemaal bloot geven. We staan ingeschreven voor een nieuwbouwhuis, en ik ben blij dat mijn vriendin mevrouw” is, want dat geeft toch een andere indruk dan wanneer twee juffrouwen gaan samenwonen. Als men weet dat de een getrouwd is, voorkomt dat misschien verdenking. Een paar jaar geleden stonden kennissen van ons, twee vrienden, op de nominatie om een huis te krijgen, maar toen het uitlekte dat ze zô waren, ging het hun neus voorbij. Mijn vriendin heeft een verstandshuweljk met een homo. Zij is negen jaar ouder dan ik ik ben veertig. Ik wist dat ik zé was toen ik zestien was. M’n eerste verhouding kwam op m’n vijf en twintigste, en dat zat meteen goed, want we zijn nog altijd samen, nu al vijftien jaarl De eerste jaren was het een weekendverhouding. Toen m’n vriendin bij mij kwam wonen, moesten we ons uiteraard aanpassen, en dat ging in het begin wel eens —
moeilijk. Nou ja, een
normaal” stel heeft natuurlijk het-
zelfde probleem te overwinnen. Mijn moeder heeft mijn ongewone partnerkeuze bijzonder fijn geaccepteerd. Het woord homo-sexueel heb ik tegen haar niet gebruikt (ik vind het trouwens een ellen-
Onze goede kennissen weten hoe de vlag ervoor staat. Zij zien m’n vriendin en mij zoals ze een echtpaar zien: een eenheid. Meer oppervlakkige kennissen vertellen we het niet waarom zouden we? Het is natuurlijk toch wel zo dat je mensen, bij wie je op de een of andere manier merkt dat ze echt afwijzend staan tegenover homo-sexuelen, ontwijkt, die neem je vanzelf niet op n je vriendenkring. Het is beslist niet zo dat wij ons alleen gelukkig voelen in het gezelschap van andere homo’s. We kennen er heel wat, maar we hebben ook veel normale lieden onder onze vrienden. —
Lid van het C.O.C. zijn we al jaren niet meer. We zijn het geweest van ongeveer ‘48 tot ‘53. Ik ben er indertijd heengegaan om mensen te leren kennen, maar op den duur groei je er weer uit. Je krijgt je eigen kennissenkring, je hebt niet meer zoveel tijd en belangstelling voor de dingen die ze er organiseren, je komt er helemaal los van. Wat ons op de clubavonden bijzonder tegenstond, was het gedrag van bepaalde lieden die er een soort kieteltuin van maakten. Het is genant als twee nichten in het openbaar zo nadrukkelijk van elkaar zitten te houden en dat met handtastelijkheden en gezoen menen te moeten bewijzen. Dat was een van de dingen die ons van het C.O.C. hebben vervreemd.
dig woord, het legt veel te sterk het accent op het
sexuele). Ik heb gezegd: Ik hou van haar, en ik zal nooit trouwen”. M’n moeder heeft m’n vriendin helemaal aanvaard, en ziet haar als een verlengstuk van mezelf. Toen ik eens, na een ruzietje bij m’n moeder kwam en nogal kribbig deed, zo van ,,Ach, die meid zei zij:
Ik geef overigens toe dat het C.O.C goed werk heeft gedaan, en nog doet, vooral als contactpunt voor jongeren.
,,ie zult nooit slechter krijgenl”
Als ik mijn leven overzie, moet ik zeggen dat mijn anders-zijn geen onverteerbaar probleem voor me is geweest. De mensen in mijn omgeving hebben het mij niet al te moeilijk gemaakt, en ikzelf ben er, na de gebruikelijke verbazing en verwarring in het begin, ook vrij vlot verzoend mee geraakt. Vooral voor de homo-sexuele vrouwen zijn, geloof ik, de moeilijkheden in de maatschappij van nu niet meer zo groot als vroeger. Een heleboel dingen die vroeger te stoer waren voor een vrouw, zijn nu normaal: roken, drinken, overhemden dragen, autorijden (ik noem maar iets) de lesbische vrouw die aan zulke dingen haar hart ophaalt, onderscheidt zich daarmee niet meer van de normale vrouw.
,
Op de zaak weten mijn collega’s dat ik zô ben. Ik moet zeggen dat ze zich heel sympathiek gedragen. Nooit komen ze met vervelende vragen of grapjes of toespelingen. Ze weten dat mijn partner een vrouw is en zeuren er verder niet over. Als iemand me uitnodigt voor een avond bij hem thuis, vraagt hij mijn vriendin mee zoals hij bij de anderen de vrouw of de echtgenoot meevraagt. Natuurlijk loop ik er tegenover nieuwe en jonge collega’s niet mee te koop, en dat heeft me wel eens een moeilijk ogenblik opgeleverd. De jonge meisjes komen soms hun hart bij me uitstorten niet zo gek in een zaak die verder vrijwel uitsluitend vol mannen zit. Een poosje geleden kwam ik op het toilet en vond daar een van die meisjes, een kind van zestien, in tranen. Ze was helemaal van streek vanwege een vriendje dat haar in de steek had gelaten. Nadat ze me daarover had verteld, sloeg ze ineens haar armen om mijn hals en huilde met haar hoofd op mijn schouder uit. Daar kreeg ik het knap benauwd van op zo’n moment moet er maar iemand binnenkomen. ie hoeft niet te vragen wat ,,men” van zo’n situatie zou denken!
—
—
—
De mannen hebben het moeilijker de meeste mensen zullen twee mannen die samenleven, toch al gauwer eng en vies vinden dan twee vrouwen. —
Maar de voorlichting begint te werken men” hoort wat homo-sexualiteit eigenlijk is, gaat er meer van begrijpen, kan het daardoor beter aanvaarden. Het staat als een paal boven water: we gaan de goede kant op. —
35
DE BUIGZAAMHEID
VAN HET VERDRIET in een wereld van louter plezier kwam ~k haar tegen, glimlachend, en ze zei: wat liefcle is geweest luister ernaar in de bomen en ~k knikte en we [iepen nog lang in cle stille tuin.
cle wereld was van louter golven en ~k zonk in haar als een naar beneden het water sloot boven mijn hoofd en even voelde ~k een vis langs mij strijken in de stille zee. dag zei ~k tegen haar dag kom ~kje nog eens tegen. glimlachend maar cle ~ blies weg haar gezicht in het water en ~k knikte en ~k werd onzichtbaar in het stille leven. u,t: hans lodeizen
-
h~tinnerlijk behang en andere gedichten
uitgeverij g. a. van oorsckat
-
amsterdam 1952
37
de ‘heilstaat’ zo vaak en doordringend laten snerpen, dat hun
sirenes DE SIRENES LOEIEN Klein als ik was, tijdens de oorlog, is mij uit die tijd weinig bij gebleven, of het moest wel zijn het angstaanjagende geloei der sirenes. Nu kan ik het innerlijk effekt van dat a-muzikale gedrens bij mijzelf wat beter bezien. Het komt hier op neer dat het niet alleen angst aanjaagt omdat het zo eenzijdig, dom, verwilderd in de oren klinkt omdat het nauwelijks als geluid te definiëren is, maar vooral waarschuwt tegen naderend gevaar, zodat paniek tot het minste beperkt kan blijven, als men op de nek wordt gesprongen; als de grote, vaak onzinnige, verwoesting komt over dat, wat langzaam en aarzelend, met vallen en opstaan, met pijn en moeite is opgebouwd en ons dierbaar is geworden. Op de lest-best-pagina’s van ons orgaan Vriendschap kan men tegenwoordig deze sirene beluisteren en keert men zich niet vol weerzin van dit gedaas, dat men overigens niet alleen op de
les-bos-pagina’s vindt, af, dan zullen bovenstaande gevoelens
ongetwijfeld bij velen opgewekt worden. In het vorige nummer (Januari - 19e jaargang) kan men zich weer eens goed in de roes van het ‘oorlog-voeren’ laten brengen. Een kleine sleep van pittige dames loeit en brult a-muzikaal (wat buiten de stijl, vooral geldt vooi’ het verregaande gebrek aan volwassen menselijk stemgeluid) over de uitzending Avrodite (AVRO 26-11-’63). Deze dames voelen zich a-priori weer eens tekort gedaan, inplaats van het hoogst respekt op te brengen voor de moed van een aantal mannen, die zich laten interviewen in verband met hun innerlijk standpunt, betreffende hun homo-seksueel gedrag. Inplaats van eerbied (en zelfs dankbaarheid, dames) te voelen voor de psychiater, dr Musaph, die zich met de sobere reële toon, die hem zo kenmerkt en waarover ik mij tijdens zijn lessen, ook over andere problemen, twee jaar heb kunnen verbazen, inzet voor een probleem waaraan anderen, zij het dan ook met de beste bedoelingen voor mijn gevoel vaak afbreuk doen. (Ik denk aan de kleinzerige kritieken in Vriendschap over goede boeken; ik denk aan de goede kritieken over abominabel slechte boeken; ik denk aan auteurs dle tranen in de ogen voelen opwellen als hun pen de twee verrukkelijke knaapjes elkaar laat naderen en de auteurs die maar steeds het einde van de weg niet kunnen vinden omdat zij herhaaldelijk met de jeneverfles in de armen en Gods Eeuwige Gerechtigheid op de lippen, in de berm tuimelen, waar niet het gras maar een bed ze opvangt.) Die anderen nu, vindt men ook onder de kleine sleep dames, die de sirene van het naderend gevaar en de verwoesting van
38
eigen vermogen tot luisteren er hartgrondig door vernietigd dreigt te worden. Zo veranderen zij zonder het te merken zelf in het gevaar waar zij zo voor waarschuwen: vooroordeel, diskriminatie, domheid, slecht vermogen tot uitdrukken (hangt dit niet samen met hun eigen verwoest gehoor?), gebrek aan vriendschap, denigrerende uitlatingen. Wat te zeggen van de kreet van mejuffrouw A. D. (pag. 18) als zij praat over de vakman die bij de uitzending hielp: ‘en dat was een psychiater. En dat was dat’. Wat te zeggen van haar misselijk gebral over de ‘Rustige kamer-met-bank jongens’. Wil A. D. daarmee en passant een trap naar de burgerljkheid van bepaalde homo-seksuelen geven, zonder zich te realiseren dat zij in haar uitlatingen zelf meer dan ‘burgerlijk’ is? (Afgezien van het feit dat burgerlijkheid een gezonde tegenhang kan zijn van het snobisme en de kultuurflikflooierij in het milieu van
homo-seksuelen?) En als genoemde A. D. dan zo intensief haar imborst in gezondheid heeft laten groeien bij de psychiater, heeft zij dan daar niet de mening leren aanvaarden dat ‘aanvaarden en verwerken’ van de homo-seksualiteit een synoniem kan zijn voor verdringing, een streven dat sociaal-psychologisch gezien lang niet altijd een •ongunstige indikatie hoeft te zijn als men eerst met het later verdrongene op de hoogte is gebracht? Hoe gunstig zou de verdringing bij mejuffrouw A. D. zelf niet kunnen werken? B.v. de schrijvende hand voor een tijdje eens in eigen verruimde boezem steken. Gevoelens als: ‘ik ben geen zoon, maar slechts een dochter’ (pag. 18) kan zij dan eens rustig oplossen, alsook haar ernstige vraag: ‘ben ik een gevaar voor de samenleving?’ Van mejuffrouw M. Tj. zijn de klachten meer verward-emotioneel dan agressief. Zij wil er in eerste instantie een dolle boel van maken, door rijen psychiaters te laten spreken. Praktisch is zij daarbij allerminst (tijdsduur van het programma) evenals ook niet gezond denkend: wil men een bijzonder standpunt duidelijk maken aan de leek, dan moet men vooreerst vertrouwen en kontakt t.o.v. hem gewekt hebben, iets waaraan meerdere sprekers afbreuk kunnen doen. Zij verdedigt dan verder (pag. 18/19) eerst dat de korte homoseksuele vriendschap als het korte huwelijk erkend dient te worden en haalt dân weer eens het grote onderscheid tussen huwelijk en ‘langdurige’ homoseksuele relaties aan. Het woord langdurig noem ik dus maar weer expres omdat het nog maar de vraag is wat Dr Musaph daaronder verstaat, Ik kan mij voorstellen dat hij voor bepaalde homo-seksuelen al diep tevreden is als blijkt dat zij een twee- of driejarige vriendschap achter de rug hebben. De punten 3, 4 en 5 zouden vervallen zijn als M. Tj. niet zo halsstarrig konklusies wist te trekken: Vele homo-seksuelen horen toch ook niet tot de groep (3); de mus is een vogel, maar elke vogel is toch geen mus, meluffrouw M. T~.?(4); Uw denigrerend ‘Bravo’ (pag. 19) gaat verloren als U betreffende heteroseksuele, overtredende onderwijzers zo ophitsend naar de bekende weg vraagt (5). Daarom zou ik willen besluiten met de opmerking: laat de sirenes niet te hard loeien, dames, want daar komt oorlog van: U trekt het gevaar, de verwoesting, het onwerkelijke verschil van mening en instelling, aan. U zult er een slecht gehoor door verwerven, wat U zelf naar alle kanten kunt uitleggen. Alexander Silverberg
EN ALEXANDER, HIJ LOEIT MEE... Om niet te vervallen in de huilerige, pathetische toon van iemand die kritiek verwart met literatuur, zal ik mij beperken tot de volgende punten: 1. Ontroerend, die jeugdherinneringen. Vooral nu ze eindelijk
,,verklaard” zijn.
2.
Zowel A.D. als M.Tj. zijn geïnterviewd èn gefilmd voor een televisieprogramma. Wij weten dus welke moed er voor een
dergelijke stap nodig is. Vandaar dat uw verwijt over gebrek aan respekt mij wat misplaatst lijkt. 3.,,Rijen” psychiaters: weer uw eigen (misplaatste) interpretatie — ik zou met een summiere vermelding van het bestaan van andere gezichtspunten al dolblij zijn geweest. Ik daag u overigens hierbij uit mij duidelijk te maken waarom dit afbreuk zoU doen aan het kontakt met de toehorende leek. 4. Dank zij u weet ik nu wat dr. Musaph onder langdurig” verstaat. In het interview was anders sprake van een vriendschap van pim. 10 jaar.
Misschien moeten we samen eens naar een oorarts. 5. Naar een oogarts zult u alleen moeten gaan (ik draag al een bril). In mijn opmerking over bi-sexuelen stel ik de ,,groepen” duidelijk algemeen. Waar dr. Musaph mijns inziens te licht overheen stapte was
de moeilijkheid waar veel bi-sexuelen mee te kampen hebben. nI.: waar vinden zij de bevestiging van de juistheid van hun normen? In de groepsmoraal der homo- of in die der hetero-sexuelen? 5. Wat een (literaire) vondst, die mus! 7. Als u in het onderwijs zat, zoudt u evengoed als ik weten dat het voor de homosexueel na een misstap moeilijker is weer aan de slag te komen dan voor een heterosexuele
leraar. Tot slot nog dit: Voorlichting heeft alleen zin als zij volledig is. Indien voorlichting gebaseerd is op het principe van het ABC, dan moet men ook het hele alfabet afwerken. Als de Avro denkt het probleem homofilie af te kunnen doen in één uur, moet zij noodgedwongen onderdelen half of in het geheel niet behandelen. Daarop volgt onvermijdelijk kritiek. Dat mijn kritiek afbrekend zou zijn bestrjd ik. M.Tj. Geachte redaktie van Sirene, Waarom ontbrak de vrouw?, zo staat er op blz. 17 van het januarinummer van Vriendschap. Dit was voor A.D. kennelijk geen vraag maar een weet. Nou, voor mij mag het allemaal best een beetje minder hoor! Ik ben het met U eens als U stelt dat het betreurenswaardig is, dat door deze omissie in de radiouitzending van 26 nov. j.l. het scheve beeld wat men van de homoseksualiteit heeft (n.l. als alleen bij mannen voorkomend), ten onrechte bevestigd werd. Ik ben het echter bepaald niet met U eens als U onder het mom van Grote Ironie de oprechte bedoelingen van Dr. Musaph verdacht probeert te maken. U maakt zich hiermee schuldig aan het te lichtvaardig uitspreken van een negatief oordeel over een medemens, in dit geval over een m.i. uitermate deskundige psychiater en moreel-hoogstaand man. Vanwaar toch die behoefte om met modder te gooien? ‘t Lijkt haast wel of U een beetje rancuneus bent. Verder vermoed ik dat A.D. op 26 november niet goed heeft geluisterd. U rukt n.l. één zin uit z’n verband en probeert daarmee te bewijzen dat het de opinie van Dr. M. zou zijn, dat U ,,met homoseksueel gedragspatroon en al” geen goed lid van de maatschappij zou kunnen zijn. Welnu, dit is niet gezegd en ook niet geimpliceerd. Dr. M. zegt alleen ,,dat de psychiater slechts een klein deel van de homoseksuelen van hun afwijkend gedragspatroon kan afhelpen, bij de huidige stand van de wetenschap” (blz. 5 van Vriendschap). Hoezeer de door U getrokken konklusie op verkeerde veronderstellingen berust, moge ik U nog aantonen door te citeren uit een artikel in de
N.R.C. d.d. 1O-1O-’63, waarin dezelfde Dr. Musaph zijn mening over de homoseksualiteit gaf. Iedere deskundige onderschrijft de noodzaak om sociaalpedagogisch deze afkeer (n.l. die van de hetero t.o.v. de homo
J.S.) te bestrijden. Uitsluiting van homoseksuelen uit sociale functies zou niet minder dan een sociale ramp betekenen. Er is geen enkel argument op te noemen om een homoseksueel al—
leen en uitsluitend op grond van zijn homoseksualiteit te wantrouwen, te devalueren of te diskwalificeren. Er is in de meeste gevallen meer reden om in dergelijke situaties de afwijzer te wantrouwen.. Nu staat het U natuurlijk vrij om met Dr. M. van mening te verschillen over de wenselijkheid van een situatie waarin ,,de stand van de wetenschap” het wel mogelijk zou maken ,,alle homoseksuelen van hun afwijkend gedragspatroon af te helpen”. Een diskussie over deze vraag is m.i. eerlijker en ook belangrijker dan het Grote Probleem van A.D. En omdat U ‘t me toch vraagt, (,,Nou vraag ik U!”), wil ik hieronder enige aantekeningen maken bij de door M. Tj. aan de orde gestelde punten. 1. Inderdaad, ik vond het ook jammer dat er slechts één mening ten beste werd gegeven. Een groepsdiskussie of een soort forum ware zinvoller. Dat echter juist hierdoor de mensen van het zelfstandig denken zouden worden afgehouden, lijkt me sterk overdreven. De groep mensen waar U op doelt k a n n.l. domweg niet zelfstandig denken en zal dat ook nooit leren, onverschillig of zij nu een of meer andere meningen horen. 2. W.b. Uw schildering van verschil en overeenkomst tussen langdurige homoseksuele vriendschap en het huwelijk, luidt andermaal mijn kritiek: U overdrijft! a. Uw positieve waardering van frekwente kortstondige kontakten kan ik slechts als wishful thinking beschouwen. Ik kan me n.l. echt niet voorstellen dat U in alle ernst en eerlijkheid van de juistheid van de door U geponeerde stelling overtuigd bent. Het gaat m.i. alleen maar op voor een bepaald soort in geestelijk opzicht onvolgroeide mensen, n.I. zij die uitsluitend in de geneugten van het van de één naar de ander fladderen een zekere bevrediging kunnen vinden en een meer permanent bedoelde relatie, waarbij men dus veel meer van zich zelf moet geven en op het spel moet zetten, niet aankunnen. b. Met deze analyse kan ik mij wel verenigen. Alleen moet U niet uit het oog verliezen, dat de door U aangeduide tegenstelling niet absoluut is, in die zin dat de staat (de maatschappij, de wetgever of de overheid) alles zou doen om het normale huwelijk te bevorderen en de homoseksuele vriendschap tegen te gaan. Gelukkig kan n.l. in onze vrij tolerante rechtsstaat niemand gedwongen worden te trouwen noch verhinderd worden weer uit elkaar te gaan en ook is (afgezien van de diskriminatie t.o.v. minderjarigen) de homoseksuele vriendschap niet verboden. Dat de problemen van een huwelijk dus uiteindelijk die van de staat zouden zijn en die van een homoseksuele vriendschap alleen die van twee mensen, is m.i. daarom een misleidende overstatement. 3. Akkoord. 4. Akkoord. Laten we slechts hopen dat dit standpunt in grote kring gedeeld wordt. 5. De veronderstelling die U hier uit, fl.1. dat Dr. Musaph bij wijze van ;,fijn discriminerend trekje” van mening zou zijn dat homoseksuele onderwijzers, die niet van hun manlijke leerlingen af kunnen blijven, uit ‘t Onderwijs geweerd zouden moeten worden, terwijl de heteroseksuele overtreders rustig en naar hartelust door zouden kunnen gaan met stie-
39
vervolg zie p09. 40
vervolg von pag. 39
VRIENDSCHAP is het maandblad van
het cultuur- en ontspanningscentrum postbus 542 amsterdam postgiro 570348 t.n.v. penningm. C.O.C. hoofdredacteur: bob angelo redactie: louis castine ton d. arent van santhorst b. premsela
0 redactie sirene: ank diemense tine e. marya tjiong
c. ho{man
opmaak: els k.
0 raad van medewerkers: peter laakeman victor servatius het blad verschijnt als regel in de eerste week van de maand
INHOUD:
blz.
In het 18e levensjaar
22
Eerlijkheid en strijdbaarheid
23
Dichterlijk labyrinth Een onderzoek onder homofielen
25 26
Gelezen en geknipt
30
Nieuwe literatuur
32
SIRENE ...Ikziehetzo
34
Sirenes
38 40
kum aan de meisjes te friemelen, noem ik ronduit ,,te kwader trouw”. Uw dunk van Dr. Musaph blijkt op dit punt dan niet onder te doen voor die van A.D. (zie boven). Dat de mijne een andere is, zal U na dit alles wel niet meer verbazen. Tenslotte: mijn ,,dunk” van U is ondanks dit alles bepaald niet negatief. In het bijzonder zou ik n.l. mijn instemming willen betuigen met het artikeltje van M. Tj. (in het december-nummer) onder de z.g. middle-class lesbiennes in de grote steden. Eigenlijk had U dit als punt 6 aan Uw vragenlijstje moeten toevoegen, want ook onder de COC-sters zullen er wel velen zijn die er een dergelijk gedragspatroon en levenshouding op na houden. Aan hen — of beter aan deze mentaliteit — zouden we openlijk de oorlog moeten verklaren, vind ik. U veel sukses toewensend bij Uw werk en met vriendelijke groeten, J.S. APHRODITE Mijn reaktie op Aphrodite is geenszins ontstaan uit een behoefte om met modder te gooien, noch een rancuneuze poging om Dr. Musaph verdacht te maken. Hij is veeleer een mislukte (want negatief uitgevallen) poging om aan te tonen dat ,,aanvaarden” en aanvaarden twee is. In het tweede vraaggesprekje vertelt de geinterviewde hoe zijn ouders reageerden toen hij hun vertelde dat hij homoseksueel was. Zijn moeder suste: ,,‘t Gaat nog wel over” en zijn vader draaide met boeken-woorden om de zaak heen. In zijn kommentaar op dit vraaggesprek zei Dr. M. desgevraagd dat deze ouders hadden geprobeerd het probleem te ontwijken. Verder zei Dr. M. dat hij dat ook best kon begrijpen, want: ,,‘t Zal je gebeuren als je je best hebt gedaan om je zoon een goed lid van de maatschappij te laten worden en het blijkt dat ie een homoseksueel gedragspatroon vertoont”. Eventueel zou men kunnen denken, dat Dr. M. met deze uitspraak uitsluitend het gevoel van die ouders heeft willen weergeven. Als zijn eigen mening mogen wij in elk geval beschouwen zijn antwoord op de vraag wat volgens hem de ideale reaktie van ouders in een dergelijke situatie zou zijn. Dr. M. meende, dat de ouders zich in de eerste plaats zouden moeten afvragen hoe zij naast hun kind konden gaan staan, hoe zij zijn leed zouden kunnen verlichten; in de tweede plaats zouden zij moeten laten onderzoeken of het hier ging om een te genezen soort homoseksualiteit en, zo dit laatste niet het geval was, dan zouden zij hun kind moeten helpen zijn homoseksualiteit te leren accepteren. Het is niet op wat Dr. M. hier zègt, dat ik kommentaar heb. Waar het, naar ‘t mij lijkt, om gaat is dat, wat hij niet zegt en wat hij ook, voor zover mij bekend, bij andere gelegenheden niet heeft gezegd. Het gaat erom, dat een homoseksueel in de eerste plaats een mens is en als mens door andere mensen zou moeten worden aanvaard. Wij zouden ons best eens mogen afvragen of het niet-beschouwen van een homoseksuele levenswijze als 66k een levenswijze zonder meer, niet berust op angst. Angst voor de mogelijkheid dat zou kunnen blijken, dat wij onszelf en anderen in de ontplooiing van onze (hun) persoonlijkheid belemmeren door vast te houden aan een bepaald beeld van de mens-zoals-hij-is (of zou-moeten-zijn). Wij blijven onszelf en anderen beoordelen met als maatstaf de onveranderlijke juistheid van dat bepaalde beeld. We willen er niet aan, dat iemand daarvan zou kunnen afwijken en toch (of juist daardoor) zijn grootste menselijke ontplooiing zou bereiken. M.a.w. wij aanvaarden de ander, zolang hij mèt ons gelooft in de juistheid van ons beeld van de mens zoals-hij-zou-moeten-zijn. Wij aanvaarden hem dus met een restrictie. We aanvaarden hem niet met zijn eigen beeld van wat hij moet doen met zijn eigen persoonlijkheid. Naar mijn mening maakt ook Dr. M. deze restrictie in zijn pleidooi voor aanvaarding van de ,,homoseksuele medemens”. Dit vind ik des te schokkender omdat Dr. M. psychiater is. A.D.