JAARVERSLAG 2012
EUPEN LEUVEN LA SAMBRE
NGI IGN
Pumpwerk Schl.
Syn.
THUIN
Les Piges Bazelaar
…tang St-Roch NGI Le Grand Etangngi (Jacques Brel) Floreff IGN
ZellikPumpwerk
LilleALBERTKANAAL
ENGIS
Wolfbuch
Arbre St-HubertHasselbach
DONK Busch Zenne Pomp.
ALBERTKANAAL
Ciney
Silly
Bazelaar Les Piges
MEER Post.XNAMUR
ZONIËNBOS
HOUFFALIZE
GENT
Bastogne Post.X
Brasschaat
LUIK
Sabl. Sandgr. St-Hubert Pomp.
Antwerpen
BRUGGE Melle
ALBERTKANAAL
Th. Vml. Voorh. Wf.BRUSSEL/BRUXE WSG.Sprbr. Sém Wval.Stbr., Stgve.ngi(JacS Zandgr. Arbre …tang St-Roch
VOORWOORD
VOORWOORD
03
Als we terugkijken naar wat het jaar 2012 zoal betekende voor het Nationaal Geografisch Instituut, vallen twee dingen op. Ten eerste, dat we heel veel aandacht hebben besteed aan het verleden maar dat tegelijkertijd ook de basis werd gelegd voor onze toekomstige missie. Natuurlijk was er ook onze dagelijkse werking. De titel “Verleden, Heden en Toekomst” was dan ook gauw gevonden. Als we het over het verleden hebben, dan gaat het in de eerste plaats natuurlijk om het Mercatorjaar. In 2012 was het 500 jaar geleden dat deze beroemde cartograaf geboren werd, en we hebben onze rijke collecties en onze deskundigheid met veel plezier ter beschikking gesteld van verschillende initiatieven die in het kader van de herdenking werden georganiseerd. In het Cartesius-project, waarin het NGI een voortrekkersrol speelt, komt deze band met het verleden eveneens tot uiting maar ook, en dat is misschien verrassender, in onze medewerking aan BELARE, het Zuidpoolproject van de federale overheid.
De nieuwe INSPIRE wet bracht meer duidelijkheid over onze toekomstige missie: een infrastructuur voor geografische informatie op poten zetten en ervoor zorgen dat burgers en overheden vlot die geografische informatie kunnen vinden die ze nodig hebben. Dit zal een hele omschakeling vergen, zowel van de medewerkers als van de ICT-infrastructuur, en we zijn uiteraard al volop bezig met de voorbereidingen. Een tweede opvallende vaststelling is hoe vaak en met hoeveel verschillende mensen en instellingen we hebben samengewerkt: musea, andere federale instellingen, gewesten, Belgische en buitenlandse studenten, leraars aardrijkskunde... Onze medewerking wordt overigens erg op prijs gesteld. Daarom hebben we aan enkele personen van buiten het Instituut gevraagd hierover iets te schrijven. Hun bijdragen kregen een aparte opmaak, zodat ze duidelijk te herkennen zijn. En of u er nu van houdt of niet, cijfers horen nu eenmaal bij een jaarverslag. Daarom vindt u achteraan wat statistieken van de verkoopsdienst en de personeelsdienst, alsook de belangrijkste cijfers voor de financiële dienst. Kortom, ons jaarverslag 2012 biedt voor elk wat wils. Wij wensen u veel leesgenot.
Ingrid Vanden Berghe Philippe Busquin Administrateur-Generaal Voorzitter
12_OSTENDE(c1948)
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DEEL1
VERLEDEN
VERLEDEN
05
ANVERS(1852)
12_OSTENDE(c1948)
WYNKEL(1852)
OSTEND_XII_2
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HET MERCATORMUSEUM EN HET NGI IN SINT-NIKLAAS, 500 EN 50 JAAR CARTOGRAFISCH GELINKT
VERLEDEN
06
Op cartografisch vlak was 2012 een jaar waarbij internationaal de 500ste geboorteverjaardag van Gerard de Kremer - alias Mercator - werd herdacht. De in maart 1512 in Rupelmonde aan de Schelde geboren zoon van een schoenlapper, maakte geschiedenis door zijn globes, kaarten, atlassen en projectiemethode. Materiële getuigen van zijn leven en werk worden sinds 1865 in Sint-Niklaas verzameld en staan sinds 1962 in een afzonderlijk museum tentoongesteld. Het toen nieuwe museum focuste niet alleen op Mercator, maar beschouwde de geschiedenis van de cartografie. Dat gebeurde toen al met de medewerking van de voorloper van het NGI. In 1994 was het NGI nadrukkelijk betrokken bij de toenmalige herdenking van Gerard Mercator en de herinrichting van de zaal “moderne” cartografie van het Mercatormuseum.
Ook in 2012 participeerde het NGI in Sint-Niklaas aan de nieuwste herdenking rond Gerard Mercator. Deze herdenking werd in Sint-Niklaas op een moderne leest geschoeid. Het bekende erfgoed en de biografische gegevens van Mercator en zijn netwerk werden op een digitale manier ontsloten en in een tijdelijke tentoonstelling gepresenteerd. Die wordt geïntegreerd in de oude opstelling, die daarvoor wordt aangepast. Vanaf voorjaar 2013 is die in het Mercatormuseum te bekijken. Aan deze modernisering heeft het NGI ook een steentje bijgedragen. De collectie van het NGI werd gebruikt om de historische gelaagdheid van de kaart van Vlaanderen die Gerard Mercator in 1540 realiseerde digitaal van een bovenbouw te voorzien. Hierdoor kunnen bezoekers in 6 delen van het oude graafschap Vlaanderen (in de huidige provincies West- en Oost-Vlaanderen, en Antwerpen) in kaarten van een regio bladeren die ons tot het begin van de 21ste eeuw brengen. Hiervoor werden ook de contacten in het kader van het Cartesiusproject aangesproken door het NGI. Dat Cartesiusproject werd door administrateur-generaal Ingrid Vanden Berghe en door de projectmanager Rink Kruk toegelicht op enkele (internationale) congressen en lezingen die in Sint-Niklaas plaats vonden. De 50-jarige samenwerking tussen het Mercatormuseum en het NGI krijgt in 2013 en 2014 ook een modernere verhaallijn. Ook een museale presentatie is immers geregeld aan een update toe! Harry Van Royen Mercatormuseum Sint-Niklaas
fragmenten: KAART VAN AFRIKA uit atlas van GERARD MERCATOR gegraveerd door GERARD MERCATOR II (zijn kleinzoon, ca. 1565-1627) collectie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika (KMMA HO.1960.32.25)
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
MERCATORJAAR 2012: HET NGI EERT ZIJN VOORGANGER
VERLEDEN
07
In 2012 was het 500 jaar geleden dat Gerard De Kremer, beter bekend als Mercator, geboren werd in Rupelmonde. Deze verjaardag werd in Vlaanderen, maar ook in Duitsland waar Mercator vanaf 1552 woonde, herdacht met tentoonstellingen, congressen, wandelingen en nog veel meer. Uiteraard mocht het NGI niet afwezig blijven bij dit alles. De mercatorprojectie wordt vandaag nog steeds gebruikt voor diverse toepassingen. De zorg die Mercator besteedde aan de precisie van zijn kaarten en de kritische geest waarmee hij de gegevens interpreteerde zijn nog altijd een voorbeeld voor moderne cartografische instituten. Kortom, een eerbetoon was hier zeker op zijn plaats. Op het binnenplein van de ter Kamerenabdij organiseerde het Instituut een kleine openluchttentoonstelling waarin op 8 panelen werd uitgelegd hoe Mercator in de zestiende eeuw de grondslagen legde voor de moderne cartografie en hoe het NGI daar vandaag nog de vruchten van plukt. Zo waren er afbeeldingen van orthofoto’s, die objectmetingen mogelijk maken, de low-air kaart voor militair en burgerlijk gebruik die het NGI elk jaar updatet of nog van de toeristische en topografische producten die het NGI aanbiedt voor smartphone-gebruikers, telkens met een flashback naar het oerproduct uit Mercators tijd.
FOTO: PAUL DE MALSCHE (IN OPDRACHT VAN HET MERCATORMUSEUM)
In het Mercatormuseum in Sint-Niklaas liep van 4 maart tot 26 augustus de grote tentoonstelling “Mercator Digitaal”. In zeven kiosken werd een digitale presentatie gegeven van verschillende aspecten van Mercators leven en werk. Computeranimaties, videoreportages en aanraakschermen brachten de kaarten, atlassen en globes tot leven. Aan de hand van een documentaire die werd gemaakt aan boord van het onderzoeksschip Belgica werd uitgelegd waarom de mercatorprojectie de basis vormt van de moderne navigatie. Het NGI leverde voor deze tentoonstelling materiaal uit zijn rijke collectie. Het ging daarbij zowel om historische als om moderne kaarten, aangevuld met luchtfoto’s. Aan boord van het museumschip Mercator liep van 4 maart tot 31 december een tentoonstelling met luchtfoto’s en kaartfragmenten van de ruime omgeving. Aan de hand van kaarten van Jacob Van Deventer en Mercator, maar ook van kaarten van de voorlopers van het Nationaal Geografisch Instituut, kregen de bezoekers er een overzicht van de evolutie van het landschap. Dankzij de luchtfoto’s van het NGI werd ook duidelijk hoe het uitzicht van de buurt van de haven en het station in Oostende de laatste decennia ingrijpend veranderde.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HET CARTESIUS-PROJECT
VERLEDEN
08
Cartesius 1.0 in de steigers Cartesius, de samenwerking van het NGI met het Rijksarchief, de Koninklijke Bibliotheek en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika heeft de bouw van het nieuwe portaal, Cartesius 1.0 in gang gezet. De website bundelt virtueel de cartografische collecties van voornoemde instellingen en biedt zo toegang tot de grootste cartografische collecties over België en Centraal-Afrika, dat wil zeggen tot oude kaarten, landschappen, stadsgezichten, lucht- en orthofoto’s, enz. Het Cartesiusportaal zal uit twee delen bestaan, een: • Zoek- en bekijk deel, waar de gebruiker in onze collecties oude kaarten kan zoeken, ze vinden en bekijken; • Virtueel geolaboratorium ‘MyCartesius’, waar de eindgebruikers oude kaarten zal kunnen annoteren, groeperen, delen en bewerken.
Portaal De nieuwe website bouwt voort op de ervaringen die opgedaan zijn met het eerder ontwikkelde Cartesius-prototype, maar zal veel meer functionaliteiten aanbieden, zoals het virtueel geolaboratorium ‘MyCartesius’ voor de eindgebruiker. De IT-oplossing is semi-commerciële/OpenSource, omdat deze in de aanbesteding op langere termijn een grotere garantie bleek te bieden op een stabiel product tegen een acceptabele kost. We blijven echter met open standaarden werken voor de data en metadata. De metadata van de oude kaarten - uit de individuele catalogi - van de vier instellingen wordt verrijkt met geo-informatie en via het internet gesynchroniseerd met het centrale Cartesiusportaal dat door het NGI gehost wordt. De beelden van de oude documenten blijven bewaard bij de instellingen, het portaal verwijst de eindgebruiker door zonder dat dit echt merkbaar is.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
VERLEDEN
09 HET CARTESIUS-PROJECT
Geo-informatie als bindende factor Geo-informatie, waaronder geografische coördinaten, is de vernieuwende en bindende factor voor de documenten en de gebruiker, bovenop de klassieke bibliografische en archivistische informatie. Alle oude documenten krijgen zo o.a. een geografische footprint op een moderne kaart. Een eindgebruiker kan deze documenten dan vinden door zijn interesessegebied op een recente kaart aan te duiden: alle kaarten die (gedeeltelijk) overlappen met het zoekgebied, verschijnen in de resultaten en kunnen meteen in detail bekeken worden op het scherm. Zo wordt bijvoorbeeld de problematiek van veranderde of ontbrekende plaatsnamen omzeild.
Timing De publieke aanbesteding voor de bouw van het Cartesius 1.0 portaal is aan het eind van het voorjaar 2012 afgerond en toegewezen aan het Belgische bedrijf SIGGIS. Het portaal is momenteel in haar ontwikkelfase: op het moment van schrijven worden de eerste functionele evaluaties van de ontwikkelversie bij SIGGIS uitgevoerd. In de tweede helft van 2013 wordt de website opgeleverd. Excellentiecentrum De instellingen vormen het excellentiecentrum van het federaal cartografisch patrimonium, en delen kennis, faciliteiten en ervaring op het gebied van (oude) cartografie en internationale standaarden.
plan van de loop van de Schelde door Doornik, 1611 - kaarten en plattegronden in handschrift, 1369 collectie van het Algemeen Rijksarchief
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
ANTARCTICA
VERLEDEN
10
In 1959 sloten België en elf andere landen het Antarctisch Verdrag 1, dat bepaalt dat er op dit continent vrijheid van onderzoek is maar dat er geen militaire activiteiten ontplooid mogen worden. België was op dat moment al actief op de Zuidpool met een onderzoeksstation, de Koning Boudewijnbasis, die in bedrijf was tussen 1957 en 1961. Het Militair Geografisch Instituut (MGI), een voorloper van het huidige NGI, nam in het midden van de jaren zestig deel aan enkele wetenschappelijke expedities. Daarbij ging het hoofdzakelijk om het (verder) in kaart brengen van dit enorme continent.
Sinds 2009 is België weer permanent aanwezig met de Prinses Elisabethbasis 2, waar de klimaatverandering en de effecten van Antarctica op het wereldwijde klimaat bestudeerd worden. Daardoor is er ook behoefte aan nieuwe geografische informatie en het NGI werkt dan ook actief mee aan het programma van het Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR). Een van de onderdelen van dit SCAR is namelijk het Standing Committee on Antarctica Geographic Information (SCAGI) waarvan Jean-Yves Pirlot, adjunct-administrateurgeneraal van het Instituut, de medevoorzitter is.
Naar aanleiding van BELARE (Belgian Antarctic Research Expedition) in 2007-2008,startte het NGI een nieuw zuidpoolproject met drie belangrijke doelstellingen:
Het SCAGI is de drijvende kracht achter vier belangrijke initiatieven:
• bestaand kaartmateriaal evalueren om na te gaan welke nieuwe geografische gegevens nodig zijn; • Japanse geodetische punten opzoeken en inme ten ter voorbereiding van volgende campagnes; • in nauwe samenwerking met de Koninklijke Militaire School en de Koninklijke Sterrenwacht tests uitvoeren met betrekking tot het installeren van een permanent GPS-station. Het NGI maakte hierbij de kaarten die noodzakelijk waren voor de missies op het terrein, op basis van analoge Japanse kaarten op schaal 1:25 000.
1 2
• een naadloze (aaneengesloten) database met topografische gegevens over Antarctica; • een database met toponiemen van Antarctica; • een onlinecatalogus met de meeste kaarten van Antarctica; • een catalogus met geografische objecten op Antarctica. Het NGI is in 2012 ook begonnen met de productie van een operationele kaart voor planning in Antarctica. België is, samen met Groot-Brittannië en Australië, een voortrekker in dit project.
Meer informatie over dit verdrag (in het Engels) vindt u op http://www.ats.aq/e/ats.htm Meer informatie over deze basis (in het Engels) vindt u op http://www.antarcticstation.org/?lg=nl
KAART ANTARCTICA - CARTE_QUEENMAUDLAND
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
ANTARCTICA
VERLEDEN
11
KAART ANTARCTICA - CARTE_QUEENMAUDLAND
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DEEL2
HEDEN
HEDEN
13
KAARTFRAGMENTEN: SCHAAL 1:50 000
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DE KAART VAN DE KAMPEN
HEDEN
14
In 2011 heeft het NGI meegewerkt aan de update van de kaart van de kampen en andere opsluitingsplaatsen van de Nazi’s, een project dat het Instituut voor Veteranen - Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers (IV - NIOOO) lanceerde in 2009. Op deze kaart staan de voornaamste opsluitingsplaatsen in de gebieden die onder het gezag van Nazi-Duitsland stonden, geklasseerd per categorie: uitroeiingskampen, concentratiekampen, transitkampen, commando’s, gevangenissen, stalags,... Binnen deze samenwerking tussen twee parastatalen van Defensie nam het NGI de opmaak van de kaart voor zijn rekening, de controle op de overeenstemming tussen de namen van de historische plaatsen en hun geografische ligging, de controle op de geografische juistheid van de historische grenzen en het opstellen van de index. Het IV - NIOOO van zijn kant was verantwoordelijk voor het opstellen en het klasseren van de lijsten van de opsluitingsplaatsen en voor hun classificatie. De markt had nood aan een echte globale historische kaart, maar deze eerste editie kon er zeker niet prat op gaan dat ze volledig was; men kan immers wel veronderstellen dat die 2000 plaatsen maar een zeer klein deeltje vormen van alle bestaande plaatsen. De eerste editie kende een groot succes en daarom vroeg het IV-NIOOO al snel aan het NGI om te beginnen aan de heruitgave, met daarop meer opsluitingsplaatsen (op de tweede editie staan meer dan 2200 opsluitingsplaatsen) en twee extra categorieën: kampen voor zigeuners en euthanasiekampen, alsook vergrotingen voor twee bijzonder “volle” regio’s: Auschwitz en Berlijn. De tweede editie werd gepubliceerd in 2011 en kwam in 2012 in de handel.
Waar geografie en geschiedenis elkaar ontmoeten… Het IV - NIOOO (Instituut voor Veteranen - Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers) heeft al jarenlang een herinneringsbevoegdheid op federaal niveau. In de praktijk betekent dit dat een van de drie opdrachten van het Instituut luidt: het bewaren en het doorgeven van de Herinnering aan diegenen die tijdens de grote, wereldwijde conflicten hebben gestreden, alsook van de waarden waarvoor zij gevochten hebben, zoals de vrijheid, de rechtsstaat, de verdraagzaamheid en de democratie. In dit kader organiseert de Dienst Herinnering van het Instituut reizen naar plaatsen als Auschwitz of andere grote concentratiekampen. Het is tijdens een van deze reizen dat het idee ontstond om een kaart te maken waarop al deze plaatsen te vinden zouden zijn. Het zijn er immers ontzettend veel en een kaart leek ons het meest efficiënte pedagogische middel om ze allemaal gedetailleerd weer te geven. Een kaart biedt immers het voordeel tegelijkertijd overzichtelijk (de omvang van het systeem wordt in enkele seconden duidelijk) en analytisch (elke plaats wordt met haar eigen kenmerken vermeld) te zijn. Daarom hebben we contact opgenomen met het NGI. Eerst hebben we samen met de Commerciële Dienst de grote lijnen uitgetekend, daarna hebben we met de Dienst Cartografie alles praktisch uitgewerkt. Het IV - NIOO en het NGI hebben daarbij de taken verdeeld: het IV - NIOOO deed het historisch onderzoek, identificeerde en beschreef alle plaatsen, terwijl het NGI ze daarna “op de juiste plaats zette”. Uit deze unieke samenwerking tussen onze twee instellingen ontstond een volledig nieuw product: de kaart van de kampen en andere opsluitingsplaatsen van de Nazi’s. Tot op vandaag is dit in haar genre de meest complete kaart ter wereld. Een eerste editie verscheen in 2009, gevolgd door een tweede in 2011. Alles samen staan er meer dan 2200 plaatsen op, van Noord-Frankrijk tot Oekraïne. Deze uitstekende samenwerking tussen twee federale instellingen en hun medewerkers krijgt zeker nog een vervolg, met nieuwe versies van de kaart en tal van nieuwe projecten. Jean Cardoen Historicus Directeur Herinnering en Communicatie van het Instituut voor Veteranen - NIOOO
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DE KAART VAN DE KAMPEN
HEDEN
15
KAARTFRAGMENT “KAART VAN DE KAMPEN” editie2
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HEDEN
16 MRB-WEGEN, VRUCHT VAN SAMENWERKING TUSSEN HET FEDERALE EN HET REGIONALE NIVEAU
Begin 2012 ging de uitvoering van het samenwerkingsakkoord “MRB-wegen” tussen het NGI en AGIV1 van start. Het betreft de opmaak, de bijwerking, de verspreiding en het gebruik van een gemeenschappelijk Middenschalig Referentie Bestand van de wegen in Vlaanderen en Brussel. De eerste versie, die in de loop van 2013 verwacht wordt, zal hoofdzakelijk bestaan uit een selectie van de meest recente gegevens van het NGI die betrekking hebben op het wegennet (straten, aardewegen en paden). De NGI-gegevens zijn gemiddeld 3 ½ jaar oud. De straten bevatten alle mogelijke nuttige attributen: zowel de traditionele attributen van de vroegere topografische kaarten (bv. wegbreedte), als de recent toegevoegde straatnamen en wegnummers. Waar AGIV in het CRAB2 over een andere straatnaam beschikt, wordt de voorkeur gegeven aan de straatnaam uit het CRAB, omdat die door de Vlaamse gemeenten bijgehouden wordt. Voor de kilometerpalen viel de keuze op de objecten uit de database van het AWV3 omdat die een meer gedetailleerde identificatie hebben dan de NGI-kilometerpalen.
In tegenstelling tot de NGI-gegevens, zijn de MRBgegevens slechts 2D en bevatten ze geen bruggen, tunnels en wegoppervlakken. Daarom blijft het NGI zijn weggegevens toch nog afzonderlijk bijwerken en kunnen de bijwerkingen van het MRB-bestand nu nog niet rechtstreeks overgenomen worden; zij zullen veeleer als informatiebron beschouwd worden voor de bijwerking van het geheel van de NGI-gegevens over het wegennet. In principe zullen zowel de geometrie als de attributen van de publieke wegen in MRB-wegen vanaf 2014 bijgewerkt worden door de Vlaamse wegbeheerders. Omwille van de kwalitatieve informatieinwinning ter plaatse door de terreinploegen van het NGI, wordt de bijwerking van de privé-wegen, de aardewegen en de paden volledig toevertrouwd aan het NGI. Voor gemeenten waar dit nodig blijkt, kunnen de bijwerkingen van publieke wegen eventueel ook via het NGI verzameld worden. AGIV zal het primaire verdeel- en aanspreekpunt zijn voor de gewesten en de gemeenschappen, en voor de ondergeschikte besturen van deze overheden. Het NGI zal het primaire verdeel- en aanspreekpunt zijn voor de federale overheid en de daaraan verbonden organisaties, en voor de buitenlandse en internationale overheden en organisaties.
1 AGIV: Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen 2 CRAB: Centraal Referentieadressenbestand 3 AWV: Agentschap Wegen en Verkeer
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HEDEN
17 MRB-WEGEN, VRUCHT VAN SAMENWERKING TUSSEN HET FEDERALE EN HET REGIONALE NIVEAU
Met de aanmaak van het MRB-wegen is een eerste, belangrijke stap in de richting van een authentieke bron voor wegen in Vlaanderen eindelijk gezet. Een duurzame samenwerking tussen het Agentschap Wegen en Verkeer, het AGIV, de Vlaamse steden en gemeenten en het NGI verhoogt de slaagkansen
van dit initiatief enerzijds, en draagt tevens bij tot een efficiëntere inzet van middelen op verschillende beleidsniveaus.”
Bert Boterbergh, coördinator ICT, Kennis- en Datamanagement, voorzitter projectgroep MRB-wegen
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
MULTINATIONAL GEOSPATIAL CO-PRODUCTION PROGRAM (MGCP/MDG
HEDEN
18
Het Multinational Geospatial Co-production Program (MGCP) is een alliantie van 29 landen die wereldwijd vectorgegevens produceren op basis van satellietbeelden met een hoge resolutie. MGCP is samengesteld uit Lead Nations en Associate Nations. Lead Nations hebben een grotere productieverantwoordelijkheid en zijn bovendien ook verantwoordelijk voor de kwaliteitscontroles bij andere deelnemende landen. België neemt deel als Associate Nation en heeft de ambitie tegen 2018 28 cellen te produceren in de regio van de Grote Meren in Centraal Afrika (Democratische Republiek Congo, Rwanda, Burundi en Tanzania). Elke cel beslaat een vierkante graad, wat ongeveer gelijk is aan 40% van de oppervlakte van België! De vectorgegevens worden ingezameld met een densiteit die overeenkomt met een kaartschaal 1:50 000. Dit alles gebeurt volgens vastgelegde standaarden die beschreven staan in de MGCP Technical Requirements Document (TRD). Voor het gegevensmodel werd een MGCP Feature and Attribute Catalogue opgesteld, een subset van de Digital Geospatial Information Working Group (DGIWG) Feature Data Dictionary (DFDD). Op het einde van het productieproces moeten de vectorgegevens en bijhorende metadata via een webportaal geladen worden op de International Geospatial Warehouse (IGW). Eenmaal in deze repository wordt door een Lead Nation een kwaliteitscontrole uitgevoerd. Na goedkeuring zijn de gegevens beschikbaar voor andere landen.
Het Nationaal Geografisch Instituut werkt voor dit project nauw samen met Defensie. In 2010 werden 3 productieteams opgericht: een team van het NGI in ter Kameren, een team van Defensie, en een team van het NGI samen met het team van Defensie in het Kwartier Koningin Elisabeth in Evere. In de loop van 2011 werden deze productieteams gereorganiseerd tot 2 teams, elk samengesteld uit een teamverantwoordelijke en 6 analysten. In één van deze teams werken 4 analysten van Defensie. In 2012 verhuisden de cartografen van het NGI die tot dan in Evere werkten naar Ter Kameren. In het jaar 2012 zijn er meerdere resultaten geboekt: drie cellen werden geladen op de IGW, twee cellen werden goedgekeurd, en de visuele interpretatie van nog eens drie cellen werd afgerond. In 2012 is het NGI begonnen met de realisatie van een prototype voor een nieuw topografisch kaartproduct op schaal 1:50 000 afgeleid van deze MGCP gegevens: de MGCP Derived Graphic (MDG). Elke MGCP cel omvat 16 kaartbladen. De interactieve cartografische ingrepen worden tot een minimum beperkt teneinde een zeer korte productietijd te kunnen garanderen. Momenteel worden ook de mogelijkheden onderzocht om dit kaartproduct te kunnen gebruiken voor civiele doeleinden, zoals bijvoorbeeld in het kader van ontwikkelingssamenwerking.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DE GEO-OLYMPIADE
HEDEN
19
De VLA, Vereniging Leraars Aardrijkskunde heeft een lange en uitstekende relatie met het NGI. Wellicht omdat de leden van de VLA hoofdzakelijk geografen zijn en het NGI een onlosmakelijke binding heeft met geografie en cartografie. Geografen vinden vaak documentatie en basismateriaal in het NGI en het NGI telt veel geografen in zijn kaders. Toen een 15-tal jaren geleden de VLA voor het eerst zocht naar een centraal gelegen locatie voor de proclamatie van de toen voor het eerst ingerichte Geografie-olympiade, vonden de organisatoren bij de vrienden van het NGI niet enkel een locatie in de Ferrariszaal maar tevens een warm onthaal, een vlotte samenwerking en zelfs sponsoring voor hun geografiecompetitie voor de hoogste graad van het secundair onderwijs. We leerden directeur Raf Muylaert en zijn medewerkers, mevrouw Myriam Van Doorslaer van externe relaties en de heer Alain Gyssens kennen en waarderen.
De Geografie-competitie bestaat uit een schiftingsronde voor een 1000-tal leerlingen die in het voorjaar in hun provinciale locaties een schriftelijke proef afleggen, opgesteld door een Werkgroep Vragen, en een tweedaagse finale, beurtelings in een andere provincie en ingericht door de Provinciale Werkgroepen van de VLA. De finalisten (een 20-tal) worden dan, meestal in mei, geproclameerd en met prijzen overladen in de NGI-Ferrariszaal en de vier besten worden daarna naar de intussen jaarlijkse Internationale Geografie-olympiade afgevaardigd. Het VLA-bestuur en de stuurgroep Geo-olympiade waardeert de blijvende inzet, de gastvrijheid en de vrijgevigheid van “de vrienden” van het NGI. Yvan Vandewalle Erelid van de stuurgroep Geo-olympiade
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
EGEA-CONGRES: GETUIGENISSEN VAN ENKELE DEELNEMERS
HEDEN
20
Het was zonnig en warm, de derde dag van het Jaarlijkse Congres van de European Geography Association for Students and Young Geographers (EGEA) dat van 10 tot 15 september plaatsvond in Leuven. Mijn groep (zie foto) bracht een bezoek aan het Nationaal Geografisch Instituut in Brussel. Tijdens het eerste deel van het bezoek luisterden we naar een uiteenzetting door Ingrid Vanden Berghe, die uitlegde dat het Instituut los stond van de Regering en zijn eigen, typische gegevens had. Ze zei dat het moeilijk was te komen tot één enkel systeem in een land als België, maar dat, ondanks lokale problemen, de Europese Unie het land ertoe verplichtte homogene regels te hanteren voor ruimtelijke gegevens. De verantwoordelijken van de excursie zegden meer dan eens dat België een multicultureel en meertalig land is, maar wel met een kleine oppervlakte. Lokale overheden hebben een eigen regelgeving die vaak los staat van de nationale. Momenteel is het onmogelijk INSPIRE in te voeren voor het hele land, omdat lokale regeringen de wetgeving tegenhouden. Dit is volgens mij een nadeel van onafhankelijke lokale entiteiten. In Polen hebben we geen problemen met lokale wetgeving, omdat ze een aanvulling vormt op de grondwet.
Dankzij Rink Kruk reisden we daarna naar de wonderlijke wereld van de oude kaarten. Het Cartesiusproject heeft veel potentieel en toen ik hoorde hoe groot de verzameling kaarten van België is, was ik echt onder de indruk. Daarna leerden we, stap voor stap, hoe kaarten gemaakt worden: van fotogrammetrie over geodesie en data management tot aan de toepassingen, een lang en tijdrovend proces. Van het verleden ging het naar het heden. De directeur van de dienst fotogrammetrie toonde ons hoe kaarten worden bijgewerkt met behulp van 3D-brillen. Daarna bezochten we de drukkerij, de laatste stap in het hele productieproces. Ten slotte brachten we onze nieuw opgedane kennis in de praktijk met een geocache spel. We verkenden het park rond het NGI met mobiele GPS-toestellen. Ik ben een fan van kaarten en voor mij was het een opwindend en leerrijk moment tegelijkertijd. De hele uitstap was zo interessant en gevarieerd dat ik niet eens bemerkt heb hoe hij eindigde. Karolina Trabka Deelnemer EGEA-congres Sosnowiec (Polen)
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HEDEN
21 EGEA-CONGRES: GETUIGENISSEN VAN ENKELE DEELNEMERS
In september 2012 organiseerde EGEA Leuven (European Geography Association for students and young geographers) een internationaal congres voor 180 studenten uit heel Europa, het EGEA Annual Congress, op de campus van de Katholieke Universiteit Leuven. In het kader van dit congres werden de deelnemers op 12 september verspreid over de ruime omgeving op zes verschillende excursies. Naast stedelijke excursies in Gent, Antwerpen, Brussel en Leuven en eentje doorheen de Dijlevallei, bezochten 30 studenten uit 13 landen het NGI (gaande van Duitsland en Noorwegen over Rusland en Litouwen over Roemenië en Griekenland tot Spanje en België). Hierheen gelokt met de belofte inzicht te verkrijgen in de productie van kaarten en het gebruik van moderne technologie hierbij, werd iedereen aangenaam verrast door de hartelijke ontvangst door Ingrid en Rink. Na uiteenzettingen over het instituut, INSPIRE en Cartesius volgde een rondleiding langsheen enkele belangrijke locaties binnen het complex: het stereofotografisch lab, met een overzicht van de technologische evolutie hierin; de drukkerij, met bijhorende aha-erlebnis bij het zien van half geprint kaartmateriaal en de tentoonstelling van kaartevolutie doorheen de Belgische geschiedenis. Na een door het NGI aangeboden maaltijd (waarvoor dank, geweldige broodjes!) kregen de deelnemers een geocaching rondom de abdij voorgeschoteld. De uitvoering gebeurde met wisselend succes maar vol genoegen. Na een inleiding over EuroGeographics werd overgegaan naar het door hen aangeboden Mapfragments game, waarbij de deelnemers, in groepen, ongelabelde fragmenten van de Europese atlas dienden te herkennen - eventueel met hulp van aangeboden hints. Wederom sterk uiteenlopende scores zorgden voor een duidelijk onderscheid en een eenvoudige ranking van de groepen. Een hele hoop prijzen en cadeaus kwam onze richting uit, van kaartspelen (in de correcte betekenis van ‘kaart’, natuurlijk) tot atlassen. Tenslotte kreeg iedere deelnemer een eeuwenoude kaart van Europa mee - de mijne hangt boven m’n bed! - en de groepsfoto bracht allen samen alvorens de terugrit aanving. Ter illustratie de reactie van de Griek die een andere excursie ging doen maar zich van bus vergiste: ‘I’m so glad I was only half awake this morning!’.
TOP10VECTOR
In de aanloop naar het congres werd niet alleen de excursie voorbereid, maar werden dankzij het adresboekje van het NGI ook verschillende hoog aangeschreven lezers aangeschreven voor deelname aan het congres. Dankzij deze samenwerking werd op die manier een videoboodschap van Herman Van Rompuy afgespeeld als welkomstwoordje tijdens de openingsplechtigheid van het congres. Daarnaast verleenden ook Tony Mabey en Duncan Moss van de Britse Ordnance Survey hun medewerking door het geven van een lezing over hoe GIS en cartografie een rol speelden in de voorbereiding en organisatie van de Olympische Spelen 2012 in Londen. Ten slotte werd Ed Parsons, topman van Google Earth, uitgenodigd door de universiteit om een lezing te geven in het kader van het congres. Naast de congresdeelnemers waren hier nog zo’n 200 andere geïnteresseerden aanwezig, waaronder Ingrid en Rink, alle professoren van de afdeling geografie van de KU Leuven, Peter Lievens, decaan van de faculteit wetenschappen, Karen Maex, vicerector Wetenschap & Technologie, en zelfs Marc Waer, rector van de KU Leuven. Ook voor de hulp bij het aanspreken van deze hoog aangeschreven lezers willen wij onze dank uitspreken. Mede dankzij het NGI werd het Egea Annual Congress 2012 een groot succes! Tom De Bruyn Wetenschappelijk coördinator Egea AC 2012
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN
HEDEN
22
Het Instituut neemt al vele jaren deel aan initiatieven om zijn ecologische voetafdruk te verkleinen en om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling. Zo wordt er elke eerste werkdag van het jaar een OXFAM-ontbijt georganiseerd en neemt het NGI deel aan de “Week van de vervoering,” een initiatief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om milieuvriendelijke transportmiddelen te promoten. Ook in ons aankoopbeleid is “duurzaamheid” een van de factoren die mee de keuze voor een product bepalen. Zo hebben we multifunctionele printers aangekocht, waardoor we de aankoop van inktpatronen konden rationaliseren. Bovendien is het aantal kopieën flink gedaald sinds deze toestellen geïnstalleerd werden. Als we naar het vervoer kijken, zien we dat bijna 75% van de personeelsleden dagelijks met het openbaar vervoer, met de fiets of te voet naar het werk komen. Ook telewerk wordt gestimuleerd, zodat 14 personen drie dagen per week thuis kunnen werken. We zijn dus op de goede weg, maar het kan altijd beter. Daarom hebben we een mobiliteitscoördinatrice aangesteld en het resultaat van haar werk is al duidelijk merkbaar.
LANDCOVER_ANTWERPEN100k
In 2012 werd een lokaal voor de “zachte mobiliteit” ingericht, waar een twintigtal fietsen veilig gestald kunnen worden. Fietsers vinden er bovendien douches en omkleedruimtes. Het NGI nam in 2012 ook deel aan de « Week van de Vervoering » en organiseerde naar aanleiding daarvan een dag om het fietsgebruik te stimuleren. Ook tijdens zendingen vragen we onze medewerkers te kiezen voor milieuvriendelijke vervoerswijzen. Bij elke aankoop van dienstvoertuigen (het NGI heeft er 34) moeten de normen voor de uitstoot van CO2 nageleefd worden. De terreincartografen van de directie geodesie leggen dagelijks veel kilometers af in hun dienstvoertuig. Ze krijgen raad over milieuvriendelijk rijgedrag en kregen dit jaar ook een opleiding rond defensief en zuinig rijden, die werd gegeven door gespecialiseerde lesgevers. Het doel hiervan is de juiste reflexen aan
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN
HEDEN
23
LOKAAL MOBILITEIT
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
TOEKOMST
DEEL3 TOEKOMST
HTTP://WWW.NGI.BE/CARTOWEB/1.0.0/WMTSCAPABILITIES.XML
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
TOEKOMST
25
WEBSERVICE “CARTOWEB”: 4 VAN DE 11 BESTAANDE SCHAALNIVEAUS
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
EEN NIEUWE ROL
TOEKOMST
26
Met de begrotingsaanpassing van juli 2012 gaf de federale regering uitvoering aan de wet die de omzetting van de Europese INSPIRE-richtlijn op federaal niveau regelt, door een bijkomende financiering te regelen voor het NGI. In deze wet wordt het NGI belast met de uitbouw van een nationale geografische informatie-infrastructuur, waarbinnen de verplichtingen die INSPIRE met zich mee brengt moeten opgevangen worden. Een deel van de bijkomende middelen is bedoeld om de transversale rol op te nemen die de INSPIRE wet aan het NGI toebedeelt: de wet stelt immers dat er een federaal netwerk van diensten met betrekking tot de verzamelingen geografische gegevens en de diensten met betrekking tot geografische gegevens georganiseerd moet worden voor INSPIRE, binnen de geografische informatie-infrastructuur die door het Nationaal Geografisch Instituut wordt opgericht en uitgebaat. Deze geografische informatie-infrastructuur moet volgens diezelfde wet netwerken van identificeerbare verzamelingen geografische gegevens en computertoepassingen op deze geografische gegevens operationeel kunnen maken en de toegang kan onder meer door middel van een internetsite of een equivalent daarvan geregeld worden. Het NGI krijgt daarmee de middelen om die nieuwe opdracht op te nemen. Maar is die opdracht eigenlijk wel zo nieuw? Het gedetailleerd in kaart brengen van het grondgebied is nooit een doel op zich geweest. Steeds gebeurde dit om andere doelen mogelijk te maken: de verplaatsing en opstelling van troepen, de vastlegging en verdediging van grenzen, de uitbouw van een industrie of de planning van een nieuwe infrastructuur. De basisopdracht van het NGI en zijn voorgangers was dus: ervoor zorgen dat informatie op een gemeenschappelijke geografische referentiebasis geplaatst kon worden, correct gepositioneerd in de ruimte, en daardoor met andere geografische informatie gekruist kon worden op basis van de locatie.
DTM_SHADEHYPSOMETRIC_250k
Vandaag wordt ons werk regelmatig in vraag gesteld: ‘ons land is toch al gekarteerd’, ‘jullie kaarten zijn hopeloos verouderd’, ‘alles staat toch al op Google Earth’: we hebben het allemaal al wel eens op ons brood gekregen wanneer we proberen uit te leggen waarmee we op het NGI bezig zijn. Twee reacties zijn daarom noodzakelijk voor ons. In de eerste plaats moeten we onze gesprekspartner en de samenleving in het algemeen uitleggen wat de toegevoegde waarde is van de geografische gegevens die we als overheidsdienst bijhouden: de gevalideerde kwaliteitsvolle informatie, de garantie dat die informatie voor alle plekken van het land wordt verzameld, de gelijke toegankelijkheid van de informatie, de veiligheid van persoonsgegevens, het zijn daarbij stevige argumenten die we allicht meer in de verf kunnen zetten. Een tweede, even noodzakelijke reactie is de aanpassing van onze activiteiten aan de wijzigende behoeften van de gebruikers. De klassieke invulling van onze opdracht: het vergemakkelijken van de informatiestroom door het beschikbaar stellen van geografische referentie-informatie, moeten we aanpassen aan de huidige behoeften betreffende die referentie-informatie: vandaar de overgang van cartografische gegevens naar database, vandaar de noodzaak aan versnelling van de bijhouding. Maar we zullen nog verder moeten gaan en INSPIRE reikt ons net daar een stevige hefboom. De klassieke ‘omweg’ via de geografische referentiegegevens, om geografische verbanden te leggen tussen verschillende informatiebronnen, wordt door de huidige technologische mogelijkheden meer en meer aangevuld met informatiebronnen die zelf een geografische locatie bevatten. Vandaag kan men zeer eenvoudig mobiele telefoons, pakjes van DHL of wagens situeren in de ruimte door gebruik te maken van GPS of andere middelen. Camera’s voegen de locatie toe aan de gegevens van een digitale foto, en alle informatie die een adres heeft kan je kruisen via Google Earth toepassingen.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
EEN NIEUWE ROL
TOEKOMST
27
We staan nog maar aan het begin van zeer ingrijpende wijzigingen in het beheer van informatie. En net in dat domein komt er een nieuwe taak op ons af. De taak die de INSPIRE-wet aan ons toevertrouwt om een geografische informatie-infrastructuur uit te bouwen, geeft ons de verantwoordelijkheid om de beschikbare geografische informatie binnen de federale overheid zo goed mogelijk te ontsluiten voor alle gebruikers (binnen en buiten die federale overheid) en tegelijkertijd er voor te zorgen dat de noden die binnen de federale overheid bestaan op het gebied van geografische gegevens zo kwaliteitsvol mogelijk worden ingevuld.
Onze rol verandert daarmee van data-leverancier naar ‘information broker’, de bemiddelaar die zorgt dat geografische gegevens vlot bereikbaar zijn en dat vraag en aanbod aan geografische gegevens op elkaar afgestemd worden, met het oog op een betere werking van de federale overheid, economische groei en de welvaart van ons land. Dat is geen geringe opdracht. Met de toewijzing van een budget in 2012 geeft de federale regering alvast middelen om deze opdracht aan te pakken en het NGI van de 21e eeuw vorm te geven. Ingrid Vanden Berghe
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
E.L.F. THE EUROPEAN LOCATION FRAMEWORK, NOG EEN STAP NAAR HET EUROPESE PLATFORM VOOR GEOGRAFISCHE GEGEVENS
TOEKOMST
28
Als het gaat om deelname aan Europese projecten met als doel de oprichting van een Europees platform voor geografische gegevens, afkomstig van de “national mapping, cadastral and land registries authorities” (NMCA, de nationale instellingen voor cartografie, kadaster en registratie), dan is het Nationaal Geografisch Instituut beslist van de partij. Tussen 2009 en 2011 nam het NGI actief deel aan het project ESDIN (European Spatial Data Infrastructure Network), dat gezamenlijk gefinancierd werd door het programma eContent+ van de Europese Commissie en de organisatie EuroGeographics. In 2012 kreeg dit project de Award for the Exemplary Implementation of Geospatial Policies and Programmes op het Geospatial World Forum 2012.
De award werd uitgereikt door Paul Cheung, Directeur van de United Nations Statistics Division and GGIM Secretariat.
KAARTFRAGMENTEN TOP10VECTOR_BOUILLON5k
ESDIN vormde een eerste stap naar de oprichting van het Europese platform van de NMCA’s. Het project leverde de technische specificaties voor de gegevens en de diensten. Een nieuw project, E.L.F., the European Location Framework, bouwt hierop verder en legt de basis vast. Het doel van het E.L.F.-project is dus bijgewerkte, gezaghebbende, uitwisselbare, grensoverschrijdende en als referentie dienende geografische informatie te leveren die de Europese openbare en privésector kunnen gebruiken. Het kader zal de wettelijke en administratieve infrastructuur omvatten en ook een technische infrastructuur, namelijk diensten om de gegevens te leveren en de gegevens voor de diensten. Het E.L.F. zal toegang verlenen tot geografische informatie en diensten die gebaseerd zijn op Europese nationale instellingen voor cartografie en kadaster en andere geografische informatie uit de openbare sector. Op basis van de E.L.F. cloud services kunnen diensten met toegevoegde waarde ontwikkeld worden.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
E.L.F. THE EUROPEAN LOCATION FRAMEWORK, NOG EEN STAP NAAR HET EUROPESE PLATFORM VOOR GEOGRAFISCHE GEGEVENS
TOEKOMST
29
Figuur 1 toont het platform dat geharmoniseerde, grensoverschrijdende en pan-Europese informatie aanbiedt voor gebruik door diensten met toegevoegde waarde die gebaseerd zijn op bestaande pan-Europese/regionale datasets, nationale infrastructuren voor ruimtelijke gegevens en andere inhoud.
Figuur 2 Gezaghebbende geografische informatie aanleveren aan het platform
Het uiteindelijke resultaat van het project is een referentiedienst voor geografische informatie voor Europa.
Bovendien zal dit E.L.F.-platform instaan voor de interoperabiliteit van de NMCA’s op Europees niveau, in overeenstemming met de INSPIRErichtlijn, dankzij een reeks harmoniseringstools die werden aangemaakt tijdens het ESDIN-project.
Men verwacht dat het opzetten van dit E.L.F.-platform zal leiden tot toegenomen efficiëntie voor de Europese burgers, omdat de toepassingen die zij gebruiken gebaseerd zullen zijn op een gezaghebbende, gemeenschappelijke bron van betrouwbare geografische referentie-informatie, waardoor diensten vlotter zullen kunnen samenwerken. Het E.L.F.-project wordt meegefinancierd door het « work programme » ICT PSP van de Europese Commissie, met een budget van ongeveer 13 miljoen euro. Het zal drie jaar duren vanaf 1 maart 2013. Er nemen 30 partners aan deel, waaronder de organisatie EuroGeographics, NCMA’s met onder andere het NGI, de KU Leuven, privé-bedrijven en commerciële partners. Er staat heel wat op het spel!
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HET CENTRUM VOOR INFORMATIEVERWERKING (CIV): KLAAR VOOR DE TOEKOMST
TOEKOMST
30
Voor de personeelsleden van het NGI was de meest in het oog springende verandering op informaticagebied voor 2012 ongetwijfeld de migratie van de mailoplossing: van Zimbra naar Outlook. Zimbra was moeilijk te onderhouden en ook de integratie met de andere MS-Officeproducten verliep niet van een leien dakje. Uiteraard bracht de migratie de nodige moeilijkheden mee, maar alle medewerkers van het CIV hebben samen ervoor gezorgd dat de hinder voor de personeelsleden tot een minimum beperkt bleef.
KAARTFRAGMENTEN TOP50VECTOR_OOSTENDE25k & LIEGE25k
Voor onze contacten met de gebruikers en klanten was het vooral de INSPIRE-richtlijn, waarover u elders in dit jaarverslag meer leest, die het CIV bezighield. Uit een audit van ons netwerk, die werd uitgevoerd door een externe firma, bleek dat het niet voldeed aan de vereisten voor INSPIRE op het gebied van beschikbaarheid, flexibiliteit en prestaties. Op basis van de resultaten van deze audit hebben we een hele reeks zeer gedetailleerde aanbestedingen uitgeschreven. Die werden verzonden in september en eind november waren de offertes binnen. Om absoluut zeker te zijn dat we met de juiste partners in zee gaan voor dit uiterst belangrijke project, moeten we de offertes nu zeer kritisch bestuderen en dan samen met de gekozen firma’s de nieuwe ICT-infrastructuur installeren.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
HET CENTRUM VOOR INFORMATIEVERWERKING (CIV): KLAAR VOOR DE TOEKOMST
TOEKOMST
31
Ondertussen hebben we al wel een INSPIRE-dienst in productie gebracht, namelijk de “Inspire Discovery & Visualization”, omdat de wet dit voorschreef. De andere INSPIRE-diensten zullen later aangeboden worden, met de nieuwe ICT-infrastructuur als stabiele fundering. Naast INSPIRE was er nog het project CartoWeb 2, een kaartweergave die speciaal werd ontworpen om op een scherm bekeken te worden, waarbij het CIV een van de partners was. Op het niveau van de servers en het netwerk hebben we voortgewerkt aan de opkuis en de consolidatie van de bestaande situatie. Ook zijn we begonnen met de voorbereiding van de rol van het NGI als “geobroker” of makelaar van geografische informatie. Het CIV zal daarin een belangrijke rol spelen als technische integrator van de verschillende actoren die elk hun eigen IT-taal spreken. Het tekort aan informatici op de markt laat zich ook voelen bij het NGI en alles wat we hierboven hebben opgesomd, hebben we gedaan met een ploeg die in feite te klein was (al kregen we uiteraard hulp van consultants voor diverse projecten). Toch mag het CIV tevreden terugblikken op 2012. Het NGI is klaar voor belangrijke uitdagingen die het te wachten staan en het CIV heeft daar zeker zijn steentje toe bijgedragen.
Enkele statistieken voor de website in 2012 Aantal bezoeken 418.184 Aantal bekeken pagina’s of bestanden 61.708.284 Gedownload volume (in Gigabyte) 3494,38 Aantal keren dat de Topomapviewer geopend werd 244.521
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DEEL4 CIJFERS
CIJFERS
33
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
VERKOOPCIJFERS VOOR 2012
CIJFERS
34
aantal 63 952
Topografische kaarten
104 459
Toeristische kaarten
215
Historische kaarten
758
CD/DVD België
1 473
Luchtfoto's en vergrotingen
1 441
Plot-on-demand
1 132
Niet-NGI-producten
117
Atlassen 1:50 000 + 1:100 000
117
Atlas Ferraris 1:20 000: 92 - Atlas Ferraris 1:25 000: 94
24
Atlas De Wit (uitgekomen op 09/11/2012) Aantal kaarten per schaal:
TOPOGRAFISCHE KAARTEN: 1:50 000 / 1:100 000 / 1:20 000
7 690
1:10 000
46 176
1:20 000
7 337
1:50 000
2 262
1:100 000
487
1:250 000
63 952
Totaal aantal topografische kaarten
51
CD/DVD niet NGI
758
CD/DVD wel NGI
809
Totaal CD/DVD
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
DE TOP 20 VAN DE TOERISTISCHE KAARTEN IN 2012
CIJFERS
35
aantal 12 004
‡
KAARTFRAGMENT “VRESSE-SUR-SEMOIS”
Vresse-sur-Semois
5 123
Hautes Fagnes / Hoge Venen
3 199
O & A Durbuy - Barvaux - Wéris
2 605
La Roche en Ardenne
2 424
Au pieds des Fagnes /Aan de rand van de Venen
2 325
Houyet
2 289
Viroinval
1 758
Vielsalm pédestre
1 475
Pays des sources (nord)
1 375
Vélo Tours Hautes Fagnes - Eifel
1 359
Trois-Ponts
1 353
La Roche en Ardenne VTT
1 315
O & A Hotton - Rendeux - Marcourt
1 307
Forêt de Soignes / Zoniënwoud
1 303
Temse
1 301
Stavelot
1 300
Daverdisse
1 211
Autour du lac de Butgenbach / Rond het meer van Bügenbach
1 177
Rochefort
1 156
Saint-Hubert
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
RADIOGRAFIE VAN HET NGI-PERSONEEL
CIJFERS
36
verdeling man/vrouw per niveau
totaal NIVEAU A
33
14
47
NIVEAU B
62
26
88
NIVEAU C
30
16
46
NIVEAU D
24
19
43
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
RADIOGRAFIE VAN HET NGI-PERSONEEL
CIJFERS
37
Diversiteits- en integratiebeleid van het NGI
Het Nationaal Geografisch Instituut staat volledig achter het diversiteitsbeleid van de federale overheid. Dat betekent onder andere dat we elke vorm van discriminatie bestrijden, niet alleen bij de aanwerving van nieuwe medewerkers maar ook tijdens hun loopbaan. Bij de aanwerving van nieuwe medewerkers kijken we altijd of er in de wervingsreserve geschikte kandidaten zijn met een handicap. Wij waarderen iedereen zoals hij of zij is en iedereen krijgt dezelfde kansen om zich volledig te ontplooien. Diversiteit is bij het Instituut dus geen kwestie van minderheden, maar wel een persoonlijke benadering van ieder individu. Dit vormt tegelijkertijd de basis van ons integratiebeleid. Door deze individuele aanpak kennen we de talenten en de wensen van al onze medewerkers en kunnen we die zo goed mogelijk afstemmen op de noden van het Instituut.
Bij de vertrouwenspersonen (Franstalig en Nederlandstalig) kunnen onze medewerkers terecht voor klachten over ongewenst seksueel gedrag, geweld, pesten, discriminatie of intimidatie. De vertrouwenspersonen vangen de mensen op die menen dat ze hiervan het slachtoffer zijn en zoeken met hen naar oplossingen. Alle vertrouwenspersonen volgden een opleiding.
De vertrouwenspersonen, de maatschappelijk assistent en de preventieadviseur staan, elk vanuit hun functie, de Algemene Directie bij in de uitvoering van dit diversiteits- en integratiebeleid.
De preventieadviseur zorgt ervoor dat iedereen in de best mogelijke omstandigheden kan arbeiden. Dit heeft onder andere te maken met de veiligheid (bv. beschermende kleding, veiligheidsbrillen), maar ook met de psychische (bv. lawaai) en fysieke werkomstandigheden (bv. toestand van de lokalen, temperatuur). Door kleine ingrepen en aanpassingen kunnen we zo de integratie bevorderen met respect voor de eigenheid van ieders persoonlijkheid.
De maatschappelijk assistent biedt hulp bij persoonlijke problemen en neemt initiatieven die de personeelsleden de kans bieden elkaar te leren kennen en waarderen in een ontspannen sfeer. Enkele voorbeelden hiervan zijn het Fairtradeontbijt op de eerste werkdag van het jaar of de brocante op de terreinen van het NGI. Als mensen elkaar beter kennen, zien ze in dat diversiteit een meerwaarde is en geen probleem.
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
RADIOGRAFIE VAN HET NGI-PERSONEEL
verdeling per niveau van de statutaire werknemers
CIJFERS
38
totaal
NIVEAU A
30
12
42
NIVEAU B
55
23
78
NIVEAU C
20
12
32
NIVEAU D
14
9
23
verdeling per niveau van de contractuele werknemers
NIVEAU A
5
2
7
NIVEAU B
6
4
10
NIVEAU C
10
3
13
NIVEAU D
10
9
19
GEOLOGISCHE KAART_planche_IV
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
CIJFERS
39 RADIOGRAFIE VAN HET NGI-PERSONEEL
verdeling voltijds/vier-vijfden (80%)/halftijds 62
36
15
< 0,80 0,80
36
5
11
6
1,00
NIVEAU B
5
6
4
NIVEAU A
32
3
NIVEAU C
NIVEAU D
overzicht van de personeelsevolutie sinds december 2005 262
265
NIVEAU A
256
256
256
247
238 224
NIVEAU B NIVEAU C NIVEAU D TOTAAL
A B C D T
200512
A B C D T
200612
A B C D T
200712
A B C D T
200812
A B C D T
200912
A B C D T
201012
JAARVERSLAG2012
A B C D T
201112
A B C D T
201212
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
RADIOGRAFIE VAN HET NGI-PERSONEEL
CIJFERS
40
waar wonen de medewerkers van het ngi?
1
1
10
10
50
50
100 100
ANTWERPEN 10 BRUSSEL 53 LIMBURG3 OOST-VLAANDEREN 31 VLAAMS-BRABANT 60 WEST-VLAANDEREN 2 HENEGOUWEN 14 LUIK8 LUXEMBURG 3 NAMEN 11 WAALS-BRABANT 29
ADMINVECTOR
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
CIJFERS
41 CIJFERS VAN DE FINANCIËLE DIENST
2012
Balans op 31 december 2012 Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
(euro‘000)
Vlottende activa Voorraden Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Overlopende rekeningen Totaal activa Eigen vermogen Kapitaal Reserves Schulden Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen
533 10 657 2,809 2,943 94
2,233 2,900
5,133
2,919 2,900 5,819
1,913 7,046 2012
Bedrijfsopbrengsten Omzet Overheidstoelage Andere bedrijfsopbrengsten
14,998 2,707 344 2
Resultaat van het boekjaar
JAARVERSLAG2012
2,236 8,055 2011
(euro‘000)
(euro‘000)
18,017
3,522 13,429 181 17,132
18,051 (34) (1) (650)
14,612 2,479 431 10 17,532 (400) 12 -
(685)
(388)
3,613 14,171 233
Bedrijfsresultaat Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat Belastingen op het resultaat
BASISKAART 1:10 000
6,503 7,046
787 5,962 503 149 7,401 8,055
1,198 1,038
Totaal passiva
Bedrijfskosten Personeelskosten Goederen en diensten Afschrijvingen op vaste activa Andere bedrijfskosten
543
644 10 654
1,913 -
Resultatenrekening voor het jaar 2012
2011
(euro‘000)
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT
COLOFON
COLOFON
42
nationaal geografisch instituut
abdij ter kameren 13 1000 brussel tel: 02 629 82 82 fax: 02 629 82 83
email: website:
[email protected] www.ngi.be
wettelijk depotnummer D/2013/0911/02
NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT INSTITUT GEOGRAPHIQUE NATIONAL
JAARVERSLAG2012
NATIONAALGEOGRAFISCHINSTITUUT