Brzo 1999 & Arie Een kennismaking
Inhoud Inleiding 3 Het Brzo en de Arie op hoofdlijnen 4 Hoofdlijn van het Brzo 1999 4 Hoofdlijn van de Arie 4 Waar valt uw bedrijf onder? 5 Uw bedrijf valt onder het Brzo 1999 5 PBZO-bedrijven 5 VR-bedrijven 5 Uw bedrijf valt onder de Arie 5 Wat alle Brzo- en Arie-bedrijven moeten doen 6 Maatregelen 7 Preventiebeleid zware ongevallen (PBZO) 7 Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) 7 Extra taken voor PBZO-bedrijven 8 Extra taken voor VR-bedrijven 8 Veiligheidsrapport (VR) 8 Ongevalscenario 9 Intern noodplan 10 Stoffenlijsten 11 Dominoaanwijzing 11 Waarschuwing omliggende bedrijven 11 Extra taken voor Arie-bedrijven 12 Regelmatige identificatie gevaarlijke stoffen 12 Kwantificering risico’s 12 Aanvulling intern noodplan 12
Inleiding Gevaarlijke stoffen kunnen leiden tot ongevallen. Hiervan kunnen we veel leren. We kunnen de oorzaken achterhalen en daarna maatregelen treffen om herhaling te voorkomen. Grote ongevallen met gevaarlijke stoffen, zoals die in de jaren zeventig plaatsvonden bij Flixborough en Seveso, hebben de Europese Commissie ertoe bewogen in de jaren tachtig de eerste Sevesorichtlijn op te stellen die inmiddels is opgevolgd door ‘richtlijn 96/82/EC’ of ‘de Seveso II-richtlijn’. Deze laatste richtlijn is met het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo 1999) en de Regeling risico’s zware ongevallen 1999 (Rrzo 1999) in de Nederlandse wetgeving verwerkt. Ze zijn op die manier gekoppeld aan de Wet milieubeheer, de Arbeidsomstandighedenwet, de Brandweerwet en de Wet rampen en zware ongevallen. Er is ook een groep bedrijven die weliswaar veel gevaarlijke stoffen in huis heeft, maar die ‘buiten de poort’ geen schade geven en daarom niet onder het Brzo 1999 valt. Voor hen bestaat de zogenoemde Arie-verplichting. Deze Aanvullende verplichtingen risico-inventarisatie en -evaluatie zijn opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Zowel het Brzo 1999 als de Arie zijn bedoeld om de risico’s van de opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen in beeld te krijgen en er goede maatregelen tegen te treffen. Zo blijft Nederland veilig. Deze informatiefolder is bedoeld voor bedrijven die voor het eerst in aanraking komen met het Brzo 1999 en/of de Arie.
Brzo 1999 en Arie
3
Het Brzo 1999 en de Arie op hoofdlijnen Hoofdlijn van het Brzo 1999 Het Brzo 1999 gaat over het voorkómen van ongevallen en over de beheersing van effecten voor het geval ze zich toch voordoen. Als in het Brzo 1999 sprake is van risico’s, dan zijn dat de risico’s voor mensen binnen en buiten het bedrijf en voor het milieu. De bedoeling van de wetgeving is de kans op zware ongevallen te verkleinen, maar zij besteedt bovendien aandacht aan de beperking van de gevolgen. Veilige inzet en taken van bedrijfs- en overheidsbrandweer zijn daarom ook van groot belang. Als uw bedrijf onder de werkingssfeer van het Brzo 1999 valt, moet u de gevaren van gevaarlijke stoffen inventariseren, de risico’s inschatten die bij die gevaren horen en alle maatregelen treffen om die risico’s te beheersen, zowel technisch als organisatorisch. Dat betekent in de praktijk dat u daarvoor beleid formuleert en een veiligheidsbeheerssysteem invoert om het beleid te kunnen uitvoeren. Het beleid en het beheerssysteem vormen samen het veiligheidsmanagementsysteem (VMS). Het VMS waarborgt dat: • alle noodzakelijke passende maatregelen zijn of worden getroffen; • de maatregelen blijven werken; • de stand van de techniek en de wetenschap worden bijgehouden.
Hoofdlijn van de Arie De Arie heeft dezelfde doelstelling en voor een groot deel dezelfde verplichtingen als het Brzo 1999. Het verschil is dat bij Arie-plichtige bedrijven het effect van een ongeval met een gevaarlijke stof binnen de poort blijft. Dat betekent dat vooral degenen die zich op het bedrijfsterrein bevinden, risico’s lopen en moeten worden beschermd.
4
Brzo 1999 en Arie
Waar valt uw bedrijf onder? Uw bedrijf valt onder het Brzo 1999
Uw bedrijf valt onder de Arie
Of uw bedrijf onder de werkingssfeer van het Brzo 1999 valt, is afhankelijk van de soorten en de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die u in de vergunning Wet milieubeheer (de milieuvergunning) zijn toegestaan. U moet hier zelf op letten; u moet aan de overheid meedelen dat u Brzo-plichtig bent. Als dit het geval is, zal het bevoegd gezag Wet milieubeheer dit schriftelijk aan u bevestigen.
De Arie gaat niet uit van vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen zoals het Brzo 1999 maar van daadwerkelijk aanwezige hoeveelheden in een afgebakende installatie. Deze waarde wordt vergeleken met grenswaarden die in de beleidsregel 2-2*, ‘Verplichtstelling Aanvullende eisen risicoinventarisatie en -evaluatie, aanwijzing installaties’, zijn opgenomen. Informatie hierover vindt u op de website van de Inspectie SZW, www.inspectieszw.nl, onder het onderwerp ‘Grote risico’s gevaarlijke stoffen’. Afhankelijk van de omstandigheden − installatie in een gebouw of buiten, druk, temperatuur en dergelijke − wordt een correctiefactor toegepast. Zo valt een bedrijf dat bewerkingen op gevaarlijke stoffen loslaat, eerder onder de Arie dan een bedrijf dat diezelfde gevaarlijke stoffen alleen maar in een verpakking opslaat. Een ander voorbeeld is dat een installatie in een gebouw risicovoller is voor werknemers dan een installatie die buiten staat. Een installatie binnen zal daarom eerder onder de Arie vallen. U moet als bedrijf zelf vaststellen of u onder de Arie valt en als dat zo is, moet u dit melden aan de Inspectie SZW.
De hoeveelheid gevaarlijke stof die u in de milieuvergunning is toegekend, bepaalt onder welke categorie uw bedrijf valt; er zijn er namelijk twee. Er bestaan PBZO-bedrijven en VR-bedrijven. U bent onder andere VR-plichtig als u 50 ton of meer zeer licht onvlambare vloeistoffen volgens de vergunning mag hebben. Als u bijvoorbeeld 10 ton of meer, maar minder dan 25 ton chloor mag hebben, bent u PBZO-plichtig. PBZO-bedrijven Elk PBZO-bedrijf moet aan de algemene eisen van het Brzo 1999 voldoen. In het Brzo 1999 zijn deze opgenomen in paragraaf 2. VR-bedrijven Elk VR-bedrijf moet aan dezelfde verplichtingen voldoen als de PBZO-bedrijven. Ze moeten als aanvulling daarop ook aan de eisen voldoen die in paragraaf 3 van het Brzo 1999 zijn opgenomen. Verderop in deze folder vindt u terug wat al deze verplichtingen voor beide categorieën inhouden.
* Deze beleidsmaatregel komt mogelijk te vervallen. Informatie daarover vindt u te zijner tijd op de website van de Inspectie SZW (www.inspectieszw.nl). Brzo 1999 en Arie
5
Wat alle Brzo- en Arie-bedrijven moeten doen Bedrijven kunnen zowel Arie-plichtig als Brzo 1999-plichtig zijn. Mocht dat voor u het geval zijn, dan worden de verplichtingen die gelden zoveel mogelijk gemeenschappelijk bekeken, zodat u geen last hebt van ‘stapeling’ van regels. Zo wordt ook voorkomen dat u informatie twee keer moet aanleveren. U zult merken dat, indien bij een Brzo 1999-inspectie het veiligheidsbeheerssysteem uitgebreid is geïnspecteerd, dit niet wordt overgedaan bij een Arie-inspectie. Het Brzo 1999 en de Arie hebben veel gemeen. Dat ziet u in de tabel hieronder. In geval van overlappende eisen behoeft uiteraard geen dubbel werk te worden gedaan. De kleuren in de tabel corresponderen met de kleuren van de pagina’s hierna. Daar vindt u de toelichting bij de desbetreffende onderwerpen.
Brzo 1999 PBZO-bedrijven VR-bedrijven Algemene eisen Maatregelen PBZO VBS
Arie
Extra taken Veiligheidsrapport opstellen Ongevalscenario Intern noodplan Stoffenlijst Domino Waarschuwen omgeving
In alle gevallen moet een bedrijf aantoonbaar de juiste maatregelen treffen en onderhouden, een preventiebeleid zware ongevallen (PBZO) voeren en een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) hebben. Wat deze algemene eisen voor u betekenen, lichten we hierna toe.
6
Brzo 1999 en Arie
Maatregelen
Veiligheidsbeheerssysteem (VBS)
De gevaarlijke stoffen zitten in installaties of verpakkingen (omhullingen). De gevaarlijke stoffen mogen niet onbedoeld naar buiten kunnen komen. Daarvoor zijn technische en/of organisatorische maatregelen noodzakelijk. Welke maatregelen dat moeten zijn, is afhankelijk van de risico’s die met het VMS worden vastgesteld. Met die maatregelen worden de risico’s afdoende beheerst. Een voorbeeld van een organisatorische maatregel is een procedure. Een technische maatregel is bijvoorbeeld een overvulbeveiliging. Combinaties zijn denkbaar, bijvoorbeeld dat een operator volgens procedure ingrijpt als een niveaumeter aangeeft dat een bepaald niveau is overschreden.
Op de website www.brzo99.nl vindt u uitgebreide informatie over de inhoud van een VBS. Er is voor de opzet van een VBS een Nederlands Technische Afspraak, NTA 8620, opgesteld. Deze NTA 8620 is te downloaden van de website van het Nederlands Normalisatie-instituut NEN (www.nen.nl, zoekopdracht ‘nta 8620’. Op de website www.brzo99.nl vindt u, als u de zoekopdracht ‘nta 8620’ ingeeft, een voorbeeld van de invoering van een VBS bij een opslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen. Het veiligheidsbeheerssysteem is erop gericht zware ongevallen te voorkomen en heeft allerlei relaties met andere systemen binnen het bedrijf. Daarom wordt eerst beschreven welke delen van het algemene beheerssysteem binnen een bedrijf voor het PBZO en VBS van belang zijn. Daarna volgen nog zeven elementen. a. Algemene onderdelen van het beheerssysteem die relevant zijn om het PBZO te kunnen vaststellen en uitvoeren. b. Organisatie en werknemers. c. Identificatie van de gevaren en beoordeling van de risico’s. d. Beheersing van de uitvoering. e. De wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen. f. Planning voor noodsituaties. g. Toezicht op de prestaties. h. Audits en beoordeling.
Preventiebeleid zware ongevallen (PBZO) Het beleid van een bedrijf maakt duidelijk welke doelstellingen er zijn als het gaat om het voorkomen van zware ongevallen en het beperken van de gevolgen ervan. Kortom, wat het bedrijf nastreeft. Dit beleid wordt beschreven in het PBZO-document. Wat er allemaal in een PBZO-document moet staan, kunt u vinden op de website www.brzo99.nl. Zoek op ‘PBZO-document’. Er wordt van u verwacht dat u de volgende onderwerpen definieert in het PBZO-document: • doelstellingen (SMART * geformuleerd); • de beginselen (principes) van het beleid; • risico’s op hoofdlijnen; • beginselen van het veiligheidsbeheerssysteem uitgewerkt in de zeven VBS-elementen (zie rechterkolom); • de gehanteerde risicocriteria; • de samenhang tussen risico’s en maatregelen. Als alle zes hoofdaandachtsgebieden beschreven zijn, moet het PBZO-document actueel worden gehouden en op het bedrijf voor intern gebruik en ten behoeve van inspecties beschikbaar zijn.
Het PBZO en het VBS vormen samen het veiligheidsmanagementsysteem, VMS. Door hiermee bewust te werken, bereikt u dat het systeem steeds verbetert. Ook is in een goed systeem ingebouwd dat de stand van de techniek en de stand van de wetenschap worden gevolgd. Bij de opzet van het PBZO en het VBS laten bedrijven zich soms bijstaan door ingenieursbureaus en door brancheorganisaties. Zorg er wel voor dat het uw aanpak is, u en uw werknemers moeten hier per slot van rekening mee aan het werk!
* S = specifiek, M = meetbaar, A = acceptabel, R = realistisch en T = tijdgebonden. Brzo 1999 en Arie
7
Extra taken voor PBZO-bedrijven Een PBZO-bedrijf moet aantoonbaar de juiste maatregelen treffen en onderhouden, een preventiebeleid (PBZO) voeren en een veiligheids beheerssysteem (VBS) hebben. Maar behalve dat, moet het rekening houden met de consequenties van de dominoaanwijzing als die consequenties door een ander Brzo-bedrijf kenbaar zijn gemaakt (zie blz. 11).
Extra taken voor VR-bedrijven Bedrijven die meer dan de bovengrens aan gevaarlijke stoffen vergund hebben gekregen − VR-plichtige bedrijven − moeten een aantal extra taken uitvoeren. Behalve dat een VR-bedrijf aantoonbaar de juiste maatregelen moet treffen en onderhouden, een preventiebeleid (PBZO) moet voeren en een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) moet hebben, heeft het de volgende extra taken: • een veiligheidsrapport (VR) opstellen; • ongevalscenario(’s) maken; • een intern noodplan opstellen; • stoffenlijsten opstellen; • rekening houden met dominoaanwijzing; • waarschuwen omliggende bedrijven. Hierna leggen we uit wat dat betekent.
Veiligheidsrapport (VR) VR-bedrijven moeten met een veiligheidsrapport (VR) aantonen dat ze de risico’s beheersen. De inhoud van het VR moet met de werknemers zijn 8
Brzo 1999 en Arie
besproken. Bovendien moet het rapport ingezien kunnen worden door werknemers (medezeggenschapsorgaan) en door de betrokken deskundigen en/of arbodiensten. In het VR is in hoofdlijnen de informatie opgenomen waarmee wordt aangetoond dat: • een beleid om zware ongevallen te voorkomen en een veiligheids beheerssysteem zijn ingevoerd; • de gevaren van zware ongevallen zijn geïdentificeerd en maatregelen zijn getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken; • het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van alle installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de inrichting, veilig en betrouwbaar zijn; • een intern noodplan is gemaakt. In Publicatie Gevaarlijke Stoffen nummer 6 (PGS 6) is de opzet van het VR uitgebreid beschreven. U kunt dit document downloaden van www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl.
Ongevalscenario Een ongevalscenario beschrijft wat er misgaat binnen een installatie voordat de gevaarlijke stof er onbedoeld uitkomt. Tevens beschrijft het scenario wat de gevolgen (effecten) kunnen zijn van het vrijkomen van de gevaarlijke stof(fen). Een ongevalscenario beschrijft bovendien de maatregelen die zijn getroffen om het zware ongeval te beheersen. Het scenario wordt gepresenteerd als ‘vlinderdas’ (zie afbeelding). Het centrum bestaat uit het onbedoeld uit de omhulling komen van de gevaarlijke stof of stoffen, het zogenoemde LOC (loss of containment). Links van het LOC zijn, in de vorm van een foutenboom, de oorzaken weergegeven, vanaf de mogelijke basisoorzaken tot de directe oorzaak die leidt tot het falen van de omhulling. Er wordt een pad gegeven langs de maatregelen die ingevoerd zijn maar die uiteindelijk niet werken waardoor de gevaarlijke stof toch vrijkomt. Als dat gebeurt, kan de stof in brand raken of een explosie veroorzaken of als giftige stof in de lucht, de bodem of het water komen en zo gevaar voor de mens en milieu opleveren. Rechts van het LOC is in een ongevalscenario de zogeheten gebeurtenissenboom gegeven. Hier wordt duidelijk dat het effect van de vrijgekomen stof naarmate steeds meer maatregelen falen ook steeds ernstiger wordt. Een voorbeeld is de opvangbak die overloopt waardoor de gevaarlijke stof zich over een groter oppervlak verspreidt en in een gebied kan komen waar gevaar voor ontsteking groter is dan vlakbij de tank, enz.
Brzo 1999 en Arie
9
Schematisch weergegeven ongevalscenario
Basisoorzaken
Mogelijke oorzaak
Maatregel
LOC
Ge
ten Fou
be
om bo borgen
urt
en
iss e
nb o
om
Deze manier van beschrijven helpt het ontstaan van ongevallen beter te begrijpen zodat de juiste maatregelen kunnen worden getroffen.
Intern noodplan Een intern noodplan beschrijft de maatregelen die in werking treden om de effecten van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen te beperken, als die situatie zich voordoet. Het intern noodplan bevat de volgende onderwerpen. • De maatregelen ter beheersing van voorzienbare omstandigheden of gebeurtenissen die tot een zwaar ongeval kunnen leiden inclusief de veiligheidsuitrusting en -middelen. Het betreft vooral maatregelen in de rechterkant van de ‘vlinderdas’. • Regeling om eigen personeel op te leiden dat de noodzakelijke taken ten tijde van nood adequaat moet uitvoeren. • Wie is bevoegd om noodprocedures in werking te stellen? • Wie heeft de leiding en wie coördineert de noodmaatregelen? • Wie is verantwoordelijk voor contacten met externe autoriteiten? • Regeling om de autoriteiten in te lichten. • Regeling voor verlening van steun aan externe bestrijdingsmaatregelen. Het interne noodplan wordt actueel gehouden en regelmatig beproefd, geëvalueerd en zo nodig gewijzigd. Het interne noodplan en de wijzigingen worden opgesteld in overleg met de werknemers. Meer informatie over het intern noodplan kunt u vinden op de website www.brzo99.nl (zoekopdracht ‘intern noodplan’).
10
Brzo 1999 en Arie
Stoffenlijsten Een VR-bedrijf moet twee stoffenlijsten bijhouden. De openbare lijst is voor iedereen opvraagbaar en bevat ten minste de chemische stofnaam of de handelsnaam van de gevaarlijke stoffen (producten, tussenproducten en eindproducten). De tweede lijst is specifiek opgesteld voor de hulporganisaties die in geval van een zwaar ongeval of ramp op het terrein hun functie komen uitoefenen. Deze lijst bevat per installatie de gevaarlijke stoffen met minimaal de chemische stofnaam of handelsnaam, de maximaal aanwezige hoeveelheid, het CAS-nummer, het UN-nummer en het GI-nummer. De informatie over de identificatie van de stof en de gevaarsaspecten moet door de leverancier van de gevaarlijke stoffen worden verstrekt. Als deze informatie niet beschikbaar is, dan moet het gevaarsaspect van de gevaarlijke stof of het mengsel worden aangeduid (‘ontplofbaar’, ‘brandbaar’ en/of ‘gevaar voor ontstaan van een toxische wolk’).
Dominoaanwijzing VR- en PBZO-bedrijven die vlak bij elkaar liggen, kunnen elkaars risico’s versterken en elkaars gevaren vergroten. Een explosie bij het ene bedrijf kan bijvoorbeeld tot brand of explosie bij het andere bedrijf leiden. Dit wordt het domino-effect genoemd. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen VR- (maar ook PBZO-)bedrijven worden aangewezen door het bevoegd gezag Wet milieubeheer. Het gevolg van de dominoaanwijzing is dat die bedrijven relevante gegevens moeten uitwisselen over de gevaren en de risico’s. Het PBZO-document en het interne noodplan moeten rekening houden met die verkregen gegevens.
Waarschuwing omliggende bedrijven Een VR-bedrijf moet communiceren met alle omliggende bedrijven die te maken zouden kunnen krijgen met de gevolgen van een zwaar ongeval bij dat bedrijf. De inhoud van de communicatie betreft de algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het risico voor de veiligheid van de werknemers in het naburige bedrijf. Deze bedrijven moeten zich ook voorbereiden op de beheersing van die risico’s.
Brzo 1999 en Arie
11
Extra taken voor Arie-bedrijven Voor een Arie-bedrijf is de regelgeving strenger dan voor een PBZO-bedrijf. De reden daarvoor is dat een goede bescherming van de werknemers bij deze bedrijven vooropstaat. Een Arie-bedrijf moet aantoonbaar de juiste maatregelen treffen en onderhouden, een preventiebeleid (PBZO) voeren en een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) hebben. Aanvullend moet een Arie-bedrijf ongevalscenario’s beschrijven en een intern noodplan opstellen. Bij het beschrijven van de ongevalscenario’s moeten de risico’s van gevaarlijke stoffen worden geïdentificeerd en waar mogelijk gekwantificeerd. Deze activiteiten moeten regelmatig herhaald worden om veranderingen te verwerken. Ook moet een Arie-bedrijf omliggende bedrijven waarschuwen. Deze verplichtingen zijn in het hoofdstuk van VR-bedrijven weliswaar uitgewerkt, maar zitten voor Arie-bedrijven net wat anders in elkaar. Meer informatie hierover vindt u op de website van de Arbeidsinspectie, www.arbeidsinspectie.nl (zoek op ‘grote risico’s gevaarlijke stoffen’).
Regelmatige identificatie risico’s gevaarlijke stoffen De risico’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen moeten systematisch en regelmatig worden geïdentificeerd en geëvalueerd aan de hand van vastgestelde procedures. Die regelmaat zorgt ervoor dat dat gebeurt bij normale werking en bij abnormale werking van de installatie of het chemische proces. Hierbij wordt rekening gehouden met aanwezigheid van andere stoffen die in een specifieke situatie het risico op een zwaar ongeval zouden kunnen vergroten.
Kwantificering risico’s De scenario’s voor mogelijke zware ongevallen worden beschreven. De ongevalscenario’s houden rekening met externe gevaren voor de installatie. De kans op een zwaar ongeval en het effect ervan worden in de scenario’s zoveel mogelijk gekwantificeerd. (Zie verder onder Ongeval scenario op blz. 9);
Aanvulling intern noodplan Het intern noodplan houdt rekening met de risico’s van zware ongevallen (dus niet alleen met de effecten van vrijkomende gevaarlijke stoffen). Bovendien wordt het ten minste eenmaal per drie jaar beproefd en geëvalueerd. Natuurlijk wordt het aangepast als de uitkomsten dat nodig maken. Bovendien krijgen alle relevante belanghebbenden (bijvoorbeeld werknemers) een exemplaar.
12
Brzo 1999 en Arie
Vragen? We kunnen ons voorstellen dat u vragen hebt nadat u deze folder hebt gelezen. Veel antwoorden vindt u op www.brzo99.nl. Deze website bevat informatie over de wetgeving (het Brzo 1999) en over de rol en werkwijze van de overheden. Als u niet vindt wat u zoekt, kunt u terecht bij het Agentschap NL als het gaat om het Brzo 1999 en bij het ministerie van SZW als u meer wilt weten over de Arie. De contactgegevens staan hieronder. Rijkswaterstaat, LAT bureau Postbus 93144 2509 AC Den Haag Telefoon (070) 373 55 80 Een e-mail stuurt u via www.brzo99.nl Onder de knop ‘Contact’ vindt u een contactformulier. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Een e-mail stuurt u via www.szw.nl Onder de knop ‘Contact’ vindt u een contactformulier. Postbus 90801 2509 LV Den Haag Telefoon 1400 (lokaal tarief ) Op de websites van het ministerie van SZW, www.szw.nl en van de Inspectie SZW, www.inspectieszw.nl vindt u uitgebreide informatie over de beleidsterreinen, zoals het Brzo 1999 en de Arie. Aan deze folder kunt u geen rechten ontlenen.
Brzo 1999 en Arie
13
Colofon Deze publicatie is uitgegeven door Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid/Inspectie SZW Postbus 90801 2509 LV Den Haag Redactie Zij van boven, Bussum Vormgeving Grafisch Buro Van Erkelens, Den Haag Druk vijfkeerblauw Bestelnummer SSS-622546 © januari 2014
14
Brzo 1999 en Arie
Deze brochure is een uitgave van: Inspectie SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
SSS_6225446 | vijfkeerblauw