BULLETIN BULLETIN VAN DE WERKGROEP HERKENNING
■ 26e
JAARGANG No. 2
■
JUNI 2011
ALEX DEKKER: MIJN OPA WAS EEN DUITSER Uitg. Just Publishers, ISBN 9789089751584 Toen Alex Dekker als puber een keer een snerende opmerking maakte over Duitsers toen er een bus vol Duitse toeristen langs hun huis reed nadat hij 's morgens bijna omvergereden was door een auto met Duits kenteken, ging zijn vader zwijgend een sjekkie draaien, terwijl zijn moeder hem vertelde, dat zijn opa een Duitser was. Die mededeling raakte hem diep. Hij was behoorlijk anti-Duits en had boeken over de holocaust, Stalingrad en D-day en andere oorlogsonderwerpen gelezen. Nu kreeg hij te horen dat zijn oma, moeder van drie zonen, waarvan zijn vader er een was, 'fout' was geweest. Zijn moeder maakte Alex meteen duidelijk dat zijn oma een liefdesverhouding met de Duitse soldaat had gehad en dat ze (daarom) bij de bevrijding ook niet kaal geschoren was.
Een lastige speurtocht werd het, op basis van twee foto's. Uiteindelijk kwam hij toch bij de grootvader uit, o.a. door hulp van de Deutsche Dienststelle (WASt). Alex' vader maakte het niet meer mee, hij was drie jaar daarvoor gestorven. Alex heeft de oorlogsjaren van zijn grootvader voor een goed deel kunnen reconstrueren. Voor de naoorlogse jaren had hij minder interesse. Hij heeft tenslotte een bezoek gebracht aan het graf waarin zijn opa in 1985 ter aarde is besteld. Hij was blij dat het verleden nu niet alleen maar meer een verhaal was, maar tastbaar was geworden. Maar ook boos: Had je nou niet één keer de moeite kunnen nemen om ons op te zoeken? Je had me een fiets kunnen geven, opa!
Voor Alex was deze familiegeschiedenis vol onduidelijkheden het begin van een jarenlange zoektocht naar de relatie tussen zijn oma en zijn onbekende grootvader en naar diens leven voor en tijdens de oorlog. Alex' vader had zich nooit in zijn moeders geheim verdiept, had er naar eigen zeggen ook geen last van gehad. Maar voor Alex, de kleinzoon, lag het anders. Hij trok zich opmerkingen die over de Duitsers of over zijn opa werden gemaakt aan, want hij sprak er wel eens over met vriendjes. Hij merkte dat ze hem min of meer schuldig hielden voor het feit dat zijn opa een Duitser was. Het vormde een belangrijke prikkel om op zoek te gaan naar de persoon van die onbekende grootvader en dat o.a. te doen door in Amsterdam geschiedenis te gaan studeren. Daar leerde hij te nuanceren tussen goed en fout, tussen Duitsers en massamoordenaars.
(Informatie ontleend aan een boekbespreking van Rob Gollin, De Volkskrant 5 april 2011)
1
Informatie over de Werkgroep Herkenning
Donateur worden van Herkenning?
Secretariaat:
U kunt donateur worden van de Stichting Werkgroep Herkenning. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze Stichting organiseert. De Stichting vraagt van de donateurs een jaarlijkse bijdrage van € 20,00. Een hogere bijdrage is uiteraard welkom. Kunt u een bedrag van € 20,00 niet missen, dan mag dat echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven, elke andere lagere bijdrage is welkom. U kunt uw bijdrage storten op rekeningnummer 5285797, ten name van Stichting Werkgroep Herkenning, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, onder duidelijke vermelding van uw naam en adres (zeker bij telebankieren is dit heel belangrijk!)
Nieuwsteeg 12 4196 AM Tricht 06-37134847 email:
[email protected] Adreswijziging s.v.p. aan het secretariaat
Landelijke hulptelefoon: 030 6701979 Bestuur: Cuny Holthuis-Buve, voorzitter Ton Scheffel, secr.-penningmeester Jeanne Diele-Staal, lid Ab van Aldijk, lid Johan Wagenaar, lid
Regiocoördinatoren:
Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure, neem dan contact op met het secretariaat: 06-37134847, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht
[email protected]
Friesland Roelie Ansingh 0512 303174 Groningen Jurriën Oortwijn 050 3110955 Drenthe Pieter Kempers 0591 659904 Flevoland Pragit Koot 0320 412116 Brabant Hans van Hoof 0413 475838 Limburg Margreet Vorstenbosch 046 4373822 Zuid-Holland Dirk Mostert * 010 2622645 Salland & Twente Arjen & Mieke de Groot 053 4344801
Bijdragen inzenden voor het Bulletin: De redactie bekijkt binnengekomen stukken op:
* b.g.g. het secretariaat -goede leesbaarheid -eenduidigheid wat de inhoud betreft -lengte van de tekst in verhouding tot de beschikbare ruimte
Contactpersoon partners van: Joke Snijders
033 4617673
Contact Kinderen van Duitse Militairen:
Indien nodig wordt met de schrijver van de tekst overleg gepleegd.
Ab van Aldijk 023 5240898 of 06 533382670
Redactie Bulletin:
De inhoud van de stukken mogen niet strijdig zijn met de doelstellingen van Herkenning.
Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars, hoofdredacteur
[email protected] Webmaster: Johan Wagenaar
Als een bijdrage van iemand wordt opgenomen, geldt dat de redactie voor de inhoud ervan geen verantwoordelijkheid draagt. Verdere informatie in het colofon op de laatste pagina van dit Bulletin
Voor het laatste nieuws over activiteiten van de Werkgroep Herkenning en over andere zaken die voor de doelgroep van Herkenning van belang kunnen zijn, raadpleeg de website: www.werkgroepherkenning.nl
2
BETTINA DRION: PORSELEIN Uitgeverij Marmer
Van de redactie Dit jaar bestaat Werkgroep Herkenning 30 jaar! Het septembernummer van het Bulletin willen we aan het jubileum wijden, zie het artikeltje verderop in dit nummer. Jeanne Diele, die samen met Hans van Hoof, de landelijke praatgroep leidt, doet verslag van wat er tot nu toe in de groep aan de orde is geweest. De groep ligt tijdens de zomer stil, maar gaat in het najaar verder en nieuwe deelnemers zijn van harte welkom.
Toen schrijfster Bettina Drion 28 was, kwam ze erachter dat haar opa een NSB'er was geweest. Ze voelde zich beschaamd, het voelde voor haar alsof ze medeschuldig was aan het lot van Joodse slachtoffers van het Naziregime. Ze is inmiddels 43 jaar en 66 jaar na de executie van haar opa in kamp Vught, 3 mei 1945, is het boek uitgekomen waarin zij haar speurtocht naar haar grootvader beschrijft. Dat boek is er niet zonder slag of stoot gekomen: ze had eerst een jaar of tien nodig om te leren leven met het idee dat haar opa geen oorlogsslachtoffer was maar een collaborateur. In haar familie werd er over het verleden niet gesproken en ze vroeg haar vader door middel van een schriftelijk verzoek of hij het goed vond dat ze het verleden ging uitpluizen. Er waren brieven bewaard gebleven die haar grootvader vanuit het kamp had geschreven nadat hij in 1944 in bevrijd Nederland voor een spionageopdracht door de Canadezen was opgepakt. Zij verwachtte dat hij een bruut, een schoft zou blijken te zijn, maar dat was niet zo. Het beeld dat ze kreeg was dat van een idealist, een romanticus, vol wroeging over wat hij had gedaan. Ze is tijdens haar zoektocht ook anderen tegengekomen, ook kleinkinderen, die aan een zelfde speurtocht naar het verleden van hun grootouders bezig waren. Ze beseften dat zij dingen aan het uitzoeken waren waartoe hun ouders niet in staat waren geweest. Het besef dat er in veel families een duistere kant is, dat er een barst door de familiegeschiedenis heenloopt, werkte bevrijdend. Vandaar de titel van het boek: 'Porselein'.
In februari werd het Open Archief overgedragen aan het Verhalenarchief, onderdeel van het Nationale Archief. Rinke Smedinga, die samen met Paul Mantel aan de wieg van het OA heeft gestaan, hield een met veel beeldmateriaal geïllustreerde voordracht. Voor het bulletin heeft hij zijn voordracht aangepast en ik neem zijn tekst vrijwel in zijn geheel over. Eefje van der Weijden houdt zich bij het Nationaal Archief o.a. bezig met het Verhalenarchief. Een goed moment om met haar te spreken over dit archief en haar taak daarbij. Rinke zei o.a. dat veel mensen hun (levens)verhaal willen schrijven en dat het maar weinigen lukt om het gepubliceerd te krijgen. Twee kleinkinderen, Alex Dekker en Bettina Drion, vonden uitgevers bereid om hun zoektocht naar hun grootvader, respectievelijk een Duitser en een NSB'er, waarvan zij een intrigerend verslag hadden geschreven, uit te geven. Wieptine Horstra zag in 1989 het belang in van het vastleggen van de ervaringen van de 'hongerkinderen' uit Gouda die in De Krim in de eerste maanden van 1945 onderdak kregen en zo aan ondervoeding of hongerdood ontkwamen. De verhalen van andere geëvacueerden, die uit de Over-Betuwe, kwamen in de geschiedschrijving tot nu toe nauwelijks aan bod. Martin Bossenbroek en collega's vroegen in de tentoonstelling van vorig najaar 'Oranje bitter' en in het begeleidende boek aandacht voor hun ervaringen, met name voor hun bitterheid over de plunderingen door geallieerde soldaten. 3
Vanaf het moment dat historici 'oral history' als stroming in de geschiedwetenschap introduceerden, zijn er hevige discussies geweest over de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van (levens)verhalen voor het historisch onderzoek. Een korte rondgang tussen de voors en de tegens kan de mogelijkheden en de tekortkomingen van levensverhalen verduidelijken.
Het NA heeft nu zowel onze eigen verhalen als de dossiers van onze ouders onder haar hoede, een goed moment om ook daar ons jubileum te vieren. In het volgende Bulletin kunt u hierover alles lezen. Enquête over het CABR Moeten de dossiers van de bijzondere rechtspleging vrij toegankelijk worden? Dat was een van de vragen die we u in een kleine enquête hebben gesteld. En u heeft daar in grote getale op gereageerd! Veel dank daarvoor, als Herkenning kunnen we nu goed beslagen ten ijs komen bij het NA. Uw reacties hebben we samengevat, daarover kunt u elders lezen in dit Bulletin.
Veel media-aandacht was er voor de uitnodiging van Grimbert Rost van Tonningen door het 4-mei comité uit Culemborg. De gemoederen liepen hoog op, maar per saldo bleek toch dat een heel hoog percentage van de Nederlandse bevolking geen moeite meer heeft met KFO en hen ook zeker niet de mond wil snoeren, ook niet op 4 mei. Enkele stemmen uit de pers bracht ik samen in een kort overzicht over deze kwestie.
En verder......... De landelijke gespreksgroep is opgestart, ons bestuurslid Jeanne Diele doet daarover verslag in dit nummer.
Namens de redactie wens ik u enkele interessante uurtjes toe met het lezen van dit Bulletin.
Ook het Forum op onze website is gestart, daarover heeft u allen bericht gekregen. Hierop kunt als donateur van Herkenning zelf onderwerpen zetten en met anderen contact over hebben. Vanuit het bestuur zullen we regelmatig thema's aandragen, maar het is uw website, dus aarzelt niet om er gebruik van te maken.
Gonda Scheffel-Baars
Nieuwe beheerder van de website Tosh Koot heeft te kennen gegeven dat hij ophoudt met het beheren van de website, hij heeft dit ruim 5 jaar gedaan, wij danken hem heel hartelijk voor zijn inzet. Johan Wagenaar neemt zijn taak over en hij beheert ook het forum. Vanuit het bestuur
Verantwoording bestuur Zoals ieder jaar leggen wij als bestuur verantwoording af over de financiën en over ons doen en laten. U vindt het secretarieel en financieel jaarverslag in dit Bulletin.
Viering van het jubileum van Herkenning. We zijn bezig om hier een passende invulling aan te geven; helaas hebben we geen suggesties gekregen van de donateurs. Wel heeft ons een suggestie bereikt over een geschikte plek.
Wij wensen u een mooie en ontspannen zomer toe!
We zijn nog bezig met het programma, maar de plek waar we dit zullen vieren kunnen we u alvast vertellen: dat wordt eind november in het Nationaal Archief (NA) in Den Haag.
Het bestuur
4
DE 'HONGERKINDEREN' Een mevrouw die bij mij in de straat woont, Margriet, sprak me onlangs aan en zei: 'Jij doet iets met kinderen van de oorlog, hè. Ik heb een boekje over de 'hongerkinderen' van Gouda die tijdens de hongerwinter in De Krim werden opgevangen om aan te sterken. Ik was een van hen. Heb je daar interesse in?' Uiteraard! voedselsituatie in het westen echter steeds nijpender werd, achtte men het tijdstip gekomen om de hulp aan ondervoede kinderen te stroomlijnen en het comité UNO werd daartoe in het leven geroepen. Ds.Ten Brink, een van de initiatiefnemers, ging in De Krim zijn zaak zelf bepleiten en bezocht de kerkenraadsvergadering van 11 januari 1945. Hij vond gehoor, want op 21 januari al arriveerde er een transport met Goudse kinderen, spoedig gevolgd door nog drie groepen. Elke groep bestond uit ongeveer 35 kinderen, die per (gedeeltelijk omgebouwde) vuilniswagen van de gemeente Gouda naar hun bestemming werden gereden.
Het boekje 'Omzien naar kinderen', geschreven door W.F. Horstra-v.d.Meer, opent met een foto van een plaquette die, na een aantal jaren 'vergeten' te zijn, weer in het voorportaal van de Gereformeerde Kerk in De Krim hangt. De tekst luidt: 'Ter herinnering aan de liefdevolle toewijding en verzorging de kinderen der Goudsche Geref. Kerk bewezen in de oorlogswinter 1945. Mattheüs 10:42. De dankbare ouders.' De daarbij behorende oorkonde luidt: 'In het eerste halfjaar 1945 toen in het Westen des lands de honger zwaar werd en onze kinderen van gebrek dreigden om te komen hebt gij U het lot onzer kinderen aangetrokken en hen liefderijk verzorgd. Naast God brengen wij U dank en schenken U, als een poging onzen dank te uiten, een blijvende herinnering in den vorm van een gedenksteen. De dankbare ouders' De oorkonde is door 42 ouders getekend.
De IJsselbrug bij Zwolle was een moeilijk punt, omdat die de enige overgang naar het noorden was en zwaar bewaakt werd door de Duitsers. De transportleider had weliswaar papieren waarop toestemming gegeven werd de brug te passeren, mét de aanwezige lading, de kinderen, maar helemaal safe waren die papieren niet.
Hoe kwamen die kinderen uit Gouda nu uitgerekend in De Krim in Overijssel terecht? Ds. Ten Brink van de kerk aan de Turfmarkt was getrouwd met een Krimse boerendochter en had dus contacten met mensen uit dit Overijsselse dorp. Op 11 december 1944 werd het comité Uitzending naar het Oosten opgericht, waar vertegenwoordigers van diverse Goudse kerken zitting in hadden. Nu waren er al vanaf 1943 door inwoners van Gouda kinderen naar de provincie Drenthe gestuurd en op 31 januari 1944 vertrok er een groep gereformeerde kinderen naar De Krim, uitgezwaaid door ds. Ten Brink en zijn kerkenraad. Maar dat waren spontane ad hoc acties. Toen door de spoorwegstaking van september 1944 de
Ze zagen er gelukkig echt genoeg uit en bij geen enkel transport ontstonden er moeilijkheden. Wel werd een van de transporten een keer door Engelse vliegtuigen onder vuur genomen toen de vuilniswagen over de Veluwe reed, maar gelukkig werd hij niet geraakt. Bij aankomst in De Krim waren de kinderen erg opgelucht dat ze de wagen konden verlaten. Ze werden door het ontvangstcomité welkom geheten en door de plaatselijke dokter onderzocht. In Gouda had dokter Vegter een cruciale rol gespeeld bij de beslissing welke kinderen voor uitzending naar Overijssel in aanmerking kwamen, n.l. die kinderen die in een slechte lichamelijke conditie verkeerden. Het schijnt dat enkele kinderen zelf zijn gaan vragen of ze met een transport mee mochten. 5
Van de hand van de heer P.J. Zonruiter, lid van het comité die een of meer transporten begeleidde, werden op 5 mei 1948 en op 5 mei 1975 artikelen in de krant gepubliceerd over deze kindertransporten en de schrijfster van het boekje heeft hier veel gegevens aan ontleend. Daarnaast heeft ze gesproken/contact gehad met een aantal 'kinderen' die in het vroege voorjaar van 1945 in De Krim, de Nieuwe Krim/Dalerpeel of Schuinesloot opgevangen zijn. Zij vertelden over hun belevenissen en emoties, 44 jaar na dato, en voor velen was het alsof ze over dingen spraken die nog maar net gebeurd waren. Was Henk de Jong, een van de 'hongerkinderen', echter niet eind jaren tachtig op zoek gegaan naar zijn gastouders, dan was het verhaal van de Goudse kinderen waarschijnlijk nooit opgeschreven. Henks zoektocht deed Wieptine Horstra beseffen dat het belangrijk was om dit stukje oorlogsgeschiedenis op te schrijven en voor de komende generaties te bewaren. Zij heeft de namen en gegevens van 128 kinderen kunnen achterhalen, maar er zijn meer Goudse kinderen in De Krim geweest.
De mensen wisten werkelijk niet, hoeveel ze doen moesten om het de kinderen naar de zin te maken en ze het beste van het beste te geven.' Dit mooie beeld gold echter niet voor allen. Er waren gastouders die hun teleurstelling dat ze een meisje toegewezen kregen terwijl ze een jongen 'besteld' hadden niet onder stoelen of banken staken. Soms werden er kinderen 'geruild', omdat het ene gezin graag een blond kind onderdak wilde verlenen en het andere de voorkeur gaf aan een met donker haar. Wat dat voor de kinderen betekende, daar werd niet over nagedacht. Bij de gastgezinnen was men bang voor hoofdluis – hoewel de kinderen daar voor hun vertrek op onderzocht waren – en een meisje schreef daarover: 'Ik had lange, dikke vlechten en werd in het gastgezin 'gestofkamd'. Wat vond ik dat een belediging en ik heb dan ook gezegd: “Ik héb geen luizen, mevrouw!” De schrijfster van het boek voegt hieraan toe: Niet iedereen was zo gelukkig: sommige kinderen werden bij aankomst kaalgeschoren….. Sommige kinderen moesten hard werken in het gastgezin. In één familie werd de dienstmeid zelfs ontslagen omdat er nu grote kinderen opgenomen werden in het gezin die haar werk konden overnemen… Op twee na waren alle kinderen ouder dan 6 jaar en dus leerplichtig. In De Krim waren drie scholen, maar van slechts één school zijn gegevens bewaard gebleven. Daar werden drie zesjarigen in- en later weer uitgeschreven. Ongetwijfeld zullen daar meer kinderen uit Gouda de lessen hebben gevolgd, hoewel het niet uit de gegevens blijkt. Uit een boekje over een van deze scholen, die van CNS (Christelijk Nationaal Schoolonderwijs) blijkt dat er in 1945 veel schoolverzuim was, omdat de kinderen door een tekort aan kleding en vooral schoeisel niet naar school konden komen. Door brandstofproblemen waren de scholen in de koude wintermaanden ook menigmaal dicht, ondanks het feit dat de leerlingen gevraagd werd turf voor de kachel van huis mee te brengen. Het kan zijn dat ook de Goudse kinderen door deze omstandigheden niet regelmatig naar school hebben kunnen gaan. Een van de Goudse kinderen meldt dat de klassen op een bepaald moment zo overvol
Mensen die destijds een kind in hun gezin hadden opgenomen wisten soms alleen maar een voornaam, of zelfs die niet meer; een aantal van de 'hongerkinderen' bleek dus onvindbaar. De verhalen die Wieptine Hofstra heeft aangehoord of op schrift ontvangen heeft, citeert zij uitgebreid in haar boekje. De kinderen komen zelf aan het woord. Het is boeiend om de min of meer 'officiële' bronnen, de artikelen van de heer Zonruiter, te leggen naast de verhalen van de 'kinderen' zelf. Zonruiter schreef: 'Het was ontroerend te zien met welk een liefde de kinderen in de gezinnen werden opgenomen. 6
meer aan veel eten gewend waren. Ondanks het dringend advies van de dokter aan de gastouders om de kinderen in het begin kleine beetjes te laten eten en zeker geen vet voedsel voor te schotelen, had niet iedereen zich daar aan gehouden, met spijsverteringsproblemen tot gevolg. Sommige kinderen schreven onverbloemd over het heerlijke eten aan hun ouders, anderen hielden zich in, omdat ze zich er een beetje voor schaamden zelf overvloed te hebben terwijl het thuisfront honger leed.
waren, dat de hoofdmeester de kinderen die verder dan 20 minuten lopen van school woonden vrijaf gaf. Enkele oudere kinderen (er waren 17 14-jarigen, 9 15-jarigen, twee van 16 en twee van 17 jaar) gingen naar vervolgscholen in Coevorden. De kinderen moesten zich aan hun nieuwe omgeving aanpassen en dat verliep niet altijd zo eenvoudig. Veel van hen hebben aan Wieptine verteld over hun heimwee; zelfs 44 jaar later was het voor sommigen moeilijk om daarover te praten. In hun brieven naar huis hadden ze er niets over geschreven, in de gastgezinnen hebben ze er zo min mogelijk over gepraat: de gevoelens van eenzaamheid hebben ze toen diep weggestopt, maar die kwamen na zoveel jaren weer boven. De mevrouw uit mijn straat, Margriet, die 11 was toen ze naar De Krim ging, vertelde me dat zij eenmaal terug in Gouda erg veel heimwee heeft gehad naar haar gastgezin in Overijssel waar ze het erg goed heeft gehad. 'Omgekeerd' heimwee kwam dus ook voor!
Er zijn in de verhalen tegenstrijdigheden te ontdekken. Zo schrijft de heer Zonruiter dat de transporten vanuit Gouda vertrokken vanaf de Vest, maar enkele kinderen geven andere vertrekpunten aan: de Tiende Weg, Wilhelminastraat, Achter de Waag en de kaarsenfabriek. Ook over de vertrekdatum van de kinderen uit De Krim, terug naar huis, zijn de bronnen het niet eens. De heer Zonruiter meldt dat het 29 juni was, maar enkele kinderen noemen 25 juni ('op mijn verjaardag' of 'een dag na mijn verjaardag').
De kinderen werden ook met het dialect van de dorpen die bij De Krim hoorden geconfronteerd; in het begin begrepen ze de gesprekken in het gastgezin of van de kinderen op school en in de buurt niet. Toen ze weer in Gouda terug waren, bleek hoeveel ze zich van het dialect eigen hadden gemaakt, in woordgebruik en accent! In Overijssel speelden de kinderen ook andere spelletjes en voor stadskinderen waren er natuurlijk activiteiten die ze niet kenden, zoals slootje springen en op een vlot varen in de wijken (vaarten). Veel kinderen vertelden over hun gang naar de kerk op zondag, waarbij vooral de lange wandelingen ernaar toe – veel gezinnen gingen twee maal ter kerke – nog vers in het geheugen lagen!
Voor de 'boodschap' van het verhaal maken die tegenstrijdigheden niet uit. Wat deze geschiedenis ons schildert is de bereidheid van een dorpsbevolking (die ook al onderduikers – Joodse families en verzetsmensen – herbergde) om kinderen van elders onderdak te verlenen en zo te voorkomen dat ze door de voedselschaarste in hun woonplaats om zouden komen. Een paar mensen waren bereid de transporten naar het Overijsselse dorp te coördineren en te stroomlijnen zodat ook Goudse kinderen waarvan de ouders geen connecties elders hadden uitgezonden konden worden. De indruk zou kunnen bestaan dat het alleen kinderen uit Gereformeerde gezinnen waren die voor uitzending in aanmerking kwamen, dat is niet juist. Er waren enkele kinderen Rooms Katholiek, anderen behoorden bij de Nederlands Hervormde Kerk en de moeder van mijn dorpsgenote hoorde bij de Lutherse
De kinderen arriveerden als 'brandhout' zoals de dokter uit De Krim hen kenschetste, als Hollands welvaren keerden zij na de bevrijding terug. Het was de bedoeling geweest deze kinderen de hongerdood te besparen en dat was meer dan gelukt. Toch waren er vooral in het begin gezondheidsproblemen omdat de kinderen niet 7
gemeente. De evacuatie van de Goudse kinderen – want zo kun je deze uitzending natuurlijk ook noemen – was een oecumenisch gebeuren, de scheidslijnen tussen de zuilen vielen weg.
Maar hoeveel andere 'hongerkinderen' er geweest zijn en waar zij op verhaal hebben kunnen komen, daarover is nauwelijks iets bekend. Een boekje als dat van Wieptine Horstra heeft daarom ook betekenis voor de geschiedschrijving over de oorlog in Nederland in het algemeen. Het onderwerp zou een wat uitgebreidere studie zeker verdienen.
Het boekje van Wieptine is een eerbetoon aan de mensen die de transporten regelden en uitvoerden, aan de gastgezinnen die zich over ondervoede en uitgehongerde kinderen ontfermden en aan die kinderen zelf, die de 5 maanden van hun van-huis-zijn, ondanks soms minder goede omstandigheden en soms erg geteisterd door heimwee, moedig hebben doorstaan.
GSB
Door mijn internationale contacten was ik aardig op de hoogte van de evacuatie van de 70.000 Finse kinderen naar Zweden
VRAGEN Via het secretariaat kreeg de redactie het verzoek van een lezer van het Bulletin de donateurs een paar vragen voor te leggen, waar hij geen antwoord op kan vinden, in de hoop dat zij hem de gezochte informatie kunnen verschaffen. Deze kan gestuurd worden naar het secretariaat, p/a Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht of via de mail:
[email protected]. 1.Hoe was de dagindeling (bijv. appèls) en de bezoekregeling in a. het vrouwenkamp te Bakkum, b. in het interneringskamp aan de Levantkade in Amsterdam en c. in het vrouwenkamp Krententuin te Hoorn (Klepperopstand). 2. Welk vrouwenkamp had een bunker of kelder voor eenzame opsluiting? 3. In welke kampen werden de vrouwen kaal geschoren (bijv. aan de Levantkade) en wie deden dat? (leden van de BS?) 4. In welke van de bij vraag 1 genoemde kampen vond ontluizing plaats? 5. Ging de trein met vluchtelingen via Bentheim en Ritterhoede naar Walsrode? En waar waren in Bentheim of in Ritterhoede op de heenweg schuilkelders bij alarm? 6. Hij zou graag in contact komen met personen die in de Aufbauschüle hebben gezeten.
en Denemarken en van de anderhalf miljoen Britse kinderen die vanuit de bedreigde steden naar het veilige platteland of naar overzee werden gebracht. In beide landen ging het om een initiatief van de regering. Ik had er nooit bij stil gestaan dat er ook in ons eigen land kinderen geëvacueerd zijn geweest: kinderen uit die gebieden waar het front kwam te liggen, of 'hongerkinderen' zoals uit Gouda. Er is nooit veel aandacht aan deze evacuaties besteed. Alles was hier kleinschaliger, de evacuatie van 'hongerkinderen' was particulier initiatief. De geschiedenis van de Goudse kinderen die in De Krim op verhaal konden komen is niet uniek. Ook Rudi van Dantzig schreef in zijn boek 'Voor een verloren soldaat' over zijn verblijf, samen met nog een aantal andere kinderen uit de Randstad, in een streek – Friesland – waar nog volop eten was in het laatste oorlogsjaar.
Naam en adres van de aanvrager zijn bij het secretariaat en de redactie bekend. 8
BITTERE BEVRIJDING Toen ik een jaar of 6, 7 was zag ik in een tijdschrift bij mijn grootouders een foto staan die diepe indruk op me maakte. Op een bord op de voorgrond stond met grote letters geschreven: Dit WAS Ochten. Op de achtergrond zag je huizen die in puin lagen. Wat Ochten was wist ik niet, maar het desolate van die foto begreep ik heel goed. Twee jaar later gingen we in het land van Maas en Waal wonen en op school in Druten vertelde de meester ons het verhaal van Ochten, een dorpje dat schuin tegenover Druten aan de andere kant van de Waal ligt. Hij vertelde dat de frontlijn in het laatste halfjaar van de oorlog voor een deel langs de Waal had gelopen. De oever aan de zuidkant was in handen van de geallieerde troepen, de gebieden aan de noordkant waren nog onder het gezag van de Duitsers. Er was zwaar gevochten en om geen burgers in het schootsveld te hebben gelastten zowel Duitsers als Geallieerden de burgerbevolking om te evacueren. In de Over-Betuwe stonden enkele gedeelten onder water, omdat er bommen gevallen waren op een van de Lingedijken. Ook de inwoners van Ochten verlieten hun dorp, dat ze, toen de oorlog beëindigd was, vrijwel totaal verwoest aantroffen. Toen begreep ik waarom die man of vrouw op dat bord had geschreven: Dit WAS Ochten. Ik ben die foto nooit vergeten. In hun boek 'Oranje bitter' dat de gelijknamige tentoonstelling die vorig jaar in Den Haag te zien was, begeleidde, schrijven Martin Bossenbroek, Gerard Nijssen en Erik Willems in een hoofdstuk over o.a. Ochten dat de statistieken zeggen dat 30% van de woningen er licht beschadigd waren, 27% zwaar beschadigd en 39% totaal verwoest of onherstelbaar beschadigd. Als je nu Ochten bezoekt – en mijn echtgenoot en ik komen er nogal eens, we wonen in de buurt en houden ervan om in het restaurant aan de dijk over de rivier uit te kijken – dan zie je dat het merendeel van de huizen in het centrum van het dorp gebouwd zijn in de typische 50er-jaren-stijl. Er staan maar hier en daar wat huizen van vóór de oorlog. En verder zijn de woningen allemaal van recentere datum.
Betuwe, in de buurt van Nijmegen. Hij woonde met zijn ouders en broertjes en zusjes buiten het dorp en hij was bijna een uur onderweg om naar school te lopen. In de laatste oorlogstijd was dat erg gevaarlijk, zo ver buiten de bewoonde wereld hoorde je het luchtalarm niet. Op een dag werd hij net niet geraakt door een neerstortend vliegtuig. De stank van het brandende vliegtuig bleef hem zijn hele leven lang bij, evenals de schok dat de piloot zich nog in de cockpit bevond en levend verbrandde. De vader van Wim had in 1941 het bevel opgevolgd om zich te melden voor arbeid in Duitsland. In 1944 wist hij naar Nederland te komen, maar moest zich toen schuil houden, omdat je onttrekken aan de Arbeitseinsatz bestraft werd. In de steenfabriek langs de rivier waren ruimten genoeg waar vrijwel nooit iemand kwam en daar trok Wims vader zich terug. Zijn moeder bracht hem eten. Toen de Duitsers de bevolking het bevel gaven te evacueren, besloot zijn moeder zich met het gezin bij haar man te voegen in de steenfabriek.
Op de een of andere manier hebben de inwoners van Ochten de moed gevonden om hun dorp weer op te bouwen, ondanks de bittere pil die ze bij de bevrijding te slikken kregen toen hun dorp verwoest bleek te zijn. Ze hadden zich ongetwijfeld wat anders van bevrijdingsdag voorgesteld. Een van de mensen die moesten evacueren was Wim. Hij woonde in een dorp in de Over9
Op een dag zag Wim twee Duitse soldaten naderen, die regelrecht naar de schuilplaats van zijn vader liepen. Kennelijk waren ze door iemand op de hoogte gebracht. Moeder, met haar jongste kind op haar arm, praatte op hen in en wist hen te overtuigen dat haar man er niet was. Duidelijk was nu wel dat zij hier niet langer veilig waren en de volgende dag gingen ze op weg om elders een onderkomen te vinden. Het grootste deel van de weg legden ze te voet af, soms konden ze met een kar meerijden. Ze hadden maar weinig spullen mee kunnen nemen en hun eten was al snel op. Soms kregen ze voedsel van de boeren, maar die weigerden ook wel. Wim kreeg op een dag een boterham van een Duitse soldaat die hij gretig opat, maar ook met een onprettig gevoel:
doen en ging werken op de steenfabriek. Toen hij het paard uit de stal moest gaan halen, herinnerde hij zich weer hoe daar neergeschoten piloten hadden gelegen, de jongste nauwelijks 19 jaar. Hij durfde niet naar binnen, maar de baas had geen boodschap aan zijn weigering die hij ook niet kon uitleggen. En dus ging hij naar binnen en sloot zijn angst en alle andere narigheid achter slot en grendel. Toen hij een jaar of 50 was, was de koek op en hij werd arbeidsongeschikt. Toevallig vond hij ergens een artikel waarin stond met welke problemen mensen die kind waren tijdens de oorlog vaak jaren later nog te kampen hadden. Hij herkende zijn eigen verhaal in wat er over oorlogskinderen geschreven was. Een week later zag hij een advertentie van Kombi en hij meldde zich voor een praatgroep. Bij Kombi heeft hij eindelijk leren praten over wat hij tijdens de oorlog heeft meegemaakt, daar vond hij begrip en lotgenoten. Daar kon hij ook zonder reserve spreken over de bitterheid die hem sinds bevrijdingsdag had vervuld, omdat de bevrijding hem als het ware nooit bereikt had.
brood van de vijand kun je dat wel aannemen; maar als je nu geen brood van je eigen volksgenoten krijgt, wat dan? Uiteindelijk kwamen ze in Overijssel terecht, een honderd kilometer van huis. Voor ze bij diverse gezinnen zouden worden ondergebracht moesten ze zich melden in het dorpshuis. Daar waren nog andere vluchtelingen, die zich eerst moesten wassen. Mannen, vrouwen en kinderen, alles liep door elkaar. De kinderen werd gezegd dat ze met hun neus tegen de muur moesten gaan staan en niet mochten omkijken, de mannen en vrouwen moesten zich ontkleden en zich wassen. De gespannen sfeer kon Wim zich later nog heel goed herinneren, hij had niks gezien maar heel veel gevoeld.
Hoewel het geen oorlog meer was, zat de oorlog nog in zijn lijf en geest. Hij had ook zo graag het gevoel gehad bevrijd te zijn… Pas bij lotgenoten kon hij zichzelf beetje bij beetje losmaken van de oorlog en bevrijd worden, meer dan 60 jaar later. Toen Wim en zijn ouders, broertjes en zusjes thuis kwamen, moesten ze proberen de draad van het gewone leven weer op te pakken. Zij vonden hun huis nog in tact, maar veel geëvacueerden troffen een huis aan waaruit waardevolle spullen waren verdwenen en waar alles overhoop was gehaald: gordijnen verscheurd, deuren ingetrapt, kleren overal heen gegooid, afval en ontlasting op de grond. In sommige gevallen was het niet duidelijk op wiens conto dit vandalisme geschreven moest worden, omdat de meeste dorpen zowel door de Duitsers als door de geallieerde soldaten bewoond waren geweest. Militair commissaris H.Pierson zegt in zijn brief van 20 februari 1945 dat de bewoners van de dorpen Valburg, Herveld, Andelst, Slijk-Ewijk en Zetten hun huizen in 'zeer goeden staat' hebben
Hij kwam samen met zijn vader en nog een broertje bij een gezin terecht, zijn moeder werd met de rest van het gezin bij een ander gezin ondergebracht. De band met zijn vader had erg te lijden gehad onder zijn langdurige afwezigheid en Wim verlangde erg naar zijn moeder. Aan het eind van de oorlog konden ze weer naar huis. Wim had het op school moeilijk, kon zich niet meer concentreren, de belevenissen van de oorlog hadden zijn kindertijd voortijdig beëindigd. Hij sprak niet over wat hij had gezien, niemand vroeg hem ernaar. Hij leerde niet verder, hoewel hij dat graag had willen 10
achtergelaten toen zij evacueerden, omdat de dorpen nauwelijks van oorlogshandelingen te lijden hadden gehad. Hij schrijft vervolgens: 'Momenteel kan men practisch zeggen dat geen enkel huis intact is, hoogstens in een zeer geïsoleerd geval. Alle huizen zijn opengebroken, van onder tot boven onderste boven gehaald en/of leeggestolen.'
Kruls dat in gedachten moest houden als hem over de enkele gevallen van slecht gedrag door buitenlandse soldaten gerapporteerd werd.
Hij stelt ook vast dat plunderingen, hoewel op zich al groot in aantal, nog gering zijn in verhouding tot 'moedwillige en noodeloze vernielingen.'
Weliswaar, zo stellen de schrijvers van het boek 'Oranje bitter', werden deze plunderingen niet door de legerleiding aan de soldaten opgelegd, was het geen beleid, zoals bij de Duitse bezetters, maar dat neemt niet weg dat de burgerbevolking de dupe was.
De werkelijkheid was echter dat het niet om enkele gevallen ging, maar dat er op zeer grote schaal ongewenst gedrag werd getoond.
En dit alles was zonder twijfel veroorzaakt door soldaten die tot de geallieerde troepen behoorden.
Kruls' briefwisseling met de Cazenove vond in oktober 1944 plaats, Gerbrandy's rapport was van november 1944. In februari 1945 werd opnieuw door verschillende personen de aandacht gevraagd voor de plunderingen, zoals blijkt uit de brief van Pierson, voor de roof en vernieling waar nu ook Britten en Canadezen aan bleken mee te doen. Opnieuw probeerde Kruls door te dringen tot de kringen van de SHAEF, wat niet lukte. Hij wendde zich tenslotte tot Churchill en verzocht hem de zaak aan Veldmaarschalk Montgomery voor te leggen. En ja, eindelijk, kwam er dan een verordening, door Montgomery ondertekend, dat plundering en vernieling niet toegestaan was en dat soldaten die zich eraan schuldig maakten voor het militaire gerecht zouden worden gebracht. Datum van de verordening: 6 mei 1945….Dat er in oorlogstijd wel eens geplunderd was, werd vergoelijkt, maar plundering na de wapenstilstand werd in niet mis te verstane woorden verworpen.
Niet alleen militairen trokken aan de bel om bij de autoriteiten aandacht te vragen voor de plunderingen en vernielingen. Minister–president Gerbrandy stelde een rapport van 33 bladzijden op voor de Koningin waarin hij meldde dat er twee zaken de meestal goede verhouding tussen burgerbevolking en geallieerde troepen dreigden te verstoren, n.l. het feit dat de militaire autoriteiten vaak te weinig consideratie hadden met de belangen van de bevolking met name waar het de evacuaties betrof, en de kwestie van de plunderingen en vernielingen. Op een vergadering van burgemeesters uit de omgeving van Nijmegen bleek dat 8 van de 17 gedwongen waren de gemeentekas aan de geallieerde troepen te overhandigen. Ook burgers probeerden de aandacht van de autoriteiten te trekken en deze probeerden op hun beurt de zaak bij de Geallieerden aan te kaarten. Generaal-majoor H.J.Kruls schreef een brandbrief hierover aan de contactpersoon bij de Netherlands Mission van de SHAEF (Supreme Headquarters Allied Expeditionary Forces), brigade-generaal A.de L. Cazenove. Hij benadrukte dat de roof, vooral door Amerikaanse soldaten uitgevoerd, de toch al zwaar beproefde bevolking bijzonder hard getroffen had. De Cazenove probeerde de staf van generaal Eisenhower over de kwestie aan te spreken, dat lukte niet. Toen kreeg hij vanuit het hoofdkwartier van de geallieerde troepen in Brussel de boodschap dat hij in zijn antwoord aan Kruls moest onderstrepen dat de meeste soldaten zich voorbeeldig gedroegen en dat
De mensen die na de evacuatie terugkwamen in door geallieerde soldaten geplunderde
11
huizen, deden hun mond niet open. Misschien vlak na de oorlog, maar gaandeweg hebben zij geleerd zich aan te passen aan de gangbare beelden, aan de verhalen van de dappere bevrijders.
Verslag van de secretaris van Stichting Werkgroep Herkenning over het jaar 2010. In het verslagjaar is het Bestuur van de Stichting Werkgroep Herkenning bijeen geweest op de volgende data: 26 januari, 18 februari, 24 februari, 24 maart, 15 april, 5 mei, 16 juni, 18 augustus en 16 november. De vergaderingen aan het begin van het jaar hebben gestaan in het teken van het overnemen van het secretariaat en het voorbereiden van het symposium dat op 24 april gehouden is te Maarn. Symposium De titel van het symposium was 'Het Taboe Voorbij?'. Er waren die dag veel donateurs en andere geïnteresseerden aanwezig. Helaas hebben we moeten constateren dat het taboe nog niet voorbij is en dat er nog gaten in onze geschiedschrijving liggen. We hebben afgesproken de rest van het verslagjaar en ook de volgende jaren te kijken wat we daar nog aan doen kunnen.
Dat hun eigen ervaringen daar haaks op stonden, hielden ze lang voor zich. Een jaar of 15 geleden heb ik eens een artikel hierover gelezen, maar ik kan me niet herinneren dat dit speciale aspect van de bevrijding ooit uitgebreid aan de orde is gesteld. Daarom is het goed dat Martin Bossenbroek en zijn team de moed hadden om dit onderwerp op hun tentoonstelling en in hun boek onder de aandacht te brengen. Zij hebben begrepen dat alles wat mensen tijdens en vlak na de oorlog hebben ervaren geboekstaafd moet worden om het complexe beeld van wat de oorlog teweeg bracht aan te vullen, ook als de ervaringen van die mensen de geijkte en geliefde beelden onderuit halen. Hun verhalen vastleggen doet ook recht aan de mensen die zich noodgedwongen hebben neergelegd bij een algemeen geaccepteerd beeld over de bevrijders waarop kritiek nauwelijks mogelijk of aanvaardbaar leek.
Uitbreiding Bestuur Blij waren we met het feit dat we als bestuur versterkt werden met een lid dat na de oorlog geboren is. Mede door de kijk van Johan Wagenaar op moderne media is zijn aanwezigheid een versterking van ons bestuur te noemen. 65 jaar na de bevrijding In dit 'jubileumjaar' zijn verschillende van onze donateurs op radio of tv geweest. Dit waren Jeanne Diele – Staal ( twee keer), Dick Woudenberg, Zus Wassenaar, Marit de Bree en Wil Bernards. Jongerengroep Johan kon ons ook aangeven dat er bij de jongeren binnen Herkenning behoefte is aan lotgenotencontact. Over de wijze waarop dat vorm moet gaan krijgen is dit jaar geëxperimenteerd en nagedacht door de betrokkenen. Dit is een generatie die goed bekend is met internet en daar ook gebruik van maakt. De plannen om op korte termijn een forum op onze website te openen en ook meer gebruik te maken van de mogelijkheden van onze site, zal voor hen van belang zijn.
GSB Martin Bossenbroek, Gerard Nijssen en Erik Willems, “Oranje bitter”, uitg. Waanders in opdracht van de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief, ISBN 978 90 400 7698 5 Het verhaal van Wim staat in het boek “Niet vanzelfsprekend”; een dialoog tussen kinderen van de oorlog, uitgave Kombi, ISBN 9076115-36-2 12
zitting heeft achteruit gaat, waardoor dit nuttige werk op de schouders van slechts enkelen komt te liggen. Het team is dit jaar vier keer bijeen geweest om onder leiding van mevrouw Anneloes Hamelynck de gesprekken en de daar bij behorende valkuilen te bespreken.
Donateurdag Op 4 september hebben we, eveneens in Maarn, een donateursdag gehouden, waar donateurs met hun eigen verhalen aan het woord geweest zijn. Verhalen zijn nog steeds van belang en dat niet alleen voor de 'Kinderen van “foute” ouders', maar ook voor een beter begrip van wat er gebeurd is. Op die dag was er ook genoeg tijd om elkaar te ontmoeten. Voor hen die al langer donateur zijn was het meer een reünie, maar voor hen die voor het eerst aanwezig waren was het een heel emotioneel gevoel om te midden van andere lotgenoten te zijn, waar men open en eerlijk over de problemen kon praten. Sommigen van hen ervoeren het als een soort 'thuis' komen.
Andere zaken waarmee we ons als bestuur hebben bezig gehouden: Het Open Archief Niet alleen de verhalen van KFO staan nu op het Open Archief, maar ook de verhalen van andere kinderen van de oorlog hebben nu een plek gekregen op dat Archief. De overdracht van dit voor ons zo belangrijke archief naar het Nationaal Archief in Den Haag zal komend jaar plaats vinden. Daardoor blijven de bestaande verhalen bewaard voor de toekomst en kunnen er nieuwe verhalen bijkomen. In het najaar hebben we er aan meegewerkt dat de contacten die er kunnen zijn tussen hen die geschreven hebben en belangstellenden die met hen er over willen communiceren beter gestroomlijnd zijn, waardoor de schrijvers zich niet meer 'aangevallen' voelen.
Beleid Ook op deze donateursdag hebben we met onze donateurs ons beleid besproken voor de komende drie jaren. Dit plan is ook opgenomen in het septembernummer van het Bulletin. Geïnteresseerden kunnen het beleidsplan op verzoek nog toegestuurd krijgen. Het kan ook gelezen worden op onze website www.werkgroepherkenning.nl. Bulletin In het verslagjaar hebben we onze donateurs vier keer een Bulletin gezonden met artikelen en wetenswaardigheden over onze groep. Na het symposium hebben we de donateurs nog een vijfde Bulletin gestuurd met daarin aandacht voor wat er tijdens het symposium is gezegd.
Overleg over 'foute' kranten. In de zomer hebben we onze donateurs, die per e-mail bereikt konden worden, gevraagd naar hun mening over het feit dat de Koninklijke Bibliotheek 'foute kranten' uit 1930 – 1940 op het internet wilde zetten. Deze mening hebben we in de discussie hierover uitgedragen. Nieuwe landelijke Gespreksgroep In het verleden we hebben we vaak regionale gespreksgroepen georganiseerd, maar de behoefte daartoe is de laatste jaren afgenomen. Toch wilden we hen die aan een gespreksgroep deel wilden nemen niet in de kou laten staan en daarom hebben we besloten een landelijke gespreksgroep te starten. Ook op de donateurdag kon men zich daarvoor opgeven. De plannen zijn in een vergevorderd stadium en zullen waarschijnlijk begin 2011 hun beslag krijgen.
Internationale Bulletin Naast het gewone Bulletin hebben we ook dit jaar weer twee keer het Internationale Bulletin uitgegeven. Dit Bulletin gaat naar ruim 180 mensen in bijna twintig landen over de hele wereld. De lezers van dit Internationale Bulletin leveren vaak eigen artikelen om hun werk te laten kennen door de anderen. Telefoonteam Het aantal telefoontjes van mensen die hulp zoeken loopt al jaren langzaam achteruit. De top dit jaar lag zoals te verwachten was rond 4 en 5 mei. Zeker nu het vijf en zestig jaar geleden is dat de oorlog eindigde. Jammer is het dat ook het aantal mensen dat in die groep
Eind december 2010, de secretaris, Ton Scheffel.
13
TOESPRAAK BIJ DE OVERDRACHT VAN HET OPEN ARCHIEFdoor Rinke Smedinga
Goedemiddag. Ik ben dol op revoluties. Dat heb ik van mijn vader. Het begon al met de schilderijen en de plaatjes in de boeken op het minimaal algemeen vormend onderwijs, zoals mijn oom de mavo altijd omschreef. Schitterend: Frankrijk, China, Rusland en Cuba. Dat sprak toen al zeer tot mijn verbeelding. Mensen die in opstand komen voor een betere wereld. De samenleving die onrecht niet langer meer pikt en verbetering eist. Met elkaar. Verbondenheid in idealen waarvoor men de straat op gaat, het werk laat liggen, de carrière, gevangenis en soms het leven riskeert. Krachten die groter zijn dan het individu, dat heb ik altijd intrigerend gevonden. Net als mijn vader. verhuur. Ze zijn natuurlijk ook ontworpen door Hugo Boss. Nazi spelen is in Engeland al wat langer populair, tot op koninklijk niveau. En Nazi's doden, dat is iets waar onze kinderen zich mee vermaken. NaziZombies 1, NaziZombies 2 en NaziZombies 3 hebben het bijzonder goed gedaan en het aantal mogelijkheden om te strijden tegen de nazi's neemt daarbij toe. Vroeger had je alleen een revolver, een machinegeweer en vier handgranaten per leven. Nu kan je ze ook in elkaar slaan, doodschoppen, leksteken, in moten haken met een bijl, overrijden, opblazen, vergiftigen en verbranden. Waar waren we. Oh ja, revoluties. Ik hield van revoluties. En hoe zat het nou met revoluties in mijn tijd.[…] Gelukkig heb ik op het gebied van de reiniging de nodige revoluties nog bewust meegemaakt als de magneetaquariumreiniger en de WC-eend. Ook heb ik de revolutie meegemaakt van het gekloonde schaap Dolly en de fast-food. Maar de grootste revolutie van deze tijd is misschien wel de informatierevolutie. Dit is de ARRA-1, de eerste Nederlandse computer. Die kon vrijwel niets. Hoezeer is dat veranderd. De informatierevolutie woedt al bijna 60 jaar. Het is daarmee één van de langste revoluties. De leiders van de revolutie zijn ondernemers. Ook heel bijzonder.
Qua revoluties heb ik het zelf niet zo getroffen. Ik ben van 1963. Mijn vader had net een actieve bijdrage geleverd aan de grootste revolutie van zijn tijd, en verloren. Toen ik net was geboren, was er de revolutie die nog het meest tot mijn verbeelding spreekt en waar ik zo graag een actieve bijdrage aan had willen leveren, waar ook nog hele mooie plaatjes van zijn, een revolutie waarvan ik nog wel eens denk dat ik het er ver in had kunnen schoppen, de seksuele revolutie. Maar ik was er te jong voor. Ik was te vroeg. Tot mijn verbazing ontdekte ik bij de voorbereiding op deze presentatie dat de seksuele revolutie een nieuwe verschijningsvorm heeft gekregen in het theater: Sexual Revolution, the musical. Nou ben ik van het genre niet zo'n liefhebber maar het typeert hoe anders wij in sommige opzichten omgaan met emoties, ook ten aanzien van de Tweede Wereldoorlog. We hebben er recent al twee kunnen zien: Anne Frank, the musical en Soldaat van Oranje, the musical. Ja, een avondje oorlog is een product met potentieel. Wat het op dit moment ook erg goed doet is tweede wereldoorlogje spelen met volwassenen, re-enactment. Dat kan over de hele wereld. Meestal zijn het mannen, maar soms doen hun vrouwen ook mee, bijvoorbeeld als verpleegster van het Rode Kruis. Ik heb nog speciaal gegoogled om te kijken of ik een foto van een soldaat met rollator of in een scootmobiel kon vinden. Nog niet gelukt, maar een kwestie van tijd. Opmerkelijk is dat steeds meer mannen Nazi willen spelen, en dan het liefst SS'er. Die uniformen zijn het duurst in de 14
het sterfbed van hun ouders ontdekten waarom zij ooit geëmigreerd waren.
En de idealen waarvoor we de straat op gingen hebben plaats gemaakt voor spullen. De informatierevolutie is niet voor iedereen, maar er wordt al veel ontwikkelingsgeld gestopt in het aansluiten van de achterblijvers. En dan kunnen zij straks misschien ook genieten van de geneugten die de automatisering tot stand heeft gebracht: het shoppen, het bellen, het daten, het buizen en het maken van archieven. Toch nog een bruggetje kunnen vinden naar de bijeenkomst alhier. Laat ik de chronologie respecteren en iets vertellen over mijn vader. Hij is geboren in 1921, en nog net niet in dienst als Nederland wordt bezet. Komend uit een NSB-gezin, maakt hij onderdeel uit van de eerste lichting Nederlandse jongens die een SS-opleiding volgt in Duitsland. Met succes, maar hij legt de eed niet af. Hij wil, als Mussert, werken aan en in een Nederlands filiaal van het Derde Rijk. Hij werkt hier vervolgens in verschillende functies waaronder als instructeur aan de nieuwe, op Duitse leest geschoeide Staatspolitie in Schalkhaar, als beveiliger in
Ik wist niet wat me overkwam. Kennelijk liepen er nog heel veel mensen rond met vergelijkbare geschiedenissen en blijkbaar was er een grote behoefte die te delen en blijkbaar was het internet hiervoor een geschikt medium Helaas kreeg ik na ruim een maand ook een anonieme dreigbrief die ik zo serieus nam dat ik de site weer uit de lucht heb gehaald. Later, na het overlijden van mijn vader, heb ik de site aangevuld met een serie gedichten over zijn sterven, het geheel vertaald in het Duits en opnieuw online gezet. Een jaar of drie geleden heb ik de stekker er definitief uitgetrokken. Ik had in de bunkerslaap-tijd regelmatig contact met Paul Mantel. Hij was destijds secretaris van Werkgroep Herkenning, een club voor kinderen van 'foute' ouders en Duitse militairen. Hij wilde de mogelijkheden van het internet gaan benutten voor het bereiken, informeren en met elkaar in contact brengen van zijn doelgroep. Wij werden beiden uitgenodigd voor een werkconferentie die het NIOD een jaar of zes geleden ter voorbereiding op een onderzoeksaanvraag organiseerde. Eén van de majeure problemen voor onderzoek naar kinderen van 'foute' ouders was destijds het gebrek aan bronnen.
Kamp Westerbork en aan het eind van de oorlog treedt hij nog kort in dienst van de Grüne Polizei. Na de bevrijding wordt hij opgepakt, zit drie jaar vast, waaronder in Westerbork, en komt in 1948 weer vrij. Hij begint dan een nieuw bestaan in een nieuwe stad, met een nieuwe baan, een nieuwe vrouw en in 1963 ben ik als derde en laatste kind geboren. Mijn ouders zijn niet meer in leven. Over mijn relatie tot mijn vader en zijn verleden heb ik in 1999 een website gemaakt, bunkerslaap. Het bleek de eerste in zijn soort. Via de media kreeg deze veel bekendheid. Daardoor ontving ik honderden persoonlijke mailtjes, reacties en ook levensverhalen: van goed en fout, van jong en oud, van waardering en verwijt en vanuit Ruurlo tot Australië, namelijk van kinderen van emigranten die op
Archieven over deze doelgroep zijn er niet of nauwelijks. Verhalen zijn verzwegen en foto's en stukken vaak verstopt of vernietigd. Dat is lastig onderzoek doen. Het gebruik van internet voor het vinden van documenten, verhalen en contacten leek dus handig voor het NIODonderzoek. Mijn ervaringen met Bunkerslaap bevestigden dat. Ruim een jaar later organiseerde de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid een essaywedstrijd over Open Innovatie. Wat het is probeer ik uit te leggen aan de hand van een voorbeeld. Kent u schoolbank.nl? Inmiddels hebben 4,3 miljoen Nederlanders daarin aangegeven wie zij zijn, op welke school zij zaten, geinige fotootjes en herinneringen toegevoegd en meer. Het is van een bedrijf. Het is een product, een database. Er 15
wordt geld mee verdiend. Maar het is ook en vooral een archief, een unieke, thematische collectie die voorziet in een maatschappelijke behoefte en die in no-time door het publiek via internet is gemaakt en door het publiek wordt beheerd. Dit is een voorbeeld van open innovatie, waarbij het publiek via internet meewerkt aan producten en diensten. Wikipedia is ook zo'n product, net als het computersysteem Linux. Charles Leadbeater is bekend om zijn visie op open innovatie. Ik heb, met verwijzing naar schoolbank.nl en met gebruik van de theoretische kaders van Leadbeater, een essay geschreven over open archiveren. Het publiek maakt zelf de archieven waar zij behoefte aan heeft. Als voorbeeld van een nuttig archief dat op deze wijze met het publiek tot stand gebracht zou kunnen worden, noemde ik een archief met de levensverhalen van kinderen van 'foute' ouders. Daar komt de naam Open Archief dus vandaan. Er waren drie geobjectiveerde redenen om een Open Archief over de Tweede Wereldoorlog te willen. Nummer één was het beoogd therapeutisch effect: schrijven is gezond. Meer dan een miljoen Nederlanders wil een boek schrijven over zijn of haar leven, een deel daarvan naar aanleiding van de oorlog. Slechts een enkeling komt zo ver en nog minder krijgen het gepubliceerd bij een uitgever. Het Open Archief biedt de mogelijkheid tot publicatie van verhalen die om andere dan commerciële redenen van belang zijn. Reden twee was wetenschappelijk. Er is inmiddels een groot, internationaal onderzoek naar de erfenissen van collaboratie. Daar is behoefte aan additionele bronnen. Het Open Archief kan die helpen genereren. Reden drie is op erfgoed en educatie gericht. Getuigen verdwijnen, ook onder kinderen van 'foute' ouders. Laten we de verhalen zoveel mogelijk vastleggen. Met een Open Archief kan dat. Toen mijn essay met deze strekking was gepubliceerd, heeft Paul Mantel partijen bij elkaar gebracht in een poging om het Open Archief ook echt te maken. Het ging om Werkgroep Herkenning, NIOD, het ministerie van VWS en later ook Cogis. We mochten een vooronderzoek doen en op basis daarvan later een start maken bij Cogis. Uit die start is het feitelijke Open Archief ontstaan.
Het Open Archief was meer dan een ding. Het was een project. Een deel ervan is het feitelijke archief zoals u dat wellicht wel eens op het internet heeft geraadpleegd. Dat deel maakt nu onderdeel uit van het verhalenarchief. Een ander deel is de ondersteuning die is geboden gedurende de projectperiode: de schrijfworkshops, het onderzoek naar de juridische kaders dat vanuit Universiteit Leiden is uitgevoerd, de activiteiten van de Begeleidingscommissie die is samengesteld om een goede voortgang te borgen en aan wie deze overdracht ook mede te danken is, de contacten met Mediamatic, de leverancier, beantwoording van vragen, het omgaan met reacties, publiciteit en alles wat er verder bij kwam kijken. Het project Open Archief is voorbij. De collectie is geborgd, dat is al fijn, maar vooral doet me deugd dat de mogelijkheid om nieuwe verhalen aan de collectie toe te voegen blijft bestaan. Dat is echt geweldig, niet in de laatste plaats voor degenen, waarvan ik er enkele ken, die meer tijd nodig hebben om hun verhaal op te tekenen en voor wie een mogelijkheid tot publiceren een stimulans is en nu gehandhaafd blijft. Het aantal nieuwe verhalen is het laatste jaar wat achtergebleven en het is mijn verwachting dat het aantal verhalen toe gaat nemen door de verhuizing naar het Nationaal Archief, embedded in andere oorlogsverhalen en naast het CABR. Dit is ook een mooi moment, omdat bij wijze van spreke het onderwerp kinderen van 'foute' ouders verhuist van de therapeutische omgeving (Cogis) naar de historische omgeving van het Nationaal Archief. Dat is op te vatten als een vorm van acceptatie. De verhalen horen bij de geschiedenis, en daarmee horen de verhalenvertellers een beetje meer bij de maatschappij. En het is natuurlijk een bijzonder idee dat de verhalen van de kinderen uit het Open Archief in nullen en enen, onder één dak zijn gekomen met de papieren verhalen van hun ouders uit de dossiers van het CABR. De verhuizing brengt 16
kennelijk graag met daders. Laten we het daderperspectief daarom ook gaan benutten in ons gezamenlijk streven om de oorlog en haar slachtoffers te herdenken en de kans op herhaling te beperken. Er zijn – met mij - veel kinderen van daders die hier aan kunnen en willen bijdragen.
de kinderen en hun ouders dichter bij elkaar. En het brengt de verhalen dichter bij de andere oorlogsverhalen. Dat was ook onze wens: niet de verhalen van deze kinderen apart, maar bij de rest. Omwille van de tijd nog even kort een aantal zaken en leermomenten van 3 jaar Open Archief die ik mee zou willen geven aan het Nationaal Archief. In willekeurige volgorde: Eén: wilt u het publiek helpen om 'foute' elementen in familiegeschiedenissen te duiden? Het CABR is omvangrijk. Er zijn vele families in connectie met dit 'foute' deel van ons verleden. Vaak werkt dat nog door in actuele familierelaties: geheimen, ruzies, stiltes etc. Voor de nazaten is het niet voor de hand liggend om te bedenken dat gecompliceerde familierelaties ook iets met dit deel van de geschiedenis te maken kunnen hebben. Wat ontbreekt is een handzaam naslagwerk voor een breed publiek dat helpt om dit deel van de geschiedenis en haar impact te herkennen en te duiden. Wilt u zich daar voor inzetten? Twee: als u er eens zin in, en tijd voor heeft, zullen we dan nog eens gek doen? Ik ben al blij dat het archief er nog is, maar er zijn nog vele mogelijkheden om het archief te laten groeien onbenut gebleven, bijvoorbeeld via de historische verenigingen, een programma bij Omroep Max, bij de pensionado's in Spanje, de Nederlandse gemeenschap in Canada, in Suriname. You name it. En de laatste, drie: wilt u uw best doen om de dadergeschiedenis te benutten om nieuwe generaties te leren wat daderschap is, waar daderschip begint en vooral waar het toe kan leiden?
De tijd gaat snel. Tijd voor dankjewel. Hierna bedankte Rinke Paul Mantel zonder wie het Open Archief er niet was geweest en mensen van het NIOD, de Werkgroep Herkenning, Cogis, het Nationaal Archief, Mediamatic en het ministerie van VWS, de leden van de Begeleidingscommissie, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg, de Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning, de auteurs van het Open Archief, en Chris van der Heijden, die na Rinke's voordracht over de inhoud van het OA sprak. Voordat hij hem het woord gaf sloot Rinke af met zijn gedicht Das Boot. Beknopt jaarverslag van de financiën over het jaar 2010 In de begroting over het jaar 2010 stond een voorspeld tekort van 3600 euro. Gelukkig is het dat niet geworden, al sloten we het jaar wel af met een verlies van 1546,15 euro. Aan de kant van de inkomsten was het totaal van de donaties iets lager dan verwacht, maar daar staan een hoger bedrag voor de rente en een extra grote gift tegenover. Aan de kant van de uitgaven valt op dat een paar posten hoger zijn uitgevallen. We konden het afgelopen jaar bijvoorbeeld een paar keer niet voor onze bestuursvergaderingen bij Cogis terecht, waardoor we daar extra kosten voor moesten maken. In plaats van het laten drukken van een boek als weerslag van het symposium hebben we al onze donateurs en externe contacten een extra bulletin gestuurd. Hoewel gelukkig een groot deel van de kosten voor het symposium door de Stichting Vrienden van Herkenning werd gesubsidieerd, vielen de kosten van het verslag hier niet onder. Deze drukten daarom op de rekening als extra kosten.
Dat is niet uw primaire taak, ik weet het, maar ik ben soms zo bang dat we niet genoeg hebben geleerd van de oorlog en dat dat ons kwetsbaarder maakt voor nieuw gevaar. In de daders heeft institutioneel Nederland zich vooral in juridische zin verdiept. Tegenover de vele biografieën over slachtoffers en helden zijn amper tot geen biografieën verschenen over onze eigen, homemade-daders. De daders zijn niet uitgevraagd. Een gemiste kans. Ondertussen ligt de Free Record Shop vol met geweld. Onze kinderen identificeren zich 17
wetenschappers of het grote publiek. Iedereen draagt persoonlijke verhalen en herinneringen met zich mee. Meestal proberen we samen te werken met een mediapartner, bijvoorbeeld in 2010 met NRC Magazine, die een special maakten over de bevrijding. Of we werken samen met gelijksoortige projecten die zich in de doelgroep bewegen, zoals bij de Italiaanse gastarbeiders.
VRAAGGESPREK MET EEFJE VAN DER WEIJDEN - Wanneer is het verhalenarchief gestart en vanuit welke motivatie is het destijds begonnen? Het Verhalenarchief in de huidige vorm bestaat sinds september 2009. Maar daarvoor heeft het Nationaal Archief ook al verhalen verzameld. Bijvoorbeeld ter gelegenheid van de jaarlijkse Top 2000, waarbij mensen werd gevraagd naar een herinnering en een verhaal bij een liedje uit de Top 2000. Maar ook hebben we bezoekers van het Nationaal Archief gevraagd verhalen te vertellen over het onderzoek dat ze op de studiezaal deden.
- Er bestaan ongetwijfeld ideeën bij het NA over de waarde, de mogelijkheden en begrenzingen van 'oral history', kun je daar wat over zeggen? Voor het Nationaal Archief is de waarde van oral history vooral te relateren aan de eigen collectie. Daarin is de grote geschiedenis van Nederland te vinden, met veel officiële documenten, afspraken en akkoorden. Wij willen nu juist die grote geschiedenis inkleuren met persoonlijke verhalen. Wat betekende bijvoorbeeld het officiële verdrag uit 1960, waarbij het gemakkelijker werd voor Italianen om in Nederland aan te slag te gaan? Juist die persoonlijke ervaringen maken de geschiedenis heel tastbaar en begrijpelijk, ook over een paar honderd jaar. Met de verhalen van kinderen van 'foute' ouders wordt ook een stukje 'algemene' geschiedenis ingekleurd. Door een veelheid aan die verhalen, wordt deze geschiedenis misschien ook wat genuanceerder gebracht. En het mooie aan deze verhalen is ook dat het voor veel mensen betekent om hun pijn en verdriet van zich af te schrijven en om in contact te komen met lotgenoten. Dat geeft een extra betekenis aan het verzamelen van verhalen.
- Hoeveel verhalen bevat het en tot welke categorieën behoren die? (alleen over de oorlog, of ook over andere thema's) We hebben Het Verhalenarchief thematisch opgezet: wanneer er aanleiding is voor een thema, bijvoorbeeld een nationale viering of herdenking, waarvan documenten terug te vinden zijn in het Nationaal Archief, dan kan dat een thema zijn binnen het Verhalenarchief. Tot nu toe hebben we de verhalen van Nederlanders die naar New York vertrokken, van mensen die de bevrijding hebben meegemaakt en van de eerste Italiaanse gastarbeiders die in de jaren vijftig en zestig naar Nederland kwamen. En sinds februari jl. bevinden de verhalen die voorheen te lezen waren op het Open Archief, zich nu ook in het Verhalenarchief. Het is een logische plek, want in het Nationaal Archief bevindt zich het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Nu komen de verhalen die zich in het CABR bevinden samen met de verhalen van de kinderen. In totaal zitten er ongeveer 1000 verhalen in het Verhalenarchief.
- Wat is jouw speciale taak bij het verhalenarchief? Sinds 2008 ben ik projectleider van het Verhalenarchief. Dat betekent dat ik de thema's opzet en daarnaast met een paar andere collega's de redactie van de verhalen verzorg en het contact met auteurs onderhoud. Het Verhalenarchief is echter maar een deel van mijn functie als medewerker Presentatie. Daarnaast werk ik onder andere aan tentoonstellingen.
- Op welke manier(en) vestigt het Nationaal Archief de aandacht op dit verhalenarchief en tot welke (groepen) mensen wendt men zich (wetenschappers, studenten, het grote publiek) Bij ieder thema proberen we te kijken naar wie volgens ons potentiële verhalenschrijvers zijn. Omdat het meestal persoonlijke verhalen zijn, maken we daarin geen onderscheid tussen 18
- Hoe past het Open Archief in het verhalenarchief en wordt daar ook nog speciale aandacht voor gevraagd?
PRAATGROEP 2E GENERATIE Op zaterdag 19 maart zijn we gestart met een praatgroep. Sindsdien zijn we enkele malen bij elkaar geweest. Deze middagen werden als positief ervaren. Toch was het voor enkelen te confronterend, zodat zij liever eerst met zichzelf verder wilden gaan om het een en ander op een rijtje te krijgen. Er wordt contact met hen onderhouden. Eén deelnemer is door de gesprekken tot de ontdekking gekomen dat zij eigenlijk helemaal niet zo'n probleem heeft met het verleden en zij is blij dat zij tot deze conclusie heeft kunnen komen. Een andere deelnemer heeft een operatie ondergaan met een revalidatie van zeker een half jaar, waardoor verder meedoen even niet tot de mogelijkheden behoort. Zij wil graag in het najaar hiermee verder. Een andere persoon wil graag de praatgroep bijwonen, maar voelt zich lichamelijk niet goed, wat ook hem belet om aan de groep deel te nemen. Hans van Hoof, die samen met mij deze praatgroep begeleidt en ik gaan hem thuis bezoeken.
De verhalen uit het Open Archief passen goed bij het Verhalenarchief omdat ze een stukje Nederlandse geschiedenis vertegenwoordigen dat niet onderbelicht mag blijven. We zullen in de toekomst, en ik verwacht vooral rond de meidagen, aandacht vragen en krijgen voor deze verhalen. Bijvoorbeeld in het meinummer van het nieuwe magazine van het Nationaal Archief - waarbij het onderdeel is van het ruimer verspreide blad G/Geschiedenis schenken wij aandacht aan het Open Archief en lichten wij er kort een verhaal uit. - Wat wil je nog over het Verhalenarchief kwijt dat niet in de vorige vragen aan bod is gekomen? Stichting Cogis heeft de afgelopen jaren heel actief verhalen verzameld, mensen geïnterviewd en samenwerkingsprojecten opgezet. Gezien de aard van het Verhalenarchief en de tijd die wij eraan kunnen besteden, zal het Nationaal Archief zich vooral richten op het zorgvuldig beheren van reeds geschreven verhalen en het correct publiceren van nieuwe verhalen. We zullen in mindere mate als platform optreden als het Open Archief, maar iedereen is natuurlijk van harte uitgenodigd om te blijven schrijven, vragen te stellen en naar het Nationaal Archief te komen.
De plaats van bijeenkomen was nog een zoeken; we bemerkten dat deze vanwege openbaar vervoer niet ideaal was, maar we hebben nu een goede vergaderplek gevonden in Amersfoort, dicht bij het station. Ik wil de deelnemers die ons de eerste keren een gastvrije plek bij hen hebben geboden hiervoor hartelijk danken. Omdat de deelnemers in de zomer liever niet door willen gaan en we in juni het zaaltje in Amersfoort niet meer konden krijgen, was onze laatste bijeenkomst op zaterdag 21 mei. De bedoeling is om in het najaar verder te gaan met enkelen van de bestaande groep, aangevuld met enkele nieuwe deelnemers die zich hiervoor al hebben aangemeld. Mocht u belangstelling hebben om ook aan de groep mee te doen, dan kunt u zich daarvoor bij mij aanmelden. Ook, wanneer u eerst alleen informatie wilt kunt u mij bellen of mailen. Mijn telefoonnummer is: 038-45 48 576 en emailadres:
[email protected]. Jeanne Diele
19
BRUIKBAARHEID EN BETROUWBAARHEID VAN (LEVENS)VERHALEN IN DE GESCHEIDSCHRIJVING Vanaf het moment dat historici op grotere schaal gebruik gingen maken van levensverhalen, memoires en herinneringen naast de bronnen die van oudsher voor de bestudering van geschiedenis gebruikt werden, de geschreven bronnen, is deze stroming in de geschiedschrijving en zijn de historici die zich ermee bezighielden met bezwaren en kritiek bestookt. Dezen overdachten overigens ook zelf intensief de mogelijkheden en de onmogelijkheden van deze verhalen als bron van gedegen wetenschappelijk onderzoek. Daarbij is veel aandacht besteed aan de betrouwbaarheid van het geheugen, de veranderingen die herinneringen (kunnen) ondergaan, de subjectiviteit van memoires en levensverhalen, de vraag naar de representativiteit van een verhaal of groep verhalen voor de sociale, culturele of etnische groepering waartoe de schrijvers van deze verhalen behoren. noemen nadrukkelijk 25 juni en vermelden erbij dat het hun verjaardag of de dag na hun verjaardag was. Kinderen vergissen zich daar toch niet in! Hoe komt Zonruiter dan aan 29 juni als hij drie jaar later over deze uitzending schrijft? Ik gis: wilde hij onbewust de toen nog onbetwiste grote man van de Binnenlandse Strijdkrachten eren?
Het boekje 'Omzien naar kinderen' over de Goudse 'hongerkinderen' (zie elders in dit bulletin) biedt de mogelijkheid nog eens een paar punten naar voren te halen. Het boekje van Wieptine Horstra kan zeker niet als wetenschappelijke geschiedschrijving gezien worden, maar het is wel een belangrijk boekje. Als de schrijfster die verhalen niet verzameld had, dan hadden we helemaal niet geweten dat er een kleine 150 kinderen uit Gouda vanwege dreigende hongerdood naar De Krim zijn gestuurd. Dan misten we kennis over een aspect van de oorlog waar we weinig over weten en dat meer bekendheid zou moeten krijgen. De artikelen die de heer Zonruiter in de krant liet publiceren
Dat kinderen ook slecht behandeld zijn is misschien moeilijk voor te stellen, zeker als je Zonruiters zinnen leest over de warme ontvangst. Hebben die kinderen het niet overdreven, hebben ze dingen gezien die er niet waren? zijn vragen die onwillekeurig bij de lezer opkomen.
zijn schriftelijke bronnen, maar zijn ze daarmee betrouwbaarder dan wat de kinderen vertelden? Hij heeft, denk ik, vooral veel geschreven over de organisatorische kwesties en over wat hij meemaakte bij de begeleiding van de transporten en de aankomst in De Krim. Wat er daarna met de kinderen gebeurd is, weet hij alleen van horen zeggen. Twee keer geeft hij duidelijk andere informatie dan de kinderen, n.l. over het vertrekpunt van de transporten en de dag van de terugreis. We zijn over het algemeen geneigd meer waarde te hechten aan de mening van een volwassene, maar ik denk dat in dit geval de kinderen als bron betrouwbaarder zijn. Zonruiter schrijft dat de kinderen op 29 juni 1945 naar Gouda terugkeerden en vermeldt daarbij: 'de verjaardag van prins Bernhard'. Twee kinderen
Gegevens over mishandeling, uitbuiting en misbruik uit buitenlandse onderzoeken naar ervaringen van geëvacueerde kinderen (in Engeland, Finland en de z.g Kinderstransporte waarbij Joodse kinderen uit Oostenrijk in Engeland in veiligheid werden gebracht) bevestigen de ervaringen van enkele Goudse kinderen. 20
Ik heb in de begintijd van Herkenning veel interviews gegeven, de verhalen waren steeds anders, terwijl het toch mijn verhaal was. Want ze werden beïnvloed door wat op dat moment in de maatschappij speelde of door wat de interviewer belangrijk vond. En alles wat in een leven heeft plaats gevonden kan toch ook niet aan bod komen, zelfs niet alle thema's die met de oorlog te maken hebben.
Wetenschappelijke gegevens ondersteunen de betrouwbaarheid van deze herinneringen. Historische gegevens werpen ook nog een ander licht op de zaak: het is nú bekend dat de Nederlandse regering in ballingschap er al in december 1944 bij de Engelse regering op heeft aangedrongen om voedseldroppings uit te voeren boven West-Nederland omdat er hongersnood en hongerdood dreigden. Churchill heeft het verzoek niet ingewilligd, omdat hij niet wilde dat de Duitsers ook van deze voedseldroppings zouden kunnen profiteren. (1) De strategische en politieke overwegingen waren voor hem belangrijker dan het redden van de levens van Nederlandse burgers. Als de Britten wel tot voedseldroppings waren overgegaan, hadden de Goudse kinderen niet naar Overijssel hoeven te gaan, maar belangrijker: dan waren er minder dan de nu 20.000 doden van de Hongerwinter te betreuren geweest. Ik vraag me af hoelang deze cynische houding van de Britse regering al bij historici bekend is en waarom zij hier niet veel eerder melding van gemaakt hebben, bijvoorbeeld als er geschreven werd over de voedseldroppings en over de dankbaarheid van de bevolking die hun leven erdoor gered zagen.
Soms ben je ook nog niet toe aan het vertellen van een gebeurtenis of situatie. Ik denk hierbij aan een vraaggesprek voor de radio dat een jaar of 10 geleden werd uitgezonden. Er werd gesproken met een vrouw die in Ravensbrück gevangen had gezeten. Vlak na de oorlog had ze over haar ervaringen en over de bevrijding van het kamp een boek gepubliceerd. Nu, zoveel jaren later, kwam een herziene versie ervan uit. De interviewster sprak er haar verbazing over uit, dat in dit nieuwe boek gesproken werd over de verkrachting door de Russische soldaten die het kamp kwamen bevrijden, terwijl daar in de versie van vlak na de oorlog niet over gesproken was. De schrijfster voerde twee redenen hiervoor aan: in de jaren veertig was het not done om over seksualiteit, laat staan over verkrachting te spreken. Maar vooral: de verzetsvrouwen die in Ravensbrück zaten hadden vaak voor het verzet gekozen op grond van hun socialistische of communistische ideeën. De schok was groot toen de Russen zich net zo misdroegen als de Duitse soldaten.
Geschiedschrijving en levensverhaal staan niet haaks op elkaar, ze vullen elkaar aan en zijn elkaars bron. Wat iemand vertelt is natuurlijk zeer persoonlijk, maar als een paar honderd personen verhalen vertellen waarin dezelfde thema's terugkeren, dan mag je ervan uit gaan, dat de verhalen 'echt gebeurd' zijn. Dan moet je als historicus natuurlijk nog steeds proberen of je bepaalde gegevens kunt verifiëren aan andere bronnen, maar als dat niet kan, staat dan ineens de betrouwbaarheid van die verhalen op losse schroeven?
De vrouwen konden het niet bevatten dat hun dit werd aangedaan door hun 'kameraden', door broeders waarmee ze in hun ideeën verbonden waren. Hun wereld stortte in. Daarom had ze er zo vlak na de oorlog niet over gesproken. Niet haar herinnering veranderde, maar de maatschappij was veranderd en wat toen niet uit te spreken was, kon nu wel. De tijd had weliswaar niet alle wonden geheeld, maar wel zoveel gedaan, dat er nu over het trauma gesproken kon worden.
Herinneringen veranderen, daar is onderzoek naar gedaan. Ook is bekend dat mensen hun eigen herinneringen gaan aanvullen met wat zij later gehoord hebben of met wat anderen hebben meegemaakt. Onder invloed van de actualiteit kan een levensverhaal ook veranderen. 21
historici of wetenschappers dat ook vaak. De gekwalificeerde personen die in Engeland de opdracht kregen om mensen die bij de evacuatie betrokken waren te interviewen waren niet zo objectief als men van mensen die hun vak uitoefenen mocht verwachten, schrijft Martin Parsons in zijn boek 'War Child' (2). Zij werkten binnen een kader waarin niet alle aspecten van de evacuatie aan bod konden of mochten komen, zij hadden hun eigen visie en belangen en de belangen van hun opdrachtgever, de Britse regering. Het boek dat een van deze interviewers later over zijn ervaringen schreef was wellicht betrouwbaarder dan de officiële rapporten, omdat hij kritische kanttekeningen plaatste bij het 'succesverhaal' dat de evacuatie officieel was, maar voor veel van de betrokkenen niet. Enige jaren later bevestigden honderden verhalen van geëvacueerde kinderen zijn gelijk.
Je zou denken dat herinneringen op schrift gesteld vlak na de gebeurtenissen betrouwbaarder zouden zijn dan die welke later werden geschreven. In dit geval klopt dat heel duidelijk niet! In het Historisch Nieuwsblad van april 2011 sprak het forum over het belang van biografieën. Jolande Withuis eindigde haar column in dat nummer, 'Onbetrouwbare levensverhalen', met de verzuchting: liever meer biografieën en minder levensverhalen. In haar stuk schreef ze over de video-interviews met 38 overlevenden van het kamp Buchenwald.
De levensverhalen van de geëvacueerden uit de Over-Betuwe, lange tijd in de geschiedschrijving genegeerd, tasten het beeld aan van de dappere bevrijder, maar het beeld dat nu ontstaan is doordat ook hun plunder- en vernielzucht belicht is, is wel betrouwbaarder dan het opgepoetste plaatje uit de 5-mei bijeenkomsten.
In deze opnamen werd nergens gesproken over de tegenstellingen in het kamp tussen de communistische en de andere politieke, nietcommunistische gevangen in Buchenwald die in de getuigenissen in 1945 uitgebreid aan de orde kwamen. Withuis diskwalificeert daarom de videogesprekken als volwaardige bronnen voor de historicus, ze bezigt zelfs het woord geschiedvervalsing, omdat een van de onmenselijkste misdaden buiten beeld blijft, n.l hoe gevangenen gedwongen werden medegevangenen te selecteren voor de dood. Ze geeft in haar artikel overigens wel enige verklaringen voor het ontbreken van dit thema. 'Levensverhalen zijn onbetrouwbaar' als conclusie is wel kras, want in de getuigenissen van 1945 ontbreken weer thema's die juist in de videogesprekken naar voren zijn gebracht. Ze zijn dus net zo goed 'geschiedvervalsing' door hun eenzijdigheid. Beide bronnen geven als ze samen gebruikt worden een betrouwbaarder beeld van wat er zoal in Buchenwald is gebeurd.
GSB 1. Martin Bossenbroek e.a. Oranje bitter, uitg.Waanders, Koninklijke Bibliotheek en Nationaal Archief, blz. 49 2. Martin L.Parsons, War Child, Tempus Publishing, blz. 18
Zoals de vrouw uit Ravensbrück aanvankelijk de verkrachting door de Russische soldaten niet noemde ('informatie achterhield'), zo doen 22
VRIJHEID VAN HERDENKEN Het AD bracht met grote koppen het nieuws dat op de 4-mei bijeenkomst in Culemborg ook het woord gevoerd zou worden door Grimbert Rost van Tonningen, de zoon van de NSBvoorman en zijn vrouw, de' zwarte weduwe', die het gedachtegoed van haar man en de beweging bleef uitdragen. Hoewel het AD duidelijk stelde dat Grimbert, evenals zijn broers, zich van de ideeën van hun ouders heeft gedistantieerd, werden in de krant van 28 april bezwaren geuit tegen zijn spreken op de herdenkingsbijeenkomst. In het Culemborgse comité ter voorbereiding van de 4-mei herdenking waren niet alle leden het met de uitnodiging eens en twee van hen besloten de bijeenkomst niet bij te wonen. De burgemeester kon zich wel in de uitnodiging vinden en in de bedoeling van het comité om een bredere invulling te geven aan de dodenherdenking. De voorzitter, Ebbo de Jong, zei in De Telegraaf van 28 april: 'Sommigen hebben aangegeven, ik hoef die man niet te zien. Dat vind ik raar, maar ook dat is vrijheid. Ik zou hem ook absoluut als slachtoffer willen beschouwen. Hij heeft levenslang.' worden. Dat is vooruitgang – een 15 –20 jaar geleden zouden ze dit waarschijnlijk niet zo openlijk gezegd hebben. Aan de andere kant: alleen zijn naam al, het feit dat hij in een 'fout nest' geboren werd, is voor hen reden genoeg om hem te willen weren bij een herdenking. Het feit dat hij zich van het gedachtegoed van de ouders gedistantieerd heeft legt geen gewicht in de schaal.
Degenen die in het AD van 28 april bezwaar maakten tegen spreektijd voor Grimbert Rost van Tonningen, erkenden dat hem geen blaam treft, dat ook hij van de oorlog te lijden heeft gehad, dat kinderen van NSB'ers ook leed te verwerken hebben, maar zij waren van mening dat dit niet tegelijkertijd kan met het herdenken van de slachtoffers van het systeem dat hun ouders steunden of die deze ouders persoonlijk gemaakt hebben. Rabbijn Evers legde de nadruk op rouwverwerking en het volgens hem totaal verschillende karakter van de verwerking van oorlogservaringen door kinderen van slachtoffers en kinderen van daders. Selma de Perre, betrokken bij het comité Vrouwen van Ravensbrück, vond dat de naam van de familie te pijnlijk is. Koosje van de Ven, van de Landelijke Kontaktgroep Verzetsgepensioneerden, erkende dat men de zoon niet op de daden van de ouders kan aankijken, maar vond evengoed zijn aanwezigheid ongepast. Kinderen van Verzetsdeelnemers en de Stichting Vriendenkring Mauthausen gaven ook – niet nader vermelde – kritiek.
De inhoud van zijn toespraak, die zij nog niet kenden, had evenmin invloed op hun reactie. Ook bij het boek 'Vogelvrij' van Sytze van der Zee waren alleen zijn naam en zijn achtergrond genoeg om een reactie van weerstand en afwijzing op te roepen; toen hadden de critici zijn boek ook nog niet gelezen, maar waren er wel verontwaardigd over. Misschien zouden die mensen hun eigen afwijzende reactie eens onder de loep kunnen nemen? Selma van de Perre stelt zich prominent op als een van de vrouwen van Ravensbrück; maar heeft zij nooit geluisterd naar Tineke Wibaut-Guilonard, die andere vrouw die in Ravensbrück gevangen heeft gezeten?
Wat mij allereerst opvalt, en ik vind dat positief, is dat degenen die bezwaar tegen Grimberts toespraak aantekenden, wel nadrukkelijk erkennen dat aan kinderen de daden van de ouders niet toegerekend kunnen 23
Deze was van mening dat juist mensen uit het verzet, juist degenen die slachtoffer van discriminatie geweest zijn, het niet kunnen maken om op hun beurt, anderen te discrimineren. Zij wist ook hoe verruimend het is om verder te kijken dan het eigen leed.
Bevrijdingsdag te vieren'. Ze memoreert hoe de aan de CPN gelieerde kampcomités de herdenkingen gebruikten voor hun politieke doeleinden. Veel kampoverlevenden wilden echter de herdenkingen zo zuiver mogelijk houden onder het devies: “we moeten onze doden herdenken, maar mogen niet namens hen spreken.” Withuis stelt vast dat die doden, net zo min als de overlevenden, een uniform collectief zijn. Dat gegeven alleen al zorgt voor discussies dunkt me: want de een vindt dit en de ander dat.
Ik denk in dit opzicht ook aan de moeder van Rosaly; haar dochter is een van de oprichters van de internationale organisatie One by One, waarin nakomelingen van slachtoffers van het Nazi-regime, van Amerikaanse of Israëlische huize, kinderen van daders, van Duitse Nazi's ontmoeten. Rosaly's moeder vond het ongepast dat een van de andere oprichters van One by One, Otto, zou spreken in een grote synagoge in New York: hoe konden ze een Duitser, nota bene iemand die in de SS gediend had, het woord laten voeren! Maar toen ze toch ging luisteren en Otto's verhaal hoorde, hoe hij als 17-jarige gedwongen was 'vrijwillig' te tekenen voor de SS, toen zij begreep hoe hij zich overal inzet om ultrarechtse jongeren de ogen te openen voor de keuzen die ze maken en de mogelijke gevolgen daarvan, was ze dankbaar dat ze de bijeenkomst had bijgewoond. Otto's woorden hadden haar blik verruimd en bijgedragen aan het verwerken van gebeurtenissen waaraan ze nog niet had kunnen of willen werken.
Er is dus altijd al geruzied om de inhoud (en vormgeving) van de 4-mei-herdenking, en wie erbij mocht zijn en welke groep(en) niet. Er is wat dat betreft in 2011 niets nieuws onder de zon. En het zal ook wel zo blijven. Wellicht moeten we dat eigenlijk positief waarderen omdat het een teken is dat we werkelijk in vrijheid leven: dat je het over bepaalde zaken heel fundamenteel met elkaar oneens kan zijn. Aan de andere kant: als we een voorzitter van een comité roemen om de moed die hij heeft om iemand als spreker uit te nodigen die weliswaar een zwaar beladen naam draagt maar zelf pas 3 was aan het eind van de oorlog, in wat voor raar land leven we dan! Dat zou toch, 66 na de oorlog, heel gewoon moeten zijn! Dat het inderdaad moedig was, blijkt wel, omdat Ebbo de Jong bedreigd is. Over vrijheid gesproken…..
Je kunt mensen niet dwingen om kennis te nemen van zaken die een verruiming van hun blik zouden kunnen betekenen, bijvoorbeeld luisteren naar de woorden van Grimbert Rost van Tonningen. Maar mensen mogen niet anderen verhinderen om mogelijk verhelderende visies openlijk te presenteren. In het Historisch Nieuwsblad van mei schrijft Jolande Withuis dat over 4 en 5 mei altijd al geruzied is: 'Meteen in 1946 moest Bevrijdingsdag wijken voor de zondagsrust. Vervolgens stelde minister-president Drees voor om het feest te combineren met Koninginnedag. In 1957 ontzegde hij in de Kamer de communisten als vijanden van de vrijheid om
De bezwaren tegen de voordracht van Grimbert Rost van Tonningen richten zich vooral op de gelegenheid waarbij hij spreekt, n.l. de herdenking. Daar mag hij in elk geval niet spreken, vindt een aantal critici. (Of hij het bij andere gelegenheden volgens hen wel zou mogen, is voor mij nog de vraag. Dayan Evers heeft gezegd dat het wat hem betrof op de 364 andere dagen van het jaar geen bezwaar was). In een reactie op de heibel rond de voordracht merkt Chris van der Heijden in De Groene Amsterdammer op, dat het heel lang geduurd heeft voordat in Nederland en daarbuiten het leed de Joden aangedaan bij herdenkingen genoemd werd; het werd in de tachtiger en negentiger jaren het thema bij uitstek. Ik ben 24
eigen houding, de afwijzing van het gedachtegoed van zijn ouders en eindigt zo: “Ik denk dat wij Joden juist deze man een eerlijke kans moeten geven, wij weten jammer genoeg te goed wat het betekent, wanneer iemand zonder meer al een vooroordeel klaar heeft. Laten wij Grimbert beoordelen op zijn eigen daden en hem een eerlijke kans geven.”
het met hem eens, dat het te overwegen valt, nu 27 januari internationaal als herdenkingsdag voor de shoah is uitgeroepen, om de aandacht op 4 mei weer te richten op ook andere groepen slachtoffers. De herdenking van 27 januari exclusief voor slachtoffers en overlevenden van de Jodenvervolging, 4 mei herdenking van allen die te lijden hebben gehad onder de oorlog.
GSB JUBILEUMNUMMER
Voor nog maar 14 procent van de bevolking moet het bij de 4-mei-herdenkingen gaan over de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, zo heeft een onderzoek in opdracht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei aangetoond. Voor de 86 procent anderen mogen of moeten er ook slachtoffers van andere oorlogen en geweld herdacht worden. Of mogen zaken van vreedzaam samenleven en integratie aan de orde worden gesteld. Duidelijk is in elk geval dat we ook hier in van mening verschillen, de discussie gaat door.
Het Bulletin van september willen we graag aan ons dertigjarig bestaan wijden. Graag doen we op u, de lezers en donateurs van Herkenning, een beroep om uw steentje aan dit nummer bij te dragen. Onze gedachten gaan uit naar een mozaïek van stukken over uw ervaringen binnen en met Herkenning: in de praatgroep, op een weekend, op een donateursdag, een stuk in het Bulletin, de website, het Open Archief, contact met het telefoonteam, kortom Herkenning in de lengte, de breedte, en de hoogte.
Er zijn vele positieve reacties gekomen op het verzoek aan Grimbert om een herdenkingsrede uit te spreken en op deze rede zelf, o.a. in De Gelderlander. Als tussen de 80 en 90 % van de mensen bij een enquête in De Telegraaf de vraag of iedereen bij een 4-mei-herdenking welkom moet zijn positief beantwoordt en ook specifiek aantekent het juist te vinden dat ook een nazaat van een collaborateur het woord mag voeren, dan sterkt me dat in mijn idee, dat de samenleving op dit punt een stuk toleranter is geworden. De critici vormen een kleine minderheid door te willen blijven voorschrijven wie wel en wie niet op een herdenking aanwezig mag zijn. Het is hun goed recht, maar het is goed als daar het recht van vrijuit spreken tegenover wordt geplaatst.
Het kan gaan over -iets dat u verder heeft geholpen, -dat u emotioneel raakte en tot nadenken stemde, -over een herinnering aan medeleven en begrip, -een grappig voorval, -een spannend moment, -een keerpunt in uw leven of verwerkingsproces, -het krijgen van een nieuwe visie op het verleden, -het ervaren van nieuwe moed en energie door de gedeelde ervaringen, -het bereiken van een nieuw soort rust etc.etc. etc.
We hopen op een grote stapel bijdragen, zodat het mozaïek heel divers en kleurrijk kan worden! De deadline voor de kopij is 13 augustus, máár: als u toch van plan bent iets te schrijven, dan zou u er ook nu meteen aan kunnen beginnen en het insturen zodra het klaar is. Een deadline is een uiterste datum, kopij mag ook best (ver) vóór die datum ingeleverd worden! We ontvangen uw tekst het liefst per e-mail, maar een geschreven tekst is natuurlijk ook zeer welkom!
[email protected] of Gonda ScheffelBaars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht.
Het NIW (Nieuw Israëlitisch Weekblad) wijdde, tot mijn verbazing eerlijk gezegd, slechts een korte column aan de zaak. De helft van het bericht werd bovendien gevormd door citaten uit een brief van Louise Paktor-Jaeger die bij het NIK (Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, de orthodoxe richting in het Nederlandse Jodendom) bezwaar aantekende tegen de oproep tot boycot van Grimbert Rost van Tonningen. Zij legde de nadruk op zijn 25
op begrip rekenen: ook de ouders hebben recht op privacy en als zij niet willen dat het dossier wordt ingezien, moeten de kinderen zich daar in schikken.
Peiling over het CentraalArchief Bijzondere Rechtspleging (CABR) door velen beantwoord! Begin mei hebben we als bestuur een brief aan al onze donateurs gestuurd over het verzoek van het Nationaal Archief (NA)om te peilen hoe onze achterban denkt over evt. openstelling van de archieven van de Bijzondere Rechtspleging. 65 mensen hebben de moeite genomen om daarop te reageren, waarvoor onze hartelijke dank. Wij geven u hierbij een beknopt overzicht van de uitkomsten, als u geïnteresseerd bent in het volledige overzicht dan kunt u dit via het secretariaat opvragen.
Het belangrijkste argument van mensen die voorstander zijn van openstelling nu, maar wel onder bepaalde voorwaarden, is het recht dat kinderen moeten hebben om het dossier van hun ouder(s) in te zien. Als die ouder geen toestemming geeft, heeft het kind hiertoe nu geen mogelijkheid. Deze groep vindt dat kinderen altijd recht hebben om te weten wat er is gebeurd. - Voor derden die de dossiers willen inzien, moeten strikte voorwaarden gelden over het gebruik van de inhoud van de dossiers: er mogen geen namen van kinderen worden gepubliceerd, er is altijd toestemming van de familieleden nodig bij publicatie en inzage zou alleen moeten worden toegestaan aan mensen die daarvoor een zinnige reden kunnen aangeven. - Ook moet het Nationaal Archief zich ervan bewust zijn dat het gaat om gevoelig materiaal en zorgen voor goede voorlichting.
De resultaten - Op één na hebben alle respondenten een of meerdere keren van het CABR gebruik gemaakt (59) of zijn nog van plan dit te doen (7). - Daarvan zijn de meesten (27) van mening dat het CABR pas opengesteld mag worden na de wettelijke termijn in 2023. - 21 respondenten zijn vóór openstellen nu en 18 vóór openstellen nu onder bepaalde voorwaarden.
Tenslotte de argumenten van degenen die vóór directe openstelling zijn. - Ook hier wordt genoemd dat de kinderen de dossiers moeten kunnen inzien: “2023 is veel te laat, de kinderen die dan pas de dossiers kunnen inzien, zijn al te oud”. - Maar deze groep noemt ook meer maatschappelijke redenen zoals: “het moet afgelopen zijn met die geheimen, ouders hebben hun straf gehad en kinderen zijn niet aansprakelijk” , “laat alles maar op tafel komen, dan kunnen we er tenminste over praten” en “alleen de waarheid kan ons bevrijden”. Ook het belang van meer wetenschappelijk onderzoek dat door openstelling misschien gestimuleerd zou worden, wordt een aantal keren genoemd, Eén respondent geeft aan dat hij daardoor in staat zou zijn om ook van diegenen die in de stukken over de eigen vader voorkomen, de dossiers in te zien “ zodat ik een vollediger beeld krijg”.
Welke overwegingen geven mensen aan die vinden dat de archieven pas mogen worden opengesteld na 2023? - De meest genoemde reden is de grote kans op misbruik, waar de kinderen, maar ook nog levende ouders, slachtoffer van kunnen worden. “ Als derden de dossiers van mijn ouders mogen inzien, beslissen ze ook over mij en mijn gezin” ; “Heb al genoeg last van mijn verleden” en “we krijgen er last mee als iedereen in die archieven kan gaan grasduinen.” - Daarnaast wordt het maatschappelijk onbegrip aangehaald: “fout” is nog steeds taboe, “ het oorlogsverleden is een open zenuw” en “begrip voor nazaten is vaak ver te zoeken”. - Ook het belang van privacybescherming wordt genoemd: “de privacy van de kinderen moet voorop staan” en “kinderen van politieke delinquenten hebben recht op privacy in een rechtstaat”. - Het argument van de voorstanders van openstelling dat hierdoor de kinderen altijd in staat zijn om het dossier van hun ouder(s) in te zien – zie hieronder – kan bij deze mensen niet
De volgende stap Het bestuur zal de uitkomsten van deze peiling meenemen in het overleg met het NA. We houden u op de hoogte! 26
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn de justitiële dossiers van de van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte Nederlanders ondergebracht. De toegankelijkheid van de dossiers wordt bepaald door de Archiefwet van 1995. Bij het Nationaal Archief gelden beperkende voorwaarden voor de inzage van de dossiers. Deze beperking geldt echter alleen als de persoon waarover informatie gezocht wordt in het archief nog in leven is. Is deze echter overleden, dan is het archief in principe voor iedere burger toegankelijk. Het Nationaal Archief wijst geïnteresseerden echter wel op de belangen van de kinderen en familie van de persoon waarover informatie gezocht wordt. Adres: Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag Openingstijden: dinsdag woensdag t/m vrijdag zaterdag
9.00 – 21.00 uur 9.00 – 17.00 uur 9.00 – 13.00 uur
Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: - de desbetreffende is overleden - de desbetreffende toestemming geeft tot inzage Als de aanvrager een verklaring van een psychiater of psychotherapeut kan overleggen waarin de hulpverlener duidelijk maakt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat de gezochte informatie verkregen wordt, kan er informatie gegeven worden door een ambtenaar van het Rijksarchief; de aanvrager kan dan echter niet zelf het dossier inzien. Voor informatie kan men contact opnemen met het Nationaal Archief (voorheen Rijksarchief): telefoon: 070 3315444 fax: 070 3315499
[email protected] email: www.nationaalarchief.nl website: Het verzoek tot inzage van een dossier moet schriftelijk worden ingediend bij het volgende adres: Nationaal Archief Secretariaat afd. Publiek Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag In dit verzoek dient voor te komen, moet respectievelijk bijgesloten worden: - Naam, volledige voornamen, geboortejaar en –plaats van degene naar wie onderzoek wordt gedaan. -Bewijs van overlijden van deze persoon (uittreksel uit het overlijdensregister, aan te vragen bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar de persoon is overleden of een kopie van een rouwkaart). Voor een persoon geboren vóór 1909 is dit bewijs van overlijden niet noodzakelijk. Als de persoon in kwestie niet overleden is dan is een door hem of haar getekende verklaring waarin toestemming verleend wordt noodzakelijk. Deze verklaring dient vergezeld te gaan van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene die toestemming geeft.
27
Bij het verzoek moet de relatie tussen aanvrager en de persoon in kwestie aangeduid worden, er moet een korte motivering gegeven worden van de wens tot inzage, en er moeten zoveel mogelijk relevante gegevens over de betrokkene vermeld worden, zoals naam, eventueel meisjesnaam, de organisatie waar hij/zij tijdens de bezetting lid van was.
COLOFON Het Bulletin is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning. Het doel van de Werkgroep is: - het bevorderen van hulpverlening aan hen die in hun persoonlijk en/of maatschappelijk leven moeilijkheden ondervinden, doordat een of beide (groot)ouder(s) aan de kant van de bezetter stond(en) dan wel tot de bezetter behoorde(n) - bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering
Het Nationaal Archief bekijkt of er een dossier over de persoon in kwestie aanwezig is.
De Werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap. De Werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van of sympathie voor (neo)fascisme en (neo)nazisme. Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt half september 2011. Kopij hiervoor moet uiterlijk 13 augustus 2011 in het bezit zijn van de redactie:
[email protected] of Gonda ScheffelBaars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht.
Als dat niet zo is, wordt u dat gemeld. Als het wel aanwezig is, stuurt men u een brief met de regels van het inzagerecht. Daarop komt ook het telefoonnummer voor dat u bellen moet voor een afspraak. Meestal ontvangt u na twee tot drie weken antwoord.
We stellen het op prijs als u uw bijdragen digitaal aanlevert. Is dat niet mogelijk dan zijn geschreven of getypte bijdragen op papier uiteraard ook welkom.
Het is niet toegestaan documenten uit het dossier mee te nemen, er mag ook niets gekopieerd worden. U mag wel gegevens overschrijven. Een en ander is bedoeld om niet alleen de privacy van de betrokkene te beschermen maar ook die van de directe verwanten.
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie. Redactie: Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars Jaargang 26, nummer 2, juni 2011
28