No.2en3
e
5
Jaargang.
BULLETIN DEN
UITGEGEVEN DOOR
Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. Beschermvrouw H. M. de Koningin. Februari — Maart 1904.
/
per
Het Bulletin van den Ned. Oudh. Bond verschijnt op onbepaalde tijden, in nummers van één tot drie vel. Zes nummers vormen een deel. De prijs deel bedraagt 2.50. De leden van den Bond en de correspondenten ontvangen het Bulletin kosteloos. Uitgever: JOHANNES MULLER, Amsterdam.
17,
van
ofA.
E.W
te
43,
Mr.JC
de
Stukken voor redactie zenden aan: MOES, Eeghenlaan Amsterdam, OVERVOORDE, Plantsoen Leiden, PIT, Keizersgracht 525, Amsterdam.
Officieele Berichten.
te
des
G.
Door het bestuur zijn tot correspondeerende leden benoemd de H.H.: Dr. G. Brandt, Directer des Thaulow-Museums te Kiel; Dr. J. Brinckman, Directer des Hamburgschen Museums für Kunst und Gewerbe te Hamburg, en Dr. Gluck, Directorial Assistent Kunsthist. Hofmuseums Weenen.
Staatsbegrooting,
te
om
wasdne
Uit het Voorloopig Verslag en de Memorie van Antwoord in de 2de Kamer valt het volgende te vermelden: i. Er werd aanmerking gemaakt over het uitleenen van schilderijen en teekeningen aan de van Goyen-tentoonstelling, welke eigenlijk niet anders middel voor mercantile doeleinden reclame maken. 4
45 vanhet
ofde
het
ofen
en
zal
is
kanog
uit
deN.H
nog
vanhet
die
zal
te's
de
deSt.
van
vanhet
vanhet
de
Er
ande
op:den
der
het
het
De
en
datin
te
datzij
van
de
okvande
dan
is
te
6. Een
te
4.
vanbijdt
ter
endat
187en9
2.Menzou
gaarne jaarlijks verslagen zien Museum Meermanno Westrenianum en van het Museum Mesdag. 3. Pag. 57. Verschillende leden wenschten dat voor de doeleinden in de art. (gesubsidieerde monumenten) vast bedrag worde uitgetrokken geen nieuwe subsidie worde aangevraagd bestaande verhooging voorgedragen, voordat door afloopen vermindering artikel toegestane subsidiegelden beschikbaar komen. Art. 189. Voor herstelling kerkelijke monumenten wordt bijgedragen door de kerkelijke besturen. Worden nu bij het begrooten der restauratiekosten fouten gemaakt, en blijkt dientengevolge later dat de raming laag geweest, wordt besturen verlangd hunne bijdrage zullen verhoogen. Zijn deze daartoe niet in staat, dan loopt de aangevangen restauratie gevaar niet worden voltooid. Enkele leden wenschten zulke gevallen Rijk ineens benoodigde alleen bekostigen. Met leedwezen werd subsidie gemist voor herstel Ned. Herv. kerk Winschoten. aandacht werd gevestigd grooten toren te Zalt-Bommel, het XVe-eeuwsche raadhuis van Hasselt, den kerktoren te Monster, de kerk te Goes, de kerkramen te Oudshoorn a.d. Rijn. 5. Hulde werd gebracht schenkers Museum Mesdag. Gevraagd werd waarom een toegangsprijs van 25 cent werd gevorderd. Art. 193. werd geklaagd over sluiting Rijksmuseum in den zomer op Maandag. 7. Geklaagd werd dat in het Prentenkabinet van de prenten weinig te zien is. De wenschelijkheid werd betoogd om jaarlijks of om de twee jaar in het museum een tentoonstelling te houden. 8. Ten slotte werd de aanvrage voor de Nachtwacht zeer bestreden, door anderen verdedigd (cfr. pag. 58 en 59). In de Memorie van antwoord wordt gewezen op het belang der van Goyen-tentoonstelling voor de vergelijkende studie van de werken van dezen meester. Algemeene regel blijft echter dat voor tijdelijke tentoonstellingen geen voorwerpen uit de 's Rijks verzamelingen worden uitgeleend. Algemeene regel, waarop echter gelukkig uitzonderingen mogelijk blijken. vast jaarlijksch bedrag voor instandhouding Monumenten niet te bepalen, daar de onderhoudskosten niet elk jaar gelijk zijn De termijnen voor de verschillende gesubsidieerde restauraties worden nader gespeceficeerd. Voor Janskerk Hertogenbosch niet verzekerd worden wanneer restauratie zijn voltooid. Tegen het geopperde denkbeeld om bij tegenslag van de geraamde kosten het restant ten laste van het Rijk te brengen, wordt door den Minister begrijpelijkerwijze bezwaar gemaakt. Als belangrijke monumenten, steun verdienen, doch waarvoor vrees voor opdrijving eindcijfer geen bedragen voor Rijkssubsidie konden worden voorgesteld, worden genoemd kerk
46
te
de
in
De
afop
dan
der
konde
vande
de
217
bij
vande
to
en
t
inde
inde2
de
bijde
het
In
en
den
de
en
Ookinhet
en
het
te Winschoten, i$de-eeuwsche raadhuis Hasselt, kerktoren Monster, de N. H. kerk te Goes en de kerkramen te Oudshoorn. Zoodra de omstandigheden zulks toelaten zal de minister gaarne den noodigen steun aanvragen. Naar den toestand van den grooten toren te /alt-Rommel zal onderzoek worden ingesteld. Van klachten over de sluiting van het Rijks-museum op Maandag is niets gebleken. buitenland geschiedt sinds lang heU':':!f.le. klacht over te weinig expositie van prenten in 'sRijks prentenkabinet is ongegrond onder verwij^iging naar door nieu\ven directeur reeds georganiseerde tentoonstellingen wordt dezen hiervoor woord van lof gebracht. Reeds kan geconstateerd worden, dat Je belangstelling van het publiek is toegenomen. zake Nachtwacht Regeering niet anders zich naar het bijna eenparig advies der Commissie gedragen. Ecne nadere controle van afwijkend advies twee leden Commissie stuitte be/\varen gemeente Amsterdam. Hij mondelinge behandeling Kamer werden alle posten zonder discussie aangenomen. Bi; de schnlteüjke behandeling kamer werd art. Rijks Xk!:scnmgi.'i'"'U\\'en volgende opgemerkt :(Voorloopig verslag pag. 9). »De uitgaven voor gebouw plaatsing »Nachtw.icht'' werden door vele leden overdreven hoog geacht. Zij meenden, dat die uitgaven aanzienlijk veiLu^d konden \vorden, al ware het maar door de beide beelden voor den ingang niet ie plaatsen, welke naar men vernomen had in het plan waren opgenomen en eene uitgave van niet minder dan tien duizend
isndt
watde
in
opde
den
vande
zalhijde
toen
hetin
zo
van
van
te
Men
gulden zouden vorderen. Bovendien bestond er geen zekerheid dat de bijdragen van particulieren de som zouden bereiken waarop de Minister rekent. zoude gaarne vernemen, Minister voornemens geval doen". De Minister antwoordde: (Memorie Antwoord pag. 10): De raming kosten voor aanbouw vertrekken, waarin de »Nachtwacht" zal te plaatsen zijn, is met zorg opgemaakt en loopt alleen daardoor hoog, omdat deze vertrekken bovenverdieping zijn aan te bouwen en hierdoor een portiek noodig wordt. De weglating der beide bedoelde beelden, vóór den ingang, zal, hoezeer de kosten op verre ua niet voorloopig verslag genoemde bedrag beloopen, overweging worden genomen. De ondergeteekende is tot deze aanvrage niet overgegaan dan in verband met aanbiedingen van particuliere zijde. Indien deze aanbiedingen niet redelijk bedrag gestand worden gedaan, gelden voor aanbouw bestemd ongebruikt laten."
47
Berichten over Nederlandsche Musea.
Het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst en het Ethnographisch Museum.
in
de
hoet
om
vande
te
opde
van
zal
zag
wathij
isdane
date
I.H
is,
—de
Hetzij
en
en
enr
de
en
Ende
zal
inde
dat
te
het
hetr
van
In ^De Nederlandsche Spectator'1'' (N°. 52 van 1903 en N°. i, 4 en ) 1904) hebben eerst Prof. Gallée, daarna Rijksarchivaris Utrecht Mr. S. Muller Fzn., zeer merkwaardige artikelen geschreven, naar aanleiding van de officieele besprekingen betreffende het Ethnographisch Museum. Beide Heeren zijn recht over eens, vraag waar Museum komen minder interessant vraag Museum er uit zal zien, welke gedachten bij de inrichting er van op den voorgrond zullen komen, wat het zal leeren, naar welke richting het zich zal hebben ontwikkelen. Heer Muller naar vroeger gebeuren, beducht, hier wederom groot leidend beginsel ontbreken. De betoogen der heeren Gallée en Muller zijn zoo ingrijpend, dat zij hier besproken moeten worden. Het Ethnographisch Museum toch, zooals de heeren het zich voorstellen, zal eerste plaats beschavingsgeschiedenis illustreeren Nederland en zijne koloniën wordt beroep gedaan liberaliteit deidirecteuren van het Leidsche Museum van Oudheden en van het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis Kunst, Amsterdam, eventueel belangrijke afdeelingen uit hunne verzamelingen af te staan aan hun collega voor de ethnographie. dadelijk gezegd, denkbeelden schrijvers hebben mijne sympathie. Met den Heer Muller, die het meest de puntjes op de hij
in
ik
in
ik,
van
indt
end
van
N°.4,ien
datuie
vande
den
de
todie
Ik
het
en
vande
met
ik
de
het
okde
i's
zet, moge niet alle onderdeden kunnen meegaan (waar bijvoorbeeld meent, dat de antieke kamers niet in het kader van een museum voor kunstnijverheid zouden passen), zijn voornaamste denkbeelden zijn mijne. Dat Nederlandsch Museum voor kunst kunst-nijverheid moet worden dienstbaar gemaakt, besprak reeds vroeger tijdschrift. In mijne correspondentie denzelfden Heer Muller, naar aanleiding het inrichten Catalogus (Bulletin jaargang), schreef dat mijne opvatting van de benaming: »Nederlandsch Museum voor Geschiedenis Kunst" deze was, seriën voorwerpen Museum tentoongesteld, geschiedenis moet kunnen worden opgemaakt van de Nederlandsche beeldhouwkunst en van het Nederlandsche kunst handwerk. vond vrijheid opvatting door bijval publieke opinie, gesanctioneerd door de Tweede Kamer, die uit zelfde
48
met
het
en
de
er
In
nut
was
te
:
waste
der
de
De
en
was
de
zo
en
men
van
te
de
en
ik
en
en
date
vanhet
en
dan
vane
isen
men
vane
het
te
te
de
bijen
ofbij
het
uitde
en
van
nog
is
erto
van
kan
zo
de
dan
Hetis
ande
het
en
ok
der
te
watmen
Het
enho
de
danie
menlk
Datkone
ter
ten
datiko
en
de
ikwel
met
date
Enu
er
endus
de
overwegingen, gelden toegestaan voor jaarlijksch museumbudjet /lo.ooo vermeerderde verdubbelde. Maar zooals terecht door den Heer Muller wordt opgemerkt, is hiermede de zaak nog niet gezond. Behalve de seriè'n van kunst en kunsthandwerk zijn andere, namen »zeden gewoonten." afdeeling »zeelandmacht". durf plechtig verzekeren, deze naar beste vermogen beheer als een bonus pater familias, maar toch moet ik bekennen, gelden, daaraan jaarlijks kosten gelegd, meer besteed werden conservatie voor uitbreiding van. mocht niet anders. tegenwoordig moeilijk werkelijk eerste rangs-voorwerpen te verkrijgen die de soort vertegenwoordigen, dat jaar slechts zeer beperkt aantal seriën verzorgen. aanmerking genomen de bestemming eenmaal aan het museum gegeven, kwamen seriën eerst beurt welke- practisch zijn. Bijna op elk terrein van oude kunstnijverheid visschen wij al achter het net. Het zal veel zoekens, moeite en geld kosten een verzameling bij elkaar te krijgen, welke een overzicht geeft van de ontwikkeling der ceramiek in de middeneeuwen en in den lateren tijd; ware het niet, dat Directeur Crefeldsche verzameling vinden geweest ons zijne doubletten af te staan, dan zoude de zoo nuttige stoffenverzameling altijd beneden peil gebleven zijn; wanneer zullen wij er aan kunnen denken voorbeelden van Arabisch incrusteerwerk in koper, of arabisch glaswerk te koopen: onvolledig niet onze meubelverzameling. Waarlijk bij groote kieskeurigheid is beperking tot het allernoodzakelijkste een eerste vereischte. denkbeeld waar mijne voorgangers uitgingen alles verzamelen tegenkwam maar eenigzins interessant leek, verdedigen, verklaren loffelijke reactie tegen verniel- opruimwoede van vorige geslachten. Maar systeem gevaarlijk. afdeeling »bij toeval vergissing verkregene voorwerpen", zooals Heer Muller die noemt, heeft er haar ontstaan aan te danken. In elk geval is dat systeem thans behoorlijk beheer uitgesloten. Bij verzorging rubriek, begint zich ideaal verzameling voor stellen, welke door aankoopen dicht mogelijk nabij tracht komen. Daarvoor speciale studie noodig. Ik voel volkomen belang afdeeling »zeden gewoonten", of van een afdeeling »land- en zeemacht" maar de studiën daarvoor noodig zijn zeer omvangrijk en vragen ook om een specialist. Scheiding is dus wenschelijk. Mocht een ethnographisch museum naar de bedoeling der Heeren Gallée en Muller worden ingericht en mocht mij om advies naar aanleiding hiervan worden gevraagd, zoude stellig aanraden afdeelingen »zeden gewoonten" »zee- landmacht" daarheen verplaatsen, uitgaande denkbeeld, geschiedenis kunst en kunsthandwerk zoo omvangrijk is, dat zij als een aparte tak van studie
49
van
het
date
ande
te
danis
Zo
van
er
opendr
in
datok
als
en
de
te
omde
ofinhet
en
op
zou
erlk
zoudan
danzouie
en
vanhet
de
of
ishet
okde
vanhet
inde
vande
van
de
ande
Ookdits
is
to
te
beoefend dient worden, verzamelingen voorwerpen welke haar illustrceren ook in een apart museum behooren te worden verpleegd. De Heer Muller spreekt ook nog van de afdeeling gipsafgietsels, welke, zijn verbazing, onder beheer eener afzonderlijke commissie gesteld. zeker niet haak. Waar zorgen directeur Nederlandsch Museum, naast voorwerpen kunstnijverheid, beeldhouwwerken zijn toevertrouwd, daar aangewezen, deze ambtenaar beslissen heeft welk meubel welk beeldhouwwerk, gips afgegoten, verzameling moet worden toegevoegd. De laatste toch dienen ter completeering van de lessen welke uit de eerste kunnen getrokken worden. Door tegenwoordige commissie worden binnenplaatsen Rijks-Museum reeds aantal afgietsels bewaard waarvan vele later in eene geordende verzameling zouden kunnen worden opgenomen. Kwam nu, door de verplaatsing der militaire afdeelingen naar elders, ook de tweede binnenplaats vrij, eveneens voor tentoonstelling gipsafgietsels kunnen worden ingericht. En dan zoude men wel doen eens voorop te stellen wat men met deze verzameling bedoelt, opdat ook van haar leering uitga. Van een naast elkaar staan der meest onsamenhangende monumenten geen sprake mogen zijn. ergens, hier gemakkelijk logisch verband, éénheid te verkrijgen. Hier heeft men niet te maken met unica, hier behoeft men zich niet te haasten van een éénig voorkomende gelegenheid gebruik te maken. Wanneer men precies weet welke monumenten men opgenomen wenscht te zien, dan kan men jaar paar laten afgieten, buitenland bestellen. Kr ruimte genoeg bestaan Ncderlandsche beeldhouwkunst schitterende wijze vertegenwoordigd krijgen daarnaast, aanvulling, de leerrijkste buitenlandsche werken, vanaf den wederopbloei der monumentale plastiek in de middeneeuwen tot in den nieuweren tijd. Het denkbeeld een verzameling te maken die een overzicht geeft van de Europeesche beeldhouwkunst vanaf izdc eeuw, behoort waarlijk niet tot de hersenschimmen. A. Prr.
In de yWóV/Wó' ^W/
vane
inhet
bijde
is
ter
te
of
hetals
ok
het
het
de
geschilderd door Jan Veth, dat onlangs in het Rijksmuseum te Amsterdam werd tentoongesteld. De opmerkingen daarin gemaakt, hebben iets actueels, nu inrichting onzer nationale musea sprake gebracht discussies over Ethnographisch Museum. Behoort geschilderd gebeeldhouwd portret beroemden tijdgenoot, wanneer kunstwerk niet prijzen valt, Rijksmuseum te worden opgenomen? Schrijver antwoordt ontkennend en wijst
50
is
kon
zal
inde
op
het
en
an
van
de
hijad
van
van
De
de
enwl
nu
van
mendit
open
afzonderlijke portret-galerij, zooals Londen heeft ingericht. Het kunst-karakter van de schilderijen-afdeeling van 's Rijks Museum blijve ongemengd. Alleen voortreffelijke voorbeelden portretkunst mogen daarin een plaats vinden. De anderen stelle men in een soort Rumes-Halle ten toon. Juist Veth's portret groote kunstverzameling opgenomen niemand hieraan recht deze plaats betwisten, zaak principieel behandeld worden. schrijver spreekt alleen portretten, uitbreiding zijn stof kunnen geven en nog van vele andere minderwaardige schilderijen kunnen spreken die, uitsluitend belang voor studie zeden gewoonten, ook naar elders zouden kunnen verhuizen.
Rijksmuseum te Amsterdam.
vanhet
De fraai gesneden balksleutels uit het huis Warmoesstraat 145 te Amsterdam, afgebeeld in de laatste aflevering der Noord-Hollandsche oudheden, zijn door tusschenkomst Kon. Oudheidk. Genootschap aan het Rijksmuseum ten geschenke gegeven.
den
end
is.
vande
to
toendg
van
hemals
vande
Toen de Minister van Binnenl. Zaken een post van 40.000 gulden op de begrooting bracht voor een uitbouw van het Rijksmuseum ten behoeve eener betere plaatsing Nachtwacht Staalmeesters, verklaarde Z.Ex. daarbij dat, indien de Kamer deze post goedkeurde, men van particuliere zijde op een aanvullende bijdrage van 30.000 gld. zou mogen rekenen. Nadat de Kamer daarop de 40.000 gulden had toegestaan is de verwachting van den Minister niet teleurgesteld geworden. De Heer Israëls heeft het huldeblijk aangeboden bedrag /ao.ooo voor bedoelden uitbouw, die terecht het plan-Israëls genoemd is, beschikbaar gesteld. De Heer Bredius zeide 5000 gulden ontbrekende 5000 schijnen stellig ook nog gevonden te zullen worden. Men kan dus zeggen dat het stand komen lang gewenschten uitbouw verzekerd
Mauritshuis.
te
en
2°.»De
den
Sinds de vorige opgave zijn de volgende schilderijen in het Mauritshuis tentoongesteld: i°. Een zeestukje door Jan Porcellis (-1-1632), in bruikleen gegeven door Heer Pfungst Londen; Negers," door Rembrandt, voluit gemerkt gedateerd 1661, in bruikleen gegeven door den Directeur;
den
van
en
3°. Portret van een onbekend heer, door Constantijn Netscher, voluit gewerkt gedateerd 1715, legaat wijlen gepens. Luit. Generaal P. M. Netscher te 's-Gravenhage. MARTIN.
Stedelijk Museum te Leiden. van
te
van16
De
het
V.G
enis
Zie
den
de
de
Door Commissie voor Stedelijk Museum Leiden werd den heer F. Kleinberger te Paris aangekocht het bekende gezicht op Leiden door Jan van Goyen, dat op de van Goyen-tentoonstelling te Amsterdam terecht algemeen de aandacht trok. Het is afkomstig van de collectie Comtesse Béarn gemerkt 1650. aankoop werd mogelijk gemaakt door den steun van de Vereeniging Rembrandt, bijdragen van eenige Leidsche kunstvrienden en een buitengewoon crediet v a n / i o o o . — door gemeenteraad. uitvoeriger Leidsch Dagblad Februari 1.1.
Oude Monumenten.
te
Kerk Brielle.
der
en
Mr.
is
Tot
enht
Voor de restauratie der kerk zijn door het Rijk ƒ40.000, door de provincie ƒ20.000 verder ontbrekende door kerk stad toegestaan. regeeringscommissaris benoemd Patijn, Commissaris Koningin in de provincie Zuid-Holland, en tot architect de Heer Jac. van Gils te Rotterdam.
Raadhuis te Enkhuizen. inde
de
Sint-Janskerk Gouda. te
De
De
Gemeenteraad heeft besloten fraaie gobelins weeskamer in het stadhuis te restaureeren. De kosten zijn geraamd op ƒ500 a ƒ600.
in
bijden
en
der
den
enwijht
Uit de door de Commissie voor de Restauratie dezer dagen verzonden circulaire ontleen volgende: De Sint-Janskerk te Gouda schijnt voor de eerste maal te zijn gebouwd in aanvang i3de eeuw, werd grooten stadsbrand
52
den
Nogindat
op
is
De
te
in
end
vande
ter
op
van
Die
uit
inde
date
-
—
datmen
De
der
te
de
de
isde
in
en
de
te
dit
wat
deni
toden
het
van
de
nade
nog
bijden
en
kan
Het
De
de
de
in
tohe
De
metdn
vanJ
Mei
1361 verwoest. zelfde jaar kon,dank /ij krachtigen steun Blois, wederopbouw worden aangevangen, zoodat de dienst na de wijding in 1366 met zeven altaren kon worden hervat. De bouw is echter eerst na 1410 geheel voltooid. Kort na die voltooiing, den 25sten Augustus 1438, werd de kerk met de geheele stad wederom door brand vernield. herbouw, aanvankelijk beperkt meest noodzakelijke, geschiedde gaandeweg grooter schaal, naarmate de burgers van Gouda tot welvaart terugkeerden; dit blijkt o. a. uit den bouw van het koor met zijn omgang, dat volgens eene inscriptie 1485 gesticht werd. Voor derde maal werd kerk aden Januari 1552, tengevolge van het inslaan van den bliksem in den toren, door brand grootendeels verwoest, doch terstond herbouwd. kerk werd toen, hare algemeene vormen betreft, gebracht in den staat, waarin men haar tegenwoordig ziet. koor heeft laatsten brand minste geleden, zoodat gedeelte beschouwd worden geheel vorigen herbouw behooren. Gedurende kort laatste herstelling werd kerk door verschillende vorsten, Staten Holland, verschillende steden voorname lieden verrijkt met hetgeen, behalve haar prachtig orgel, haar doet uitmunten en beroemd zijn: hare geschilderde en gebrande glazen. Dirck Pietersz. Crabeth, Dirck van Zyl en Wouter Crabeth waren de vermaarde schilders dezer kunstwerken, welke niet slechts in ons vaderland eenig zijn, maar door hun koloriet en hunne teekening tot de belangrijkste oude glasschilderingen van gansch Europa moeten gerekend worden, en hoedanigheden bezitten, welke maar hoogst zelden door moderne glasschilders haar geheel kunnen worden bereikt. Als gebouw tegenwoordige Sint-Janskerk hoofdzaak merkwaardig om hare afmetingen en haar nationaal karakter. Wat betreft hare lengte, 125 meter, is zij de grootste kerk van ons vaderland; in oppervlakte kunnen alleen Sint-Janskerk 's-Hertogenbosch Sint-Bavo Haarlem met haar wedijveren. Haar bouwtrant is zuiver Hollandsch en kenschetsend voor laatste periode middeneeuwsche bouwkunst. ruime en hooge schepen, die 3 en 5 breed neven elkander opgaan, zijn door ronde pijlers gescheiden. onvaste toestand ondergrond aanleiding geweest, geen steengewelven overdekking, heeft aangebracht, maar zich met een Hollandsche kap, welke inwendig tonvormig beschoten is (oorspronkelijk blank eiken), tevreden heeft gesteld. Thans is, helaas, al dit houtwerk van kap en zoldering door eene niet schoone verflaag overdekt. Toch hebben de zwaie muurmassa's, ook zonder gewelven, de fundeeringen bestaande vast aaneengesloten door roostering gekoppelde slieten bedenkelijk doen zakken. verzakking heeft tengevolge gehad muren zijn gaan werken, laatste tientallen jaren
53 en
bij
alsde
dat
zou
de
de
en
opte
te
en
en
te
zou
danhet
dan
opƒ
to
vanƒ
wel
te
metƒ
van
het
het
van
inde
per
Wasin
is.De
danok
en
de
an
de
isdanme
der
van
ande
nog
had
der
date
vane
het
tohe
ƒ
is.
de
alsde
dekap
met
der
van
van
vande
der
inde
okinde
de
van
en
en
Cz,opna
date
en
W.
toden
vande
date
inde
de
zij
is
der
en
het
op
onrustbarende wijze: enkele punten zijn thans pijlers muren afwijkingen van meer dan een halven meter uit het lood geconstateerd. Door werken zakken muren bovendien onregelmatig uit haar zuiveren stand geraakt, zoodat even zorgwekkend muren Is de toestand van het gebouw reeds een gevaar voor de daarin vervatte glasschilderingen, nog dreigender gevaar is de slechte toestand, waarin vensters verkeeren, welke deze kostbare glazen zijn gedicht: steenen stijlen waren loop tijden vervangen door houten stijlen, aan telkens wederkeerende rotting onderhevig. Overtuigd ondergang onschatbare kunstwerken glasschilderingen Sint-Janskerk Gouda ramp zijn, het terugbrengen van het gebouw, dat de bewaarplaats dier kunstschatten is, normalen solieden staat voor eenige eeuwen nationaal belang is, droegen Kerkvoogden der Hervormde Gemeente in 1897, na overleg met de Regeering, aan de architecten Jos. Th. J. Cuypers en Kromhout onderzoek, plan restauratie samen stellen eene begrooting kosten maken, verklaarde Regeering zich bereid aan eene speciaal voor de leiding der restauratie te vormen commissie een jaarlijksche subsidie te verkenen, onder voorwaarde provincie Zuid-Holland, gemeente Gouda, kerkelijke gemeente en belangstellenden kosten restauratie zouden bijdragen. De Commissie werd voorzomer 1898 gevormd. De aangevangen werkzaamheden noordwestelijke!! hoek kerk deden zien, toestand fundeeringen slechter na voorloopige onderzoek reeds aangenomen; zoodat, hadden architecten in het plan der herstelling opgenomen de vernieuwing en uitbreiding van sommige deelen der fundeering, thans moest worden besloten maken geheel nieuwe zware heifundeering weerszijden van de oude muurwerken, door zware kespen onder het metselwerk heen onderling verbonden, terwijl gemetselde fundeeringen aanmerkelijk werden verbreed verzwaard. Met de herstelling van het gebouw, afgescheiden nog van de glazen, blijken tonnen gouds meer gemoeid zijn aanvankelijk geraamd Commissie werd daardoor genoodzaakt zich telkens tot de Regeering te wenden met verzoek om meer steun, gelukkig met goeden uitslag. 1901 Rijkssubsidie verhoogd 3500,— 5000,— jaar, aanvang 1903 werd gebracht 8000,—. Aan deze laatste verhooging werd evenwel de voorwaarde verbonden, dat onze Commissie jaarlijks anderen Rijk moeten ontvangen ƒ 7000,—. Zij heeft dus thans te zorgen voor eene ver meerder ing van hare inkomsten 1700,—. Aan eene verhooging van de subsidiën der provincie Zuid-Holland en de gemeente Gouda valt niet te denken, en de kerkvoogden kunnen uit eigen middelen geen hoogere bedragen toestaan.
van
opde
en
Zij doet daarom nieuw beroep goedgcefschheid belangstellenden.
Bijdragen worden gaarne in ontvangst genomen door den penningmeester den Heer H. J. Nederhorst te Gouda.
Iets over de Leidsche St. Pieterskerk, hare geschiedenis en architectuur. en
te
vandit
die
hetonsi
van
van
de
van
toen
in
ent
inhet
in
wijde
enog
het
datzo
—
na
der
eni
zijwasnde156
en
is,dat
Enmet
zo
opdat
der
dein
en
het
—wij
dit
met
de
te
vandeSt,
inde
de
datbij
van
metd
dathe
het
wij
Toen onlangs Leiden vertoefden daar teekeningen vervaardigden van monument, onderwerp dezer verhandeling zal uitmaken, waren wij meermalen in de gelegenheid op te merken, hoe weinig de inwoners dier stad bekend zijn geschiedenis schoone product middeleeuwschen kerkbouw. verbazing bemerkten wij toen, velen onwetendheid punt groot eene schilderij, hangende kamer gemeente-commissie beeld gevend Pieterskerk, zooals eeuw, beschouwd wordt voor stellen 1365 gestichte 1820 gesloopte O. L. Vrouwekerk aldaar *). Wij hebben daarom geschiedschrijvers stad geraadpleegd, Leiden zijn gebouwen monumenten hebben beschreven, doch onderzoek moeten eerlijk bekennen heeft geenen deele meer bevreemd, velen slecht zijn ingelicht; immers Jan Jansz. Orlers deelt ons weinig of niets van de kerk mede, Frans van Mieris geeft eene geheel verkeerde voorstelling van den stand van den toren, steunend op eene onjuiste hypothese, terwijl Mr. Daniël van Alphen door aanvoeren meerdere gegevens fout Frans Mieris voortzet verergert. Wij hebben daarom gemeend, dat wij velen wellicht van dienst zouden zijn, wanneer bijeengegaarde gegevens opstel verwerkten en dat de belangstelling in dit grootsche bouwwerk daardoor zou worden gaande gemaakt. De stad Leiden, die tot een der oudste steden van ons vaderland wordt gerekend, werd herhaaldelijk vergroot, voor de eerste maal in 1294, daarna 1355, vervolgens jaar 1389 slotte 1611—1612; het oudste gedeelte wordt ingesloten door den Nieuwen Rijn, die zuidwaarts van den Burcht stroomt, door het water van de Steenschuur en van het Rapenburg: 't is in dit gedeelte der stad, dat onze St. Pieterskerk is.
gebouwd
hetlodr
jaar deze kerk deelachtig werd.
in
van
tohe
de
l) Deze kerk was gelegen aan de Haarlemmerstraat en werd geschonken aan de Fransche en Waalsche vluchtelingen; in 1820 werd zij uit hoofde van bouwvalligheid gesloopt, terwijl toren einde 1837 gespaard werd, welk
55 en
deSt.
date
de
nade
eni
met
zijnde
eni
en
de
was
van
is.
en
dus218
hem
deSt.
deSt.
met
van4
ter
wij
dievan
uiten
i4e
wij
Een
waszijnde
inhet
dusanhet
derSt.
datinhe
isendathju
wijnogb
op
en
in
end
of
ande
opde
was
ons
deSt.
te
Eertijds waren Leiden drie hoofdkerken: Pieter Pauluskerk, Pancras Hooglandsche Kerk Onze Lieve Vrouwekerk, waarvan de eerstgenoemde de oudste is. Geen bronnen vermelden ons den datum der stichting of inwijding dezer kerk, doch J. Jz. Orlers deelt ons hieromtrent mede, dat meer dan honderd jaren geleden in deze kerk een geschrift hing van den volgenden inhoud: einden Jare 1121 des Sonneniidachs naer Lief-vrouwen gheboorte, (hetwelcke altijts September •»is) worde dese tcgenwoordighe Kercke, ghewijt inder eeren Godes, ende •»der Heijligen Apostelen S. PIETER ende S. PAULUS, onder den Eerwaer•bdigen Heer ende Vader in Gode GODEBALDUS, de 24. Bisschop van Utrechf\ Wij vernemen hieruit derhalve, dat de tegenwoordige St. Pieterskerk voorheen toegewijd beide apostelen Petrus Paulus. Het behoeft nauwelijks betoog, dat het jaartal der inwijding (a° 1121) niet tegenwoordige kerk wijst, doch betrekking heeft eene vroegere. Verder vinden evengenoemden schrijver, kerk later vergroot niet door genoemd geschrift wetenschap heeft opgedaan, jaar 1339, jaren inwijding, het koor Pieterskerk uitgezet gebouwd Tot deze mededeeling bepaalt zich Orlers, waarvan Frans van Mieris echter de juistheid betwijfelt, omdat hij niet kan aannemen, dat de Roomsch-Katholieken eene kerk zonder koor zouden gebouwd hebben; hij is daarom de meening toegedaan, dat de uitbreiding aan de andere zijde, westen, heeft plaats gehad. Klaarblijkelijk verkeert Mieris hier in dwaling en is de toedracht der zaak als volgt: Toen jaar 1121 Pieterskerk ingewijd gebruik genomen, weinig omvangrijke oude stad eenige parochiekerk en bood voldoende ruimte voor de toen nog weinig talrijke ingezetenen ; allengskens echter, toen het zielental aanmerkelijk vermeerderde, getuigen de herhaalde, boven besproken uitbreidingen der stad, ontstond, niettegenstaande in 1315 de St. Pancras of Hooglandsche kerk gesticht werd, er behoefte de St. Pieterskerk te vergrooten en uit te breiden. stout plan werd ontworpen vastgesteld, 1339 werd den bouw van het koor aangevangen, terwijl de oude Romaansche kerk van 1121 zeer waarschijnlijk tijdens den duur van het nieuwe werk benut werd, om na de voltooiing daarvan te worden afgebroken, ten einde plaats te maken om den verderen bouw te kunnen vervolgen. Laten thans Pieterskerk beschrijven, zooals helft der eeuw gebouwd werd. Het koor bestaat middelschip, lengte travées, zijbeuken, elkander worden gescheiden door ronde kolommen, waarop geprofileerde spaarbogen voorkomen, terwijl de koorafsluiting gevormd wordt door de vijf zijden van een tienhoek. De zijbeuk loopt met een gelijk aantal zijden om het koor. Deze vrij eenvoudige koorafsluitingen komen veelvuldig voor;
56
zeo.mk
en
van
de
de
de
dus
en
),
okhet
van
ter
en
de
wij
derSt.
of
enid
den
to
het
met
en
wij
metdn
der
wijopden
wijnuhet
vanhet
envaht
is
vanhet
het
hem
de
zou
vanhet
deI4
e
Ditsn
enht
het
inde
ande
en
anhet
dus
van
inhet
vande
1
vandit
Nade
en's
te
zeo.anid
treffen groote kerken Breda, Kampen, Arnhem, Kuilenburg, Naarden, Franeker Gravenhage vinden terug in de St. Pancraskerk te Leiden, de Akerk te Groningen enz. Het hooge middelschip heeft een houten, spitsboogvormig gewelf, terwijl de gewelven der zijbeuken daarentegen van steen en kruisvormig zijn; elke travéezijde heeft een vierdeelig geprofileerd venster, waartusschen contreforten geplaatst zijn. voltooiing koor werd oude kerk 1121 afgebroken en kon op dit vrijgekomen terrein de bouw der nieuwe kerk worden voortgezet. Het middelschip van het koor werd toen met 6 travées verlengd, welke door een zwaren toren aan de westzijde werden afgesloten; ten noorden en ten zuiden van de 4 westelijke travées van dit nieuwe middelschip werden 2 rijen zijbeuken gebouwd en met 2 travées links en rechts toren verlengd zoodat laatstgenoemde door zijbeuken en het middelschip aan 3 zijden was ingesloten. Evenals het schip koor, kreeg middelschip houten gewelf, terwijl zijbeuken steenen kruisgewelven werden voorzien; hiermede werd deze bouw voltooid. Onmiddellijk grenzend koor zijn tegelijkertijd breedte 2 travées transepten aangelegd en wel met de bedoeling deze niet oogenblikkelijk, doch eerst later te voleindigen; zij werden ter hoogte der zijbeuken opgetrokken slechts voorloopig afgedekt. Aan de westzijde kregen deze transepten eenen zijbeuk, terwijl de aanbouwen oostzijde nooit uitvoering kwamen, waarom hoeken, door koor en transepten gevormd, eerst naderhand zijn afgesloten. Aan den zuid-westhoek der kerk werd eene sierlijke doopkapel uitgebouwd; bovendien werd hoek, gevormd door noordelijker! zijbeuk transept, eene bedeplaats aangebracht hoek, ontstaan door den zuidelijken zijbeuk zuidertransept, eene kapel juister uitgedrukt een gewelfd vertrek. korte trekken plan Pieterskerk, zooals haar in eeuw beschouwen; zullen trachten ander bewijzen te staven. Tegen de mededeeling van J. Jz. Orlers, dat in 1339 met den bouw koor zijn aangevangen, valt geene tegenwerping in^te brengen, aangezien bouworde koor geheel strookt door opgegeven tijd; vergelijken middelschip kerk met dat van het koor, dan springt de rijkere bouwwijze van het eerstgenoemde schip terstond in het oog, hetgeen er op wijst, dat het kort na koor gebouwd. Bovendien zien aanvang dezes bedoelde schilderij in de kamer der gemeente-commissie, dat de hooge muren middelschip koor niet worden onderbroken door
vanhet
2
l) Deze verlenging kan ook later hebben plaats gehad, daar in de beschrijving van de na te melden instorting van den toren gesproken wordt van het mede-instorten van pilaren nieuwe werk.
57
de
der
ter
zij
opde
de
ABenCD,
ter
men
ter
inde
het
wij
ter
wijonshet
men
uit
de
is,zo
is.
de
dater
vande
vande
dien
Ter
inhet
metdn
der
uit
der
in
de
het
is,
der
—ditse
vanhet
dekapr
de
inde
ande
de
ishj
vande
opde
date
Nade
wijons
wij
der
is;
de
het
is,date
het
transept, omdat onafgewerkt hoogte zijbeuken zijn gehouden; het gevolg hiervan hooge schipmuren vanaf koorafsluiting tot aan den toren in 10 aaneengesloten travées doorloopen en, wanneer de aangehaalde afbeelding der kerk juist is, moet de plaats, waar thans het transept middelschip snijdt, eertijds zijn ingenomen door twee muurvakken, die twee travées van het schip vormden. Dat deze travées, op onze teekening aangeduid door letters werkelijk bestaan hebben, is nog duidelijk te zien aan de moeten in de muren ter plaatsen, aangeduid door de letters A, B, C en D ; en niet hieruit alleen valt dit af te leiden, doch ook is dit merkbaar aan de richting van het gewelf en van de kap. Immers men kan nog nauwkeurig zien, dat gewelf en kap zich van af de koorafsluiting naar het westen verlengen, zonder dat men naderhand bij de voltooiing der transepten zich de moeite heeft getroost het gedeelte dak onder de insnijdingen van transept en schipdak weg te breken en zonder dat voor eene behoorlijke insnijding der houten transept- en schipgewelven gezorgd begeeft zich daar plaatse over brug balken, dan kan men nog de bebording der oude kap zien, ja zelfs de spijkers en spijkergaten voormalige leibedekking. Het bestaan der oude kap te dier plaatse is een doorslaand bewijs, dat deze vóór de voltooiing der transepten gerust heeft op muurvakken, die gelijk waren aan twee travées van het middelschip. Toonen thans aan, toren moet gestaan hebben plaatse, zooals wij in ons plan hebben beschreven. Wederom moeten beroepen bewuste schildering kamer der gemeente-commissie, waar wij hem op de door ons aangegeven plaats zien geschilderd. instorting toren, waarover later uitvoeriger zullen spreken, niet meer opgebouwd, doch werd schip met twee travées (het voormalige grondvlak van den toren) verlengd en kerk westzijde afgesloten; wanneer schip hoogte stellen van den tweeden vrijstaanden pijler van af het westen, dan zien wij zoowel boven den noordelij ken als boven den zuidelijken pijler eene scheur kalklaag aanzetting nieuwe travées tegen oude, welke zelfs zeer duidelijk waarneembaar wanneer zich onder zijbeuken begeeft. Terwijl verder materiaal deioorspronkelijke muren middelschip boven daken oudtijds tufsteen bestond, doch later baksteen veranderd bestaat bouwstof schipmuren, plaats ingestorten toren zijn aangebracht, bergsteen. bevestiging juistheid onzer bewuste afbeelding kerk toren westen, zien wij, plaatse, waar toren moet gestaan hebben, geen oorspronkelijk metselwerk aanwezig Doelend op den toren, zegt Orlers dan ook terecht: ^dewelcke in het westen »van de voornoemde Kercke ghebont was." Wij zouden het bestaan van den toren aan de westzijde der kerk niet zoo uitvoerig besproken en aangetoond hebben, ware het niet, dat van
58
toden
de
en
in
nogde
de
hij
»
vanSt.
omde
hij
van
opde
date
Mieris beweert, toren eertijds snijding schip transept gestaan heeft, voor welke veronderstelling aanvoert buitengewone dikte der 4 pilaren; uit aanteekeningen van het jaar 1508 weet hij bovendien nog mede te deelen, dat den koster gelden werden uitbetaald voor zijne moeite, toren wachters dagelijks door kerk toegang toren te verschaffen en deze des s'morgens weer voor hen te ontsluiten. Uit den «•Perkamenten Blafïaard'' Pieter haalt verder volgende zinsnede aan: Welck graf gelegen beneden Sinte Pieterskerc voorsz. »den ommeghanck, an die '/.uijtzijde, bezijden Sinte Katherinen Outaer, •ïstaende an den Toorn . . . . enz., welke aanhaling hij voldoende oordeelt,
is,te
het
metvan
okbij
en
to
in
ishet
Van
openvad
de
kan
van
te
om niet meer aan den stand des torens te twijfelen, te meer daar ook naar zijne meening het muurwerk in het westen, waar zooals hij zegt, vermoed wordt, dat de toren zou hebben gestaan, niet sterk genoeg is om een zoodanig gevaarte kunnen dragen. Alphen geheel Mieris eens en tracht zelfs door eenige eveneens onvoldoende bewijzen de meening van zijn tijdgenoot te bevestigen. De beweringen van beide geschiedschrijvers kunnen wij weerleggen door te verklaren, dat de 4 pilaren op de snijding van schip en transept, hoe zwaar zij ook wezen mogen, eene onvoldoende dikte hebben om eenen steenen toren eenige beteekenis, zooals casu geval kunnen torsen. Onvoldoend bewijs is voorzeker ook het feit, dat de koster de torenwachters door kerk toren liet, daar dusdanige maatregel genomen zijn betere controleering dezer lieden
59
van
date
E,FG
opde2°
en
aansluiting transept- schipmuren, der
naar
de
verwijzen
wij
dan
de
ons
de
wij
op
ter
dan
opde
wijnu
ande
vande
is
vande
den
stand toren westzijde. Wanneer weten, toren niet opgebouwd kunnen worden door Mieris bedoelde westelijke muren, daar deze, zooals wij reeds aantoonden, eerst na de instorting toren zijn aangebracht, meenen onze hypothese voldoende te hebben bewezen en duidelijk aangetoond te hebben, dat de toren gestaan heeft plaatse, onze teekening door letters en H aangeduid. Deelden wij boven reeds mede, dat de transepten wel aangelegd zijn, doch eerst later voltooid werden, onze schildering lichtte hieromtrent weer voor; daarenboven wijst bouworde dier transepten helft der i5 e eeuw. Twijfelt men echter aan een lateren opbouw der transepten,
en
vanhet
der
inde
met
en
deze wijze daar aansluiten; metselwerk, waarbij tanden kassen en
op
het
onder de zijbeukdaken, waar wij kunnen opmerken, dat de muren van transept tanden kassen muren schip grijpen uit
op
de
diemt
danzl
vande
ter
noge
vanhet
ande
watde
den
der
is
vanhet
met
de
bij
enhadm
de
en
open
andievht
hetdakvn
en
met
voorkomen, wijst niet falende zekerheid werk twee verschillende tijden. Zien wij nu nog tot overmaat van bewijsgrond, hoe de transeptdaken gewelven middelschip aansluiten, zelfs meest ongeloovige overtuigd worden; want, eerst nadat deze aansluiting was tot stand gekomen, werden de muurvakken AB en CD verwijderd en middelschip opgevangen zwaren balk, muurstijlen, corbeels sleutelstukken versterkt was. Oorspronkelijk waren transepten slechts hoogte zijbeuken opgetrokken oostzijde eene andere oplossing op het oog dan de thans aanwezige, hetgeen men terstond met ons eens zal zijn nadere aanschouwing oostelijke transeptmuren. Immers aan oostzijde noordertransept naast traptoren muurvak venster aanwezig, hetwelk aanduidt oorspronkelijke plannen waren; bij wijziging dier plannen zijn de vakken JK en KL dichtgemetseld. Ongeveer hetzelfde vond plaats oostzijde zuidertransept, het
onste
Nog
waar niet slechts de vakken MN en NO werden dichtgemetseld, doch tegelijkertijd eene sacristij werd aangebouwd. rest bewijzen
weinig bekende feit, dat in de hoeken, gevormd door de zijbeuken en transepten, uitbouwen of wel kapellen aanwezig zijn geweest. Vangen wij aan met den zuidelijken uitbouw, gemerkt P, xoo zien
wij, dat de schilderij uit de kamer der gemeente-commissie dezen aangeeft; doch een zekerder bewijs geeft ons de werkelijkheid aan de hand, want begeven wij ons in de kerk en gaan wij door het daar aanwezige, smalle, gothische poortje ter plaatse waar de gasmeter is opgesteld, dan bespeuren wij in de hoeken kraagsteentjes en aan vangstukken van gewelfribben, hetgeen op een gewelfd vertrek duidt. Waarschijnlijk is dit echter geene
als
isen
M
het
kapel geweest, daar poortje slechts 0,69 breed derhalve
6o
inde
te
-
van
inde
erop,dat
op
de
vanhet
het
M.
inhet
mat
te
kan
M.isDe
84M.;de
is
te
der
van
den
ande
dat
de
is
nu
met
van
en
bijhet
als
toegang te nauw is; wij hellen echter over tot de veronderstelling, dat deze ruimte bergplaats heeft dienst gedaan. De uitbouw aan de noordzijde, door de letter R aangegeven, was tot voor eenige jaren geheel onbekend, want eerst in 1896 werden daar ter plaatse verrichten herstellingen zijbeukmuur twee geprofileerde, halfrondboogvormig afgedekte vensters ontdekt, van ijzeren staven voorzien nimmer glas dichtgemaakt. Deze getraliede openingen wijzen eertijds buiten hoek eene kapel geweest, doch geheel afwijkend alle hier lande bekende kapellen. Is gewoonlijk eene kapel, die aan eene kerk grenst, slechts door kerk toegankelijk, kapel waarvan sprake, moet echter ook langs buiten bereikbaar zijn geweest; immers de in 1896 ontdekte vensters duiden aan, dat de afgesloten ruimte, ook wanneer de kerk zelve gesloten was, door de geloovigen kon worden betreden, om voor de getraliede vensters hunne gebeden te verrichten en het inwendige der kerk te overzien. Op deze wijze konden de godvruchtige inwoners te allen tijde uiting geven aan hun godsdienstig gevoel zonder dat de kerk op ongewenschte tijden geopend behoefde te blijven. Door aanvoering dezer bewijsgronden meenen wij voldoende te hebben aangetoond, onze omschrijving oorspronkelijke plan niet fantasie berust, maar werkelijkheid worden getoetst. Alvorens thans loop onzer verhandeling voort zetten, komt ons wenschelijk voor hieraan eenige maten der St. Pieterskerk te doen voorafgaan. Het middelschip is 10,5 M., het schip met de zijbeuken in het koor 2 ^ , 5 M., terwijl het schip met de dubbele zijbeuken 40.5 M. breed is. Het koor met de koorafsluiting is 25 M. lang, terwijl de lengtemaat van het schip vanaf den oorspronkelijken toren tot en met de koorafsluiting 62 M. bedroeg. Het transept heeft eene breedte van n M., terwijl de lengte beide transepten zamen 56,5 toren uitwendig 13—13 De totaallengte kerk uitwendig muren middelschip bereiken eene hoogte van 24 M., terwijl de hoogte tot aan den top van het gewelf 29.5 M. en die der zijbeukgewelven 14 M. bedraagt.
en
opde
wasend
te
hetog
der
den
men
ons
inde
Komen wij thans op ons onderwerp terug. Toen de kerk van af het midden der 146 eeuw tot in de 2e helft der 156 door beschreven toestand gekomen transepten hunne tegenwoordige gedaante hadden verkregen, raakten de geldmiddelen geheel uitgeput; scheen slechts gericht hebben enkele voltooiing van het kerkgebouw, waardoor de bijzaak, het geregeld onderhoud daarvan, over het hoofd werd gezien. Het verwaarloozen van een dergelijk monument zal grootendeels wellicht te wijten zijn aan den woeligen tijdgeest dier dagen, waarin oorlogen en burgertwisten aan de orde waren; denken wij slechts aan de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, inval Kennemers enz., tijdperk, waarin 5
6i vane
metd
ten
zal
okhet
het
vanhet
inde
wijne
dit
te
de
is
date
van
den
zij
wasden
hetwas
in
die
de
metn
van
de
vanhet
de
Valnm
den
was
het
ter
van
so
der
»S.
van
int
den
vande
datwijheomr
Dit
den
to
het
ophet
voor velen gewichtiger belangen spel stonden, zoodat geregeld en doelmatig onderhoud van dergelijke kunstwerken geen sprake kon zijn. Het verval der kerk werd spoedig echter van dien aard, dat •» Sc hout Burgemeester en ende Schepenen der stede van Leyden' het dreigend gevaar bespeurden en, vreezend dat de kerk door ouderdom en bij gebreke van voldoende herstellingen zou instorten, aan de kerkmeesteren op zekere voorwaarden Roepambacht verleenden, einde verkregen gelden restauratie over gaan; lezen brief jaar 1510. Hetzij de geldmiddelen onvoldoende toevloeiden, hetzij de herstellingen onkundig en ondoelmatig geschiedden, zeker is het, dat de toestand van toren (waaraan voorzeker eene fout constructie hare bijgedragen hebben) met den dag treuriger werd, totdat hij eindelijk 2 jaren later op den 5 en Maart onverwachts instortte. feit voor nakomelingschap geboekstaafd, zooals verhaal van de paniek, die eenige dagen voor de instorting in de kerk plaats had, tengevolge van het neervallen van eenen gootsteen midden onder de preek; een en ander is zoo juist en kenschetsend weergegeven, wille curiositeit hier woordelijk laten volgen: •»Int Jaer ons Heeren 1512, opten vijfden dach van Maerte, tusschen »den Donderdach ende Vrijdach, inder nacht, recht voor Kloek »een sloech, leste quartier vanden selven uyre, inden eersten uyre vanden •^vijfden dach Maerte, viel ende storte neder Toorn Pieters Kercke, binnen Stede Leyden: ende Cruys, Becken •»ofte Pijn-appel metten Maeckelaer, vielen Heer Symon Ewoutsz. Priester »ende Pater vande Falijde-Bagijnen Huijs ontstucken, ende daer veel ï>Houts op sijn bedde ghev allen daer hij op lach ende sliep, ende was in •ïgrooter vreesen van sijn Lijf, soo dat door Gods sonderlinghe gratie, den )>selven Heer Symon niet gequetst en was, noch oock niemant anders: »Afaer selven over Noort-zijde vande voorschreven Kercke »na haer twee Pilaernen, nieuwe werck, ende 't decksel vande •bKercke voorschreven tinee Pilaernen breet: ende aande ander de, over •»S. Catharynen Outaer 't Glas Calis, vacke muyrs, ende daer •s>storte veel vanden Toorn over beyde zijden achter inder Kercken, ende j>groote Orgele, midden inder Kercken hanght aenden Toorn, bleef hangen. •»Item op S. Mathijs dach daer te vooren, ende was den vijf ende •btwintichsten Februarius, want Schrickel-jaer, ende
de
'/
en
so
wasvn
int
alshij
•^eersten dach inde Vaste7i, des achternoens nae de Vesper, doe preeckte de »President vande Observanten buyten Leyden: ende omtrent »midden sijn Sermoen, viel eenen grooten gootsteen vander •»Toyen vander Kercke, opte Kercke, ende maeckte groot geluyt, soo dat •»eenige vande gene die inde Kercke waren, om 't Sermoen te hooren, riepen »den Toorn valt, ende maeckten loop onder volck, ende achterste •bbegonsten eerst, want de Kercke vol volcx was, ende de eerste niet •»op en consten comen, so vielen de Luyden over malcanderen, ende 'truymoer
62
die
de
hij
vande
an
end
des
wij
was
te
De
des
van
Inde
of
der
de
en
en
de
zo
te
het
oud
48
ter
dekap
en
o.a
Indit
en
zou
alsmenw
de
bij
nog
inelk
of
)
1
den
—
den
vande
het
men
was
»was so groot, ende den loop soo vreeselick om sien, dat een yegelick verbaest »was, ende geschepen datter veel volcx versmoort soude hebben, vonder de voet lagen, ende daer de ander op lagen: ende de sommige waren •ïgequetst, ende veel Vrouwen hare bereytselen geheel of, heur Caproenen, ^Faelgiën, Hoycken, Pantoffelen, Matten, ende Stoelen bleven leggen, soo •»groot was den loop, dat de Moeder haer Kint vergat, ende of ginck, »en V Kint sijn Moeder, want elck meende sijn lijf quyt te wescn, Den ))President die een groot Predicant was, ginck vanden Predic k-stoel, ende •s>en wist niet wat hem over quam, noch 't gemeen volck en consten tot hen •sefven niet comen. Hier keb ick Henrick Florisz. self bij geweest ende „gesien." Zooals ziet, laat verhaal instorting torens voorbode daarvan, beide beschreven door gemeente-secretaris, duidelijkheid niets te wenschen over. Alhoewel wij vermeld vinden, dat op den toren dag en nacht gewaakt werd, schijnt dit — misschien wel na dien steenval nagelaten zijn, daar nergens iets vernemen redding of dood wachters. toren zeer hoog, zoodat voor zeelieden als baken dienst deed, waarom hij dan ook i>den Coningh vander Zee" genoemd werd. Hij was, zoo lezen wij, 23 roeden hoog, had 300 jaren over zich zien heengaan, terwijl slechts jaren was. Een ander schrijver meent echter, dat hij 32 roeden hoog was en er 9 roeden van af zijn gevallen. Deze 32 roeden zijn gelijk aan 384 voeten, hetgeen bijna 141 ellen of ongeveer 100 meter bedraagt. Of hij geheel is ingestort slechts voor gedeelte, doet hier niets zake, want benedengedeelte schijnt geval voor geen behoud vatbaar geweest zijn. Tot wederopbouw van den toren werden echter in dien kommervollen tijd vele pogingen aangewend; dispenseerde Bisschop Utrecht o. a. degenen, die de behulpzame hand tot herstelling van den toren zouden verleenen, gedurende zekeren tijd van het verbod om tijdens den vastentijd zuivel te gebruiken. Niet alleen ging deze ramp toren gedeelte kerk verloren, doch ook vele zegels, stadsprivilegiën, brieven en charters werden onder puinhoopen bedolven daardoor beschadigd vernield. toren was n.l. een vertrek ingericht tot berging van deze kostbare stukken, overtuigd geen betere veiliger bewaarplaats tegen brandgevaar te hebben, maar weinig vermoedend, dat eene instorting zoovele waardevolle documenten doen verloren gaan. vertrek werd ook bewaard het groote zilveren zegel der stad, waarop St. Pieter, twee schilden met de gekruiste sleutels, acht schepenen en de schout was
oud
160
kande
i)
Volgens onze beschrijving toren slechts jaren zijn geweest, tenzij hij daar reeds aanwezig was vóór den bouw der kerk, wat echter niet is aan te nemen.
63
de
en
in
h'\
het
en
dien
intjarMC
te
der
de
.
om
ine
afgebeeld. Wanneer men dit noodig had, gingen i>die van den Gerechte" en eenige uit »Kennynge inden faire anno XXXIIII het volgende: -»Item »npten XVIII en dach in Julio ghingen 't gerecht ende een deel van der »vroescip, upten toirn 't Sinte Pieters, ende hailden 't grote Segel vander »Stede brieve dair mede zegelen vander leeninge ende hier waren y>over . . . . gedaen upten dach voirsz CC C vive ende veer tic In een ander Kenningboek wordt een naamlijst van Schout, Burgemeesters en Schepenen gevonden, waaronder: ->->Dit si/n die ghene die de slotclen hebben van der hantvestdoir op ten toren." Terstond na het ongeval werden, op last van de heeren van het gerecht, de puinhoopen onderzocht en opgeruimd, ten einde nog te redden, wat niet geheel vernietigd mocht zijn; de resultaten waren echter van weinig beteekenis, zoodat de stad door deze catastrophe vele onbetaalbare geschriften verloor en daardoor groote schade leed. Bij het onderzoek der puinhoopen werden stukken klokken, ingestorten toren gehangen hadden, bijeen verzameld hiervan werd volgend jaar eene klok gegoten die onderstaand randschrift kreeg : ie.
ons
enJa
so
»-J- Salvator, heyt »*f- Den haghel en alle quaet weder verdrijf ie, »•{• Den levenden ende den doden luy ie. »*f- Willem Moer, spar si/n broer maeckten mij. *Int jaer Hern MCCCCCXIII.
dat
ine
eniht
de
wij
de
in
het
;
istohe
de
zij
de
terwijl de achterzijde het wapen der stad Leiden vertoonde. Deze klok werd naderhand, toen toren niet meer opgebouwd werd, voor doel vervaardigden houten klokkentoren buiten de St. Pieterskerk opgehangen, waar gebleven jaar 1745 toen werd klokkenhuis, door ouderdom bouwvallig geworden, afgebroken, klok versmolten jaar 1748 verkocht. De steeg tegenover het voormalige klokkenhuis draagt nog den naam van Kloksteeg. Eenige schrijvers beweren, dat, nadat de toren was ingestort, het thans aanwezige kleine klokkentorentje op het dak der kerk werd aangebracht, waarvan echter juistheid twijfel trekken, daar schildering, door ons reeds herhaaldelijk tot getuige geroepen, dit torentje te zien geeft tegelijk met den toren. Hoogst waarschijnlijk is eene klok door haar val
met
alsok
de
de
inhet
en
de
l)Zo
werden boeken genoemd, alwaar kort loopende zaken daarop betrekking hebbende adviezen vonnissen, eenige andere voorvallen betreffende de politieke regeering van het College van Heeren Schepenen zijn vermeld.
64
—
to
inhet
zij
is,
M.in
Aforme
en
»
M.
en
niet geheel gebroken werd daarna kleine klokkentorentje geplaatst, want van de beide daarin aanwezige klokken is de eene, die 0.55 hoog 0.64 doorsnede gebarsten; zij draagt opschrift: Wilhelmus fedt anno do mini MCCCCXC bona
der
de
dit
dat
Het
•ventnra vocor". De andere is van jongeren datum, 0.47 M. hoog en 0.58 M. in middellijn en draagt tot randschrift: »Afe fecif Pieter SccsiAmstelodamï 1763". behoeft geen betoog, door ongeval ontsteltenis ingezetenen zeer groot was; zij was zelfs van dien aard, dat de Weesmeesters, die plachten te vergaderen in eene kamer onder den toren op
65
het
der
in
die
en
op
en
dat
den
vanhet
als
datwij
vanhet
De
en
het
het
de
EFen
vande
De
de
in
vande
en
to
te
te
enopd
kon
met
alsde
der
metd
en
nog
Men
omde
eni
zijhunod
lot
}en
l
het Raadhuis, dit lokaal niet meer wilden gebruiken uit vreeze, dat ook dezen toren gelijk beschoren was; later echter, toen zij weder van hunnen schrik waren bekomen, hebben vergaderlokaal wederom opgezocht gebruik genomen. Wij zagen reeds, dat, hoewel te vergeefs, pogingen aangewend werden, noodige middelen verkrijgen wederopbouw toren. staat hierbij verbaasd zien, hoevele gelden giften die ramspoedige tijden werden bijeengebracht, waardoor kerk, die door de instorting van den toren veel geleden had, op eene zoo rijke kostbare wijze worden voltooid. beschadigde zijbeuken werden daken hersteld plaats toren werd schip kerk twee travées verlengd (zie GH), terwijl, zooals wij reeds mededeelden, de kerk aan de westzijde werd afgesloten (zie EG) op de wijze, zooals wij haar thans kennen, echter zonder portaal- dit portaal (zie S) is eerst eenige jaren later aangebouwd, toen het ontbreken van een tochtportaal hinderlijk werd. Deze uitbouw was echter niet zoo hoog tegenwoordige, aangezien hoogste verdieping eerst 1637 is aangebracht ten behoeve der blaasbalgen van het nieuwe in de kerk te plaatsen orgel. Door deze wijzigingen verkreeg grondplan kerk, behoudens de twee omschreven kapellen, de tegenwoordige gedaante; ook uiterlijk gebouw, thans nader zoowel uit- inwendig in opstand zullen beschouwen, heeft weinig veranderingen ondergaan. De westzijde van het schip, ter plaatse waar eertijds de westelijke torenmuur stond, kreeg een gevel door twee traptorens geflankeerd, alleuitgevoerd in baksteen met eene zeer ruime toepassing van bergsteen. Deze gevel heeft op 25 M. hoogte een terugsprong aan welks voorzijde eertijds steenen balustrade was; door middel gangpad achter die balustrade zijn de beide traptorens met elkander verbonden en kunnen de bruggen op de dwarsbalken in de kerk bereikt worden. De top, die het schipdak afsluit, heeft twee spitsboogvormig afgedekte blind vensters van traceeringen voorzien, waarboven een geprofileerd vensters rozet aanwezig is, hetwelk licht geeft op de kap boven het houten gewelf; de geheele hoogte bedraagt 34 M. gevel onder terugsprong, eertijds ontworpen uitgevoerd zonder portaal, heeft een zeer groot, rijk geprofileerd en van eene traceering voorzien spitsboogvormig blindvenster, eindigt eene waterlijst, ook om de beide torens heenloopt. Onder deze lijst zijn nog twee spitsboogvormige blindvensters aanwezig, terwijl sierlijke ellipsvormiggetoogde ingang, die van een spitsboogvormig getoogde ontlastingsboog voorzien is, tot de kerk toegang verleent. Het laatst omschrevene is door
en
dusvane
isn
dien
de
l)De
hier bedoelde toren Januari 1573 verbrand eveneens ingestort; tegenwoordige, 1577 voltooid werd, dagteekent belegering der stad.
66
de
vanhet
het
ernog
De
dievanht
der
vane
de
van
en
van
die12
van
den
met
vanhet
ent
vanhet
van
der
in
is,
van
uit
alsde
vanuit
met
de
isvanfde
de
de
isande
ten
De
De
De
zij
op20M.
had
dit
anhetog
van27M.
omp
ande
vanhet
en
de
De
te
en
De
2
vanhet
den aanbouw tochtportaal onttrokken; werd oorspronkelijk slechts verdiepingen hoog opgebouwd, boven verdieping eene balustrade, versterkt door hoekpinakels, en een dak, dat niet met den kerkmuur in verbinding stond, zoodat het groote schoone, reeds genoemde blindvenster zichtbaar bleef. Eerst later werd dit venster door den in 1637 aangebrachten opbouw gedeeltelijk aan het oog onttrokken. traptorens zijn achthoekig aangelegd; hoogte gaan in cirkel over, eene lengte eene achthoekige uitkraging verkrijgen, waarop slanke leien gedekte helmen zijn geplaatst. Deze torens met de helmen zijn 34 M. hoog. noordelijke traptoren straat, zuidelijke kerk toegankelijk; aaa traptorens grenzende muren zijn noord- en zuidbeuken uitgevoerd. Van de zijgevels zijn de benken in baksteen gebouwd, doch alle vensters contreforthoeken bestaan witten steen. muren middelschip vertoonen bijna overal baksteen, alleen de omlijstingen der vensters westelijke deel zijn bergsteen. Toch zijn plaatsen noordzijde, waar tufsteen aanwezig waardoor vermoeden gewettigd wordt, dat de uitwendig zichtbare schipmuren eertijds van tufsteen waren. De twee westelijke traveés, het gedeelte dus oorspronkelijk door den toren ingenomen, zijn echter witten steen groot formaat. In tegenstelling met het voorgenoemde zijn de later voltooide transepten, ook wat de zijfronten aangaat, geheel van witten steen in klein formaat. De vensters der zijbeuken hebben overal hetzelfde profiel, behalve drie vensters in de koorafsluiting, die eene meer ingewikkelde moulnre vertoonen ; daarenboven vensters doopkapel door korte zijden koorafsluiting ook een ander profiel voorgeschreven. De vensters van het middelschip zijn eveneens moulures voorzien; koor hebben deze door eene slechte herstelling verloren. sacristij zuiden koor oosten transept had eertijds een spits dak, gelijkend op een torenhelm, hetwelk thans echter nog slechts gedeeltelijk bestaat. contreforten waren alle afgedekt kleine sierlijke kapjes, leien en looden kruisbloemen voorzien, terwijl de vensters eertijds alle traceeringen hadden ; bij de laatste herstellingen zijn de contreforten eenigszins gewijzigd hersteld, terwijl de traceeringen wederom opnieuw werden aangebracht. kerk maakt indruk niet overtollig rijk, doch degelijk massief te zijn aangelegd en gebouwd. Inwendig worden de schipmuren en de zijbeukafscheidingen door ronde kolommen witten steen gedragen, hoekige kapiteelen en basementen bezitten. Het koor wijkt in zijne onderdeden eenigszins af van de latere vergrooting; zoo zien wij, dat de kapiteelen hier veel
6;
is
der
Het
is
vandeSt.
an
I,
endr
in
de
en
ten
der
doopvont, kerk geschenke heeft gegeven.
als
I
Andere schrijvers beweren, Graaf Willein enz., beide, zoowel altaar dat
i)
datok
van
metd
van
de
vanheti
is
dat
ande
toda
te
in
zo
dat
van
te
an
is
uitde
inde
het
vande
hetS.
Uithe
die
endr
in
okwel
in
dat
ter
ten
van
dat
ter
ten
de
Wij
denof
enog
en
is
was
van
van
vanhet's
ent
de
inhetHofvad
der
de
den
inde
inhet
te
inhet
welofmn
het
an
die
te klein en lang zoo schoon niet zijn als de overige in de kerk aanwezig, alle elkander gelijk zijn. profiel spaarbogen niet overal hetzelfde; lijkt zoekende naar eene gepaste moulure die, eenmaal vastgesteld, overige gedeelte trouw gevolgd. Onder de hooge koorvensters bevinden zich nisvormige versieringen, die echter hier kort zijn, maar schip langer, sierlijker beter verdeeld zijn, terwijl deze versieringsvorm transepten dieper schoener aangebracht. Wij zien hieruit, dat zorgvuldig van de opgedane ondervinding gedurende bouw gebruik werd gemaakt; viel andere versiering niet geheel in den smaak, bij een lateren bouw werd deze veranderd tot de grootst mogelijke volmaaktheid bereikt werd. De St. Pieterskerk was niet alleen de grootste en de oudste, doch ook rijkste drie parochiekerken. willen eenige voorwerpen aanhalen, die de kerk vóór de Hervorming reeds bezat en die wijzen op haar grooten rijkdom. Zoo deelt ons de geschiedschrijver Orlers mede, dat Graaf Willem II Roomsch-koning, de 150 graaf van Holland, Zeeland enz., die in 1227 geboren werd graven Holland, naderhand woning van Heeren Lockhorst, gelegen noorden Pieterskerk oosten Gravensteen, later herinnering zijn doop aldaar aan genoemde kerk »/
68
op
der
ofhetbij
in
en
;dit
is
ge-
van
uithe
date
dathij
ons
is
vande
bijde
der16
isen
is
de
het
en
isop
vanhet
tenidS.
nog
in
en
de
der
en
wel
dan
hetis
enwas
op
den
dat het groote orgel, dat in het midden tegen den toren hing, bij de instorting van toren zijne plaats blijven hangen orgel moet goed stuk werk zijn geweest daardoor vermaard, want toen 1455 den 4"" Augustus door de kerkmeesters van de St. Hippolytuskerk te Delft een nieuw orgel werd aanbesteed, stond in het bestek: »na manieren en fonnen als dat wcrck tot Leijden is tot Sinfe Pieter". Na afbraak van het benedengedeelte van den toren is ook dit orgel weggebroken, doch niet bekend, herstellen kerk wederom geplaatst door ander is vervangen 1 ). Met zekerheid weten wij evenwel, dat na de herstelling kerk tijdens godsdienstoefeningen kerkmuziek zang werden uitgevoerd, want in het gemeente-museum de Lakenhal worden drie schoone imiziekboeken, van leeren banden voorzien, bewaard ; zij hebben eene grootte van o 60 M. bij 0.40 M. bij 0.14 M. en werden bij de diensPieterskerk gebruikt. Het eene dagteekent jaar 1549, papier schreven draagt achterin volgende rijmpje: i> Dit bock is (jüdf becqiuim terwijl beide andere 1559 •tihet moutetbock sijnen naem' dateeren. De thans aanwezige predikstoel moet naar den stijl te oordeelen, di~ laat gothisch meerdere renaissance-motieven vertoont, begin eeuw dagteekenen, hetwelk doet vermoeden, oude kansel instorting toren zoodanig beschadigd, door dat
meth
het
den
l)Van
Micris verwisselt tegenwoordige orgel gothische eertijds tegen lorcnmuur heeft gt'hmigen.
69
en
datope
en
is,dat
zalde
en
is
het
vande
den
Het
ment
is
isen
te
om
in
vande
zij
met
vandit
de
okvanhet
te
of
om
is
onsvadit
zij
en
van
ten
enmt
uiten
De
is.
Het
en
eniht
een nieuwen moest worden vervangen. In dit vermoeden worden wij gesterkt door kerkarchief aanwezig document, plaatsing van den predikstoel betrekking heeft en waarin wij lezen: ^Besteck waerna de heer e kerckmeesteren willen besteden een stoel" enz. in de St. Pieterskerk verder: i>voor eerste aannemer maeken stellen stoel ter plaatse ivaer de oude stoel heeft gestaan, op dezelfde hoogte en breedte als den voorgaande stoel. . . ." overige onleesbaar jammer vooral geen jaartal aanwezig predikstoel, waarvan sprake, waar meesterstuk; benedengedeelte, bestaande achthoekigen steenen voet, zeer schoon bewerkt, rijk geprofileerd profielen doorsneden, zoodat ontzag en met bewondering naar den kunstenaar moet opzien, wiens vaardige hand dit kunststuk heeft gewrocht. In het midden van den voet, het gedeelte dat wij gevoegelijk de schacht zouden kunnen noemen, zijn nissen en voetstukken aangebracht, einde daarin figuren kunnen aanbrengen. bovengedeelte voet, eikenhout vervaardigd, heeft eveneens achthoekvorm, waarboven op acht zich rijk ontwikkelende kolommen het achthoekige dekblad zich verheft. De z. g. kuip van den kansel ligt eenigszins terug, is zestienhoekig heeft kunstig bewerkte, rijk versierde paneelen, waarin renaissancevormen zich vermengen met laat gothische motieven; verder heeft zij groote voetstukken en onder het dekblad overhuivingen, die er op wijzen, dat bestemd geweest, figuren beeldengroepen dragen. ] ) Het klankbord bestaat uit drie boven elkander geplaatste deelen, waarvan naar het ons voorkomt, de beide bovenste stukken alleen bij den predikstoel behooren, daar het onderste deel een eeuw jonger is. Is kunststuk geen juisten datum bekend, koorhek is ons het jaartal onbekend, zoodat wij de dagteekening weer uit den bouwstijl (nl. uit de 156 eeuw) moeten afleiden. Dit koorhek is van eikenhout vervaardigd, bezit twee deuren, terwijl het bovengedeelte door koperen balusters wordt afgesloten. Opvallend schoon zijn fraai bewerkte friezen renaissance-stijl, voorstellende ornementen, koppen en figuren, die voorkomen op de lijst gothische koorhek; klaarblijkelijk zijn daarop aangebracht, een of ander opschrift te dekken, hetgeen ons naderhand gebleken is werkelijk het geval te zijn, want onder deze friezen bevindt zich een zeer sierlijk opschrift, fraaie gothische letters geschilderd, volgenden inhoud: »Ghebenedijt ó° SiJ & Die CN Soete & Name CN Ons e>° Heren ó° l) Van dezen predikstoel bestaat eene goede teekening van de hand van den heer F. Ludewig, architect, opgenomen in het plaatwerk »De Architect,'' ye jaargang oude kunst, nummer 218.
6°
i3°
r
ó°
ó°
•»Jhesu Cristi fy &> 9' Ende 6° /)/ 6° A/aem Zter ó« .Stv/i? 7>Maget Af ar ia & Inde ó° Ewicheijt."
datin
vande
ande
ande
is
die
het
vanzils
met
en
in
de
enop34
te
der
op
omdit
Wij vermoeden dus, dat deze friezen na de hervorming tegen dit schilderwerk zijn aangebracht, paapsche opschrift, deze kerk toen niet meer zijne plaats was; blikken volgelingen nieuwe leer onttrekken. Van den grooten rijkdom dezer kerk getuigen de talrijke altaren, die daarin aanwezig zijn geweest geschat worden. Sommige dezer waren door particulieren gesticht, weer andere waren opgericht door vele gilden en broederschappen, die destijds bestonden en meestal ieder een eigen altaar bezaten, gewijd aan hun patroonheilige ; ongetwijfeld hebben deze altaren pracht schoonheid elkander gewedijverd, hetgeen wij te eer kunnen bevroeden, daar de stad Leiden in de 156 eeuw verschillende beroemde schilders heeft opgeleverd, die, vroom onze voorvaderen waren, voorzeker hunne zullen hebben bijgedragen tot versiering en opluistering van altaren en kerk. Zoo is o. a. in de Lakenhal aldaar nog aanwezig eene triptiek, die voorheen het hoofdaltaar') der St.-Pieterskerk luister heeft bijgezet. Dit schilderwerk, slechts één der vele kunstschatten, kerk heeft bezeten, gelukkig ontsnapt
vernielzucht der beeldstormers; van af het jaar 1574 heeft het gehangen
zijs.
der
de
met
metd
M.;hetisop
te
wij
van
als
de
hetnog
het
dien
deSt.
endr
often
de
van
het
van
de
; is
bij
M.
Het
in
kon
te
inhet
vanhet
endr
in zalen Raadhuis, waarna eene waardige plaats heeft verkregen stedelijk Museum, waar huidigen dage bewondering wekt van den belangstellenden kunstliefhebber. De sage vermeldt, dat een zeker vorst het wenschte te koopen en er, hoewel vergeefs, zoovele gouden dukaten voor bood zijne oppervlakte bevatten, doch aangezien meerdere schilderstukken dergelijke verhalen omloop zijn, geven deze mededeeling voor hetgeen Voornoemde triptiek is geschilderd door Lucas van Leyden, die in deze stad werd geboren, en van 1494 tot 1 5 3 3 leefde. altaarstuk zonder twee openslaande deuren mede rekenen, 2,70 hoog eene breedte 1.85 hout geschilderd en geeft eene voorstelling van het Laatste Oordeel 2). De schildering beslaat middengedeelte binnenzijde deuren. Het is bekend dat ook Cornelis Engebrechtsz., een der leermeesters van Lucas Leyden, Pieterskerk kunstwerken heeft verrijkt; deze, eveneens Leidenaar van geboorte, leefde van 1468 tot 1533 en was eerste minste eersten, zijne vaderstad door Jan van Eyck uitgevonden olieverf in de praktijk toepaste.
alshet
in6,
I
zij
an
in
het
is
an
2)Van
Dit
1) hoofdaltaar natuurlijk niet door Graaf Willem geschonkene. «Het laatste oordeel" bestaat eene reproductie omtrek, eertijds thans in 3 stukken (de 6 stukken zijn later tot 3 teruggebracht, doordat men de koperen platen twee twee elkaar heeft geklonken); staan bekend
werk van Pieter de Mare, doch moeten wellicht aan Abraham Delfos worden toegeschreven, naar wiens teekening zij echter in alle geval vervaardigd zijn.
van
der
inde
of
de
het
en
vane
inde
dane
die
en
nogisde
was
in
anhet
inde
de
als
van
in
en
op
wijde
dat
dieSt.
van
zij
in
der
isdt
de
nog
er
dien
der
opde
en
het
metd
inde
de
M.
De
te
men
okde
inde
is
anhu
dat
Het beste en schoonste van zijne hand, een tafereel met twee deuren, eertijds gediend heeft grafteeken voor heeren Lockhorst, ter nagedachtenis geslacht boven hunne rustplaats Lockhorstkapel opgehangen, gelukkig vandalisme beeldstormers ontkomen- later is dit stuk overgebracht naar het huis van Lockhorst en in de iye eeuw zag Utrecht het binnen zijne muren. Deze schildering stelt voor het lam Gods en het boek met de zeven zegels uit de openbaring van den H. Johannes, benevens vele figuren, de welgelijkende beeltenissen der schenkers in de gedaante van »prianten'' vertoonend. Hebben wij hier eenige voorbeelden aangehaald, die bewijzen, dat vele kunstwerken vorm schilderstukken deze kerk zijn aanwezig geweest, beeldhouwkunst hier rijkelijk vertegenwoordigd. Zoo bevonden zich in het koor tegen de kolommen de beelden der 12 apostelen, naar zegt marmer uitgevoerd; duidelijk plaats herkennen, waar voetstuk baldakijn kolom zijn ingemetseld geweest. twee oostelijke beelden, achter hoofdaltaar stonden, waren 1,60 hooger geplaatst andere aangezien ruimte tusschen voetstuk en baldakijn 1.62 M. was, kunnen wij afleiden, dat zij alle 1.50 a 1.55 M. hoog moeten zijn geweest. Achter de figuren der apostelen waren kolommen beschilderd vorm tapijt gordijn, dat als achtergrond moest dienst doen. Tijdens de Reformatie zijn deze beelden verdwenen en werden voetstukken en baldakijns stuk geslagen. Reeds vóór dat deze apostelbeelden in het koor werden geplaatst, waren kerk verschillende plaatsen muurschilderingen aanwezig; zoo vinden wij aan de noordzijde van het koor op den derden kolom van af de koorafsluiting eene muurschildering, in 1844 ontdekt, die verdeeld is in 8 afdeelingen, welke ieder een beeld voorstellen. In de 4 bovenste afdeelingen zien heiligen: Petrus, Andreas, Johannes onbekende, terwijl de 4 onderste de figuren weergeven van : Zanfrancus. Gregorius Christophorus Antonius. In 1887 werd meest zuidelijke kolom koorafsluiting eveneens eene muurschildering ontdekt, voorstellende twee engelen, heiligenschijn vasthouden, welke ben eden waarts stralen van zich afwerpt, terwijl onder eiken engel drie groene boomen geplaatst zijn ; bovendien is op denzelfden kolom een inwijdingskruis zichtbaar. Behalve deze beide muurschilderingen zijn zeker meer onder kalklaag verborgen. Ook het hooge houten gewelf van het middelschip vertoont nog sporen eener eenvoudige schildering; jammer echter gewelf, doordat de kerk tijdens beleg stad 1574 langen tijd heeft moeten dienen voor doeleinden, waarvoor niet bestemd was, zoodanig vervuild, van eene restauratie .geen sprake kan zijn. Alvorens beschrijving eenige kunstwerken,
72
—en
op
en
met
de
en
enht
zo
inde
en
van
die
en
opalwt
die
te
te
het
dathe
;de
had
nog
der
anhuog
te
had
en
de
an
dat
hemd
enht
met
de
wasend
vanhet
de
en
de
het
met
en
met
en
vande
de
zo
van
5
end
het
met
het
vanhet
enad
daten
Pieterskerk heeft bevat, te eindigen, moeten wij volledigheidhalve nog vermelden, zekere Willem Heerman eigen kosten ander vinden wij in eene oorkonde van het jaar 1462 — heeft doen vervaardigen zuidzijde koor doen opstellen schoonen lezenaar, waarop hij met ijzeren kettingen had bevestigd twee door hem zelf geschreven boeken, oude nieuwe testament, opdat deze daar ten eeuwigen dage zouden blijven, zonder dat zij werden uitgeleend. Aldus getooid vele kostbaarheden versierd ontelbare voorwerpen van kunst en goeden smaak, waartoe elk ambacht het zijne had bijgedragen, bleef de St. Pieterskerk een voorwerp van bewondering tot eindelijk helaas! voor haar rampzalige, voor Roomsch-Katholieken kerkelijke kunst noodlottige jaar 1566 aanbrak. De beeldenstorm, in Zuid-Nederland opgestoken, begon spoedig ook ten noorden van den Moerdijk te woeden en aldra was het te voorzien, dat ook Leiden niet van zijn gruwelen, zou verschoond blijven. Op den 2 sten Augustus gemeld jaar werden eerste baldadigheden St. Pieterskerk gepleegd door Smijtgen bij nacht en Vos; dit was de onheilspellende voorbode gruwelen, zouden plaats hebben, want daags daarna drongen eenige beethoofden der nieuwe leer, vergezeld van lieden van het laagste allooi, het schuim der Leidsche bevolking, het heiligdom binnen wierpen zich, zooals Snellen Vollenhoven 'Jzegt, woeste drift daar kostbaars prachtigs, kunstigs eerwaardigs was, hebben grootste deel daarvan vernield, vaneengereten, gebroken en vertrapt. De boven door ons beschreven apostel-beelden werden met koorden van hunne voetstukken afgerukt en vielen op de zerken te pletter; de prachtige schilderijen toeslaande deuren werden door razende menigte doormidden gekapt, vanen werden van hunne standaards gereten en in flarden gescheurd, terwijl elders monstrans gewijde vaten werden geroofd. Toen eindelijk woede grauw bekoeld menigte zich, vernielensmoede, verwijderd had, kwam verschrikte pastoor, zich zijne kapelaans koorknapen schuil gehouden, voorschijn gelukte kerkdeuren eindelijk gesloten krijgen; schouwspel van verwoesting, zich thans voordeed, valt niet beschrijven: de kunstproducten en kostbaarheden, die aan het voorgeslacht jaren en jaren arbeids hadden gekost, dit alles was in de korte spanne tijds van eenige uren gebroken, verscheurd, beschadigd, vernield of verwoest. Weldra bleek echter, dat deze verfoeilijke gruwelen slechts te wijten waren eenige beethoofden Hervormden, doch grootste deel van Leiden's burgerij nieuwe leer niet omhelsd geestelijkheid,
bijde
van
vanMr.KIFC
te
i) Snellen van Vollenhove geeft in het werk »De gedenkteekenen in de Pieterskerk Leyden" Kneppelhout Sterkenburg inleiding eene korte beschrijving der kerk.
73 de
het
dathe
in
den
vande
der
de
zo
en
en
het
vandit
zal
de
met
de
is,
vande
menhtogk
den
den
omhet
met
de
en
der
to
of
en
met
de
enopd5
had
in
van
Het
ande
de
opden
die
den
en
en
te
en
de
die
en
4
Don
dien
de
de
vandt
de
die
kon
de
en
dat
Ookde
op
die trouw bleeft haren post, droeg zorg, kerkgebouw, door gepleegde heiligschennis ontwijd, weldra op nieuw werd gewijd en van alle smetten gezuiverd. burgerlijke overheid droeg daartoe hare bij, want in Mei van het volgende jaar werd openlijk afgekondigd, alle kostbaarheden, vaat- beeldwerk, door beeldstormers waren geroofd ontvreemd, binnen dagen moesten worden teruggebracht dat gilden gehouden waren hunne altaren herstellen, waarna Augustus van dat jaar de plechtige consecratie door den bisschop van Utrecht geschieden. Toen volgden plechtige processiën ommegangen door de kerk, om den zegen des hemels over den Roomschen. godsdienst af te smeeken, terwijl broeder Floris, een beroemd redenaar uit dagen, door talrijke predicatiën sermoenen goeden geest trachtte staande te houden ^ dat de gemoederen thans weder eenigszins tot rust en kalmte waren gekomen, blijkt uit het feit, dat den ien October 1568 plechtige uitvaart voor Carlos, oudsten zoon koning van Spanje, ongestoord in de St. Pieterskerk kon plaats hebben, on den 1500 December jaar gevolgd door voor zijne gemalin, Isabella van Valois. Zoo ongeveer bleef de toestand tot 1572, doch deze betrekkelijke rust was kalmte, storm voorafging, want laatsten September van evengenoemd jaar stak de beeldenstorm met hernieuwde woede op en werden boven beschreven gruwelen herhaald, thans echter door burgers en de soldaten, wier macht en invloed toen zoo groot was, dat de kerk voor immer heerschappij Katholieken werd onttrokken. ruime, thans allen beeldentooi ontbloote kerkgebouw werd door de Hervormden bezit genomen, toen eenmaal nieuwe leer haar intrede gehouden October voor eerst door Hervormd predikant voor Hervormde toehoorders daarin gesproken was, toen brak voor onze St. Pieterskerk eene gansch nieuwe periode aan. Voortaan zouden muren eertijds schoone bedehuis niet meer heerlijke, geschilderde tafereelen worden overtogen, geen beelden zullen meer hare kolommen wanden versieren, geen kunstenaar meer beitel penseel vaardige hand voeren, Godshuis kunstschatten luister bij te zetten; voor het kunstambacht wordt voortaan eene bron afvoer zijner producten gestopt, kunstenaar wordt gelegenheid ontnomen om uiting te geven aan zijn vromen kunstzin, het ambacht kunstborduurwerkers vooral heeft genadeslag bekomen. Van af dit tijdstip is de geheele geest van het kerkgebouw veranderd: muren pilaren vertoonen voortaan, waar wendt, meest eentonige, meest vervelende tint; vele sieraden behalve het koorhek, waarvan echter, zooals wij reeds zeiden, het hinderlijke al te paapsche opschrift door het aanbrengen van friezen aan het oog der Hervormde kerkbezoekers moest worden onttrokken, en de predikstoel, welks beeldengroepen eveneens een steen des aanstoots waren en daarom ver-
74
en
de
de
dan
en
wijderd werden, geen spoor meer overgebleven; inplaats van plechtige misoffers, begeleid door gewijde kerkmuziek, inplaats van stichtende ommegangen processiën, worden voortaan predicatiën gehouden psalmen aangeheven. Als tegemoetkoming in de door hen geleden schade werd op 4 October aan de geestelijken medegedeeld, dat zij allen zooveel zouden ontvangen, dat zij daarvan konden leven, en werd hun bevolen binnen 14 dagen hunne renten en pachten op schrift over te leggen of onder eede mede te deelen, hetgeen echter met het oog op de verwoesting en ingebruikneming van hun dierbaar heiligdom slechts een magere troost was. Oorspronkelijk werd kerk gebruikt voor godsdienstoefeningen der Hervormden en beantwoordde dus nog eenigszins aan haar doel, maar
de
enht
in
weldra, toen Leiden nood verkeerde beleg voor stad geslagen Zo
is,de
de
en
en21
ine
31
datine
van
zij
zij
hij54
die
uit
en
en
die
en
van25Meito3
to
van
de
het
van
de
danok
van
het
zouij
was, dienst doen voor gansch andere doeleinden. lezen wij, dat reeds den 1300 December 1572 de St. Pieterskerk vol soldaten lag, zoodat wij gerust kunnen aannemen, dat dit eertijds zoo schoone gebouw door baldadigheid van het woeste krijgsvolk, door het stoken van vuren, stallen wellicht paarden enz. toestand gebracht niet behoeft onder te doen voor dien van eenige jaren terug tijdens de beeldstormerij en welker treurige gevolgen thans nog aan gewelven enz. zichtbaar zijn. Aangezien er gegronde vrees bestond voor een belegering door de Spanjaarden, hetgeen tusschen October 1573 Maart 1574 heeft plaats gehad, werd stad vooraf geproviandeerd werden drie hoofdkerken Leiden voorraadschuren verlaagd. Tijdens tweede beleg October 1574, geschiedenis van ons land algemeen bekend staat om zijne hevigheid en door bange dagen honger ellende, inwoners hebben doorworsteld, werden deze kerken wederom door de overheid benut en werden daarin vleesch, brood, beschuit andere levensmidden verkocht en aan behoeftigen uitgereikt. Eerst op den yen October, toen de stad door Willem van Oranje ontzet was, kon de St. Pieterskerk wederom aan hare bestemming beantwoorden, want de admiralen en het scheepsvolk die het uitgehongerde Leiden ontzet hadden thans levensmiddelen voorzagen, togen vereenigd met de verheugde stedelingen gezamenlijk naar de St. Pieter om door gemeenschappelijk gebed en gezang den Heer dank te zeggen voor de verlossing der stad uit de handen der Spanjaarden. Nadat deze bekende gebeurtenissen onze vaderlandsche geschiedenis zich hadden afgespeeld en rust en vrede van lieverlede wederom terugkeerden, kon de St. Pieterskerk zich geleidelijk weer herstellen van de slagen, haar hadden getroffen. Herhaaldelijk werd gewit, zoodat wederom een helder aanzien verkreeg, terwijl reeds in 1578 twee pilaren van het koor door den schilder David Cornelisz. met de tien geboden beschreven werden, voor welken arbeid ponden kreeg uitbetaald; thans zijn deze schilderingen niet meer aanwezig. Om de naaktheid der muren te temperen, werden in den loop der
75 de
de
aren tegen kolommen borden aangebracht, welke door verschillende gilden geschonken werden ; zoo kennen wij 2 gildeborden, welke beide den gebogen vorm bezitten, waarvan het eene, door het weversgild geschonken een groot opschift draagt en bovendien bovenin de woorden bex'at : ~!>Anno Domini 1581 tnaense July." terwijl onderin te lezen staat : f>Claes Pieter Eijngelszoon. Cornclis Oliviersz. •^Pieter Rembransz. Joost Jansz.
is:
het
•»Homans A°. 1581." Het tweede bord, dat van het schoenmakersgild, is ongeveer aan het eerste gelijk, doch het bovenschrift ervan is onleesbaar, terwijl het onderschrift volgende chronicum f>God gheef schoenmakers aLhlcr »I« dueChden fLeVen »Z)L? het stuC de\Jr \Aefden fier »lu \Jro\\Chdeu an
de
vande
het
nogi
vande
toande
M.en
van
bij
nadei
ofde
met
te
Wij
de
is4M.
dit
,
enwasv
inhet
Don
te
wijde
nog
en
andit
van
et
is
entr
ophet
en
en
de
Inhet
jaar 1602, 1610 1648 zijn meer gildeborden kerk geschonken daarin opgehangen, doch laten chronologische volgorde betrachten deze borden zijner tijde bespreken. In het kerkarchief vinden wij eenige stukken, die er op wijzen, dat in de jaren 1586 en 1587 eenige reparatiën aan het dak der kerk en aan dat van het koor noodig waren en in die jaren dan ook zijn uitgevoerd. In het daaropvolgend jaar op den 6en dag der Oogstmaand behaalde Jonkheer Pieter van der Does, onder-Admiraal van den Heer van Warmond, met een Hollandsch schip op de hoogte van Duinkerken eene schitterende overwinning Spaansche galjoen onder Diego Pimentel, hetwelk hij geheel ontredderd schoot en veroverde ; den wimpel van het buitgemaakte schip schonk hij bij zijne terugkomst aan de stad zijner inwoning, alwaar deze in statigen optocht naar de St. Pieterskerk werd overgebracht herinnering dappere feit koor werd opgehangen. Hij vervaardigd grof linnen bijzondere lengte, daar hij, heel boven tegen het gewelf vastgemaakt en gedeeltelijk opgewonden toch nog den vloer raakte ; in het bovengedeelte was geschilderd de afbeelding van Christus aan het kruis met het onderschrift: »Ex/trge Christel jndica causam tuain" terwijl lagerop wapen koning van Spanje voorkwam; gedeelte knieën Christusfiguur lang eene breedte 2.90 wordt thans Lakenhal Leiden bewaard. kunnen niet zekerheid mededeelen, Hervormden bezitneming der kerk zich oorspronkelijk bij hunne godsdienstoefeningen van een orgel hebben bediend, doch zijn geneigd hierop ontkennend te antwoorden, daarwij geene gegevens kunnen vinden, waaruit blijkt, dat een orgel in de
76
der
;de
is
in
vande
zal
is;het
die
vanhet
of
te
de
den
het
»na
to
dit
vane
der
en41
te
en
en
dus
en
tohe
de
met
dit
bijden
hij
ons
onste
te
opden8
het
te
vanhet
en
den26
ik
als
de
en
inde
het
in
onsmetd
enaht
dienht
te
kerk aanwezig was, en dit te meer nog, daar het verboden was zich bij de kerkgezangen door muziek doen begeleiden kerken Hervormde gemeenten, bezit waren orgel, bedienden zich hiervan slechts vóór sermoen. Toen naderhand echter verbod opgeheven, werden in vele kerken orgels aangeschaft; menig kerkgebouw kunnen wij dan ook opnoemen, waar in het tweede deel der eerste helft van de iye eeuw om deze reden de levering van een orgel werd aanbesteed. Ook in de St. Pieterskerk is dit het geval geweest. Reeds in 1629 was voor dit gebouw een orgel vervaardigd en geplaatst boven den aanbouw door naam »Sacristij" bestempeld, doch later archief kamer ingericht, hoewel eerst 1636 deliberatiën Kerkeraad overleg met die van den gerechte" van 2, 9 en 11 Mei besloten werd, dat voortaan psalmgezang gemeente door orgel worden begeleid. Blijkbaar heeft dit echter niet aan de gestelde eischen kunnen voldoen, want jaren 1639—40 werd tegen westmuur schip het tegenwoordige orgel aangebracht, terwijl het andere in 1733 naar de Marekerk werd overgebracht en aldaar is opgesteld. Het voorste gedeelte daarvan, de z. g. borstwering, dagteekent echter van het jaar der overbrenging schijnt vervaardigd zijn naar min- meerdere ruimte, het in genoemde kerk kon innemen. In het archief der kerk vinden wij een uitvoerig verslag van Rudoll Garrels betreffende deze overbrenging en van de wijze, waarop van het orgel in "Marekerk zeer goed fraai stuk werk maken slot hiervan luidt volgt: » Wanneer ondergeschreeven alle materialen maeken •^veranderen van al het bovengemelde er toe verschaf, mijn arbeidsloon er •)> ondergereekend, oordeel ik daaraan, op het minste en nauwste gesteld, te •^verdienen de somme van vyƒ tienhonderd guldens. Doch ik verzoek, volgens •^ordinaire gewoonte, te moogen hebben, zoolang ik hier te Leijden aan dit morgei werk, een blaasbalgtrapper buiten mijne kosten, alsmede vrij vuur, plicht en orgelmaakerskamer. »Leijden, Octob. 1733. » UwclEd. onderdaanige dienstwillige Dienaar y>Riidolf Garrels." Den 2i e n Januari volgend jaar wordt besloten orgel eenige pijpen te versterken, i>omme beter in staet te zijn in eene groote confluentie van menschen te voldoen'', mits de kosten daarvan ad 1900 guldens door de kerkmeesters worden gedragen; ook dit werk schijnt niet doelmatig zijn uitgevoerd, want September 1781 neemt Hendrik Herman Hess aan, orgel weer voor 2925 gulden herstellen. Zijn van dit orgel slechts weinig bijzonderheden bekend, van het tegenwoordige staan meerdere gegevens dienste. Dat de kroniekschrijver J. Jz. Orlers in zijn 2e uitgaaf van 1641 omtrent beide orgels niets mededeelt, hoewel toch persoonlijk bouw 6
van
enMr.
van
in
dat
Mr.
denuit
Den9Mi
of
inde
en
end
Mrs
de
vande
f
anhet
bij
a°
der
2)
1) Gerechtsdagboek C folio 318. Rekening stad 1643 bladz. 140.
.
.
vanhst
het
de
en
en
inde
van
en
de
.en
anhet
en
hadet
is
het
en
Het
.op
het
ompte
bijde
an
de
26
de
»de
vander
het
van
Het
die
onshet
dathijn
daarvan is betrokken geweest en een paar jaar later zelfs bij de oplevering is tegenwoordig geweest, moet worden toegeschreven aan de omstandigheid, zijne kroniek niet bijzonderheden afdaalt; maar meer verwondering baart feit, Frans Mieris Daniel Alphen, zelfs zeer onbeduidende zaken hebben behandeld, niets omtrent deze orgels weten mede te deelen; waarschijnlijk hebben zij hieromtrent geene bescheiden kunnen opsporen. groote orgel werd jaren 1639—41 vervaardigd door Galter en Germer van Hagerbeer (wellicht ook wel Germer Galtus en Jac. van Hagerbeer), afkomstig Alkmaar Amersfoort. 1643 werd woor goed opgenomen gepresen" door twee organisten, Haarlem (Cornelis Helmbreeker?) de ander uit 's Gravenhage, in tegenwoordigheid van den Burgemeester Jan Jansz. Orlers, Jan Rippert van Groenendijk en Claes Meer, benevens toenmalige Kerkmeesters ] ). Toen werd besloten twee beschrevene organisten orgelmaeker •»daeghs daaran op een maeltijt te tracteeren ten huijze van Arent Dirksz. •ïCortenbosch Kerkmeester, welke maeltijt heeft plaats gehad en waarop •>)ook Burgemeesters verschenen zijn'"' *). »Den Juni werd Arent Cortenbosch wijnkooper 106.16 betaald »voor de oncosten van den maeltijt op dewelcke van stadswege getracteerd »en gedefroyeerd zijn Meesters organisten Kerkmeesters ^Hoofdkerken deser stede alhier ontboden nemen werk •» gr oo te orgel in de Pieterskerk alhier bedragende d'oncosten van de voors. »maeltijt met de Rinschen wijn op deselve gedroncken f 106.16 volgens »ordonnancie van dato IJ Juni IÓ^.J.) Gaan wij nu over tot de beschrijving van dit orgel, dat hangende is aan den westmuur der kerk. Het geeft den indruk van een knap stuk werk, heeft een gebogen vorm en wordt gedekt door een fronton, waarin het Leidsche wapen voorkomt. Hieronder op het fries, indien wij deze gebogen ruimte aldus mogen noemen, bevindt zich opschrift: i> Looft Godt met .psalmen harpen organen." Boven het klavier komen een zestal geschilderde wapens met onderschriften voor, welke wij nog nader zullen toelichten. voorste gedeelte, waarin vloer steunt waarop borstwering rust, heeft zeer grilligen vorm bevat voorts aantal werkende pijpen, terwijl ondergedeelte hout zeer eigenaardig gewelfvorm opgelost. Oorspronkelijk orgel vier vleugeldeuren, twee boven, twee vooruitspringende benedengedeelte, zoodat sluiting dezer deuren de orgelpijpen geheel aan het oog werden onttrokken en stofvrij waren afgedekt. Na de voltooiing in 1641 werden er de wapens
78
der
inder
des
op12
an
den
vanhet
die
vande
ter
of
in
dat
ok
l)
Kerkarchief.
ons
der
der
-en
—
ten
inde
der
»
inde
der
meth
—
van
—
Hetisvan
vanhet
inde
metd
vanhet
envad
van
—
vande
de
der
van
uit
inhet
en
opdat
an
die
dathe
de
de
die
Le
Ia
den
R.van
om4
de
in
als
enaJ.d
Jan
de
de
vanhet
der zeven kerkmeesters op aangebracht, doch bij een besluit van 16 April 1798 werd gelast de wapens op de orgels uit te kappen en de schilden te oververven, hetgeen ook is geschied; 10 jaren later echter, bij eene vernieuwing orgel namen geschilderde wapens toenmaals regeerende kerkmeesters weder plaats uitgekapte gebeeldhouwde. Ook in 1773 hebben er herstellingen aan dit orgel plaats gehad, want in het volgend jaar werden hiervoor betalingen gedaan aan den orgelmaker Assendelft Veile, voogd over minderjarigen Samuel Assendelft, voor reparatiën genoemd jaar, alsmede Hendrik Blokz, orgelmaker te Amsterdam, voor het stellen (— stemmen) van het orgel 2). Bij bekende ontploffing kruitschip Januari 1807 namiddags uren werd kerk orgel groote schade aangericht; de orgelmaker Arkel, juist oogenblik ruigwerk aan arbeid was, meende, orgel totaal elkaar werd geslagen, zoo hevig was de losbarsting. 1808 werd aangerichte schade door genoemden Rijk Arkel, het timmerwerk door Barendregt hersteld, terwijl het schilderwerk door Jacob Fier, tevens zooeven besproken wapens kerkmeesters aanbracht, verricht werd; ten slotte deelen wij nog mede, dat het orgel in 1843 opnieuw hersteld is, welk werk in 1847 werd voortgezet en de som van 7643 gulden beliep. In de kamer der gemeente-commissie hangen eenige schilderijen, waaronder er zich een bevindt, dat ons een gezicht geeft van de kerk en het orgel, waarvan de vleugeldeuren, zoowel de bovenste als de onderste nog duidelijk zichtbaar zijn; verder bevinden zich daar nog twee ingeraamde en achter glas geplaatste waterverfteekeningen, waarvan eene vertoont de bewuste zeven wapens der kerkmeesters: Cornelis van Dorp — Jacob Jansz. Berch Arent Dirxsz. Cortenbosch Pieter Joosten Warmont Gerijt Matheeusz. Tollenaar Gerijt Bontius Mathijs Willemsz. Tol, onderschrift: »Wapens Heeren Kerk•» meester Hoofdkerken stad Leyden, Tijde plaatsing »
79
datome
vanhet
ter
vande23
of
ophet
in
vane
de
inde176
van
vanhet
het
J.A,van
bijC.J
omen
in
en
en
het
wijernogvaht
okhet
van
het
wij
enva
dievan
inde
uit
uitdeO.L
in
zij
in
be-
metd
de
ƒ
to
dathun
het
alsmen
de
en
van
zal
de
het
d.av
den26
wijn
is;wj
okindeSt.
aan overledenen werden opgehangen, hetgeen Pieterskerk geschied betwijfelen echter, daarvoor oorspronkelijk moest worden betaald, aangezien eene orde begraven Juli 1663, welke Juli »na voorgaande klokkengeslag poeye »Raadhuis" voor volk werd afgelezen, vinden vermeld, geleidelijk ingeslopen misbruiken tegen te gaan en verbetering te brengen in kerkelijke inkomsten, voortaan »van ieder vierkant wapen, 't welk »de Kerken betaald worden 25 guldens, ende wapen eene ?>kas hangende 50 guldens. *) In eene memorie van kerkmeesters der hoofdkerken binnen Leiden, van 1794 dagteekenend, zien wij, dat deze prijzen verhoogd waren en voor het ophangen wapens reeds 75,— moest betaald worden, terwijl zij daarin voorstellen die som te verdubbelen en te brengen op ƒ150,—; verder vernemen wij daaruit, dat er gemiddeld twee wapens per jaar werden opgehangen voor wapens boven ordinaire maat kerkmeesters werd geaccordeerd. Dat overheid dusdanige maatregelen overging, laat zich grijpen, weet, aantal onrustbarend vermeerderde; 1795 zijn de houten wapenborden en rouwkasten in overgrooten getale uit de kerk verwijderd, zoodat thans nog slechts een 20 tal steenen gedenkteekenen (behalve de later aangebrachte) aanwezig zijn, waarvan e enige wijzen op het einde der lée eeuw, de overige meest alle van 1620—1650 dagteekenen. Over algemeen munten niet door architectonische schoonheid; twee daarvan werden 1819 Vrouwekerk Haarlemmerstraat naar deze kerk overgebracht, namelijk Josephus Justus Scaliger Carolus Clusius x ). Was, zooals reeds zeiden, eeuw eentonige naaktheid der kerkmuren door aanbrengen boven beschreven gedachtenistafels en wapenborden eenigszins getemperd, aanbrengen gildeborden heeft daartoe het zijne bijgedragen; behalve de beide vroeger reeds vermelde van 1581, het eene geschonken door het weversgild, het andere door het schoenmakersgild, vinden jaar 1602 metaalbewerkersgild, een van 1610 van het kleermakersgild en een, daar geplaatst door timmerliedengild 1648. Het eerstgenoemde is rijkelijk voorzien van en versierd met metalen voorwerpen, gegroepeerd gerangschikt opschrift, waarvan bovenschrift luidt: vTwoord Gods es een onblusschelig vuyr", terwijl het tot onderschrift heeft: »Ter Eeeren Gods, gedachtenis gestelt Morlch,
l) Van Mieris: «Beschrijving der stad Leyden". Deel i — Bladz. 83.
8o
, Ja. D. va Overkerck, Pa. w. va Breda, Afa, Neef van Saellinge, •»ende gildebroeders". ').
als
is:
en
het
het
vane
Het
tweede bord bevat kleermakers-attributen kleedingstukken omlijsting groot opschrift, waarvan bovenschrift volgende »S0 ghij eenen naeckten siet, soo cleet hem. Esa — 58 — v. 7".
van
Het onderschrift luidt: •»Keindern Jacobs Sonnevelt, •»Matys, Jansz. melk stop, „Frans. Jansz. Bors. •»Jan Ariaens, »Z van Os." 1). l) Voor de beschrijving der monumenten verwijzen wij hen, die omtrent dit
8i
zn
ter
uwt
opden
Het bord van het timmerliedengilde, versierd met timmermansgereedschappen en met een wapen, waarin passer, schietlood, hoek en maatstok, draagt tot opschrift: f>Die santgront bout doet dwaeslick". en tot onderschrift: » Geschonken Jons' •»ten Milt van I. I. D f>Mey Eerren Josephs
*Giir !). nog
en
in
Jan
vande
of
om
men
wij
is
;uitde
de
vander
enwlt
van
in
zal
en
toande
en
met
indeSt.
der
Ook
De
hetm
75
van
der
hetaf
de
Werden muren kerk gilde- wapenborden gesmukt, op andere wijze trachtte men het inwendige een goed en helder aanzien te geven: zoo lezen wij in het kerkarchief, dat Huig Janse van Soest voor bikken alle pilaren Pieterskerk bovenkanten basementen gulden rekent, ander netjes zuiver gedaan, zooals volgens monster worden aangewezen; doch daarenboven moet hij nog een half vat goed bier voor zijne knechts ontvangen. Den nen Augustus 1661 werd hij uitbetaald. afgebikte pilaren bleven niet steeds dezen toestand, want het archief vinden wij in de i8e eeuw herhaaldelijk posten voor het afragen, afvegen, schoonmaken en witten der St. Pietei'skerk. komen daarin meermalen posten voor uitgaven voor herstellingen aan het uitwendige gedeelte; zoo lezen wij, dat Jan Jansz. Dou, gezworen landmeter, op den ^oen Juni 1690 het dak van het noordeinde der kerk gemeten heeft, verzoeke loodgieter Willemsz. Pluijm door deri landmeter vervaardigde teekening bedroeg oppervlakte i9 3 / 4 vierkante roeden. Vermoedelijk deze opmeting geschied, ten einde het dak van eene nieuwe leibedekking te voorzien. Het zou ons te ver voeren, indien wij hier alle herstellingen, veranderingen of vertimmeringen, voor zoover het kerkarchief daarover licht verspreidt, wilden aanhalen, waarom hier slechts eenige hebben aangestipt. Aangezien het onderhoud van een gebouw als de St. Pieterskerk steeds schatten gelds vereischt, begon reeds vroegtijdig, klaarblijkelijk om de inkomsten der kerk te vermeerderen, de omliggende gronden te benutten, om particuliere woningen op te bouwen: waarschijnlijk is dit betreurenswaardig gebruik fraaie monumenten geheel gedeeltelijk door ombouwing aan het oog te onttrekken bij de St. Pieterskerk reeds in 1593 begonnen. onderwerp meer wenschen te weten, naar het werk van den Heer Mr. K. J. F. C.
te
inde
»De
van
Kneppelhout Sterkenburg, getiteld: gedenkteekenen Pieterskerk Leijden". 1864. l) Deze gildeborden zijn gerestaureerd, zoodat wij aan de juistheid van sommige opschriften mogen twijfelen.
82 *
der
inhet
men
de
de
deSt.
en
;
is
enis
toenm
op
der
het
of
der
van
van
T.
het
en
de
J,de
inde
borden zijn aangegeven jaren vervaardigd, eerste door Reets, tweede door Groot, doch jaartallen namen werden later ingevuld.
l)De het
of
der
de
).is
en
Het
in
1
het
op
vande
nogde
van
de
vane
en
van
metn
en
en
ison
der
i9
e
en
In het midden der 17° eeuw, uit welken tijd de woningen dateeren, welke thans nog aan het koor staan, werd de kerk gaandeweg bijna geheel ombouwd ontstond toestand, zooals dien midden eeuw heeft gekend. Tusschen deze door het kerkbestuur gebouwde woningen werd, grenzende aan de zuidzijde van het koor, in 1675 de tegenwoordige kamer Gemeente-Commissie gebouwd; waar deze voor dien tijd hare vergaderingen heeft gehouden, onbekend. Deze kamer, ruim vertrek schulpvormig gewelf hout, waarop groot aantal geschilderde wapens voorkomen, heeft steenen schoorsteen, waarvan eene schildering bijbelsch landschap, geflankeerd door in hout gesneden wapens met onderschriften, het bovenstuk vormt. Dagteekent de schoorsteen van 1675, de gewelfschilderingen daarentegen zijn iets later aangebracht. Het buffet met de in het vertrek aanwezige kasten en houten lambrizeering wijzen op de 2° helft der i8e eeuw, ongeveer 1760. Onder het meubilair, dat de kamer tot sieraad verstrekt en tegen een goudleeren behang is aangebracht, noemden wij in den aanvang van ons opstel reeds schilderij, voorstellende Pieterskerk vóór instorting van den toren. Dit schilderstuk op paneel moet naar onze meening dagteekenen uit het midden der i8e eeuw, zoodat het dus eene kopie moet zijn eene andere schilderij, naar bestaande platen moet zijn vervaardigd. Het eveneens reeds vermelde tableau, voorstellend de westzijde van het middelschip met het in de kerk aanwezige oorspronkelijke orgel, vertoont vier vleugeldeuren, welke eertijds bezat; andere schilderij van het orgel vertoont daarentegen deze deuren niet meer, is slecht van teekening en van schildering en heeft bovendien nog eene fout in het groote opschrift. Verder bevinden zich nog in deze kamer twee borden, bevattende de namen kerkmeesters hoofdkerken stad. De namen zijn perkament geschreven, hetwelk hout bevestigd eerste bord loopt 1 5 3 2 1733 1714 vervaardigd, terwijl het andere de namen bevat van af het jaar 1734 tot en met 1868 en 1734 gemaakt jaar 1595 wordt gemist, doch namen kerkmeesters dat jaar zijn bij J. Jz. Orlers te vinden. De uitbouw in den zuidwesthoek van het koor, door ons in den aanvang »sacristij" genoemd, is thans ingericht tot kerkarchief; evenals van Mieris zijn wij de meening toegedaan, dat door de beeldstormers vele oude boeken waardevolle registers zijn vernield zoek gemaakt,
«3
en
of18
dat
isvan
de
wij
is,
wasendt
7 /216 6
der
;
envad
dat
en9
en
is
).
op1
op8
bijhun
der
op6
en
Jante
bijden
dien
van
en
van
en
van
had
van
De
het
in
in
op3
anhet
vande
okhet
bij
opden
A.van
de
inhet
van
indt
was
met
Opden
en
Zo
de
2
M.v
hij
der
okalen
de3
van
;
vane
7 /en 6
5
Bijde
G.vander
den
vande
Het
te meer daar van den opbouw der transepten geen enkel schriftelijk bewijs is teruggevonden *). weinige vermeldenswaard deelen daaruit mede: In portefeuille bevinden zich eenige weinig belangrijke afbeeldingen. o.a. klokkentoren klok, welke eertijds buiten kerk in toren heeft gehangen deze teekening 1761 onderteekend: Loon. teekening klok staat vermeld, haar middellijn voet duim haar omtrek duim voet duim bedroeg. Eene andere teekening wanstaltig portaal door zekeren Xavery vervaardigd moge deze nazaat zijn groote beeldhouwers dien naam, hunne artistieke gaven bezat geenszins. Aan den zuidbeuk van het koor hangen de grondplannen van de vier kerken, waarvan eerste geteekend zijn door Beerendregt 15.3. 1797, Marekerk door Warendorp Jansz. 15.3. 1797 Behalve voor de gewone godsdienstoefeningen werd van de St. Pieterskerk herhaaldelijk gebruik gemaakt voor plechtigheden, waarbij eene groote plaatsruimte noodzakelijk was. hield jaar 1725 hoogleeraar Fabricius gedenkdag van het 150 jarig bestaan der Leidsche academie in dit kerkgebouw eene plechtige feestrede. In 1775 bij gelegenheid van het tweede eeuwfeest der hoogeschool werd in dezelfde kerk eene redevoering uitgesproken door den rector der academie, professor Gaubius, en een Latijnsch gedicht voorgedragen door den hoogleeraar A. van Roijen, telkens ten aanhoore van een zeer talrijk onderscheiden auditorium, waaronder zich deze laatste gelegenheid ook de stadhouder, Prins Willem V, bevond. i7 en Juli 1795 werd hier Alliantiefeest gevierd eene redevoering burger Brink; December 1799 burger Hees hier woord achtereenvolgens hadden kerkgebouw November 1812, November 1815, Februari 1825, 1830 uittocht studenten (jagers), terugkeer 1831 enz. plechtige bijeenkomsten plaats, waarbij telkenmale fiere gebouw talrijke scharen binnen zijne grijze muren aanschouwde. Ten einde een juist inzicht te geven in de zaken, die wij nog hebben mede te deelen, dienen wij terug te keeren tot het jaar 1795. nieuwe leer »Vrijheid, Gelijkheid Broederschap", hoofdstad Frankrijk wortel geschoten zich daaruit over de omringende landen op de vleugelen van den wind had verspreid en gretig werd aangehangen door lieden allerlei slag, verwoede vijanden van elk aristocratisch onderscheid, was oorzaak dat een nieuwe storm 1) In het gemeente-archief bevinden zich Kerkmeesters-rekeningen uit het eind (Red.) ande
der 146 en het begin der 156 eeuw. 2) Beiden waren timmerbazen, kerk verbonden.
84
uit
had
der
en
van
nogwas
van
van
het
dater
en
van
van
enht
de
dus
en
diemnht
ande
van
dat
en
en
van
van
en
ter
met
en
en
hun
van
dien
en
hun
te
ante
ter
omen
ande
Dr.E
van
vandit
de
inde
van
van
deSt.
is,enht
Zois
de
zijhet
de
al
Mr.
en
losbrak, thans niet gericht tegen beelden sieraden kerk, maar tegen alle kenteekenen van adeldom en patricische geboorte. Dra, nadat Pieter Paulus hieromtrent zijn bekend edict uitgevaardigd, werden deze teekenen gezag, rang grootheid kerk verwijderd, doch daarvan, wapenbord »Duyvenboden" werd, dank greintje gevoel, vernielende schare bijgebleven, voor nakomelingschap gespaard. thans Pieterskerk voor tweede maal hare sieraden ontdaan, nu echter voor goed, daar het begraven in de kerk verboden aanbrengen wapenschilden plaatsen monumenten geen reden bestaan meer heeft. Op het einde der i8e en in het begin der 196 eeuw zijn evenwel nog eenige gedenkteekenen kerk opgesteld, reeds aangehaalde werk van Kneppelhout vermeld vindt. Voor gedenkteekens voor Gerardus Meerman (1759) Johannes Meerman (1820) werden de muren van de kerk uitgekapt. Ten slotte knnnen wij nog mededeelen, dat op een in den muur gemetselden steen de volgende regelen zijn gebeiteld: •»PTet inwendige kerkgebouw vernieuwd, door vrijwillige •»bijdragen gemeenteleden, gedachtenis XXIV July )->MDCCCLIX, toen Dr. E. Laurillard zich opnieuw ah leeraar aan de »gemeente vau Leiden verbond, MDCCCLX" Het was tengevolge van het besluit van den bijzonder populairen predikant Laurillard, beroep naar elders niet nemen, maar zich Leidsche hervormde gemeente blijven wijden, kerkvoogden zich genoopt zagen de inwendige meubileering der kerk, indien wij ons zoo mogen uitdrukken, geheel te vernieuwen. De overoude zitplaatsen en eikenhouten banken werden afgebroken, de zerken gelicht, de jarenlange rust der overledenen gestoord, hunne assche verspreid, gebeente zonder onderscheid rang stand, rijken armen, geleerden ongeletterden, beroemdheden van hen, vergetelheid levensdagen geëindigd hadden, verzameld en gebezemd in één gemeenschappelijken kuil. En toen de omgegraven kerkgrond weder tot rust was gekomen, de grafzerken weer hun vroegere plaatsen hadden ingenomen, en de tombe van van Kerkhoven J ) haar nieuwe standplaats had verkregen, werden meer moderne zitplaatsen getimmerd nieuwe banken opgericht, een ander nieuwerwetsche kleuren beschilderd, terwijl herinnering hieraan bovengemelde steen in 1860 in den muur werd gemetseld. De vreugde over het behoud van den gevierden en geachten predikant l) De graftombe van Jan van Kerkhoven stond eertijds onder het groote orgel; zij is vervaardigd door Rombout Verhulst, die op l October 1663 daarvoor 200 gulden genoot.
35
was
Opdat
der
en
de
en
;
en
der
end
van
en
vanhet
van
dathe
te
vande
die
de
dien
inde
te
en
der
in-als
uit
ok
was
het
ande
en
St.
danto
de
in
opde
De
der
Ook
te
men
van
nog
vande
de
de
ok
nog
vanhet
hadet
end
der
Te
oud
dein
der
zij
enht
de
dieht
de
van
van
inhet
was
evenwel slechts korten duur, want reeds twee jaren later, toen Laurillard naar Amsterdam werd beroepen, nam hij het beroep aan en vertrok begin 1862 naar hoofdstad. En deze verandering, inwendige kerk onderging, niet de laatste, want nog meermalen na dien werden zerken opgebroken en verplaatst, banken en zitplaatsen bijgetimmerd en gesteld, terwijl in 1851 in de kerk gas werd aangelegd, waarop den I2en Juli van het volgend jaar koperen kronen ijzerwerk, waaraan hingen, alsmede de kerk aanwezige koperen blakers voor metaal werden verkocht. dien tijde algemeene grondplan kerk gansch ander aanzien dan ten huldigen dage; toen immers was zij bijna aan alle zijden met woningen ombouwd en waren slechts de transeptgevels, de zuidzijde doopkapel westzijde westportaal vrij gebleven echter nog niet geheel, want tusschen de contreforten der zijbeuken van het zuidertransept bevonden zich beenderhokken schuthokken. tijdstip waren zijbeuken noorder- zuidertransept, plaatsen dus, waar thans gedenkteekenen Kerkhoven Boerhaave staan, door een muur van het overige gedeelte der kerk gescheiden, welke ruimten, hoewel ten onrechte, kapellen werden genoemd, terwijl toen de oostelijke wand kooromgang zuidelijke muur zuidwestelijke doopkapel ingangen bezaten. Thans is dit alles veranderd en is voor de St. Pieterskerk een nieuw stadium bloei aangebroken, toen naar aanleiding verschillende kunstbeschouwingen van de hand van den lateren Referendaris der afdeeling Kunsten en Wetenschappen in 1874 eene Commissie van Rijksadviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst werd opgericht; toen brak alom in den lande zich de meening baan, dat kunst wel degelijk is regeeringszaak, toen eerst begon grondig beseften, onderhoud van oude gebouwen en monumenten op gansch andere wijze diende geschieden heden geval geweest, toen kwam over menig college, aan wiens zorgen de instandhouding van een kerkgebouw was toevertrouwd, als het ware eene openbaring en werd menige restauratie begonnen, die het betreffende bouwwerk naar alle regelen der kunst verfraaide en in zijn oorspronkelijken toestand terugbracht. onze Pieterskerk trok haar voordeel dezen blijden ommekeer volksopinie belangrijke herstellingen, zoowel uitwendig, brachten haar in de laatste jaren terug tot haar bloeienden toestand van weleer. woningen westzijde transepten, vrijen blik kerk benamen, werden afgebroken daarachter kwamen buitenmuren betreurenswaardige!! toestand voorschijn; thans echter zijn grootendeels hersteld en de vensters van traceeringen voorzien. Ook werden toen later gemaakte toegangen oostelijken muur kooromgang en den zuidelijken wand der doopkapel gedicht, de beenderhokken tegen het zuidertransept verwijderd, de muren, die de zijbeuken der
86 in
end
to
en
met
opdeSt.
te
te
van
der
vande
in
en
inde
—
die
wijze
en
die—
te
van
St.
enuith
en
vande
het
te
bij
nog
van
alsmetd
en
Wij
an
te
zouhetdan
alsde
en
denogt
op
met
zij
vanhet
de
nog
kan
de
met
de
te
wijn
okvan
van't
Te
de
andeSt.
te
der
to
transepten z.g. kapellen vervormden, afgebroken kolommen de kerk van hunne kalklaag ontdaan, welk laatste werk vooral het inwendige kerk zeer heeft verfraaid haar fraaie lijnen beter haar recht heeft doen komen. Doch veel doen blijft over. Zoolang de restauratie der St. Pancras- of Hooglandsche Kerk met behulp eener rijkssubsidie voortduurde, zoolang werden de tot heden uitgevoerde herstellingen Pieterskerk geheel door kerkelijke gemeente bekostigd; doch thans nu de werkzaamheden aan het gesubsidieerde kerkgebouw voltooid zijn en de rijkstoelage daardoor van zelf ophoudt, thans zouden kerkvoogden deze bijdrage rijk gaarne Pieterskerk zien overgebracht. dien einde hebben daarom restauratie-teekeningen eene begrooting der kosten van eene algeheele herstelling van het overige deel der kerk in gereedheid doen brengen en koesteren zij de hoop, gesteund door eene flinke subsidie rijk, aangevangen herstellingen verdubbelde kracht te kunnen voortzetten, opdat dit historisch monument, wiens lotgevallen zoo nauw zijn saamgeweven met de geschiedenis der stad. in zijn ouden luister hersteld, nog lange jaren Leiden tot roem en tot sieraad moge verstrekken. En wordt de verlangde en nuttige rijksbijdrage verkregen, zoodat rijkswege controle worden uitgeoefend eene degelijke en grondige restauratie overeenkomstig de eischen der architectuur, dan durven overweging geven, niet alleen herstellen contreforten restaureeren leien kapjes, voorzien versierd metlooden bloemen, maar tevens reeds gewijzigde oorspronkelijke veranderen. Naar onze bescheiden meening eveneens aanbeveling verdienen meerdere teekeningen te ontwerpen voor de venstertraceeringen, aangezien de reeds vrij talrijk uitgevoerde slechts twee verschillende patronen zien geven, hetgeen kerk eentonig gezicht oplevert, welk gemis verscheidenheid trouwens geenen deele valt overeen brengen met de rijke verbeeldingskracht der vroegere bouwmeesters. zijn thans einde genaderd beschrijving gebeurtenissen lotgevallen Leidsche Pieterskerk, alsmede haar vroegeren en tegenwoordigen bouwtrant; wij meenen echter hiermede, zoowel mededeeling bespreking eenige harer sieraden en kostbaarheden heden verleden, geenszins aanspraak mogen maken op volledigheid; integendeel wij zijn zelfs overtuigd, dat vele gegevens aanwezig zullen zijn. hadden gekend bij genoegzame belangrijkheid door ons zouden zijn opgenomen, ten einde deze verhandeling vollediger en daardoor belangrijker te maken. Maar desniettegenstaande koesteren wij de verwachting door het weerleggen der beweringen der oude kroniekschrijvers, door het bespreken der ons bekende zaken en het vergaderen van hetgeen op verschillende plaatsen en tijden daaromtrent geschreven is, de belangstelling voor dit fraaie, middeleeuwsche bouwwerk velen hebben gaande gemaakt degenen,
87 St. Pieterskerk nader willen leeren kennen en bewonderen, geen ondienst te hebben bewezen. 's-Gravenhage, Januari 1904. ADOLPH MULDER.
Noordwijk-Binnen.
De
n.1de
inde
die
Als
ande
van
Op
kanmed
denag
Bij het vertimmeren van den zeskanten renaissance-preekstoel in de Ned. Herv. Kerk zijn vijf zijden van een vroegeren gothieken preekstoel voor gekomen. elke zijde komen twee ondiepe vlakke nisjes voor, van boven halfcirkelvormig, met omloopend schaaf je. Op de staande kanten moeten zien thans verdwenen kolommetjes. eikenhouten schotjes zijn buitenzijden geverfd, ondiepe nisjes donkerblauw, het schaafje heldergeel en 't overige roodbruin. merkwaardigheid zullen vijf zijdjes kerk bewaard blijven. (Bouwk. Weekblad. 5 Dec. 1903).
Restauratie der Karolingische Kapel te Nijmegen. De
ensomvaƒ
vandit
VAN
zal
vanƒ
de
van9
en
van
te
de
In raadszitting Januari 1.1. werd besloten 5774 beschikbaar stellen voor restauratie eerwaardig gebouw. kosten van dit werk zullen verdeeld worden over twee jaren, waartoe op de begrooting 1904 bedrag 3300 uitgetrokken worden.
SCHEVICHAVEN.
Gebrandschilderde Kerkramen te Oudshoorn. in
omde
—W.MC
—H.vander
inde
te
Te Oudshoorn is in het afgeloopen jaar een Commissie tot stand gekomen, welke zich beijvert gelden bijeen brengen fraaie, doch verval zijnde, gebrandschilderde vensters Ned. Herv. Kerk voor ondergang te behoeden. Commissieleden-adviseurs zijn de H.H. Dr. A. Bredius, Dr. Corn. Hofstede de Groot en Mr. J. C. Overvoorde, en leden de H.H. B. C. Baron van Reede van Oudshoorn, Eerevoorzitter (Assen), — Dr. J. F. L. Boonacker, Voorzitter, Kloot Meyburg, Penningmeester,
Dr.HJvan
ande
N.D
Regt, Secretaris, — J. W. C. Bloem (den Haag), J. W. O. Clant, C. den Hertog, Kemink (Alten Rijn), Nouhuys (Zierikzee), Ds. A. F. Kamp (Zwolle), en Ds. J. A. Böhringer (den Haag). l) De Commissie heeft tot genoemd doel een fraaie circulaire verspreid en mag tot dusverre met voldoening op haar arbeid terugzien. Circa | van het vereischte bedrag is bijeen, dank zij o. a. den steun van H. M. de Koningin, l) Eén lid, de Heer C. C. Krom, oud-secretaris kerkvoogd (te Nijmegen), is sedert overleden.
88
de
van
en
vanhet
in
der
nog
(de
en
inhet
der
die
en
en
op
en
omde
te
endiaht
't
van
van
van
in
en
die
te
de
is
inde
vande
het
van't
van
en
de
ishet
ƒ
end
date
de
van
H. M. de Koningin Moeder, Z. K. H. Prins Albrecht van Pruisen, de Prov. Staten Zuid Holland gemeente Oudshoorn. In verwachting resteerende ruim 2000.— alsnog zullen kunnen worden gevonden, werk restauratie inmiddels opgedragen aan den op dit gebied zoo kundigen Heer J. L. Schouten te Delft. Behalve naar mededeelingen, voorkomende Bulletin 1902 (jaargang III) blz. 284—288), — wordt verwezen naar bijgaand rapport van den Heer Jos. Cuypers. »Gebrandschilderde vensters uit deze periode (1666 — 1671) zijn in ons vaderland zeer schaarsch zulk groot geheel compleet werk, behandeling van gansch een kerkgebouw vindt zijn weerga niet. De compositie, in den stijl van dien tijd, is met talent uitgevoerd, de meeste onderdeelen figuren kartels, heraldische schilden hoofdmotieven) omgeven, zijn met smaak en zorg zeer schoon geteekend. Alleen de talrijke grootere en kleinere wapenschilden zijn in kleur uitgevoerd; al het overige is in grisaille. Deze grisaille is het, die juist door haren aard meer aan vergankelijkheid is blootgesteld, dan krachtiger behandeld glas uit vroegere perioden. De vensters hebben alle min of meer geleden, vooreerst door het verdwijnen grisaille-schilderwerk sommige plaatsen, maar veel meer door breken, bersten daarna uitvallen ruitjes. Dikwerf werden stukken wit glas voor de uitgevallen beschilderde in de plaats gezet, en heeft de dorpsschilder zich ten taak gesteld het alsdan ontbrekende in de teekening op zijn manier bij te schilderen in olieverf. Meer algemeen hebben de vensters hun rustig voorkomen verloren door de herstelling, welke in 1865 door Amsterdamsche kunstenaars werd ten uitvoer gebracht, wier werk op afstand reeds zoo goed te onderscheiden is origineele behandeling door verschil toon grisaille valsche schelle kleuren wapens. Thans zijn nog talrijke gebroken ruitjes aanwezig, waarvan een deel reeds uitgevallen gevaar blootstaan verder verloren gaan, omdat oude loodzetting hare kracht verloren heeft schijfjes goed vastgeklemd houden. De herstelling is dringend noodzakelijk. Zij zoude alleen aan zeer zaakkundige glasbranders, speciaal lyde-eeuwsche grisaille werk reeds hebben behandeld, mogen worden toevertrouwd zoude ongeveer twee jaar ten uitvoer kunnen worden gebracht. Aangezien deze 17 vensters werden geschonken o. a. door Prins Willem Hendrik Oranje (1667), door Hoogheemraadschap Rijnland, door de Stemhebbende steden van Holland, door Burgerlijke en Kerkelijke Gemeente en door de verschillende geslachten uit dien tijd, welke hier hooge ambten vervulden, zooals Reede Oudtshoorn, werd allereerst tot Hare Majesteit de Koningin, dan tot verschillende personen en besturen, grootendeels met goed gevolg, het verzoek gericht om zich de schenking
89
van
te
en
hetzo
van
der
om
de
en
hunner voorgangers te willentr aanekken en de herstelling te bevorderen. De Burgerlijke Gemeente heeft toegezegd een bedrag van ƒ 425. — , de Ambachtsheer van Reede van Oudtshoorn een bedrag van ƒ 300.— en een Gemeentenaar een bedrag van ƒ 400. -. Hoewel de belangstelling nog door meer en ruimer giften zal blijken, blijft evenwel groot deel vensters thans verstoken bepaalde begunstigers, zoodat middelen Kerkvoogden Notabelen niet voldoende zullen zijn daarmede noodzakelijke werk voltooien. Aan verder uitstel mag niet worden gedacht, omdat daardoor het ongineele werk gaandeweg verdwijnt." Oudshoorn. W. M. C. REGT.
te
Ned. Herv. Kerk Rheden. te
ter
an
omden
toden
dievan
het
en
het
Nu de uitwendige restauratie van de kerk (uit 1505) gereed is, wenscht kerkbestuur iaën eeuwschen tuisteenen toren hand nemen heeft bestuur zich raad gewend toren de kerkelijke gemeente af te staan. Het rijk heeft voor de restauratie /93OO.— beschikbaar gesteld, te verdeelen over vier jaren.
Uit Rotterdam.
het
hetoud
of
hoe
wel
(de
Men
't
ine
en
inde
menr
te
dat
in
omante
men
van
te
Menis
Rotterdam bezit weinig monumentale gebouwen of museums. Dit is van algemeene bekendheid. Onder deze bekleed het Schielandshuis (Museum Boymans) eene voorname plaats. bezig archief, eigenlijke sousterrain van museum Boymans in te richten voor tentoonstellingslokalen, bevattende vele bijeenvergaarde oude merkwaardigheden uit Rotterdam. Jammer dat niet een paar lokalen disponibel kunnen zijn om daar ook eenige belangrijke afgietsels plaatsen oude kunstvoorwerpen. Betrekkelijk gemakkelijk en goedkoop te bekomen, zou het voor eene stad van 350.000 inwoners toch geene overdreven luxe zijn. Moet beeldhouwer ander vakman iets opdragen, voorbeelden toonen onze voorvaderen zulks zouden doen, zoo onmisbaar om iets goeds modern voort te brengen, vindt men in deze stad zoo goed als niet. En dat men er zich voor dergelijke kunstzaken niet te warm maakt, bewijst het feit dat men den schoenen gevel van het museum Boymans, opgetrokken duren fraaien zandsteen, wederom opnieuw geverfd heeft, zonder noch Raad, noch courant, Maasbode voor zoover ik gezien heb alléén uitgezonderd), noch van een of ander kunstlichaam één woord van protest tegen dit euvel vernomen is. Te Haarlem is men bezig aan 't stadhuis, den geverfden zandsteen van de verflaag te ontdoen, Rotterdam denkt naar schijnt zelfs niet over. heeft
90
van
op
v.
dusatokpi
en
die
wij
wat anders te doen! en haalt glimlachend de schouders op als een of andere dweepzieke op dergelijke beuzelingen acht geeft. Toch bezitten verschillende vereenigingen gebied kunst alsook mannen anders willen, gelooven terrein betere tijden voor Rotterdam in 't verschiet zijn. JAC. GILS.
Toren te Soest.
de
de
date
Door het rijk is eene bijdrage van de helft in de kosten van de restauratie van den toren, begroot op 10.000 gulden toegezegd, op voorwaarde restauratie zal geschieden volgens door regeering goedgekeurde plannen.
De graftombe van bisschop Frederik van Blankenheim te Utrecht. ophet
inquo
ophet
het
Enda
cum
van
vanhet
hoe
de
Als schrijver Magnum chronicon Belgicum jaar 1423 verhaald heeft J ), bisschop Frederik Blankenheim kasteel Horst overleden was, voegt hij er bij: »Sepultus in Cathedrali ecclesia sub tumba valde sumptuose elaborata subsequenti epitaphio, gesta sna lucide patent". volgt twaalfregelige Latijnsche grafschrift, dat ik hier (na verbetering van verscheidene zinstorende drukfouten) volgen laat:
;
et
hic
ter
pro
et
de
»Praesul magnificus Blanckenheim Fridericus, Nobilis ex genere, conditur hoc opere. Kovort ablatum revocans vi, Drent comitatum Reddidit ecclesiae; junxerat et patriae Gronynghen pridem refugam; construxit idem Halten, sed Kuynre duxit ad haec emere; Terram Stellingwerff domuitque cremando Scoterwerff : Sic nocuit nocuis, profuit innocuis. Fregit Rinensteyn demeritis Eversteyn. Annis decem rexit ante necem X bis C que quater semel M duin scribitur et ter, Octobris nono cessit agone bono".
l) Magn. chron. Belg. p. 372.
diehj
inde
de
of
hij
De schrijver is van zijne zaak blijkbaar tamelijk zeker: niet alleen vermeldt zonder blikken blozen graftombe Dom,
91
de
Hoedit
vandeDom
Ik
de
Ditse
enz
ze
ze
der
te
en
ruw
vanhet
op
zal
die
indt
uit
op
kani
en
dat
van
Den
van
en
van
Watik
der
toe
het
als
datzijer
der
ok
van
De
van
het
De
van
de
deri6
dien
dateropfbij
zelfs als »valde sumptuose elabarata" prijst-, maar de mededeeling van het lange grafschrift, geplaatst was, schijnt zaak boven allen redelijken twijfel te verheffen. Toch is.eene dergelijke tombe in onzqn Dom niet bekend; wat meer zegt reeds de bekende Arnoldus Buchelius, laatste jaren eeuw monumenten nauwkeurig beschreef, maakt haar volstrekt geene melding. verklaren ? beeldstormerij natuurlijk! menigeen schouderophalend zeggen: gewis hadden deze lieden bijzonder bisschopsgraven gemunt! geloof niets zulk eene oorzaak verdwijnen graftombes. beeldstormers zullen natuurlijk genoeg werk zijn gegaan-, hebben ongetwijfeld menig kunstwerk stukgeslagen en onherstelbaar beschadigd • zij zullen menig heiligenbeeld, dat binnen hun bereik was, zijne hooge standplaats afgeworpen verbrijzeld hebben; hebben stellig menige kostbare altaartafel stukgeslagen. zullen rijke ornamenten sacramentshuisjes niet gespaard hebben. betreuren. Maar voor het afbreken van steenen graftombes van bisschoppen hadden zij (gesteld lust gevoeld hebben) eenvoudig geen tijd, evenmin voor zorgvuldig uitpeuteren prachtige koperen grafzerken, in alle Utrechtsche kerken ontbreken en die stellig een later geslacht (meer dan de beeldstormers tuk op winstbejag) zorgvuldig verwijderd en te gelde gemaakt hebben zal. hier zeg, althans grootendeels bewijzen. De verdwijning bisschop Frederiks tombe staat niet zichzelf: nagenoeg alle grafzerken grafschriften onzer oude bisschoppen zijn den Dom spoorloos verdwenen, en zelfs geheele graftombes, zooals die van bisschop Rudolf Diepholt anderen, deelen lot. Maar Buchell vermeldt deze toch nog; zij hebben dus nog minstens dertig jaren na de beeldestormerij bestaan. Wanneer en hoe ze verdwenen zijn, is thans niet te zeggen; maar de rampzalige geschiedenis van bisschop Frederiks tombe kan ik thans verhalen. 28en November 1586 »compareerden voir mijn heren schout ende burgemeesteren Coenraet Strick, anderde cameraer, ende verclairde, also tsijnre kennisse gecommen was, dat in de Domkercke sekere tombe van bisscop Frederick Blanckermem gebroken was, ende sommige zijn persoon daerin souden willen wyten, als sulcx belast ofte bevolen te
l) Raadsnotulen 28 November 1586.
en
den
te
de
als
als
soehy
van
ten
dathe
Wied
oft
—dathy
hebben, daeromme protesteerde tselve, geen last noch enich consent beveel daertoe gegeven hadde, ende oversulcx buten sinen wille ende weten geschiet te zijn, geen schuit noch deel dairan heeft, versouckende hiervan acte" J ). Zoo is dus de tombe van Frederik van Blankenheim vernield. schuldigen waren, blijft onzeker; maar wij bedenken, schandaal geschiedde jare 1586, toen ijverige Gereformeerden, gesteund door Leycester, Utrecht baas speelden
92
van
3).
hic
hij
van
van
de
hetu
et
de
ac
opde
bij
noga
omde
van
de
zijhad
van
van
der
dus
de
die
opde
datok
diehmzo
in
nog
ten
was
te
der146
is
Inhet
der
vrij wat feller tegen de Roomschen optraden dan de beeldstormers in hunne onbesuisde woede hadden durven doen, dan behoeven wij wel niet te twijfelen, in welke kringen het opzet beraamd is. Maar de geschiedenis tombe daarmede niet einde; eene merkwaardige vóórgeschiedenis. midden eeuw Robert Arkel, broeder bisschop Jan, die langen tijd het Sticht had beheerd, terwijl zijn bisschoppelijke broeder Grenoble allen eenvoud leefde schulden zijn bisdom te delgen, in de Luiksche onlusten gesneuveld. De kerkvorst wenschte zijn broeder, goed gediend had, zijn dood te eeren: hij stichtte dus in den Dom eene kapel, waarin hij een altaar plaatste ter eere van St. Jan den Evangelist; daarvóór liet hij den overledene met alle praal bijzetten ] ). En toen hij jaren later (1378) als bisschop van Luik overleed, bepaalde hij, zijn lijk daar zijnen broeder rusten zou in de stad Utrecht, die hij meer lief gehad had de beroemde zetel van Luik 2 ). Naar het schijnt, zijn de beelden der beide broeders aangebracht tombe, naar gewoonte tijden zwarten steen vervaardigd was: immers toen Buchell op zijn bovenvermelden tocht den Dom bezocht, verhaalt hij het volgende: »Sepulchrum est ibidem ex nigro marmore Johannis Arquelii, elevatum tres pedes. Statuae episcoporum jacentium simulacra temporum mutatione sublata sunt; in circuitu vel limbo marmoris haec leguntur: Anno dni. MCCCLXXVII prima die mensis July obiit rev. pater Joes. Arkel, quondam Trajectensis post Leodiensis electus eps. f omes Lossensis, cuius corpus sepultutn es/" Twee standbeelden waren breede tombe aanwezig geweest. Maar het waren niet die van bisschop Jan van Arkel en zijnen broeder, maar van twee bisschoppen: hoe kwam de tweede kerkvorst daar? Ik zal zeggen. Als Heda begrafenis Robert Arkel verhaald heeft, voegt daarbij: »Sed ingrati cives, pristini immemores beneficii, violato postea monumento imposuerunt in illo Fredericum ex Blanckenhem episcopum, sublatis clypeis alterius 4)", — allicht uit haat tegen de Arkelsche dynasten, die kort te voren ten val waren gebracht 5). Zoo kreeg dus Frederik van Blankenheim zijne plaats in de tombe van zijn voorganger Jan van Arkel,
p.
1) Heda, Historia. 243. 2) Heda, Historia. p. 246; vgl. Buchelius, ald. p. 253 noot r. Ook 's bisschops zuster Mabelia was daar begraven, die als weduwe van heer Bot ter Eeme bij haren broeder te Utrecht gewoond had. (Suffr. Petri, Appendix, p. 143 — Kemp, Heeren van Arkel. p. 65.) 3) Van Engelen, Grafs en wapens. II p. 48. (HS. Stadsbibliotheek Utrecht.) — Vgl. Dodt, Archief. IV p. 55. 4) Heda, Historia. p. 243. — Kemp, Heeren v. Arkel. p. 226. 5) Barman, Utr. jaarboeken. I p. 279 noot.
7
93
en
de
ophet
Inde176
het
de
dus
datvn
ditnoge
diehjnog
an
de
kanmed
van
en
indeDom
nog
der
zo
Zo
—-te
van
kon
alshijde
dathij
ento
de
is
vanhet
het
in
en
zijn beeld rustte voortaan naast zijn ambtgenoot monument. De Utrechtsche Gereformeerden, die, door papenhaat gedreven, het monument 1586 hebben geschonden, hebben onbewust Nemesis der historie gediend. Zij hebben (Buchell verhaalt ons) bisschopsbeelden vernield de pleurants, die de nisjes om de tombe versierden, stukgeslagen. Wat er toen monument over was, mocht zeker niet belangrijkste heeten; toch juist eeuwen door bewaard gebleven. eeuw is de bisschoppelijke grafkapel door den heer van Maarsbergen Sara nel Marez aangekocht begraafplaats voor zijne familie bestemd. Toen hij de kapel volgens het gebruik van dien tijd met een zwaar houten hek met Jonische kolommen wilde afsluiten, meende hij, eenige kosten sparen kon, overblijfselen bisschoppelijke tombe, kapel vond, gebruikte als entablement, waarop zijne houten kolommenrij verrijzen. gezegd gedaan: heden gothieke nisjes zwarten steen opmerken onder witgeverfde kolommen. zamen monument gebrek pieteit, barbaarschheid en wansmaak! S. M.
Het kasteel te Wijchen.
te
vane
uiténe
de
opde
234dan
Dr.J
zetd
28en
van
vanhet
en
en
men
Op
ande
het
Naar aanleiding van ons artikel »Het kasteel te Wijchen", voorkomend in Bulletin September 1903, blz. vg., heer Craandijk, die omtrent één punt met ons van meening verschilt, in het Novembernummer daaraanvolgend blz. 26—29 zijne zienswijze nader uiteen. Gaarne laten wij onderstaande als toelichting van ons opstel en als antwoord geachten schrijver volgen. blz. schreven w i j : »Het kasteel Wijchen werd, naar zegt, opgebouwd puinhoopen middeleeuwschen burcht. Voor deze bewering zijn echter geen genoegzame bewijzen." Het lag geenszins in onze bedoeling hiermede te kennen te geven, dat wij van oordeel waren, dat er eertijds daar ter plaatse geen kasteel of burcht zou hebben gestaan, trouwens de heer Craandijk toont het tegendeel volkomen duidelijk aan door de aanhaling uit de leenakten; maar zeer waarschijnlijk heeft deze bouw gestaan in de onmiddellijke nabijheid van het bewuste kasteel, en is alles, tot zelfs een gedeelte der fundeering, afgebroken werden grachten gedempt. Het tegenwoordige kasteel, zoowel wat betreft de kelders als den hoogen kostbaren toren, dagteekent denzelfden tijd; slechts het lage voorfront vertoont eene afwijking, zoodat het mogelijk is, dat dit eene verandering ondergaan heeft. Uit niets blijkt echter, dat de voormalige burcht gestaan heeft op de plaats hedendaagsche kasteel.
94
te
der
dathe
van
zouns
de
dathe
ten
isn
van
vane
is
en
het
van
van
okindt
en
ande
wij
dan
—
ditok
der
ons
de
datDom
is,omte
het
date
dit
den
inhet
van»de
van
Tot
en
het
van
inde
—hoe
is
hetisn
enht
envad
het
Dom
is
en
de
is
en
opwie
Dom
;
in
der
isop
wijals
wij
dan
en
als
Het
wij
der
der
het
het
De kelders en keldermuren tot aan het watervlak der gracht zijn ryde eeuwsch; slechts droogleggen grachten kunnen aantoonen, of beneden water gelegen gedeelte muren ouder dagteekening is en dus een ouderen burcht heeft toebehoord. Zoolang wij hieromtrent geen zekerheid hebben, kunnen terecht zeggen, kasteel Wijchen, naar beweerd wordt, is opgebouwd op de puinhoopen (resten) van een middeleeuwschen burcht, doch dat voor deze bewering geen genoegzame bewijzen voorhanden zijn. tweede gedeelte boven aangehaalde zinsnede luidt volgt: »Dat het kasteel in zijn tegenwoordigen staat dagteekent uit het begin der iyde eeuw gebouwd door bewoond door Emanuel staat vast; de sierankers wijzen dit ook aan." Dat het kasteel door den Portugeeschen Prins zou zijn gebouwd, wordt door niets anders gestaafd door talrijk voorkomende sierankers. Wanneer echter kasteel aantreffen, waarvan eene helft deiaangebrachte sierankers de initialen voorstellen der adellijke bewoners, terwijl de andere helft dier ankers als symbolisch monogram de gesloten S voorstelt, dan mogen vaststaand aannemen, onderwerpelijke gebouw gesticht last personen, deze zinnebeeldige ankerversiering betrekking heeft, casu Emanuel zijne gemalin Emilia Nassau. De vraag van den heer J. Craandijk, of het niet mogelijk is, dat die ankers door hen in de buitenmuren zijn aangebracht, kan niet ontkennend worden beantwoord deze mogelijkheid niet uitgesloten, doch hooge mate onwaarschijnlijk. Immers losmaken 8o-tal ankers, einde deze door andere te vervangen, vereischt eene geheele omstijgering van gebouw vrij hoogen toren; lastig, moeilijk en kostbaar werk verkregen effect slechts weinig moeite loonend, waarom wij dan ook deze hypothese hebben laten varen. Of Dorn Emanuel het kasteel heeft gebouwd ofwel het tijdens den aanbouw heeft aangekocht, kunnen wij, waarschijnlijk zij, met zekerheid slechts uit archiefstukken opsporen; terecht zegt dan ook de geachte schrijver aanvang zijn betoog: »Voor onderzoek betreffende oude gebouwen hebben bouwkundigen geschiedvorschers elkanders medewerking noodig." staving onze zienswijze moet geschiedenis thans ook de hand reiken en zooveel mogelijk ophelderen, wat de bouwkunde ons aantoont. Raadplegen wij daarvoor het artikel van den heer Lodewijk Mulder, getiteld »Emilia van Nassau" en voorkomend in het Augustus- en Septembernummer Gids", jaargang 1886. Wij zien eerste gedeelte, Emanuel Emilia Nassau voortdurend met geldgebrek hebben te kampen gehad, hetgeen voor heer Craandijk eene reden twijfelen bouw kasteel door genoemden Prins. Maar lezen belangrijk opstel, Staten-Generaal omtrent jaar 1606 kaperbrieven uitgaven
95
van
van
van
wijde
onse
hij
in
is,
de
te
om
te
te
enhtu
an
en
bijde
diehun
die
de
van
isern
vandie
Dom
—Den
Mei
den
en
washijmetn
vane
hijb
okhijad
vandie
dan
de
als
van
en
in
den
van
van
den
te
enz
had
te
in
dievan
de
het
inze
van
en
om
om den Spaanschen en Portugeeschen handel te fnuiken. Met gretigheid werd hiervan gebruik gemaakt; eene menigte kaperschepen werden uitgerust, zoodoende onder dekmantel behartiging vaderlandsche belangen eigen voordeel te bejagen. Nadat in Januari van dat jaar de Staatsche vloot, vier twintig schepen sterk, onder Willem Zoete, heer Hautain, gestoken was, doorkruisten reeds Maart meer dan honderd en dertig kapers den Oceaan, allerwege schrik en verderf verspreidende door woest meedoogenloos plunderen weerlooze koopvaardijschepen, dat wel is waar naar de begrippen van die dagen gerechtvaardigd was, doch tot zulke ongehoorde misbruiken aanleiding gaf, dat Algemeene Staten, door eene reeks klachten overstelpt, waaronder verscheiden onzijdige mogendheden, Engeland, Denemarken enz., reeds Augustus 1606 besluiten moesten uitgifte kaperbrieven beperken niet meer verleenen tegen eene borgstelling ten minste twintigduizend gulden. Emanuel inmiddels gelegenheid goede zaken doen gebruik gemaakt; drie kaperschepen uitgerust, maar wijze, waarop dien geautoriseerden zeeroof werk ging, wanneer berichten tijdgenoot mogen gelooven, niet staat hoogen dunk van zijne eerlijkheid in zaken te geven. Dat hij zijn scheepsvolk zonder gage liet dienen, overeengekomen, daar zich verbond, hun een vierde gedeelte van den buit af te staan, doch een staaltje van de manier, waarop hij zich van deze verplichting kweet, vinden wij in een der diplomatieke berichten van Philibert du Bois, dat wij als karakteristiek beeld tijden hier woordelijk laten volgen: »Bericht van i6 den 1606 I2'1en dezer Delft groot tumult geweest, dat evenwel door de autoriteit en de tegenwoordigheid van den magistraat spoedig weder gestild is geworden, maar zich zeer bedenkelijk liet aanzien. Want Emanuel, prins Portugal, heeft geweigerd de arme bootslieden gage, toekwam, beloofde gedeelte van den veroverden buit te geven, die meer dan een ton gouds bedroeg, welke dien prins door drie verschillende daarvoor uitgeruste kaperschepen werden aangebracht, en waarvoor hun omtrent 25000 gulden toekwam. Hierover hebben matrozen zich Admiraliteit Rotterdam beklaagd, waarop hun bij vonnis de gevorderde betaling werd toegewezen. Prins Dom Emanuel heeft die bootslieden, ten getale van omtrent 40 man,
om
met
datzijhun
De
met
enva
en
en
metn
mes
bij zich ontboden, en op denzelfden dag in het Prinsenhof 50 goed gewapende soldaten daarbinnen in hinderlaag opgesteld en is toen in persoon op deze bootsgezellen, die meerendeels ongewapend en slechts van een voorzien meening waren, geld zouden ontvangen, korten houwdegen dien troep Franschen houwen, steken slaan aangevallen. matrozen hebben zich duchtig lijfsbehoud geweerd hunne vijanden gedeeltelijk hunne wapens afhandig gemaakt,
in
te
had
date
in
vanhet
der
te
nogte
zij
kan
het
datDom
enht
van
het
ofweldathijn
te
isvanhet
ande
vanhet
uit
van
van
het
In
enopht
endat
is?
dathij
wij
zo
an
wijmethogpd
Hoeht
Wien
met
dat—l
de
wij
te
het
deop27
der
van
in
nog
met
men
welmtd
en
in
Endit
okwel»d
oft
den
somvan
ons
opde
De
ok
en daarover is een oploop ontstaan bij het gepeupel, zoodat het niet veel verscheelde of al de Franschen, die daar in garnizoen lagen, waren om hals gebracht. Men heeft den volgenden dag het bootsvolk zijne volle betaling moeten geven en die misgreep zal den prins van Portugal misschien nog wel eens zuur opbreken, want er zijn in dat tumult veel gekwetsten gevallen en verscheiden plaats dood gebleven". geschiedenis leert dus, prins 1606 eene voor dien tijd niet onaanzienlijke 75000 gulden verworven, welk feit bij ons de vraag doet rijzen, of deze som mogelijk niet besteed werd voor bouw aankoop reeds aanbouw zijnd kasteel Wijchen, eertijds Einborch" genaamd. vermoeden wint meer veld, wanneer nagaan, brak 1608 voor zwaar gedrukte gezin door verzoening Prins Maurits door Juni 1609 daaropgevolgde verdeeling vaderlijke nalatenschap een betere tijd a a n — het toch steeds onder geldelijke zorgen gebukt bleef, getuigen de herhaaldelijke leeningen en voorschotten, waarvoor het toegewezen jaargeld in pand moest worden gegeven. Nemen wij deze veronderstelling niet aan, dan vragen wij ons af, wat dan opbrengst kaperschepen verricht Kent men de omstandigheden van Dom Emanuels levenslooo. dan zal niet durven beweren, daarmede schulden heeft afbetaald; deze som van ƒ75000,— zijn financieelen toestand niet heeft verbeterd, is van algemeene bekendheid. Veel blijft echter nog onopgehelderd. Zoo lezen wij, dat prinses Emilia haar gezin beurtelings woondete Delft kasteel Wijchen, waarmede zij in 1609 werd beleend; hieruit zou dus volgen, dat zij in dat jaar geen eigenares was. 1615 bevindt zich Wijchen; doch eerst 1622, lezen verder, wordt bewuste kasteel haar eigendom, toen zij het voor het geld, dat haar uit de nalatenschap harer moeder Anna van Saksen, ten deel viel, gekocht had van Elisabeth,weduwe van Willem Luccenburg, heer Holoigne. Hare dochters lieten er zich in 1630 mede beleenen en hebben het negen jaren later Eustatius Hemert verkocht. zij, zoolang niet archiefstukken tegendeel bewezen worden, blijven sierankers gebouw feit, dat in 1606 eene som van 75.000 gulden in het bezit was van den Portugeeschen Prins, geloof hechten bewering, Emanuel de stichter Kasteel Wijchen aanbouw zijnd slot omstreeks dien tijd gekocht heeft. deze aangelegenheid door aanvoeren deugdelijke gegevens meer licht kan ontsteken, zal zoowel geschiedvorschers als bouwkundigen een grooten dienst bewijzen, 's Gravenhage, Januari 1904, ADOLPH MULDER,
97 St. Walburgskerk te Zutphen. te
het
de
te
der
en
ophet
vanhet
is
vane
open
en
meth
en
met
in
is
het
de
der
uit
dienht
indt
het
inhet
het
die
en
wean
we
weld
derSt.
dervan
van
der
en
De
het
op
metn
is,
de
inde
de
Aangaande restauratie Walburgskerk valt volgende berichten. Door den heer P. Heiwegen zijn de muurschilderingen in de kapel der van Heeckerens en die in de kapel daarnaast gefixeerd, waardoor hare kleur en teekening zeer aan duidelijkheid gewonnen hebben en beider kunstwaarde is verhoogd. Door deze bewerking is gebleken, dat de figuren van die muurschilderingen andere personen voorstellen dan men eerst, afgaande op hunne niet al te duidelijke attributen dacht. Zoo geeft de muurschildering kapel Heeckerens Gregoriusmis zien, doch achter Gregorius staan: een kardinaal, een bisschop met een boek in de hand, Augustinus met het hart en Dionysius (dus niet Stephanus) met het afgehouwen hoofd in de hand. In volgende kapel, waar zooals reeds zeiden insgelijks muurschildering gefixeerd treffen Christophorus Christuskind, eene heilige korf bloemen, paus kruisstaf boek eene vrouw met eene kan naast zich en over den schouder een herdersstaf, waaraan een vlaggetje zit. De drie laatstgenoemden staan op een steenen brug, welke bogen rust. Voor brug staat Christophorus stuk rots. De kapel der van Heeckerens is nu geheel gerestaureerd. Voor de drie muurkastjes zijn eikenhouten deurtjes gehangen met eenig snijwerk in midden voorzien smeedwerk naar model antiek kastdeurtje, dat zich bij den ingang der gerfkamer bevindt. restauratie gewelfschilderingen zuider dwarspand dezer dagen voltooid, terwijl tinten licht grijzen toon opgaande muurwerk deel kerk gereed gekomen onderste gedeelte na. De steiger in dit dwarspand is weggebroken en in den Zuiderzijbeuk gezet, waarvan dus weldra de restauratie ter hand kan genomen worden. De gewelfschilderingen in het Zuider dwarspant zijn veel soberder behandeld dan Noorden, waar figuren tusschen allerlei bloemen versieringen schuil gaan. Alle zijn echter fraai van teekening en kleur en komen mooi tegen witte fond gewelven.
N. R. C. 13 Dec. 1903. inde
I.
te
vande
omde
enis
inhet
St.
indeN.RCtva10
Volgens bericht Februari B., zijn Walburgskerk westelijk deel zuider zijbeuk twee beschilderingen boven elkander gevonden. De jongere beschildering is weinig belangrijk verwijderd oudere bloot leggen. Deze vertoont maskers en busten met bladwerk, in zwart, geel en rood, en is op de witte kalk geschilderd. In de kerk is ook een zij muur van den toren bloot gekomen met gevoefde tufsteen bekleed.
98
Provinciale Geldersche Archeologische Commissie.
is
der
Dit
der
en
enva
der
to
omde
van
het
dit
zijden21
vanhet
XI
in
en
VI,
inde
van
het
3
op
inde
De notulen van de zomervergadering van 1903 van de Staten van Gelderland bevatten Bijlagen blz. vlg. Jaarverslag Provinciale Geldersche Archeologische Commissie 1902. verslag tevens opgenomen Verslagen Mededeelingen Vereeniging »Gelre", Deel blz. vlg. Dit verslag bevat overzicht ontstaan Commissie werkzaamheden 1902. Daar November 1902 hare eerste samenkomst hield, beperkten zich hare werkzaamheden voor jaar redden drie grafzerken, liggende Nederlandsen Hervormde Kerk te 's Herenberg en het ontdoen va.i de laag witsel aan twee herinneringstafels in die kerk. De opschriften der zerken en die der tafels worden medegedeeld en in verband hiermee vermeld de secretaris enkele bijzonderheden van leden van de geslachten der Arntgens en Groenens, die eens te 's Heerenburg woonden. F. A. HOEFER.
Tentoonstellingen. Nederlandsche Weverij-tentoonstelling Augustus 1904).
te
Haarlem
(Juli—
In
Mr.JC
de
enG.P
envo
inde
Dr.
Dr.FHG
te
te's
J.A
L.C
te
te
M.L
J.
uit
als
metdn
F.H
Mr.JW
8.
Jan
to
en
en
De plannen voor deze tentoonstelling, waarover hier reeds vroeger werd bericht, hebben thans vasten vorm aangenomen. eene onlangs te Haarlem gehouden vergadering constitueerde zich eene »Algemeene Commissie", benoemde »Uitvoerend Comité" heeren Overvoorde, Voorzitter; E. A. von Saher, Onder-voorzitter; Jhr. J. Repelaer van Spijkenisse, Penningmeester; Kalf Rouffaer, Secretarissen; Felix Driessen, S. Spanjaard Lz., Otto Stork en Jhr. Mr. V. E. L. de Stuers. Het bureau van dit Comité is voorloopig gevestigd te 's-Gravenhage, Nieuwe Uitleg De heeren Enschedé, Jhr. Repelaer Saher belastten zich met de taak eene plaatselijke Haarlemsche sub-commissie te vormen, terwijl de heeren H. J. Biegel, F. A. Hoefer, S. J. Le Poole en Maassen penningmeester financieele commissie werden aangewezen. De Algemeene Commissie bestaat verder belangstellenden verschillende deelen des lands, de heeren: J. B. M. van Besouw te Goorle, Mr. P. C. J. A. Boeles te Leeuwarden, S. Bottenheim Jr. te Amsterdam, A. Flament Maastricht, Frederiks Middelburg, Prof. A. Hensen Warmond, Hezenmans Bosch,
99
en
het
te
W.A
de
te
te
Mr.JGC
van
van
dieut
met
van
bij
inde
te
de
inte
ofdie
mend
en
men
de
dat
opte
der
is
het
ishetvan
de
vanhet
de
het
enidt
inde
de
enA.
F.H
nogi
B.
en
der
der
Het
te
van Iterson Gouda, Joosting Assen, Leembruggen Leiden,]. F. A. Lindsen te Utrecht, Dr. C. te Lintum te Rotterdam, Hidde Nijland te Dordrecht, O. Phaff te Bokstel en A. Pit te Amsterdam. gebouw Kunstnijverheidschool Haarlem werd door bestuur, met machtiging regeering, voor maanden Juli Augustus kosteloos ten dienste der tentoonstelling afgestaan. Voorts besloot men, dat de expositie zal bestaan uit twee of drie afdeelingen : A. Geschiedkundige Afdeeling, waar zooveel mogelijk wordt bijeengebracht, alles wat op de geschiedenis der weverij in Nederland betrekking heeft, zoowel toestellen, hulpmiddelen en voortbrengselen, als afbeeldingen, boekwerken archivalia. Hedendaagsche Nederlandsche IVeefkunst, eene keurcollectie thans Nederland gemaakte weefsels, artistiek oogpunt belang zijn. Tot deze afdeeling wordt alleen toegelaten hetgeen door eene jury, bestaande uit de heeren Jos. Cuypers, C. A. Lion Cachet, Jan Kalf, Maassen Pit, daartoe waardig geoordeeld. C. Indien plaatsruimte toelaat, eene keuzeverzameling mooiste Nederlandsch-Indische weefsels. Het ligt bedoeling retrospectieve afdeeling luisteren oude borduurwerken opzicht groote beteekenis, Bestuur Bisschoppelijk Museum reeds toezegging deed, monde van Prof. Hensen, dat de daar bewaarde uiterst belangrijke verzameling middeleeuwsche weef- en borduurwerken op deze tentoonstelling zal worden ingezonden. Voor moderne afdeeling verkreeg reeds medewerking eenige damastfabrieken hier hoopt aantrekkelijkheid kunnen verhoogen, door eenige weefgetouwen van verschillende soort in werking te laten zien. Het Uitvoerend Comité verzoekt thans dringend aan allen, die eenige aanwijzing kunnen doen van voorwerpen, afbeeldingen of geschriften betreffende onze oude weef-industrie wenschen zenden Moderne Afdeeling, dit te willen berichten aan haar secretariaat: Nieuwe Uitleg 8, te 's-Gravenhage.
om
te
den
De Redactie van het Bulletin voegt bij deze mededeelingen gaarne eene opwekking tot hare lezers, en vooral tot de correspondeerende leden van Oudheidkundigen Bond, deze belangrijke onderneming zooveel mogelijk steunen.
100
en
Boekbeoordeeling Aankondiging.
's
Hollandsche landschap in ontstaan en wording, door Johanna Jongh. Gravenhage Martinus Nijhoff 1903. de
Dr.
Het
Er
dathe
isande
op
van
ertobijdaw
vanhet
het
end
end
v.
vanhet
Naen
v.d
ande
toen
en
dit
inde
het
Janv
als
als
der156
inhet
ophet
en
v.d
vanJ.
v.
de
tode
de
dathe
Opdit
indezg.
Dr.de
als
tak
van
vanhet
De geschiedenis Hollandsche landschap orde. is zooveel terzijde over gepraat zoovaak gewezen waarlijk tijd werd er eens een afzonderlijke studie aan te wijden. In zooverre is dus het werk van Dr. Johanna de Jongh op 't juiste tijdstip verschenen. Aanbod en vraag vielen samen; de kennelijke bedoeling zonder onnoodige boekengeleerdheid een frisch verhaal te geven van dezen zoo weidsch zich ontvouwenden onzer schilderkunst droeg onder gunstige condities het betoog der schrijfster konden volgen. Uitgegaan van de nadere omschrijving van het begrip landschap, Hollandsch landschap, onafscheideijk atmosfeerisch zien, de ontdekking van het verbindend en scheidend medium der vochtige lucht, stelt Jongh onmiddelijk voorop essentieel verschil tusschen Hollandsch en Vlaamsen landschap, om dan over te gaan tot het onderzoek naar de wortels, naar wat men zou kunnen noemen de landschapsingredienten in de profaan-speelsche randversieringen der verluchte handschriften, »drólerie." bescheiden begin volgt volkomen gerijpte kunst »kalender landschap" in de onlangs uitgegeven »Belles Heures de Turin" dat, ontstaan in het gewichtig tijdvak der v. Eycken en reeds vóór een deigedateerde schilderijen, bewijst, landschap zelfstandig begrip kunst reeds zeer vroeg bestond. Vervolgens bespreekt schrijfster Eyck's waarde voor onderdeel, zijn verhouding specifiek Hollandsche kunst zijn invloed op de Hollandsche en Vlaamsche schilderschool, tracht aan te toonen, dat vrije kijk landschap verloop eeuw decoratieve formule verstijft, voegt er bij, hoe in de i6e eeuw door mannen als Lucas Leyden, Pieter Aertsen eenen, door Patinir jongen Brueghel aan den anderen kant de eigen zienswijze der verschillend aangelegde volken meer en meer te voorschijn komt, welke uiterlijke oorzaken daarop hebben gewerkt en legt eindelijk het verband tusschen de kunst Goyen, Aert Neer, Salomon Ruysdael voorbereiders van dien grooten bloeitijd: Arent Arentz, Avercamp, Esaias Velde Molyn. afzonderlijke behandeling »zeegezicht" naar dezelfde maat genieten als het landschap tot daartoe, sluit het boekje met de beschouwing van het laatste en gewichtigste moment in alle land-
IOI
het
die
inhet
de
in't
enzoisdt
wal
wat
De
ze
in
het
der
?Ishet
dan
uit'og
wel
van
datvn
diean
het
de
vanhet
het
als
en
dit
isde
Dr.de
is,n't
is
't
Konhet
is
en
n.mw
vanhet
ok
bijde
en
de
te
en
en
Zozuik
de
dan
te
het
van
is
schapschilderen »de stemming" en wordt Hercules Seghers gevierd als de kunstenaar die door zijn bewust zoeken en trachten naar dit vergeestelijkte in zijn scheppingen de ontwikkeling van het Hollandsen landschap tot het hoogste punt opvoerde. Dat zeer kort draad, door geheele werk heenloopt. Tegen de chronologische indeeling is in 't algemeen niets te /eggen, al ware misschien een indeeling naar de stof practischer geweest. Van groote samenhangen, overgangen, archaïstische decadentie en veelbelovend jongen bloei toont de schrijfster begrip te hebben en het afsluiten met Hercules Seghers getuigt inzicht doel eener ontwikkelingsgeschiedenis. Al ordenen, saamvatten, contrasten scheppen bewaart deze studie voor de dorre monotonie van een chronologisch aaneengeschakeld relaas, terwijl de waardebepaling van enkele meesters en hun sfeer soms gelukkig is te noemen. Ik denk aan Bouts met zijn half Hollandschen, half Vlaamschen ontwikkelingsgang, aan de bladzijden over Pieter Aertsz. op wiens schoolvormende beteekenis Antwerpen hier voor eerst gewezen. Ook de lang overschatte Coninxloo wordt nu onttroond, Arent Arentsz. in 't volle licht gezet. Er zijn geen nieuwe namen op 't tapijt gebracht, maar veel oude zijn juister vroeger belicht gerangschikt boek ook voor het groote publiek van meer gewicht dan talrijke, ijverig nagesnuftelde jaartallen en bijzonderheden. Over nadere uitwerking materiaal echter nogal te zeggen. dadelijk inleiding willen vragen: verschil tusschen Holland en Vlaanderen, wat op zichzelf zeker niemand ontkennen zal, niet wat nader toegelicht worden? Moet men met de algemeene aanduiding: »het geweld der kleur neemt af, iets zilverachtigs komt in de lucht daarmee zachtere maar slappere stemming" tevreden zijn? Op hoeveel en welk soort observaties berust dit en zijn er niet nog zooveel andere oorzaken — als b.v. het wit pleisteren der huisjes in de velden en dorpen — geheel onafhankelijk van de atmosfeer, die tegenwoordig Vlaanderen zulk ander voorkomen geven Holland niet oppervlakkig en veel te globaal te zeggen: »Vlaanderen is naar blauw gestemd, Holland naar rood"? Het zou geenszins de moeite waard zijn hierbij stil staan, niet begrip atmosfeerisch verschil beide landen de leidende gedachte van het geheele boek was. »Voor Holland beduidt atmospheer niet alleen lucht, maar bovenal subtile en onbestemde iets, dat als de verbinding tusschen lucht en water, al het nerveus-ontvankelijke veranderlijke, levende zich draagt. atmospheer vochtige glans, kleur trillend leven geeft, doorzichtig maakt, het harde en gevoellooze wegneemt." Naar mij voorkomt heeft Jongh hier vooropgestelde, bedoeling niet onjuist verder verloop haar boek niet verloren
IO2
mend
:
het
alsenJ
van
te
oka
Op
der16
hetwl
danhemit
in't
te
van
Zoishet
nogz
open
uit
de
datin14
ik
ge-
De
omzte
van
toen
wellicht geleid dateering Geerljens werk. «Zoenoffer" volkomen compact, zeggen geschilderd. boomen, groote zwaargekroonde lindeboomen, vergemaniëreerde maar tegelijk impressionistisch effectvolle isnog
ophet
vandt
nog
en
Het
haditn
1) Tevens landschapje klonken vast toonen niets
).Nu
had
2
het
der
wasdnhet
bijde
waterg
isdathe
de
)
1
het
des
't
de
Al
hem
ophet
van
vanSt.
anhet
alwshet
enalv
zo
de
Dits
De
het
te
maar toch eenzijdig betracht. verscheiden plaatsen krijgt indruk alsof onder atmosfeerisch zien priori verstaan ware atmosfeerisch zien in een vlaklandschap. fantastische vormen d'eeuwsche berglandschappen Hollanders zoowel als Vlamingen schijnen Dr. de Jonu/dus uitteraard niet atmosfe^risch gezien. niet altijd juist. Immers schilders Scorel, dien schrijfster geheel geen beteekenis voor landschap vindt (bl. 70), hebben, vaak avontuurlijk ingekleed, hun Hollandsch gevoel voor het omhullende, parelende licht der kustenlanden niet verloochend. Zij hebben zeer zeker, zij het dan ook maar indirect, voorbereidend atmosfeerisch zien meegewerkt. Geertje Jans. zijn landschappen dezen laatste groote luiken te Weenen ook uitheemsch-fantastisch — dit lag ten deele aan onderwerp — de manier waarop hij figuurtjes tegen de lichte lucht zet, waarop hij een helderen waterspiegel tusschen beschaduwde oevertjes doet blinken, had dunkt ons niet voorbijgezien mogen worden. Trouwens de figuur Geertje komt over algemeen kort; zeer kleine maar zoo pittig geziene en sinipelgeschilderde kijkje uit de deur van de kerk z.g. »Zoenoffer ouden verbonds" Rijks Museum geeft alleen reeds recht andere plaats verband werd toegewezen. En eindelijk hoe moet men zulke verschijnselen verklaren als sommige stukken van Lucas van Valckenburch (b.v. dat in het Rijksmuseum) die hoewel geheel Vlaamsen van ordonnantie, zeer fijn gevoel voor atmosfeer en luchtperspectief verraden ? Ik geloof dat op deze plaats van het boek bedoeling zuiverder betoog. Eveneens geval behandeling miniaturen waar zaak eenvoudig wordt voorgesteld alsof landschap zich direct de drölerie ontwikkeld geef toe, d'eeuwsche
ofvanhet
ophet
en
de
van struiken boomen Weensche luikenpaar zwakke gestreep entolu
dien
isof
De
op het Berlijnsche stuk. groote vraag Geertje, sommige zijner composities weinig besproken overeenkomst met Matsijs vertoont, niet vrij wat later geleefd heeft
32
der
Dr.de
Ihet
hoe
Een
men
dan algemeen aanneemt. 2). bewijs fataal drukfouten kunnen zijn geeft Jongh's citaat dateering van de Haagsche Rijmbijbel, door Michiel van der Horch verlicht. Mij is indertijd (Hollandische Miniaturen etc. blz. ongeluk gebeurd 1322 voor te schrijven en nu is het hier al 1327 geworden. Het doet er niet veel toemaar een rectificatie zou dunkt me bewezen hebben, dat het oordeel over dit hand, schrift aan Ie bron verkregen was.
103
hadwel
in
jadte
datine
wied
en
was
wat
te
date
ishet
datie
in
vanhet
Dat
is
vande
zoinde
alsdit
in
enr
Ikzoude
is?
ikzou
omen
kon
ter
dit
vanhet
de
was
de
vane
enok
en
de.
alshet
al
der13n46
zo
kerkelijke handschriften lijkt; maar Fransche miniaturen, vooral bij profane litteratuur eeuw, kent, weet, »Roman de la rose" om maar eens een bijzonder veel voorkomenden ridderroman te noemen, lang naast drólerie, kiem landschap bestaat, decoratie in margine zich zelfs pas later zoo ontwikkelt als schrijfster uit de door haar aangehaalde handschriften opmaakt. Ook het vooral in Vlaamsch-Fransche Handschriften te observeeren trap voor trap uitbouwen van het landschap, zoo dat lang voor er kwestie was van een miniatuur in den trant van Paul v. Limburg reeds de oude geornamenteerde achtergrond, scherm tooneel, weggetrokken daarvoor plaats blauwe bewolkte lucht gekomen, vermeld mogen worden. Dan was de overgang naar de »Belles heures de Turin'' minder plotseling geweest en hadden we ons niet moeten neerleggen bij een zoo stoute bewering als: » . . . . het spreekt vanzelf dat er meerderen waren en dat alle in hun natuurlijk zijn het gewone landschap gaven"'. Bovendien bewezen niet, Hollandsen aandoende miniaturen in de Heures de Turin van een Hollander zijn. Dat ze voor Graaf Willem VI vervaardigd zijn bewijst natuurlijk niets, terwijl het feit, dat Jan van Eyck mee naar den Haag komt aan het hof van Jan van Beieren ook niet voldoende is om als zeker aan te nemen dat hij hier invloeden van beteekenis onderging. Ik zou zeker wenschen dat bewezen worden, niet zieltje voor Holland winnen, tegenwoordig weieens aan de orde schijnt, maar omdat we van de invloeden die op Jan v. Eyck hebben gewerkt zoo bitter weinig weten. Voorloopig blijft het een curieuse hypothese. Ik mag niet te veel plaats voor dit eerste deel vergen, hoewel het mij juist zeer harte gaat, maar nogveclwillenvragen.bv.HoeDr.de Jona zoo zeker weet, dat het naar den rand van de miniatuur toestroomende warcr bij Vlamingen tevergeefs gezocht wordt, terwijl toch op verscheidene miniaturen die den doop van Christus in de Jordaan voorstellen dit motief voorkomt, zelfs traditioneel werkelijk zeer ingenieuse verklaring landschap drie plans, uit het volgens vaststaande formules decoratief geconstrueerde altaarstuk, meer gedocumenteerd wenschen tegen inbrengen, verdeeling drieën werkelijk eisch besteller lag, toch ook zeker reeds op het Gentsch altaar ruiterlijker voor den dag zou gekomen zijn. De eenvoudiger verklaring als een eenigszins gebrekkige reproductie van het in de werkelijkheid geziene, en wel alleen bij wijde vergezichten met hoogen horizon, die uit 't hoofd geschilderd werden klinkt misschien minder bevredigend maar wellicht toch juister feitelijk een zoo scherp ziener als Jan van Eyck ook andere moeilijkheden nog niet overwinnen kon bewijzen immers bijv. de steeds te kleine handen zijner figuren en de verkeerde proporties van zijn kerkinterieurs. Eindelijk nog dit; wordt Albert van Ou water niet te zeer overschat?
IO4 mag
dathem
het
Het
van
bij
en
van
Wel
Welis
en
P.
te
okin
)
de
ze
te
opde
en
1
zo
Dat
der
alsin:»De
in
En
danhetm
en
vande
kan
wat
te
deri6
der16
vande
Meth
is
weiop
met
end
en»D
hetpas
te
moedn
de
en
de
het
en
alte
de
ikde
datne
en
in
te
bijde
v.
kanm.i
vander
van
enhtis
en
met
(op
uitde
an
end
nog
enmzoubijht
dunva
Het
Berlijnsche stuk, altijd eenige zekerheid toegeschreven worden, is een zeer gaaf specimen van zijn kunst, maar als geheel is het toch tegen een interieur van v. Eyck bijzonder schraal en coloratie lichtere palet zwakke stofuitdrukking zelfs even Rogers Vlaamsche bontheid denken. anonyme stuk collectie Kaufmann, bespreking Ouwater blz. 32—34) aangehaald, zeker niet dicht Ouwater gesteld worden en ik geef in overweging in hoeverre de uiterste figuur rechts latere figuren Hugo Goes verband staat. Maar hoe dit ook zij, er zijn toch bij de bespreking van de kunst der 156 eeuw paar gewichtige dingen aangedurfd volgens vast plan behandeld geen wonder, consequente doorvoering dit plan détails werden opgeofferd. Minder goed vind eerste helft eeuw. heeft Lucas van Leyden verdienden lof gekregen en is Pieter Aertsens beteekenis goed toegelicht, maar grootste persoonlijkheid eeuw Pieter Brueghel de Oude wordt vlug afgedaan. stuk dief Napels, waar toevallig vlakke voorkomt toch niet alles gezegd Breughel voor Hollandsche landschap geweest zijn. zijn Weensche »winter" uit den cyclus der groote jaargetijden-stukken niet in de vlakte gezien, maar toch is juist daar' het atmosfeerische van den winter, specifieke waarde boomstammen huizen, niet 't minst van de grijze lucht tegen de sneeuw prachtig voorbereid. Ja zelfs is de grijze en zoo geheel ongeaffecteerde toon van dit stuk heelwat dichter bij zeventiende-eeuwsch Hollandsch wintergezicht, loupe geschilderde werk van den monogrammist A. v. S., al hangt dit laatste door compositie Avercamp samen. juist Brueghel werd niet winter schilderen, volstrekt niet alleen jaargetijden-series, maar overal waar brengen was, moord Bethlehem" Aanbidding Wijzen". zijn werk Holland te zien was bewijst o.a. de veilingscatalogus v. Gilles v. Coninxloo's boedel, waar Amsterdam schilderswereld zich zeer voor interesseerden. Deze punten worden wel even aangestipt, men kan ze er uit halen, maar vast aangepakt besproken zijn niet. Een grief zou men er ook van kunnen maken dat Dr. de Jongh om alle licht hoofdzaak concentreeren i6de eeuwsche prentkunst al te eenzijdig beoordeelt. Een leek krijgt den indruk alsof Schongauer en zooveel andere Duitsche meesters, wier decoratief begrip immers tegen hun gemis aan ruimte-gevoel opweegt, toch eigenlijk maar krukken geweest
wel
van
uitde
in
a
de
bijhet
l)Ook
mocht aardige prentje serie landschappen door Claes Jansz. Visscher uitgegeven curieuse titel deze editie vermeld worden: Regiunculee et villse aliquot Ducatus Brabantise, a P. Breugelio delineatae, et in pictorum gratiara Nicolao Joannis Piscatore excusae lucem editre Amstelodami 1612.
endatisbj
te
om
»
Hetisn
zijn. beetje overdreven duidelijk zijn", een boek dat voor een grooten kring van lezers bedoeld is niet verkieselijk. Aan den anderen kant geloof ik met de schrijfster, dat de Duitsche krullige manier van teekenen, die werkelijk iets van kalligraphie heeft %), van nadeeligen invloed is geweest op onze van zoo geheel andere principes
niet
alles Duitsche invloeden schuiven. op
menag
Bovendien,
wegdati
dit
uitgaande nationale teekenkunst; maar neemt niet Duitsche meesters in hun eigen sfeer moeten blijven waardeeren. Het is zeker niet de Duitsche invloed die er toe geleid heeft, dat Jacob in
en
in
Cornelissz zijn Haagsche Salome »onwerkelijk ongevoeld" zijn
ophet
als
dathe
landschap wordt, water »een streep vlak" geteekend dat
inde
wordt, »nict bedding vast ligt," (blz. 64) kortom zijn schildertrant
zouhet
had
van
Alshij
vluchtig wordt. iets Duitschland kunnen lecren
van
te
zij
en
enalt
okbij
te
het
juist tegendeel zijn, sterk haast ostentatief doorgevoerd construeeren, bouwen, documenteeren van de onderlinge verhouding der deelen Dit verschijnsel kan m. i. veeleer verklaard worden uit een vervroegde behoefte naar impressionistisch schilderen, naar illusionistisch aanduidcnden trant, die Lucas v. Leyden reeds een enkelen keer in praktijk' bracht, maar waarvoor men in 't algemeen nog niet rijp was Inderdaad deze technische kwestie van belang schijnt de schrijfster over 't hoofd gezien hebben, want Geertje toont voor dezen kant zijn werk
geenerlei belangstelling en verstaat zelfs geloof ik v. Mander verkeerd waar hij dit punt vrij duidelijk in 't licht stelt Van Mandcr toch zegt van Geertjen in verhouding tot Ouwatcr, dat hij hem wel in »ordonanticn"
vanhet
en
(grooter uitvoerigheid complicatie compositieschema) maar niet Dit
die
van
van
op
en
in reynheit suyvcrheit ofte schcrpichheid wercke" overtrof. slaat m. i. niet op de »lichtende atmosfeerische werking" van Ouwater, maar zijn gaver, gladder, primitiever manier teekenen, academische v. Mander verre verkoos boven Geertjes vrijen durf. Ook Savery en Bril worden, omdat ze niet in den kring van de eigenlijke Hollandsche landschapschilders thuis bëhooren, maar kortweg artistiek in den algeheelen ban gedaan; terwijl we toch aan Savery's broeiende fantasie, die niets minder zocht dan realisme, de heerlijkst gedroomde visioenen danken en terwijl Bril in zijn teekeningen bewijst met hoeveel
vrucht hij de vormen van berglanden in de natuur bestudeerd had zoodat
l)
alis
meth
te
te
Het
ze, hoe vrij hij ze ook mocht arrangeeren, telkens weer doortrokken zijn van een hevige en edele realiteit. werk dezer kunstenaars maar zonder meer twijfelachtig epitheton »het pedante landschap" bestempelen gaat ver, kennelijk de eenige en juiste bedoeling ze als niet passend in de regelrechte lijn der Men zie hv. de omtrekken der boomen op penteekingen v. Dürer die met één
zonder
afbreking
neergeschreven lijn zijn gezet en zelfs aan de verbinding der
bochtjes telkens open oogjes vertoonen als het cursieve letterschrift.
io6
men
het
van
ons
Het
zijde
en
ophet
het
te
in
ok
was
van
hijomet
opde
en
datwijme
het
ten
van
inde
Het
isent
dusen
Ditnuwas
ophet
en
toen
weln
het
en
had
we
inde
dat
de
de
inhet
Ik
en
vanhet
de
E.vd
als
en
ophun
wat
alsJn
danez
vane
van
bijde
vanhet
de
Ookinhet
zo
filiatie buiten dit verband te houden, en zijn dus de smaadwoorden wellicht niet gemeend. Zoo zijn er jammer genoeg nog meer plaatsen waar de schrijfster te zeer sousligneeren wil en daardoor haar doel voorbij schiet. hoofdstuk over iye eeuw. vindt naast goede opmerkingen over ontwikkeling harmonisch-synthetisch geziene landschap bij Avercamp en zijn medestanders, over de onafhankelijkheid kader Hollanders, ovsr Velde's officieele profaan-eigen manier schilderen, vreemde leemten. noem b.v. totaal negeeren figuur Dubbels, wiens naam zelfs boek ontbreekt. En is het te verdedigen, dat men alle zeeschilders die meer de schepen hebben geschilderd, onder Vlaamsche groep rangschikt? De ontwikkeling van het zeegezicht is, de schrijfster zegt het zelf (blz. 102) ontstaan uit de didactische strojning en het topographisch interesse: »uh dienzelfden »beleerenden geest" ontstond het zeelandschap" en al heeft een enkele Porcellés zeer vroeg zuiver landschappelijken kant het onderwerp tot hoofdzaak gemaakt, naast hem staan talrijke Hollanders die, met een Bonaventura Peeters vergeleken, volstrekt niet veel zouden verschillen opvatting geval betreft, zonder daarom dunkt bv. bij een Cornelis Vroom, een v. Wieringen en later bij den schepenschilder Nooms het echt Hollandsche kan miskend worden. Niet in het feit dat ze schepen schilderden zee, maar wijze waarop silhouetten tegen de lucht zetten, in de volheid van het coloriet, had hun Hollandsche aard kunnen worden aangetoond. Wel houden de eerstgenoemden zich nog lang aan het traditioneele groen, maar dit was veelal de eenige concessie die ze aan de overlevering maakten. En tenslotte wat Hercules Seghers aangaat, ook dit dankbaar kapittel onzer kunstgeschiedenis, hadden gaarne dieper doorwerkt gezien. enthousiasme voor dien eenzamen zoeker dat Dr. de Jongh aan den dag legt door serieuser indringen aard zijn productie geschoord moeten worden, en het is jammer dat hier de aanlokkelijke hypothese en het »Schlagwort" boven ernstig onderzoek gesteld zijn. Immers eerste weet ik niet of de kwestie van den invloed der Japansche en Chineesche kunst bewezen waarheid tweede leidt moderne woord »pointilleeren" hier misvatting. begrip pointilleermanier verbinden heeft gansch anderen grondslag, beduidt techniek met punten in dien zin, dat de verschillend gekleurde verfstippen zich optisch doek verbinden; mengen schilderij, niet palet. Seghers bedoeling geenszins. Waar soms hinderlijke, harige netwerk harceeringen vermijden zijn platen anders dan gewoonlijk met naast elkaar gezette vlekjes bewerkt, is het hem niet om de kleur maar om de stof te doen. Hij vult zijn vlakken op die manier, geeft de lichamelijkheid der dingen tegenover de ijle lucht zoo aan; maar dat immers veel vroeger eenigszins anders het»Schrotblad" geval.
van
en
en
dit
te
W.
ante
bij
mij
op
alsinde
en
en
van
en
to
enik
dit
is
op
inhet
en
dater
nogva't
vol
dat
ikbj't
is.
vande
in
die
der
end
de
isernog
Zooals deze gevaarlijke uitdrukking andere over technisch procédé: »het aquarel", waarmee gekleurde teekening Avercamp zijnen wordt aangeduid, toch weerwil kleur zoozeer in de eerste plaats een teekening bleef en tamelijk vér van ons hedendaagsch begrip waterverfteekening verwijderd Al deze aanmerkingen raken, zoools begin reeds zeide. meer de bewerking der onderdeden dan het plan, den grooten gang van het boek inderdaad tegenover veel brave dissertaties verblijdend frisch product blijft. Eerstelingswerken zitten fouten gebreken, behoeft geen betoog. Het ligt er maar aan van welken aard die fouten zijn. Resumeerende zouden we hier willen zeggen: dat het geheel goed opgezet maar niet vér genoeg doorwerkt is, dat de noodige kritiek en het strenge wetenschappelijk geweten nog niet tegen de geestdrift waarmee het onderwerp is aangepakt gewogen blijken. Fouten dus, maar fouten die systematisch te verbeteren zijn wat in het tegenovergestelde geval van bloote veelweterij zelden mogelijk is. Over de uiterlijke geaardheid wil ik hier niet oordeelen. Taal kritiseeren en als purist optreden voegt mij allerminst; maar over de reproducties moet mij hart, voor leeken- leerlingen publiek groot gevaar schuilt geven fragmenten platen i o e n 2 6 . Plekjes schilderijen verbluffende stukken zich zelf maken niet moeilijk verklaar bereid menigen gemaniëreerden Romanist procédé niet zonder verrassend succes wenden. Februari 1904. VOGELSANG.
's
Kunstgeschiedenis als vak van onderwijs, door Dr. Johanna de Jongh, Gravenhage, 1904. van
en
der
alsen
te
inde
te
zijde
het
tode
Het
te
en
den
—Eni
vanhet
nade
isde
het
van
het
het
nade
als
»Kunstgeschiedenis begrip uiting moment verslapping strekking krachten, woord daad. onzen tijd is het land, waar de meeste kunstkritiek wordt uitgeoefend, ook land waar minst kunst wordt voorgebracht, Duitschland''. Voor kunst mag de waarde der kunstgeschiedenis dan ook negatief genoemd worden, doch zij heeft haar eigen recht van bestaan als deel van de beschavingsgeschiedenis omdat kunstwerken leert kennen begrijpen. Eerst moeten de meesters en scholen en hun werken worden gecatalogiseerd en gerangschikt en hun bestaande ontwikkeling worden nagegaan, doch daarmede is slechts het begin gemaakt, waarop voortgebouwd moet worden door het innerlijk wezen der kunst en hare algemeene wetten -aan wijzen, haar doen begrijpen deel groote beschavingsgeschiedenis. onderwijs kunstgeschiedenis moet nader brengen kunst, moet onbewuste begrijpen door leeren kennen bewust maken.
io8
inde
de
het
te
het
en
en
datzij
van
kan
is
om
de
als
en
die
is
en
der
te
Het
die
de
bij
diezj
de
het
kan
Dits
inhu
der
te
bijhet
Dit is in het kort de inhoud van de openingsrede door Mej. Dr. J. de Jongh uitgesproken openen harer lessen privaatdocent kunstgeschiedenis aan de Rijks-Universiteit te Utrecht op 29 Januari 1.1. Het leeren kennen zij het middel tot het leeren begrijpen. De taak, die zij zich hierbij stelt, is niet gemakkelijk, doch reeds de poging om het hierbij gestelde ideaal naderen verdient waardeering. Naast dorre doch noodzakelijke chronologische studie scholen reeds groote kennis noodig de werken milieu verklaren, kennis door ijverige studie te verkrijgen; om de kunstwerken te leeren begrijpen is meer noodig dan kennis, hiertoe moet men in de eerste plaats zelf fijngevoelend kunstenaar zijn. eene gave, studie kunstgeschiedenis ontwikkelen;, doch niet scheppen. verdienstelijke proefschrift Mej. Jongh over Hollandsche landschap toonde ons, naast reeds groote kennis van feiten beschikt over een gelukkig oog voor het schoone. Moge taak, zich stelde, voor haar bereikbaar blijken moge haar gelukken velen belangstelling voor schoone helpen verhoogen. J. C.
OVERVOORDE.
's
en
I.
van
Koninklijk kabinet Munten, Penningen gesneden steenen. Catalogus der Nederlandsche en op Nederland betrekking hebbende Gedenkpenningen. (tot 1702). Gravenhage, 1903.
to
uit
en
is.
de
en
met185
het
no.34,
de
De
Een23tal
kan
is
ande
en
vanH.
als
het
op
de
A.Ovan
het
okin
de
19Mei
hade
in
de
de
In de inleiding wordt in het kort de geschiedenis der verzameling sinds stichting, 1816, geschetst. Vooral eerste jaren 1826 onder Jhr. Jonge waren vette jaren, doch 1826 — 1829 waren de buitenkansjes niet uitgesloten. Daarna kwam een stille tijd tot 1853, toen Meijer optrad. Reeds 1840 Jonge plan geillustreerden catalogus te geven, doch dit kwam niet tot uitvoering. De nu verschenen catalogus bewerkt door Dr. H. J. de Dompiére de Chaufepie, bijgestaan door Kerkwijk, vermeldt 2021 penningen, waarbij kort aanleiding wordt vermeldt onder verwijzing naar litteratuur. Alleen de varianten of niet beschreven penningen worden nader beschreven. Voor hen, die met de aangehaalde litteratuur, ruim 70 werken, niet geheel vertrouwd zijn, zal deze catalogus v/einig meer kunnen geven dan een aanwijziging, hetwelk zich zelf echter reeds verdienstelijk werk Het naslaan ware alleen gemakkelijker, indien de jaartallen steeds bovenaan bladzijde waren herhaald. platen afbeeldingen zijn bijlagen tekst toegevoegd. uitvoering hiervan (lichtdruk Kleinman Co.) voor gedreven penningen over algemeen bevredigend, hetgeen echter van de afbeeldingen der gegraveerde penningen niet steeds gezegd worden (vlg. 787. 846, 1065, 8
IO9 de
het
U27, I: 57)- Wellicht zoude aanbeveling verdienen voor zoo moeilijk te fotograveeren gegraveerde penningen in het vervolg alleen cliché's naar teekeningen op te nemen. Wanneer ook de verdere deelen verschenen zijn, hopen wij, dat de samensteller ons de thans nog ontbrekende registers niet zal onthouden. J. C. OvERVOORDE.
Details en fragmenten van oude Architectuur en Beeldhouwwerk te Delft. vane
het
op
en
danbij
met
het
vander
vande
die
en
kan
en
an
Ismet
dat
en
wel
met
en
vandit
Hetwas
de
om
te
omden
an
wat
en
is
van
en
en
te
en
van71
in
op
en
in
dathij
het
van
X17
is
te
wij
Werden eenige jaren geleden verrast door verschijnen nuttig boekje, getiteld: »Oude Gebouwen te Dordrecht" en uitgegeven door de »Vereeniging tot instandhouding van Oude Gebouwen" aldaar, een overzicht gevende van de oude woonhuizen te dier plaatse en voorzien van afbeeldingen der meest belangrijke daarvan, heden wordt dit goede voorbeeld Delft, alhoewel eene eenigszins andere wijze, nagevolgd. Thans n.l. bewerking album zeer handig formaat (23 cM.), bevattende eene serie stuks photografieën 65 kartons, alle naar de natuur opgenomen en behelzende details en fragmenten oude architectuur beeldhouwkunst Delft. De uitgave geschiedt door den Heer J. Waltman J r. aldaar, terwijl de samensteller is de Heer F. W. van der Haagen, leeraar M. O. in het handteekenen en boetseeren aan de Haagsche Academie, die geheel en al blijft binnen kader, zich voorgesteld heeft, n.l. denkbeeld te geven van de talrijke merkwaardige gebouwen, trapgevels, poortjes, kunstig-bewerkte boog- friesvullingen, traceeringen, kraagsteenen enz. welke onze aloude Prinsenstad nog heden binnen hare muren houdt besloten. Staat Dordrecht bekend als een der meest gewichtige steden om de Hollandsche architectuur te bestudeeren, ook de stad Delft mag door den oudheidminnaar niet over het hoofd worden gezien; het verschijnen van dit werk zal er voorzeker veel toe bijdragen, om den waren kunstliefhebber tot een bezoek dezer stad aan te sporen, want uit deze reeks van photografieën oude gebouwen fragmenten, welke zeer veel zorg moeite bijeengebracht, blijkt, Delft veel meer schoons bevat oppervlakkig bezoek opgemerkt wordt. deze eerste serie niet alles weergegeven Delft merkwaardige gebouwen details bezit, wij zien hieruit dat deze plaats op een schat van buitengewone goede bouwfragmenten hare schilderachtige grachten straten roemen, getuigenis afleggen van den kunstzin onzer voorvaderen en voldoende stof opleveren, kunstliefhebber eenigen tijd binnen hare muren bezig houden. daarom loffelijk werk Heer Haagen, door uitgave album vergezelde beschrijving
I IO
den
als
der
is,
datin
te
op
wij
omin
van
enht
zal
en
van28
date
dit
én
alhet
en
den
studie-materiaal zoowel voor beoefenaar bouwkunst voor oudheidkenner kunstliefhebber vermeerderen, terwijl daarenboven tevens schoone architectonisch gebied, deze stad aanwezig in werk wordt vereenigd. Niettegenstaande album alle aanbeveling verdient, vreezen toch prijs gulden beletsel worden ruimen kring ingang te vinden. Eene uitgave in autotypie of op andere min kostbare wijze zou den prijs belangrijk verminderd album meer onder ieders bereik gebracht hebben, waardoor het doel, het bekend maken der oude architectuur en beeldhouwkunst Delft, zeer zeker beter bereikt ware geworden. 's Gravenhage, Februari 1904.
ADOLPH MULDER.
Savietson
de
etds
de
peu
les
de
Undes
Maurice Gossart, peintres connus l'école flamande transition, Jean Gossart Maubeuge. oeuvre, d'après dernières recherches documents inédits. Avec une préface de A. M. Gossez. Illustré de nombreuses planches hors texte. Lille, Edition du „BefFroi". 8\ ledere monographie over een kunstenaar van beteekenis is welkom, vane
vanhet
zowaskde
en aankondiging verschijnen boek over
om
ikhet
te
als
om
alden
den
wij
en
den
metd
en
der
de
inde
met
en
Jean Gossart de Maubeuge een aangename verrassing, vooral daar dit het werk was van den heer Maurice Gossart, die aangat over onuitgegeven bescheiden te beschikken; immers dit in verband gebracht met de gelijkheid van naam, deed de verwachting koesteren, dat uit onbekende familiepapieren nieuw licht over den invloedrijken schilder verspreid zou worden. Helaas moet al dadelijk gezegd, dat het boekje bij nadere kennismaking weinig tegenviel. Maar laat geregeld doorloopen, dit minder gunstige getuigenis oewijzen staven. Het begint met een verbazend lange opsomming van geraadpleegde bronnen, iets waarvan ik het nut nooit inzie, daar toch de waarde van iedere bewering tekst onmiddelijk gebruikte bron gedocumenteerd moet worden, Zulk een lange lijst is alleen een beroep op de bewondering voor kennis litteratunr voor besteeden arbeid; maar wanneer we dan al dadelijk als tweede nummer, onmiddellijk na de hoofdbron (van Mander's Schilderboeck) prulwerk Alfr. Michiels' Histoire de la peinture flamande aantreffen en verder vele algemeene werken van Charles Blanc, Arséne Houssaye, Descamps, Viardot enz., dan zijn eerder geneigd schrijver noodeloos besteederj tijd, zulke boeken voor zijn onderwerp te excerpeeren, te beklagen. Buitendien, al is de lijst lang — zij vult drie bladzijden klein gedrukt — toch is ze onvolledig,
111
hij
oken
en
de
om
is
is,dathjn
van
te
de
oudenals
date
wij
de
is
Ookdathije
anhet
ge-
en
die
inde
40
hijen
al
dathijn
enzo
Jan
datlwik
;
Het
ine
hoe
isvan
datzó
opte
te
De
in
kan
de
de
welabov
en
date
inde
dater
Wat
Het
dat
Opdit
e
De
zouhem
wil ze aanspraak maken te zijn een »Essai de Bibliographie générale". Kramni bv. is niet genoemd, en kennismaking met diens uitvoerig artikel verschillende zaken geleerd hebben, waarmee zijn voordeel had kunnen doen. geraadpleegde catalogi vormen zonderling stelletje. Voor het museum te Brussel heeft de heer Gossart zich beholpen met den ouden catalogus van Fétis en voor dat te Berlijn met dien van M ver. weiclsch getitelde »Essai Bibliographie générale" volgt »konographie de Mabuse", waarin tien portretten genoemd worden, en daarbij totaal waardelooze als dat in Blanc's Histoire des peintres. Het oudste echter, tevens bijgevoegden tekst belangrijk getuigenis bergt voor Mabuse's biographie, nl. dat wat in 1562 door de wed. Hier. Cock is uitgegeven, ontbreekt. moet gezegd, schrijver zijn onderwerp ophaalt. Hij begint met het testament van de heilige Aldegondis van 673, waarin voor het eerst melding gemaakt wordt van de plaats Melbodium, het latere Maubeuge. doet toch eigenlijk toe, evenals hoogst onbelangrijke bedenking, hoe het komt, dat de schilder al in zijn eigen tijd Mabuse en niet Maubeuge genoemd werd? Zijn eigenlijke familienaam was Gossart, maar al heeft schrijver in de archieven van diens vaderstad herhaaldelijk dien naam aangetroffen, veel zakelijks over zijn naaste voorouders kwamen wij er niet door te weten. Bepaald naïef zijn bedenkingen, Mabuse plaatsje geboren zijn verstoken kunst, terwijl zijn schilderijen toch tuigen van den invloed die groote kunstwerken op hem gehad moeten hebben. Gelukkig voor zijn eigen bevrediging dacht de heer Gossart nog bijtijds aan liet kapittel van St. Aldegondis, dat stellig rijk geweest is aan kunstwerken van allerlei aard. Zelfs was hij zoo voorspoedig te ontdekken, dat 1514 zekere boekbinder Simon Gossart graduale kapittel geleverd heeft. De gevolgtrekking dat deze Simon Gossart Jan's vader geweest is, was natuurlijk maar een kleinigheid, en dan volgt de rest van zelf. kleine verlustigde zich handschriften zijn vader in binden had, werd vermaard schilder. Vergeten hierbij merken, 1514 ongeveer jaar hofschilder in dienst was van Philips van Bourgondié', den lateren bisschop van Utrecht. Met volstrekt niet beweren, schilder niet zoon van dien boekbinder geweest is; Integendeel, ik acht dit zelfs zeer waarschijnlijk maar oncritisch het, hieruit eenige gevolgtrekking maken omtrent zijn opleiding. Brugge leerschool Memlinck doorgemaakt heeft, en te Antwerpen die van Matsys, is alleen maar mogelijk. eerste document waarover beschikken, 1503 ingeschreven werd als vrijmeester in het St. Lucasgild te Antwerpen. Over zijn eventueel verblijf aan het Engelsche hof vóór dien tijd wordt wel veel gezegd,
112
het
te
uit
van
in
in
Het
te
ten
den
dathijemop
hijen
ishj
dan
vane
de
al
of
hadin
Te
te
den
van
en
had
dathijop
van
De
van
ophet
de
wel
en
op
datzo
en
van
van
van
Met
te
op
den
van
hem
dat
is
bij
van
p.
toen
maar zonder positief resultaat komen. Waarschijnlijk heeft niet plaats gevonden. In 1505 woonde hij nog te Antwerpen, want toen werd daar Hendrick Mertens als zijn leerling ingeschreven, evenals in 1508 Michiel in 't Swaenken. (Dit weten wij uit van der Branden's Gescniedenis der Antwerpsche schilderschool, 88). In dat laatste jaar aanvaardde Mabuse in het gevolg van Philips van Bourgondië de reis naar Italië, hetgeen voor schr. aanleiding geweest is, Philips, wapen af te beelden en heel wat bescheiden en bronnen over den weelderigen bastaard Philips Goede beste geven. beste en nieuwste werk over hem, Prinsen's dissertatie over Gerardus Noviomagus ('s Gravenhage, 1898), die mede van de partij was, heeft hij echter niet gekend. Mabuse bleef vermoedelijk zijn Maecenas, toen deze, 1509 Italië teruggekeerd, op het kasteel Suytburg in Zeeland ging wonen, en niet onwaarschijnlijk het, zijn reis naar Denemarken 1515 vergezeld heeft. In 1516 was hij echter stellig weer terug, want 3 April van jaar teekende quitantie voor twee portretten Eleonora van Oostenrijk, besteld door haar broeder Karel. Uit de zooeven genoemde dissertatie had schr. ook kunnen leeren, dat bij de plechtigheden in 1516 te Brussel bij de uitvaart van koning Ferdinand Spanje, zijden triomfwagen beschilderd waren met naakte »genii inventione et arte mirifica Johannis Malbodii pictoris clarissimi ac nostri saeculi Apellis." 19 Mei 1517 deed Philips zijn intrede als bisschop van Utrecht, en in diens gevolg was wederom »gratissimus Mabusius, excellens per ea tempora pictor." Omtrent zijn werkzaamheden voor den bisschop hebben de bronnen voor heer Gossart niet milder gevloeid voor vroegere onderzoekers, en we vinden Mabuse pas zes jaar later weer terug, toen Margaretha van Oostenrijk hem voor verschillende te Mechelen verrichte werkzaamheden een uitbetaling deed. Bij de uitvaart van den bisschop, die 7 April 1524 zijn kasteel Wijk-bij-Duurstede gestorven was, zeker tegenwoordig geweest. diens anderen beschermeling Gerardus Noviomagus zorgde hij voor een grafschrift op zijn tombe, en aanstonds kwam hij in dienst Philips' neef Adolf Bourgondië, zoon Anton, Grooten Bastaard. Deze, Admiraal Zeeland, woonde Middelburg op het kasteel Sandenburg te Veere, waar ook de verdreven koniug Christiaan van Denemarken toevluchtsoord gevonden. Middelburg 1527 de merkwaardige samenkomst plaats met Lucas van Leyden. Mabuse's sterfjaar, vaak verschillend wordt opgegeven, stelt schr. goede gronden einde 1533. mededeeling Hier. Cock onder Mabuses portret is dus maar één jaar bezijden de waarheid, daarom mogen verdere daar genoemde bijzonderheden, i Oct. overleden is en wel te Antwerpen, en daar in de Kathedraal begraven, zonder gemoedsbezwaren aanvaard worden. Nieuws over Mabuses leven leeren wij dus uit het werkje niet veel,
H3
isde
is
Ie
is
het
opde
ten
wel
te
van
van
van
is
I;de
van
wasde
uithe
opde
"wet
en
zo
van
en
is
en
te
van
dantve
vande
als»De
dieanv
der
enid
vanlde
Hetdan
p.
p.
die
van
de
Hij
dieanls
te
opde
van
F.Ben
te
van
dien
tode
wat
inedr
de
der
Dit
datiok
danise
inhet
van
ze
metn
hij
wegt
an
FenE(i
danwel
de
van
het
okdeuit
Na
of
de
Het
der
de
Het
maar liet verspreide actenmateriaal is grootendeels bijeengebracht, en dat is al een dankzegging waard. tweede gedeelte behandelt zijn werk. Helaas hiervan gegeven lijst noch chronologisch noch volgens de voorstellingen gerangschikt, maar naar verblijfplaatsen besproken werken. lijstje niet zeer groot, al zijn zelfs schilderijen opgenomen waarvan toeschrijving »excessivement douteuse" wordt genoemd waar zonneklaar »que pinceau de Jean Gossart est tout a fait étranger". Ook is de volgorde der verblijfplaatsen eenigszins zonderling. Anvers komt Amsterdam, daarna geheel Angleterre in eens, later alle schilderijen die op de tentoonstelling te Bruges ingezonden waren, N.B. Angleterre gezondene. Bij het fraaie portret van een vliesridder dat te Brugge tentoongesteld was, wordt natuurlijk wederom de meerdere waarschijnlijkheid overwogen, of Philips Bourgondië Floris Hgmond voorstelt. Schr. is niettegenstaande initialen spiegelschrift) baret den voorgestelde, geneigd Philips denken. leest initialen, nu eenmaal niet cijferen zijn, verklaart F(ilips van) B(ourgondië), terwijl zich verder beroept volkomen gelijkenis soortgelijk portret museum Amsterdam. Maar eerste is die F. voor den voornaam van den Bourgondiër eenvoudig onaannemelijk, terwijl voor Floris zelf spreekt, tweede letter degelijk een omgekeerde E en geen B en eindelijk bewijst de gelijkenis met het Amsterdamsche portret alleen, Floris Egmond zien geeft. laatste behoort schilderijen 1808 Nationaal Museum te 's Gravenhage gekomen zijn en waarbij vele overblijfselen waren van de verzamelingen Oranjes. Floris Egmond grootvader Anna van. Buren, eerste gemalin Willem aanwezigheid zijn portret kasteelen Oranjes, vermoedelijk Buren, dus vrij waarschijnlijker Utrechtschen prelaat. Belangrijke werken Mabuse zoeken vergeefs lijst van den heer Gossart, b. v. in het Museum'te Munster een Madonna met op de lijst de oude inscriptie »Joannes Malbogius pingebat" (Ned. Spectator 1879 241) Gal. Colonna Rome Lucretia, vermoedelijk dezelfde die door van Mander genoemd wordt als toen in het bezit van Melchior Wyntgens te Middelburg. volgende lijstje »Oeuvres perdues" uiterst armzalig bevat alleen het altaarstuk uit de Abdij te Middelburg. Heeft dan schr. geen kennis genomen van het portret dat Mabuse in 1528 gemaakt heeft van Reynier Snoy, den lijfarts van Adolf van Bourgondic (Hist. Gen. Kronijk 1846 175), werken Mander bekend waren, van tal van stukken die in oude inventarissen genoemd zijn, waarbij zeer betrouwbare opgaven Historie Hercules, gemaekt, onder daerop geschreven staet, bij Johannes Malbodius int jaer XVc dartich" (v. d. Branden, p. 97)?
to
ofpde
het
als
dat
van
uitde
ten
het
dat
het
Hetwasnog
zo
in
kan
alsden
ante
dievanhm
de
en
danzou
vanl
vanlde
van
den
Enva
te
dan
ine
te
deSt.
hen
in
van
en
datzij
is,
inwat
metn
en
te
dut
van
er
het
vande
okhun
en
Het
het
enogwld
In
te
inde
ophet
te
hoe
om
e.a
of
ande
van
van
dathije
vanSt.
de
de
Dat ook oude prenten wel gebruikt kunnen worden als bronnenmateriaal voor samenstelling iemands »oeuvre" schijnt niet schr. doorgedrongen te zijn. Waarom anders niet gewezen op de prenten die Wiericx en Passé naar Madonna's zijn hand gesneden hebben, kapitale Mis Gregorius, door Simon Frisius vergetelheid ontrukt? Prenten bestaan voor schr. klaarblijkelijk niet. Anders is het toch niet verklaarbaar, interessante quaestie geheel niet aanroert Mabuse werkelijk de graveur en de houtsnijder is geweest van eenige prenten, reeds door Bartsch genoemd als het werk van een monogrammist, maar door Nagler, Passavant breedvoerig besproken mogelijk werk van Mabuse. Maar terug komen stuk abdij Middelburg, 4 Jan. 1568 door een brand vernield werd, dit verschaft een leerrijk staaltje, schr. zijn bronnen gebruikt heeft. navolging Mander noemt hij het een Descente de Croix (Een Atdoeninghe van den Cruyce), daarbij evenwel citeerende Molanus plaats afschrijvende, waarin deze onderwerp »Beatae Mariae Annunciationem" noemt. boekje wordt besloten beschouwing over Mabuses ontwikkeling en over de plaats die hem in de kunstgeschiedenis ingeruimd moet worden. Ook hij laat zijn held uit Italië terugkeeren, »chargé de dépouilles demi-grotesques, demi falsifiées, prises sur Ie plus mauvais de l'art Italien: Ie néo-antique". Het is gewoonte geworden te schimpen op dien Italiaanschen invloed, niets goeds meer zien onze kunstenaars eeuwige stad meebrachten. Maar dat oordeel is onjuist. Wij mogen niet vergeten, dat toch blik door verruimd moge geweest zijn koste onbevangenheid vroeger, eerst Italië leerden studeeren naar naakt, zich daar wereld voor ontsloot, waarvan ze thuis niet gedroomd hadden. En Mabuse was waarlijk niet de minste onder zijn kunstbroeders, die ook voordeel van hun reis getrokken hebben. Zijn beste werken zijn later gedateerd, zooals Lucas Praag van 1515 en het heerlijke portret van Carondeletus te Parijs. Dan viel zijn reis naar Italië (1507—1509) tijd daar werkelijk meer goeds kwaads halen was. lang vóór Michel Angelo zijn Laatste Oordeel ontwierp. diens cartons voor ruitergevecht aan Arno, zijn beelden David Mabuse alleen geprofiteerd hebben. Voorts is de indirecte invloed der Italiaansche kunst op onze Nederlandsche schilders door de talrijke prenten waarschijnlijk veel grooter geweest dan de directe in het land van belofte zelf ondergaan. Had de heer Gossart zich er toe bepaald, het bronnenmateriaal over zijn naamgenoot volledig mede te deelen, en had hij daarbij een beredeneerde lijst gegeven werken zijn wijzen, hetzij originali hetzij uit de litteratuur, uit archivaliën of uit reproducties, en had hij deze stukken geschiedenis consciëntieus mogelijk aangegeven, zijn boek stevige bouwsteen geweest zijn, waar
metd
die
de
wil
van
die
anderen hun voordeel mee hadden kunnen doen. Nu heeft hij een monographie geschreven, maar niemand, zich merkwaardige figuur Mabuse bezig houden, moeite ontneemt, zelf alles weer ab ovo te gaan onderzoeken. Zulke boeken beteekcnen geen verrijking van onze kunst-historische litteratuur.
Amsterdam.
H. W. Moes.
de
is
vanDr.EW
de
Van hand Bredt verschenen: »Diel)enkmalphlege und ihre Gestaltuug in Preussen," Berlin, Köln, Leipzig, i^oj.. waarin de schrijver naast eenigc algcmeene beschouwingen over Denkmalphlege een overzicht geeft van de regeling in Pruisen, die eene gewenschte aanvulling geeft op het werk van von Wussow.
Als bijlage is hierbij afgedrukt de Italiaansche wet van 12 Juni
Korte Medecteelingen, Nog iets over den Schilder Nicolaes van Galen. vanhet
6vande
in
De mededeeling aflevering ^den jaargang
van
de
vanhet
den
over schilder groote doek voorstellende Rechtspleging mij
van
Dr.A
in
in
benik
KA.
de
afte
het
vande
te
te
J.
den
was
Graaf Willem den Goede, zich bevindende in het raadhuis te Hasselt, (provincie Overijssel), reeds afgedrukt toen Bredius eene aanteekening toezond door hem gemaakt uit eene acte d^. 28 Maart 1652 bij Notaris Weer Amsterdam verleden, waarin Nicolaes Galen als schilder genoemd wordt, wonende Kampen. Door tusschenkomst heer Hoefer staat gesteld die acte, waarvan opzoeken geruimen tijd vorderde, haar geheel hier drukken, terwijl handteekeningen facsimilé zijn weergegeven:
van
:
van
van
te
ter
hij
to
end
Op den 28en Marty Anno 1652 compareerde voor mij JoannesWeer, openbaer Notaris publicq bij den Hove van Hollant geadmitteert, residerende binnen Amsterdam naegenoemde getuygen Claes Galen, schilder, wonende Campen, ende heeft geconstitueert ende magtige gemaeckt, gelijck constitueert ende machtig maeckt mits desen Boude wijn Adamsz., wonende hier stede, specialijcken ommc uijttcn naem ende wegen hem constituant manen, eijschen, vorderen ende ontfangen Jacob Ritsma, konstcooper, mede wonende alhier, betalinge ofte restitutie van sodanige twee stux schilderije, als hij comparant aen de voornoemde Jacob
te
hem
om
ter
Ritsma heeft hande gestelt, voor constituant vercopen, volgens
als
wesvan
te
ut
als
de
sal
bijde
't
te
van
salcum
te
te
te
toe
vande
ten
te
te
vande
in
int
de bescheijden daarvan sijnde. Ist noot daerover recht te plegen voor alle Heeren, Hoven, jugen, rechters ende gerechten soowel eijsschen, verweren eitem te contesteren alle dagen van termijnen te observeren, ende voorts omnibus procederen uijt saecke penningen ontfangen, ontfanch quitantie geven, ende voor namaninge bevrijden ende generalijcken alles meer doen ende verrigten node wesen potestate substituendi, gelovende sullen approbeicn voor goet, vast ende waerden houden gunt geconstitueerde off derselver gesubstitueerde dienaengaende gedaen ende verricht werden op verbant als naer rechten, sonder bedroch consenterende hieraff acte. Gedaen binnen Amsterdam enz. ter presentie van Willem van Veen ende Samuel Visscher getuijgen hierover gestaen. Datum supra.
x^V
j.1
dit
van
van
met
in
en
te
van
die
in
dus
vanhet
van
den
ik
in
of
ante
datevn
er
endik
de
dus
dan
metdi
wijnude
Vergelijken handteekening Galen onder stuk voorkomende weergegeven mijne mededeeling September valt niet twijfelen beide zijn dezelfde hand geschreven, waaruit volgt Galen bovenstaande acte »schilder" genoemd is persoon over wien genealogische andere bizonderheden mededeelde voor vervaardiger fraaie Hasseltsche schilderij houd. Nicolaes Galen schijnt eenigen tijd Kampen gewoond hebben maar zeker niet lang, want van hem is, na een expresselijk ingesteld onderzoek, geen spoor in het Gemeentearchief van Kampen gevonden. Uit bovenstaande acte leeren wij bovendien den naam van een Amsterdamschen kunstkooper, zekeren Jacob Ritsma, kennen voor Galen stukken ter verkoop had, eene niet onaardige bijdrage dus voor de kennis der kunsttoestanden in het midden der iye eeuw in ons land. B. W. F. VAN RIEMSDIJK.
van
Niet Jacob Campen maar Pieter Post.
op
de
In de dezer dagen verschenen afl. 23/24 van het prachtwerk Amsterdam in de zeventiende Eeiiw, trof mij in het onderdeel Beeldhouwkunst (blz. 109) volgende tirade: »Een gedenkteeken deze wijze behandeld (dit slaat op het voorstellen van een gevallen held, liggende op een tombe), is dat
alshet
in
ik
M.G
Vandit
en
i.d16
is
der
Posr
te
daten
De
die
datine
door Jacob van Campen ontworpen voor Jan van Galen, in de Nieuwe Kerk. Deze zeeheld sneuvelde in 1653, en zijn monument is dus gelijktijdig met dat voor Maarten Harpertszoon Tromp te Delft ontstaan, (/v/ ^X' (/(W z/
Zu Hubert van Ravesteyn.
des
inder
die
der
ichen
als
lm
und
zu
am
1.V
mit
des
isten
zu
zu
v.
des
Aufden
Vor Kurzcr Zeit wurden in »Oud Holland" (XIX, 121-1^.4 und XXI 120-121) wichtige Nachtnigc zu den Mittcilungen gegeben, die in derselben Zeitschrift schon etwa zehn Jahre früher (vergl. Bd. Xz|.irl.)Platzgefunden hatten'*). neucu Angaben fussend, kann Bild namhaft machen, das wahrscheinlich dem Hubei"t v. Ravesteyn zugchört. Zwar haftete eine Zeit lang die Benennung Hugo v. Ravesteyn daran, doch schcint es mir, dass die Deutung des Monogrammes H V R viel eher nach der Richtung Hubert Ravesteyn geschehen habe nach eines sonst unbekannten Hugo. Immerhin bleibt beachten, dass Form Monogramms eine andere ist, als die in »Oud Holland" abgebildete und dort wohl mit Recht auf Hubert van Ravesteyn bezogcne. Das Bild das ich meine, Sittenbild Bauern Kamin bcfindet sich Sammlung Fabrikanten Novak Prag. Katalog dieser Sammlung (Prag, iH<jt)) ist es als Nummer 56 und als Werk eines unbekannten Monogrammisten H. v. R. eingehend beschrieben, und ein Facsimile der Signatur ist beigegeben. In der Anmerkung wird er als antwerpener Malerei in Anspruch genommen, doch möchte ich nachtraglich auf die mehr hollandisch weiche Art der Malerei grössercs Gewicht legen, die auch Anderen schon aufgefallen ist. Aber sie steht im gegensatz zur Antwerpener 1) Vgl. Klseviers JVlaandsclirifl. 1901, all. 8. J)e grafmonumenten van l'iet Hein Delft 1903. J.Visr
2)
en Tromp, door C. F. Gijsberti Hodenpyl. g) Der
Ankmif eines Hubert v. Ravestcyn für Rotterdam wtirde im 1TI. Rande
des Hulletin gcmcldct.
van
in
seidm
fürein
als
Dr.Thv
12
dasich
der
jaein
Und
Brandmarke 4), die auf der Kehrseite des Bildes zu finden ist. Diese Marke ist fast sicher alt; sie ist gewiss nicht beigefügt, um etwa dem Dordrechter Bilde als Herkunfts-beglaubigung zu dienen; sie hatte auch sonst keinen rechten Sinn, wenn sie nicht schon ursprünglich auf dem Brett gestanden hatte. diese Möglichkeit komrat besonders Betracht. Hubert Ravesteyn kann durch Zufall verdorbenes Antwerpener Gemalde nach Abschleifung Schönseite Unterlage neues Bild benützt haben. Der Zusainmenhang sei wie immer, jedenfalls möchte ich die Aufmerksamkeit der Kenner auf das erwahnte Bild hinlenken. In der Münchener Versteigerung Henneberg ist dem Hubert v. Ravesteyn ein Bild zugeschrieben worden, bisher nicht gesehen habe. Auch dieses kritischen Bliek der Forschung empfohlen. Wien, Januar 1904. FRIMMEL.
het
of
der
van
tode
van
te
ofen
omte
In de Illustr. Zeitung van 5 Nov. j. 1. is een opstel te lezen van prof. Koek el »Ueber Schartenspuren", — waarin deze interessante mededeelingen doet over de sporen, die de bijl en het mes achterlaten op hout, dat hiermede is gekapt of gesneden; sporen die natuurlijk, overeenkomende met de oneffenheden, welke op de snede van het desberreffende werktuig, bij gerechtelijk onderzoek naar den dader van wanbedrijven, van groot nut kunnen zijn, en als zoodanig in voormeld opstel worden aanbevolen. De daarbij gevoegde afbeeldingen doen tevens zien, met welk een nut en betrouwbaarheid hierbij gebruik wordt gemaakt van de photographie. Naar aanleiding van voornoemd opstel waag ik de onderstelling, dat deze wijze van onderzoek ook vruchtdragend is te maken bij oudheidkundige nasporingen; weten komen, welk materiaal werktuig is geweest, waarmede voorwerpen uit den praehistorischen tijd zijn bewerkt, aangezien (om bij mes en bijl te blijven) deze sporen moeten achterlaten, verschillend wanneer deze van steen, brons of ijzer zijn geweest; voorts, om te weten te komen, hoe die bijl of dat mes is gehanteerd, aangezien dit uit het beloop der desbetreffende sporen is op te maken. Zoo, stel ik mij voor, dat in nog menig twijfelachtig geval, kan uitgemaakt worden, oudheidkundig voorwerp steen-, bronsijzerperiode behoort, wijl deze indeeling tijdperken vóór-geschiedenis hoofdzakelijk berust op het werktuig of gereedschap, waarvan zich de mensch in die tijdperken bediende. H. L. BOERSMA.
ichan
und
der
des
das
u.ainder
4)
Ueber Vorkommen clieser Marke ihre Form schrieb verschiedenen Stellen, zweiten Auflage »llandbuchs Gemaldekunde".
Verbeterin.
2,was
an
alsde
dit
In bulletin Oudheidk. Bond Nov. j. 1. blz. 23 regel 5 v. b. staat 1632, moet zijn 1732 (even decoratie vermeld boven blz. dit altaar en het soortgelijke daarna genoemd uit 1732).
DRUKKERIJ »PLANTIJN" — o. F. THKONVIU.E. -
I.KIDKX'.