BZO Results
1
BEROEPSKEUZE ZELFONDERZOEK BZO
PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN J. van Dam
20-2-2012
BZO Results
2
20-2-2012
Gegevens deelnemer Algemeen Naam
J. van Dam
Leeftijd
20
Geslacht
vrouw
Afnamedatum
18 februari 2012
Leerlingen/studenten Opleiding
HBO
Klas/jaar
3
Naam van school/instelling
HBO College
Vestigingsplaats
Rotterdam
Werkenden Functie (Voltooide) opleiding
Disclaimer Bij de interpretatie van dit rapport dient rekening gehouden te worden met de eigenschappen van het specifieke instrument. Dit rapport is niet geschikt voor gebruik bij personeelsselectievraagstukken. Testmedia.nl is niet aansprakelijk voor consequenties van oneigenlijk gebruik van deze rapportage, deze aansprakelijkheid ligt geheel bij de organisatie die het betreffende instrument inzet. Dit rapport is automatisch gegenereerd. Interessen, belangstellingen en competenties kunnen stevig in iemands persoonlijkheid verankerd liggen. Maar ze kunnen ook onder invloed van de omstandigheden en als gevolg van opleiding en ervaringen veranderen. Zeker wanneer mensen een periode met forse veranderingen doormaken, kunnen belangstellingen sterk variëren. Voor de uitkomsten van dit onderzoek is daarom een geldigheidsduur van maximaal 12 maanden vastgesteld.
BZO Results
3
20-2-2012
INLEIDING De intuïtieve theorie van J.L. Holland, die later wetenschappelijk werd uitgewerkt, gaat uit van de basisassumpties dat beroepskeuze een expressie van de persoonlijkheid is, dat stereotypen over beroepen een sociologische en psychologische betekenis hebben en dat mensen met hetzelfde beroep hebben een sterk gelijkend persoonlijkheidsprofiel en een parallelle persoonlijkheidsontwikkeling hebben meegemaakt. Deze mensen zullen gelijkaardig reageren in diverse situaties, problemen op eenzelfde wijze benaderen en aanpakken en specifieke interpersoonlijke omgevingen creëren. Tevredenheid met het beroep, stabiliteit in de beroepsuitoefening en prestatie zijn functie van de overeenstemming tussen persoonlijkheidsprofiel en de karakteristieken van de omgeving waarin men werkt. De kern van Holland’s theorie wordt gevormd door vier werkassumpties die gaan over: • De karakterisering van personen in zes theoretische menstypen beschreven naar gelijkenis • De beschrijving van omgevingen • Hoe personen en omgevingen elkaar aantrekken en bepalen • De interactie tussen personen en omgevingen en het resultaat ervan. Mensen kunnen ingedeeld worden in een van de zes basale persoonlijkheidstypen: het Realistische, Intellectuele, Artistieke, Sociale, Ondernemende of Conventionele Type. Het Type is een ideaaltype waartegen mensen afgezet kunnen worden. BZO bepaalt aan de hand van de zes schalen de overeenstemming van een persoon met elk van deze Typen. Op basis van de drie persoonlijkheidstypen waarmee iemand de meeste verwantschap vertoont, wordt een persoonlijkheidsprofiel verkregen en uitedrukt in een persoonlijke code. De persoonsscores zijn een indicatie van de mate waarop deze persoon lijkt op elk van de persoonlijkheidstypen. De persoonlijke code is een algemeen uitgangspunt om een verzameling beroepen te vinden. Beroepstypen (werkomgevingen) kunnen op dezelfde RIASOC-wijze als mensen worden ingedeeld en gecodeerd. De drielettercode van een beroep wordt bepaald door het soort werkomgeving waarmee de meeste gelijkenis is. Een werkomgeving (fysieke omgeving, sfeer en bedrijfscultuur) wordt mede bepaald door de persoonlijkheidstypen die er werken. Een sociale werkomgeving zal voornamelijk worden bevolkt door sociale persoonlijkheidstypen. Mensen zoeken de omgeving die toelaat hun interesse een expressie te geven, aan de andere kant maken ze zelf ook hun omgeving. Mensen werken bij voorkeur in een werkomgeving waar zij hun capaciteiten en persoonlijkheidseigenschappen kunnen ontplooien en waarin hun waarden, normen en interesses naar voren komen. Sociale mensen bijvoorbeeld zoeken daarom sociale werkomgevingen. Anderzijds zoekt een bedrijf een geschikte persoon voor een bepaalde functie. In de personeelsselectie ligt de nadruk steeds meer op deze match tussen de bedrijfscultuur en de normen en waarden van de sollicitant. Kennis van RIASOC van het individu en de omgeving kan leiden tot predicties voor de matching. De interactie tussen het persoonlijkheidstype en de eigenschappen van de werkomgeving bepaalt het gedrag. Het effect van een combinatie van een bepaald persoonlijkheidstype en beroepstype kan in zeker mate voorspeld worden aan de hand van de typologie. Conventionele menstypen kunnen bijvoorbeeld in een ondernemende werkomgeving tegen een mindere zorgvuldigheid in de adminstratie aanlopen. Dit type zal in deze omgeving de specifieke vaktechnische capaciteiten niet kunnen ontwikkelen en op het gebied van acquisitie of het netwerken minder gewaardeerd worden. Alle schalen zijn gerangschikt volgt het hexagonale model. De verschillende typen verhouden zich op een vaste manier met elkaar. Deze rangschikking houdt in dat schalen die naast elkaar liggen gemiddeld genomen nauwer aan elkaar verwant zijn dan verder van elkaar liggende schalen. Het hexagonale model is een zeer bruikbare manier om persoonlijke beroepsdata te organiseren.
BZO Results
4
20-2-2012
I PERSOONLIJKE CODE
Het RIASOC-profiel geeft de persoonlijke rangordening van de cliënt weer, zonder vergelijking met andere mensen. Dit profiel is gebaseerd op de ruwe scores en is meer intuïtief van aard dan het normatieve profiel. De scores worden hier binnen één persoon vergeleken, hetgeen ook intrapsychische vergelijking of ipsatieve scoring wordt genoemd. Men moet er wel op bedacht zijn dat deze intrapsychische vergelijking soms tot ongewenste interpretaties kan leiden. Zo scoren meisjes gemiddeld lager op de technische dimensie en hoger op de sociale dimensie dan jongens. Daaardoor bestaat er bij meisjes de kans dat bij gebruik van ipsatieve scores ze op basis van de ipsatieve scores concluderen dat ze sociaal en niet technisch zijn en bijgevolg geen roldoorbrekende keuzes (durven) maken. In de onderstaande tabel en de grafiek op de volgende bladzijde wordt de persoonlijke rangordening weergegeven in vergelijking met een normgroep van 600 mensen waarvan 300 mensen met een middelbaar niveau (MBO) en 300 mensen met een hoger niveau (HBO en hoger). De gemiddelde leeftijd van deze steekproef bedroeg 28 jaar (range 15-57) en het aantal vrouwen en mannen was ongeveer gelijk. Bij deze groep was het primaire testdoel begeleiding en advisering. In de opleidingsgroep middelbaar zijn MBO en HAVO samengevat, de hoger opleidingsgroep omvat VWO, HBO en WO. Als normschaal is gekozen voor de stanine.
In vergelijking met de normgroep: Schaal
Stanine
Kwalificatie
R
6
hooggemiddeld
I
6
hooggemiddeld
A
5
gemiddeld
S
1
zeer laag
O
3
laag
C
5
gemiddeld
BZO Results
5
20-2-2012
Kenmerken van hoge scores (stanine 7-8-9)
Kenmerken van lage scores (stanine 1-2-3)
R
Graag praktisch en/of technisch bezig. Voorkeur voor dieren, de natuur en buiten werken. Stoer en ongecompliceerd.
Geen interesse in techniek. Afkeer van vuil of zwaar werk en lichamelijke inspanning. Geen affiniteit met flora en fauna.
Intellectueel en leergierig. Houdt ervan om te onderzoeken en te begrijpen. Affiniteit met theorie, wil het naadje van de kous weten.
Een hekel aan studeren. Niet graag intellectueel of theoretisch bezig. Leren liever door te doen in de praktijk. Moeite met concentreren
A
Creatief, origineel, artistiek. Non-conformistisch, intuïtief. Hekel aan voorspelbaarheid, regels en routines. Affiniteit met alle kunstvormen en de makers daarvan.
Niet artistiek, fantasievol of creatief. Snappen weinig van de wensen, behoeften en motieven van creatieven. Zien het nut van abstracte kunst niet.
S
Anderen willen helpen en begrijpen en zelf ook geholpen en begrepen willen worden. Opvoeden, lesgeven, verzorgen. Betrokken en sfeergevoelig. Liever intensief dan oppervlakkig contact
Meer taakgericht dan mensgericht. Liever aanpakken dan praten. Goed bestand tegen solistisch werk, niet sfeergevoelig. Niet zo sensitief, vaak wel nuchter.
O
Initiatiefrijk en krachtig. Wil invloed uitoefenen, overtuigen, leidinggeven of verkopen. Interesse voor politiek, management en/of handel. Veel zelfvertrouwen en weinig geduld.
Meegaand en bescheiden. De leiding aan een ander overlaten. Niet erop uit om anderen te beïnvloeden of situaties naar de hand te zetten; niet veel geldingsdrang.
Structuur en duidelijkheid. Affiniteit voor regels, data en cijfers. Zaken afmaken, systematisch en ordelijk. Affiniteit met administratieve, juridische en/of controlewerkzaamheden.
Afkeer van administratie, niet goed in het planmatig en gestructureerd aanpakken van zaken. Eerder flexibel dan ordelijk. Planningen niet vasthouden. Dingen zijn vaak 'vrijwel' of 'bijna' geregeld.
I
C
BZO Results
6
20-2-2012
De persoonlijke RIASOC-code is een algemeen uitgangspunt om een verzameling beroepen te vinden en die vervolgens te verkennen. Deze BZO-code is niet exact, maar een resultaat bij benadering op basis van een theoretisch-empirisch proces. De eerste letter van de code is het betrouwbaarst en het meest beschrijvend. Uit onderzoek is gebleken dat voor de overgrote meerderheid van werknemers in een bepaald beroep een BZO-code heeft waarbij de eerste codeletter een van de drie lettters van de beroepscode is. Voor studenten en opleiding is dit zelfs 90 %. De verdeling van BZO-codes in de Nederlandse onderzoeksgroep is zeer onevenredig verdeeld. AC en RA komen nauwelijks voor. OS en SA komen het vaakst voor. Ook zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen. Bij mannen komt OS het meest voor en het minst RA, AC en CA. Bij vrouwen komt SA en SC het meest voor en RI, RO en OR het minst. Vaak zijn zeldzaam voorkomende codes niet consistent in vergelijking met frequent voorkomende codes. Ook de verdeling van beroepscodes zijn zeer onevenredig. Bij zelden voorkomende persoonlijke codes gaat het vaak om zeldzame beroepscodes, terwijl veel voorkomende persoonlijke codes vaak veel voorkomende beroepscodes zijn. Personen met een zeldzame persoonlijke code zullen moeite hebben om een congruent beroep te vinden. En goede aanpak kan dan zijn om bij bijvoorbeeld een persoonlijke code RCI ook de andere beroepsmogelijkheden RIC en CRI te verkennen of alle R beroepen of C beroepen te bekijken.
FREQUENTIETABEL 2-L CODES Mannen
Vrouwen
< 1%
AC….
AC….
1%
3%
AI ….
AI….
1%
5%
AO….
AO….
5%
2%
AR….
AR….
< 1%
4%
AS….
AS….
10%
< 1%
CA….
CA….
2%
1%
CI….
CI….
1%
4%
CO….
CO….
1%
2%
CR….
CR….
1%
1%
CS….
CS….
5%
2%
IA….
IA….
2%
1%
IC….
IC….
< 1%
5%
IO….
IO….
< 1%
1%
IR….
IR….
< 1%
2%
IS….
IS….
2%
3%
OA….
OA….
2%
7%
OC….
OC….
4%
3%
OI….
OI….
1%
3%
OR….
OR….
< 1%
14%
OS….
OS….
7%
< 1%
RA….
RA….
< 1%
1%
RC….
RC….
< 1%
3%
RI….
RI….
< 1%
4%
RO….
RO….
< 1%
5%
RS….
RS….
2%
4%
SA….
SA….
16%
3%
SC….
SC….
12%
2%
SI….
SI….
9%
6%
SO….
SO….
10%
5%
SR….
SR….
2%
BZO Results
8
20-2-2012
Werkstijl en Werkomgeving
Object
materie
mensen/materie
materie
mensen
mensen
Gericht op
tastbaar, concreet werk
exacte vakken, practische esthetiek, bestuderen en beïnvloeden van het gedrag van mensen
kunst en creativiteit
zorg voor anderen
risico's nemen en leidinggeven
Tijdbeleving
hier en nu
hier en nu
toekomst
hier en nu
toekomst
Persoonlijkheid (werkstijl)
praktisch, realistisch, gestructureerd
nadenkend, analyserend, informatief
origineel, intuïtief, expressief
relationeel, interactief, communicatief
intuïtief, expressief, overheersend
Werkomgeving (doelen en waarden)
praktisch, realistisch, gestructureerd
wetenschap, wiskundig
kunstig, onsystematisch
sociaal, samenwerkend
populair, verantwoordelijk
BZO Results
9
20-2-2012
III BIJDRAGE PER CATEGORIE AAN PERSOONLIJKE CODE Aan de hand van thema's als persoonlijkheid en zelfbeeld (behoeften, waarden, persoonskenmerken), eigen kwaliteiten/capaciteiten (competenties), beroepenaffiniteit en eigen interesses is het individuele BZO-profiel gegenereerd. Dit profiel geeft informatie over het type persoon dat je bent. Benadrukt wordt dat het ene profiel niet beter is dan een ander. Onderzoek heeft uitgewezen dat iemands beroepenvoorkeur ook over lange tijd een redelijk stabiele factor is, waardoor eigen uitspraken over de beroepstoekomst realistisch en valide genoemd kunnen worden als het patroon van interessen eenmaal is uitgekristalisseerd. De beroepenvoorkeur kan voortkomen uit meerdere domeinen van motivatie: 1. Interesse Interesse ontwikkelt zich altijd binnen een bepaalde sociale context. Voor iets wat men niet kent, kan men geen interesse ontwikkelen De motiverende kracht ligt hier besloten in de positieve sensatie, gebaseerd op het ervaren van de activiteit zelf. Er is een zeker, doch geen absoluut, verband tussen het positief ervaren van een bepaalde activiteit en het feit dat men capabel functioneert in deze activiteit. Kortom, er is een relatie tussen capaciteiten en interessen. Verder geldt een zeker verband tussen de interesse voor een bepaalde activiteit en interesse voor een samenhangend geheel van activiteiten, waarvan de bepaalde activiteit onderdeel is. De interesse voor de beroepsactiviteit is een afgeleide van het psycho-sociale klimaat in een bepaald beroep. Niet de beroepssector is beslissend, maar het omgevingstype dat correspondeert met de eigen typologische kenmerken. Uitgangspunt is dat de mens een voorkeur heeft voor een omgeving waarin hij hetzelfde type mens tegenkomt als hij is of zou willen zijn. Deze voorkeur voor een bepaald omgevingstype is ingebed in een meer omvattend complex van eigenschappen en waarden, capaciteiten of competenties en houdingen. Zo zal iemand die geïnteresseerd is in vormgeving en estethische zaken ook over bepaalde, vanuit de motivatie ontwikkelde, capaciteiten en kwaliteiten beschikken op dit gebied. Uiteraard is de beroepssfeer waarop men gericht is in de praktijk altijd een mix van diverse ongevingstypen. 2. Grondattitude De grondattitude kan omschreven worden als een uitdrukking van de eigen aard van de psyche zelf. De grondhoudingen van de mens van waaruit deze de werkelijkheid tegemoet treedt, zijn bijvoorbeeld het onderzoekende, beherende, verzorgende, denkende, vernieuwende en organiserende type. 3. Need (drive) Met need wordt bedoeld de motivatie die voortkomt uit een tekort en het gedrag stuurt in de richting van (beroeps-)activiteiten, die deze deficiënties aanvullen. Deze psycho-analytische benadering gaat uit van een sublimatiemechanisme. De bewuste motivatie voor een beroep wordt als een afgeleide van de oorspronkelijk onbewuste motivatie, verbonden met elementaire lust-en onlustgevoelens, gezien. Het gaat hierbij om het op een voor de maatschappij aanvaardbare manier van vormgeven en realiseren van lustbehoeften. Het realiteitsprincipe dwingt iemand tot uitstel van lustbevrediging, maar door de keuze van een beroep dat aansluit op het lustmotief, komt het individu tot een aanvaardbaar en werkbaar compromis.
BZO Results
10
20-2-2012
IV PROFIELVORM
Profielvorm Een vrij gelijkmatige, vlakke profielvorm, met weinig uitgesproken pieken en dalen, duidt op een niet uitgesproken interesse en vaardigheden voor een bepaald beroepengebied. Gelijkmatige profielen zijn vaak een teken van weinig kennis over verschillende werksoorten of een gebrek aan besluitvaardigheid. • Een vlak profiel kan het gevolg zijn van een overhaaste invulling van de test, zonder zich af te vragen wat men goed kan en waarvoor men zich echt interesseert. Vooral bij jongeren, die een nog niet goed ontwikkeld zelfbeeld hebben, kan dit het geval zijn. Een vrij lage lijn in de grafiek kan er op wijzen dat men geen goed beeld van zichzelf heeft. • Een vlak profiel waarbij de persoon een aantal onsamenhangende loobaanideeën heeft, duidt erop dat de persoon nog geen helder beeld heeft. Daarentegen kan een vlak profiel in combinatie met een aantal wel samenhangende loopbaanideeën erop wijzen dat men een goed beeld heeft van de eigen identiteit en een breed scala van kwaliteiten en interesses heeft. • Hoge vlakke profielen kunnen betekenen dat de persoon energiek is en een breed scala van kwaliteiten en interesses heeft. • Lage vlakke profielen kunnen niet alleen kenmerkend zijn voor iemand met een onduidelijk gevoel van identiteit, maar ook voor personen die zich nauwelijks betrokkn voelen bij de maatschappij of een niet zo positief zelfbeeld hebben. Bij duidelijke pieken en dalen (> 6 punten) is er sprake van een meer uitgesproken profiel. Bij één duidelijke piek is er een eenduidige zwaartepunt in de interessess en capaciteiten. Meerdere pieken wijzen op een voorkeur voor een aantal types. Grillige profielen horen meestal bij mensen die goed weten wat ze wel en niet willen. Bij profielen met een grote differentiatie is het echter ook mogelijk dat de eigen voorkeuren te zwart-wit zijn neergezet. Het komt voor dat mensen op grond van gebrekkige informatie of eenzijdige voorlichting een bepaalde werksoort resoluut afwijzen. Zo is 'administratie' in sommige kringen een vies woord, omdat het synoniem is met saai en uitzichtloos werk. Bij het beoordelen van een BZO profiel wordt als regel aangenomen dat scoreverschillen van minder dan 7 binnen de standaardafwijking vallen en als ongeveer gelijk worden beschouwd. Dit betekent dat als iemand bijvoorbeeld als code SOI heeft met de schaalscores S=26, O=20 en I=22 deze drie hoogste scores als min of meer gelijk beschouwd dienen te worden en men zich niet alleen beperken moet tot de SOI-beroepen maar ook de varianten van deze code moet doornemen.
Schaal
Score
Realistisch
20
Intellectueel
19
Artistiek
16
Sociaal
9
Ondernemend
11
Conventioneel
15
BZO Results
11
20-2-2012
V CONGRUENTIE WILLEN EN KUNNEN
INTERESSE- EN COMPETENTIEPROFIEL COMPETENTIEPROFFIEL
INTERESSEPROFIEL
BZO lettercode
Ruwe totaalscore
Percentage van totaal
BZO lettercode
Ruwe totaalscore
Percentage van totaal
R
8
62
R
5
42
I
7
54
I
6
50
A
6
46
A
5
42
S
4
31
S
2
17
O
4
31
O
3
25
C
7
54
C
2
17
In de grafiek zijn de resultaten opgenomen, gebaseerd op de percentage-scores op de zes Holland-typen, van de onderdelen Interesses en Competenties. Het Interesseprofiel, de interesses van iemand voor de diverse soorten bezigheden, zoals die voorkomen in de wereld der beroepen is een belangrijk gegeven voor loopbaankeuzes, want interesses zeggen iets over de persoonlijke motivatie. Als iemand in zijn beroep bezig kan zijn met dingen of onderwerpen die hem echt interesseren, dan is de kans groot dat hij dat werk ook goed doet en steeds beter gaat doen. Door niet alleen te kijken naar wat iemand leuk vindt, maar ook naar wat iemand kan en weet, wordt het beeld verfijnd. Iemands affiniteit met een bezigheid heeft meer gewicht wanneer deze gepaard gaat met specifieke kennis en vaardigheden dan wanneer iemand iets heel interessant zegt te vinden maar er eigenlijk maar weinig van weet. Het Competentieprofiel geeft weer wat de kandidaat over zichzelf rapporteert. Het is zijn/haar individuele inschatting van de eigen competenties.
BZO Results
12
20-2-2012
CONGRUENTIE In de theoretische uitgangspunten van John Holland speelt het begrip congruentie een belangrijke rol. Congruentie is de mate van overeenkomst tussen wat de respondent wil en wat hij kan. Om de verhoudingen tussen het interesse- en competentieprofiel goed te kunnen bepalen, wordt de RIASOC-uitslag van beide profielen vertaald naar percentages, waarbij de hoogste letter-score in elk profiel op 100 % wordt gesteld. Het percentage voor de overige letters wordt berekend ten opzichte van dit maximum. De sterke nadruk ligt op de eerste drie letters in de RIASOC-code: ria Ondanks de verschillende scores kan de relatieve verhouding van de scores op RIASOC in het Interesse- en het Competentieprofiel gelijk zijn. Scores die in de Interesse- en Competentiegrafiek ver uit elkaar lagen kunnen in de Congruentie-grafiek dichterbij elkaar komen te liggen. Wanneer de relatieve posities van de letters van het interesse- en het competentieprofiel dicht bij elkaar liggen, is er sprake van een hoge congruentie tussen de interesses en competenties van de respondent. Liggen de relatieve posities verder uit elkaar dan is er sprake van een minder hoge congruentie en is de afstand tusen de interesses en competenties dus groter.
(1) Lage congruentie: hoge interessescore en lage competentiescore Een lage congruentie is er bijvoorbeeld wanneer iemand hoog scoort op interesse voor kunstzinnige beroepen en in het competentiedeel laag scoort; bijvoorbeeld aangeeft weinig fantasievol te zijn, niet te kunnen tekenen of geen muziekinstrument te kunnen bespelen. Laagcongruente kandidaten hebben een tegenstrijdigheid in hun interesse- en competentieprofiel. Er is misschien sprake van een ontwikkelbehoefte. Wanneer respondent aangeeft iets graag te willen, maar er niet zo competent in is, betekent dat nader onderzoek: Waar gaat het om? Wat ontbreekt er nog? Wat moet de respondent nog leren, afleren, doen, veranderen om de eigen wensen te vervullen? Is het realistisch of ligt de lat onbereikbaar hoog? Is er voldoende tijd en geld beschikbaar? De ontwikkelbehoefte is realistisch als de ontbrekende competenties verbeterd kunnen worden én als er voldoende tijd is omde verbetering te realiseren en de investeringen 'terug te verdienen'. Het komt overigens ook regelmatig voor dat mensen met dit patroon geen echte ontwikkelbehoefte hebben, omdat het om een hobby draait. Dit zien we vaak bij de werksoort Artistiek. Veel amateurkunstenaars zijn zeer enthousiast over hun hobby (muziek maken, dansen, beeldhouwen, schilderen etc.) en zullen hoog scoren interesse voor Artistiek. Velen realiseren zich tegelijkertijd dat hun artistieke bezigheden vooral intrinsiek bevredigend zijn en geen realistische perspectieven op een betaalde baan bieden. Zij leven zich uit zonder anderen al te veel lastig te vallen met hun kunstuitingen. (2) Interessecore en competentiescore liggen op het zelfde niveau Het willen is in overeenstemming te achten met het kunnen. De respondent heeft blijkbaar een congruent beeld van zichzelf op dit punt, omdat zijn belangstellingen en vaardigheden met elkaar in balans zijn. (3) Interessescore is lager dan competentiescore In dit geval zijn mensen uitgekeken of afgeknapt op een bepaalde werksoort, maar beheersen ze deze wel. Een veel voorkomend fenomeen is de sociaal geïnteresseerde werkneemster die als administratieve kracht haar loopbaan is gestart en nu op zoek is naar 'iets met mensen'. In deze gevallen zal de interessescore op Conventioneel lager zijn, terwijl de competentiescore op Conventioneel onverminderd hoog is. Wanneer de interesse lager uitkomt dan de competentie, is dit meestal duidelijk verklaarbaar.
BZO Results
13
20-2-2012
VI INDEXEN CONSISTENTIE De zes typen (RIASOC) staan niet in willekeurige volgorde. Zij staan in een circulair verband. Zo staat bijvoorbeeld de intellectuele interesse dicht bij de artistieke interesse maar veel verder af van de zakelijk-organisatorische interesse. En daarmee zijn ook de intellectuele en artistieke werkomgevingen meer gelijkend op elkaar dan de intellectuele en ondernemendorganisatorische werkomgevingen. Het artistieke type bijvoorbeeld staat veel verder af van het conventionele type dan van het intellectuele type. Concreet staat dicht bij conventioneel, maar ver van sociaal. Deze inhoudelijke (dis)similariteiten zijn in het hexagon weergegeven. voorkeurscode: r i a
Uw profiel is consistent. Het begrip consistentie is direct gekoppeld aan deze hexagonale voorstelling. Consistentie zegt iets over de stabiliteit en voorspelbaarheid van uw profiel. Consistentie verwijst naar de ordening van de zes types in het Persoons- en Omgevingsprofiel. consistent Als de twee eerste types waarmee de grootste similariteit is vastgesteld in het hexagon naast elkaar liggen, spreken we van consistentie (bijvoorbeeld adminstratief en concreet). Aangrenzende typen zjn onderling het meest consistent en hebben vergelijkbare belangen, eigenschappen of waarden. minder consistent Als deze types alternerend geordend zijn (bjvoorbeeld administratief en intellectueel) is het profiel minder consistent. inconsistent En als de types tegenover elkaar liggen in het hexagon is sprake van maximale inconsistentie. Een uitslag met als hoogste scores Artistiek en Conventioneel is zeer inconsistent, de psychologische afstand tussen beide typen is groot. Deze persoon verenigt een aantal tegenstrijdige eigenschappen in zich: voorkeur voor ongestructureerde activiteiten versus gestructureerde activiteiten, verbeelding versus weinig verbeelding en onconventionele waarden versus conventionele waarden en normen. Personen met een inconsistent profiel verenigen psychologische eigenschappen in zich die minder goed combineerbaar zijn. De consequentie is dat het waarschijnlijk moeilijker zal zijn om mensen te vinden die dit soort karakteristieken combineren in één individu. Bij een beroep dat inconsistente typen, kan sprake zijn van een knelpuntberoep. In de praktijk zijn deze basale functionele typen in elk mens vertegenwoordigd, het ene sterk, het andere minder of gemiddeld, en weer andere nauwelijks tot niet. Het meten hiervan levert dan ook een uniek persoonlijk profiel op. De basale typen staan niet helemaal los van elkaar,
BZO Results
15
20-2-2012
VII PERSOONLIJKE CODE EN BEROEPENCODE Het belangrijkst zijn de hoogste scores in het persoonlijkheidsprofiel. Wordt het profiel gedomineerd door één type of zijn het er meer ? In het algemeen domineren twee of drie typen het profiel en is dus de combinatie van deze typen belangrijk is voor een goed begrip van de interesses. Veelal heeft een respondent totaal geen affiniteit heeft met bepaalde typen. Soms is er zelfs een actieve afkeer van bepaalde werksoorten. Dit levert zinvolle informatie op omdat de laagste scores in het profiel vaak dingen uitsluiten. Bij iemand die zeer laag op Realistisch scoort, is het niet zinvol om aan beroepen te denken waarbij je vuile handen krijgt. Door de combinatie te maken van de hoogste en laagste scores krijgt het interessepatroon van de respondent meer diepte. En natuurlijk zijn er ook mensen die geen lage scores hebben. Maar ook dat is zinvolle informatie. De differentiatie in RIASOC-interesseprofielen kan per persoon nogal verschillen. Sommige mensen maken weinig onderscheid tussen de antwoordmogelijkheden, anderen vinden de verschillen tussen leuk en niet leuk juist heel groot. Gelijkmatige profielen zijn vaak een teken van weinig kennis over verschillende werksoorten of een gebrek aan besluitvaardigheid. Grillige profielen horen meestal bij mensen die goed weten wat ze wel en niet willen. Maar bij profielen met een grote differentiatie zal toch gecontroleerd moeten worden of de respondent eigen voorkeuren niet te zwart-wit heeft neergezet. Het komt voor dat mensen op grond van gebrekkige informatie of eenzijdige voorlichting een bepaalde werksoort resoluut afwijzen. Zo is 'administratief' in sommige kringen een beladen woord, omdat het synoniem zou zijn met saai en uitzichtloos werk. U heeft op 90 vragen met ja geantwoord (42 %); onderverdeeld in thema's: affiniteit beroep-werkomgeving/activiteiten
32 % ja-antwoorden
competenties/kwaliteiten/vaardigheden
46 % ja-antwoorden
eigenschappen/waarden/zelfbeeld
47 % ja-antwoorden
Een zogenaamd hoge antwoordtendentie (> 77 %) kan verschillende verklaringen hebben. Het kan een teken zijn van veel zelfvertrouwen, van zelfoverschatting, van een gebrek aan kritisch denken of van een gebrek aan kennis van de verschillende werksoorten of het betekent dat iemand daadwerkelijk alles heel erg leuk vindt. Bij iemand die over de hele linie kiest voor de meest positieve antwoordmogelijkheden is het belangrijk om grondig na te gaan over wat hij of zij leuk vindt. Bij goed en aanhoudend doorvragen naar concrete voorbeelden, komt meestal het verschil tussen zo maar iets leuk vinden en de echte passies naar voren. Een lage antwoordtendentie (< 23 %) kan een teken zijn van een gering zelfvertrouwen of een gebrek aan kennis over de eigen mogelijkheden. En soms komt het voor dat mensen heel erg kritisch zijn bij het invullen van de vragenlijst, waardoor de antwoordtendentie laag is.
BZO Results
16
20-2-2012
UITKOMSTENPATROON (r i a) - TOELICHTING In dit uitkomstenpatroon spelen de menstypen r i a een relatief belangrijke rol. Daarom volgt hier een nadere omschrijving van mensen die zowel een hoge r, i als a in hun profiel hebben. Dit is een algemene omschrijving die geldt voor mensen waarbij deze drie-letter-code richting geeft aan het profiel, ongeacht de volgorde van de eerste drie letters. Dus deze tekst geldt voor alle combinaties met deze drie letters. Het is dus niet zo dat alle hieronder genoemde aspecten ook volledig van toepassing zijn. Dit is onder meer afhankelijk van de vraag of binnen deze combinatie nog een duidelijke rangorde te maken is en hoe uitgesproken de verschillen tussen de andere drie scores binnen het RIASOC-profiel zijn. R Realistisch-technisch R staat voor interesse in natuur en techniek, doelgericht en concreet bezig zijn. Het realistischtechnische menstype is graag bezig zijn met concrete, werkzaamheden als het met de handen werken, lichaamskracht gebruiken en iets concreets creëren, liefst op korte termijn. Problemen worden op een pragmatische wijze op, waarbij vooral op het eindresultaat telt. Deze realistisch ingestelde types maken zaken niet onnodig ingewikkeld. Voorbeeldberoepen waarin dit menstype werkt, zijn op een lager opleidingsniveau coupeuse, bulldozerchauffeur, vrachtwagenchauffeur, baggerwerker, heiwerker, havenwerker, metselaar of loonwerker in de landbouw. Op een middelbaar niveau procesoperator, liftmonteur, geluidtechnicus, confectietechnicus, meet- en regeltechnicus, chemisch laborant, automonteur. En op een hoog opleidingniveau is dat bijvoorbeeld levensmiddelentechnoloog, werktuigbouwkundige, bouwkundig opzichter, chemisch technoloog of bodemkundig onderzoeker. I Intellectueel-onderzoekend I staat voor onderzoek, nieuwsgierigheid en intellectuele werkzaamheden. Kenmerkend voor dit type is een onderzoekende en leergierige houding. Ze studeren graag en staan open voor nieuwe kennis, moderne ontwikkelingen en afwijkende inzichten. En ze houden van abstracte en en theoretische vraagstukken. Ze bekijken vraagstukken van verschillende kanten en komen het liefst goed beslagen ten ijs. Dit type wordt door anderen soms als te genuanceerd en besluiteloos gezien. Ook worden ze soms belerend en onpraktisch ervaren. Voorbeeldberoepen waarin het I-type werkt, zijn op een middelbaar opleidingsniveau analist, laboratoriumtechnicus, medisch laboratoriumassistent. Op hoger niveau valt te denken aan archivaris, condervator, planoloog, biochemicus, plantkundige en aan wetenschappelijk medewerkers en onderzoekers. Er zijn eigenlijk geen banen op een lager niveau waar een I-type zich thuisvoelt. Bij een hoge I score en een laag opleidingsniveau is verder leren dan ook aangewezen. RI/IR-types zijn mensen die in hun technische beroep het naadje van de kous willen weten. Zij zijn de troubleshooters die graag inhoudelijk uitgedaagd worden. Storingzoeken is een typische RI- liefhebberij. Voorbeeldberoepen waarin het RI/IR type zich thuis voelt, zijn op hoger niveau ingenieursberoepen. Op middelbaar niveau zijn ze in allerhande constructeursbanen te vinden, zoals constructeur meet- en regeltechniek. Andere beroepen die bij deze combinatie passen zijn: landmeetkundige, technisch tekenaar, elektricien, koeltechnisch monteur (middelbaar niveau) en betonconstructeur, bouwkundig ingenieur, ingenieur plantveredeling, levensmiddelentechnoloog en dierenarts (op een hoger niveau). Vanwege de intellectuele component die door het intellectuele-onderzoekende type ingebracht wordt, zijn er niet veel banen op laag niveau die echt goed aansluiten op dit combinatietype. Bij een hoge I score en een laag opleidingsniveau is verder leren dan ook aangewezen. Bij het profiel van R, I en A (in willekeurige volgorde) zien we mensen met een voorkeur voor techniek, onderzoek en creativiteit. Zij willen dingen creëren, onderzoeken of verbeteren. Daarbij hebben zij enerzijds een technisch of praktisch nut voor ogen en willen zij anderzijds toch ook een artistieke component in hun werk. Tuinarchitect is een beroep waarin deze elementen duidelijk herkenbaar voorkomen: de mogelijkheden en beperkingen van de beplanting onderzoeken (I), een ontwerp maken (A) en het werk uitvoeren, met alle bijkomende praktische en natuuraspecten (R). Andere voorbeeldberoepen waarin dit type zich thuis voelt, zijn op middelbaar niveau boomchirurg en geluidtechnicus en op hoger niveau bijvoorbeeld archeoloog. RIA/IRA-beroepen: RIA: beeldtechnicus, geluidtechnicus,programmatechnicus IRA: boomchirurg, industrieel vormgever, landschapsarchitect, plantkundige, stedebouwkundige RAI: diamantbewerker, chemigraaf, graveur, lithograaf, meubelmaker, muziekinstrumentmaker, pianostemmer IAR: archeoloog, technisch wetenschappelijk fotograaf AIR: binnenhuisarchitect, industrieel ontwerper, kunstrestaurateur, tuinarchitect ARI: aardewerkdecorateur, architect, beeldhouwer, dessinateur, edelsmid, glasschilder, glazenier, grafisch ontwerper, meubelontwerper
BZO Results
17
Uw voorkeurslijst: (r i a) Beeldtechnicus 1 Belichtingstechnicus 1 Geluidstechnicus 1 Programma-technicus 1 Restaurateur 1 Tandprotheticus 1 Technisch modelbouwer 1 Tuin- en landschapsarchitect 2 TV technicus 0
20-2-2012
BZO Results
19
20-2-2012
VERDERE VERKENNING OP BASIS VAN LETTERVARIANTEN BINNEN DE PERSOONLIJKE CODE
Op basis van de totaalscore genereert BZO beroepen die goed passen bij de drie-letter-code (hoge comptabiliteit), beroepen die het overwegen waard zijn (gemiddelde comptabiliteit) en beroepen die niet passen bij het profiel (geen comptabiliteit).
HOGE COMPTABILITEIT Geselecteerde code: rai BEROEPEN: Chef-inspiciënt (requisiteur) 2 Diamantbewerker 1 Glaskunstenaar 2 Graveur 1 Land- en tuinbouwtekenaar 1 Lichttechnicus 1 Lithograaf 1 Meubelmaker 1 Muziekinstrumentmaker 1 Toneeltechnicus 0 Geselecteerde code: ira BEROEPEN: Architect 2 Bioloog 2 Boomchirurg 1 Botanisch analist 2 Chirurg 2 Industrieel vormgever 0 Kaakchirurg 2 Moleculair bioloog 2 Neurochirurg 2 Stedenbouwkundig adviseur 2 Stedenbouwkundig architect 2 Geselecteerde code: iar BEROEPEN: Archeoloog 2 Botanicus 2 Tuinarchitect 2
GEMIDDELDE COMPTABILITEIT Geselecteerde code: ari BEROEP: Aardewerkdecorateur 1 Beeldhouwer 0 Modelmaker (architectuur) 1 Pianostemmer 1 Geselecteerde code: air BEROEP: Binnenhuisarchitect 2 Industrieel ontwerper 2 Instrumentalist 2 Kunstrestaurateur 2 Landschapsarchitect 2 Muziekarrangeur 0 Geselecteerde code: ric BEROEP: Assistent-lasser 1 Auto-electrotechnicus 1
Helicopterpiloot 2 Horlogemaker 1
BZO Results
23
20-2-2012
Persoonlijkheidstype
Werkomgeving/beroepen
A Artistieke-Creatieve Type
Artistieke werkomgeving
Persoonskenmerken
Intrinsieke Motivatie/beloning
Individualistisch, creatief, sceptisch, kritisch, onaangepast, Creatieve verbeeldingskracht. fantasierijk, onconventioneel. Waarden
Waarden en werkstijl
Creativiteit, estheticiteit, originaliteit, zelfexpressie.
Originele ideeën en esthetische waarden. Waarden, die door de artistieke omgeving worden gestimuleerd en beloond, zijn onder meer esthetiek, verbeelding en oorspronkelijkheid. Er is ruimte voor origineel, onconventioneel en soms zelfs rebellerend gedrag. Ze willen niet graag aan regels worden gebonden.
Kwaliteiten
Vereiste kwaliteiten
Artistieke vaardigheden: toneelspelen, schrijven, tekenen, schilderen, beeldhouwen, musiceren, dansen, ontwerpen en vormgeven.
Creatieve vaardigheden op het gebied van literatuur, muziek, beeldende kunst , vormgeving. Emotionele expresssie.
Interesses/activiteiten
Beroepenclusters
Voorkeur voor vrije, ongestructureerde activiteiten, waarin Beroepen in de beeldende kunst, muziek, literatuur, hij/zij zich op kunstzinnige wijze kan uiten. (grafisch) ontwerp. Inconsistentie
Specifieke activiteiten
Is vaak minder sterk in organisatorische, systematische werkzaamheden (routine en regels) en bezit vaak weinig administratieve vaardigheden.
Mensen in artistieke beroepen willen graag mooie dingen maken. Ze willen hun verbeelding en creatieve talenten graag tot uitdrukking brengen. Doel is het leveren van artistieke producten (kunstwerken) of producties (opvoeringen).
Persoonlijkheidstype
Werkomgeving/beroepen
S Sociaal-Contactuele Type
Sociale werkomgeving
Persoonskenmerken
Intrinsieke Motivatie/beloning
Samenwerkingsgericht, zorgzaam, sociaal, begrijpend, empathisch.
Menselijke waarden, empathie, sociale opsteling, mildheid. De sociale omgeving biedt ruimte aan humanitaire waarden en aan begripvol, geduldig en tactvol gedrag. Waar het om gaat is het verzorgen, genezen en troosten, of het onderwijzen, voorlichten en vermaken van anderen.
Waarden
Waarden en werkstijl
Maatschappelijke bijdrage, interactie, openheid en begrip, hulpvaardigheid.
Zorg voor anderen, sociale opstelling, empathie, menselijke waarden. Mensen in sociale beroepen hebben er plezier in om andere mensen te helpen zich te ontplooien of een menselijk leven te leiden. Ze zijn geïnteresseerd in anderen en willen graag met anderen samenwerken.
Kwaliteiten
Vereiste kwaliteiten
Goede sociale en contactuele vaardigheden zoals: tact, geduld, aandacht. Kan goed luisteren, staat open voor eigen gedachten en gevoelens. Vaardig in onderwijzen, behandelen of adviseren van anderen.
Interpersoonlijke, communicatieve en contactuele vaardigheden. Vaardigheden op het gebied van verzorgen, onderwijzen, behandelen en adviseren.
Interesses/activiteiten
Beroepenclusters
Houdt van werkzaamheden waarin met andere mensen kan Beroepen in de lichamelijke en geestelijke hulpverlening en worden omgaan, teneinde deze te informeren, sommige dienstverlenende beroepen (zorg, welzijn, onderwijzen, ontwikkelen, genezen, verzorgen of onderwijs en opleiding). amuseren. Inconsistentie
Specifieke activiteiten
Houdt doorgaans niet van praktische en technische activiteiten en mist ook vaak vaardigheden daarin.
Met mensen werken in een helpende of dienstverlenende zin: verzorgen, onderwijzen, behandelen, adviseren.
BZO Results
25
20-2-2012
IX MENS- EN OMGEVINGSTYPEN Beroepskeuze is een uitdrukking van de persoonlijkheid. Beoefenaars van een bepaald beroep hebben overeenkomstige persoonlijkheden en zullen daarom een karakteristieke interpersoonlijke omgeving vormen. Interesse in een bepaalde soort functie/werkomgeving kan worden opgevat als een persoonseigenschap, die kan worden samengevat aan de hand van de zes persoonstypen. Van zowel personen als van beroepen cq. studies kan een profiel worden opgesteld dat het onderlinge relatieve belang van de zes persoonstypen weergeeft. De passing of congruentie van de persoon (menstype) en beroep/studie (werktype) heeft een positieve invloed op de tevredenheid met en de prestaties in een beroep of studie. Personen die bij het persoonsprofiel passen en die bijbehorende keuzen maken, hebben een grotere kans in dit beroep succesvol en tevreden te zijn. Personen en corresponderende (werk)omgevingen kunnen ingedeeld worden in zes interessetypen met corresponderende beroepsgroepen/omgevingen. Deze typologie is afgeleid van het RIASOC Model van J.L. Holland. voorkeurscode: r i a 1. R Realistisch-technisch [hoog] Hoogscoorders zijn graag praktisch bezig: met de handen werken, iets tastbaars creëren. Zij houden van werken in en met de natuur en houden van techniek. Deze personen hebben een concrete, praktische instelling en hebben een voorkeur voor activiteiten die een bijzondere mate aan kracht, (motorische) coördinatie en 'handigheid' vereisen en tot concrete, zichtbare resultaten leidt, liefst op korte termijn. Het practische type vindt het leuk om met gereedschappen, apparaten, materialen en machines te werken of planten en dieren te verzorgen. Dit type heeft een goed technisch inzicht, is meer een doener dan een denker en werkt liever alleen dan samen met anderen. Verder is hij bescheiden en stabiel en heeft hij veel uithoudingsvermogen. Problemen worden doelgericht en op basis van practische overwegingen opgelost: ze richten zich vooral op het eindresultaat en maken zaken niet onnodig ingewikkeld. Ze zijn minder geinteresseerd in cultuur en esthetiek. Ze houden ervan om meer met dingen te werken dan met mensen of ideeën. Beroepen/werkomgevingen in de techniek (bijvoorbeeld machine en techniek, zoals electro of mechanica), de agrarische sector en enkele sectoren in de dienstverlening. Ter illustratie: metselaar, loonwerker in de landbouw, procesoperator, bodemkundig onderzoeker. In de praktische werkomgeving wordt gewerkt met machines, gereedschap, dingen, planten en dieren. De omgeving stimuleert en beloont mechanisch-technische en motorische vaardigheden. De praktische omgeving biedt ruimte aan praktische, productieve en materialistische waarden en aan robuust, avontuurlijk en soms zelfs fysiek risicovol gedrag. Tevens worden aangepast gedrag en het degelijk uitvoeren van taken op prijs gesteld.
Een gemiddelde score hoort bij mensen die zichzelf niet uitgesproken technisch of praktisch vinden maar tegelijkertijd best geïnteresseerd zijn. Zij zijn niet bang voor techniek en apparatuur. Zij vinden het prettig om af en toe eens letterlijk de handen vuil te maken, zo lang dit geen dagelijks werk wordt. Voor het werken met dieren en planten geldt hetzelfde; best leuk, maar het werk moet ook nog wat anders te bieden hebben. Laagscoorders hebben niets met techniek en willen er ook niet meer van willen weten dan strikt noodzakelijk is. Zij voelen geen behoefte om zich te verdiepen in de werking van apparaten. Fabrieken zijn voor hen vieze en gevaarlijke plaatsen. Doe-het-zelf is niet aan hen besteed; in feite kunnen zij zich niet voorstellen dat er mensen zijn die voor hun plezier verbouwen. Het gebrek aan interesse voor praktisch werk geldt ook ten aanzien van flora en fauna.
BZO Results
32
20-2-2012
Studie/werk omgeving
Sociale omgeving
Ondernemende omgeving
Conventionele omgeving
Eisen
Interpersoonlijke communicatieve en contactuele vaardigheden, verzorgende, adviserende en onderwijzende kwaliteiten
Overtuigende en leidende kwaliteiten
Systematisch, gestructureerd werken, handhaven van regels en voorschriften
Beloning
Menselijke waarden, empathie, sociale opstelling
Succes, dominantie, zelfvertrouwen, populariteit, financieel/materieel gewin
Conformisme, betrouwbaarheid, administratieve vaardigheden
Gedrag
Begripvol, geduldig, tactvol
Waarden/stijl
Zorg voor anderen
Macht, verantwoordelijkheid
Orde en routine, conventionaliteit
Activiteiten
Werken met mensen in de helpende zin. Diensten verlenen, adviseren, onderwijzen
Werken met mensen in commerciële, politieke of leidinggevende zin. Verkoop, leiding geven, anderen overtuigen om een bepaald doel te realiseren
Werken met gegevens, data en computers, volgens bepaalde richtlijnen
Richting
Sociale wetenschappen, gedrag en maatschappij, opvoeding en onderwijs, gezondheid
Economie, business, recht, management, bestuur
Economie, recht, informatica
Voorbeeld opleiding
Psychologie, geneeskunde, PABO, godsdienstwetenchap, leraar maatschappijleer
Commerciële economie, communicatie, bouwmanagement, bedrijfskunde
Accountancy, econometrie, logistiek, informatica, recht
Persoon
Sociaal persoonstype
Ondernemend persoonstype
Omgaan met andere mensen, tactvol, geduldig, aandachtig
Organisatorische, politieke en Duidelijk en geordend, precieze economische doelen, geeft aanpak, administratief goed leiding, kan overtuigen
Houdt niet van technische zaken
Houdt niet van wetenschap
Conventioneel persoonstype
Geen artistieke aanleg
Deze zijn extreme beschrijvingen en meeste mensen hebben verscheidene eigenschappen die in diverse groepen te vinden zijn. De typen zijn niet los van elkaar staand, ze hebben een verwantschap en sommige zijn tegengesteld met elkaar. Deze verwantschap doet zich zowel voor op het vlak van de eigenschappen van de persoon als van de omgeving. Bij studiekeuze is het van belang dat je de inhoud van de studie en de toekomstmogelijkheden van de studie nader onderzoekt. Een studie moet niet alleen maar interessant zijn, maar ook haalbaar zijn. Het is van belang dat een studie gekozen wordt die je ook kunt. Het is essentieel dat men goed weet welke vakken er gegeven worden in het eerste jaar (raadpleeg de digitale studiegidsen van de opleidingen hiervoor) en of er vakken tussen zitten die je heel leuk of heel moeilijk vindt. Door de inhoud nader te bekijken weet je beter de drempels en struikelblokken in het eerste jaar. Indien je bijvoorbeeld slecht bent in wiskunde en statistiek is een belangrijk vak in een opleiding, dan kun je beter een studie kiezen met veel minder statistiek die eenzelfde toekomstbeeld creëert. Bijvoorbeeld geen psychologie, maar pedagogische wetenschappen. Bij een studie als Tandheelkunde is het toekomstige beroep voor de hand liggend. Bij studies als Communicatie is het minder duidelijk. Echter elke studie is slechts een start van je loopbaan en geeft richting aan jouw talenten en wensen. Het uiteindelijke beroep hangt af van nadere specialisatie of master. Op de volgende bladzijden is het overzicht van opleidingen gegeven. In het algemeen geldt dat als je iets leuk vindt om te doen je er vaak ook goed in bent en daardoor makkelijker succesvol zult zijn. Op basis van de totaalscore genereert BZO opleidingen die het best passen bij de drie-letter-code (hoge comptabiliteit), opleidingen die het overwegen waard zijn (gemiddelde comptabiliteit) en opleidingen die niet passen bij het profiel (geen comptabiliteit). Bij elke opleiding is een voorbeeldberoep opgenomen. Enkele opmerkingen over het overzicht. Voor sommige codes zijn minder passende opleidingen dan voor andere. De informatica-achtige opleidingen zie je vooral bij de Realistische (interesse in apparaten), Intellectuele (analytishe aanleg) en Conventionele (programmeren) persoonlijkheidstypes. HBO Lerarenopleidingen op het gebied van taal zijn onder één naam gebracht, evenals WO Taal en Cultuur opleidingen. Sommige opleidingen komen bij meerdere codes voor, bijvoorbeeld omdat je pas in de loop van de studie nader voor een bepaalde beroepsrichting specialiseert. Onder Kunst en Vormgeving en Beeldende Kunsten valen vele andere richtingen. Voor kunstopleidingen geldt in het algemeen een selectieprocedure. De HBO AD (Associate Degree) is een tweejarige HBO-opleiding en veelal iets praktijkgerichter dan de HBO Bachelor.
BZO Results
33
OPLEIDINGENOVERZICHT
HOGE COMPTABILITEIT Geselecteerde code: r i a OPLEIDINGEN EN (VOORBEELD)BEROEP: HBO AD Tuin- en Landschapsinrichting - Assistent-beheerder buitenruimte HBO Automotive/Autotechniek - Constructeur voertuigbouw HBO Bouwkunde (Restauratie) - Medewerker architectenbureau HBO Bouwkunde (Restauratie) - Restauratiemedewerker monumentendienst HBO Creative Technology - Game development (experience design) HBO Creative Technology - Product designer HBO Film & Televisie - Beeldtechnicus HBO Film & Televisie - Belichtingstechnicus HBO Film & Televisie - Geluidstechnicus HBO Film & Televisie - Programma-technicus HBO HBO-ICT - Ontwerper creatieve industrie HBO Informatica - Webprogrammeur HBO International Game Architecture (Programming) - Game development HBO Journalistiek - Editor film en televisie HBO Kunst en Techniek - Audiovisueel editor/videograaf HBO Kunst en Vormgeving (Audiovisuele Vormgeving & Animatie) - Vormgever websites HBO Media & Entertainment Management - Gameontwikkelaar op interactief mediagebied HBO Museologie - Coördinator conservering en restauratie HBO Restaurator - Restauratieschilder HBO Technische Informatica - Game Development HBO Toneel en Kleinkunst (Techniek & Theater) - Licht- en geluidsontwerper HBO Toneel en Kleinkunst (Techniek & Theater) - Theaterbelichter HBO Toneel en Kleinkunst (Techniek & Theater) - Theatertechnicus HBO Toneel en Kleinkunst (Techniek & Theater) - Theatertechnicus (licht/geluid) HBO Tuin- en Landschapsinrichting - Tuin- en landschapsontwerper HBO Werktuigbouwkunde - Ontwerper machines/gereedschappen WO Automotive Technology - Constructeur/ontwerper autoindustrie WO Electrical Engineering - Ontwerper industriële automatisering WO Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke planning - Tuin- en landschapsarchitect WO Werktuigbouwkunde - Manager gereedschapsmakerij
Geselecteerde code: rai OPLEIDINGEN EN (VOORBEELD)BEROEP: HBO Grafimediatechnologie - Grafisch technicus HBO Kunst en Techniek - Vormgever bij multimediabedrijf, reclamebureau HBO Kunst en Vormgeving (Grafisch Ontwerpen & Illustratie) - Grafisch ontwerper/vormgever HBO Toneel en Kleinkunst (Techniek & Theater) - Theaterbelichter HBO Toneel en Kleinkunst (Techniek & Theater) - Theatertechnicus HBO Werktuigbouwkunde - Tekenaar-constructeur machinebouw voor land- en tuinbouw WO Advanced Techology - Ontwerper-constructeur machines/gereedschappen Geselecteerde code: ira OPLEIDINGEN EN (VOORBEELD)BEROEP: HBO Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek - Moleculair bioloog HBO Biometrie - Ontwikkelaar medisch technisch bedrijf HBO Biotechnologie - Biotechnologisch analist HBO Bouwkunde (Architectuur) - Assistent architectonisch ontwerper HBO Stedenbouwkundig Ontwerpen - Stedenbouwkundig architect WO Biologie - Botanisch analist WO Biologie - Bioloog WO Biologie - Moleculair bioloog WO Biotechnologie - Onderzoeker/Technologisch expert WO Bouwkunde - Stedebouwkundige WO Geneeskunde - Arts WO Industrieel Ontwerpen - Industrieel vormgever WO Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke Planning - Tuin- en Landschapsarchitect WO Psychobiologie - Psychobioloog WO Tandheelkunde - Tandarts WO Technische Planologie - Technisch planoloog infrastructuur en milieu Geselecteerde code: iar OPLEIDINGEN EN (VOORBEELD)BEROEP:
20-2-2012
BZO Results
37
20-2-2012
HBO International Business - Business development manager HBO International Business and Languages - Accountmanager HBO International Business and Languages Tourism (IBL Toerisme) - Hotelmanager HBO International Business and Management Studies - Salespromotor HBO International Hotel Management - Manager hotel HBO International Management (CE) - Sales- marketingmanager HBO International Real Estate and Facility Management - Facility manager HBO International Tourism Management - Manager reisbureau HBO Journalistiek - Voorlichter HBO Management in de Zorg - Zorgmanager HBO Management Toerisme - Productmanager reizen HBO Management, Economie en Recht - Contractmanager railinfra HBO Media, Informatie en Communicatie (Redacteur/productmanager) - Accountmanager HBO Ondernemerschap - Ondernemer HBO Oriëntaalse Talen en Communicatie - Vertaler/tolk Chinees HBO People and Business Management - Supervisor klantenservice HBO Personeel & Arbeid - Vakbondsmedewerker HBO Small Business and Retail Management - Bedrijfsleider HBO Small Business and Retail Management - Filiaalhouder HBO Small Business and Retail Management - Supermarktmanager HBO Small Business and Retail Management - Bedrijfsleider/ondernemer HBO Sport Management - Beheerder of (assistent) manager sportorganisatie HBO Trade Management gericht op Azië - Exportmanager HBO Trade Management gericht op Azië - Inkoper WO Arabische Taal en Cultuur - Ambtenaar Buitenlandse Dienst Min. van Buitenlandse Zaken WO Bouwkunde - Bouwbedrijfskundige WO Civiele Techniek - Bouwbedrijfskundige WO Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie - (Assistent)deskundige bij het ministerie van Buitenlandse Zaken of de Verenigde Naties WO Culturele Antropologie en Sociologie der Niet Westerse Samenlevingen - (Assistent) deskundige bij het ministerie van Buitenlandse Zaken of de Verenigde Naties WO Economics and Business - Salesmanager WO Economie en Bedrijfseconomie - Salesmanager WO International Bachelor Economics & Business Economics E - Sales manager WO International Business - Exportmanager WO International Business and Management Studies - Salesmanager WO Management, Organisatie en Bestuur - Sales manager WO Nederlandkunde/Dutch Studies - Medewerker reisorganisaties (in het buitenland) WO Planologie - Projectontwikkelaar WO Ruslandkunde - Ambtenaar Buitenlandse Dienst Min. van Buitenlandse Zaken WO Sociale Geografie en Planologie - Projectontwikkelaar
BZO Results
38
20-2-2012
XI PERSOONLIJKE ASPIRATIECODE
Je persoonlijke aspiratiecode/beroepencode is berekend op basis van de door jou gekozen beroepen bij het onderdeel Loopbaanideeën. Je hebt bij deze invuloefening de volgende beroepen gekozen: Beroepen: ARI Aardewerkdecorateur COS Acceptant verzekeringsmaatschappij CSO Account assistent reclame De drie letters in de BZO-codes zijn naargelang hun plaats in de code gewogen met 3, 2 en 1. Dit geeft als resultaat de volgende gewogen aspiratie-/beroepencode: csa. De persoonlijke aspiratiecode/beroepencode brengt aspiraties naar voren die men heeft of in het verleden heeft gehad. Ook deze 'toekomstberoepen' geven belangrijke informatie. Als de eerste letter van de aspiratiecode/beroepencode gelijk is aan de persoonlijke code, kan in het algemeen aangenomen worden dat de persoon deze aspiratie zal blijven houden. Onderzoeken met de BZO wijzen uit dat als de gerapporteerde aspiratiecode niet overeenstemt met de persoonlijke code de aspiratiecode cq. beroepencode een grotere voorspellende waarde heeft dan de persoonlijke code, hoewel deze voorspellende waarde geringer is dan bij congruentie tussen aspiratiecode/beroepencode en de persoonlijke code. Voor congruentie tussen beide codes bedraagt de successcore 60 % en voor incongruentie kunnen positieve scores van 35 % genoteerd worden (BZO 1994). Ervan uitgaande dat mensen werkomgevingen kiezen die bij hun persoonlijkheid passen, ligt een relatieve hoge congruentie (of similariteit) tussen het persoonlijkheidstype, zoals gemeten door de BZO en de toekomstige beroepskeuze van deze persoon voor de hand. Een gewenst beroep is blijkens onderzoeken met de BZO verbonden met de persoonlijkheid (beroepsinteresse), zo gaat bijvoorbeeld een baanaspiratie als onderzoeker gepaard met een wetenschappelijke belangstelling en maatschappelijke interesse met bijvoorbeeld een rol als arts. Deze gewenste functies stroken alsdan met hun persoonlijkheid (waarden en eigenschappen). De aspiraties die leerlingen, studenten en werkende volwassenen achteraf verklaren te hebben gehad, vertonen een hoge match met hun BZOtype of persoonlijke code. Verder vertoont het arbeidsverleden van volwassenen dezelfde continuiteit of meer functieveranderingen binnen een bepaalde beroepscategorie dan tussen de zes hoofdcategorieën. Al met al lijkt het erop dat personen van wie de aspiratiecode in hoge mate congruent is met de persoonlijke code meer voorspelbaar zijn in die zin dat ze meer geneigd zullen zijn om hun aspiraties te verwezenlijken in vergeljking met personen met incongruente codes. Schooldekanen/loopbaanbegeleiders doen wellicht er goed aan om leerlingen al vroeg in het oriëntatieproces naar hun "realistische" (in tegenstelling tot fantasie) beroepsinteressen te vragen. Jezelf in de toekomst projecteren kan leiden tot een geëngageerde, niet-bedreigende en redelijk voorspelbare index van de algemene oriëntatie van de leerling/student op de wereld van de beroepen. Een bespreking van de beweegredenen achter de toekomstige beroepskeuze (bijvoorbeeld hoe lang denken ze er al over na, hoe serieus of zeker is men van de keuze, wat zijn de meest aantrekkelijke aspecten van het beroep, kan de schoooldekaan voorzien van waaardevolle informatie over de interesse van de leerling/student, de impliciete waarden en de volwassenheid van de keuze. In plaats van congruentie na te streven kan men bij verschillende codes ook de regel van verscheidenheid binnen het beroep in ogenschouw nemen. De persoonlijke code benadrukt de gemiddelde kenmerken van mensen in verschillende beroepen en studiegebieden, terwijl elke beroep door uiteenlopende typen of subtypen bevolkt wordt. Zoals reeds vermeld bljkt uit onderzoek dat voor de overgrote meerderheid van werknemers en studenten de eerste codeletter van de persoonlijke code een van de drie letters is van de aspiratiecode/beroepscode. Indien dit niet het geval is dan doet men er goed aan om na te gaan wat hun plaats precies is, hoe zij hun atypische interesses en vaardigheden denken te gebruiken en hoe ze een tevreden bestaan kunnen leiden. Ook moet bedacht worden dat de typen en subtypen bijzonder ongelijk verdeeld zijn. Veel voorkomende codes zijn bijvoorbeeldd OS en SA en zelden voorkomende codes zijn bijv. RA en CA. Codes die niet vaak voorkomen zijn wat hexogonale typologie betreft meestal niet of slechts matig consistent. Daarentegen zijn frequent voorkomende codes meestal wel consistent. Bij de gekozen aspiratieberoepen dient men allereerst op de eerste letter te letten. Indien deze in de overgrote meerderheid dezelfde letter is, bijvoorbeeld de S, dan mag aangenomen worden dat de persoon hoogstwaarschijnlijk sociale aspiraties heeft. Naarmate de gekozen beroepen meer tot verschillende beroepscategorieen behoren, zal de voorspellende waarde lager zijn. Onder de aanname dat consistente beroepsaspiraties op een helder zelfbeeld duiden en dat uiteenlopende aspiraties op een bepaalde onduidelijkheid over de potentiële mogelijkheden voor een bevredigend bestaan wijzen, is het van belang om de gekozen beroepsaspiraties op hun samenhang te bekijken. In sommige gevallen, bijvoorbeeld als mensen geen beslissingen kunnen nemen of tegenstrijdige alternatieven aangeven, kan het nuttig zijn om te analyseren hoe deze aspiraties tot stand zijn gekomen. Bij het evalueren van de mate van conguentie tussen twee codes kan gebruik gemaakt worden van een aantal methoden: • de hexagonale index, hierbij wordt alleen de eerste letter van beide codes met elkaar vergeleken. - beide letters zijn gelijk (maximaal congruent: score 4), - de letters liggen in het hexagoon naast elkaar (score 3), - de letters liggen niet naast elkaar, maar ook niet tegenover elkaar (score 2), - de letters liggen in het hexagoon tegenover elkaar (laagste score van 1).
BZO Results
40
20-2-2012
Tot slot wordt hieronder een lijst van beroepen en opleidingen gegeven op basis van de aspiratie-/beroepencode. Op basis van jouw congruentie-score moet hierbij bedacht worden dat de match met de persoonlijke code als slecht te kwalificeren is.
Geselecteerde code: c s a Beroepen: Bibliothecaris 2 Bibliotheekmedewerker 1
Geselecteerde code: c s a Opleidingen: HBO Information Management - Bibliotheekmedewerker WO Arabische, Nieuwperzische en Turkse Talen en Culturen - Medewerker bibliotheek WO Culturele Informatiewetenschap - Bibliotheekmedewerker WO Geschiedenis - Medewerker bibliotheken WO Taal en Cultuurstudies - Medewerker bibliotheken WO Talen en Culturen - Medewerker bibliotheek WO Wijsbegeerte - Medewerker bibliotheek WO Wijsbegeerte van een Bepaalde Wetenschapsgebied - Medewerker bibliotheek
BZO Results
41
20-2-2012
XII SAMENVATTING
Frequentie persoonlijke code
1
ria
3% (ma) / <1% (vr)
Frequentie aspiratie-/beroepscode1 c s a
1% (ma) / 5% (vr)
Samenhang loopbaanideeën
zie toelichting in hoofdstuk X1
Congruentie persoon/persoonscode - werkomgevingen/aspiratiecode Hexagonale index (1-4)
3
aangrenzend
Lachan agreement index M (0-28)
1
slecht
Consistentie persoonscode
consistent
Differentiatie persoonsprofiel (maximum - minimum)
laag
Differentiatie persoonsprofiel Lachan differentiation index D2
1.5
matig
Antwoordtendentie
gemiddeld
1Frequentie van voorkomen in Nederlandse normgroep:
> 1% zeer laag 1% laag 2% tamelijk laag 3%-4%-5% gemiddeld 6%-7% bovengemiddeld > 7% hoog 2D = (X^sub 1^-(X^sub 2^ + X^sub 4^)/2)/2