Effectief feedback geven en ontvangen Bron: Handleiding bij feedbackkader, Marjoleine Dobbelaer, Onderwijsinspectie 2013 Inleiding Deze handleiding is geschreven ter ondersteuning van het gebruik van het Feedbackkader (zie bijlage), maar kan ook gebruikt worden door leraren ter voorbereiding van het voeren van een feedbackgesprek met een collega leraar. Het feedbackkader bestaat uit 18 criteria die zijn samengesteld op basis van wetenschappelijke literatuur over feedback. Dit document geeft aanwijzingen voor het geven van effectieve feedback na lesobservaties op basis van deze 18 criteria. Stap voor stap wordt het voeren van een feedbackgesprek doorlopen en worden aanwijzingen gegeven hoe iedere stap van het gesprek goed kan worden vormgegeven, door de feedbackgever en de ontvanger. Als een feedbackgesprek voldoet aan deze criteria, dan is de kans groter dat de feedback effect heeft.1 1. Start van het gesprek Tijdens de start van een gesprek kan de basis gelegd worden voor een goed feedbackgesprek. Het is belangrijk dat de feedbackontvanger weet wat hij kan verwachten en waar de feedback op is gebaseerd. Feedback ontvangen van collega’s is niet altijd gemakkelijk. Wanneer een leraar niet open staat voor de feedback en constant in de verdediging schiet, dan zal de feedback niet het gewenste effect hebben. Een open houding van de geobserveerde leraar is daarom belangrijk. Door aan de volgende criteria te voldoen bij de start van het gesprek, kan een open houding gestimuleerd worden. 1a. De observant leidt het gesprek in (het verloop en het doel van het gesprek) Door het gesprek in te leiden en daarbij aan te geven wat er in het gesprek aan bod zal komen en wat het doel is van het gesprek, weet de geobserveerde leraar wat hij van het gesprek kan verwachten. 1b. De observant benoemt dat hij werkt vanuit de kijkwijzer Feedback dient gebaseerd te zijn op goede criteria. Leraren geven elkaar feedback naar aanleiding van geobserveerde lessen die zij hebben bekeken met een kijkwijzer. Belangrijk is dat de geobserveerde leraar zijn feedback hier ook daadwerkelijk op baseert en de criteria benoemt. Zo weet deze leraar wat hij kan verwachten en sluit het gesprek aan bij de van te voren vastgestelde leervraag. 1c. De observant laat de geobserveerde leraar eerst zelf aan het woord (wat vindt de geobserveerde leraar er zelf van?) Door het gesprek bij de geobserveerde leraar te starten, kan de observant de feedback laten aansluiten bij de eigen ervaring van de geobserveerde leraar. Dit vergroot de kans dat er een dialoog ontstaat. 1
Zie ook: Dobbelaer, M. J., Prins, F. J., & van Dongen, D. (2012). The impact of Feedback Training for Inspectors. European Journal of Training and Development, 37(1), 5-5.
Wanneer de observant direct begint met goede punten of verbeterpunten, kan het zijn dat hij ingaat op iets waar de geobserveerde leraar zelf ook niet tevreden mee is of dat anders liep dan normaal. Door te beginnen met ‘wat vond u er zelf van?’ en ‘liep de les zoals u gepland had?’ krijgt de geobserveerde leraar de ruimte om eerst dingen kwijt te kunnen over de les, die hij eerst nog graag duidelijk wil maken aan de observant.
2. Dialoog tijdens het gesprek Feedback kan op drie manieren gegeven worden. Bij de eerste manier draagt de expert informatie over aan de ontvanger. Feedback wordt gezien als een gift en er is sprake van eenzijdige communicatie. Er is geen ruimte voor inbreng van de ontvanger. Deze manier is minder effectief wanneer het doel is er van te leren, aangezien de feedback erg overweldigend is en niet per definitie aansluit bij de ontvanger. De tweede manier wordt getypeerd als het ping-pong model, dat refereert aan het communicatieverloop tijdens het gesprek. De feedbackgever verstrekt informatie en laat de ontvanger hierop reageren. De sturing ligt bij de feedbackgever, die de agenda bepaalt. Dit kan er voor zorgen dat de feedback niet aansluit bij de ontvanger en voor hem niet bruikbaar is. Bij de derde manier is er sprake van co-constructie. Er is sprake van een dialoog tussen de gever en de ontvanger, waarbij feedback en reflectie met elkaar worden verweven. Dit zorgt ervoor dat leren in een context wordt geplaatst en wordt gekoppeld aan eerdere ervaringen. Beide partijen hebben inbreng in het gesprek. Door de inbreng van de ontvanger, kan de feedbackgever bij hem aansluiten, wat de feedback zinvol maakt. Wanneer de observant ervoor zorgt dat er een dialoog ontstaat tijdens het gesprek, wordt duidelijk of de geobserveerde leraar de feedback begrijpt, of de feedback aansluit, of de verbeterpunten worden herkent en erkent en of de feedback ontvanger aan de slag kan met de suggesties. De volgende criteria dragen bij aan een goede dialoog: 2a. De observant heeft een open en toegankelijke houding Bij feedback aan collega’s is het van belang dat er een veilige situatie gecreëerd wordt, waarbij er een basis van vertrouwen is, zodat de geobserveerde leraar open staat voor de feedback. Non-verbale communicatie is hier uiteraard ook bij van belang. 2b. De observant geeft de geobserveerde leraar de ruimte om op de feedback te reageren / vragen te stellen Er kan alleen een dialoog ontstaan, wanneer de observant de geobserveerde leraar voldoende ruimte geeft om op de feedback te reageren. 2c. De observant laat de geobserveerde leraar keuzes overwegen en / of onderbouwen Door het stellen van open vragen kan de observant de geobserveerde leraar keuzes laten overwegen en onderbouwen. Dit zorgt ervoor dat de aandacht gericht wordt op de taak. Met de vragen kan de observant de richting van het gesprek sturen, maar geeft hij ook de andere leraar controle over het
gesprek. Door het stellen van ‘hoe’ en ‘waarom’ vragen, kan de observant toelichting vragen zonder daarbij een oordeel te laten doorklinken. 2d. De observant sluit aan bij hoe de geobserveerde leraar in het gesprek staat en hoe hij reageert op de feedback Door de geobserveerde leraar ruimte te geven, wordt onder andere duidelijk hoe hij in het gesprek staat en of hij zijn verbeterpunten herkent en erkent. Wanneer blijkt dat iets het effect van de feedback in de weg staat, bijvoorbeeld omdat de geobserveerde leraar zijn verbeterpunten ontkent, dan is het belangrijk dat de observant hier op aansluit. 2e. De observant geeft sturing aan het gesprek Voorafgaand aan de observatie is bij het maken van de kijkwijzer een doel vastgesteld door de leraren. Het is de bedoeling dat het gesprek bijdraagt aan het behalen van dit doel. De observant kan er voor zorgen dat het gesprek ook daadwerkelijk ingaat op de kijkwijzer en dus het te behalen doel. 2f. De observant checkt of de feedback duidelijk is voor de geobserveerde leraar De feedback moet duidelijk zijn voor de geobserveerde leraar, om uiteindelijk effect te kunnen hebben. Feedback wordt vaak niet begrepen door de ontvanger, omdat hij bepaalde concepten niet begrijpt of niet de juiste voorkennis heeft. Door de geobserveerde leraar actief in het gesprek te betrekken, wordt duidelijk of hij de feedback begrijpt. 3. Inhoud van het gesprek Het doel van feedback is inzicht te geven in het huidige niveau, het gewenste niveau en wat er gedaan kan worden om het gewenste niveau te bereiken. De onderstaande criteria waarborgen dat dit in het gesprek aan de orde komt. Ondanks dat de criteria hieronder ervan uitgaan dat de observant iets benoemt, kan de observant deze informatie ook door middel van vragen uit de geobserveerde leraar zelf laten komen. Hierdoor wordt duidelijk of de geobserveerde leraar een goed beeld heeft van zijn eigen functioneren. De observant kan deze punten vervolgens onderschrijven, weerleggen of aanvullen. De leraren kunnen er samen over praten hoe de verbeterpunten kunnen worden aangepakt. 3a. De observant benoemt wat er goed gaat Door te bespreken welke punten uit de kijkwijzer er goed gingen tijdens de les, wordt het huidige niveau van de geobserveerde leraar besproken. 3b. De observant benoemt welke indicatoren nog verbeterd kunnen worden Ook het bespreken van punten die nog beter zouden kunnen, geeft inzicht in het huidige niveau, maar ook in het gewenste niveau. Hierbij is het van belang dat de feedback handelbaar blijft voor de geobserveerde leraar; dat hij niet overspoelt wordt met informatie. Wanneer de geobserveerde leraar te veel informatie krijgt, heeft dit een negatief effect op zijn motivatie. In het gesprek kunnen het best enkele punten gekozen worden waarop wordt ingegaan. Dit zijn punten die aansluiten bij (de ontwikkeling van) de geobserveerde leraar. Daarnaast is het van belang dat de feedback zich richt op de performance van de geobserveerde leraar en niet op zijn persoon.
Feedback op de persoon is niet effectief en leidt af van de boodschap van de feedback. Door de feedback op de performance te richten, wordt duidelijk dat het verbeterd kan worden, door bijvoorbeeld het aanleren van nieuwe kennis of door extra inzet. Dit is niet het geval wanneer succes wordt toegeschreven aan persoonlijkheidskenmerken of externe factoren. Wanneer een geobserveerde leraar succes toeschrijft aan zijn eigen performance, zal hij meer gemotiveerd zijn om de gewenste situatie te bereiken. 3c. De observant onderbouwt de verbeterpunten met specifieke voorbeelden van wat hij gezien heeft Het onderbouwen van de verbeterpunten met specifieke voorbeelden zorgt ervoor dat de geobserveerde leraar begrijpt waarom de observant iets als een goed punt of een verbeterpunt ziet. Door specifieke voorbeelden te noemen van de performance krijgt de geobserveerde leraar inzicht in zijn handelen en de consequenties van zijn handelen. 3d. De observant zorgt voor een goede balans tussen positieve en negatieve opmerkingen Positief geformuleerde feedback zal bijdragen aan de motivatie van de geobserveerde leraar. Wanneer het feedbackgesprek negatieve emoties en gevoelens opwekt, kan dit een barrière vormen en het leren van de feedback in de weg staan. Het vinden van een goede balans tussen positieve en negatieve opmerkingen is daarom belangrijk. Negatieve opmerkingen mogen in ieder geval niet de boventoon voeren. 3e. De observant geeft suggesties / handreikingen / alternatieven voor verbetering Het is onvoldoende om enkel te vertellen wat er niet goed gaat. Er moeten ook suggesties, handreikingen of alternatieven voor verbetering worden gegeven. Aan de hand van deze aanwijzingen kan de geobserveerde leraar ideeën opdoen om zichzelf te verbeteren. 3f. De observant komt in zijn feedback tot algemene principes, zodat de geobserveerde leraar in de toekomst aan de onvoldoende normindicatoren kan werken Zoals hierboven omschreven, is het belangrijk om de feedback met specifieke voorbeelden te onderbouwen, zij vormen de basis van de feedback. Bij het geven van de feedback of opmerkingen is het van belang niet op het niveau van de taak te blijven, maar ook tot algemene principes / suggesties te komen. Ondanks dat het fijn is voor de geobserveerde leraar om exacte voorbeelden te krijgen om een goed beeld te kunnen vormen is het ook belangrijk dat de feedback niet te specifiek blijft. Het is de bedoeling dat de feedback generaliseerbaar is en ook van toepassing op andere lessen / vakgebieden. Feedback die te specifiek geformuleerd wordt is op de langere termijn niet zinvol en heeft weinig tot geen effect op de professionele ontwikkeling van de geobserveerde leraar. Uiteindelijk ondersteunt algemene feedback het leren (van de geobserveerde leraar) het meest. 3g. De observant gaat in op indicatoren die aansluiten bij het huidige niveau van de geobserveerde leraar Feedback kan niet effectief zijn wanneer het niet aansluit bij de ontwikkeling van de geobserveerde leraar. De gewenste performance die in de feedback omschreven wordt moet haalbaar zijn voor de
geobserveerde leraar. Als het gat tussen de huidige en de gewenste performance te groot is, kan dit leiden tot demotivatie en zal het de geobserveerde leraar niet aanzetten tot actie. 4. Afsluiting van het gesprek Bij de afsluiting van het gesprek dragen de volgende criteria bij aan de effectiviteit. 4a. De geobserveerde leraar vat het gesprek kort samen In een eerder onderzoek naar feedback door inspecteurs aan leraren werd duidelijk dat een deel van de leraren na afloop van de feedbackgesprekken hun verbeterpunten niet konden aangeven. Een reden hiervoor is dat er in het gesprek te veel informatie op de leraren afkwam, waardoor zij het overzicht verloren. Het is daarom goed om de verbeterpunten nogmaals kort te herhalen. Hetzelfde geldt voor het benoemen van de positieve punten. De goede punten worden vaak als eerste genoemd, waarna er (vaak) uitgebreider op verbeterpunten wordt ingegaan. Door een herhaling van de goede punten kan een negatieve ervaring van het gesprek worden tegengegaan. 4b. De feedbackgever checkt of de geobserveerde leraar aan de slag kan met de suggesties Het komt regelmatig voor dat er verschillende percepties over de feedback ontstaan bij de feedbackgever en de ontvanger. Dit kan onder andere betrekking hebben op de bruikbaarheid van de feedback. Het kan zijn dat de observant er vanuit gaat dat de geobserveerde leraar met de feedback aan de slag kan, terwijl de geobserveerde leraar hier anders over denkt. Het is daarom goed om te checken of de geobserveerde leraar daadwerkelijk met de suggesties, handreikingen of alternatieven aan de slag kan. Daarnaast kan het ook voorkomen dat barrières het verbeteringsproces nog in de weg staan. Zoals eerder beschreven, kunnen negatieve emoties een barrière vormen. Uit onderzoek blijkt dat feedbackgevers vaak denken dat hun feedback positief is, terwijl de ontvangers dit niet altijd zo ervaren. Het kan zijn dat de feedback anders is overgekomen bij de ontvanger dan dat door de gever bedoeld is. Dit komt omdat de ontvanger de informatie interpreteert aan de hand van zijn interne overtuigingen over het onderwerp, leerprocessen en leeropbrengsten. Andere voorbeelden van wat een barrière kan vormen zijn het zelfvertrouwen van de ontvanger en het ontbreken van benodigde kennis. Voordat de geobserveerde leraar daadwerkelijk met de feedback aan de slag kan, moet er aandacht besteed worden aan mogelijke barrières.
Bijlage: feedbackkader Het Feedbackkader is een hulpmiddel bij het oefenen met of training van feedbackvaardigheden. Het feedbackkader bestaat uit 18 criteria die zijn samengesteld op basis van wetenschappelijke literatuur over feedback. Het feedbackkader bestaat uit twee onderdelen: In het eerste onderdeel (A) kan algemene informatie over degeobserveerde leraar, het gesprek, de school, de klas en de geobserveerde les worden ingevuld. Dit onderdeel spreekt voor zich. Het tweede onderdeel (B) bestaat uit de 18 criteria voor feedback, die zijn ingedeeld onder de vier kopjes start van het gesprek, dialoog tijdens het gesprek, inhoud van het gesprek en afsluiting van het gesprek. Deze worden in bovenstaande handleiding toegelicht.
Feedbackkader – feedback door leraren aan leraren
A. Algemene informatie Naam geobserveerde leraar:
School:
Klas:
Leer- en vormingsgebied geobserveerde les:
B. Scoringslijst 1. Start van het gesprek
Gezien?
De Observant… a. leidt het gesprek in (het verloop en het doel van het gesprek)
O
b. werkt vanuit de kijkwijzer
O
c. begint het gesprek vanuit de geobserveerde leraar (wat vindt de geobserveerde leraar er zelf van?)
O
2. Dialoog tijdens het gesprek De Observant… a. heeft een open en toegankelijke houding
Gezien?
O
b. geeft degeobserveerde leraar de ruimte om op de feedback te reageren / vragen te stellen
O
c. laat degeobserveerde leraar keuzes overwegen en / of onderbouwen
O
d. sluit aan bij hoe degeobserveerde leraar in het gesprek staat en hoe hij reageert op de feedback
O
e. geeft sturing aan het gesprek
O
f.
O
controleert of de feedback duidelijk is voor degeobserveerde leraar
Aantekeningen
Aantekeningen
3. Inhoud van het gesprek
Gezien?
De Observant… a. benoemt wat er goed gaat
O
b. benoemt wat er nog verbeterd kan worden
O
c. onderbouwt de verbeterpunten met specifieke voorbeelden uit de geobserveerde les
O
d. zorgt voor een goede balans tussen positieve en negatieve opmerkingen
O
e. geeft suggesties / handreikingen / alternatieven voor verbetering
O
f.
O
komt in zijn feedback tot algemene principes
g. gaat in op indicatoren die aansluiten bij het huidige niveau van degeobserveerde leraar
O
4. Afsluiting van het gesprek
Gezien?
De Observant… a. vat het gesprek kort samen
O
b. controleert of degeobserveerde leraar aan de slag kan met de suggesties
Toelichting
Aantekeningen
O
Aantekeningen