Burgerparticipatie in veiligheidsprojecten Voorlopige versie d.d. 15 oktober 2007 Ruben David Scholte1
NB: Dit artikel zal verschijnen in Boutellier, H. & Steden, R. van (red.), Veiligheid en burgerschap (werktitel), Den Haag: Boom Juridische uitgevers (in voorbereiding), 2008. Gelieve niet te citeren zonder toestemming van de auteur.
Inleiding Burgers hebben altijd een belangrijke bijdrage geleverd aan hun eigen en de maatschappelijke veiligheid. Aangezien politie en justitie bij het overgrote deel van de criminaliteit en overlast niet betrokken (kunnen) worden, zijn zij daar ook toe genoodzaakt. Zo beveiligen burgers zelfstandig hun huis en vervoermiddelen met allerlei hang- en sluitwerk. Ze treden in alle fasen van de opsporing op als getuigen en houden bij ontdekking op heterdaad verdachten aan. Daarnaast wordt de informele sociale controle die burgers onderling uitoefenen vaak als het belangrijkste middel in de bestrijding en preventie van misdaad en overlast gezien (Boutellier 1993, 2002 & 2005; Denkers 1985). Behalve in dergelijk individueel, informeel of ad hoc optreden, komt de bijdrage van burgers aan de veiligheid steeds vaker tot stand in projecten van langere duur (van den Brink 2006).2 Een recent in de publiciteit gekomen voorbeeld hiervan is het Nieuwegeinse Burgernet. Bij dit project worden burgers telefonisch bij de opsporing in hun woonomgeving betrokken. Een ander project waarbij burgers zelf aan de veiligheid bijdragen, wordt gevormd door de Marokkaanse buurtvaders, wiens voorbeeld na Amsterdamse successen elders in het land navolging gevonden heeft. Een controversiëler voorbeeld is de buurtwacht die bewoners van de Utrechtse wijk Ondiep na aanhoudende overlast en grotere ongeregeldheden in maart 2007 op wilden richten. Dit artikel richt zich op deze en andere projecten waarbij burgers zelf aan de collectieve veiligheid bijdragen. Het belang van dergelijke projecten wordt verwacht toe te nemen (van den Brink 2006), maar er is nog maar weinig onderzoek naar verricht. Het doel van dit artikel is daarom tot een dieper inzicht in de aard van burgerparticipatieprojecten te komen, ze systematisch in te delen en daar waar mogelijk te schatten om hoeveel projecten het gaat. Hiertoe zal hierna eerst een afbakening van de onderzochte projecten gegeven worden, waarop enkele opmerkingen over de gehanteerde methode volgen. Daarna zullen de achtergronden van de (weder)opkomst van burgerprojecten aan bod komen. In de daarop volgende vier paragrafen worden in het oog springende variabelen van deze projecten 1
Ruben David Scholte is onderzoeker van de onderzoeksgroep Veiligheid en Burgerschap bij de Faculteit Sociale Wetenschappen aan de VU te Amsterdam en bereikbaar op
[email protected]. 2 Volgens Gabriël van den Brink (2006) kwamen de eerste projecten begin jaren tachtig van de grond.
1
besproken: de initiatiefnemers en aanleidingen, de demografie van de betrokken burgers, de aard van de werkzaamheden die zij ontplooien en de mate van samenwerking tussen burgers en andere partijen.
Afbakening Omdat de bijdragen van burgers aan de veiligheid enorm gevarieerd en wijdverspreid zijn (Kruyer 2006; Terpstra & Kouwenhoven 2004), richt dit artikel zich alleen op projecten, waarbij privé-personen in de rol van burger/bewoner op meer dan incidentele basis ter bevordering van de collectieve veiligheid op directe wijze commune criminaliteit beogen tegen te gaan. Hiermee wordt om te beginnen bedoeld dat de vrijwillige politie en projecten waaraan uitsluitend ondernemers of werknemers deelnemen, buiten beschouwing gelaten worden. Ook zullen geen projecten aan bod komen die slechts op het vergroten van de individuele – i.p.v. de collectieve – veiligheid gericht zijn.3 Door het criterium van directe criminaliteitsbestrijding toe te voegen kunnen projecten die zich op de zogenaamde root causes van misdaad – armoede, werkloosheid, dysfunctionele gezinnen etc. – richten eveneens buiten beschouwing gelaten worden. Ook projecten die exclusief een verbetering van het aanzien van de openbare ruimte, een versterking van sociale cohesie of een algemene mentaliteitsverandering nastreven, zullen niet onderzocht worden.4 In plaats daarvan zal de aandacht vooral gericht zijn op projecten, die de directe gelegenheid en motivatie tot het (ongestoord) plegen van misdrijven beperken. Door daarnaast de aandacht te richten op commune criminaliteit – vandalisme, diefstal, inbraak, geweld etc. – worden gespecialiseerde actiegroepen die bijvoorbeeld kinderporno of milieudelicten proberen tegen te gaan, uitgesloten. Onder commune criminaliteit worden hier overigens ook veel gedragingen die doorgaans als ‘overlast’ aangeduid worden, begrepen. Alhoewel de politiële en justitiële reactie vaak beperkt blijft, is veel overlastgevend gedrag – belediging, bedreiging, vernieling, verkeersen geluidsoverlast bijvoorbeeld – namelijk wel verboden in Algemene Plaatselijke Verordeningen of het Wetboek van Strafrecht (Blad 1999; WRR 2003).
Methode In dit artikel wordt geprobeerd om deze burgerprojecten in kaart te brengen en te categoriseren. Hiertoe is voor dit artikel een inventarisatie gemaakt, 3
Een voorbeeld hiervan is het Politiekeurmerk Veilig Wonen, waarbij burgers geholpen worden hun woning inbraakwerend te maken (www.politiekeurmerk.nl). Hierdoor worden namelijk alleen de betrokken huishoudens veiliger, terwijl door een eventueel verplaatsingseffect andere huishoudens zelfs onveiliger zouden kunnen worden. 4 Projecten die erop gericht zijn de ‘leefbaarheid’ te vergroten richten zich overigens dikwijls ook op de vermindering van commune criminaliteit. Door criminaliteitsbestrijding impliciet in dergelijke leefbaarheidsprojecten op te nemen, kan het in sommige gevallen makkelijker zijn om burgers daartoe te mobiliseren.
2
door de krantenkoppen van de Nederlandse pers over een periode van twee jaar op relevante termen te doorzoeken.5 Dit leverde 337 artikelen van variërende relevantie op, waarnaar in de volgende tekst niet telkens verwezen wordt. De frequenties van projecten die vermeld werden, zijn bijgehouden. Min of meer volgens de methodologische principes van wat grounded theory genoemd wordt, zijn daarnaast zijn enkele concepten en kenmerken uit de inventarisatie afgeleid, ontwikkeld en gebruikt om de burgerprojecten te categoriseren (Glaser & Strauss 1967; Strauss & Corbin 1994). Verder is – ook voor de ontwikkeling van variabelen – gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur en reeds bestaande inventarisaties. Het meest systematische onderzoek – naar wat zij veiligheidsnetwerken noemen – is tot nu toe gedaan door Terpstra en Kouwenhoven (2004). Elders in dit boek is een andere bijdrage van Terpstra opgenomen, waarin hij met meer nadruk op de participatie van burgers ingaat. Paul Kroes (2006; zie ook van den Brink 2006) heeft zeventig projecten waarbij politie en burgers samenwerken geïnventariseerd. In opdracht van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) zijn onlangs nog eens veertig instrumenten op het gebied van sociale veiligheid met meer details beschreven (Blom e.a. 2007).6 Om drie redenen bleek het in kaart brengen van burgerprojecten moeilijk. Ten eerste gaat het vaak om decentrale initiatieven, waarvan geen centrale registratie bestaat (Kruyer 2006). Ten tweede hebben deze projecten een variabele levensduur en kan er niet vanuit worden gegaan dat eenmaal geïdentificeerde projecten nog steeds actief zijn. Ten derde worden verschillende benamingen gebruikt om soortgelijke projecten aan te duiden en vinden verschillende projecten onder dezelfde noemer plaats.
Opkomst van burgerparticipatie Dat de deelname van burgers aan projecten ter bevordering van de veiligheid recentelijk toeneemt, betekent niet dat deze historisch gezien uniek is. Wellicht het bekendste voorbeeld uit de vaderlandse geschiedenis wordt gevormd door de schutterscompagnieën, zoals door Rembrandt vereeuwigd in de Nachtwacht. Sinds die tijd is de participatie van burgers wel afgenomen naarmate de centrale overheid in een langdurig proces van
5
In de titelbalken van de Nederlandstalige pers is met het programma Lexis-Nexis voor de periode vanaf 26 maart 2005 tot 26 maart 2007 gezocht op de termen: ‘beware watch out’, ‘burgernet’, ‘burgerwacht’, ‘buurt informatie netwerk’, ‘buurtbemiddeling’, ‘buurtpreventie’, ‘buurtschouw’, ‘buurtvaders’, ‘buurt veilig’, ‘buurtwacht’, ‘gated community’, ‘jeugdtoezicht’, ‘jeugdtoezichtsteam’, ‘jeugdtoezichtteam’, ‘jongerentoezicht’, ‘jongerentoezichtsteam’, ‘jongerentoezichtteam’, ‘leefbaarheidsteam’, ‘Sms alert’ en ‘veiligheidsschouw’. 6 Niet alle projecten die in deze literatuur genoemd worden, vallen onder de hier gehanteerde definitie van burgerparticipatieprojecten. Zo behandelen Terpstra en Kouwenhoven (2004) samenwerkingsverbanden waar in ieder geval de politie – en niet altijd burgers – bij betrokken zijn. De projecten die door Blom (e.a. 2007) beschreven zijn, worden daarbij evenmin allemaal door burgerparticipatie gekenmerkt en zijn daarnaast niet altijd op directe bestrijding van commune criminaliteit gericht.
3
staatsvorming het legitieme gebruik van geweld en de strafrechtspleging steeds meer naar zich toe trok. De recente toename van burgerparticipatie, die zoals hierna zal blijken vaak in samenwerking met (lokale) autoriteiten plaatsvindt, wordt vaak toegeschreven aan bredere ontwikkelingen op het niveau van zowel de overheid als de burgers zelf. Op het niveau van de overheid sluit de toegenomen burgerparticipatie aan op een algemene verschuiving van government naar governance, waarbij de overheid door samenwerking met andere private – naast burgers ook bijvoorbeeld het bedrijfsleven – en publieke partijen haar doelen probeert te bereiken zonder exclusief op haar formele macht te vertrouwen. Om flexibel en effectief om te gaan met steeds complexere maatschappelijke problemen treedt de overheid hierbij op als een regievoerder die de uitvoering voor een deel aan haar partners overlaat (Johnston & Shearing 2003; Terpstra & Kouwenhoven 2004). Specifiek voor de veiligheidszorg is deze responsibiliseringsstrategie door de overheid om verschillende redenen bewust nagestreefd.7 Ten eerste wordt het onveiligheidsprobleem onder invloed van een daadwerkelijk toegenomen en complexere criminaliteit sinds de jaren tachtig zowel publiekelijk als politiek steeds meer prioriteit toegedicht (Terpstra & Kouwenhoven 2004). Ten tweede is bij de overheid het besef gegroeid dat ze – gezien haar beperkte capaciteit en instrumentarium – niet in staat is zelfstandig oplossingen voor dit probleem te leveren (Terpstra 2008). Ten derde worden op grond van veranderende politieke en ideologische – met name neo-liberale en communitaristische – overtuigingen aan de burger grotere verantwoordelijkheden toegedicht (Terpstra 2008; Terpstra & Kouwenhoven 2004). Tegelijkertijd is bij veel burgers ook de wens gegroeid om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen (Boutellier 2005). Criminaliteit en onveiligheid zijn niet alleen voor de politiek maar – daaraan ten grondslag liggend – ook voor burgers steeds prominentere problemen geworden (Terpstra & Kouwenhoven 2004). Daarnaast is ook bij burgers mogelijk het besef gegroeid dat de overheid niet alles in haar eentje kan doen. Aan de andere kant zijn burgers niet louter begripvol voor een overheid die met schijnbaar onoplosbare problemen geconfronteerd wordt. De toegenomen behoefte van burgers om zelf op te treden tegen criminaliteit is soms ook een concrete uiting van – een vaak algemene en vage – onvrede van steeds mondiger burgers over het (uitblijven van) optreden door de overheid (van den Brink 2006). In dit laatste geval zal de deelname van burgers aan veiligheidsprojecten minder vaak in samenwerking met de overheid zijn (Terpstra 2008).
Initiatief en aanleiding Zoals Terpstra en Kouwenhoven (2004) ook opmerken, bleek gezien de enorme variatie de constructie van een typologie van burgerprojecten niet mogelijk. Wel zijn – met behulp van de bovengenoemde literatuur – de 7
De term ‘responsibiliseringsstrategie’ is door Garland (2001) geïntroduceerd om soortgelijke veranderingen in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk te verklaren.
4
volgende variabelen uit de inventarisatie van krantenartikelen afgeleid: (1) wie op welke gronden het initiatief genomen heeft, (2) de demografie van de betrokken burgers, (3) de aard van de activiteiten die zij ontplooien en (4) de mate en aard van samenwerking met politie, gemeente en andere instanties. Wie het initiatief neemt om een formeel burgerproject te beginnen verschilt en is deels bepalend voor de vorm van het uiteindelijke project. Het beeld dat uit de krantenscan naar voren komt is dat politie, gemeenten en burgers zelf de voornaamste initiatoren zijn. Soms zijn de burgers al verenigd in collectieven, zoals bewoners- en buurtverenigingen, allochtonenverenigingen of verenigingen van eigenaren. Woningcorporaties en welzijnsorganisaties nemen ook geregeld het initiatief. Dat gebeurt dan met name in zogenaamde achterstandsbuurten, terwijl in voorstandsbuurten de burgers eerder geneigd zijn zelf een project op te zetten.8 Terpstra en Kouwenhoven (2004) komen tot de bevinding dat de door hun onderzochte veiligheidsnetwerken – waarbij de politie per definitie betrokken is – doorgaans bottom-up ontstaan, nadat meerdere initiatieven elkaar gevonden hebben. De uiteindelijke aanzet wordt volgens hen echter meestal door vertegenwoordigers van instanties, zoals een wijkagent of een medewerker van een gemeentelijk wijkbureau, gegeven. Uit de krantenscan komt daarnaast het beeld naar voren dat burgers meestal het initiatief tot oprichting van een burgerproject nemen naar aanleiding van aanhoudende of plotseling toegenomen concrete criminaliteit in hun directe woonomgeving. Een buurtpreventieproject in de gemeente Doesburg is voor zover het enige burgerinitiatief dat puur pro-actief is en expliciet anticipeert op een eventuele toename. Met name concrete inbraken en vernielingen lijken burgers te mobiliseren. Voor zover burgerinitiatieven een reactie op overlast zijn, lijkt het ook telkens om strafbare feiten te gaan. Een opvallend afwijkende aanleiding voor burgerinitiatieven is bezorgdheid om het – de eigen buurt overstijgende – slechte imago van de eigen bevolkingsgroep, een verschijnsel dat zich voor zover bekend uitsluitend onder initiatiefnemers van Marokkaanse afkomst voordoet. Als de aanzet door politie of een gemeente gegeven wordt, lijkt de hierboven besproken responsibiliseringsstrategie een grotere rol te spelen. Voortschrijdend inzicht en gewijzigde beleidsopvattingen vormen dan de aanleiding. Toch zijn ook deze professionele initiatieven soms een reactie op lokale, concrete en aanhoudende of plotseling toegenomen criminaliteit (en de onvrede onder burgers hierover). Daarnaast halen politie en gemeente volgens Terpstra en Kouwenhoven (2004) met burgerparticipatieprojecten de contacten met burgers aan om zo informatie-uitwisseling te bevorderen, draagvlak te creëren en sociale cohesie te versterken.
Demografie Op grond van de krantenscan kan geen algemeen beeld van de demografische kenmerken van de burgers die betrokken zijn bij veiligheidsprojecten, gevormd worden. In de literatuur (Terpstra 2008; 8
Lectoraat Gemeenschappelijke Veiligheidskunde: Werkplan 2005
5
Terpstra & Kouwenhoven 2004) wordt daarentegen herhaaldelijk vermeld dat ze door een gebrekkig representativiteit gekenmerkt worden. Door zowel selectie als zelfselectie zouden onder de deelnemers vooral jongeren, laagopgeleiden en allochtonen sterk onder vertegenwoordigd zijn. Een mogelijk nadeel hiervan is dat het bepaalde bevolkingsgroepen niet lukt hun problemen te agenderen. Ook kan de gebrekkige representativiteit van burgerparticipatieprojecten tegenstellingen in de betrokken gemeenschappen tussen bijvoorbeeld verschillende generaties of etnische groepen vergroten.9 Opvallend hierbij is dat, zoals deels uit de krantenscan blijkt, er zich bepaalde concentraties van leeftijd, geslacht en etniciteit voordoen, waarbij juist de ondervertegenwoordigde groepen betrokken zijn.10 Zo zijn er buurtwachten die exclusief uit jongeren bestaan. De gedachte hierachter is dat jongeren die anders mogelijk voor overlast zouden zorgen zich zo op een positieve wijze manifesteren. Ook zouden jongeren beter in staat zijn om leeftijdgenoten op hun gedrag aan te spreken. (Blom e.a. 2007; Boonstra 2005). Aan de andere kant zijn er ook projecten die uitsluitend door volwassenen uitgevoerd worden. Dit is bijvoorbeeld bij de zogenaamde buurtvaders expliciet het geval. Zoals de naam al aangeeft zijn dit ook exclusief personen van het mannelijk geslacht. Daarbij komt nog dat buurtvaders vaak exclusief Marokkaans(-Nederlands) zijn. Dit is deels te verklaren uit de eerder genoemde onvrede over het imago van de eigen groep, maar ook uit een vermeend cultureel voordeel bij de benadering van jongeren met dezelfde etniciteit (Gruijter & Pels 2005).
Activiteiten De activiteiten die burgers in veiligheidsprojecten ontplooien, zijn al door andere auteurs beschreven en in categorieën verdeeld. Zo identificeren Terpstra en Kouwenhoven (2004) vier verschillende vormen van betrokkenheid van burgers in de door hun onderzochte veiligheidsnetwerken: informatie-uitwisseling met de overheid, advisering bij of deelname in besluitvorming, zelfredzaamheid en zelfbeheer. Elders in dit boek voegt Terpstra daar protest tegen de overheid als vijfde categorie aan toe. Gabriël van den Brink (2006) op zijn beurt maakt het onderscheid tussen toezicht, advisering, politieondersteuning en activiteiten die het gevoel van veiligheid in de buurt vergroten. Alhoewel geïnspireerd door deze indelingen, worden hieronder op grond van de inventarisatie van krantenartikelen zes categorieën activiteiten onderscheiden, waarvan de laatste nagenoeg theoretisch is: toezicht, relationele controle, conflictbemiddeling, beleidsadvisering en -vorming, zelfbeheer en burgerrepressie.11 Toezicht, relationele controle en 9 Overigens kunnen burgerparticipatieprojecten volgens Terpstra en Kouwenhoven (2004) ook zonder reeds bestaande tegenstellingen tweespalt in een gemeenschap zaaien, enkel door het sociale onderscheid tussen ‘oplettende’ en ‘afwijkende’ – ‘nette’ en ‘asociale’ – burgers te introduceren. 10 Dat concentraties jongeren en allochtone mannen bij burgerparticipatieprojecten expliciet in de pers besproken worden, is overigens wellicht te verklaren uit het feit dat hun participatie over het algemeen beperkt en juist daarom zo opmerkelijk is. 11 Terpstra en Kouwenhoven (2004) identificeren vier verschillende vormen van betrokkenheid van burgers in de door hun onderzochte veiligheidsnetwerken: informatie-
6
burgerrepressie liggen voor een deel in elkaars verlengde. Hierbij dient overigens opgemerkt te worden dat de daadwerkelijke inbreng van burgers – volgens de partijen waarmee ze samenwerken – in de praktijk vaak tegen valt. In de eerste plaats is de inzet dikwijls beperkt. Daarnaast zouden burgers – als ze wel actief participeren – vaak ondeskundig, op hun individuele problemen en gezelligheid gericht zijn (van den Brink 2006; Terpstra 2008; Terpstra & Kouwenhoven 2004). Toezicht Met toezicht wordt bedoeld dat burgers ten behoeve van het opsporingsproces informatie proberen in te winnen om deze aan de politie door te geven. Politie en justitie zijn voor een groot deel afhankelijk van opsporingsinformatie van burgers. Meestal winnen ze die ad hoc in, bijvoorbeeld door getuigen over concrete incidenten te horen. In sommige gevallen vervullen burgers hun functie als ‘oren en ogen’ van de politie op een meer georganiseerde manier. Een onderscheid valt hierbij te maken tussen passief en actief toezicht. Van passief toezicht is sprake als burgers geen noemenswaardige handelingen verrichten om de opsporingsinformatie te verwerven. Actief toezicht houdt in dat burgers dat wel doen. Het pilotproject Burgernet in Nieuwegein is een goed voorbeeld van een burgerproject dat passief toezicht gebruikt. Zestienhonderd deelnemers hebben zich hier vrijwillig bij aangemeld. Ze worden door de politie gebeld als er een zoekactie in hun woonomgeving plaats gaat vinden en krijgen een ingesproken bericht te horen met een signalement of andere bijzonderheden. Als een gealarmeerde deelnemer vervolgens iets relevants ziet of hoort, kan hij via een speciaal telefoonnummer direct contact opnemen met de meldkamer. Na afloop van de actie ontvangen de deelnemers bericht over de resultaten.12 Vier andere regiokorpsen – Nederland is verdeeld in 25 politieregio’s – zullen het project in het voorjaar van 2008 overnemen en in het regeerakkoord is bovendien de intentie vermeld Burgernet landelijk te verspreiden (Coalitieakkoord 2007; Straatman 2007). Het Sms-Alert dat door Politie Midden- en West-Brabant in Tilburg geïntroduceerd is, lijkt in grote lijnen op Burgernet. Hierbij ontvangen deelnemers – in juni 2006 naar verluidt alleen al meer dan tienduizend Tilburgers – sms-berichten als er in hun woonomgeving iets gebeurt. Verder hebben de deelnemers aan het Brabantse Sms-Alert niet de beschikking over een speciale verbinding met een meldkamer, maar moeten zij gebruik maken van de gewone nummers 112 en 0900-8844. In 2006 zijn in totaal 121 Sms-Alert berichten verstuurd in de hele regio, waardoor zestien zaken zijn opgelost en talloze tips zijn binnengekomen. Sinds maart 2007 wordt Sms-Alert ook door acht andere politiekorpsen gebruikt.13 Sommige projecten die onder de noemer ‘buurtpreventie’ door het leven gaan, lijken eveneens met name door passief toezicht de veiligheid te uitwisseling met de overheid, advisering bij of deelname in besluitvorming, zelfredzaamheid en zelfbeheer. Elders in dit boek voegt Terpstra daar protest tegen de overheid als vijfde categorie aan toe. Gabriël van den Brink (2006) op zijn beurt maakt het onderscheid tussen toezicht, advisering, politieondersteuning en activiteiten die het gevoel van veiligheid in de buurt vergroten. 12 www.burgernet.nl 13 www.politiemwb.nl
7
willen vergroten.14 Buurtbewoners worden hierbij aangewezen als straat- of buurtcoördinator en functioneren zo als schakel tussen andere burgers en de politie. Als er een incident of een algemeen onwenselijke situatie gemeld wordt aan de coördinator, kan deze dit direct aan de politie doorgeven of in een regulier overleg met de wijkagent bespreken. Hierdoor wordt het contact met de politie laagdrempeliger en structureler. Daardoor worden burgers en met name de coördinatoren ook alerter.15 Aan het einde van de jaren tachtig was er een ware wildgroei van buurtpreventieprojecten, waarvan het bestaan vooral zichtbaar werd door de welbekende bordjes met de tekst ‘attentie buurtpreventie’. Op een gegeven moment waren er alleen in Utrecht-Noord al honderd. Onderhand zijn veel buurtpreventieprojecten al wel weer in het slop geraakt. In sommige gemeenten zijn de buurtpreventieprojecten helemaal beëindigd. In andere worden ze door een paar volhardende vrijwilligers draaiende gehouden (Blom 2007). Desondanks blijken uit de inventarisatie van krantenberichten voor de afgelopen twee jaar op zijn minst nog zestien gemeenten – waaronder Rotterdam, Den Haag en Utrecht – buurtpreventieprojecten te hebben. Als actief toezicht in een burgerproject tot stand komt, bestaat dit doorgaans uit de surveillance door buurtbewoners verenigd in zogenaamde buurt- of burgerwachten. Als dergelijke burgerwachters op een incident en/of verdachte stuiten nemen zij contact op met de politie. Zoals hieronder nader besproken wordt, is van zelfstandige aanhouding bij betrapping op heterdaad, noodweer of eigenrichting zelden sprake. De afgelopen twee jaar wordt in de kranten in ieder geval melding gedaan van buurt- en burgerwachten in elf gemeenten. Onlangs werd de oprichting van een grote buurtwacht – 200 deelnemers – ook overwogen voor de Utrechts wijk Ondiep, die na aanhoudende overlast in maart 2007 het toneel was van grotere ongeregeldheden. Relationele controle De kern van relationele controle is dat burgers interpersoonlijke relaties gebruiken om informele sociale controle op ongewenst gedrag als overlast en criminaliteit uit te oefenen. De gedachte hierachter is dat bekenden, mensen met wie frequent contact is en een band bestaat, een grotere invloed op iemands gedrag uitoefenen. Zij zijn namelijk in staat om zowel sterkere gevoelens van schaamte en schuld op te roepen als vaker in staat om dit te doen. Uiteindelijk kan langdurige relationele controle bij opgroeiende jongeren zelfs tot socialisatie leiden (Vago 2000). Op maatschappelijk niveau is deze vorm van sociale controle de afgelopen decennia – misschien zelfs de afgelopen eeuw – sterk afgenomen. Burgers begeven zich onder invloed van industrialisatie, verstedelijking, schaalvergroting en een toegenomen mobiliteit namelijk meer dan vroeger – toen het leven zich grotendeels in de eigen buurt of dorp concentreerde – grote delen van de dag onder voor hen vreemde mensen (Boutellier 1993; Denkers 1985). Een soortgelijk verlies van informele sociale controle doet zich in versterkte mate voor in de Marokkaanse gemeenschap, waar na 14
Onder de noemer ‘buurtpreventie’ worden soms ook actief toezicht en beleidsadvisering verstaan. 15 www.instrumentenwijzer.nl
8
migratie de traditionele collectieve opvoeding en controle van kinderen door de buurt grotendeels weggevallen is (Gruijter & Pels 2005). Enkele projecten proberen de verloren relationele controle te herstellen door in buurten en op straat weer relaties op te bouwen. De bekendste burgerprojecten die dat doen zijn de – veelal Marokkaanse – buurtvaders. Net zoals buurt- en burgerwachten lopen deze buurtvaders veelal in de avonduren rondes door de wijk. Buurtvaders bouwen daarbij echter een band op met de jongeren die zij op straat tegenkomen door praatjes te maken en in sommige gevallen kleine ontspanningsactiviteiten voor hen te organiseren. Ook proberen ze een aanspreekpunt en vertrouwenspersoon voor hen te zijn. Als de jongeren overlast veroorzaken worden ze daarop aangesproken, soms op autoritaire wijze maar vaak op basis van gelijkwaardigheid. Als er sprake is van criminaliteit nemen sommige buurtvaders contact op met de politie, terwijl anderen dat nadrukkelijk niet doen. Daarnaast proberen sommige buurtvaders een brugfunctie te vervullen tussen kinderen enerzijds en hun ouders, hulpverleningsinstanties en bijvoorbeeld de locale horeca anderzijds. Het eerste buurtvaderproject ontstond in 1999 in AmsterdamWest. In een studie van het Verwey-Jonker instituut werden in 2005 “een kleine dertig” buurtvaderprojecten geïdentificeerd (Gruijter & Pels 2005).16 Uit de kranteninventarisatie komen buurtvadergroepen in veertien gemeenten naar voren. Conflictbemiddeling Conflictbemiddeling houdt in dat onafhankelijke derden de partijen bij een conflict helpen bij de onderlinge oplossing daarvan. Hierdoor kan escalatie in de vorm van strafbare feiten voorkomen worden. De politie hoeft niet meer ingeschakeld te worden en wordt daardoor ontlast. In het dagelijkse leven komt bemiddeling op informele wijze veelvuldig voor. Professionele bemiddeling door zogenaamde mediators is een groeiende bedrijfstak.17 De laatste jaren zijn er ook formelere projecten opgezet waarbij burgers in conflicten van andere burgers bemiddelen Voor een groot deel vallen dergelijke projecten onder de noemer ‘buurtbemiddeling’. Op verzoek van tenminste een van de betrokken partijen helpen vrijwilligers uit dezelfde buurt hierbij burenruzies op te lossen. Deze vrijwilligers hebben geen bijzondere bevoegdheden, maar wel speciale – met name communicatieve – trainingen gehad. Geïnspireerd door het werk dat community boards sinds begin jaren zeventig in San Fransisco verrichtten, werd in 1996 in Rotterdam, Gouda en Zwolle met buurtbemiddeling begonnen (Blad 1999; Peper & Spierings 1999). In het AD/Algemeen Dagblad van 2 februari 2007 wordt melding gemaakt van buurtbemiddelingsprojecten in 85 gemeenten. Volgens een centrale registratie van 24 september 2007 zijn ze in ieder geval al over 76 gemeenten verspreid.18 16
www.instrumentenwijzer.nl http://www.nmi-mediation.nl 18 Buurtbemiddelingsprojecten staan geregistreerd bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, dat als landelijk coördinatie- en opleidingscentrum fungeert (www.hetccv.nl). Het aantal van 76 betreft het aantal gemeenten waarvoor de volledige gegevens van contactpersonen van buurtbemiddelingsprojecten bekend zijn. 17
9
Beleidsadvisering en -vorming Bij beleidsadvisering en -vorming oefenen burgers invloed uit op het veiligheidsbeleid van locale overheden, politie en justitie. Burgers spelen dan niet – zoals bij toezicht – informatie ter opsporing van concrete incidenten aan de politie door. Beleidsadvisering houdt in dat zij over algemenere situaties berichten en aangeven wat zij belangrijk vinden en wat er volgens hen door de betrokken instanties gedaan zou moeten worden. Als er sprake is van beleidsvorming, dan kunnen burgers – als zodanig en niet als volksvertegenwoordiger – daadwerkelijk en direct besluiten nemen over het door de overheid te voeren veiligheidsbeleid. Beleidsvorming door burgers wordt – ook met betrekking tot andere beleidsterreinen – in de Engelstalige literatuur Empowered Deliberative Democracy of Empowered Participatory Governance genoemd (Fung & Wright 2001). In het Nederlands wordt simpelweg van burgerbestuur gesproken (Wagenaar 2005). De kern hiervan is dat geïnteresseerde burgers op decentraal niveau besluiten nemen m.b.t. de inzet van een afgebakende overheidscapaciteit. Dit zou onder andere door de specifieke locale kennis en de betrokkenheid van de deelnemers tot effectievere keuzes kunnen leiden. Alhoewel gekozen volksvertegenwoordigers deels buiten spel gezet worden, zou het daarnaast intrinsiek van grote directe democratische waarde zijn (Fung & Wright 2001; Wagenaar 2005). Het Deventerse project Buurt Veilig is een – misschien hèt – Nederlands voorbeeld van burgerbestuur op het gebied van veiligheid. Alle bewoners van de betrokken Deventerse buurten kunnen met zogenaamde signaleringskaarten regelmatig terugkerende overlast of onveilige situaties melden. Actieve deelnemers aan het project kunnen deze en hun eigen signalen eens in de twee maanden bespreken met medewerkers van de politie en de gemeentelijke dienst Stadstoezicht. De reactie op eerdere signalen wordt ook besproken en over de aanpak van nieuwe problemen worden afspraken gemaakt. De actieve leden van Buurt Veilig kunnen hier een actieve invloed op het veiligheidsbeleid uitoefenen, omdat zij aan geven hoe een gedeelte van de politiecapaciteit de komende twee maanden besteed gaat worden (Blom e.a. 2007).19 Voor zover bekend is en uit de kranteninventarisatie blijkt, vindt deze vergaande vorm van inspraak momenteel nergens navolging. Beleidsadvisering door burgers komt vaker voor. De leefbaarheidsteams die in Eindhoven de in het slop geraakte buurtpreventieprojecten moeten vervangen, zijn daar een voorbeeld van. Deze teams zijn overleggroepen waarbij naast bewonersverenigingen ook de gemeente, politie, woningcorporaties en welzijnsinstelling aangesloten zijn. Onder de noemer ‘leefbaarheid’ wordt een heel scala aan onderwerpen besproken waaronder ook veiligheid, criminaliteit en overlast vallen. Afspraken en taakverdelingen worden hierbij gemaakt, maar de betrokken burgers hebben op zich geen harde beslismacht. Behalve in Eindhoven zijn geen projecten onder de noemer ‘leefbaarheidsteam’ bekend waaraan ook burgers deelnemen.20 19 20
www.buurtveilig.nl www.eindhoven.nl
10
Burgers kunnen daarnaast een beleidsadviserende rol spelen bij het opstellen van zogenaamde wijkveiligheids- en wijkactieplannen, voorkomend in op zijn minst zeven gemeenten (Blom e.a. 2007).21 Verder geven de deelnemers van eerder genoemde projecten in verschillende mate beleidsadviezen ter verbetering van de veiligheid. Zo signaleren sommige buurtvaders aanhoudende problemen bij politie en gemeente en bespreken de coördinatoren van buurtpreventieprojecten zoals vermeld algemeen onwenselijke situaties met hun wijkagenten.22 Zelfbeheer Zelfbeheer houdt in dat burgers zelf fysieke beveiligingsmaatregelen aanschaffen en bedienen of private beveiliging inhuren. In tegenstelling tot hetgeen bij beleidsadvisering en –vorming het geval is, worden geen overheidsmiddelen ingezet, maar zijn het de burgers zelf die de kosten dragen. Op bedrijventerreinen en in winkelcentra is het al gebruikelijk dat ondernemers dergelijke maatregelen nemen. De laatste jaren wordt ook van zelfbeheerprojecten die door burgers uitgevoerd worden, melding gemaakt. Omdat het gaat om het zowel inhoudelijk als in naamgeving sterk verschillende projecten, is het helaas niet mogelijk geweest om te beoordelen hoeveel het er zijn. Het kan gaan om groepen burgers die zelf hekwerken of straatverlichting aanbrengen en in de nachtelijke uren toegangswegen afsluiten, zoals in Eindhoven gebeurt. bewonersverenigingen die op gegoede locaties – in Bilthoven-Noord en Wassenaar bijvoorbeeld – beveiligingsbedrijven in huren, vallen er echter ook onder (WRR 2005). Een verdergaande en over het algemeen als ongewenst bestempelde variant betreft de gated community of ‘hekwerkwijk’. Hiervan is volgens een formele definitie sprake als bewoners collectieve ruimtes voor buitenstaanders fysiek ontoegankelijk (laten) maken. Hoeveel van dergelijke eenheden er in Nederland zijn is onbekend en is een kwestie van interpretatie. Als enkel naar Amerikaans voorbeeld nieuw gebouwde gated communities geteld worden, gaat het om een handvol wijken (Blom e.a. 2007). Als we ons aansluiten bij architect Sjoerd Soeters, die stelt dat elke flat een – weliswaar verticale – gated community is, betreft het een fenomeen dat al lang en breed zijn intrede in de Nederlandse samenleving gedaan heeft (in Boomen 2005). Burgerrepressie Theoretisch zou met burgerprojecten in navolging van de eerder aangehaalde schutterscompagnieën ook harder – met dwang en geweld – opgetreden kunnen worden tegen onveiligheid en criminaliteit. Zowel legale als buitenrechtelijke burgerrepressie – ook wel eigenrichting genoemd – komen in formeel verband echter niet tot nauwelijks voor. Voortvloeiend uit de wetboeken van Strafvordering (art. 53 lid 1 Sv.) en Strafrecht (art. 41 lid 1 Sr.) heeft iedereen weliswaar de bevoegdheid om op heterdaad betrapte verdachten aan te houden en uit noodweer geweld te gebruiken. In de praktijk maken burgers in georganiseerd verband hier 21
Of bij het maken van al deze plannen daadwerkelijk burgers betrokken worden, is echter neit duidelijk. 22 www.instrumentenwijzer.nl
11
echter vrijwel nooit gebruik van (van den Brink 2006).23 De oorzaken hiervan zouden dezelfde kunnen zijn als die Terpstra (2008) elders in dit boek aanvoert om de terughoudendheid van burgers bij het aanspreken van anderen op ongewenst gedrag te verklaren: angst voor represailles, het afschuiven van dergelijke verantwoordelijkheden naar de autoriteiten en de onbekendheid met effectieve handelswijzen. Overigens lijkt de politie er ook niet happig op haar geweldsmonopolie uit handen te geven door het gebruik van deze bevoegdheden te stimuleren (Denkers 1985).24 Buitenrechtelijke eigenrichting in georganiseerd groepsverband zoals die door zelfstandige burgerwachten – ‘vigilantes’ – in de VS, Latijns Amerika en Zuid-Afrika uitgeoefend wordt, wordt wel gevreesd (WRR 2005), maar lijkt in de praktijk niet voor te komen. Theoretisch zouden dergelijke organisaties erin geslaagd kunnen zijn om onopgemerkt te blijven. Het is waarschijnlijker dat ze niet bestaan en dat buitenrechtelijke burgerrepressie alleen door ad hoc groepen of individuen begaan wordt.25 De anderhalf jaar lange en succesvolle blokkade van de wijk Spangen begin jaren negentig, die o.a. gericht was tegen Franse drugrunners en gepaard ging met de vernieling van auto’s, vormt de enige bekende en daarom noemenswaardige uitzondering hierop (Terpstra 2008).26
Samenwerking Hoewel er aan de hand van de kranteninventarisatie geen sluitend beeld gevormd kan worden, vertoont de samenwerking van burgers met politie, gemeente en andere instanties binnen de bovengenoemde projecten duidelijke verschillen. Ingegeven door tactische overwegingen, teleurstelling in of woede jegens de overheid kan de samenwerking ten eerste helemaal afwezig zijn. Hiervan is bijvoorbeeld incidenteel sprake bij buurtvaders die een vertrouwensband met lokale jongeren op willen bouwen en daartoe niet als een verlengstuk van de politie gezien willen worden. In een Amsterdams samenwerkingsverband van ondernemers en bewoners was het vertrouwen in de overheid dusdanig beperkt, dat ambtelijke inbreng expliciet vermeden werd (WRR 2005). De zojuist genoemde volksopstand in Spangen was zelfs mede bedoeld als protest tegen de overheid, die in de ogen van veel buurtbewoners schandelijk tekort schoot in haar veiligheidsrol (Terpstra 2008). 23
De deelnemers aan de Naaldwijkse buurpreventie, die in de hele gemeente surveilleert, lijken hier een uitzondering op te zijn. Zij claimen in een periode van vier jaar 30 personen aangehouden te hebben. 24 Gezien het bestaan van deze bevoegdheden van burgers bestaat dit monopolie mijns inziens rechtens dus niet. 25 In het criminele circuit is overigens weliswaar sprake van gewelddadige ‘rechtshandhaving’ door georganiseerde groepen, maar deze wordt hier buiten beschouwing gelaten, onder andere omdat er dan sprake is van individuele veiligheid (als de belangen van de betrokken organisatie zelf in het geding zijn) of van een soort arbeidsrelatie (als het ingehuurde krachten betreft). 26 Een ander omstreden initiatief dat in de buurt komt van eigenrichting maar niet gewelddadig was, wordt gevormd door de zogenaamde Buurtwacht Oud Charlois. In 2006 nagelde deze groep van bewoners overlastgevers en vermoedde criminelen aan de schandpaal door filmpjes en foto’s van hen op het internet te publiceren (AD 13 september 2006; www.buurtwachtoudcharlois.punt.nl).
12
Ten tweede kan formele samenwerking achterwege blijven, terwijl de betrokken burgers in bijzondere gevallen wel een regulier beroep op met name de politie (kunnen) doen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij buurtwachten die zonder tussenkomst van instanties door burgers zelf opgericht zijn, maar wel de politie bellen als zij op een misdrijf stuiten (WRR 2005). Ten derde kan de samenwerking geformaliseerd plaats vinden. Daarbij kan weer het onderscheid gemaakt worden tussen ongelijkwaardige coöperatie zoals bij Burgernet en Sms-alert, waarbij de inzet van burgers gedicteerd wordt door de politie, en gelijkwaardigere samenwerking met als uiterste representant het project Buurt Veilig, waarbij burgers afgebakende zeggenschap hebben.
Slot Het voorgaande is slechts een poging om inzicht te scheppen in de aard en het aantal van projecten waarbij burgers zelf aan de veiligheid bijdragen. Helaas is ook de informatie die uit de krantenscan voortkomt, fragmentarisch. Als de hierboven genoemde aantallen samengevoegd worden, kan echter wel geconcludeerd worden dat in minimaal 92 van de 443 gemeenten burgerparticipatieprojecten voorkomen (zie ook appendix 1). Daarnaast wordt vermeld dat ten minste negen van de vijfentwintig regiokorpsen door middel van Sms-Alert en Burgernet de burger als passief toezichthouder inschakelen. Een ander nadeel van het voorgaande is dat de gekozen afbakening en variabelen niet geheel zonder gevolgen zijn. Zo zijn projecten die zich exclusief richten op het aanzien van de openbare ruimte en sociale cohesie geheel buiten beschouwing gelaten. Ook zouden andere variabelen – zoals informele werkwijzen en verhoudingen (Terpstra 2008) – het onderzoeken waard zijn. De belangrijkste variabele met betrekking tot burgerprojecten die hier buiten beschouwing gelaten is, is natuurlijk de mate van succes bij het vergroten van veiligheid. Net als andere studies van burgerprojecten, is het voorgaande voornamelijk descriptief. Het onvermogen van de overheid om solistisch onveiligheid en criminaliteit tegen te gaan kan dan wel tot beleidsorthodoxie verheven zijn (Terpstra & Kouwenhoven 2004), terwijl de eigen bijdrage van de burger steeds belangrijker zal worden (van den Brink 2006), aangaande de resultaten van deze projecten is weinig meer bekend dan dat lokale initiatieven lokale effecten lijken te hebben (Kruyer 2006).
Literatuur Algemeen Dagblad (AD), ‘Lastige bewoners te kijk op internet’, 13 september 2006. www.ad.nl/rotterdam/article626470.ece. Blad, J. (1999), ‘Van zelfredzaamheid tot bemiddeling’, in: Lissenberg, E., Ruller, R. van & Swaaningen, R. van (red.), Tegen de regels III: een inleiding in de criminologie, p. 226 – 242.
13
Blom, S., Woldendorp, T., Lugtmeijer, E., Smits, N., Stam, S. & Duivenvoorde, E. (2007), 40 voorbeelden van wijkinstrumenten op het gebied van veiligheid: Concept versie 2, Utrecht: CCV. (ongepubliceerd). Boomen, T. van den, (2005), ‘Nederlandse vestingen’, NRC Handelsblad, 21 mei 2005, p. 42. Boonstra, N., Kromontono, E. & Nieborg, S. (2005), Als een vis in het water: Evaluatie van het Jongerentoezichtteam in het De Mirandabad, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Boutellier, H. (1993), Solidariteit en Slachtofferschap: De morele betekenis van criminaliteit in een postmoderne cultuur, Nijmegen: Sun. Boutellier, H. (2002), De Veiligheidsutopie: Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf, Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Boutellier, H. (2005), Meer dan Veilig: Over bestuur, bescherming en burgerschap, Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Brink, G. van den (2006), Van waarheid naar veiligheid: Twee lessen voor een door angst bevangen burgerij, Amsterdam: Uitgeverij Sun. Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, (2007). Denkers, F (1985), Oog om oog, tand om tand en andere normen voor eigenrichting, Lelystad: Koninklijke Vermande. Fung, A. & Wright, E. (2001), ‘Deepening Democracy: Innovations in Empowered Participatory Governance’, Politics & Society, vol. 29, p. 5-41. Garland, D. (2001), The culture of control: crime and social order in contemporary society, Chicago & Oxford: Chcago University Press & Oxford University Press. Glaser, B. & Strauss A. (1967), The Discovery of Grounded Theory: Strategies for Qualitative Research, Londen: Weidenfeld and Nicolson. Gruijter, M. de & Pels, T. (2005), De toekomst van buurtvaderschap: Professionalisering met behoud van zeggenschap, Utrecht: VerweyJonker Instituut. Johnston, L. & Shearing C. (2003), Governing security: explorations in policing and justice, London & New York: Routledge. Kroes, P. (2006), Projecten waarbij politie en burgers samenwerken op het gebied van de veiligheidszorg, Apeldoorn: Mediatheek Politieacademie (ongepubliceerd). Kruyer, F. (2006), ‘Politie, burgers en veiligheid in de wijk’, Blauw, nummer 10, p. 6-9. Lectoraat Gemeenschappelijke Veiligheidskunde: Werkplan 2005. http://www.politieacademie.nl/NR/rdonlyres/1B6F9E26-582F43CA-9B584B5F0A7C40CA/155/Werkplan_lectoraat_Gemeenschappelijke_Ve iligheidsz.pdf Peper, B. & Spierings, F. (1999), ‘Settling disputes between neighbours in the lifeworld: an evaluation of experiments with community mediation in the Netherlands’, European Jounal on Criminal Policy and Research, vol. 7, p. 483-507.
14
Straatman, M. (2007), ‘Extra ogen en oren in de opsporing’, Blauw – Recherche, nummer 15, p 6-9. Strauss, A. & Corbin J. (1994), ‘Grounded Theory Methodology: An Overview’, in: Denzin, K. & Lincoln, Y. (red.), Handbook of Qualitative Research, Thousand Oaks/Londen/New Delhi: Sage Publications. Terpstra, J. (2008), ‘Burgerparticipatie, lokale veiligheidsnetwerken en het nieuwe parochialisme’, in: Boutellier, H. & van Steden, R. (red.), Veiligheid en burgerschap (werktitel), Den Haag: Boom Juridische uitgevers (in voorbereiding). Terpstra, J. & Kouwenhoven, R. (2004), Samenwerking en netwerken in de lokale veiligheidszorg, Zeist: Uitgeverij Kerkebosch. Vago, S. (2000). Law and Society. New Jersey: Prentice Hall. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2003), Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Amsterdam: Amsterdam University Press. WRR (2005), Vertrouwen in de Buurt, Amsterdam: Amsterdam University Press. Wagenaar, H. (2005), Stadswijken, Complexiteit en Burgerbestuur, Den Haag: XPIN.
Websites www.burgernet.nl, Burgernet. www.buurtveilig.nl, Buurt Veilig. www.buurtwachtoudcharlois.punt.nl, Buurtwacht Oud Charlois. www.hetccv.nl, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). www.nmi-mediation.nl, Nederlands Mediation Instituut (NMI). www.politiekeurmerk.nl, Politiekeurmerk Veilig Wonen. www.politiemwb.nl, Politie Midden- en West-Brabant. www.instrumentenwijzer.nl, Habitat Platform. www.eindhoven.nl, Gemeente Eindhoven.
15
Appendix 1 – gemeenten en burgerparticipatie De onderstaande tabel geeft gemeenten met burgerparticipatieprojecten weer. Als uitgangspunt voor deze tabel zijn de burgerparticipatieprojecten gekozen die specifiek in de gebruikte krantenartikelen genoemd zijn. De “kleine dertig” buurtvaderprojecten die door Gruijter en Pels (2005) genoemd worden, zijn niet meegenomen omdat ze niet aan specifieke gemeenten toe te schrijven zijn. Bij de bepaling van het aantal gemeenten met buurtbemiddelingsprojecten is gebruikgemaakt van de centrale registratie bij het CCV, waaruit alleen de 76 gemeenten met een volledig geregistreerde coördinator meegeteld zijn. Dit zijn minder gemeenten dan de “85” waarnaar in een krantenartikel verwezen wordt. De gemeenten met zelfbeheer worden deels door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2005) genoemd.
Gemeente Almere Alphen a/d Rijn Amersfoort Amstelveen Amsterdam Apeldoorn Arnhem Assen Barneveld Bergen op Zoom Breda Bronckhorst Brummen Capelle a/d IJssel Culemborg De Bilt Den Bosch Den Haag Delft Deurne Deventer Doesburg Doetinchem Dordrecht Ede Eindhoven Gouda Groningen Haarlemmermeer Harderwijk Hardinxveld-Giesendam Heerenveen Helmond Hengelo Hoogeveen Hoogezand-Sappemeer Hulst
Buurtpreventie Buurt- en Burgerwacht
Buurtvaders
X X
X X
X
Buurtbemiddeling
Beleidsvorming en –advisering
Zelfbeheer
X X X X X X X X X
X X
X X X X X
X X
X X X X X X X X X X X X X X
X X
X X X X
X X
X
X
X
X X X X X X X
16
Gemeente Huizen IJsselstein Krimpen aan den IJssel Landgraaf Leeuwarden Leiden Leidschendam-Voorburg Lelystad Leusden Lochem Maastricht Middelburg Midden-Delfland Moerdijk Nijkerk Nijmegen Oosterhout Oude IJsselstreek Papendrecht Pijnacker-Nootdorp Purmerend Renkum Reusel-De Mierden Rheden Rijswijk Roosendaal Rotterdam Rozendaal Schiedam Schouwen-Duivenland Sliedrecht Soest Son en Breugel Spijkenisse Steenwijkerland Tilburg Uden Uithoorn Utrecht Veenendaal Veendam Veldhoven Waalwijk Wageningen Wassenaar Westland Wijchen Zaanstad Zaltbommel Zeist Zevenaar Zoetermeer Zutphen Zwolle Zwijndrecht Totaal
Buurtpreventie Buurt- en Burgerwacht
Buurtvaders
Buurtbemiddeling
Beleidsvorming en –advisering
Zelfbeheer
X
X
X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X
X X X
X X
X X X X
X X X X X
X
X X
X X X X X
X X X X X X
X
X X X X X X X X X X
X
16
11
14
76
2
3
17