BUILD UP Skills Belgium Nationaal Stappenplan
mei 13
The sole responsibility for the content of this publication etc lies with the authors. It does not necessarily reflect the opinion of the European Union. Neither the EACI nor the European Commission is responsible for any use that may be made of the information contained therein.
Further information More details on BUILD UP Skills Belgium can be found at belgium.buildupskills.eu More details on BUILD UP Skills can be found at www.buildupskills.eu More details on the IEE programme can be found at http://ec.europa.eu/intelligentenergy
1
2
Contents 0. 1. 2.
Voorwoord ......................................................................................................................... 5 Executive summary ............................................................................................................ 6 Inleiding ............................................................................................................................. 8 2.1. Kernbevindingen uit de Nationale Status Quo ........................................................... 8 2.1.1.
Gebouwenpark ................................................................................................... 8
2.1.2.
Huidig energieverbruik en groene stroomproductie ........................................... 8
2.1.3.
Verloop ............................................................................................................... 9
2.1.4.
Barrières ............................................................................................................. 9
2.1.5.
Populatie bouwvakarbeiders ............................................................................ 10
2.2.
Methodologie ........................................................................................................... 11
2.2.1.
Doel .................................................................................................................. 11
2.2.2.
Methodologie voor de ontwikkeling van het Stappenplan ............................... 11
2.2.2.1. Eerste werkgroepsessie .................................................................................... 12 2.2.2.2. Tweede werkgroepsessie .................................................................................. 13 2.2.3. 3.
Context van het Belgische Stappenplan ........................................................................... 15 3.1. Belgische 2020 doelstellingen .................................................................................. 15 3.2.
Nood aan kwalificatie en competentie en barrières in de bouwsector ..................... 16
3.2.1.
Nood aan kwalificatie en competentie ............................................................. 16
3.2.2.
Barrières die het bereiken van de 2020 doelstellingen verhinderen ................. 17
3.3. 4.
Methodologie voor de onderschrijving van het Stappenplan ........................... 14
Resultaten werkgroep sessies ................................................................................... 17
Strategische krachtlijnen .................................................................................................. 18 4.1. Conclusies van de werkgroepen ............................................................................... 18 4.2.
De strategische krachtlijnen ..................................................................................... 19
4.2.1.
Strategische krachtlijn 1. Instrumenten voor controle van kwaliteit ................ 20
4.2.2.
Strategische krachtlijn 2. Kennisverspreiding en sensibiliseren ...................... 24
4.2.3.
Strategische krachtlijn 3: Heroriëntatie opleidingen ........................................ 26
4.2.4.
Strategische krachtlijn 4: Bijdrage van de fabrikanten .................................... 31
4.2.5.
Strategische krachtlijn 5: Herdefiniëring beroepscompetentieprofielen .......... 33
5.
Getuigenissen ................................................................................................................... 36 5.1. Impliciete onderschrijving........................................................................................ 36
6.
Auteurs/bijdragers ............................................................................................................ 40 6.1. Auteurs ..................................................................................................................... 40 6.2.
7. 8.
Bijdragers ................................................................................................................. 40
References ........................................................................................................................ 42 Annexes ............................................................................................................................ 43 8.1. Annex 1 .................................................................................................................... 43 8.1.1.
Luchtdichtheid .................................................................................................. 44 3
8.1.2.
Vervanging van buitenschrijnwerk .................................................................. 49
8.1.3.
Ventilatie .......................................................................................................... 52
8.1.4.
Interactie tussen beroepen ................................................................................ 58
8.1.5.
Warmtepompen ................................................................................................ 63
8.1.6.
PV en zonthermische installatie ....................................................................... 67
8.1.7.
Na-isolatie van muren ...................................................................................... 72
8.1.8.
Dakisolatie ........................................................................................................ 76
8.1.9.
Zonwering ........................................................................................................ 84
4
0. Voorwoord Op het gebied van energieverbruik ligt bij de gebouwen een grote opportuniteit om de broeikasgasuitstoot terug te dringen. Op basis van deze vaststelling heeft de Europese Commissie de gebouwsector opgenomen in haar prioriteitenlijst om de doelstellingen te behalen die vastgelegd werden in de “Europa 2020-strategie” [1], met als doelen:
de uitstoot van broeikasgassen met 20% te reduceren ten opzichte van 1990; het energieverbruik met 20% terug te schroeven; de energie geleverd door hernieuwbare bronnen met 20% te doen toenemen.
Daarom ook heeft ze op 19 mei 2010 een nieuwe richtlijn aangenomen betreffende de energieprestatie van gebouwen [2]. Deze nieuwe richtlijn, die in 2012 door de lidstaten werd omgezet, houdt onder andere in dat vanaf 2021 van nieuwe gebouwen geëist wordt dat ze bijna energieneutraal zijn. Omdat niet enkel de nieuwbouw woningen een aandeel zullen hebben in de 2020 doelstellingen, is men er zich van bewust dat een belangrijke rol weggelegd is voor de renovatie van gebouwen. Omdat 2020 bij wijze van spreken reeds voor de deur staat is het dan ook belangrijk dat onze huidige bouwvakarbeiders hiertoe kunnen bijdragen door hun professionele competenties uit te breiden met „groene‟ aspecten zoals hernieuwbare energie (HE) en energie efficiëntie (EE). Build Up Skills Belgium (BUSB) is een samenwerkingsverband tussen het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (fvb●ffc constructiv), het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB), het Vlaams Energieagentschap (VEA) en Direction Générale Opérationnelle – Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie (DGO 4). In juni 2011 werd door Build Up Skills Belgium een voorstel ingediend ten einde fondsen te bekomen van het Intelligent Energy Europe (IEE) programma [3]. De goedkeuring van dit voorstel leidde tot de aanvang van het project in november 2011. Het objectief van dit project is om een stappenplan voor te bereiden – op basis van een nationaal onderzoek van de huidige toestand [4] – waarin opgenomen wordt welke prioritaire maatregelen zouden kunnen bijdragen tot een verhoging van de competenties van de reeds werkzame bouwvakarbeiders. Het zal immers grotendeels van de competenties van deze mensen afhangen of voornoemde doelstellingen behaald zullen worden voor de bouwsector. Voorliggend document bevat het Stappenplan dat voor België werd opgesteld op basis van het Nationale Status Quo-rapport en na consultatie van de bouwsector via het nationaal platform en negen thematische werkgroepen.
5
1. Executive summary Uit de NSQ blijkt dat de jaarlijkse instroom van bouwvakarbeiders voor het overgrote merendeel bestaat uit jongeren zonder formele kwalificatie. Er is dus met andere woorden een belangrijke instroom van ongekwalificeerd personeel. Dit toont aan dat het op peil brengen van het competentieniveau van de arbeiderspopulatie een uitdaging betekent voor de aanwezige arbeiders. Daarnaast werden verschillende barrières in kaart gebracht die verhinderen dat er aan competentieverhoging van de technische medewerkers in het werkveld gedaan wordt: een tekort aan gekwalificeerde arbeiders (onafhankelijk van scholing); een tekort aan geschoolde arbeiders; een kwalitatieve uitvoering van opdrachten wordt niet beloond; de bestaande opleidingen zijn te theoretisch; de aanwezige personeelsbezetting biedt geen mogelijkheid om resultaats- of prestatieverbintenissen aan te gaan; technische evoluties worden niet snel genoeg opgevolgd; de werkorganisatie laat niet toe om arbeiders in opleiding te sturen; de kostprijs van opleiding is te hoog om arbeiders in opleiding te sturen; er bestaan geen resultaats- of prestatieverbintenissen in het kader van het uitvoeren van opdrachten. Er is dus een belangrijk tekort aan gekwalificeerde arbeiders (ook los van scholing) in de Belgische bouwsector. Daarnaast bestaat er de vraag om kwalitatief werk te valoriseren. Ook de kwaliteit van bestaande opleidingen kan verbeterd worden, met name een betere opvolging van technische evoluties. Om op deze uitdagingen een antwoord te bieden werd geopteerd voor een aanpak in werkgroep sessies, waarbij zeven technologische en twee beroep overschrijdende thema‟s aan bod komen. Deze thema‟s werden bepaald op basis van de resultaten van de NSQ en de prioriteiten die door de verschillende overheden werden vooropgesteld. Het betreft: Na-isolatie van muren; Ventilatie; PV en zonthermische installaties; Zonwering; Isolatie van daken; Vervanging van schrijnwerk; Warmtepompen; Luchtdichtheid; Interactie tussen beroepen. De resultaten van deze werkgroepen werden in eerste instantie geanalyseerd per technologie. Nadien werden de resultaten gebundeld in een algemeen stappenplan. Natuurlijk zijn de analyses op het niveau van een technologie ook beschikbaar. De globale werkzaamheden leidden uiteindelijk tot vijf krachtlijnen op het vlak van EE en HE:
Krachtlijn 1: instrumenten voor controle en beheersing van kwaliteit; Krachtlijn 2: kennisverspreiding en sensibiliseren Krachtlijn 3: heroriëntatie opleidingen 6
Krachtlijn 4: bijdrage van de fabrikanten Krachtlijn 5: herdefiniëring beroepscompetentieprofielen
Binnen elk van deze krachtlijnen worden verschillende maatregelen voorgesteld:
7
2. Inleiding 2.1.
Kernbevindingen uit de Nationale Status Quo
2.1.1. Gebouwenpark Het McKinsey rapport („Naar energie-efficiëntie van wereldklasse in België‟) [5] stelt vast dat het energieverbruik per vierkante meter in België ruim het Europese gemiddelde overschrijdt (er is een kloof van 72% met Europa en 51% met de ons omringende landen). Door het klimaat in België liggen de verwarmingsbehoeften nochtans iets lager dan die van onze buren. Het verschil in verbruik houdt dan ook verband met de aard van het Belgische gebouwenpark (dat ouder, minder compact en slechter geïsoleerd is). Het grootste potentieel voor energiebesparingen ligt dan ook bij de bestaande gebouwen. Eengezinswoningen Aantal opgetrokken
Meergezinswoningen
Andere
Totaal
%
gebouwen GB
HOB
OB
voor 1900
282.766
163.563
135.160
11.335
127.251
720.075
16%
van 1900 tot 1918
183.445
68.869
42.050
7.986
48.099
350.449
8%
van 1919 tot 1945
296.869
141.396
88.255
15.310
90.228
632.058
14%
van 1946 tot 1961
170.668
174.034
145.433
24.795
110.326
625.256
14%
van 1962 tot 1970
71.454
101.265
161.958
25.876
96.652
457.205
10%
van 1971 tot 1981
77.456
116.383
272.954
23.899
115.110
605.802
14%
na 1981
81.551
156.598
516.652
51.586
196.934
1.003.321
23%
Totaal
1.164.209
922.108
1.362.462
160.787
784.600
4.394.166
100%
Tabel 2.1 - De leeftijd van het gebouwenpark in België (2011)
2.1.2. Huidig energieverbruik en groene stroomproductie Sinds de jaren „90 lijkt het totale aan woning gerelateerde energieverbruik min of meer stabiel te zijn, ondanks een stijging van het aantal gezinnen (+ 15 % sinds 1990). Het elektriciteitsverbruik van de woningsector is daarentegen sterk toegenomen. < 1946
1946-1970
1971-1990
1991-2005
> 2005
NEBV
PE
NEBV
PE
NEBV
PE
NEBV
PE
NEBV
PE
Vrijstaande woning Halfopen bebouwing Rijwoning Ingesloten appartement
334 295 231 140
603 477 385 252
343 300 234 134
603 486 384 243
238 221 167 99
499 463 368 264
165 145 119 93
311 278 232 197
103 92 77 60
157 144 125 112
Blootgesteld appartement
341
560
333
549
204
488
163
319
99
159
Tabel 2.2 - Netto energiebehoefte verwarming (NEBV) en primair energieverbruik (PE) van de woningtypologieën [in kWh/jr.m²]
De totale netto groene stroomproductie steeg in 2010 met meer dan 20% ten opzichte van 2009. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van een spectaculaire toename van de productie uit PV-panelen.
8
2.1.3. Verloop Uit onderzoek blijkt dat de jaarlijkse instroom van bouwvakarbeiders voor het overgrote merendeel bestaat uit jongeren zonder formele kwalificatie. Er is dus met andere woorden een belangrijke instroom van ongekwalificeerd personeel. Dit toont aan dat het op peil brengen van het competentieniveau van de arbeiderspopulatie een uitdaging betekent voor de aanwezige arbeiders. Zonder de formele kwalificatieroutes uit het oog te verliezen zal een belangrijke inspanning nodig zijn om een competentiebeleid te ontwikkelen dat gericht is op de aanwezige bouwvakarbeiders.
Figuur 2.1 - Schematisch overzicht van het verloop in de bouwsector (cijfers 2010)
2.1.4. Barrières Middels een bevraging werd nagegaan welke barrières er op heden bestaan om te komen tot een populatie bouwvakarbeiders met een aangepast competentieniveau. Hierbij bevestigden 30% of meer van de bevraagde respondenten dat:
een tekort aan gekwalificeerde arbeiders (onafhankelijk van scholing); een tekort aan geschoolde arbeiders; een kwalitatieve uitvoering van opdrachten wordt niet beloond; de bestaande opleidingen zijn te theoretisch; de aanwezige personeelsbezetting biedt geen mogelijkheid om resultaats- of prestatieverbintenissen aan te gaan; technische evoluties worden niet snel genoeg opgevolgd; de werkorganisatie laat niet toe om arbeiders in opleiding te sturen; de kostprijs van opleiding is te hoog om arbeiders in opleiding te sturen; 9
er bestaan geen resultaats- of prestatieverbintenissen in het kader van het uitvoeren van opdrachten.
Zoals uit de paragraaf rond het verloop mag blijken percipieert de bouwsector een belangrijk tekort aan gekwalificeerde arbeiders (ook los van scholing). Daarnaast bestaat er de vraag om kwalitatief werk te valoriseren. Ook de kwaliteit van bestaande opleidingen kan verbeterd worden, met name een betere opvolging van technische evoluties. 2.1.5. Populatie bouwvakarbeiders In onderstaande tabel wordt het aantal bouwvakarbeiders per beroep(groep) weergegeven. In deze tabel wordt tevens een ruwe schatting gepresenteerd van het aantal op te leiden beroepsuitoefenaars. Dit is gebaseerd op een inschatting van het jaarlijkse verloop en de daaruit bepaalde ongekwalificeerde instroom. Dit wordt jaarlijks geschat op ca. 14%. Over een periode van 7 jaar maakt dit dus ongeveer 100% van de totale beroepsuitoefenaars uit. Een vierde van de instroom verlaat bijna onmiddellijk de bouwsector, er blijven dus 75%. Van deze groepen wordt geschat dat één op drie in de periode tot 2020 getraind dient te worden, oftewel 25% van het totale aantal beroepsuitoefenaars in 2011. Voor Monteur CV en Sanitair installateur wordt dit percentage geschat op 33%.
Beroep(groep)
2009
2010
2011
Geschatte trainingsnood 2020 EE en RES
Bouwplaatsmachines
21.788
21.944
23.044
2.300
Wegenwerker
14.461
14.093
15.794
1.500
Metselaar
27.078
26.714
25.393
6.400
Bekister/Ijzervlechter
13.258
13.059
12.541
1.200
Gevelwerker/Voeger
2.549
2.551
2.359
600
Dekvloerlegger/Tegelzetter/stukadoor
11.667
11.682
10.712
2.500
Dakwerker
10.442
10.663
11.335
2.800
Schrijnwerk
24.281
24.633
25.457
6.400
Glaswerker
1.090
1.089
1.094
2.500
Isolatiewerker
2.646
2.662
3.652
900
Monteur CV
6.076
6.257
6.736
2.250
Sanitair installateur
5.537
5.684
6.092
2.050
Andere
20.970
20.937
20.534
2.000
Totaal 163.852 163.978 166.754 Tabel 3 - Bouwvakarbeiders per beroep(groep) en projectie opleidingsnoodzaak
33.400
.
10
2.2.
Methodologie
2.2.1. Doel Voorliggend document heeft tot doel om, op basis van de bevindingen uit het Nationale Status Quo rapport:
een lijst te geven van de prioritaire maatregelen die dienen genomen te worden ten einde de competentie van de reeds werkzame bouwvakarbeiders op het gebied van EE en HE te verhogen; indicaties te geven van de wijze waarop de maatregel ten uitvoering gebracht kan worden; de barrières die zulks kunnen beletten kenbaar te maken; te benoemen welke actor(en) desbetreffende maatregel idealiter uitvoert(en); daar waar mogelijk hiervoor een inschatting van de kosten te maken; te melden op welke werktermijn de maatregel uitgevoerd kan worden.
2.2.2. Methodologie voor de ontwikkeling van het Stappenplan Om de prioritaire thema‟s uit te diepen is er geopteerd voor een aanpak in werkgroep sessies, waarbij zeven technologische en twee beroep overschrijdende thema‟s aan bod komen. Deze thema‟s werden bepaald op basis van de resultaten van een rondvraag omtrent prioritaire technologieën inzake HE en EE die aan alle Belgische stakeholders werd bezorgd. Het betreft:
Na-isolatie van muren; Ventilatie; PV en zonthermische installaties; Zonwering; Isolatie van daken; Vervanging van schrijnwerk; Warmtepompen; Luchtdichtheid; Interactie tussen beroepen.
In elke werkgroep werden deelnemers uitgenodigd om verschillende soorten kennis en ervaringen met elkaar te delen. De deelnemers die aan de sessies deelnemen zijn expert, en hebben een focus op hun eigen specifiek domein. In principe werd niemand uitgesloten van deelname. Volledigheidshalve melden we dat opkomende technologieën zoals biomassa, micro-WKK,… in eerste instantie geen deel vormen van dit stappenplan. In een latere fase kunnen deze alsnog deel uit maken van een soortgelijke oefening. Het staat de lezer van dit document ook vrij om de algemene conclusies te transponeren naar deze technologieën, daar de auteurs van voorliggend document van mening zijn dat de gemeenschappelijke bevindingen een algemene toepasbaarheid hebben (vb. sensibilisatie, kwaliteitskader,…).
11
2.2.2.1.
Eerste werkgroepsessie
Elke deelnemer wordt uitgenodigd na te denken over wat er moet opgezet/ondernomen/ontwikkeld/… worden om tot competentieverhoging van de bouwmedewerker te komen. Deze ideeën worden genoteerd op post-its.
Onder leiding van de werkgroeptrekkers worden de post-its op een basistemplate gekleefd en in groep besproken. Het gaat er om zoveel als mogelijk de verschillende ideeën te ordenen volgens een aantal topics waarvan men meent dat ze dienen behandeld te worden in het Stappenplan.
Tot slot kan iedere deelnemer „punten‟ toekennen aan die initiatieven op de basistemplate die hun voorkeur wegdragen. Hieruit wordt een richtinggevende top 7 van prioritaire doelstellingen gedistilleerd.
12
2.2.2.2.
X
X X X
X X X X X X X X X
X X X X X X X X X
Aannemers
X X
Fabrikanten
X
X X X X X X X X X
centres Kenniscentra
X
Kwaliteitscontrole
X X X X
Opleidingscentra
PV en zonthermisch 1ste WG 14/11/2012 20 X X Na-isolatie van muren 1ste WG 23/11/2012 29 X X Daken 1ste WG 29/11/2012 16 X X Luchtdichtheid 1ste WG 11/12/2012 26 X X Interactie tussen beroepen 1ste WG 12/12/2012 9 X X Warmtepompen 1ste WG 13/12/2012 12 X Vervanging van buitenschrijnwerk 1ste WG 18/12/2012 9 Zonwering 1ste WG 14/01/2013 14 X X Ventilatie 1ste WG 18/01/2013 14 X Table 4 - Deelnemers eerste werkgroep sessie
Overheid
Industrie org./federaties
Beroepsorganisaties
Datum
Aantal deelnemers
Onderwerp
X X X
X X
Tweede werkgroepsessie
De weerhouden doelstellingen worden verdeeld over drie heterogeen samengestelde subgroepen. De groep onderzoekt de waarde van elk initiatief vanuit de bril van één van volgende criteria.
In welke mate draagt het initiatief bij tot de EU 2020 doelstellingen? In weke mate draagt het initiatief bij tot de competentieverhoging van de bouwvakarbeiders? Is het initiatief realiseerbaar?
Vervolgens worden de initiatieven verder uitgewerkt in subgroepen en tot slot plenair. Hierbij geeft men een antwoord op de vragen:
Op welke manieren kan dit initiatief aangepakt worden? Wat is daarvoor nodig? Welke barrières moeten weg gewerkt worden? Wie moeten/kunnen de mogelijke partners zijn? Timing van het realiseren (korte termijn/lange termijn)? 13
X X
X
Aannemers
X
Fabrikanten
X X X X X X X X X
centres Kenniscentra
X X
Kwaliteitscontrole
X X X X
Opleidingscentra
PV en zonthermisch 2de WG 23/01/2013 21 X Daken 2de WG 29/01/2013 9 X X Luchtdichtheid 2de WG 01/02/2013 23 X X Warmtepompen 2de WG 04/02/2013 10 X Na-isolatie van muren 2de WG 08/02/2013 18 X Interactie tussen beroepen 2de WG 19/02/2013 11 X 1 Vervanging van buitenschrijnwerk 2de WG 3 21/02/2013 Ventilatie 2de WG 26/02/2013 14 X X Zonwering 2de WG 01/03/2013 11 X X Table 5- Deelnemers tweede werkgroep sessie
Overheid
Industrie org./federaties
Beroepsorganisaties
Datum
Aantal deelnemers
Onderwerp
X X X X X X X X X
X X X X X
X X X
X X
X
X
2.2.3. Methodologie voor de onderschrijving van het Stappenplan Een belangrijke uitkomst van dit project is de onderschrijving van het Stappenplan. Om dit te bereiken beoogt Build Up Skills Belgium een tweedelige onderschrijving: de impliciete en de expliciete onderschrijving. De impliciete onderschrijving: tijdens het project worden alle relevante belanghebbenden bij elkaar gebracht en wordt hun de mogelijkheid gegeven om actief deel te nemen aan de opstelling van het Stappenplan. Wij menen dat de deelname van de sector derhalve een vorm van impliciete onderschrijving betekent. Het is een troef van BUSB dat alle sociale partners, beroepsorganisatie en overheden betrokken zijn in het project. De expliciete onderschrijving bestaat uit de daadwerkelijke ondertekening van een steunbrief.
1
De werkgroepsessie ging door op de eerste dag van Batibouw (de belangrijkste bouwbeurs in België). De moderatoren hebben, gelet op de eerder beperkte opkomst, besloten om het reeds voorliggende verslag van de eerste sessie te bespreken in het Technisch Comité Schrijnwerk van het WTCB.
14
3. Context van het Belgische Stappenplan 3.1.
Belgische 2020 doelstellingen
Op 23 januari 2008 publiceerde de Europese Commissie haar klimaatpakket dat uitvoering moet geven aan de zogenaamde “20-20-20-doelstelling”. Voor België betekent dit tegen 2020 [6] [7]:
13% aandeel van hernieuwbare energie in het bruto finaal-energieverbruik; 18% reductie in het primair energieverbruik; 15% reductie van broeikasgasemissie ten opzichte van 2005 in de sectoren die niet vallen onder het Europese emissiehandelssysteem (niet-ETS-sectoren).
De Europese Richtlijn 2009/28/EG van 23 april 2009 betreffende de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, legt voor elke lidstaat een bindende doelstelling vast voor het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het finaal energieverbruik dat tegen 2020 moet bereikt worden. België dient een doelstelling van 13% hernieuwbare energie tegen 2020 te realiseren. Een bijzonder ambitieuze doelstelling want in 2005 was slechts 2,2 % energie van hernieuwbare oorsprong. Voornoemde doelstellingen uit het Nationaal Actieplan dienen nog vertaald te worden op gewestelijk en federaal niveau. Bij gebrek hieraan hebben de Gewesten zelf een aantal onofficiële, niet-bindende ambities vastgelegd. De Waalse Regering heeft bijvoorbeeld beslist om het Europees objectief van 20% energie uit hernieuwbare bronnen als doel te stellen voor het Waals Gewest [8]. Voor de reductie van broeikasgassen beoogt men een reductie met 30% ten opzichte van het niveau in 1990 [9]. Vlaanderen legt zichzelf een aandeel van 13% energie uit hernieuwbare bronnen tegen 2020 op en een vermindering van het energieverbruik van minstens 9% 2016 (op basis van het gemiddeld finaal energieverbruik 2001-2005). Vlaanderen wil ook de uitstoot van broeikasgassen beperken. Centraal hierbij staan het Vlaams klimaatbeleidsplan 2013-2020 en het Vlaams adaptatieplan [10]. Er wordt bovendien veel aandacht besteed aan de goede inplanting van de windturbines. De windenergie-sector stelt zichzelf tegen 2020 de doelstellingen om 1.500 MW in Vlaanderen en 2.800 MW in de Noordzee op te wekken middels windturbines [11]. De richtlijn bevat ook bepalingen die de lidstaten verplichten minimumniveaus voor het gebruik van hernieuwbare energie in nieuwe gebouwen vast te leggen. In Vlaanderen is deze verplichting van kracht sinds 1 januari 2013 in de kantoren en scholen van publieke overheden. Voor alle andere nieuwe en ingrijpende gerenoveerde gebouwen geldt deze verplichting vanaf 2014.De Europese richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen legt de Europese lidstaten op dat tegen 2021 alle nieuwe gebouwen bijnaenergieneutraal (BEN) dienen te zijn. Voor overheidsgebouwen geldt deze verplichting vanaf 2019. Bovendien moet de omvorming van bestaande gebouwen tot BEN-gebouwen maximaal gestimuleerd worden zodat tegen 2021 een wezenlijk aantal bestaande gebouwen getransformeerd zal zijn naar BEN-gebouwen. 15
3.2.
Nood aan kwalificatie en competentie en barrières in de bouwsector
De realisatie van een maatschappelijk gedragen beleidskader dat BEN-gebouwen als haalbare eis vooropstelt, is een belangrijke maatschappelijke uitdaging. Dit vereist op vlak van energieefficiëntie en hernieuwbare energie grote investeringen door zowel bouwheren, de ondernemingen/industrie als de overheid. Het is belangrijk dat deze investeringen correct worden uitgevoerd omwille van volgende aspecten: het vermijden van gezondheidsproblemen; algemene goede prestaties; maximale lange levensduur; maximale energie-efficiëntie; vermijden van risico voor installateur; vermijden van risico voor gebruiker gebouw; vermijden van bouwfysische problemen (barsten, vochtproblematiek…); realiseren van marktverankering en stabiele groei van de innovatieve technieken. Het overeenstemmen van reële (gemeten) terugverdientijden met theoretische terugverdientijden. Het verzekeren van een kwalitatieve uitvoering is aldus een noodzakelijke voorwaarde in kader van de ontwikkelingen in de bouwsector op vlak van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie naar 2020.
3.2.1. Nood aan kwalificatie en competentie In samenwerking met de sociale partners, het WTCB, het navb en experten uit de sector werd in 2011 gestart met de vernieuwing van de bestaande beroepscompetentieprofielen. Een proces dat pas volledig afgerond zal zijn begin 2014. Deze beroepsprofielen bevatten alle activiteiten en gerelateerde vaardigheden binnen een bepaald beroep. Om aan de uitdagingen rond de EU 2020-doelstellingen te beantwoorden, worden ze voorzien van een stevig groen fundament. Zo zullen er profielen beschikbaar zijn die de basis zullen vormen voor de ontwikkeling van aangepaste opleidingsprogramma‟s en didactische instrumenten, maar ook voor een geschikte screening van potentiële arbeidskrachten. In 2011 werd het profiel van de dakdekker/dakafdichter afgewerkt. Voorheen was de essentiële vraag hierbij: “Hoe en met welk materiaal kunnen we een dak bedekken en er voor zorgen dat het waterdicht is?”. Tegenwoordig dienen complexere vragen gesteld en beantwoord te worden: • Wat zijn de vereisten op het vlak van energie-efficiëntie? • Wat is de nodige isolatie? • Met welke aangepaste materialen moet er gewerkt worden? • Hoe kunnen we het dak luchtdicht maken? • Zullen er zonnepanelen geïnstalleerd worden? 16
Deze nieuwe vragen zorgen voor nieuwe eisen die gesteld worden aan de vakbekwaamheid van de dakdekker/dakafdichter. Door de nieuwe eisen en gehanteerde technieken (luchtdicht isoleren, plaatsen van thermische isolatie, etc.) in kaart te brengen kan de basisopleiding en de vervolmakingsopleiding van de dakdekker afgestemd worden op deze nieuwe noden [12]. In 2012 werden de profielen voor sanitair installateur, monteur CV en plaatser ventilatiesystemen tevens afgewerkt. Uit de werkgroepsessies in het kader van de opstelling van dit Stappenplan mocht blijken dat er vraag is naar enkele nieuw te ontwikkelen profielen zoals „isolatiewerker‟ en „luchtdichter‟. Daarnaast werd er een nieuwe functie voorgesteld van „energieconsulent‟/ „energiecoördinator‟/„energie-coach‟. In sommige takken van de sector is er een uitdrukkelijke vraag naar een kwaliteitskader.
3.2.2. Barrières die het bereiken van de 2020 doelstellingen verhinderen Onderstaande barrières werden opgenomen in de Nationale Status Quo:
3.3.
Er is een tekort aan gekwalificeerde arbeiders (onafhankelijk van de scholing); Er heerst een tekort aan geschoolde arbeiders; Meestal wordt een kwalitatieve uitvoering van een opdracht niet beloond; De bestaande opleidingen zijn te theoretisch; Technische evoluties worden niet snel genoeg opgevolgd in de opleidingen; De werkorganisatie laat niet toe om arbeiders in opleiding te sturen; De kostprijs van de opleiding is te hoog; Er bestaan geen of te weinig resultaats- of prestatieverbintenissen in het kader van het uitvoeren van opdrachten. Moeilijke beoordeling/meetbaarheid van een goede uitvoering
Resultaten werkgroep sessies
In annex 1 worden de tabellen weergegeven met de bevindingen uit de verschillende werkgroepen zoals beschreven in hoofdstuk 2.2.
17
4. Strategische krachtlijnen 4.1.Conclusies van de werkgroepen Hoewel de verschillende werkgroepen per technologie werden opgevat en elkeen hiervan zijn specifieke uitdagingen kent, kunnen de prioritaire maatregelen onderverdeeld worden in vijf strategische krachtlijnen: 1. 2. 3. 4. 5.
instrumenten voor beheersing en controle van kwaliteit; kennisverspreiding en sensibiliseren; heroriëntatie opleidingen; bijdrage van de fabrikanten; herdefiniëring beroepscompetentieprofielen.
Onder deze strategische krachtlijnen worden specifieke maatregelen uitgewerkt, al of niet technologie overschrijdend. Deze maatregelen hebben als doelstelling de algemene kwaliteit te verhogen in het proces om een optimale realisatie te bereiken (zie onderstaande figuur). Gezien de doelgroep die origineel voor dit project is vooropgesteld, namelijk de uitvoerders op het terrein, zullen de maatregelen veelal gericht zijn op het luik „uitvoering van de werken‟. De voorgaande fasen, zijnde de kwaliteit van de producten en het ontwerp, hebben echter eveneens een aanzienlijke impact op de kwaliteit van de uiteindelijke realisatie. Om maximale levensduur en efficiëntie van de installatie of de realisatie te verzekeren, is monitoring en onderhoud na de uitvoering eveneens essentieel.
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
Het is de algemene perceptie dat opleiding, en de scope van Build Up Skills, op zich niet volstaan om een transitie in de bouwsector in gang te zetten waardoor de EU 2020 doelstellingen op vlak van kwaliteit worden behaald. Hoewel de noodzaak voor het opvoeren van de competenties van de huidige bouwvakarbeiders aantoonbaar is, meent men dat het doelpubliek van een zo omvangrijk project als Build Up Skills te beperkend is indien men enkel de bouwvakarbeiders in beschouwing neemt. Immers veel maatregelen die betrekking hebben op gerelateerde functies (vb. architecten, zaakvoerders, ingenieurs, voorschrijvers,…) 18
zullen onmiddellijk effect hebben op de bouwvakarbeider. Sommige barrières zullen ook enkel doorbroken worden indien ook deze niveaus betrokken worden. Er moet een uniforme aanpak komen over alle stakeholders heen, zodat iedereen dezelfde taal spreekt. Uit de werkgroepen mocht tevens een belangrijke gewichtstoekenning aan kwaliteitsborging blijken. Verplichte controles en certificering2 kunnen een belangrijke motivator zijn om de kennis op peil te houden, daar zij betere kwaliteit belonen. Hoewel sensibilisatie van het publiek geen deel uitmaakt van het project, is men ervan overtuigd dat dit een conditio sine qua non is om ook maar enige vooruitgang te bereiken. De markt is immers vraag-gestuurd en als de huiseigenaars niet weten wat de juiste vraag inhoudt, dreigt men in een business-as-usual-scenario terecht te komen. Men voelt aan dat het samenbrengen van allerhande partijen middels de platformmeetings en werkgroepsessies ongezien is in de Belgische bouwsector. Dit project beantwoordt dan ook aan een bestaande nood vanwege de betrokken belanghebbenden. Er werd expliciet gevraagd om het platform na het project te bestendigen. De belangrijkste boodschap is dat, met het oog op het slagen van Build Up Skills, iedere actor zijn verantwoordelijkheid dient op te nemen en samenwerkingsverbanden met andere actoren dient aan te gaan. Derhalve sluiten wij niet uit dat ook technologieën die niet aan bod kwamen tijdens de werkgroep sessies (i.e. biomassa, micro-WKK, windturbines,…) tot een soortgelijke synthese zouden geleid hebben.
4.2.
De strategische krachtlijnen
In dit hoofdstuk worden maatregelen voorgesteld die moeten leiden tot een verbetering van de kwalitatieve uitvoering van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie technieken en technologieën. De verschillende knelpunten om kwalitatieve gebouwen te realiseren in 2020 moeten maximaal worden weggewerkt via de uitvoering van onderstaande maatregelen.
2
Systeem dat erkenning van competenties toelaat
19
4.2.1. Strategische krachtlijn 1. Instrumenten voor beheersing en controle van kwaliteit SK1- MAATREGEL 1: INSTALLEREN VAN EEN KWALITEITSKADER OF ERKENNING Een kwaliteitslabel (vrijwillig) of een erkenning (verplicht) zijn krachtige instrumenten als hefboom om kwaliteit te stimuleren en zelfs af te dwingen. Hierbij kan het adagium vooruit worden geschoven: vrijwillig als het kan, verplicht als het moet. De installatie en/of kwaliteit van het eindproduct wordt opvolgbaar gemaakt. Dit kan door een labeling van de uitvoerder (en/of de werkgever) in te voeren of door een controle uit te voeren op de uitgevoerde werken en geleverde dienstverlening. Bestaande initiatieven, zoals Quest en de verklaring van overeenkomstigheid voor na-isolatie van spouwmuren, worden algemeen beschouwd als best practices.
TECHNOLOGIE In zo goed als alle werkgroepen was er een expliciete vraag naar een kwaliteitslabel of erkenning. Kwaliteit kan op gebouwniveau opgedeeld worden en voor de verschillende deelaspecten dienen objectieve kwaliteitsbeoordelingen uitgevoerd te worden. Dit kan zich zowel richten op de kwaliteit van het resultaat als op de kwaliteit van de uitvoering. Specifieke technologieën Isolatie dak Luchtdichtheid Na-isolatie muren PV/zonthermisch Ventilatie Warmtepompen Zonwering Vervanging schrijnwerk
IMPACT OP FASE IN HET PROCES De voornaamste focus van bij het invoeren van een label of erkenning ligt op de fasen: producten; ontwerp installatie; uitvoering van de werken. „Onderhoud & monitoring‟ is in bepaalde mate ook mogelijk, maar is niet vanzelfsprekend. Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? BCCA, WTCB, Construction Quality en Quest, … voor het coördineren van de ontwikkeling van de kwaliteitskaders. Aangewezen is dat deze worden uitgewerkt parallel aan bestaande schema‟s. Beroepsfederaties (fabrikanten, architecten, ingenieurs, uitvoerders) opleidingscentra en onderwijsinstellingen dienen betrokken te worden bij de uitvoering hiervan. Bevoegde overheden dienen minstens betrokken te worden bij de „valorisatie‟, zie hiervoor SK1-Maatregel 4. De bevoegde overheid is dikwijls ook aangewezen om het proces op gang te zetten.
TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2018 20
SK1 - MAATREGEL 2: TER BESCHIKKING STELLEN TECHNISCHE INFORMATIE Er dienen duidelijke kwaliteitscriteria (vb. STS) en/of codes van goede praktijk (vb. TV) voorzien te worden die een degelijke technische basis vormen voor een kwalitatieve uitvoering. Er zou een centraal beheerde portaalsite en/of toegankelijke databank moeten opgesteld worden waar basisgegevens en details van goede uitvoeringen, simulatietools,… kunnen geconsulteerd worden. Deze informatie dient op een overkoepelde en gecentraliseerde wijze aangeboden te worden. Versnippering van de kanalen is uit den boze. Om de intrede van innoverende materialen en technieken niet te ontmoedigen dient er een mogelijkheid te zijn om een soort pre-ATG af te leveren voor technieken waarvoor geen praktijkervaring voorhanden is. TECHNOLOGIE Isolatie dak Luchtdichtheid PV en zonthermisch Ventilatie Warmtepompen Zonwering Vervanging schrijnwerk IMPACT OP FASE IN HET PROCES Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? WTCB voor het opstellen van de code van goede praktijk (TV) De FOD Economie voor voorzien van kwaliteitscriteria (vb. STS) Te bepalen: het beheren en openstellen van een portaalsite en/of databank, eventueel in samenspraak met bestaande gegevens van de overheid (vb. via de verschillende gewestelijke platformen die er bestaan zoals www.energiesparen.be) . Beroepsfederaties, opleidingscentra en onderwijsinstellingen dienen voldoende het bestaan hiervan te beklemtonen en de documenten op te nemen in hun lesmateriaal, waarbij er op toe gezien wordt dat deze up to date gehouden blijft. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2018
21
SK1 - MAATREGEL 3: CONTROLE OP DE UITVOERING Voor de kwaliteitsborging door het uitoefenen van controle op de uitvoering is een strenger wettelijk of normatief kader zinvol. Dergelijke controles moedigen competentieverhoging aan. Ter monitoring zou er een bron moeten zijn waaruit men kan afleiden welke opvolging de actoren hebben ondergaan wat de resultaten hiervan zijn. TECHNOLOGIE Isolatie dak Luchtdichtheid PV en zonthermisch Vervanging schrijnwerk Warmtepompen Ventilatie IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Op het vlak van veiligheid bestaat er binnen de bouwsector navb-cnac Constructiv. De oprichting van een soortgelijke organisatie bevoegd voor energie-ëfficientie en hernieuwbare energie kan te overwegen zijn. Construction Quality (Management en Skills) & BCCA, SECO, Quest Om de opvolging uit te voeren dienen personen opgeleid te worden, in het ideale geval bestaat er dan ook een gestandaardiseerde opleiding: Auditor uitgevoerde werken. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2018
22
SK1 - MAATREGEL 4: COMPENSATIE INVESTERING KWALITEITSGARANTIE De meerinvestering aan een kwalitatieve uitvoering kan gedeeltelijke gecompenseerd worden door financiële stimuli. Daarnaast is het ook belangrijk om goede informatie te geven, zodat gebruikers beseffen door een betere kwaliteit er ook besparingen en/of een langere levensduur kan worden gegarandeerd. In een tweede fase zou de steunmaatregel gekoppeld kunnen worden aan die uitvoeringen waarvoor alle betrokken een „opleidingsplan‟ kunnen voorleggen. In de plaats van het sporadisch volgen van opleidingen dienen de betrokken bedrijven dus een globale termijnvisie uit te werken en hieraan de intentie tot het opleiden van hun personeel te koppelen. De toekenning van overheidsopdrachten zou moeten herzien worden. Naast de meer prijsgerichte criteria, zou het bezit van een kwaliteitslabel (en/of de aantoonbaarheid van „groene‟ competenties) bepalend moeten zijn om een offerte te mogen indienen voor bepaalde overeenkomsten. Deze argumenten zouden voldoende zwaar moeten doorwegen tov het criterium „laagste prijs‟. TECHNOLOGIE Idem aan technologieën waarvoor een kwaliteitskader wordt gerealiseerd: Isolatie dak Luchtdichtheid Na-isolatie muren PV/zonthermisch Ventilatie Warmtepompen Zonwering Vervangen schrijnwerk IMPACT OP FASE IN HET PROCES De compensatie voor een investering in kwaliteit kan een impact hebben op alle verschillende fasen.
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? De bevoegde overheid voor het koppelen van financiële en andere ondersteuningsmaatregelen (vb. verplicht via EPB aangifte) en het aanpassen van de toekenning van overheidsopdrachten. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2018 23
4.2.2. Strategische krachtlijn 2. Kennisverspreiding en sensibiliseren
SK2 - MAATREGEL 5: KENNISVERSPREIDING TECHNOLOGIEËN EE EN HE Meer kennis rond de EE en RES technologieën moet bij verschillende doelpublieken terecht komen. Een campagne die gericht is op het groot publiek en een campagne die zich richt op een professioneel publiek. De campagne gericht op het groot publiek kan gebruik maken van TV, radio, algemene pers en de scholen. De campagne die zich richt op ontwerpers kan gebruik maken van gespecialiseerde kanalen/publicaties die alle betrokkenen (uitvoerders, aannemers, architecten en ingenieurs kunnen bereiken. Er kan ook een basispakket ontwikkeld worden dat kan aangeboden worden aan secundaire scholen, hogescholen en universiteiten. TECHNOLOGIE Isolatie dak Luchtdichtheid Na-isolatie muren Warmtepompen Ventilatie PV/zonthermisch Vervangen schrijnwerk IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Informatie van de federaties, fabrikantenverenigingen De overheden voor het dragen van de campagne. Secundaire scholen voor bewustmaking van de jong adolescenten TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2020
24
SK2 - MAATREGEL 6: SENSIBILISATIE ONTWERP EN UITVOERING
KWALITATIEVE
Aanvullend op krachtlijn 1 dient er promotie gevoerd te worden om het bewustzijn omtrent de voordelen van een verhoogde uitvoeringskwaliteit en kwalitatieve materialen te onderstrepen. Hierbij dient de eindgebruiker ingelicht te worden hoe hij een competente vakman en kwaliteit kan herkennen en welke realistische verwachtingen hij kan stellen. Een dergelijke campagne moet de vraag naar kwalitatieve installaties verhogen. TECHNOLOGIE Het sensibiliseren van een kwalitatieve uitvoering is technologie overschrijdend, maar werd voornamelijk in de volgende technologieën als prioritair naar voor geschoven: Isolatie dak Ventilatie Vervanging schrijnwerk Zonwering PV/zonthermisch Warmtepompen IMPACT OP FASE IN HET PROCES Sensibilisatie kan van toepassing zijn op alle fasen van het proces. De fase „onderhoud&monitoring‟ kan tijdens de sensibilisatie zeker aan bod komen.
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? De bevoegde overheid kan de centrale organisatie zijn om sensibilisatiecampagne op te zetten. Essentieel is echter de ondersteuning hiervan door de beroepsorganisaties, fabrikanten, federaties en beursorganisatoren. De opinion leaders of spilfiguren moeten gemotiveerd zijn om hun schouders achter een promotiecampagne te zetten. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2020 De basisinformatie voor een sensibiliseringscampagne is op heden voor de meeste technologieën beschikbaar. Deze basisinformatie zal wel aan de verschillende doelgroepen moeten aangepast worden. Er moet een thematische aanpak komen naar alle actoren binnen de technologie.
25
4.2.3. Strategische krachtlijn 3: Heroriëntatie opleidingen
SK3 - MAATREGEL 7: ZEVENDE SPECIALISATIEJAAR HERNIEUWBARE ENERGIE Opstarten van een 7de specialisatiejaar Hernieuwbare Energie, of uitbreiden van bestaande opleidingen in het Secundair Onderwijs. Er moet nagegaan worden of het opportuun is om een instapdrempel te creëren onder de vorm van een toelatingsproef of instapproef. De opleidingsinhoud dient in de lijn te liggen van de verwachtingen van het werkveld. Met andere woorden, de opleiding moet zo sterk mogelijk afgestemd worden op de realiteit van de (goede) praktijk. Het is enkel op deze manier dat een dergelijke opleiding goede krachten kan opleiden én een promotioneel vehikel kan zijn voor het beroep. Er wordt algemeen cursusmateriaal ontwikkeld. Deze opleidingsinhoud dient in de lijn te liggen van de verwachtingen van het werkveld. Met andere woorden, de opleiding moet zo sterk mogelijk afgestemd worden op de realiteit van de (goede) praktijk. Train the trainer opleidingen: de lesgevers dienen correct gevormd te worden om het cursusmateriaal en de cursusinhoud kwalitatief hoogstaand over te brengen. Er wordt gezorgd voor goed uitgeruste lokalen met een correcte didactische opstelling. TECHNOLOGIE De vraag voor een zevende specialisatiejaar is hoofdzakelijk gericht op de technologieën hernieuwbare energie. IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Verschillende actoren zullen hierbij moeten samenwerken. De bevoegde overheid, de verschillende onderwijsnetten, individuele scholen, kenniscentra, sectorale opleidingsfondsen. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2018
26
SK3 - MAATREGEL 8: ONTWIKKELEN EN AANBIEDEN VAN INSTRUMENTEN Aanbieden en ontwikkelen van instrumenten. Dit kan door middel van de oprichting van een digitaal kenniscentrum (toegankelijk via PC, laptop, tablet, smartphone,…) voor alle zaken die reeds uitgewerkt zijn zoals bijvoorbeeld: interactieve video's, 4D details. Daarnaast dient er ook nieuw materiaal ontwikkeld te worden zoals demo-filmpjes: deze kunnen passief aangeboden worden, maar ook gebruikt worden binnen opleidingen. Een checklist is een eenvoudige en krachtige tool om de kwaliteit van een installatie of activiteit na te gaan. TECHNOLOGIE Het ontwikkelen en aanbieden van hulpmiddelen is voornamelijk prioritair voor volgende technologieën. Zonwering Luchtdichtheid Vervanging schrijnwerk Ventilatie IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Om deze hulpmiddelen goed te ontwikkelen dienen verschillende partijen samen te werken: beroepsfederaties, fabrikanten, groothandels, kenniscentra, overheid, opleidingscentra. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
27
SK3 - MAATREGEL 9: OPLEIDINGSMODULES NAAR VERSCHILLENDE NIVEAUS Er moeten opleidingen ontwikkeld worden die zich richten op verschillende beroepsbeoefenaars. Naast een verschil in achtergrond zijn de opleidingsnoden ook verschillend afhankelijk van het „niveau‟ van de uitvoerder, zowel in functie van de plaats op de werf (uitvoerder, ploegbaas, etc.) als het ervaringsniveau van de uitvoerder. Bijkomende korte modules, die zich richten op verschillende doelgroepen, dienen ontwikkeld te worden naast het bestaande aanbod. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken moet er eerst een consensus bestaan omtrent de inhoud van de uit te voeren taken. Uitwerken van mixed trainingen. Dit zijn opleidingen die zich niet richten op de traditionele (homogene) doelpublieken of het moeten hebben van een theoretische opleiding. Het zijn echter wel opleidingen opgevat als workshops waarin mensen uit verschillende disciplines aanwezig zijn en die zich richten naar de praktijk. Opleidingen moeten praktijkgericht zijn. Best is er een opleidingscentrum waar de verschillende technieken kunnen gedemonstreerd worden bijvoorbeeld met ondersteuning van installaties die door de sector ter beschikking worden gesteld. TECHNOLOGIE Isolatie dak Na-isolatie muren PV en zonthermisch Vervanging schrijnwerk Ventilatie IMPACT OP FASE IN HET PROCES Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Om deze opleidingen te ontwikkelen: Sectorale opleidingsfondsen Beroepsfederatie Fabrikanten voor het leveren van het materiaal. Kenniscentra Opleidingscentra voor het opstellen van een syllabus op maat van het doelpubliek, voor de continue evaluatie en bijsturing van de opleiding en voor de infrastructuur voorzieningen. Om de opleidingsmodules te „vermarkten‟. Sociale partners: om consensus te hebben over de inhoud van het beroep. Maar ook aangezien zij het opleidingsbeleid binnen sectoren kunnen aansturen. Regionale en federale overheden: om waar mogelijk de noodzakelijke hefbomen en valoriserende initiatieven te ondersteunen. De federale overheid regelt tevens de toegang tot het beroep.
TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-3014 28
SK3 - MAATREGEL 10: INTERDISCIPLINAIRE OPLEIDINGEN Er is nood aan interdisciplinaire opleidingen waarbij de bouwprofessionelen kennis verwerven over de andere beroepen, teneinde de kennis omtrent en het respect voor andermans werk op te waarderen (zie ook krachtlijn 5). De opleidingen worden continue geëvalueerd en geüpdatet. Alle interacties tussen de beroepen opzoeken en beschrijven, bijvoorbeeld: • Muur-dak • Muur-buitenschrijnwerk • Buitenschrijnwerk-zonwering • Ventilatie-luchtdichtheid • Ventilatiekanalen-leidingen voor sanitair, elektriciteit, verwarming TECHNOLOGIE Luchtdichtheid Na-isolatie van muren Vervanging schrijnwerk Zonwering Alle technologieën IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Opleidingscentra voor het ontwikkelen van de opleidingen en de instanties die bevoegd zijn voor het opstellen van beroepscompetentieprofielen (zie krachtlijn 5). TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
29
SK3 - MAATREGEL 11: TRAIN THE TRAINER Men moet de juiste trainers vinden die zelf degelijk opgeleid worden (train-the-trainer). Deze opleiding dient niet enkel technisch correct te zijn, ook de opleiders moeten bewust gemaakt worden van het belang van de verschillende technologieën en het belang van een kwaliteitsvolle uitvoering. Trainers moeten ook voldoende pedagogische kwaliteiten bezitten en hun cursus aanpassen aan het publiek (dat niet altijd dezelfde voorkennis heeft bij aanvang en ook niet met hetzelfde doel de cursus volgt). Men dient een inventaris te maken van de bestaande opleidingen en opleidingsinstellingen (zowel algemene als sectorale, vb. fabrikanten) en in te schatten welke de behoefte aan TTTopleidingen is. TECHNOLOGIE Deze maatregel is essentieel voor alle technologieën. IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? De opleidingscentra staan in voor de werving van trainers en kunnen hierbij bijgestaan worden door de opleidingsfondsen, die tevens toezien op de kwaliteit van de opleiding. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
30
4.2.4. Strategische krachtlijn 4: Bijdrage van de fabrikanten
SK4 - MAATREGEL 12: GEHARMONISEERDE COMMUNICATIE FABRIKANTEN De fabrikanten dienen de prestaties van hun producten zo betrouwbaar en neutraal mogelijk te communiceren via hun Technische Fiches, ATG/ETAG, CE, BENOR,… Hiervoor dient men te beschikken over geharmoniseerde normen of testnormen voor de classificatie van (ruwbouw)componenten. Er kunnen in-house trainingen voorzien worden die bestaan uit een neutrale en een commerciële component. De fabrikanten bepalen in samenspraak met de kenniscentra en sectorfondsen de inhoud van het neutrale gedeelte zodat deze maximaal geharmoniseerd wordt. Een controle op de kwaliteit en inhoud van deze opleidingen en op het up-to-date zijn ervan lijkt onontbeerlijk. De productgegevens kunnen opgenomen worden in de EPBD-databank. De consultatiemogelijkheden zouden moeten verbeterd worden. Er dient onderzocht te worden of het verwervingsproces van een ATG versneld kan worden. TECHNOLOGIE Deze maatregel is technologie overschrijdend. In de werkgroepen luchtdichtheid en zonwering kwam deze als prioritair aan bod. IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Normatieve instellingen voor het opstellen van de normen. Fabrikanten voor de opleidingen. Kenniscentra en sectorfondsen voor het opstellen van het neutrale lesmateriaal. De uitvoerder zelf wordt verondersteld het onderscheid te kunnen maken tussen de neutrale en de commerciële boodschap. Niet alleen de uitvoerder opleiden, maar ook architect. Productspecifieke opleidingen voorzien voor ontwerper, installateur/monteur, inregeling/controle, onderhoud. De sectorfondsen voor de monitoring van de fabrikantenopleidingen. De Gewesten voor de EPBD-databank. BUtgb voor wat ATG‟s aanbelangt. TERMIJN IMPLEMENTATIE Gedeeltelijk bezig In de periode 2013-2015 zou een eerste grote aanzet gegeven moeten worden. Tegen 2018 zou de actie geïmplementeerd moeten zijn.
31
SK4 - MAATREGEL 13: PLATFORM TUSSEN FABRIKANTEN EN SECTOR Er dient een platform opgestart te worden waarin er aan uitwisseling kan gedaan worden tussen fabrikanten, de plaatsers, opleidingsinstanties, etc. Dit met als doelstelling om de doorstroming van technische evoluties naar het opleidingsveld te promoten. TECHNOLOGIE Deze maatregel is technologie overschrijdend. In de volgende werkgroepen kwam deze maatregel als prioritair aan bod: PV en zonthermisch; Warmtepompen; Zonwering. Ventilatie Luchtdichtheid IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Overleg en afspraken tussen de fabrikanten, aannemers en de sectororganisaties. Er is erkenning nodig van de opleidingsfondsen (bouw en elektrische installaties). Op deze manier wordt er een toegang mogelijkheid gemaakt tot het opleidingskrediet. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
32
4.2.5. Strategische krachtlijn 5: Herdefiniëring beroepscompetentieprofielen
SK5 - MAATREGEL 14: AANPASSEN COMPETENTIEPROFIELEN Binnen de bouwsector bestaan voor verschillende beroepen competentieprofielen. Deze worden idealiter zo nauw mogelijk afgestemd op de Technische Voorlichtingen en de verschillende Technische Specificaties. Deze documenten zijn technisch van aard en moeten in de beroepsprofielen correct vertaald worden naar competenties binnen het beroep. De beroepsprofielen zijn het referentiedocument om de inhoud van onderwijs en verdergezette opleidingen te bepalen. Ten laatste dient gezorgd te worden dat de beroepscompetentieprofielen continu worden vernieuwd, zodanig dat ze zo snel mogelijk mee-evolueren met de praktijk van het werkveld. TECHNOLOGIE Isolatie dak Luchtdichtheid Na-isolatie muren Vervanging schrijnwerk IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? De instanties die bevoegd zijn voor het opstellen van beroepscompetentieprofielen: sociale partners die de beroepscompetentieprofielen valideren; beroepsfederaties en kenniscentra; die ondersteuning geven bij het aanleveren van de technologische know-how. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
33
SK5 - MAATREGEL 15: INTEGRATIE SAMENWERKINGSASPECTEN De beroepsprofielen dienen uitgebreid te worden met de nodige soft skills of attitudes betreffende samenwerking. Men dient open te staan voor de verschillende stappen van het bouwproces en rekening te houden met andermans werk. Hiervoor zal naast de technische aspecten ook aandacht dienen geschonken te worden aan onder andere de communicatieve vaardigheden (men moet elkaars taal leren kennen), conflictmanagement, beroepsfierheid… Interacties tussen verschillende beroepen op de werf moeten beschreven worden (hoe, volgorde van werken, …). Er moet een logische en ideale werkwijze vastgelegd worden. TECHNOLOGIE Deze maatregel is technologie overschrijdend. IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? De instanties die bevoegd zijn voor het opstellen van beroepscompetentieprofielen: sociale partners die de beroepscompetentieprofielen valideren; beroepsfederaties en kenniscentra; die ondersteuning geven bij het aanleveren van de technologische know-how. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
34
SK5 - MAATREGEL 16: NIEUW BEROEP ENERGIE-COÖRDINATOR Creatie van een nieuw beroep en/of functie: een functie die op basis van een lastenboek de beste beschikbaar technieken kan voorstellen (energie-ontwerp) en de uitvoering ervan kan coördineren. Door middel van tussentijdse controles kan hij onmiddellijk terugkoppelen naar de uitvoerder, die eventueel nog tijdig kan ingrijpen. Als laatste component coördineert hij de nazorg. Men gaat eerst na of deze functie een nieuw beroep betreft, of dat eerder bijkomende competenties opgelegd worden op het huidige niveau van architecten, werfleiders, ploegbazen, EPB verslaggever en veiligheidscoördinatoren. Daarnaast dient er zich een nieuw, hoger niveau aan van auditeur (hoger dan EPB- en EPCverslaggever). Als ongeveer 5% van het gebouwenpark per jaar gerenoveerd wordt (ca. 300.000 woningen), dan moeten er een paar duizend auditeurs opgeleid worden. In de overgangsfase kunnen EPB-verslaggevers een upskilling-module tot auditeur volgen. TECHNOLOGIE Deze maatregel is per definitie technologie overschrijdend aangezien de energie-coördinator rekening dient te houden met alle mogelijke aspecten van EE en HE. In de werkgroepen naisolatie van muren en zonwering werd deze maatregel als prioritair opgelegd: IMPACT OP FASE IN HET PROCES
Producten Ontwerp installatie Uitvoering van de werken Onderhoud & monitoring
WIE? Opleidingscentra, kenniscentra en beroeporganisaties kunnen dit in eerste instantie uitwerken. Op lange termijn kan de opleiding voor deze functie plaatsvinden in de universiteiten en hogescholen. TERMIJN IMPLEMENTATIE 2013-2014
35
5. Getuigenissen 5.1.
Impliciete onderschrijving
Organisatie 3E ABVV ACLVB ACV
Na(a)me(n) HUBERLANT Bernard
Agoria NAVENTA Alu Centrum
VERTENEUIL Robert BÖRNER Peter VANTHOURENHOUT Stefaan BORLOO Deef SOETE Paul CALLEWAERT Philippe PAUWELS Jacques ALGABA Diego LAMBERT Yves CLAUWAERT Cyriel
ARIB ATTB
WACHTELAER Philémon VANDENBOSCH Emile
BELPV
NEYENS Jo
Bostoen
VAN DEN BERGHE William
Bouwunie
MASSCHELEIN Hilde RAMAEKERS Geert DEDEYNE Luc VAN DE WYNCKEL Dirk SALLE Sophie VANGINDERDEUREN Philippe
Agoria
BRC Bouw /CDR Construction Bruxelles-Formation
PFEFFER Michel
Bureau Advisers
BRODBECK Christian
Bureau voor expertise & architectuur
BEKE Joost
BUtgb Castelein Sealants
COUMANS Jan WINNEPENNINCKX Eric CASTELEIN Christophe
Caviso
MICHIELSEN Koen
CIR Isolatieraad
TIMMERMANS Georges
Codumé
SIBILLE Pierre RIBBENS Kris VANKERCKHOVE Dirk MATTHYS Geert LESSIRE Emilie CARNOY Francis DE BRABANDER Christophe DILLEN Marc
Confederatie Bouw (NCB, VCB, CCBCCBBH, CCW)
Expertise Consulting office, participant thematic sessions, expertise sustainable/renewable energy Social partner, trade union Social partner, trade union Social partner, trade union
in in
Stakeholder, expertise in technologic industries, expertise in construction materials Stakeholder, expertise in innovation Stakeholder, expertise in aluminium building materials Stakeholder, expertise in architecture Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in thermal techniques Stakeholder, expertise in sustainable energy Contractor, participant in thematic sessions, expertise in sustainable building Social partner, participant in thematic sessions, expertise in the different technologies Formation Centre, participant in thematic sessions, expertise in formation and policy Formation Centre, expertise in formation Architect Office, participant in thematic sessions, expertise in airtightness Architect Office, participant in thematic sessions, expertise in architecture Stakeholder, expertise in approval of building materials Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in airtightness Contractor, participant in thematic sessions, expertise in insulation Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in insulation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in ventilation Social partner, participant in thematic sessions, expertise in the different technologies
36
Construtec
DELPORTE Gabriel DE SCHRYVER Céline BOYER Charline SPIES Nicolas DEMESTER Jacques KLEPFISH Georges DUJACQUIER Eric
Dakwerken Derde
DERDE Geert
Dakwerken Wattel
WATTEL Didier
DT Fix
DE TROCH Bruno
EDORA
GERARD Frank
EDUTEC
DEFRIJN Luc
Eltherm
COOSE John
Espace Formation PME
DUBOIS Georges
Eternit
VANDERSTAPPEN Werner
FAB
PROCES Michel
Federplast
VEN Petri HERMANS Dirk
Fedustira
DIETVORST Jan
FEEBEL FEMA-FEPROMA
DE COOREBYTER Yves VAN HOE Marnix
Foamglas
PEETERBROECK Gunther
FOREM
DEBROUX Guibert GOVERS Jean-Claude POTVIN Xavier BURLIN Natale DRAELANTS Joris
Construction Quality
Harol IBGE-BIM
SOBOTKA Isabelle AULOTTE Etienne
IFAPME
Isoproc
BOUNAMEAUX Jacques YERLES Pierre-Paul POURBAIX Philippe CRAPIZ Mauro EYKENS Jonas
Kloeber Benelux
VAN EERSEL Francis
Knauf Insulation Lemmens
ALLAEYS Ignace GROBET Jan TULKENS Peter MOREAU Olivier
Maison Passive
QUEVRIN Benoit
Meuleman JP sa
MEULEMAN Jean-Paul
Stakeholder, expertise in quality and certification Formation Centre, expertise in sectoral formation Contractor, participant in thematic sessions, expertise in roofs Contractor, participant in thematic sessions, expertise in roofs Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Stakeholder, expertise in renewable energy Formation Centre, expertise in innovating formation in the construction industry Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Formation Centre, expertise in formation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in post-insulation of walls Architect federation, participant in thematic sessions, expertise in architecture Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in plastic building materials Stakeholder, expertise in building materials Stakeholder, expertise in electro Social partner, expertise in building materials Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Formation Centre, participant in thematic sessions, expertise in formation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in solar screens Authority Brussels Capital Region, participant in thematic sessions, expertise in different technologies Formation Centre, participant in thematic sessions, expertise in formation Manufacturer, participant in thematic sessions Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in windows/doors and airtightness Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in ventilation Stakeholder, expertise in passive building Contractor, participant in thematic
37
NAVB
MICHOT Hugues VERSTRAETE Bart VERSPEURT Angelique DEPUE Christian
NELECTRA Noten
RUTTEN Dirk JENNEN Eddy
OCH
Profine
DELOUW André DOOM Jeroen VAN GIJZEGHEM Francies LHOËST Jan DE BIE Anya DE MEESTER BRAM MARRECAU Christophe HILDERSON Wouter VANDERWEGEN Bert VAN LOON Stefaan SCHOONJANS Luc TER HAMSEL Henk OTTEN Henk BEUNE Christine VAN DER BIEST Johan PAREYN Michel
Quest
LATTEUR Hugues
Recticel
ISEBAERT Thomas
Renson
LAMBERT Yves
SECO/BCCA
SLTS
DE BLAERE Benny DE CORT Robert DE STRYCKER Maarten DE BOLSTER Ellen BEAUJEAN Pol
Soudal NV
VAN MIEGHEM Filip
SPW-DGO4
PSIULA Carole LOODTS Nicolas REYNDERS Dirk
NAV
ODE (Arcadis) ORI PHP (Passiefhuis-Platform)
Pluimers Isolatie PMC-BMP
STO NV Syntra
Tremco Illbruck
VANDENBUSSCHE Jutta KERKHOFS Elly DE SAEDELEIR Inge DEMURIE Kürt GEUENS Marnix DECOMMERE Christ
Unilin
VAN ACKER Pol
Van Marcke
DELTOUR Bart KÜPPER Daniel
VDAB
VAN DAMME Nico DE COLVENAERE Patrick DEBLOUDTS Sophie VANDEWALLE Eric VAN CALLENBERGHE Annick VONCK Magda DEGROOTE Maarten STEVENS Lore
VEA
sessions, expertise in roofs Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in architecture Stakeholder, expertise in health and wellbeing of blue collar workers Stakeholder, expertise in electro Contractor, participant in thematic sessions, expertise in insulation Stakeholder, expertise in wood construction and formation Stakeholder, expertise in sustainable energy Stakeholder, expertise in engineering Stakeholder, expertise in sustainable building, passive building, RES and EE Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Stakeholder, expertise in building materials Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in windows/doors Stakeholder, expertise in solar thermal, heat pumps and PV Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in solar screens, ventilation Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in technical control and certification Contractor, participant in thematic sessions, expertise in insulation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in airtightness Authority Walloon Region, CA-RES, participant in thematic sessions Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in insulation Formation Centre, participant in thematic sessions, expertise in formation Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in airtightness Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in post-insulation of walls Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in PV and solar thermal, heat pumps Formation Centre, participant in thematic sessions, expertise in formation
Authority Flanders Region, CA-RES, participant in thematic sessions
38
Ventibel VEROZO
LAMEIRE Wim VAN DINGENEN Kris TORFS Emiel DE BELEYR Tom STINISSEN William DAEM Hendrik VAN EYCKEN Ann
VGI
DEVENTS George
Viessmann
DE BRUCKER Pieter
VITO
VANHOLM Marlies SPIRINCKX Carolin BENAERTS Hannes
VEI/Tecnolec
VMSW VORMELEK-FORMELEC
Wycor
DE WANDELER Hilde DE RIDDER Ann THIERENS Ann MEULEMAN Rebecca TERRYN Sylvain VAN DEN BOSSCHE Paul LANGENDRIES Dominique VAN DE SANDE Wim VANDOOREN Olivier CALUWAERTS Floris MICHAUX Benoît FLAMANT Gilles WOUTERS Peter VERCAUTEREN Steven VRIJDERS Jeroen LONCOUR Xavier WIJNANTS Jörg MEES Clarisse CAILLOU Samuel DECAESSTECKER Chris
Zehnder
CUYPERS Paul
Wienerberger WTCB
Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in electro Stakeholder, expertise in ventilation Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in solar screens Knowledge Centre, participant in thematic sessions, expertise in glass and solar screens Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in heat pumps Stakeholder, expertise in technologic research Social Housing, participant in thematic sessions, expertise in social housing Stakeholder, participant in thematic sessions, expertise in electro Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in post-insulation of walls
Contractor, participant in thematic sessions Manufacturer, participant in thematic sessions, expertise in ventilation
39
6. Auteurs/bijdragers 6.1. Auteurs VAN ROY Kristof, fvb-ffc constructiv, coordinator consortium; VERCAUTEREN Steven, WTCB-CSTC-BBRI, consortium partner.
6.2.
Bijdragers
DE GROOTE Maarten, VEA, consortium partner; PISULA Carole, DGO4, consortium partner; WOUTERS Peter, WTCB-CSTC-BBRI, consortium partner;
Moderatoren van de werkgroepen: CAILLOU Samuel; CALUWAERTS Floris; DAEM Hendrik; DEDEYNE Luc; FLAMANT Gilles; FRÈRE Marc; LANGENDRIES Dominique; LATTEUR Hugues; LHOËST Jan; LONCOUR Xavier; MEES Clarisse; MICHAUX Benoit; SELS Tom; VAN DE SANDE Wim; VAN DEN BOSSCHE Paul; VAN EYCKEN Ann; VAN KERCKHOVE Dirk; VRIJDERS Jeroen; WIJNANTS Jörg.
Deelnemers aan de werkgroepen en/of het nationaal platform: ALGABA Diego; ALLAEYS Ignace; AULOTTE Etienne; BEAUJEAN Pol; BEKE Joost; BENAERTS Hannes; BEUNE Christine; BORLOO Deef; BÖRNER Peter; BOUNAMEAUX Jacques; BOYER Charline; BRODBECK Christian; BURLIN Natale; CALLEWAERT Philippe; CARNOY Francis; CASTELEIN Christophe; CLAUWAERT Cyriel; COOSE John; COUMANS Jan; COVELIERS Filip; CUYPERS Paul; CRAPIZ Mauro; DE BAETS Katrien; DE BELEYR Tom; DE BIE Anya; DE BIE Michael; DE BLAERE Benny; DE BOLSTER Ellen; DE BRABANDER Christophe; DE BRUYCKER Johan; DE COLVENAERE Patrick; DE COOREBYTER Yves; DE CORT Robert; DE MEESTER Bram; DE RIDDER Ann; DE SAEDELEIR Inge; DE SCHRYVER Céline; DE STRYCKER Maarten; DE TROCH Bruno; DE WANDELER Hilde; DE WANDELER Sonja; DEBLOUDTS Sophie; DEBROUX Guibert; DECAESSTECKER Chris; DECOMMERE Christ; DEFRIJN Luc; DELOUW André; DELPORTE Gabriel; DELTOUR Bart; DEMESTER Jacques; DEMURIE Kürt; DEPUE Christian; DERDE Geert; DEVENTS George; DIETVORST Jan; DILLEN Marc; DOOM Jeroen; DRAELANTS Joris; DUBOIS Georges; DUJACQUIER Eric; EYKENS Jonas; GERARD Frank; GEUENS Marnix; GOVERS Jean-Claude; GROBET Jan; GUILLEMEAU Jean-Marc; HEEREN Emmanuel „s; HERMANS Dirk; HILDERSON Wouter; HUBERLANT Bernard; ISEBAERT Thomas; JENNEN Eddy; KERKHOFS Elly; KLEPFISCH Georges; KÜPPER Daniel; LAMBERT Yves; LAMEIRE Wim; LESSIRE Emilie; LOODTS Nicolas; MARRECAU Christophe; MASSCHELEIN Hilde; MATTHYS 40
Geert; MEULEMAN Jean-Paul; MEULEMAN Rebecca; MICHIELSEN Koen; MICHOT Hugues; MOREAU Olivier; NEYENS Jo; NYSSENS Françoise; OTTEN Henk; PAREYN Michel; PAUWELS Jacques; PEETERBROECK Gunther; PFEFFER Michel; POTVIN Xavier; POURBAIX Philippe; PROCES Michel; QUEVRIN Benoit; RAMAEKERS Geert; REYNDERS Dirk; RIBBENS Kris; RUTTEN Dirk; SALLE Sophie; SCHOONJANS Luc; SIBILLE Pierre; SOETE Paul; SPIES Nicolas; SPIRINCKX Carolin; STEVENS Lore; STINISSEN William; TER HAMSEL Henk; TERRYN Sylvain; THIERENS Ann; TIMMERMANS Georges; TORFS Emiel; TULKENS Peter; UTEN Patrick; VAN ACKER Pol; VAN CALLENBERGHE Annick; VAN CAUWENBERGE Laetitia;VAN DAMME Nico; VAN DE WATER Johan; VAN DE WYNCKEL Dirk; VAN DEN BERGHE William; VAN DER BIEST Johan; VAN DINGENEN Kris; VAN EERSEL Francis; VAN GIJZEGHEM Francies; VAN HOE Marnix; VAN LOON Stefaan; VAN MIEGHEM Filip; VANDENBOSCH Emile; VANDENBUSSCHE Jutta; VANDENWIJNGAERT Bruno; VANDERSTAPPEN Werner; VANDERWEGEN Bert; VANDEWALLE Eric; VANGINDERDEUREN Philippe; VANHOLM Marlies; VANTHOURENHOUT Stefaan; VELGHE Katrien; VEN Petri; VERSPEURT Angelique; VERSTRAETE Bart; VERTENEUIL Robert; VONCK Magda; WACHTELAER Philémon; WATTEL Didier; WINNEPENNINCKX Eric; YERLES Pierre-Paul.
41
7. Referenties [1]
EU, „EU 2020,” targets/index_en.htm.
[Online].
Available:
http://ec.europa.eu/europe2020/targets/eu-
[2]
EU, „Directive 2010/31/EU of the European Parliament and of the Council,” 19 05 2010. [Online]. Available: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2010:153:0013:0035:EN:PDF.
[3]
IEE, „Intelligent Energy Europe,” [Online]. Available: http://ec.europa.eu/energy/intelligent/.
[4]
K. Van Roy en S. Vercauteren, „Build Up Skills Belgium,” 08 2012. [Online]. Available: http://belgium.buildupskills.eu/sites/default/files/BUSBelgiumNSQ.pdf.
[5]
McKinsey & Company, "Pathways to World-Class Energy Efficiency in Belgium," 2009.
[6]
„De vijf doelstellingen in het kader van de Europa 2020 strategie - Beleidsvoorbereidende studie,” 04 2011. [Online]. Available: http://www.be2020.eu/uploaded/uploaded/201107261107370.NEWTEMP_NL_rappo rt_EUR2020_2.pdf. [Geopend 18 03 2013].
[7]
EU,
[8]
L.
[9]
„Feuille de route Energie 2020,” Institut de Conseil et d'Etudes en Developpement Durable, 07 01 2013. [Online]. Available: http://www.icedd.be/I7/index.php?option=com_k2&view=item&id=1294:feuille-deroute-energie-2020&Itemid=592&lang=fr. [Geopend 18 03 2013].
[10]
Vlaamse Overheid, „Persmededeling van de Vlaamse Regering 'Vlaamse Regering keurt ambitieus EU2020-programma goed',” 01 04 2011. [Online]. Available: http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?pagename=nieuwsberichten/NB_Nieuwsb ericht/Nieuwsbericht&cid=1301377231031.
[11]
ODE, „Windenergie,” [Online]. Available: http://www.ode.be/windenergie. [Geopend 18 03 2013].
[12]
fvb-ffc constructiv, „Jaarverslag 2011,” fvb-ffc constructiv, Brussels, 2012.
„National Reform Programme Belgium,” 2012. [Online]. Available: http://ec.europa.eu/europe2020/pdf/nd/nrp2012_belgium_en.pdf. [Geopend 18 03 2013]. Gaudier, „FGTB Wallonne,” 08 2011. [Online]. Available: http://www.fgtbwallonne.be/sites/default/files/notes/certificats_verts_-_24.769s.pdf. [Geopend 18 03 2013].
42
8. Annexes 8.1. Annex 1 Hieronder worden de tabellen weergegeven met de bevindingen uit de verschillende werkgroepen die aan de basis liggen van het stappenplan. In de eerste kolom wordt een beschrijving gegeven van de prioritaire maatregelen die men in desbetreffende werkgroep vooropstelt. De tweede kolom geeft weer op welke wijze deze maatregel tot uitvoering kan gebracht worden en welke actoren daarin betrokken moeten worden. De auteurs hebben getracht om voor sommige maatregelen de kosten ervan in te schatten. De vermelde bedragen dienen beschouwd te worden als richtwaarden. De laatste kolom vermeldt de termijnen en/of indicatoren voor desbetreffende maatregel. Hierbij werd geopteerd om over drie termijnen te spreken die afhankelijk zijn van de regionale legislatuur. Hierbij verstaan we:
Short term: Onmiddellijk in te voeren of reeds gedeeltelijk bezig (2013-2014); Mid term: Treedt in werking bij het begin van en gedurende de volgende legislatuur (2014-2019); Long term: Treedt in werking na de volgende legislatuur (2019-2020).
43
8.1.1. Luchtdichtheid Priority measure
Resources required to drive implementation/Accompanying measures
the
Monitoring of the progress of the proposed measures
Kwaliteitskader voor de metingen Er is een noodzaak om de luchtdichtheidstest verplichtend in te voeren en de optie om bijkomend thermografisch onderzoek te verrichten. Lekopsporing zou verplicht kunnen zijn (cfr. FR). Bij de metingen is het wenselijk dat zowel de aannemer als de ontwerper (alle stielen) aanwezig is. Het uitvoeren van tussentijdse metingen is wenselijk. Deze „indicatieve‟ meting laat toe om bij te sturen in de uitvoering en draagt bij tot kennisopbouw van de uitvoerder. Zulks dient gepaard te gaan met een correcte opleiding waarin basiskennis over bouwfysische elementen opgenomen wordt (instapdrempel op basis van kennis). De resultaten worden bij voorkeur opgenomen in een toegankelijke databank.
Hiervoor is een correct kwaliteitskader voor de uitvoering nodig (bijvoorbeeld zoals de regelgeving na-isolatie van spouwmuren). Om de voorkennis van de controleur te testen zou middels een instapproef toegang tot de opleiding verschaft worden. Er is een noodzaak aan een controle-organisme. Opleidingen geven omtrent luchtdichtheid - zonder dat er een controle op de werf is - heeft weinig zin. Men dient de nodige randvoorwaarden te creëren die correcte rapportering door de uitvoerders garandeert. De aannemers en eindgebruikers zijn veelal te weinig geïnformeerd over de meerwaarde van een luchtdicht gebouw. Actoren: De overheid dient te stimuleren en ondersteunen. De opleidingspartners, certificerings-instellingen, kenniscentra en de beroepsorganisaties staan in voor het kader.
Short term. Dit moet snel gaan met de komende regelgeving en doelstellingen voor ogen. Monitoring bestaat uit een evaluatie van het aantal voor meting opgeleide personen, een eventuele bijsturing van de instapproef, een evaluatie van de kennisopbouw die uitvoerders vergaren op basis van de tussentijdse metingen. Om tot kwaliteit te komen zijn volgende elementen nodig:
Betrouwbare metingen (meetmethode, apparaten, uitvoerder, rapportering) Inventarisatie van de lektypes Betrouwbare oplossingen
Alle gebouwen testen
Opleiding ter certificatie van de actoren Het luik luchtdichtheid integreren in de bestaande opleidingen voor architecten en aannemers.
Een opleidingskader met correcte inhoud en die uniform is in alle opleidingsfaciliteiten.
Een basisregel dient te zijn: “heeft men geen
Een correcte aanpassing van de kennisvereiste in de
Mid term: 2015 Ter monitoring zou er ergens een bron moeten zijn waaruit men kan afleiden hoeveel controles de actoren
44
certificaat, dan kan men niet instaan voor de uitvoering”.
beroepscompetentieprofielen. Actoren: de overheid en opleidingsverstrekkers, scholen, beroepsorganisaties.
Communicatie van fabrikanten/producten
eigenschappen
de onafhankelijke universiteiten en
hebben ondergaan en hoe geloofwaardig ze zijn. De beroepscompetentieprofielen dienen op regelmatige basis (vb. 1 jaar) geüpdatet te worden.
–
De fabrikanten dienen de prestaties van hun producten zo goed en neutraal mogelijk te communiceren via hun Technische Fiches, ATG/ETAG, CE, BENOR. Producten kunnen ingegeven worden in de EPBDdatabank of soortgelijke.
Een verdere opdeling van de luchtdichtheidsklasse voor buitenschrijnwerk (V, VI).
Short/Mid term:
Eenduidige beschrijvingen of geharmoniseerde normen of testnormen voor de classificatie van ruwbouwcomponenten en mastieken en kitten (normatieve instellingen)
Dit is al gedeeltelijk bezig met de herziening van de TV 188 en het pre-normatief onderzoek (gecombineerde test, plaatsing en materiaal) Een nieuwe TV luchtdichtheid is in voorbereiding.
Opleidingen door de fabrikanten zelf.
Liefst onmiddellijk, maar realistisch is eerder 2018.
De EPBD-databank kan een interessante tool zijn om de markt te informeren. De toegang tot deze databank dient voor fabrikanten vereenvoudigd te worden.
Monitoring aan de hand van controles op de fabrikantenopleiding door het fvb-ffc constructiv.
De eerder lange verwerktijd om een ATG te verkrijgen dienen te verbeteren. Actoren: BCCA, BUtgb, fabrikanten en het CEN (geharmoniseerde normen/testnormen). Duurzaamheid In de EPC-rapportage een luik voor luchtdichtheid voorzien als er reeds een startverklaring bestaat. Verder onderzoek is noodzakelijk om een geldigheidstermijn aan een luchtdichtheidstest te koppelen met mogelijke consequentie dat in geval van 'vernieuwing' van de EPC een nieuwe meting van de luchtdichtheid zou moeten plaatsvinden.
Onderzoek (algemeen) productniveau.
en
verouderingsproeven
op
Mid term De tijd die nodig is voor de uitbreiding van de EPC.
Een aanpassing/uitbreiding van het EPC-kader en een databank met de EPC resultaten en rapporten.
Monitoring via evaluatie van de databank.
Sensibilisatie van de bewoners.
45
Als er opnieuw getest wordt dient er idealiter in het verslag gerapporteerd te worden waar de lekken zich voordoen. Men dient verouderingstesten op productniveau toe te passen. De bewoners dienen onderricht te worden over het onderhoud van hun gebouw.
Productnormen omtrent de duurzaamheid van materialen. Er is momenteel nog niet echt een 'verantwoordelijke' voor luchtdichtheid. De aansprakelijkheid dient vastgelegd te worden. Actoren: De netbeheerders, overheden, fabrikanten.
Verplichte metingen (+ detectie van de lekken) Via de EPB/PEB aangifte. Als je afwijkt van de default waarde, moet je beschikken over een rapport van een gecertifieerd meter.
Voldoende bekwame luchtdichtheidsmeters gecontroleerd worden door een organisme.
die
Een kader voor opleiding, kwalificatie en certificatie. Aangepast kader voor kleine renovatie: bvb vervangen van ramen, dak, enz (zonder bouwvergunning).
Onbepaald. Er kan pas een eis komen wanneer juridisch de methode bekend is om de verantwoordelijkheid te verdelen.
Lekdetectie en een methode om lekken te kwantificeren. Er moet vastgelegd worden wie verantwoordelijk is voor welk deel van de luchtdichtheid.
De regio's dienen dit op te nemen in de regelgeving. Controle van de competentie.
Proces - Nieuwe beroepen (integratie van nieuwe competenties) Verloopt hoe dan ook via EPB-verantwoordelijke, maar er zijn drie competentieniveaus.
Er is een ontwerpmethodologie en typedetail-oplossingen (database) nodig (ca. €150.000).
-ontwerp + coördinatie (architect, studiebureau, EPB verslaggever) -uitvoering (aannemers) -controlemetingen (luchtdichtheidsmeter)
Resultaatsverbintenis met een controle op betrouwbare wijze.
Short term Bijsturing van de beroepscompetentieprofielen.
Nieuwe beroepen geven aanleidingen tot nieuwe opleidingen (€10.000). Of een uitbreiding van de huidige competentieprofielen (€20.000). Alle beroepen moeten op de hoogte zijn en kennis en informatie hebben over de prestaties van producten. Actoren: De gewesten staan in voor het regelgevend kader, de
46
opleidingsinstellingen, beroepsfederaties architecten & aannemers/installateurs/…voor de opstelling van de methodologie en de typedetails. Hulpmiddelen/Opleiding – Informatie Oprichting van een digitaal kenniscentrum (PC, laptop, tablet, smartphone,…) voor alle zaken die reeds uitgewerkt zijn (ca. €150.000). Het is de 'distributie' van de beschikbare gegevens die nodig is.
Beschikbaarheid van voorbeelden van realisaties met vermelding problemen en oplossingen
Vóór 2015.
Aangepaste details voor de realisatie. (ca. €80.000). De clusters (aannemers die samenkomen) oprichten.
Er wordt gedacht aan: *Interactieve video's *4D details Delen in informatie en ervaring onder de uitvoerders onderling (de zogenaamde clusters).
Actoren: De aannemer is de "prioritaire" partner voor uitvoering, de architect is de “prioritaire” partner voor ontwerp en tekening (detail). De fabrikanten kunnen filmpjes van de eigen producten en plaatsingsvoorbeelden verspreiden. De kenniscentra en (hoge)scholen dragen informatie bij. Informatiecampagnes door de overheid.
Stimulerende maatregelen/Premies Premies worden pas gegeven als alle betrokken een opleidingsplan (op langere termijn) hebben. In de plaats van het sporadisch volgen van opleidingen dienen de bedrijven dus een globale termijnvisie uit te werken en hieraan de intentie tot het opleiden van hun personeel te koppelen. Een mogelijke piste is de premie op basis van het E-peil alleen uitkeren als er en luchtdichtheidstest geweest is (voorkomen dat men een laag E-peil haalt door het plaatsen van installaties alleen).
Nagaan of premies voor renovaties van bestaande gebouwen gekoppeld kunnen worden aan een verplichte meting – Gekoppelde voorwaarde ivm hygiënische ventilatiesystemen zouden ook voorzien moeten worden.
Short term: 2015 Monitoring door de subsidiërende instanties.
Nood aan een kwaliteitskader en een hieraan gekoppelde controle. Sensibilisatie van de bewoners (luchtdichtheid is goedkoper dan installaties). Afschaffing isolatiepremies luchtdichtheid?
ten
voordele
van
Het kader van betrouwbare metingen opgeleide/gecertificeerde tester ontbreekt.
door
47
Food for thought/Worth mentioning *Er heerst een weerstand tegen verandering en een gebrek aan inzicht (waarom gebouw potdicht maken en toch ventilatieroosters voorzien). *Financieel is er een terugwineffect, maar de bouwheer legt niet altijd de link omdat hij het terugwineffect niet noodzakelijk kent. *Dient een thema als luchtdichtheid niet onderricht te worden in het secundair onderwijs (cf. verkeersreglementering,…)?
48
8.1.2. Vervanging van buitenschrijnwerk Priority measure
Resources required to drive the implementation/Accompanying measures
Monitoring of the progress of the proposed measures
Gezamelijke catalogus opstellen.
Short term.
Modulaire basisopleiding Het is belangrijk om een synergie te creëren tussen de opleidingsactoren. Een gemeenschappelijk aanbod en een coördinerend platform moet mogelijk zijn.
Netwerk van opleidingsinstanties. Eenduidige en efficiënte communicatie tussen de schrijnwerkers en de plaatsers. Een werkmethode die toelaat om een vraag-gestuurd opleidingsaanbod te creëren in tegenstelling tot een aanbod-gestuurd. Beschikbaarheid van opleidingsplaatsen die in de nabijheid van werven en/of bedrijven gevestigd zijn. Beschikbaarheid van voldoende en geschikte opleiders. Ontwikkeling van een TTT-opleiding. Actoren: Opleidingscentra, federaties, kenniscentra, fabrikanten, scholen
Erkenning of certificatie De gedachte bestaat om bedrijven te erkennen op basis van de aanwezige competenties of de beschikbaarheid van een kwaliteitskader binnen de onderneming.
Opstellen van een kwaliteitsreferentiekader en een monitoring-organisme.
Mid Term/Long term
Hieraan zou men tevens subsidies of andere financiële tegemoetkomingen kunnen koppelen.
Verwacht wordt dat er een niet onbelangrijke administratieve en organisatorische last zal ontstaan bij het toepassen van een certificatie van een onderneming.
Actoren:
Een kwaliteitsbewaking door het uitoefenen van
certificatie-instellingen,
beroepsfederaties,
49
opleidingscentra, fabrikanten, kenniscentra, plaatsers, overheid.
controle op de uitvoering. Hiervoor is het voorzien van een strenger wettelijk of normatief kader zinvol. Dergelijke controles moedigen competentieverhoging aan.
Opstellen leidraad (€80.000 à 100.000).
Short term.
Leidraad voor de goede praktijk Er dient, ook ter ondersteuning van voornoemd kwaliteitskader, een leidraad van de goede praktijk opgesteld te worden waaraan een degelijke basisopleiding gekoppeld wordt.
Opstellen van eenduidige criteria en controletests voor de kwaliteit van de uitvoering (meerkost!).
TV188
Opleidingen ontwikkelen (ca. €15.000) en geven. Actoren: kenniscentra, opleidingscentra.
beroepsfederaties,
Ontwikkeling van een tool Verspreiding van een tool voor opleiding en informatie over nieuwe technieken voor het plaatsen en vervangen van buitenschrijnwerk. (Technische fiches, e-learning, interactieve technische details, ...). Naast informatie over nieuwe plaatsingstechnieken, voorziet deze maatregel ook de archivering en analyse van de technieken alsook een verspreiding van die analyses.
Verspreiding van de informatie naar de plaatsers, architecten en verbonden beroepen via een data-bank die via het web toegankelijk is (ca. €150.000). Continue opvolging van de nieuwe technieken (ca. €10.000/jaar). Analyseren en evalueren van de technieken (€ 10.000/jaar). Actoren: kenniscentra, opleidingscentra.
Short term. Men dient er op toe te zien dat de vertragingen die uit dit proces voorkomen niet te hoog oplopen. Bijvoorbeeld door de verantwoordelijkheid voor de updating in te voegen in het takenpakket van een medewerker.
beroepsfederaties,
Aanpassingen openbare aanbestedingen Het aanwenden van andere criteria dan prijscriteria bij de toekenning van overheidsopdrachten waarbij gestimuleerd wordt dat het voorstel van de aannemer
Opstellen van pertinente en neutrale criteria voor de evaluatie van de kwaliteit van de plaatsing van schrijnwerk.
Short term (vóór de volgende legislatuur).
50
een meer performante energetische oplossing is.
Aanpassing van de keuzecriteria voor de toekenning van opdrachten. Deze aanpassing dient voldoende naar de plaatsers verspreid te worden. Actoren: Overheid in samenspraak met de kenniscentra, beroepsfederaties en de plaatsers.
Sensibilisering van de bewoners Verspreiding van informatie naar het grote publiek omtrent de principes van de plaatsing van schrijnwerk, de eisen,…
Media-aandacht via campagnes.
Short term.
Bijkomende opleiding van de administratieve bedienden van de overheden en gemeentes.
Aanvankelijk grote campagne, gevolgd „herinnerings‟-campagnes (cf. BOB-acties).
door
Actoren: overheid, beursorganisatoren, beroepsfederaties, opleidingscentra, gemeenten.
51
8.1.3. Ventilatie Priority measure
Resources required to drive the implementation/Accompanying measures
Monitoring of the progress of the proposed measures
Financiële middelen om een dergelijke campagnes te kunnen uitvoeren (€500.000 à 600.000).
Short term.
Sensibilisatie publiek Er dient een sensibilisatie van de gebruikers te komen. Men moet weten waarom een ventilatiesysteem nodig is en waarom het dient geplaatst te worden. Daarboven dienen de gevolgen van een goede en slechte installatie duidelijk gemaakt te worden. Er dient duidelijk de link gelegd te worden met energiebesparing, luchtkwaliteit, gezondheid en comfort! Dit gebeurt door middel van een mediacampagne. Best met een ludiek en zeker niet met een technisch karakter. Als goed voorbeeld wordt de volgende Nederlands campagne aangehaald die duidt op het belang van een goede ventilatie in een woning: http://www.youtube.com/watch?v=8ENATggW_ss De mogelijkheid wordt geopperd om deze campagne via „te betalen‟ media te voeren, nadeel hiervan is natuurlijk de kostprijs. Er wordt ook geopperd dat dit kan gebeuren via de pers door het versturen van persberichten. Voordeel van deze aanpak is de kostprijs, nadeel van deze aanpak is dat er niet zo een controle bestaat over het resultaat dat daarmee geboekt wordt.
De opinion leaders of spilfiguren moeten gemotiveerd zijn om hun schouders achter een dergelijke campagne te zetten. Demostanden die kunnen gebruikt worden om de problematiek aanschouwelijk voor te stellen. Actoren: Overheid (gewestelijke en andere) Fabrikanten/federaties Kenniscentra (WTCB, Tecnolec), eventueel voor beperkte technische aspecten maar het grote publiek is niet het doelpubliek van deze kenniscentra. De overheid kan hier een rol in spelen door een duidelijke communicatie te voeren naar de particulier.
Healthvent is een Europees project dat een aantal richtlijnen (in termen van vereiste ventilatiedebieten) probeert te identificeren die toelaten dat er een gezond binnenklimaat wordt gerealiseerd met ventilatie binnen niet-industriële gebouwen. Dit project richt zich dus niet rechtstreeks op energiebesparing maar kan wel een hefboom zijn om te gebruiken binnen een sensibiliseringscampagne. De timing van de sensibilisatie van het publiek kan best afgestemd worden om dit Europees project (resultaten voorzien in het voorjaar 2013). Evaluatie uit bevraging omtrent de campagne.
Andere voorbeelden van een campagne die een goed effect kan hebben: Metingen uitvoeren: metingen op het vlak van luchtvochtigheid en CO2 kunnen binnen een woning gebeuren. Dit kan op een eenvoudig manier de problematiek heel aanschouwelijk maken.
52
Ervaren: mensen de ervaring geven in verband met een „slecht uitgevoerde‟ installatie. Info momenten: op beurzen kunnen standjes opgericht worden die zich specifiek richten op het bekend maken van de gestelde problematiek.
Sensibilisatie betrokkenen Naast het grote publiek dienen ook alle betrokken partijen bewust gemaakt te worden. Dit zal natuurlijk een andere aanpak vergen. Zoals bij de sensibilisatie van het publiek is ook hier het aanbieden van ervaringen een geschikte werkwijze.
Betrokkenheid vanuit overheid/fabrikant. Communicatie van de overheid kan bijvoorbeeld gebeuren naar de bouwheer. Communicatie via de fabrikant kan bijvoorbeeld terecht komen bij de installateur, architect, …
Infomomenten + opleiding: het ontwerp moet in de eerste plaats correct zijn, de architect moet op de hoogte zijn. Dit alles zou al in de opleiding van een architect aan bod moeten komen. Het kan niet zijn dat een woning ontworpen wordt en dat er pas op het einde, de installatie nog op het plan worden aangebracht. De verschillende installaties (dus niet enkel ventilatie) vormen een fundamenteel onderdeel van het gebouw.
Informatie die gecommuniceerd wordt moet neutraal zijn.
Via school: ontwikkelen van een basispakket dat kan aangeboden worden, specifiek rond de thematiek ventilatie. Men brengt dan best niet enkel de energetische besparing van ventilatie onder de aandacht, maar tevens het belang van luchtkwaliteit op het vlak van gezondheid Overleg en coördinatie tussen de verschillende betrokkenen: installateurs, ontwerpers, architecten, etc. Opm: zie ook de beschikbare ventilatiegids (voor architecten) en de ventilatie video van het WTCB.
Short term Fvb-ffc constructiv kijkt toe op het neutrale karakter van de opleidingen.
Een kwaliteitskader kan een hefboom zijn die een sensibilisatie van de betrokkenen makkelijker realiseerbaar maakt omdat er dan normen en tools ter beschikking staan. Er dient een cursus ontwikkeld te worden. Idealiter wordt deze cursus ontwikkeld door een neutrale instantie (€ 15.000). Een ander voorstel is het verplicht indienen van het ventilatieplan + ontwerprapport bij de bouwaanvraag. Partners: • Overheid (gewestelijke en andere) • Fabrikanten • Beroepsfederaties • Kenniscentra (WTCB, Tecnolec) • Scholen
53
Kwaliteitskader Er moet een duidelijk kwaliteitskader komen. Hierrond werden al enkele concrete voorstellen gedaan. De uitdaging is om alle elementen van dit kwaliteitskader op elkaar af te stellen.
Technische documenten (kwaliteitscriteria en code van goede praktijk) (€80.000 à 100.000).
Verplichte kwaliteitscontrole door gecertificeerde controleur voor elke installatie naar analogie met gashabilitatie.
Over de installatie van een ventilatiesysteem dient een rapport gemaakt te worden (verslaggever).
Certificatie van erkende installateur. Dit door middel van de cyclus: opleiding => examen => steekproeven. Deze certificatieprocedure dient wel aangepast te zijn aan de Belgische installatiewereld die getypeerd wordt door zijn kleinschaligheid. Verklaring van overeenstemming voor elke nieuwe installatie, met duidelijke kwaliteitscriteria. Deze zullen dan ook moeten vastgelegd worden. Er dient een opleidingspakket uitgewerkt te worden dat zich ent op: • een kwaliteitskader • De kwaliteitscriteria (STS of andere) • De code van goede praktijk (TV of andere) • Opleidingsmodulus - De basis bestaat uit STS + TV + Checklist + rekenmodules + … - Dit basismateriaal kan als „literatuur‟ gebruikt worden door een neutrale instantie om een lessenpakket met leerdoelen vast te leggen. - Door middel van een training of workshop kunnen deze leerdoelen overgebracht worden, dit zijn dan als het ware de lesmiddelen. - Publieke en private opleidingscentra kunnen deze opleidingen verzorgen, dit kan resulteren in een attest, bijvoorbeeld na het slagen in een test.
Er dient een kwaliteitskader ontwikkeld te worden.
Short Term Dit gehele proces wordt opgevolgd door een stuurgroep waarin bijvoorbeeld de overheid, federaties, etc. vertegenwoordigd zijn.
Ontwikkeling van een kader om installatiebedrijven te certificeren. Opleiding conform kwaliteitscriteria Barrières: Kwaliteitscriteria (STS of andere) dient gepubliceerd te worden vooraleer er een kwaliteitskader kan ontwikkeld worden. Het reglementaire of ondersteunend kader dient goed ontwikkeld te worden. De vraag rond de vrijwilligheid of het verplichtend karakter dient gesteld te worden. In Nederland en Zweden is er bijvoorbeeld een kwaliteitskader, maar in Nederland waar het vrijwillig is, stelt men vast dat slechts 2% van de markt „gecertificeerd‟ is. De financiering van het pakket. Partners: Overheid WTCB Certificatie-instellingen Beroepsfederaties Ventibel Opleidingscentra Fabrikanten
54
Code van goede praktijk en kwaliteitscriteria Er wordt een tekort vastgesteld in verband met de normering betreffende de praktijk van de installatie. Daarnaast dienen er duidelijke kwaliteitscriteria en/of code van goede praktijk te komen voor de verschillende stappen (ontwerp, installatie, oplevering, onderhoud) en de verschillende componenten die deel uitmaken van de ventilatie installatie. Bundeling van het bestaande onderzoek: • Kwaliteitscriteria (STS of andere) van Quest voor systemen D moet uitgebreid worden voor de andere systemen • Code van goede praktijk (TV of andere) moet nog gefinaliseerd worden in het kader van het project OPTIVENT
Bundeling van bestaand materiaal en materiaal dat in ontwikkeling is (OPTIVENT) (ca. €15.000).
Short term
Partners: WTCB FVB (voor monteurs) De betrokken professionelen (via Beroepsfederaties, Ventibel, architecten, …)
Er moet een aanpassing zijn voor de code van goede praktijk aan de verschillende niveaus van de betrokkenen: • Architecten • Installateur en Techniekers • Monteurs Praktijkgerichte opleiding Opleidingen moeten praktijkgericht zijn. Best is er een opleidingscentrum waar de verschillende technieken kunnen gedemonstreerd worden bijvoorbeeld met ondersteuning van installaties die door de sector ter beschikking worden gesteld.
Modellen van verschillende fabrikanten met do‟s en don‟t s
Short term Continue evaluatie en bijsturing.
Syllabus op maat van het doelpubliek (ca. €15.000) Opstelling van een opleidingsprogramma (€10.000).
Op het vlak van de pure inhoud van opleidingen worden volgende elementen vooropgesteld: • Inzicht van invloed bochtenwerk en diameter van de kanalen op de drukverliezen en het einddebiet
Examen met daaraan gekoppeld een certificaat of erkenning Overzicht van erkende betrokken.
55
• Normen en regelgeving moeten zichtbaar zijn in opleidingen • Installateurs moeten plannen van een architect kunnen corrigeren en bijsturen. Ontwerprapport en ventilatieplan kunnen een onderdeel zijn van de bouwaanvraag. • Het belang van teamwork moet bijgebracht worden. Daarmee verbonden moet er een ruimere kennis aan diverse technieken bijgebracht worden. • Een opleiding zou de volgende stukken kunnen bevatten: Ontwerp, Demo-film installatie, Praktijk installatie, C / D, Onderhoud, akoestiek • Verplicht examen
Verplichting? Dit is een cruciale vraag, kiest men voor een verplichte opleiding/certificaat of een vrijwillig kader. Barrières: Tijd om de opleiding te volgen kan beschouwd worden als verloren tijd. Maar de mededeling wordt gegeven dat dit enkel als verloren tijd zal beschouwd worden wanneer iemand niets leert tijdens deze opleiding. Tekort aan lesgevers Geen interesse Vrijblijvendheid is een barrière Actoren: Opleidingscentra, fabrikanten, kenniscentra
Workshops in kleine groepen Praktijklokalen waar met echt materiaal simulaties kunnen gebeuren. Bepalen van criteria waaraan een centrum moet voldoen (diverse modellen/apparaten/…) Train the trainer Men moet de juiste opleiders/trainers vinden. Daarnaast dienen deze opleiders ook zelf opgeleid worden (nood aan train-the-trainer). Deze opleiding dient niet enkel technisch correct te zijn, ook de opleiders moeten bewust gemaakt worden van het belang van ventilatie enerzijds en het belang van een kwaliteitsvolle installatie anderzijds. Inventarisatie maken van bestaande opleidingen en opleidingsinstellingen (zowel algemene als sectorale,
Harmonisatie van opleidingen en vervolledigen en upgraden.
Short term
Basiscompetenties bepalen, zowel technisch en inhoudelijk als pedagogisch. Een goed vakman is namelijk niet steeds een goed „lesgever‟ (ca. €10.000). Infrastructuur is nodig: labo‟s, modellen,
56
vb. fabrikanten).
-
locaties, etc.
Bepalen hoeveel behoefte er is. Bij een tekort aan trainers dienen deze aangetrokken te worden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een „wervingscampagne‟. Screening en examen van trainers. Syllabus: die de basis of het minimum van de over te brengen stof bevat (ca. €15.000). Barrières: Tekort aan ervaren mensen Ervaren mensen (goede installateurs) zijn soms pedagogisch niet perfect. Zelfbescherming van opleidingscentra kan in conflict komen met de wens naar harmonisatie. Gebrek aan interesse om aan te leren, liever het werk in de praktijk uitvoeren. Food for thought/Worth mentioning *de vraag rond een kwaliteitskader is: is het verplicht of vrijwillig. Ervaringen uit het buitenland (VLA) wijzen aan dat een vrijwillig kader niet veel succes kent. Indien gekozen wordt voor externe controles, dan is hier een kostprijs aan verbonden. Indien er niet gekozen wordt voor externe controle dan is de kostprijs binnen de perken te houden. *Dient een thema als ventilatie niet onderricht te worden in het secundair onderwijs (cf. verkeersreglementering,…)? *Zou er idealiter niet een Europees systeem komen voor ventilatie?
57
8.1.4. Interactie tussen beroepen Priority measure
Resources required to drive implementation/Accompanying measures
the
Monitoring of the progress of the proposed measures
Soft skills/attitude Een duidelijke afbakening van de eigen competenties waarbij men dient open te staan voor de verschillende stappen van het bouwproces en respect dient op te brengen voor andermans werk. Hiervoor zal benevens de technische aspecten ook aandacht dienen geschonken te worden aan onder andere de communicatieve vaardigheden (men moet elkaars taal leren kennen), conflictmanagement, beroepsfierheid (motivator), samenwerkingszin en de vorming van een eigen globale visie. Hiervoor dient een attitudewijziging bij de bouwvakarbeider in het algemeen opgewekt te worden.
Duidelijke aflijning van de competenties eigen aan het beroep en de zin van het ontwikkelen van een nieuwe attitude en soft skills. Per beroepsgroep dient men de interacties te definiëren en in kaart te brengen (in praktijk gaat het vaak om verantwoordelijkheden). Hierbij maakt men de oefening wat goede afspraken tussen de betrokken beroepen kunnen zijn en hoe een goede detaillering er dient uit te zien (en welke communicatie dit met zich meebrengt). Zulks kan bijvoorbeeld aan de hand van steekkaarten (cf. OneStop-Shop). (ca. €200.000). Zonder de mensen bang te maken moet men op een eenvoudige wijze kunnen meedelen dat er verandering nodig is. Gezien de conflicten zich ook op andere niveaus dan luchtdichtheid en de gebouwenschil zullen voordoen, dient een eenduidige definitie voor gebouwknopen in deze context voorzien te worden.
Short term 2013 (Le Forem en VDAB) zijn er reeds mee begonnen en gaan dit verder toepassen. IFAPME is reeds begonnen met de module 'duurzaamheid'. Hierin tracht men het idee achter de PEB te versterken (Wat is de filosofie van de PEB? Wat moet ik doen in mijn beroep om aan de PEB te voldoen?) middels kennisopbouw van details van bouwknopen binnen de betrokken beroepen. Cifful zal een syllabus uitbrengen van details van bouwknopen. Nieuwe projecten zouden op korte termijn kunnen aanvangen. Continue aanpassing beroepscompetentieprofielen.
van
de
Voornoemde atittudewijziging en ontwikkeling van soft skills dienen niet abstract te blijven, men kan bijvoorbeeld op een soort „assessment dag‟ met de bouwvakarbeiders werken rond concrete conflicten en daarrond training voorzien. Aanleunend hierbij dienen de bouwvakarbeiders te kunnen vaststellen of er zich een conflict voordoet
58
(daarom nog niet in staat zijn om het zelf op te lossen). Train The Trainer. Ook de trainers moeten naast het technische de nadruk op deze aspecten kunnen leggen (ca €10.000). De beroepscompetentieprofielen moeten correct aangepast worden – en eerst moet duidelijk vastgelegd worden welke extra competenties er precies vereist zijn (ca. €15.000). Het risico bestaat dat de bouwvakarbeider niet goed inziet welk voordeel hij hieruit halt. Immers, het economisch nut is op lange termijn zichtbaar en niet onmiddellijk. De taal en het vakjargon kunnen een probleem vormen. Actoren: Opleidingscentra, Onderwijs, Assessmentbureaus
Multidisciplinaire opleiding Er is nood aan modulaire opleidingen die kunnen gevolgd worden door de verschillende beroepen, teneinde de kennis omtrent en het respect voor andermans werk op te waarderen. Zulks ook in het initieel onderwijs.
Dergelijke modulaire opleidingen ontwikkeld te worden (€ 10.000/module).
dienen
Short term Kan relatief snel (2014) starten.
Er dient overwogen te worden om bepaalde aspecten op te nemen of uit te splitsen in de beroepscompetentieprofielen. Dit zou meer louter dan een attitude eerder kennis moeten zijn. Partners: FVB voor opstellen profielen, Opleidingscentra, Fabrikanten, Kenniscentra
59
Coördinator Er dient zich een nieuwe functie aan, namelijk een soort energiecoördinator/energiecoach/energieadviseur, die reeds van bij het ontwerp of net erna betrokken partij is. Hij kan bijvoorbeeld op basis van het lastenboek de beste beschikbaar technieken voorstellen (energieontwerp) en de uitvoering ervan coördineren. Door middel van tussentijdse controles kan hij onmiddellijk terugkoppelen naar de uitvoerder, die eventueel nog tijdig kan ingrijpen. Als laatste component coördineert hij de nazorg.
Men dient vooreerst af te toetsen of deze functie een nieuwe persoon betreft, of eerder bijkomende competenties opgelegd dienen te worden op het huidige niveau van architecten, werfleiders, ploegbazen, EPB controleur en veiligheidscoördinatoren.
Short term
Een duidelijke omschrijving van deze functie of competentie, waarbij een onderscheid nieuwbouwrenovatie dient gemaakt te worden.
Periodieke evaluatie door betrokken actoren.
2014 starten met opleidingen voor mensen met een voorkennis. Daarna trachten in het onderwijs op te nemen (eerder lange termijn).
Een eenduidige methodologie om een energielastenboek/energie-ontwerp op te stellen (€ 50.000). Men dient ook de verantwoordelijkheid van dit profiel vast te leggen. Hoe dan ook werkt hij naar beste vermogen om de 3 componenten te verwezenlijken. Het betreft wederom een extra kost. Men dient na te gaan of het beroep doen op een coördinator niet gelinkt kan worden aan een incentive. Ook de bevoegdheid van dergelijke 'coördinator' moet eenduidig vastgelegd te worden. Is hij de 'chef' en kan hij bijvoorbeeld een werf waar de luchtdichtheid volgens hem in het gedrang lijkt te komen, tijdelijk laten stilleggen? Komt men dan niet in het vaarwater van de architect? Actoren: Hoge scholen/universiteiten Architectenvereniging WTCB (Best Beschikbare Technieken)
60
Kwaliteit De „kwaliteit‟ dient op gebouwniveau opgedeeld te worden en voor de verschillende deelaspecten dienen kwaliteitsbeoordelingen uitgevoerd te worden (PV, warmteboiler, luchtdichtheid, ventilatie, infrarood…). Er dienen minimale prestatiecontroles bepaald te worden (minstens de EPB-eisen gebruiken) waarbij de lat voldoende hoog gelegd wordt. Immers herstellingen kosten vaak meer dan de initiële ingreep. De immense kost van non-kwaliteit is een argument om veel inspanning te doen. Er dient een objectieve manier van beoordeling uitgewerkt te worden.
De aspecten vastleggen waaraan kwaliteit gekoppeld wordt. Indien dit enkel luchtdichtheid/ventilatie/isolatie betreft, riskeert men in een non level playing field terecht te komen. Dit kader dient dus vrij volledig te zijn. Hierbij mag men ook niet uit het oog verliezen dat er reeds meetbare criteria bestaan voor akoestische, comfort- en stabiliteitseisen. Echter, men vindt dat de huidige (theoretische) waarde uit de EPB te beperkt is.
Onbepaald Vooreerst moet de definitie van 'kwaliteit' vastgelegd te worden en pas daarna kan men over realisatie spreken (bewonerscomfort, terugverdieneffect,…)
De luchtdichtheidsverbintenis omvormen naar een kwaliteitsverbintenis waarbij kleine foutjes wel getolereerd kunnen worden. De gebruikers moeten zelf gesensibiliseerd worden zodat men weet wat men onder kwaliteit dient te verstaan en welke kwaliteit men kan opleggen aan de uitvoerders. Kwaliteit brengt wel opnieuw een kostprijs met zich mee. Partners: BCCA WTCB voor informatie (typelastenboeken) architecten/aannemers overheid VMSW als best practice lastenboek
De rol van de fabrikanten Men zou de huidige oplossingen, die veelal product-gebaseerd zijn idealiter vervangen door systeem-oplossingen. Bij wijze van spreken zou de compatibiliteit tussen verschillende materialen „idot‟-proof moeten zijn.
Een goed opgestelde neutrale cursus waartoe zowel de algemene beroepsopleidingen als fabrikanten zelf bijdragen (€25.000).
Short term Is her en der al bezig, maar kan bespoedigd en veralgemeend worden.
Bijstand aan de opleidingscentra van de fabrikanten
61
om dit neutrale aspect te incorporeren. Ook het commerciële luik van de eigen opleidingen zou moeten aangewend worden om de competenties van de bouwvakarbeiders te verhogen (en dus niet louter commercieel mogen zijn) De bouwvakarbeider zelf moet in staat zijn om te kunnen interpreteren wat commercieel, dan wel neutraal is tijdens een opleiding bij een fabrikant.
Fvb-ffc constructiv ziet toe op de neutraliteit.
Partners: Fabrikanten Opleidingscentra FVB (erkenning van opleidingen) WTCB (neutrale informatie)
Food for thought/Worth mentioning *Interacties tussen bouwvakberoepen hoeven niet steeds een bepaalde technische kennis te vereisen. Het kan volstaan om kleine wijzigingen door te voeren in de huidige bouwmethoden en/of organisatie om tot een verbeterd resultaat te komen. Hiervoor zouden de randgebieden van de beroepen – daar waar interactie optreedt – idealiter beter ge(her)definieerd worden. *Als hulpmiddel zou men ook checklists kunnen opstellen die op alle niveaus begrepen en ingevuld kunnen worden. *Promotie naar de bouwheren toe om de voordelen van „extra‟ investeringen (met het oog latere kosten te mijden) aan te kaarten. Dit kan door tv-uitzendingen, overheidsdrukwerk en filmpjes (vb. website WTCB).
62
8.1.5. Warmtepompen Priority measure
Resources required to drive implementation/Accompanying measures
the
Monitoring of the progress of the proposed measures
Certificatie -
Bestaande certificering voor opleidingen, ervaringen laten aansluiten bij bestaande initiatieven zoals CQ-QUEST kwaliteitslabel voor installatiebedrijven HE. Eventueel kunnen examens worden georganiseerd.
Belangrijk is dat de certificaten up-to-date zijn en blijven (€80.000/jaar).
Het is steeds interessant om eens te kijken hoe andere landen deze materie aanpakken. Bijvoorbeeld Nederland, Duitsland, het VK, …
Een duidelijk infokanaal is wenselijk om de materie zo duidelijk mogelijk te maken.
-
Er is een organisatie nodig die een geijkte procedure opstelt en in controle voorziet. Ook WTCB kan hierin een rol spelen (onrechtsreeks via QUEST).
Short term In de timing kunnen verschillende onderdelen onderscheiden worden: 1. Voorbereiding, basiskennis 2. Start toepassing 3. Controle en opvolging 4. Volwaardig afwerken van opleidingen
Er is nood aan een grensbepaling. Het dient duidelijk te zijn welke activiteiten omhelst worden door een eventueel certificaat? Men kan zich richten op (zoals bij CQ-QUEST): Een percentage van gecertificeerde werknemers Het gebruik van gelabelde producten Steekproefsgewijze controle van installaties Actoren: QUEST, WTCB, BCCA/SECO, overheid (gewestelijk en federaal), Sociale Partners (Confederatie Bouw, Bouwunie, ACV, ACLVB, ABVV), fvb-ffc Constructiv, opleidingscentra (publieke en private), … Samenwerking tussen sectoren Om de doelstelling ten volle na te streven is samenwerking noodzakelijk. Het combineren van verschillende technologieën
Het “creëren” van een energiecoördinator op een werf, die alles wat betreft energie in goede banen leidt.
Short term en dient continu te blijven gebeuren
63
kan leiden naar een meer rendabele installatie. Zodoende is er nood aan samenwerking op de werkvloer tussen de verschillende sectoren, zoals elektriciteit en bouw.
De beroepsfederaties kunnen hier een aansturende rol spelen.
Uniformiteit tussen gewesten Om uniformiteit de bekomen is het belangrijk dat iedereen rond de tafel zit. Zoveel mogelijk partijen moeten betrokken worden, en via werkgroepen worden geconsulteerd.
Wanneer de verschillende partijen aan tafel zitten, is het nodig dat ieder zijn standpunt kent en naar voor draagt. Confederaties kunnen hier een belangrijke rol is spelen aangezien zij kunnen wegen op de verschillende overheden en met een „nationaal‟ verhaal komen.
Short term De sector zou dit graag zien gebeuren op korte termijn. Men is er reeds aan bezig, en is onderhevig aan continue verandering
Zolang de wil bestaat om samen naar oplossingen te werken, kunnen barrières snel weggewerkt worden. Het is essentieel niet geïsoleerd te raken tijdens de gesprekken. Het gevaar bestaat dat men vanuit de politiek de Europese richtlijnen unilateraal omzet in regionale decreten. Bovendien heeft men weinig invloed op de politieke invulling die men hieraan geeft. Actoren -Vanzelfsprekend zijn de gewesten hier de partners. -Ook stakeholders in de gewesten moeten opgenomen worden Korte, praktijkgerichte opleiding Het organiseren van betaalbare en begrijpbare opleidingen. Afgestemd op het profiel van kleine installatiebedrijven, zodat zij niet uit de boot vallen. Parallel aan de opleidingen in het kader van de RES-directieve (certificatie van installateurs).
Om opleidingen te organiseren zijn er ten eerste geschikte opleidingslokalen met materiaal nodig.
Short term
Opleidingen die gecertificeerd zijn en up to date worden gehouden (€20.000/jaar). Het kan ook interessant zijn deelopleidingen te voorzien voor enkel die aspecten waar een installateur ondersteuning
64
nodig heeft, zodanig dat hij/zij niet een volledige opleiding moet volgen (ca. 10.000/opleiding). Actoren: Fabrikanten en opleidingscentra. Link tussen subsidie en installatie Overheden aanzetten tot het geven van subsidies, in functie van energiebesparing. Moet op een uniforme manier gebeuren, via bestaande kwaliteitslabels voor installatiebedrijven (CQ-QUEST).
Een goed lobbykanaal naar de overheid toe.
Short term
De juiste technologie om rendabele installaties te leveren. Verder bouwen op de bestaande structuren. Kwaliteitslabels om de subsidiëring in goede banen te leiden.
Promotie rond kwaliteit Om kwaliteit te promoten vraagt de werkgroep een certificaat of een label dat ondersteund wordt door de overheid.
Een andere manier is het verlenen van subsidies. Zodanig dat particulieren en installateurs geneigd zijn een beroep te doen op de nieuwe installaties. Een eenduidig label en een interactieve website zijn handige tools
Mid term De promotie hangt vast met het certificaat, en kan logischerwijs slechts gebeuren eens dit certificaat er is.
Actoren: De overheid, de federaties, groothandels en fabrikanten. Checklist Een checklist is een eenvoudige en krachtige tool om de kwaliteit van een installatie van de warmtepomp na de gaan. Dit zal zeker bijdragen aan het behalen van de doelstelling. De checklist kan gelinkt worden aan een certificaat (zie initiatief 1). Een checklist voor een correcte installatie zal tevens sensibiliserend werken, en zo een klein
Om tot een duidelijke checklist te komen is er nood aan samenwerking tussen verschillende partners: de sector, fabrikanten, groothandels, WTCB, tecnolec, studie- en werkgroepen (zoals 3E en Quest), overheid, …
Mid term:
CQ-QUEST werkt al met checklists (niet publiekelijk beschikbaar).
Als tool zijn checklists momenteel reeds beschikbaar.
Een deel van de timing hangt af van de certificaten. Men schat 2 jaar.
Om de checklist ingeburgerd te krijgen is het nodig om deze
65
indirect effect hebben op de competentieverhoging.
op een gecentraliseerde plaats op het internet terug te vinden (ca. €50.000). Ook een vlotte opvolging is nodig. Naast de installateur moet ook goed naar de eindgebruiker gecommuniceerd worden over de checklist. Het zou beter zijn om producentonafhankelijke checklists te voorzien. Actoren: QUEST, Overheid, WTCB, ervaring groepen en platforms, FVB Constructiv, Confederatie Bouw, opleidingscentra, testaankoop.
Food for thought/Worth mentioning * Zou dit niet beter op Europees niveau uitgewerkt worden?
66
8.1.6. PV en zonthermische installatie Priority measure
Resources required to drive implementation/Accompanying measures
the
Monitoring of the progress of the proposed measures
Algemeen cursusmateriaal en dus een leidraad voor de school en de opleiders. Deze opleidingsinhoud dient degelijk ontwikkeld te worden. De opleidingsinhoud dient in de lijn te liggen van de verwachtingen van het werkveld. Met andere woorden, de opleiding moet zo sterk mogelijk afgestemd worden op de realiteit van de (goede) praktijk. Het is enkel op deze manier dat een dergelijke opleiding goede krachten kan opleiden én een promotioneel vehikel kan zijn voor het beroep (ca. €15.000).
Deze opleiding zou continu moeten geëvalueerd worden en dient constant afgestemd te worden op de technologische evoluties.
7de jaar ‘Hernieuwbare Energie’ in het Secundair Technisch Onderwijs. Er moet ook nagegaan worden of het opportuun is om een instapdrempel te creëren onder de vorm van een toelatingsproef of instapproef. Een toelatingsproef kan echt bekeken worden als een proef om de toegang al dan niet toe te laten. Een instapproef kan eerder een remediërend karakter hebben. Idealiter heeft een dergelijke opleiding heel veel praktijkopleiding alsook stage. Een verhouding van 1 op 1 wordt vooropgesteld. Men kan zich ook de vraag stellen hoe het zit in het buitenland, bestaan daar goede voorbeelden?
Train the trainer opleidingen: het is één zaak om algemeen cursusmateriaal te ontwikkelen, de instructoren/leerkrachten dienen ook correct gevormd te worden om het cursusmateriaal en de cursusinhoud kwalitatief hoogstaand over te brengen (ca. €15.000). Naast cursusmateriaal en goed opgeleid pedagogisch personeel is er natuurlijk ook nood aan goed uitgeruste lokalen met een correcte didactische opstelling. Een dergelijke opstart dient te gebeuren in afstemming met de sector (analyse, onderzoek, etc.). Voornoemde punten dienen uitgewerkt te worden door de verschillende beroepsorganisaties, de opleidingscentra, fabrikanten, scholen en hogescholen.
In eerste instantie zou een kleine selectie van scholen in dit project moeten betrokken worden. In se is de vraag om dit op te stellen heel dringend, idealiter is dit nu. Echter, men beseft dat een dergelijke verandering zich niet van vandaag op morgen realiseert. Een realistische timing zou zijn dat er 1 jaar besteed wordt aan „onderzoekswerk‟. Met name de analyse maken van wat er nodig is qua materiaal, organiseren van workshops en ontwikkelen van demo materiaal. Een volgend jaar kan gebruikt worden om het leerplan te ontwikkelen en een selectie te maken van een aantal pilootscholen. In een derde jaar kan er effectief van start gegaan worden (2015-2016 of 2016-2017). In het vierde jaar kan er dan een evaluatie gemaakt worden en eventuele bijsturingen voorgesteld worden. Een dergelijk initiatief is mogelijk, maar het resultaat situeert zich eerder op lange termijn omdat de implementatie lange tijd vergt. Men start evenwel best zo snel mogelijk.
Er dient een nieuw specifiek leerplan ontwikkeld te worden. Hiervoor zal er afgestapt moeten worden van de klassieke
67
aanpak. Met andere woorden, er zal een vorm van creativiteit verwacht worden van de organiserende instellingen. Gezien onderwijs een materie is die op een belangrijke wijze door de overheid en de sociale partners mee wordt vormgegeven zal hiervoor een belangrijke politieke en sociale wil nodig zijn. Aanbieden van opleidingsmodules per beroep. De installateurs van de zonthermische installaties en PV-installaties die momenteel reeds actief zijn kennen vaak een verschillende achtergrond. Men heeft dakwerkers, chauffagisten, sanitaristen, elektriciens, etc. Om deze verschillende doelpublieken goed op te leiden worden er idealiter opleidingsmodules ontwikkeld die op zich dezelfde finaliteit in zich dragen, met name het aanleren van een correcte plaatsingen van de verschillende installaties. Naast een gedeelde finaliteit kennen ze best wel een verschillend uitgangspunt, met name de ervaring, kennis en kunde van de verschillende beroepen. Een dakwerker of elektricien heeft een volledig verschillende achtergrond, een opleidingsmodule op maat van een dakwerker dient zich dan ook te richten op andere competenties dan een opleidingsmodule voor iemand met een achtergrond in elektriciteit.
Men dient de competenties voor de technieken in kaart te brengen, ze te ordenen in activiteiten en sub-activiteiten en voor de verschillende beroepen de juiste selectie maken. Hiervoor verenigt men best experten van het beroep en „methodologische‟ experten op het vlak van opleiding en pedagogie. Op basis van 1 of meerdere beroepsprofielen (gevalideerd door de sector) kunnen dan opleidingsplannen uitgewerkt worden.
Mid Term: 2016 (2 jaar om de wet te hervormen, 1 jaar om modules te ontwikkelen en 1 jaar om de instellingen te overtuigen)
Men kan dan bijkomende modules bij bestaande opleidingen aanbieden. Sommigen kunnen standaard toegevoegd worden aan bestaande opleidingen. Andere opleidingen kunnen dan weer optioneel gekoppeld worden (€15.000/module). Er zal lobbywerk vanuit de bouwsector nodig zijn naar de overheid. Veel van de materie in verband met Hernieuwbare Energie is een uitbreiding van de activiteit van bestaande beroepen. Hiervoor zal er immers ook een bijsturing moeten komen op het KB rond de beroepenclusters. In dit KB wordt gespecifieerd welke activiteiten mogen uitgeoefend worden binnen een bepaalde beroepsgroep, vaak is dit niet aangepast aan de realiteit. Om deze oefening te doen én om de modules te ontwikkelen zal er natuurlijk de nodige mankracht ingezet moeten worden. Daarnaast zal er ook een belangrijke samenwerking moeten zijn tussen bedrijven, federaties, opleidingscentra,
68
… Er zijn ook financiële middelen voor de bijkomende infrastructuur nodig. Opleiding(smodules) aanbieden op verschillende niveaus Naast een verschil in achtergrond zijn de opleidingsnoden ook verschillend afhankelijk van het „niveau‟ van de uitvoerder, zowel in functie van de plaats op de werf (uitvoerder, ploegbaas, etc.) als het ervaringsniveau van de uitvoerder.
Men dient een degelijke behoeftebepaling op te stellen.
Bijkomende korte modules, die zich richten op verschillende doelgroepen, dienen ontwikkeld te worden naast het bestaande aanbod.
Er is een behoefte aan middelen van alle aard. Hiermee wordt bedoeld: geld, mensen materiaal en materieel
Short term
Een grondige samenwerking tussen de verschillende opleidingsverstrekkers die zich al richten tot verschillende doelgroepen dient op touwen gezet te worden.
Hierin zijn taken weggelegd voor de beroepsfederaties, sociale partners en opleidingscentra.
Interactie tussen fabrikant, aannemer & sector Creatie van een platform waarin er aan uitwisseling kan gedaan worden tussen fabrikanten van installaties, de installateurs, opleidingsinstanties, etc. Dit met als doelstelling om de doorstroming van technische evoluties naar het opleidingsveld te promoten.
Juiste contactpersonen met voldoende objectiviteit.
Short term
Overleg en afspraken tussen de fabrikanten, aannemers en de sectororganisaties. Er is erkenning nodig van het opleidingsfonds (zowel het opleidingsfonds voor de bouwsector, als voor de elektriciens). Op deze manier wordt er een toegang mogelijkheid gemaakt tot het opleidingskrediet.
Prestatiecriteria aanvaard door de sector Prestatiecriteria bepalen aan welke eindcriteria
Er is nood aan een (federale) eensgezindheid. De criteria
Short/mid term
69
moet een installatie voldoen Vb 1: geen corrosieschade na 25 jaar Vb 2: Geen windschade bij wind met een retourperiode van… Prestatiecriteria opgelegd aan installaties kunnen een belangrijke hefboom zijn om correcte installaties te garanderen. Hiervoor is er natuurlijk overleg nodig tussen de verschillende actoren. Prestatiecriteria kunnen gebruikt worden om een kwaliteitskader te helpen garanderen, daarnaast kunnen zij ook garanderen dat er als het ware een streefdoel wordt opgelegd aan de opleidingen. Vooraleer prestatiecriteria ingang kunnen vinden is er sensibilisatie nodig van de vakman én de opdrachtgever rond de noodzaak aan kwaliteit. De doelstelling rond energieprestaties is enerzijds gericht op ecologische doelstellingen. Anderzijds speelt er ook een economische noodzaak, hoe efficiënter een installatie (en dus beter presterend) is, hoe belangrijker het besparende aspect van de installatie.
dienen natuurlijk realistisch (lees haalbaar) te zijn. Hiertoe zal ook de particulier, die vaak onrealistische verwachtingen heeft correct geïnformeerd moeten worden
Om nog bij te dragen aan 20-20-20 zou dit ASAP moeten gebeuren. Realistisch wordt echter geschat dat dit op een termijn van 2 à 3 jaar dient te gebeuren.
Daarnaast is er ook het verschil tussen het concept „theoretische opbrengst‟, met andere woorden de opbrengst van een installatie in ideale omstandigheden en de gerealiseerde opbrengst. Indien er tussen beiden een te grote afwijking is zouden voorstellen moeten geformuleerd worden. Daarnaast is een periodieke in situ controle aan te raden, met daaraan gekoppeld een rapportering. Hieraan is natuurlijk een kost verbonden. De vraag naar de partij die deze kostprijs draagt werpt zich op. Partners zijn de energieagentschappen, normatieve instellingen, kenniscentra, de fabrikanten, uitvoerders, beroepsfederaties, certificatie-instelling (gecertificeerde installateurs). Voor het koppelen van subsidies aan de opbrengst, het beheren van een centrale databank van periodieke opbrengsten en de communicatie/sensibilisatie van de bouwheer is de inbreng van de overheid cruciaal.
Code van de goede praktijk Code van goed praktijk: een dergelijke code bepaalt op welke wijze de aannemer kan voldoen aan de vooropgestelde prestatiecriteria. Vb 1: RVS, alu 1 mm, zink 0.8 mm, koper 0.7 mm warm gegalvaniseerd staal met een minimale Zn-dikte van 70 µm Vb 2: Bevestigen met: Ballast: berekenen volgens … Verankeringen: berekenen volgens …
Normen, opleiding en erkenning. Met andere woorden, er dienen goede afspraken gemaakt worden tussen de verschillende actoren (opleidingscentra, fabrikanten, beroepsfederaties, Quest en kenniscentra).
Short term: 2014
Er dient een gevalideerde consensus te zijn. Deze consensus moet vertaalbaar zijn in opleiding.
70
Er dienen definities te komen van een code van goede praktijk op verschillende niveaus: Commercieel, Concept, Offerte, Garantie, Veiligheid, Prestatie Deze criteria moeten duidelijk, ondubbelzinnig en eenduidig zijn. Subsidies koppelen aan kwaliteit Financiële stimuli van de overheid worden best gekoppeld aan de prestatie van de installatie. Dit kan een hefboom zijn om ook de kleine en heel kleine ondernemingen (en ook zelfstandigen) te motiveren om installaties met een bepaald kwaliteitsniveau af te leveren. Een kwaliteitskader moet ontwikkeld worden door alle belanghebbenden te betrekken. Het installeren van een kwaliteitskader kan bereikt worden door middel van een label (vrijwillig) of via een erkenning (verplicht). Misschien kan hierbij het adagium vooruit worden geschoven: vrijwillig als het kan, verplicht als het moet.
Controles (voor, tijdens en na de installatie).
Short term
Een duidelijk referentiekader (rond het beroep, de verbonden competenties, een code van goed praktijk (€80.000 à 100.000), …). Een instrument creëren dat ook een mogelijkheid tot kwaliteitsopstap biedt voor kleine en heel kleine ondernemingen. Een overgangsperiode. Tijdens deze periode kan het kwaliteitskader bepaald worden, net zoals de subsidies of andere ondersteunende middelen Er dienen beschikbare middelen te zijn om subsidies toe te kennen (overheid, netbeheerders), het referentiekader uit te werken (sector, opleidingscentra en kenniscentra) en het kwaliteitskader uit te werken (certificatie-instelling).
Food for thought/Worth mentioning *Er zal een mentaliteitswijziging moeten komen bij vakmensen. Men zal ook moeten openstaan voor wat er leeft bij andere beroepen. Een belangrijke vraag die zich oproept is: Wat is er van wie op een werf? Dit vloeit tegenwoordig vaak dooreen, hetgeen net de mentaliteitsverandering vereist. Dezelfde mentaliteitsverandering zal er ook bij opleiders moeten komen. Ook zij zullen bij hun collega‟s van andere beroepen moeten gaan kijken. *Wet van de goedkoopste: uit een reeks met offertes is de klant geneigd om de goedkoopste te kiezen. Een aannemer/installateur die volgens de regels van de kunst werkt en dienaangaande zorgt voor een gedegen opleiding of vorming van zijn medewerker draagt hiervoor een kost die meegenomen wordt in offertes. Om een „level playing field‟ te creëren zou er daarom kunnen gedacht worden aan een bepaalde opleidingsplicht.
71
8.1.7. Na-isolatie van muren Priority measure
Resources required to drive the implementation/Accompanying measures
Monitoring of the progress of the proposed measures
Er dienen premies, groene leningen of fiscale voordelen verleend te worden voor die werken waarvoor een audit heeft uitgewezen dat ze zinvol zijn.
Stapsgewijze aanpak bij het verlenen van financiële stimulansen. Bijvoorbeeld subsidie, promotie, verplichting. Liefst met een langetermijnvisie op wat er komen gaat.
Short term
Die audit zal volledig worden terugbetaald.
Er dienen voldoende auditoren opgeleid te worden. De audits verlopen op basis van een leidraad. (opleidingscentra, certificering-instellingen, kenniscentra)
Subsidies
Ook tijdens en na de werken kan een audit plaatsvinden om de kwaliteit vast te stellen.
Tegen 2014 in voege zijn
Doordat de financiële stimuli gebonden zijn aan een plafondwaarde, zal mogelijks maar een deel van de markt bereikt worden. (Federale en Gewestelijke Overheid, netbeheerders). Multidisciplinaire opleiding De werken starten sowieso vanuit het verslag van een auditeur, die eventueel zelf aan een bedrijf gelinkt is. Op basis van dit verslag wordt een offerte opgesteld en vervolgens worden de werken uitgevoerd volgens de offerte. (Er wordt enkel een offerte opgesteld als er een audit gebeurd is). De uitvoerder kan zich op meerdere technieken richten, zodat hij er meer kan aanbieden. Hij kan ook een 'bouwteam'/'cluster' oprichten met andere aannemers in andere disciplines.
Op heden zijn er reeds opleidingen voor de arbeiders en de inspecteurs bij na-isolatie (van spouwmuren). Dit kader dient uitgebreid te worden naar het niveau van de auditeur. Zo wordt ook de auditeur opgeleid en gecontroleerd. Er dient een eenduidig 'profiel' voor de auditeur opgesteld te worden (ca. €25.000).
Short/Mid term In 2015 de eerste afgestudeerden (buiten schools verband) wegens het vertragend effect omdat de 'gecertificeerde' auditeurs nog opgeleid dienen te worden.
Minimale kennis van de overige bouwactiviteiten, die in korte modules gevolgd kunnen worden. Hiervoor dienen aangepaste modules en up-to-date lesmateriaal beschikbaar gemaakt te worden (€15.000/module). In eerste instantie via opleidingscentra en certificeringsinstellingen. Het creëren van een post-graduaat of masterna-master in een latere fase valt te overwegen.
72
Gebouwauditor Er dient zich een nieuw, hoger niveau aan van opleiding tot auditeur (hoger dan EPB en EPC).
Via financiële stimuli kunnen de diensten van de auditeurs terugbetaald worden.
Als ongeveer 5% van het gebouwenpark per jaar gerenoveerd wordt (ca. 300.000 woningen), dan moeten er een paar duizend auditeurs opgeleid worden. In de overgangsfase kunnen EPBverslaggevers een upskilling-module tot auditeur volgen.
De audit moet verplicht zijn, maar hij wordt volledig terugbetaald. Eventueel kunnen de overheidsdiensten zelf auditeurs werven (vb. voor sociale huisvesting en/of lage inkomens).
Short term: 2014
Op korte termijn kunnen de opleidingscentra, kenniscentra en beroeporganisaties dit uitwerken. Op lange termijn kan deze opleiding op universiteiten en scholen gegeven worden.
Opleidingen voor de arbeiders Er moet een theoretische opleiding zijn voor de werfopzichter en een praktische opleiding voor de arbeiders. Diegene die de opleidingen geven aan de arbeiders dienen zelf een opleiding te krijgen (TTT).
Een bedrijf dat zijn arbeiders een opleiding wil laten volgen dient toegang te hebben tot een volledige databank van opleidingen. (nog meer volledig dan databank fvbconstructiv).
Short term: 2013-2014 beginnen.
Er zullen relatief veel opleidingen nodig zijn gezien de opleidingen in het algemeen gegeven worden aan relatief kleine groepen (8 à 30 personen). Betrokken actoren zijn de opleidingscentra, het technisch onderwijs en de sector.
Kwaliteitsborging zoals die bestaat voor na-vulling van spouwmuren uitbreiden naar andere technieken + strengere controles uitvoeren Nagaan of een kwaliteitsborging mogelijk is voor de drie technieken (ook binnenisolatie) cf. STS 711 na-isolatie van spouwmuren voor buitenisolatiesystemen.
Om de kwaliteitsborging te optimaliseren, dient de frequentie en het niveau van de controles te verhogen.
Short term: 2014-2015 voor buitenisolatiesystemen. Langer voor binnenisolatiesystemen.
de
andere
De drempel (kost) voor de instap in het kwaliteitssysteem dient verlaagt te worden. De administratieve zijde dient zo eenvoudig mogelijk gehouden te worden.
73
De kenniscentra kunnen instaan voor deinformatievergaring, de certificerings-instellingen voor de controles (cf. STS 71-1). Innoverende materialen en na-isolatietechnieken Innoverende technieken aan uitvoerders uitleggen middels opleiding en bewustmaking.
Cursussen regelmatig aanpassen om producten toe te voegen (ca 10.000/jaar).
innoverende
Voorafgaand aan het verlenen van een ATG kan men een kwaliteitsbeoordeling afleveren, gebaseerd op proeven, maar waarvoor de praktische ervaring nog niet voorhanden is. Om de innovatie niet af te remmen, kan een verlaagde premie toegekend worden voor dit type producten.
Een kwaliteitskader met mogelijkheid om een pre-ATG af te leveren voor technieken waarvoor nog geen praktijkervaring voorhanden is. Demo/opleidingsruimte/opleidingscentra innoverende technieken.
gericht
Theoretische opleidingen voor de toepasbaarheid en praktische opleidingen voor de techniek.
Actoren: fabrikanten, kenniscentra, instellingen, overheid (FOD Economie)
certificering-
Short term: Cursusmateriaal: 2013 Mid/long term: Het opstellen van een kwaliteitskader duurt helaas 5 à 10 jaar!
op
Promotie naar en vanuit de bouwmedewerker De werfleider dient ook op de hoogte te zijn van andere technieken. Op die manier kan hij informatie geven. Hiertoe dient men neutrale technische informatie beschikbaar te hebben.
Media-aandacht via websites, flyers, folders, radio, affichage, TV,…
Short term: 2013
Neutraliteit en geloofwaardigheid. Bijvoorbeeld: spreken van 'isoleer uw huis' (neutraal) en niet van 'spuit PUR in je spouw'. Nuancering: vb. je kan binnenisolatie niet op dezelfde manier promoten dan een buitenisolatie of navulling. Voorkomen dat sommige isolatietechnieken een slechte reputatie krijgen door do-it-yourselvers. De bouwmedewerker dient over een reeks soft skills te beschikken.
74
Actoren: Overheid (vb. via boodschappen van algemeen nut), kenniscentra, BUtgb, fabrikanten, ATG-houders en uitvoerders Food for thought/Worth mentioning *Het is wenselijk dat er meer soepelheid is bij de toekenning van stedenbouwkundige vergunningen in het kader van energetische renovaties; *Er dienen campagnes op touw gezet om de algemene bewustmaking bij de eindgebruikers en sensibilisatie van voorschrijvers van werken en stedenbouwkundige ambtenaren te initiëren. Men denkt ook aan de bewustmaking van isolatie van gebouwen bij de jeugd (i.e. het secundair onderwijs); *Er blijft soms een taalproblematiek wanneer men beroep doet op anderstalige arbeiders; *Er wordt idealiter een apart beroepcompetentieprofiel voor “isoleerders” opgesteld worden. Op basis hiervan kan een kader voor opleiding uitgewerkt worden. *Er zouden modulaire opleidingen kunnen uitgewerkt worden *Men dient maatregelen en systemen te voorzien die het wegvallen van subsidies kunnen opvangen zoals: energielening die bij het huis blijft cf. green deal UK (de uitgespaarde rekening van de E-kost wordt gebruikt om de investering te betalen)
75
8.1.8. Dakisolatie Priority measure
Ontwikkelen van verschillende niveaus.
Resources required to drive the implementation/Accompanying measures opleidingsmodules
Monitoring of the progress of the proposed measures
op
Een niveau kan verstaan worden als afgestemd op de ervaring van het doelpubliek. Als verschillende niveaus wordt voorgesteld: Niveau 1: geen ervaring Niveau 2: één jaar ervaring Niveau 3: 5 jaar ervaring Niveau 4: de heel ervaren technisch medewerker Verschillende concreet bestaande, maar niet gecoördineerde invullingen van dit uitgangspunt worden aangehaald: - Voor het niveau 2 wordt bijvoorbeeld het Examen CCT aangehaald. - Daarnaast geeft men vanuit VDAB aan dat er reeds gewerkt wordt op 2 niveaus, met name een opleiding in het kader van isolatie/luchtdichtheid. Daar richt men zich enerzijds op het niveau van mensen zonder enige ervaring, een ander niveau richt zich op het ervaringsniveau van een „werfleider‟. - Binnen IFAPME geeft men klassiek eerst een
Hefbomen om opleiding te valoriseren Het is één zaak om een opleidingsaanbod te creëren op maat van de verschillende niveaus. Het is een andere uitdaging om hefbomen te hebben die ervoor zorgen dat opleidingen effectief gevolgd worden. Op dit punt is er een duidelijke link met het andere initiatief, met name het aspect van een kwaliteitskader met een labeling van werkzaamheden of van personen. Consensus Er dient een consensus te bestaan omtrent de inhoud van de uit te voeren taken. In dit kader is er een duidelijke link met het initiatief omtrent de opvolging van techniek. De output van dat initiatief is een input voor dit initiatief. Met andere worden, eerst dient er een duidelijke, ondubbelzinnige consensus te zijn omtrent de toe te passen technieken: - Deze kunnen dan vertaald worden in de opleidingsmodules op verschillende niveaus. Hiervoor dient niet noodzakelijk van nul gestart te worden, er zijn reeds bij de publieke opleidingscentra bestaande opleidingen voorhanden. - Belangrijk is dat deze afgetoetst worden op de (te ontwikkelen) basisdocumentatie.
Short term: tussen opleidingsinstellingen overeenstemming bereiken over het vaststellen van opleidingsniveaus Maart 2013: de informatie overbrengen naar het TC „Dakbedekkingen‟ van het WTCB, onder andere het idee van de “overbrenger” Eind 2013: Op het terrein de jongeren (en minder jongeren) vinden die als “overbrengers” (en als peter van overbrengers) kunnen dienen Januari 2014 – RoofCity: De jongeren bekendmaken die het opleidingsniveau 2 beëindigd hebben De eerste “overbrengers” benoemen (met brug naar de sector en de pers)
De instituten die deze basisdocumentatie (STS‟en, TV‟s) kunnen ontwikkelen, bestaan, met name het WTCB (ca.
76
basisopleiding aan een jongere, vervolgens krijgt de jongere de kans om een „managementopleiding‟. Men denkt eraan om ook een opleiding aan te bieden die zich binnen deze niveaus bevindt, met name, een opleiding gericht op „werfleiders‟. Een opleiding gericht op personen die nog niet onmiddellijk de zelfstandigheid ambiëren, maar wel bijvoorbeeld de functie van werfleider willen vervullen. Een oplossing voor deze verschillende invalshoeken eventueel te verzoenen: Ontwikkeling van gestandaardiseerde opleidingsmodules, die ingeschaald worden binnen de EQF structuur (en eventueel de regionale vertaling ervan, met name de verschillende kwalificatiestructuren). Zo beschikt men over een gestandaardiseerde opleidingsmodule, ingeschaald binnen een bepaald niveau. Men kan ervoor kiezen om deze ontwikkeling op nationaal vlak te doen.
€80.000 à 100.000/document). Valoriserende initiatieven Voor andere technieken bestaan er duidelijke linken tussen opleiding en een kwaliteitskader, die het volgen van opleiding promoten: - Nationaal bestaat er het initiatief Quest, dat zich vooral richt op installateurs van hernieuwbare energie. - Daarnaast bestaat er ook Soltherm, waarbij er een link bestaat tussen opleiding en een subsidie van het Waals Gewest. Een premie wordt enkel aan de klant uitgekeerd indien de installatie van een zonthermische installatie gebeurt door een bedrijf dat erkend is binnen het kader van het initiatief Soltherm. Om deze erkenning te verkrijgen dient de installateur een erkende opleiding te volgen. Verlagen van de kost van opleiding Ondernemingen die bouwvakarbeiders via fvb-ffc Constructiv een opleiding laten volgen, krijgen hiervoor een tussenkomst in de opleidingskost en de loonkost. Men kan eraan denken om deze tussenkomst hoger te maken voor opleidingen die binnen deze thematiek kaderen. Overbrengers (“energie-ambassadeurs”) opleiden Het idee is om “energie-ambassadeurs”, die ondersteund worden door de sector (onder andere door “Jeune CCT”), op te leiden en op te volgen. Hierbij zou het kunnen gaan om jonge aannemers of jonge leerlingen aan het einde van hun opleiding die tegelijkertijd blijk geven van bepaalde technische competenties en van zin voor contacten en betrokkenheid en die hun kennis zouden overbrengen in hun ondernemingen, maar ook tijdens hun diverse beroepsmatige contacten. De sector zou zich ervan verzekeren dat deze jongeren regelmatig de opleidingen volgen (winterlessen van het WTCB, praktijkstages bij opleidingsinstellingen en
77
fabrikanten, …). Om de opleidingsmodules te „vermarkten‟. - Sociale partners: om consensus te hebben over de inhoud van het beroep. Maar ook aangezien zij het opleidingsbeleid binnen sectoren kunnen aansturen. - Regionale en federale overheden: om waar mogelijk de noodzakelijke hefbomen en valoriserende initiatieven te ondersteunen. De federale overheid regelt tevens de toegang tot het beroep. - Vakorganisaties zoals CCT-CBD: om de consensus rond de beroepsinhoud te garanderen. Kwaliteitskader / label De bestaande premies rond isolatie die binnen de verschillende regio‟s aangeboden worden aan consumenten, worden het best afhankelijk gemaakt van de kwaliteit van de uitgevoerde werken. Met andere woorden, er wordt het best een eenduidig kwaliteitskader uitgewerkt waarbij de kwaliteit van de installatie en/of kwaliteit van de uitvoerder opvolgbaar wordt gemaakt. Dit kan door een labeling van de uitvoerder (en/of de werkgever) in te voeren of door een controle uit te voeren op de uitgevoerde werken. Bestaande initiatieven, zoals Quest en de na-isolatie van spouwmuren, worden vooruitgeschoven als best practices.
*Boek met “code van goede praktijken” (ca. €80.000 à 100.000).
Short Term
*Technische voorlichting: Deze documenten worden opgesteld onder leiding van de Technische Comités van het WTCB of hun werkgroepen, bestaande uit aannemers, medewerkers van het WTCB en/of externe medewerkers en een ingenieur-animator van het WTCB. De TV‟s vormen doorgaans leidraden voor de goede uitvoering en geven een gedetailleerde beschrijving van een welbepaald onderwerp uit het domein van de bouw (ca. €80.000 à 100.000) *Technische specificaties: De technische specificaties (STS‟en) zijn documenten die het werk van de actoren van de bouwsector trachten te vergemakkelijken. De STS‟en geven de volgende inlichtingen: -de relatie tussen een product en zijn specifieke toepassingen; -prestatievereisten van bouwwerken; -richtlijnen voor de uitvoering van een bouwsysteem. *Een vernieuwend voorstel is het inroepen van een
78
“sociale clausule”: -een eerste clausule met betrekking tot de uitvoering van een overheidsopdracht. Deze clausule wil de aanwerving van moeilijk in te schakelen bijkomend personeel opleggen aan de onderneming, voor de duur van de opdracht. -een tweede soort sociale clausule legt aan de onderneming, gedurende de hele duur van de opdracht, de opleiding van stagiairs op. Men kan eraan denken om deze sociale clausule ook specificaties te laten vermelden met betrekking tot de opleiding/competenties van de uitvoerders. Een goede praktijk die naar voren wordt geschoven, zijn de “energiesnoeiers”: Energiesnoeiers werken binnen een energiesnoeiersbedrijf waar ze de nodige opleiding en begeleiding krijgen. Deze organisaties zorgen voor de aanwerving en tewerkstelling van de energiesnoeiers en zorgen voor de nodige werkopdrachten, begeleiding op de werkvloer en kwaliteitsbewaking. Energiesnoeiers voeren onder andere activiteiten uit, gelieerd aan de isolatie van hellende daken. Zij plaatsen wel enkel isolatie, zij voeren geen doorgedreven werken uit aan de daken. *De redactie van typeclausules voor de (openbare, maar ook private?) lastenboeken, waarin bedrijven verplicht worden om in het bezit te zijn van een kwaliteitslabel (en/of hun competenties aan te tonen?!) om een offerte te mogen indienen voor bepaalde overeenkomsten. *Promotie van bestaande labels: -Energiebewuste Aannemer: een initiatief van Bouwunie. Om het kwaliteitslabel van Energiebewuste Aannemer te behalen dient een aannemer een opleidingstraject (= 4 modules) te volgen en te slagen voor de test die op het einde van de 4e module wordt afgenomen. -Construction Quality: een initiatief van de Confederatie Bouw.
79
Construction Quality Management: Aannemers, architecten en studiebureaus met dit kwaliteitslabel geven aan dat ze zich engageren om correct te handelen en kwalitatief hoogstaand werk af te leveren. Construction Quality Skills: Aannemers kunnen ook hun technische bekwaamheid laten erkennen. Actoren: Opdrachtgevers (architecten) Publieke overheden Beroepsorganisaties moeten degelijk gestructureerd worden. Opleidingscentra Controle Controle kan zich richten op de installatie en op de persoon. Anders verwoord, men kan na het uitvoeren van de werken controleren of de werken goed uitgevoerd zijn. Of men kan nagaan of de werken uitgevoerd zijn door een competent persoon: - Vooral de controle van de uitvoering van de werken lijkt binnen dit thema belangrijk. - De controle van de persoon of uitvoerder kwam eerder al aan bod onder het topic kwaliteitskader/label.
- Normen: het is één ding te zeggen dat er controles op werkzaamheden gebeuren, er moeten ook normen bepaald worden waaraan uitgevoerde werken dienen te voldoen.
Bij de techniek dak (en energieprestatie ervan) zijn, naast de visuele controle van de toegepaste materialen, twee manieren van controleren toepasbaar. Enerzijds kan er een meting van de luchtdichtheid gebeuren, anderzijds kan warmteverlies geïdentificeerd worden door middel van thermografische methodes. Daarnaast kan men net zoals bij het onderwerp kwaliteitskader, denken aan het koppelen van premies of andere initiatieven (EPC) aan het uitvoeren van een controle op de kwaliteit van de uitgevoerde werken.
- Op het vlak van veiligheid bestaat er binnen de bouwsector navb-cnac Constructiv. De oprichting van een soortgelijke organisatie bevoegd voor energieëfficientie en hernieuwbare energie is te overwegen zijn. - Construction Quality (Management en Skills) & BCCA - Energiebewuste Aannemers - Bouwunie - Confederatie Bouw - Seco - Overheden
Short term
- Mensen: om de controles uit te voeren dienen personen opgeleid te worden, in het ideale geval bestaat er dan ook een gestandaardiseerde opleiding: controleur uitgevoerde werken. Actoren
80
Beheersing en opvolging van de techniek Opvolging van de technieken en de juiste toepassingsmethodes is primordiaal. Om dit doel te bereiken dient de hele keten van ontwikkeling correct gevoed te worden: - Als startpunt heeft men de Technische Voorlichting: deze documenten worden opgesteld onder leiding van de Technische Comités van het WTCB of hun werkgroepen. - Technische specificaties: de technische specificaties (STS‟en) zijn documenten die kwaliteitseisen vastleggen en die gebruikt kunnen worden door voorschrijvers. - Anderzijds zijn er de beroepsprofielen in de bouwsector: deze worden idealiter zo nauw mogelijk afgestemd op de bovenstaande documenten. Daar waar de bovenstaande documenten technisch van aard zijn, dienen deze binnen de beroepsprofielen correct vertaald te worden naar competenties binnen het beroep. Deze beroepsprofielen passen binnen de context van opleiding, vorming en training, omdat ze het referentiedocument zijn om de inhoud van onderwijs en verdergezette opleidingen te bepalen. - Op basis van deze beroepsprofielen, met ondersteuning van redactiecomités, worden door de sector handboeken ontwikkeld. Deze handboeken dienen ook afgestemd te worden op de ontwikkelde Technische Voorlichtingen, STS‟en en beroepsprofielen. Deze beroepsprofielen worden niet enkel gebruikt binnen onderwijs, training en vorming. Ze spelen ook een rol binnen bestaande processen van Erkennen van elders verworven competenties (Titels van Beroepsbekwaamheid).
Daarnaast moeten verdergezette opleidingen ook een meer verplichtend karakter krijgen, zodat de technische medewerkers op de hoogte blijven van de evoluties binnen de techniek (ca. €15.000).
Short term 2013: opleidingsmodule “Isolatie van daken” in Isnes, die voor het eerst gebaseerd zal zijn op de nieuwe TV (die momenteel afgewerkt wordt) – organisator: CCW – lesgever: WTCB.
Er is eenduidigheid nodig. De verschillende documenten die hierboven vermeld worden, dienen maximaal afgestemd te worden op: - een technische correcte activiteit; - een activiteit die afgestemd is op de interacties met andere actoren binnen het bouwproces; - de realiteit van de activiteit in het werkveld; -… Best kan er een Werkgroep “Praktische Uitvoering” opgericht worden die op basis van de bestaande en te ontwikkelen basisdocumenten (beroepsprofielen, WTCB-onderrichtingen, …) waakt over de correcte praktische uitvoering van activiteiten. Deze werkgroep kan met andere woorden eenduidig bepalen wat er onder een opleiding dient te vallen. Ontwikkeling van ondersteunende hulpmiddelen: video‟s; gestandaardiseerde “train-the-trainer”opleidingen; … - CSTC-WTCB - Opleidingspartners (publieke opleidingscentra), - Fabrikanten - Fvb-ffc Constructiv
81
Media Portaalsite rond energie-efficiënt bouwen. Met andere woorden een site die voor de verschillende doelpublieken alle nodige informatie rond de bepaalde techniek ter beschikking stelt. Deze informatie kan over verschillende onderwerpen gaan: technieken, materialen, best practices, … Daarnaast kan deze informatie ook op verschillende wijzen aangeboden worden. Dit kan gaan door middel van filmpjes, informatiedossiers, enz. Een dergelijk aanbod kan de zelfstudie van de betrokken actoren stimuleren. Deze website moet voor iedereen toegankelijk zijn (WTCB website is niet volledig toegankelijk voor architecten, ingenieurs en bouwheren).
De sleutel tot succes is de validatie van de informatie die aangeboden wordt via deze portaalsite door de belanghebbenden. Deze belanghebbenden zijn terug te vinden onder de hoofding partners. Indien alle partijen de aangeboden inhoud valideren, kan deze portaalsite ook vermarkt worden als de referentie voor de verschillende activiteiten. Actoren: - Regionale overheden - Europa (om de Europese regelgeving op te volgen) - Beroepsorganisaties - fvb-ffc Constructiv - CSTC-WTCB - Opleidingscentra - Fabrikanten - Handelaars
Short term: Bijeenbrengen van alle betrokkenen voor de opbouw van een project: asap -Realisatie van het project bijeengebracht zijn: 2 jaar.
zodra
de
budgetten
Voor de timing hiervan is het belangrijk dat er bij de verschillende partnerorganisaties trekkers zijn die hun schouders onder dit initiatief willen plaatsen
Motivatie jongeren Goede voorbeelden binnen het bedrijf en de opleidingsinstituten die de opleiding van jongeren verzorgen.
Goede begeleiding van jongeren binnen de onderneming: motivatie van jongeren binnen de groep om de juiste technieken toe te passen. Wedstrijden: o Een voorbeeld van een goede praktijk zijn de werkzaamheden binnen RoofCity. RoofCity zijn de nationale dagen van de dakbedekking die jaarlijks georganiseerd worden. Een onderdeel van deze werkzaamheden is een jaarlijkse nationale wedstrijd voor de beste jonge dakdekkers. o Ontdekkingsdagen rond het beroep van dakwerken. Building Heroes (in het kader van EuroSkills) was in dit opzicht een goed evenement. Momenteel worden soortgelijke activiteiten (maar niet enkel rond dakwerken) verdergezet binnen de bouwsector.
Short term - Gezien de tijdsspanne tussen de opleiding van jongeren en hun integratie binnen de bouwsector enerzijds en de gestelde termijn van de Europese doelstellingen anderzijds wordt hier het best zo snel mogelijk werk van gemaakt. - RoofCity 2014: integratie van het thema „energie‟ in de wedstrijden
82
Een belangrijke uitbreiding voor deze bestaande initiatieven is wel dat isolatie en luchtdichtheid het best geïntegreerd worden in deze wedstrijden, zodat ook deze steeds belangrijker wordende concepten gevalideerd worden. Actoren CCT-CBD BEVAD-ABEE Opleidingsinstituten Fvb-ffc Constructiv CSTC-WTCB Uitwisseling van informatie tussen verschillende regio‟s (lokale kamers bouw)
de
Food for thought/Worth mentioning * Voorgesteld wordt om de toegang tot het beroep te reglementeren en dit idealiter op basis van minimale opleidingsvereisten. * De opvolging van de techniek moet mogelijk maken dat er hulpmiddelen worden ontwikkeld die zich richten op de verschillende doelpublieken: aannemers, arbeiders, … Een interessant intermediair publiek kunnen de verkopers/handelaars zijn. Dit kanaal biedt de mogelijkheid om die aannemers en technische medewerkers te bereiken die niet onmiddellijk participeren in opleiding. Daarenboven kan vastgesteld worden dat deze groep meer en meer een rol van raadgever/adviseur begint te vervullen.
83
8.1.9. Zonwering Priority measure
Resources required to drive the implementation/Accompanying measures
Monitoring of the progress of the proposed measures
Uniforme opleiding Voor plaatsers zouden de verschillende fabrikantenopleidingen eigenlijk best naast elkaar geplaatst worden om er door een neutrale instantie een meer algemene opleiding uit te puren.
1.Identificeren van wat er al bestaat als opleidingen, zowel bij fabrikanten, bij commerciële opleidingscentra als bij andere opleidingscentra. Daarnaast moet ook bepaald worden wat de doelstelling is per doelgroep
Short Term Evaluatie door het fvb-ffc constructiv.
2.Experten van het werkveld bepalen de inhoud van het programma. Er worden modules uitgewerkt die afgestemd zijn op de doelgroep (€ 15.000/module) 3.Experten bepalen op basis van dit in te vullen programma het nodige „lesmateriaal 4.Opzetten van een pilootopleiding 5.Train the trainers (ca. € 15.000) 6.Pilootopleiding met trainers en de doelgroep 7.Opstarten van de opleiding 8.Up-to-date houden van de opleiding Wat is nodig? Kennis Pedagogisch materiaal (syllabus, producten, films) (ca. 150.000) Opleidingsruimte Opleiders/leerkrachten Werfbezoeken en open werven Barrières Opleiders moeten gevonden worden
presentaties,
84
Geld Opleidingsruimtes vinden, veel capaciteit van opleidingscentra zit momenteel al volledig vol. Analyse van het beroep, er dient een duidelijke afbakening te komen. Genoeg fabrikanten moeten hun schouders achter dit geheel zetten. Lesmateriaal moet up-to-date blijven Tewerkstelling ligt bij de overheid
Welke partners zijn nodig? Fabrikanten Kenniscentra (WTCB – Tecnolec) Opleidingscentra (publieke, private en commerciële) Opleidingsfondsen (fvb-ffc Constructiv, Vormelek) De betrokken overheid(sdienst) Beroepsverenigingen (Confederatie Bouw, Bouwunie, Agoria, …) Mixed training Op het vlak van opleiding is er een belangrijke nood aan responsabilisering op het vlak van coördinatie. Vandaar dat het voorstel wordt gedaan op mixed trainingen uit te werken en aan te bieden. Dit zijn dan geen opleidingen die zich richten op de traditionele doelpublieken (homogene) of het moeten hebben van een theoretische opleiding. Het zijn echter wel opleidingen opgevat als workshops waarin mensen uit verschillende disciplines aanwezig zijn en die zich eerder richten naar de praktijk, dan wel naar theoretische beschouwingen.
Een deel van de modules die ontwikkeld worden in het kader van de uniforme opleiding kunnen parallel aangeboden worden (ca. 15.000/module). Met andere woorden, sommige modules zijn ontwikkeld voor een specifieke doelgroep. Enkele modules van deze uniforme opleiding worden uitgewerkt, onafhankelijk van een bepaalde doelgroep. Er zijn dus parallelle sessies en gemeenschappelijke sessies.
Mid term Evaluatie door het fvb-ffc constructiv.
Welke partners zijn nodig? Fabrikanten Kenniscentra (WTCB – Tecnolec) Opleidingscentra (publieke, private en commerciële) Opleidingsfondsen (fvb-ffc Constructiv, Vormelek) De betrokken overheid(sdienst) Beroepsverenigingen (Confederatie Bouw, Bouwunie, Agoria, Verozo…)
85
Aanbieden demo-filmpjes Een heel concreet voorstel is het aanbieden van demo-filmpjes aan de personen die actief zijn binnen de sector. Deze zouden niet alleen (passief) ter beschikking kunnen gesteld worden (online of andere dragers), maar ook gebruikt worden binnen opleidingen. Er werd voorgesteld om bijvoorbeeld montages te filmen bij fabrikanten, maar het platform en de aanmaak worden beter in de volgende bijeenkomst geconcretiseerd.
Een campagne die gericht is op het groot publiek en een campagne die zich richt op een professioneel publiek. Het mag ook duidelijk zijn dat deze demo-filmpjes zeker en vast ondersteunend zijn voor wat betreft de sensibilisering zoals besproken in het initiatief met betrekking tot de sensibilisatie. Ter illustratie wordt het voorbeeld van een promofilmpje in Nederland rond het belang van ventilatie gepresenteerd:
Short term Monitoring kan geschieden door het bijhouden van statistieken van het aantal bezoekers en eventueel het „lokken‟ van bijkomende bezoekers door acties.
•http://www.youtube.com/watch?v=8ENATggW_ss •Binnen WTCB is er ook een informatieve film ontwikkeld rond het thema ventilatie: http://www.youtube.com/watch?v=JGgWJyGqDVU •Ook voor zonwering heeft de Nederlandse belangenvereniging ROMAZO een filmpje gemaakt: http://www.youtube.com/watch?v=0sFwPKVQk00 Voorbeelden van fabrikanten en werven, kennis van WTCB is nodig. Het zal zaak zijn om de krachten te bundelen. Men zou kunnen denken aan het voeren van een campagne onder één noemer, met name alle energetische „ingrepen‟ bundelen onder 1 noemer (campagne 20-20-20). Een dergelijke campagne moet ondersteund worden vanuit de overheid (vb. in VL kaderen binnen Vlaanderen in Actie, in Wallonië binnen het Marshall plan. Ondersteuning van de overheid is dus van groot belang. De verschillende overheden hebben al bestaande platformen die informatie ter beschikking stellen van het grote publiek, zoals www.energiesparen.be. Deze bestaande platformen zouden best gebruikt worden als communicatie-
86
instrument naar het publiek toe. Ca. €500.000 à 600.000. Partners:
Bedrijven VEROZO Architecten verenigingen WTCB Overheid (VEA, SPW-DGO4, IBGE-BIM, maar eventueel ook andere betrokken en/of bevoegde overheden zoals onderwijs, gezondheid, ect.) Gespecialiseerde firma‟s Onderwijs
Sensibilisering Meer kennis rond de thematiek zonwering moet bij verschillende doelpublieken terecht komen, zoals daar zijn: de arbeiders, de aannemers, de bouwheer, … Deze bewustwording kan zich richten op het “waarom” van zonwering. Op dit vlak is er belangrijk tekort aan inzichten bij het publiek. Daarnaast is er het verschil tussen het belang van zonwering in winter en zomer.
Een campagne die gericht is op het groot publiek en een campagne die zich richt op een professioneel publiek. Het mag ook duidelijk zijn dat deze demo-filmpjes zeker en vast ondersteunend zijn voor wat betreft de sensibilisering zoals besproken in het initiatief met betrekking tot de sensibilisatie. De campagne gericht op het groot publiek kan gebruik maken van TV, radio, algemene pers en de scholen. De campagne die zich richt op ontwerpers kan gebruik maken van gespecialiseerde kanalen/publicaties die architecten en ingenieurs kunnen bereiken.
Short term
Hier wordt wel gesteld dat de basisinfo voor een sensibiliseringscampagne zeker beschikbaar is. Deze basisinformatie zal wel aan de verschillende doelgroepen moeten aangepast worden.
87
Daarnaast is er ook een financiële inspanning nodig. Partners: VEROZO WTCB Overheid (VEA, SPW-DGO4, IBGE-BIM, maar eventueel ook andere betrokken en/of bevoegde overheden zoals onderwijs, gezondheid, ect.) Gespecialiseerde firma‟s (communicatie) Onderwijs Kwaliteitskader Er dient een kader gecreëerd te worden dat de evaluatie van de kwaliteit van de werken toelaat. Dit kwaliteitskader kan zich zowel richten op het resultaat van de installatie van de zonwering, als op de kwaliteit van de persoon die de installatie verzorgt. In het ene geval kunnen we denken aan een luchtdichtheidsmeting of thermografische foto, in het andere geval aan een (vrijwillige) certificatie van de installateur. Daarnaast kan als hefboom het koppelen van een stimulans (subsidie, etc.) aan beide trajecten. Concrete voorstellen hierrond houden bijvoorbeeld in: Certificatie na een „gestandaardiseerde‟ opleiding, gevolgd door een proef. Na certificatie kunnen door middel van steekproeven opvolgingen gebeuren, eventueel met mogelijke sancties. Daarnaast wordt er gesteld dat een dergelijk kwaliteitskader indien mogelijk vrijwillig is, maar verplicht is als het moet.
Dit kwaliteitskader kan uitgewerkt worden parallel aan bestaande schema‟s. Koppelen van dit kader aan incentives. Daarnaast wordt de link gelegd met de sensibilisatie. Een dergelijke campagne kan een vraag doen ontstaan naar kwalitatieve installaties.
Short term
Uitvoeringsgericht. Controle op plaatsing (steekproefmatig). Uitwerken van een kwaliteitssysteem (voor 2015). Er zijn wel enkele barrières te melden: De complexiteit. Men heeft enerzijds de nieuwbouw en de renovatie markt. Daarnaast heeft men de residentiële bouw en de niet-residentiële bouw. Sensibilisering, men moet alle betrokken partijen meekrijgen. Er is nog niets, men zal dus van nul moeten starten. Partners: BUtgb / BCCA Fabrikanten, Plaatser (bevoegde) overheid (ontwikkeling van een STS,…)
88
Energiecoördinator Er wordt voorgesteld om een nieuwe „functie‟ in het leven te roepen, een soort van energiecoördinator die alle activiteiten die raken aan energiezuinig bouwen coördineert. Integratie van verschillende systemen is namelijk noodzakelijk van bij het begin van de werkzaamheden, vaak loopt het daar mis. Het voorschrift van het zonnescherm zou al van voor de werken moeten beschikbaar zijn, zodanig dat het op de nieuwbouw of op het renovatieproject is afgestemd.
Rekrutering bij mensen met werfervaring. Ontwikkelen van een nieuw opleidingstraject in onderwijs.
Mid-term
Wat is er nodig: Naast IQ zal er voor een dergelijke functie ook een mate van EQ nodig zijn. Met andere woorden, er wordt gewezen op het belang van soft skills, respect voor andere actoren op de werf, alle bouwelementen in een groter kader kunnen bekijken, etc. Barrières Dit is een nieuwe functie! Het zal op een werf een extra kost betekenen. Op de een of andere manier zal duidelijk gemaakt moeten worden dat er een terugverdieneffect is. Tegenwerking van andere actoren. Er zal een aanbod moeten bestaan van mensen die het juiste profiel hebben om deze functie te vervullen.
Informatiedoorstroming Oprichten van een communicatiekanaal waar alle relevante informatie voor de plaatser terug te vinden is: •Database met best practices •Bouwdetails (eventueel onder de vorm van een applicatie voor draagbare computers, in welke vorm dan ook, tablet, smartphone, …) •Simulatietools
Deze informatie dient op een overkoepelend en gecentraliseerde wijze aangeboden te worden. Versnippering van de kanalen is uit den boze. Er dient dus een platform gecreëerd te worden met diverse tools: •Vragen en antwoorden •Demo‟s (zie voorgaande initiatief) •Bouwdetails (van neutrale aard)
Short term Monitoring van de doorstroming door evaluatie van de betrokken actoren.
Actoren: Fabrikanten Onderzoeksinstituten Onderwijs Overheid (bv. Via de verschillende gewestelijke platformen die er bestaan zoals
89
www.energiesparen.be kan gecommuniceerd worden. Langs de ander kant bestaat er ook de noodzaak dat de overheid goed geïnformeerd wordt over technologische implicaties op EPB) Architecten
Food for thought/Worth mentioning • De initiatieven richten zich best op de energetische component aangezien dit de scope is van het project build up skills. • De uitvoering van installatie van zonwering mag zeker een specialisatie worden. Met andere woorden aan opleiding buitenschrijnwerk, met een aansluitende specialisatie opleiding zonwering- en toegang- en sturingstechiek. • Men dient een goede afspraak te maken rond het profiel van de installateur van zonwering. • In Nederland bestaat het kwaliteitslabel “HR Zonwering”. Dit is gelanceerd door ROMAZO.
90
BUILD UP Skills The EU Sustainable Building Workforce Initiative in the field of energy efficiency and renewable energy BUILD UP Skills is a strategic initiative under the Intelligent Energy Europe (IEE) programme to boost continuing or further education and training of craftsmen and other on-site construction workers and systems installers in the building sector. The final aim is to increase the number of qualified workers across Europe to deliver renovations offering a high energy performance as well as new, nearly zeroenergy buildings. The initiative addresses skills in relation to energy efficiency and renewable energy in all types of buildings. BUILD UP Skills has two phases: I. First, the objective is to set up national qualification platforms and roadmaps to successfully train the building workforce in order to meet the targets for 2020 and beyond. II. Based on these roadmaps, the second step is to facilitate the introduction of new and/or the upgrading of existing qualification and training schemes. Throughout the whole duration of the initiative, regular exchange activities are organised at EU level to underline the European dimension of this important initiative and to foster the learning among countries. The BUILD UP Skills Initiative contributes to the objectives of two flagship initiatives of the Commission’s ‘Europe 2020’ strategy — ‘Resource-efficient Europe’ and ‘An Agenda for new skills and jobs’. It is part of the Commission's Energy Efficiency Action Plan 2011. It will also enhance interactions with the existing structures and funding instruments like the European Social Fund (ESF) and the Lifelong Learning Programme and will be based on the European Qualification Framework (EQF) and its learning outcome approach.