Colofon
Voorwoord Voor u ligt het tweede Ornithologische Jaarverslag van de Vogelwerkgroep Alblasserwaard. Hierin staat een scala aan artikelen die gaan over vogels in en van de Alblasserwaard. Het is ons een waar genoegen u dit document te kunnen presenteren! Vanaf deze plaats de hartelijke dank aan alle schrijvers van de artikelen. We roepen u allen op om vooral veel in het veld te zijn. Daar gebeurt het tenslotte! De bevindingen uit het veld vinden zijn weerslag in boekwerken als voorliggende. We hopen dat u dit jaarverslag met smaak zult lezen, ter lering ende vermaeck. Suggesties voor artikelen, alsmede reacties en opmerkingen zijn van harte welkom op het hiernaast vermelde emailadres. De redactie
Het ornithologisch jaarverslag is een jaarlijkse uitgave van de Vogelwerkgroep Alblasserwaard, onderdeel van de Natuur- en Vogelwacht “de Alblasserwaard”. Overname van artikelen is toegestaan, mits met uitdrukkelijke bronvermelding.
Redactie J.A. Andeweg P.J. Bieren A. Stip Fotografie Leonard Sloots (Alle foto’s tenzij anders vermeld) Anthonie Stip (p.4, 44, 79) Cor Flikkert (p.59, 60) Ron van Rossum (p. 57) Layout omslag Adri Clements
Inhoud Voorwoord 1 Broedvogels in de Over- en Nederwaard in 2008 2 Broedvogels in het Alblasserbos in 2008 8 Weidevogels in de Alblasserwaard in 2008 11 De Kerkuil is definitief terug in de Alblasserwaard 13 Kolonievogels in 2008 15 Zomerganzen in de Alblasserwaard in 2008 17 Wordt de Steenuil een belsoort? 23 Purperreigers in vogelvlucht 26 Slaapplaatstellingen 35 Eerste Blauwvleugeltaling in de Alblasserwaard 42 Verslag Winter Bigday 2009 44 De IJslandse grutto (Limosa limosa islandica); voorkomen en herkenning 50 Mezen on the move 56 Halsringen kolganzen, seizoen 2008/2009 61 Watervogels in de Alblasserwaard in winter 2008/2009 64 Zeldzaamheden in het jaar 2008 74 Tenslotte 79
Oplage 50 exemplaren Contact Voor meer informatie over het ornithologisch jaarverslag kunt u terecht bij de redactie, via
[email protected] Meer informatie over de Natuur- en Vogelwacht Alblasserwaard is te vinden op www.nvwa.nl Een gedrukt exemplaar van dit jaarverslag kan besteld worden door een email te sturen naar bovenstaand mailadres. Kosten: € 7,00 incl. verzendkosten.
Broedvogels in de Over- en Nederwaard in 2008 Ad Kooij Vorig jaar werd voor het eerst een verslag uitgebracht van de Over- en Nederwaard samen. Omdat dit goed bevallen is, willen we dat dit jaar weer doen. De tellingen worden al jaren door dezelfde groep mensen gedaan waardoor een stuk ervaring word ingezet die niet onderschat mag worden. Zowel voor de Over- als de Nederwaard waren zoveel mogelijk dezelfde dagen gepland om te inventariseren. Helaas vielen er in de Nederwaard door regen twee tellingen uit en een misverstand bij twee tellers kostte ook een telling. Hoe groot de invloed van deze missers zijn is moeilijk te zeggen. De meeste soorten hebben zulke ruime datumgrenzen dat de invloed minimaal zal zijn. Uitzondering is mogelijk de Baardman die net op de grens zit van deze periode. De tellingen Schema Hoge boezem van de Overwaard en Hoge Boezem van de Nederwaard
Zoals boven al ‘drijftil’ nog niet stellingen zal er moeten worden, het gebied snel
nr. tel.
data
HBO
1
22/3
Pieter/Juri
1
Ad/Jan
1
06.35
2
5/4
Gerard/Anthonie
2
Piet/gvw
2
07.02
3
19/4
Ad/Jan
4
Gerard/Anthonie
3
06.31
4
3/5
Piet/gvw
3
Pieter/Juri
1
06.03
5
17/5
Gerard/Anthonie
1
Ad /Jan
2
05.40
6
24/5
Ad/Jan
4
Piet /gvw
3
05.32
7
31/5
Ad/Jan
2
Pieter/Juri
1
05.25
8
7/6
Piet/gvw
3
Ad /Jan
2
05.20
9
21/6
Pieter/Juri
1
Gerard/Anthonie
3
05.19
5/7
Gerard/Anthonie
2
Pieter/Juri
1
05.28
10
Route HBO
koude ochtend en veel wind tijdens een telling komen de resultaten niet ten goede. Toch zijn er over de gehele periode genomen voldoende goede teldagen geweest om tot een goede afronding te komen. Ook dit jaar waren er weer problemen door drijftillen, zowel in de Over- als in de Nederwaard. In de Overwaard was de doorgang bij de middenkade geblokkeerd en ook meer naar het zuidoosten sloot een til de doorgang af. Doorvaren was ook niet mogelijk langs de molens. Tussen de 6e en 7e molen sloot en groot til de gehele watergang af. In de Nederwaard kon tijdens de telling van 19 april de route niet worden gevolgd omdat de doorgang versperd was. Dit is tamelijk vervelend en kost veel tijd.
HBN
De weersomstandigheden tijdens het tellen waren duidelijk minder dan vorig jaar. Niet alleen uitval door regen maar ook een vrij Ornithologisch Jaarverslag 2008
Route HBN
zon op
vermeld is het probleem opgelost. Gezien de doeltoch echt iets aan gedaan want op deze manier gaat in waarde achteruit voor soorten waar het juist zo belangrijk voor is. De til tussen de 6e en 7e molen is in de nazomer gewoon kapot gemaakt omdat men bij de 7e molen moest zijn in verband met groot onderhoud. Dit zijn zaken die niet zouden mogen gebeuren. Nu ligt de oplossing niet voor het oprapen en het zal de nodige euro’s kosten, maar er zal op korte termijn toch naar een oplossing gezocht moeten worden.
Een andere ergernis dit jaar was het maaien van de rietvelden. Afgesproken is dat dit gefaseerd zal gebeuren (beheerplan) en solitaire bomen / struiken zullen blijven staan. Ze zijn van
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 2
groot belang als zangpost en voor sommige soorten als nestplaats. Toch is het gehele rietareaal van de Lekkerlandse boezem gemaaid inclusief de meeste struiken en bomen. Ook in de rietstrook langs het pad naar de molens van de Overwaard is alles gemaaid: weg zangposten. Ook het laten staan van brede rietstroken is niet goed gegaan. Ontwikkelingen Dit najaar is de visie van de Stichting Wereld Erfgoed Kinderdijk (SWEK) gepresenteerd. Veel zaken staan hierin vermeld die de rust in het gebied niet ten goede komen. Het zal van ons, samen met de WetlandWacht, de nodige aandacht vragen om met elkaar tot een oplossing te komen. Dit jaar, 15 mei, is ook het definitieve concept beheersplan, in het kader van Natura 2000, gereed gekomen. Op en aanmerkingen van ons zijn hierin verwerkt. De praktijk zal leren hoe één en ander resultaat zal geven. Op het ontwerpaanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied # 106 Boezems Kinderdijk hebben we schriftelijk gereageerd. Dankzij subsidies is het mogelijk om weer het nodige groot onderhoud aan de molens te gaan uitvoeren. Dit zal de rust rondom de molens niet ten goede komen. Hoever een en ander gevorderd is bij het nieuwe broedseizoen, is nog niet te overzien. Veldwaarnemingen Het bezoek aan het gebied blijft niet beperkt tot de officiële inventarisatierondes. Regelmatig word het gebied bezocht voor aanvullende waarnemingen en voor andere activiteiten, zoals uitleggen Zwarte Sternvlonders, libellen- en vlinder tellingen en ‘luisteren’ naar vleermuizen. Ook de vele bezoeken aan de vogelkijkhut ‘Adri de Gelder’ leveren veel waarnemingen op. Vanaf deze plek worden in het voorjaar de trektellingen verricht terwijl we in het najaar op de parkeerplaats van de Overwaard staan. Voor het verslag van deze tellingen verwijzen we u naar het ornithologisch jaarverslag. De actuele trektelwaarnemingen kunt u zien op www.trektellen.nl. Het begon dit jaar al goed met de aanwezigOrnithologisch Jaarverslag 2008
heid van een mannetje Blauwvleugeltaling, een zeldzame dwaalgast uit Noord Amerika. De vogel is aanvaard door het CDNA en kan dus als nieuwe soort voor de Alblasserwaard worden bijgeschreven. Een Geoorde Fuut werd waargenomen op de grote plas van de Overwaard en is voorzover bekend de eerste voor het boezemgebied. Een Witvleugelstern verbleef heel de periode in de kolonie van de Zwarte Sterns in de Nederwaard. De vogel werd regelmatig gezien met vis in de sneb, maar of er sprake is geweest van een gemengd paar hebben we helaas niet kunnen vaststellen. De waarnemingen van een Smient mannetje was onvoldoende om van een territorium te kunnen spreken. Het is code 0, volwassen individu binnen datumgrenzen. Ook een mannetje Mandarijneend werd éénmalig waargenomen. Soortbesprekingen Roerdomp Dachten we vorig seizoen dat het afgelopen was met de Roerdomp, gelukkig waren er dit seizoen toch nog weer enkele waarnemingen, zij het dat ze niet werden gedaan tijdens de officiële inventarisatierondes. Nachtbezoeken voor roepende exemplaren gaven geen resultaat. Purperreiger Dankzij de inzet van enkele zeer gemotiveerde tellers is het ook dit jaar weer gelukt om het gebied te voet te doorkruisen met als resultaat een aantal van 113 nesten. Zowel nesten in aanbouw, nesten met eieren als nesten met jongen werden gevonden. Het aantal is twee paar minder dan in 2007 maar, zoals al eerder vermeld, het is een minimum aantal daar het gebied zo onoverzichtelijk is dat je gemakkelijk nesten mist. Tijdens deze telling werd een jonge, zwemmende, Waterral waargenomen. Ook dit jaar zijn er weer twee vogels van een satellietzender voorzien. Voor een reisverslag van deze vogels zie: http://www.vogelbescherming.nl/purperrei ger
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 3
Grauwe Gans In de Nederwaard kwamen dit jaar twee paar tot broeden. De vogels verlieten het gebied direct nadat de jongen daartoe in staat waren, en zijn niet meer in het gebied teruggekeerd. Dit in tegenstelling tot de broedvogels van de Overwaard. Hier foerageren zowel oude als jonge vogels op de omringende weilanden maar gaan steeds terug de Overwaard in. Hoe groot het aantal broedparen in de Overwaard precies is, is onduidelijk. Grote aantallen niet broedende vogels maken het tellen er niet gemakkelijk op. Op 19 april kwam Jan Schoonderwoerd tijdens de inventarisatieronde op 85 paar met 364 jongen en verder nog 775 oude vogels. Dit maakt een totaal van maar liefst 1309 exemplaren. Laten er wat dubbeltellingen tussen zitten, doordat ganzen nogal vliegerig zijn, dan nog is dit een aantal wat reden geeft om eens goed na te gaan denken over hoe nu verder.
Canadese Gans Van deze soort ook een paar meer in de Nederwaard maar deze vogels verbleven wel heel de periode in het gebied. In de Overwaard kwamen drie paar meer tot broeden en net als de Grauwe Ganzen verbleven ze de meeste tijd op de aanliggende weilanden in polder Nieuw Lekkerland. Ook hier tot 20 niet broedende vogels. Brandgans Dit jaar weer twee paar in de Overwaard en ditmaal wel succesvol. Tijdens een telronde werd een paartje met 6 jongen gezien Nijlgans
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Zowel in de Over- als de Nederwaard kwam deze exoot tot broeden. De stand blijft al jaren op hetzelfde peil. Veel paren blijven zonder jongen. Wat de reden hiervan is, blijft gissen. Eenden Zeker de Overwaard is een belangrijk overwintering en doortrekgebied voor eenden. Enkele 1000en Smienten en tientallen tot meer dan honderd Wintertalingen, Slobeenden, Krakeenden, Kuifeenden en Tafeleenden pleisteren langere of kortere tijd in het gebied. Enkele van deze soorten blijven in het voorjaar nog lang in het gebied zonder te gaan broeden. Bij het tellen moet je hier goed rekening mee houden daar er anders veel te hoge aantallen op papier komen. De meeste eenden hebben een fusieafstand van 1000 meter waardoor veel waarnemingen in 1 cluster kunnen. De meeste mannetjes eenden houden het voor gezien als er jongen zijn en vormen dan groepen. Dit zal ongetwijfeld een van de oorzaken zijn van de groepen mannetjes Slobeenden die we regelmatig waarnemen tijdens tellingen. Van deze laatste soort kwam tijdens de trektellingen dit najaar, bij het Wisboomgemaal, elke morgen een groep vanuit de Nederwaard overvliegen om in de Krimpenerwaard te gaan foerageren. Bruine Kiekendief Dit jaar was er een zeer licht mannetje aanwezig in de Overwaard. De waarneming(en) van een man Blauwe Kiekendief zou wel eens op dit exemplaar betrekking kunnen hebben. De aantallen in de beide gebieden zijn weer hetzelfde als de voorgaande jaren. Vrijwel het gehele jaar kunnen we boven het boezemgebied Bruine Kiekendieven waarnemen. Of dit eigen vogels zijn of van elders, is niet bekend. Bekend is dat er flinke doortrek van deze soort kan zijn. Een absolute topdag was 13 september 2008 toen maar liefst 164 exemplaren over de trektelpost vlogen (een Nederlands record). Waterral De soort deed het goed dit jaar. In beide gebieden een lichte toename. Je vraagt je af waarom de verspreiding niet meer over het gebied verdeeld is. Waarom bijvoorbeeld niet in de Boezem van Nieuw Lekkerland?
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 4
broedparen op de vlonders was beduidend lager dan vorig jaar. Ook nu leek verstoring hiervan een oorzaak te zijn. De vogels weken uit naar het grote vlak waar ze op drijfmateriaal hun nesten maakten. In totaal ongeveer 35 paar.
Een foeragerende Waterral Porseleinhoen Dit jaar niet in de Overwaard maar wel 7 roepende exemplaren in de Nederwaard. De vogels riepen maar enkele avonden en daarna is er niets meer gehoord. Op dezelfde avonden werden geen roepende vogels in de Overwaard gehoord. Volgens een artikel in Vogelnieuws van Vogelbescherming, roepen de vogels direct na aankomst heel fanatiek om zodra ze een metgezel hebben te stoppen. Laat en lang roepende vogels zouden dan dus niet gepaard zijn. Kievit Boven de gemaaide rietpercelen in de Nederwaard worden regelmatig baltsende Kieviten gezien voor de datumgrens. In 2004 waren na die datum ook nog vogels aanwezig en noteerden we 3 paar. Dit jaar is de gehele Lekkerlandse boezem gemaaid en daar waren dit voorjaar ook baltsende vogels aanwezig. Officieel konden drie paar worden genoteerd. Of er ook jongen vliegvlug geworden zijn is niet bekend. Kokmeeuw Op de vlonders kwamen in de Overwaard twee paar tot broeden. De kuikens werden helaas niet vliegvlug. Toen we de vlonders verwijderden vonden we op een vlonder een skelet van een Kokmeeuw met een ring van Helgoland. In de Nederwaard waren tien broedgevallen, een deel op de vlonders en de rest op drijfmateriaal op het grote vlak tussen de plompenbladeren.
Uilen Sinds 1998 ontbreekt de Bosuil op de lijst van broedvogels. Toch worden langs de dijk, door bewoners, wel eens uilen gezien. Het is de vraag wat voor soort dit dan is. Na twee jaar afwezigheid werden er in de Overwaard weer roepende jonge Ransuilen gehoord. In de winter 2007/2008 was er een roestplaats in de Overwaard, met minimaal 16 exemplaren. Met de wintervogeltelling van maart werd hier nog 1 exemplaar gezien Rietzangers Deze soorten overwinteren allemaal in Afrika ten zuiden van de Sahara. Opvallend is dat de aantallen van deze soorten vrij stabiel zijn op de Kleine Karekiet na. De stand van deze soort is in de Overwaard ten opzichte van 2007 met 25% afgenomen en ten opzichte van 2006 zelfs met 53 %. Ten opzichte van 2007 is in de Nederwaard het aantal broedparen 20% lager. We zijn zeer benieuwd wat voor aantallen we in 2009 zullen zien. Figuur 1 Totaal aantal soorten broedvogels in de Hooge Boezem van de Over- en Nederwaard. 60 50 40 HBO
30
HBN
20 10 0 2004
2005
2006
2007
2008
Zwarte Stern In de Overwaard werden wel volop foeragerende sterns maar helaas geen broedgevallen vastgesteld. Ook in de Lekkerlandse boezem werd niet genesteld. In de Nederwaard werd wel gebroed. Het aantal Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 5
Figuur 2 Totaal aantal broedparen in de Hoge boezem van de Over- en Nederwaard.
700 600 500 400
HBO
300
HBN
200 100 0 2004
2005
2006
2007
2008
Hoge Boezem van de Overwaard - Tabel 1 HBO
04
05
06
07
08
04
05
06
07
08
Fuut
15
17
18
24
11
Gr. Bonte Specht
1
0
1
0
0
Dodaars Roerdomp Blauwe Reiger Purperreiger Knobbelzwaan Grauwe Gans Kolgans Brandgans Canadese Gans Nijlgans Bergeend Krakeend Smient Wilde Eend Slobeend Tafeleend Kuifeend Bruine Kiekendief Fazant Waterral Porseleinhoen Waterhoen Meerkoet Kievit
0 3 54 3 35 1 1 3 4 1 4 1? ng 1 1 2 3 2 8 1 13 15
1 1 2 73 1 56 0 0 3 3 1 1 0 46 0 0 2 3 5 7 0 10 11
0 1 0 86 1 63 0 1 9 4 1 2 0 37 0 1 4 3 1 6 1 17 10
0 0 1 115 0 73 0 2 7 9 0 4 1 31 0 1 3 3 3 6 1 13 13
1 1 0 113 0 85 0 2 10 6 0 4 0 29 1 0 3 3 5 8 0 14 13 2
Boerenzwaluw Witte Kwikstaart Winterkoning Heggenmus Blauwborst Merel Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Grote Karekiet Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Tjiftjaf Fitis Baardman Matkop Pimpelmees Koolmees Buidelmees Ekster Gaai
0 1 36 3 19 9 6 16 0 82 0 0 1 3 1 8 19 3 1 3 3 0 5
0 0 27 6 18 11 8 9 2 63 0 1 0 5 2 7 17 4 0 7 11 1 5
2 0 29 7 20 13 8 21 0 119 0 0 1 7 3 5 19 5 0 5 6 0 7
2 0 47 5 15 13 7 18 3 85 1 0 1 5 1 10 24 2 0 6 9 1 8 1
2 0 37 5 8 12 8 18 6 68 0 0 0 9 3 11 30 4 0 4 9 0 9 0
Kokmeeuw Zwarte Stern
26 3
1 6
8 8
5 6
2 0
Zwarte Kraai Spreeuw
2 1
1 0
5 0
3 0
3 0
Holenduif Houtduif Koekoek Ransuil IJsvogel
2 6 1 2
4 6 2 1
4 3 3 0
7 9 2 0 1
7 3 2 1 1
Huismus Vink Kneu Rietgors
5 1 1 21
12 0 1 15
10 0 0 20
5 0 0 18
7 0 0 22
Zoals uit tabel 1 blijkt zit het aantal soorten broedvogels jaarlijks tussen de 40 en 50, uitschieter is 2004 met 52 soorten. Vijfendertig soorten hebben de afgelopen 5 jaar elk jaar in de HBO gebroed, 28 soorten deden dit in één of meerdere jaren. In totaal maakten dus 63 soorten eens of meerdere malen gebruik van het gebied om hun jongen groot te brengen of deden een poging om een territorium te vestigen.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 6
Hoge Boezem van de Nederwaard - Tabel 2 HBN Fuut Woudaap Roerdomp Knobbelzwaan Nijlgans Canadese Gans Grauwe Gans Wilde Eend Tafeleend Kuifeend Krakeend Bruine Kiekendief Fazant Waterral Porseleinhoen
04 13
05 10
0 1 1 3
1 1 2 2
06 14 1 0 2 1 3 27 0 0 4 2 2 3 5
07 10 0 0 1 1 3 1 22 1 2 3 2 3 3 0
08 9 0 0 1 2 4 2 35 0 1 1 2 3 5 7
41 2 0 0 2 3 1
25 2 0 1 2 4 4 1
Waterhoen Meerkoet Kievit Kokmeeuw Zwarte Stern Holenduif Houtduif Turkse Tortel Koekoek Gr. Bonte Specht Winterkoning Heggenmus Blauwborst Merel
12 11 3 1 23 4 7 0 1 1 13 9 3 11
16 15 0 0 18 3 8 6 1 2 25 6 5 9
23 18 0 1 24 5 8 4 2 0 15 7 7 12
21 15 0 6 29 3 9 6 2 0 26 8 8 10
14 16 0 10 35 3 5 3 1 0 20 10 5 11
Zanglijster Sprinkhaanzanger Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Grasmus Braamsluiper Tuinfluiter Spotvogel Zwartkop Tjiftjaf Fitis Baardmannetje Matkop Pimpelmees Koolmees Gaai Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Huismus Vink Groenling Putter Kneu Rietgors
Het aantal jaarlijkse soorten broedvogels in de Nederwaard is maar één soort minder dan in de Overwaard n.l. 34. Het aantal niet jaarlijkse blijft in de Nederwaard steken op 23 soorten. Gezien de oppervlakte en het verschil in biotoop is dit niet verwonderlijk. Het totaal aantal soorten voor het gehele boezemgebied, dat de laatste 5 jaar tijdens de inventarisatierondes is ge-
Ornithologisch Jaarverslag 2008
04 1 1 4 9 0 57 1 0 3
05 0 1 4 10 0 81 0 0 2
06 1 3 3 13 3 61 0 1 3 1 3 7 14 4 0
07 2 2 5 15 1 76 0 0 2 0 5 7 21 5 0
08 1 1 6 11 2 57 0 0 5 0 5 10 15 4 0
6 8 15 2 2
4 5 19 2 0
6 7 1 3
5 10 1 2 2 1 6 1 0
5 14 1 5 1 2 1 8 4 1
12
19
6 10 1 7 0 2 0 9 1 3 0 0 15
6 10 1 8 0 2 0 7 1 2 1 1 14
2 2 2 0 2
13
noteerd, bedraagt 69. In zowel Over- als Nederwaard broeden verschillende soorten van de Rode Lijst. Helaas kunnen we maar weinig positiefs zeggen over deze soorten. Alleen de Purperreiger is deze periode toegenomen, de overige bleven op hun lage niveau of verdwenen, zoals Matkop en Spotvogel.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 7
Broedvogels in het Alblasserbos in 2008 Jan Schoonderwoerd Voor de broedvogels van het Alblasserbos was 2008 weer een gemiddeld jaar. In het gebied broeden 49 soorten, waarvan er 6 als kwetsbaar en 2 als gevoelig op de rode lijst staan. In totaal 988 broedparen, een aantal dat nog nooit zo hoog is geweest. Het totaal aantal soorten is gelijk aan dat van 2003 en telt er zeven meer dan vorig jaar. Drie nieuwe soorten vestigden zich voor het eerst in het bos namelijk Krakeend, Nachtegaal en Steenuil; de laatste twee behoren tot de genoemde gevoelige soorten. Fuut, Koekoek, Rietzanger, Spotvogel en Groenling keerden terug, maar de Sprinkhaanzanger werd dit jaar niet opgemerkt. Soortbespreking Na een jaar van afwezigheid broedde de Fuut opnieuw met twee paar in de watergangen langs en in het bos. Van het acht paar Knobbelzwanen van vorig jaar bleven er dit jaar vier over. In Papendrecht ging de soort van 6 naar 3 paar, de helft minder dus. Dit seizoen 5 broedpaar van de Nijlgans en dat is een ruime verdubbeling t.o.v. vorig jaar, en ook alleen weer in Oud-Alblas en Papendrecht. In Oud-Alblas zijn ook ditmaal geen jongen waargenomen. Dat de Wilde eend in agrarisch gebied toeneemt, is in het bos (dat tenslotte door weilanden wordt omgeven) goed te merken: de soort stijgt naar 93 paar en dat zijn er 26 meer dan vorig seizoen. Deze stijging komt vooral voor de rekening van Papendrecht waar de stand meer dan verdubbelde. Een nieuwe broedvogel voor het bos is de naaste verwant van de vorige
soort, de Krakeend. In het gedeelte Grote Nes werden drie paar van deze toch wel fraaie eendjes als broedvogel genoteerd, enkele decennia geleden was het een schaarse broedvogel. Zo rond 2000 toegenomen tot ± 7000 paren, en nu dus ook weliswaar aan de waterkant - in het bos. Ook dit jaar weer drie soorten roofvogels met evenzoveel paren. Van de Buizerd één meer, van de Sperwer één minder en de Boomvalk bleef gelijk, ook wat de locaties betreft. De Fazant zit nog altijd in een stijgende lijn: verleden jaar nog net onder de 30 paar, dit jaar steeg hij naar 44. Het is wel opmerkelijk dat deze toename enkel in gedeelte Papendrecht het geval is: de soort verdubbelde daar zijn stand met honderd procent van 12 naar 24 paren. De bijna altijd aan de randen van het bos broedende Waterhoen en Meerkoet zijn dit jaar op een nagenoeg gelijkblijvende stand gebleven, veel hoger zal de stand ook niet worden; het is tenslotte een watervogel en geen bosvogel. Het aantal Houtduiven is in bijna alle delen van het bos toegenomen, behalve in Kortland. De sterkste toename werd geconstateerd in Papendrecht waar dit jaar 54 paren werden geteld (vorig broedseizoen 41). En ook van de Holenduif werden twee territoria meer gevonden. De Witte kwikstaart, een zeer algemene broedvogel van open gebied maar soms ook op open plaatsen in het bos, broedde evenals vorig jaar met één paar in Papendrecht. De Koekoek (een kwetsbare soort) is dit jaar toch weer als broedvogel teruggekeerd; zijn zo zomers aandoende roep was in deel Oud-Alblas geregeld te beluisteren. De Bosuil broedde dit jaar alleen in gedeelte Papendrecht. Een nieuwkomer voor het bos is de Steenuil (kwetsbare soort): dit grappige kleine uiltje werd opgemerkt in Oud-Alblas. Of hij ook werkelijk in het bos heeft gebroed is niet volkomen zeker, maar op grond van BMP criteria mag hij als broedvogel genoteerd worden. Broedde de Groene specht (kwetsbare soort)
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 8
vorig jaar met 4 paar alleen in Oud-Alblas, dit jaar werd zijn “lach” ook elders gehoord. Papendrecht herbergde 2 paar en Grote Nes had sinds 9 jaar ook weer een broedpaar. Dit seizoen dus met de 2 van Oud-Alblas 5 broedparen. De Grote bonte specht bleef ongeveer op hetzelfde niveau, twee meer dan vorig jaar, wat geheel voor rekening van Grote nes komt. Veruit nummer één van de lijst is de Winterkoning. Hij handhaaft voor het zevende achtereenvolgende jaar zijn eerste plaats op de ranglijst: maar liefst 130 broedparen werden genoteerd. Door zijn onopvallend uiterlijk en gedrag, en ook zijn zang is niet zo opvallend, valt de Heggenmus niet zo op. Niettemin krabbelde de soort weer op van zes naar negen broedparen. Zes jaar geleden waren dat er nog 23. Hij heeft dus nog wat in te halen. De Roodborst vertoont landelijk nog steeds een licht stijgende lijn; in het Alblasserbos blijft hij de laatste drie jaar op zo’n 20 paar steken. In deel Papendrecht verscheen de derde nieuweling van dit jaar: de Nachtegaal (ook een kwetsbare soort) een zanger bij uitstek en eigenlijk een onopvallend vogeltje die je eerder hoort dan ziet. Begin jaren tachtig zijn de aantallen broedende nachtegalen vooral in het oosten kleiner geworden, in de lagere delen is echter enige toename. Zijn favoriete biotoop van braamstruiken en brandnetels is wel aanwezig, en dan vooral brandnetels. En nu maar afwachten of hij eerstvolgend broedseizoen weer verschijnt. De Gekraagde roodstaart broedde opnieuw met succes op dezelfde stek in OudAlblas. In tegenstelling tot vorig jaar is het
aantal Merels dit jaar weer stijgende, acht meer dan vorig jaar, en bereikt daarmee de 61 broedparen. De tot nog toe hoogste stand werd in 2004 bereikt met 69 paren. Ornithologisch Jaarverslag 2008
De stand van de Zanglijster daarentegen loopt in alle delen wat terug, het totaal van 20 paar zakte dit jaar terug naar 14 broedparen. Een lang niet jaarlijkse broedvogel met een opvallende witte oogstreep, de Rietzanger, broedde dit jaar weer eens in de overjarige rietkragen van de brede watergang langs het gedeelte Grote Nes. De Bosrietzanger varieert qua aantal per gebied, maar blijft op hetzelfde niveau als vorig seizoen. De drie paar minder in Papendrecht worden gecompenseerd door de drie paar in Grote Nes. De Kleine karekiet keldert van 16 naar slechts 5 paar; in Grote Nes bleven er maar twee van de 12 paar van vorig jaar over. Wat hiervan de oorzaak van is, wie het weet mag het zeggen! De rietkraag langs de oevers van het waterschap ziet er niet anders uit dan vorig jaar, misschien is het verstoring door aanleggende bootjes of vissers? Na een jaar van afwezigheid (de jaarlijkse schommelingen zijn in onderstaande grafiek goed te zien) broedt de Spotvogel dit jaar met een paar in Papendrecht en in Oud-Alblas. De aantallen van de Tuinfluiter lopen iets terug. De reden is ook weer Grote Nes waar niet meer dan één paar werd gesignaleerd, tegen zeven vorig jaar. De Zwartkop zet ook dit jaar zijn succes voort. In vrijwel alle delen neemt de soort meer of minder toe. In Grote Nes broedt bijna het dubbele aantal van vorig jaar: van zeven gaat hij dit seizoen naar 13 paren. Fitis en Tjiftjaf blijven ongeveer op hetzelfde peil. Oud-Alblas en Papendrecht hadden ieder een paar Grauwe vliegenvangers De Staartmees die ook na de broedtijd en in de winter vaak nog in familieverband door het bos zwerft, broedde dit jaar met vier paren in het bos. Van de Matkop, ook weer zo’n gevoelige soort, die landelijk nog steeds licht afneemt werden evenals vorig seizoen vijf territoria vastgesteld. Van de Pimpelmees bleven de aantallen nagenoeg gelijk. Wat het aantal broedparen betreft blijft ook de Koolmees bijna gelijk, in OudAlblas zaten er 6 minder maar in Papendrecht 5 meer. Landelijk gezien neemt de Boomkruiper licht toe, wat echter in het bos dit jaar niet te merken is, één paar
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 9
minder dit broedseizoen. Maar mogelijk zijn er over het hoofd gezien wat met dit onopvallende vogeltje niet onmogelijk is. De Wielewaal doet het deze keer heel goed: maar liefst vijf paar van deze kleurrijke vogels hebben dit broedseizoen het bos als broedplaats gekozen. In Oud-Alblas na drie jaar weer een broedgeval en de overige vier hielden verblijf in Papendrecht. De Vlaamse gaai houdt nog steeds een opgaande lijn aan, de meesten - tien van de zeventien paren - broeden in OudAlblas. Kwamen we tot op heden nooit verder dan negen paar Eksters, dit jaar zelfs meer dan het dubbele van vorig jaar, van 6 naar 13. Dit komt voornamelijk voor rekening van Oud-Alblas die van drie paar vorig jaar naar 9 paar dit broedseizoen
ging. De bekendste van de kraaiachtigen, de Zwarte kraai, broedde met 30 paar in het bos. De soort blijft daarmee op hetzelfde niveau als vorig jaar. Zijn kleinere neef de Kauw broedde drie jaar geleden met één paar in gedeelte Papendrecht. In 2008 brengt hij het al tot 7 paar, opnieuw in Papendrecht.Ook de Spreeuw broedt dit seizoen met 22 paar alleen in gedeelte Papendrecht. Veel paren van deze soort verblijven in de oude griend met zijn vele holtes in de oude wilgen. De Vink doet ditmaal een stapje terug. In bijna alle delen neemt de soort enigszins af, maar in de Grote Nes broedde er één paar meer. Als laatste noemen we de Groenling, een soort die eigenlijk meer in parkbossen voorkomt. Na drie jaar afwezigheid weer eens als broedvogel present in het bos en wel in deel Oud-Alblas.
Tabel 3: Broedvogels Alblasserbos 2008 OA= Oud Alblas; PA = Papendrecht; GN = Grote Nes; KO = Kortland; TOT = Totaal OA PA GN KO TOT Fuut
1
Knobbelzwaan Nijlgans Wilde eend
1 3
2
3
26
54
Krakeend 1
Buizerd
3
Sperwer
1
Boomvalk
1
1
13
24
Waterhoen
3
3
Meerkoet
8
28
Holenduif
4
4
Houtduif
29
18
Koekoek
1
Steenuil
1
Bosuil Groene specht
6
7
3
Soepeend
Fazant
1
5
OA PA GN KO TOT
2
Zanglijster
4
Rietzanger
5
Bosrietzanger
2
2
Spotvogel
1
1
93 3
Kleine karekiet
1
Tuinfluiter
1
9
1
4
2
34
30
13
4
81
2
Tjiftjaf
18
31
12
4
65
2
Fitis
1
16
3
1
21
Grauwe vliegenvanger
1
1
Staartmees
1
2
1
Matkop
2
1
2
Pimpelmees
8
9
4
2
23
Koolmees
14
30
4
3
51
1
Boomkruiper
10
5
2
17
1
Wielewaal
1
Vlaamse gaai
5
Ekster Kauw
7
1
39
54
13
7
3
1
24
Winterkoning
52
55
18
5
130
7
1
1
9
Spreeuw
10
10
20
Groenling
1
1
Vink
1
Totaal
1
Soorten
Witte kwikstaart Merel
1 33
20
Ornithologisch Jaarverslag 2008
4
4
2
Zwartkop
1
1
7
30
Grote bonte Specht
Gekraagde roodstaart
3
2
1
Nachtegaal
1
1
2
Roodborst
1
11
2
Heggenmus
14
16
44
1
1
2
3
3
5
3
8 4
8
Zwarte kraai
5
2 4 5
1
4
10
4
2
1
17
5
9
2
1
1
13
7 9
16
7 2
3
22
22
1 15
1 15
5
373 459 104 40
30
41
27
2
37
52
988
21
49
61
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 10
Weidevogels in de Alblasserwaard in 2008 Jan Andeweg Omvang Door 47 actieve vrijwilligers van de Weidevogelwerkgroep zijn in 2008 op 79 bedrijven de nesten opgespoord, gemarkeerd, geregistreerd en zo nodig beschermd. Van 108 bedrijven zijn de nestgegevens, inclusief 5 bedrijven zonder nesten, ontvangen en verwerkt. Van 47 bedrijven werden geen of onvoldoende gedocumenteerde nestgegevens ontvangen. De afgezochte oppervlakte bedraagt 3231 ha grasland en 259 ha bouwland (waarvan 243 ha maïsland). In totaal zijn 2309 nesten van 15 vogelsoorten als gevonden geregistreerd. Dat is een toename van 323 nesten ten opzichte van 2007. Van 2064 nesten (89,4% van het totaal) werd het resultaat (nest uit of niet uit) bekend. Dat zegt iets over de kwaliteit van de nestregistratie. Van de 2064 nesten met bekend resultaat is 78,9% geregistreerd als 'uit'. Predatie was met 11,2% de grootste verliesoorzaak (2007: 9,2%). De predatie voor heel ZuidHolland, verwerkt door Landschapsbeheer Zuid-Holland (LBZH), lag in 2008 wat hoger en kwam uit op 15,4%. Dichtheden Het aantal broedparen per 100 hectare, gecorrigeerd voor vervolglegsels, werd als volgt berekend (tussen haakjes de dichtheid voor Zuid-Holland, zoals berekend door LBZH): Kievit 29,4 (29,9), Grutto 12,1 (12,1), Scholekster 2,4 (5,6), Tureluur 2,1 (4,4), Slobeend 0,9 (1,0). De dichtheid voor de Scholekster en voor de Tureluur is in de Alblasserwaard duidelijk lager dan in de gebieden elders in Zuid-Holland. De dichtheid op bouwland kwam voor de Kievit uit op 217 en voor de Scholekster op 12,4. Het is lijk dat op maïspercelen in het veenweidegebied veel meer Kieviten en Scholeksters broeden dan op de graslandpercelen. De Grutto's, Tureluurs en Slobeenden maken hun nest bij voorkeur in de nabijheid van de maïspercelen. Het broeden in elkaars nabijheid heeft voordelen, potentiële predatoren (vliegend of lopend) worden snel opgemerkt en met elkaar weggejaagd. Dat bevordert het Ornithologisch Jaarverslag 2008
uitkomstresultaat van de weidevogelnesten. Bescherming Bijna 600 nesten (26%) is beschermd bij agrarische activiteiten. Bij het maaien werden 227 nesten gespaard, van 205 nesten met bekende afloop kwam 86% uit. Bij beweiding werden 64 nesten beschermd, van 58 nesten werd de afloop bekend en kwam 91% uit. Bij rollen/slepen werden 17 nesten ontzien, van 15 nesten met bekende afloop kwam 88% uit. Bij bemesting werden 103 nesten gespaard, bij 102 nesten werd de afloop bekend en kwam ruim 82% uit. Bij ploegen/eggen en zaaien/poten werd om 13 en 25 nesten heen gewerkt, de uitkomst was 85% en 90%. Bij onkruidbestrijding werden 135 nesten gespaard, waarvan bijna 78% is uitgekomen. Bij overige activiteiten waren 14 nesten betrokken, waarvan bijna 86% is uitgekomen. De inschatting is dat veel meer nesten beschermd zijn bij werkzaamheden van de boer, maar dat de bescherming niet is genoteerd. Opsporing en bescherming van nesten is het belangrijkst. De beschermingsboekhouding is, in de praktijk en begrijpelijk, wat minder urgent. Uitkomstdata Van 246 gruttonesten, dat is 49% van de nesten met bekende afloop, werd de uitkomstdatum genoteerd. Het eerste gruttonest kwam uit op 20 april en het laatste op 14 juni. Op 9 mei was 50% van de grutto-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 11
nesten uitgekomen. Het eerste kievitsnest was op 2 april uit, het laatste op 27 juni. Op 19 april waren ruim 200 kievitsnesten uitgekomen. De inschatting is dat een zeer hoog percentage van deze vroege kievitsjongen door onderkoeling en verhongering zijn omgekomen. Pas op 20 april steeg de temperatuur en kwamen er meer insecten in de polder. Vijftig procent van de scholeksternesten was uit op 20 mei, van de Tureluur op 13 mei en van de Slobeend op 15 mei. Alarmtellingen In polder Noordzijde van Noordeloos, in het gebied waar het project Nederland Weidevogelrijk (NWR) loopt, hebben vrijwilligers (weer) meegewerkt aan een vijftal alarmtellingen. Tijdens de alarmtellingen werd de situatie en het gebruik van de percelen vastgelegd. En werden alle vogels met binding aan het terrein op een plattegrond ingetekend. Door de tellingen om de twee weken te herhalen werd informatie verzameld over de territoria van de weidevogels en met name van de Grutto. Ook de alarmerende gruttoparen met jongen werden genoteerd. Bij vijf van de zeven deelnemers werden gruttonesten aangetroffen. In totaal 61 gruttonesten werden gevonden. Hiervan zijn 33 gruttonesten (54%) uitgekomen. Helaas is niet van alle gruttonesten de uitkomstdatum genoteerd. Tij-
Ornithologisch Jaarverslag 2008
dens de alarmtellingen zijn totaal 51 territoria van de Grutto geteld. En tijdens de vierde telronde (op 22 mei) alarmeerden 20 grutto-ouders met jongen. Het Bruto Territoriaal Succes (BTS) kwam uit op 39%. Dat is ruim 20% lager dan het voor de reproductie van de grutto gewenste BTS van minimaal 60%. Kuikenland De wat grotere gruttojongen zoeken hun voedsel bij voorkeur in ongemaaide percelen met lang en kruidenrijk gras (kuikenland). Ook beweidde percelen met hergroei worden door de gruttojongen bezocht. Sommige boeren hebben tijdens de eerste maaisnede ad hoc vluchtheuvels laten staan. Om de op het perceel aanwezige jongen van de weidevogels rust, dekking en voedsel te geven. Dit maatwerk blijkt zeer effectief te zijn voor de overleving van de gruttojongen. Bereikbaar lang gras, in onze intensief beheerde veenweidepolders, is essentieel voor de overlevingskansen met name voor de gruttojongen. Jan Andeweg e-mail:
[email protected]
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 12
De Kerkuil is definitief terug in de Alblasserwaard Leonard Sloots In 2007 beleefden de Kerkuilen in de Alblasserwaard een recordjaar. Als gevolg van een piek in de Veldmuizencyclus konden maar liefst 14 broedgevallen worden opgemerkt. Na een piekjaar in de Veldmuizencyclus is het afwachten. Het is gebruikelijk, dat de hoeveelheid Veldmuizen in het volgende jaar (sterk) verminderd is, en zo ook het voedselaanbod voor Kerkuilen. Als gevolg van een verminderd voedselaanbod is het mogelijk dat het aantal broedgevallen halveert, ook zijn de broedsels dan meestal kleiner.
In totaal konden in 2008 13 broed-gevallen van de Kerkuil in de Alblasser-waard worden vastgesteld. Hieronder het overzicht van de eerste broedsels in 2008.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
plaats Bleskensgraaf Brandwijk Brandwijk Giessenburg Giessenburg Giessenburg Goudriaan H’veld-G’dam Hoornaar NieuwLekkerland Noordeloos Tienhoven Wijngaarden totaal
legsel 3 5 6 2 6 5 6 5 2
uitgevlogen 3 5 6 2 6 5 3 5 2
2 2 6 2 52
2 2 4 2 47
In Hoornaar, Nieuw-Lekkerland en Noordeloos zijn de nestplaatsen van de uilen onbereikbaar voor controle, en het aantal jongen heeft men niet met zeker-heid kunnen vaststellen. Het aantal uitgevlogen jongen is voor deze locaties (bij schatting) vastgesteld op 2 exemplaren per broedsel. Op één locatie wisten de Kerkuilen in 2008 een tweede broedsel succesvol groot te brengen: 5 jonge uilen vlogen uit.
1
Broedseizoen 2008 In de eerste helft van 2008 bleek, dat er van het instorten van de Veldmuizenpopulatie geen sprake was. Na een droog voorjaar waren er in de Alblasserwaard nog grote aantallen Veldmuizen aanwezig. Ook de eerste broedkastcontroles gaven goede hoop: legsels van 5 à 6 eieren waren geen uitzondering.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
plaats Wijngaarden totaal
legsel uitgevlogen 5 5 5 5
Op 5 adressen, die in 2007 succesvol waren, werd in 2008 niet door Kerkuilen gebroed. Daartegenover stonden 3 adressen, die in 2008 voor de allereerste keer door Kerkuilen als broedlocatie werden gebruikt. Hieronder is het aantal broedparen van de Kerkuil in de afgelopen 3 jaar weergegeven. 2006 was een daljaar in de Veldmuizencyclus. In 2007 is het aantal broedparen in de Alblasserwaard opvallend toegenomen. 2008 werd zowel landelijk als regionaal een jaar, waarin het
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 13
aantal broedparen van de Kerkuil iets lager lag dan in 2007. 2006 Nederland 1908 Zuid-Holland 38 Alblasserwaard 4
2007 3153 67 14
zeker Kerkuilen aanwezig zouden zijn. Bij een eerste ronde werden 5 broedkasten
2008 2923 63 13
3 Kerkuilen uitgezet Begin februari werd de werkgroep benaderd door Vogelklas Karel Schot. Bij dit Rotterdamse vogelasiel was bekend geworden dat de Alblasserwaard een gebied is, waar het de Kerkuilen voor de wind gaat. In Rotterdam zaten twee uilen, die in de Alblasserwaard uitgezet mochten worden. Het bleek te gaan om twee in gevangenschap gekweekte, witte Kerkuilen. De vaste voetring van de uilen werd vervangen door een exemplaar van het vogeltrekstation en er werd gekozen voor een locatie langs de Lekdijk in Streefkerk. De uilen zijn daar eerst enkele dagen met wat voedsel opgesloten, waarna de weg naar
geopend, maar in totaal kwam hierbij maar één Kerkuil (in Giessenburg) aan het licht. Ondanks de aanwezigheid van verse braakballen op veel locaties bleken de meeste Kerkuilen zich op dat moment dus verrassend genoeg niet in de broedkasten op te houden. Tijdens een tweede ronde werden 4 locaties bezocht. Hierbij konden in Hardinxveld-Giessendam 1 en in Bleskensgraaf 2 uilen worden geringd. Tijdens het broedseizoen is geprobeerd zoveel mogelijk jonge Kerkuilen (en eventueel aanwezige oudervogels) van een ring te voorzien. Uiteindelijk konden op 8 (!) locaties Kerkuilpullen worden geringd. Het komt erop neer, dat vrijwel alle jonge uilen van de ‘toegankelijke’ nestplaatsen geringd zijn. In totaal werden in 2008 34 jonge en 10 volwassen Kerkuilen (waaronder de 3 uitgezette uilen) geringd. Foto’s: Kerkuilenwerkgroep Alblasserwaard Coördinator werkgroep: Arie-Jacob Brokking (
[email protected])
buiten werd vrijgemaakt. Eind maart kon er wederom een uil uitgezet worden, afkomstig van Vogelklas Karel Schot. Hiervoor werd een tweede locatie langs de Lekdijk in Streefkerk uitgekozen. Ringen Eind februari werden er door Arie-Jacob Brokking en Roel Meijer pogingen ondernomen om volwassen Kerkuilen te ringen. Als vanzelfsprekend werd ervoor gekozen juist die locaties te bezoeken, waar vrijwel Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 14
Kolonievogels in 2008 Ad Kooij
Dankzij de vaste kolonietellers is ook van dit seizoen weer een overzicht te geven van het aantal nesten van desbetreffende soorten. Blauw Reiger 2004 / 193 2005 / 179 2006 / 171 2007 / 142 2008 / 172 Na een langzame afname de afgelopen jaren, dit jaar weer een toename. De groei komt vooral van de kolonie in Groot-Ammers die van 80 naar 115 paar is gegaan. Papendrecht (begraafplaats) is nog verder teruggegaan, dit jaar maar 9 paar tegen nog 24 bewoonde nesten drie jaar geleden. Oorzaak is vermoedelijk het spannen van draden in de bomen, dit tegen het bevuilen van de grafstenen. Purperreiger 2004 / 54
2005 / 73
2006 / 86
2007 / 115 2008 / 113
De enige kolonie in de Overwaard telde dit jaar 113 gevonden nesten, twee minder dan in 2007. Ook dit jaar zijn weer twee exemplaren gezenderd. Visdief
2004 / 40 2005 / 40 2006 / 58 2007 / 127 2008 / 120
Dit jaar weer twee kolonies, tegen drie vorig jaar, in polder Nieuwland (95) en recreatiegebied Slingeland (25). Toch maar zeven paar minder dankzij polder Nieuwland. Aantal geringde pullen hier 190.
Zwarte Stern 2004 / 28 2005 / 24 2006 / 32 2007 / 35 2008 / 35 Helaas in de Overwaard geen broedparen, in de Nederwaard ongeveer 35 paar. Dit jaar moeilijker te tellen daar een deel van de vogels op natuurlijk materiaal broedde op de grote plas tussen de plompbladeren. Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 15
Kokmeeuw
2004 / 9
2005 / 1
2006 / 9
2007 / 11 2008 / 12
In de Overwaard twee paar op sternvlonders, geen uitgevlogen jongen. In de Nederwaard 10 paar voor een deel op de vlonders en een deel op natuurlijk materiaal op de grote plas. Oeverzwaluw 2004 / 20 2005 / 20 2006 / 0
2007 / 0
2008 / 204
Dit jaar maar liefst 204 broedparen. Polder Nieuwland, op het gronddepot 74 paar, ‘slootkant’ polder Nieuwland 35 paar en bij de haven in een gronddepot 95 paar. Allemaal in de gemeente Alblasserdam. De kolonie in de slootkant is niet echt succesvol geweest. Aantal vogels geringd: 157 Roek
2004 / 187 2005 / 197 2006 / 212 2007 / 246 2008 / 278
Dit jaar 9 kolonies met in totaal 278 paar. Opvallend is na twee jaar van afwezigheid nu weer 14 nesten langs de A27 bij tankstation “Scheiwijk”, en na vier jaar weer 5 nesten aan de Muisbroekseweg. Flinke toename in het bos van Nieuw-Lekkerland van 10 naar 23 paar.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 16
Zomerganzen in de Alblasserwaard in 2008 Henk de Groot Doel Naar aanleiding van een discussie over het voorkomen en de eventuele gevolgen van het voorkomen van wilde ganzensoorten in de Alblasserwaard, is dit verslag gemaakt om een inzicht te krijgen in de populatiegroottes en het aantal broedgevallen per soort. De ideeën en/of inzichten omtrent deze problematiek verschillen nogal binnen onze vereniging. Wat ieder geval dringend nodig was, is een overzicht te krijgen van betrouwbare aantallen. Dit om aan de hand van deze gegevens een advies inzake bescherming, beheer of gebiedsinrichting te geven. Gebied Het gebied wat onderzocht is binnen de Alblasserwaard, strekt zich uit vanaf de westkant van de rivier de Noord, tot aan globaal de oostkant van de provinciale weg Schoonhoven/Schelluinen. De Dordtse Avelingen zijn eenmaal bezocht: te weinig omdat hier juist ook ganzenactiviteiten plaats vinden. Gezien de grootte van het telgebied mag men uitgaan van een goed beeld van de westelijke Alblasserwaard.
plaatsen waar ze zijn gezien en horizontaal de 6 zomermaanden waarin geteld werd. Achter de aantallen staan tussen haakjes het aantal juvenielen dat aanwezig was. Op het aantal broedparen wordt verder in dit rapport waar nodig regelmatig teruggekomen. Verder zijn een aantal grafieken gemaakt die het verloop laten zien in de aantallen gedurende de getelde maanden. Waar het van toepassing is, is ook een grafiek opgenomen van de juvenielen die geteld zijn. Hieronder volgt een toelichting per soort. Knobbelzwaan Knobbelzwanen trekken duidelijk later weg dan de ganzen die hier in de winter verblijven. Als de ganzen vertrokken zijn (half maart) dan worden er nog opvallend veel knobbelzwanen gezien in de Alblasserwaard. Het idee wat bij menige vogelaar of agrariër dan leeft is: “Er komen er toch wel erg veel, wat moet er van komen als dat allemaal gaat broeden!” Het leuke is dat dit ieder jaar weer gedacht wordt. De praktijk is echter dat in april (776 exx) heel de winterpopulatie nog aanwezig is. Deze vertrekt pas in laatste week van april en de eerste week van mei. Uit de telling blijkt
Telwijze De tellingen zijn uitgevoerd volKnobbelzwaan zomer 2008 gens de methode van de winter800 vogeltellingen van SOVON. Adult Juveniel Eenmaal per maand rond de 700 de is een telling gedaan, en 15 600 dat in de maanden april tot en 500 met september. Daarnaast zijn er ook individuele tellingen ver400 werkt die een goede aanvulling 300 vormen tot het krijgen van een 200 juist beeld van de verspreidin118 44 63 27 55 gen en aantallen. 100 0 De tellingen zijn verricht door 0 leden van de vogelwerkgroep, April Mei Juni Juli Aug. Sept. dezelfde tellers die dat ’s winters ook doen. Hierbij wordt hoofdzakelijk geteld in de landelijke (groene) duidelijk dat half mei nog maar een derde gebieden. Tijdens het tellen werden soor- (273 exx) van de aprilpopulatie over is. ten als Knobbelzwaan en Nijlgans ook Een aantal tellers hadden in april een meegenomen. schatting gemaakt van het aantal broedparen maar zaten duidelijk aan de hoge kant, Resultaten wanneer men de verdere maandaantallen De resultaten zijn uitgewerkt in totaallijs- beziet. In de grafiek van de totalen (adult ten per soort. Verticaal staan de polders of + juveniel) is duidelijk het wegtrekken van Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 17
de overwinteraars te zien. Het groeiend aantal in augustus en september wordt veroorzaakt door de jongenaanwas. In de grafiek is duidelijk de aanwas van jonge zwanen te zien. Het aantal broedparen in het totale onderzochte gebied wordt geschat op 50. Dit is zeker niet hoog, de verwachting was dat dit hoger uit zou vallen. Het is wel een soort die mooi verspreid zit over de hele Alblasserwaard. Grauwe Gans Bij de totale aantallen in april van de Grauwe Gans is ook nog een restant van wintergasten of doortrek zichtbaar. Wat ook direct opvalt, is het grote aantal jonge ganzen dat in april al aanwezig is. 25% van het totaal in april zijn pullen. In mei is dit aantal zo’n 50% en in juni is dit nog Grauwe gans zomer 2008 1800 A dult
1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 April
Mei
Juni
Juli
Aug.
steeds 50%. In de maanden juli en augustus zijn er veel minder Grauwe Ganzen geteld, mogelijk heeft de maximale begroeiing en de vakantie van tellers hier in meegespeeld. Daarnaast is diverse malen vastgesteld dat tientallen tot honderden Grauwe Ganzen overdag ten zuiden van de Alblasserwaard verkeerden, en tegen de avond naar de Hooge Boezem van de Overwaard kwamen om hier te slapen. In september werden er duidelijk weer meer gezien en bijna allemaal in en rond de boezemgebieden van Kinderdijk. Het aantal broedparen van de Grauwe Gans wordt geschat op 110. Het grootste gedeelte broedt in de Overwaard met 85 broedparen. In de Donkse Laagten broedden 8 paren en verder nog wat paren op verspreide plaatsen in diverse polders. De Grauwe Gans is wel een soort die in de Alblasserwaard mogelijkheden heeft om als broedvogel te groeien. Het overvloedig aanwezige, zeer voedselrijke gras is voor deze soort ideaal om hun jongen talrijk te laten ontwikkelen. Het gegeven van nog steeds Ornithologisch Jaarverslag 2008
50% jongen in juni, duidt erop dat de adulte vogels heel goed hun jongen op het voedselrijke gras kunnen laten grazen. De totale populatie in 2008 van de Alblasserwaard ligt rond de 1400 ex. Canadese Gans De totaallijst van de Canadese gans laat duidelijk een piek zien in de maand juni met totaal 200 exx. Hiervan is 33% juveniel. De Canadese Gans broedt duidelijk later als de grauwe gans: in de maand mei werden de eerste juvenielen gezien en de piek is duidelijk in juni. Het totale aantal broedparen wordt geschat op 16. Het grootste aantal broedparen is te vinden in de Overwaard. De andere broedparen zijn een beetje verdeeld over diverse polders. Het lijkt erop dat de Canadese Gans makkelijker in de polder broedt dan de grauwe gans. Ook het aantal jongen per legsel is bij de Canadese Juveniel Gans hoger. Tien tot 12 jongen is geen uitzondering. Wel lijkt het erop dat er behoorlijk wat jongensterfte is, gezien een behoorlijke afname in de maanden juli, augustus en september. Het verspreidingspatroon van Canadese Ganzen is grillig: er zijn voorkeur plaatsen maar daar zijn ze lang Sept. niet altijd aanwezig. Onder andere geoogste maïsakkers zijn goede plaatsen om Canadese Ganzen te zien. Canadese gans zomer 2008 180 A dult
160
Juveniel
140 120 100 80 60 40 20 0 April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Nijlgans De totalen van de Nijlgans zijn vrij constant, alleen in de maand april werden er meer waargenomen. Dit heeft te maken met grotere aantallen in de winter. Het blijkt dat Nijlganzen een trekgedrag hebben in de winter naar streken waar voedsel te vinden is. In de maand mei zijn deze trekkers weg en wat overblijft zijn de po-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 18
tentiële broedvogels. In april zijn er al nijlganzen die jongen hebben, maar ook in juli lopen er nog Nijlganzen rond met jongen. Het kan zijn dat ze zowel vroeg als laat broeden of twee keer. Het zijn tenslotte eenden en geen ganzen. Gezien de totalen van juli, augustus en september bijna gelijk zijn, is de populatiegrootte zo’n 130 ex. De piek van juvenielen in augustus heeft te maken met de grootte van een concentratie op één punt, met een hoog makkelijk te tellen juveniel gehalte. Het aantal broedparen wordt geschat op 22, verspreid over de hele Alblasserwaard.
polder Giessenburg. Kolganzen broedden vrij laat en de juvenielen worden pas in juni waargenomen. Dit bemoeilijkt wel een juiste telling te verkrijgen, daar de vegetatie dan erg hoog is. Voor Kolganzen is het blijkbaar moeilijk om hier hun jongen groot te krijgen. Veel ganzen broeden zelfs helemaal niet. Het aantal paren wat tot broeden komt is niet veel hoger dan 10. Het is moeilijk te volgen hoe groot de sterfte onder de jongen is.
Nijlgans zomer 2008 180 Adult
160
Juveniel
140 120 100 80 60 40 20 0 April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Kolgans zomer 2008 450
A dult
400
Juveniel
350 300 250 200 150 100 50 0
28 0
April
43
28
0
Mei
0
Juni
Juli
Aug.
Sept.
A dult
Juveniel
100 80 60 40 20 0
0
0
1
0
April
Mei
Juni
Juli
0
Aug.
0
Sept.
Kolgans Het aantal overzomerende Kolganzen ligt rond de 200 ex. De centra zijn de Donkse laagten en het gebied bij Slingeland met Ornithologisch Jaarverslag 2008
Soepgans Het aantal Soepganzen wat rond loopt in de polders ligt rond de 40 ex. De polders Blokweer en Ottoland (Klokbekerweg) zijn de polders waar deze rondlopen. Elk zo’n 20 stuks. Vermenging met Grauwe Gans is mogelijk en gebeurt ook. Toendrarietgans In de Donkse Laagten heeft 1 Toendrarietgans overzomerd. Tot in juni is hij gezien. Indische Gans In de maanden april en mei is eenmaal een Indische gans waargenomen. Eén keer op de Donkse Laagten en 1 keer in polder Blokweer.
Brandgans zomer 2008 140 120
Brandgans De aantallen Brandganzen zijn in april nog vrij hoog, maar daarna zakt het tot onder de 10 exemplaren. De groei van de aantallen in augustus en september kan mogelijk beïnvloed worden door elders in Nederland broedende brandganzen. Vanuit het noorden (trek) is dan nog geen sprake. Wel heeft er 1 paar gebroed in de Nederwaard.
Hybride Gans Hybride ganzen worden altijd wel in de winter gezien. Heel wat combinaties zijn mogelijk. In april is er 1 gezien in polder grote Nes en 4 in de Dordtse Avelingen. Zwarte Zwaan Zwarte zwanen zijn exoten. Oorspronkelijk komen ze uit Australië. Verwilderde exemplaren worden regelmatig gezien, soms zelfs broedend. Dit leidt nooit tot een succes want ze broeden in december, de jon-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 19
gen sterven snel. In april is er een exemplaar gezien in polder Nieuw-Lekkerland.
Conclusie Uit de tellingen blijkt dat de Grauwe Gans de meest talrijke ganzensoort is die broedt in de Alblasserwaard. Het totaal aantal broedparen ligt rond de 110 paren. De Hooge Boezem van de Overwaard met 85 broedparen springt er als broedgebied uit. Dit geheel volgens de verwachting. Overige gebieden zijn versnipperd over een aantal plaatsen in de polder. De Donkse Laagten kan een gebied worden waar in de toekomst meer Grauwe Ganzen gaan broeden. De zogenaamde soepganzen zitten hoofdzakelijk op 2 plaatsen in de polders, polder Blokweer en polder Ottoland. Hybridisering met de Grauwe Gans komt voor. Het totale aantal soepganzen wat in de polders leeft ligt tussen de 35 en 40 exemplaren. De Canadese Gans heeft als exoot, een broedpopulatie in de Alblasserwaard. Er zijn 16 broedparen geteld met de meeste ook weer in de Hooge Boezem van de Overwaard. De overeenkomst in gedrag van deze soort, met de grauwe gans is duidelijk. De Donkse Laagten is ook aantrekkelijk voor deze soort. Ook blijkt hij toch wel makkelijk tot broeden te komen in de polders, jongen worden midden in het poldergebied waargenomen. De Kolgans onze talrijkste wintergast, overzomert ook in onze polders. Ze komen wel tot broeden maar brengen maar weinig jongen groot. Totaal zijn er 9 broedparen vastgesteld, dit ligt waarschijnlijk hoger. Kolganzen broeden later en zijn door het hoge gras dan moeilijker te zien. Het is niet duidelijk of de juvenielen die geteld
Ornithologisch Jaarverslag 2008
zijn in augustus in Schelluinen, jongen zijn van broedvogels uit de Alblasserwaard. De andere aanwezige ganzensoorten zijn geen potentiële broedvogels in de Alblasserwaard. Van de Brandgans is 1 broedgeval vastgesteld in de Nederwaard. Toch blijken er al zo’n 60 exemplaren aanwezig te zijn in augustus en september. Deze komen niet uit het noorden, dit is nog te vroeg in het seizoen. Het gaat hier waarschijnlijk om broedvogels elders uit Nederland, die hier komen foerageren. De Knobbelzwaan en de Nijlgans zijn ook geteld op het aantal broedparen. De Knobbelzwaan met 50 broedparen en de Nijlgans met 22 broedparen. De indruk van deze inventarisatie is, dat het aantal broedende ganzen niet zo hoog is. De aantallen overzomeraars ligt beduidend hoger. De Knobbelzwaan waarvan er in april begin mei nog hoge aantallen aanwezig zijn, scoort als broedvogel ook niet zo hoog. Verspreidingskaarten Met behulp van het programma Stipt zijn van de meest algemene zomerganzen - te weten Grauwe Gans, Kolgans, Canadese Gans en Brandgans - verspreidingskaarten gemaakt. Daarin is het maximumaantal per soort in de zomer van 2008 per kilometerhok aangegeven. Deze maxima zijn grotendeels vastgesteld door middel van maandelijkse tellingen in een groot deel van de Alblasserwaard. Het weergegeven aantal bestaat zowel uit adulten als juvenielen, waartussen in de figuren geen onderscheid is gemaakt.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 20
Figuur 3: Verspreiding Grauwe Gans Anser anser op basis van maximumaantallen.
Figuur 4: Verspreiding Kolgans Anser albifrons op basis van maximumaantallen.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 21
Figuur 5: Verspreiding Brandgans Branta leucopsis op basis van maximumaantallen.
Figuur 6: Verspreiding Canadese Gans Branta canadensis op basis van maximumaantallen.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 22
Wordt de Steenuil een belsoort? Anthonie Stip
Steenuilen horen bij mensen. Inmiddels is dit een ietwat geïdealiseerd beeld: de doorsnee Nederlander heeft weinig affiniteit meer met het landschap waarin de Steenuil leeft. Veel te rommelig! Je ziet dit gedachtegoed in het landschap terug: rechtlijnig, groots en strak. Funest voor de Steenuil. De Alblasserwaard, van oudsher een steenuilengebied bij uitstek, moet het ook ontgelden. Een vergelijking van de situatie in 2003 en 2008 maakt dat duidelijk. In 2003 was de Steenuil “Soort van het Jaar”. Deze betiteling krijgt een soort niet zomaar. De Vogelwerkgroep besluit in het betreffende jaar een soort wat beter te volgen, en zo de verspreiding van deze soort in kaart te brengen. In 2003 was het de Steenuil. Helaas zijn de gegevens die hieruit kwamen pas in 2007 gepubliceerd (Onze Waard). In de periode 1998-2005 was er op 58 plekken in de Alblasserwaard een steenuilterritorium. Opvallende concentraties bevonden zich langs het riviertje de Giessen in het zuidoosten van de Waard. Tussen grofweg Hardinxveld Giessendam en Hoornaar bevonden zich elf territoria. Wanneer we kijken naar de situatie in 2008, moet elke vogelaar toch wel kriebels krijgen: er worden nog maar vier territoria gemeld, waarvan twee in Giessenbrug zelf. Ook rond Noordeloos bevonden zich tenminste zes territoria. Daarvan waren er in 2005 nog vier bezet, en in 2008 met zekerheid drie. Nieuw Lekkerland huisde rond het Steenuilenjaar 2003 tenminste vijf territoria. In 2008 kunnen we niet anders concluderen dan dat op één na alle territoria zijn verdwenen. In 2007 werd een territorium langs de Lekdijk vastgesteld, en in 2008 was deze nog steeds bezet. Polder Sliedrecht huisde ook altijd diverse steenuilen. Helaas ontbreken van deze polder gegevens uit 2003, want het ene territorium dat wordt doorgegeven is een grote ondertelling. In 2008 steekt de teller op drie bezette territoria, langs de Kweldamweg, de Zwijnskade en de Parallelweg. Van het laatste broedgeval is bekend dat slechts één jong is grootgekomen. In de nabije omgeving van Sliedrecht Ornithologisch Jaarverslag 2008
werd nog één territoria vastgesteld. Rond Wijngaarden is in 2008 slechts een melding bekend, en wel van het Oosteind. Begin februari 2009 werden langs de Wingerdse Steeg echter zoveel roepende exemplaren waargenomen, evenals in 2007, waardoor het waarschijnlijk is dat deze territoria ook in 2008 bezet waren. Er is echter in het voorjaar van 2008 geen bezoek geweest in deze omgeving. Uit de driehoek Streefkerk - Groot Ammers – Bleskensgraaf kwamen nauwelijks meldingen. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat hier nauwelijks Steenuilen voorkomen. Er is namelijk volop geschikt leefgebied beschikbaar. De afwezigheid van territoria wordt hier bepaald door afwezigheid van frequente bezoeken door vogelaars. In totaal zijn er in 2008 vierentwintig bezette territoria gemeld. Ongetwijfeld zijn dit er in werkelijkheid veel meer. Al met al is er wel een afname zichtbaar. Nu rijst de vraag wat de oorzaak van deze afname is. Is het echt alleen het verdwijnende cultuurlandschap waar de Steenuil zich in thuisvoelt? Of spelen er meer zaken mee, zoals voedselaanbod en predatie? Op deze vraag komt echter geen eenduidig antwoord. Natuurlijk speelt schaalvergroting en intensivering in de melkveehouderij een rol. Kleinschalige landschapselementen als knotwilgen in het land, worden nogal eens als lastig ervaren bij werkzaamheden. Men zaagt ze dan simpelweg om. Dit betekent dat er sluipenderwijs steeds meer leefgebied van de Steenuil wordt aangetast. Rommelhoekjes zijn niet meer in, en worden vanuit landelijke en Europese wetgeving zelfs steeds lastiger handhaafbaar. Al met al zijn dit aantastingen van het leefgebied van de Steenuil en vele andere erfvogels. Denk aan de Huismus en de Spreeuw. Aanbod van voedsel is juist rond de rommelhoekjes met wat struiken, een open mesthoop en aanwezigheid van dieren hoog. Als dit verdwijnt, verdwijnen prooi en predator. Logisch dus dat het platteland steeds stiller wordt. Het is vanuit beschermingsoogpunt een aanrader, om evenals voor de Kerkuil, voor de Steenuil nestkasten te gaan ophangen.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 23
De kerkuilenwerkgroep van de Alblasserwaard kan tijdens bezoeken van kerkuilenkasten ook de steenuilenkasten controleren. Dit moet vanuit het oogpunt van capaciteit wel haalbaar zijn. Toch kan slechts één conclusie passen: een prachtige uilen-
Ornithologisch Jaarverslag 2008
soort als de Steenuil verdient onze aandacht! Hij mag toch geen belsoort – een soort van wiens aanwezigheid alle leden van de Vogelwerkgroep op de hoogte gesteld worden - worden?
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 24
1
1
1 1
1 1
2
1
1
1
1
1
1
2
2
1
1
1
1
2
1
1
1 1
Steenuilterritoria 2008
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 25
Purperreigers in vogelvlucht Anthonie Stip Je beseft pas goed hoe uniek de Purperreiger eigenlijk is, als mensen uit den lande je vol vuur vertellen dat ze een Purperreiger gezien hebben. Een karakteristieke moerasvogel van de veenweiden, dat is het. Ze zijn bedreigd, ondanks de recente lichte toename van de Nederlandse broedpopulatie. De Alblasser-waard kent naast kansen ook bedreigingen voor de Purperreiger. De belangrijkste bedreiging is wel de oprukkende stedelijke bebouwing. Daarnaast spelen ook beheer-maatregelen een rol. Om het belang van de Alblasserwaard in het algemeen en het reilen en zeilen van de kolonie Purperreigers in Boezems Kinderdijk specifiek in kaart te brengen, zijn in 2008 op bescheiden schaal tellingen gedaan. Dat varieerde van de jaarlijkse telling van het aantal nesten in de kolonie tot tellingen van foerageervluchten. De laatste blijken vanuit planologisch oogpunt zeer waardevol. In dit artikel zal worden ingegaan op de resultaten van deze tellingen. Daarnaast worden kansen en bedreigingen geschetst, en wordt een vergelijking gemaakt met de landelijke situatie. Algemeen De Purperreiger is een broedvogel van Zuid- en Oost Europa. De Nederlandse populatie ligt ten opzichte van deze Zuid- en Oost Europese broedgebieden behoorlijk geïsoleerd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is de Purperreiger sterk in aantal afgenomen in ons land. Deze afname gaat gelijk op met droogte in de Sahel. Recent is weer enig herstel zichtbaar, voornamelijk in de populaties van de Zouweboezem en Boezems Kinderdijk (tegenwoordig de grootste kolonies van Nederland met elk 110-180 broedparen). Het broedgebied bestaat uit drassig rietland en struwelen in moerassen. In de kolonie van de Boezems Kinderdijk ligt het grootste deel van de nesten in (al dan niet drassig) rietland, op circa 1 meter hoogte vanaf de grond. Daarnaast is, hand in hand met de verregaande verruiging van het gebied, sinds 2007 een aantal nesten in lage wilgenstruiken (grauwe wilg e.d.) te vinden. Het ging in 2007 om 1 nest, en in 2008 om tenminste 20 nesten (resp. 0,86% en minOrnithologisch Jaarverslag 2008
stens 18% van de totale kolonie). Voor 2007 is dit voorzover bekend niet vastgesteld. Het foerageergebied bestaat uit de vele ondiepe sloten in de omringende veenweidepolders. Er wordt voornamelijk gefoerageerd op kleine vis. Ook zoogdieren, amfibieën en insecten staan op het menu. Modderkruipers genieten sterke voorkeur van de Purperreigers. Winters purper Opmerkelijk was de waarneming van de eerste Purperreiger van dit jaar. Natuurlijk was dat in de Boezems van Kinderdijk. De weersomstandigheden waren echter verre van zomers, wat je bij zo’n Afrika-ganger niet zou verwachten. Tijdens een trektelling op 25 maart bij de kijkhut van de Hoge Boezem van de Overwaard, geselde een gure noordwester de tellers en een vanuit het oosten zwoegende reiger met sneeuwbuien. De verbouwereerde trektellers knipperden wel een paar maal met de ogen of ze het nu goed zagen: daar vloog inderdaad de eerste Purperreiger! En dat onder wel erg bijzondere omstandigheden.
Kolonie Boezems De kolonie Purperreigers in de Hoge Boezem van de Overwaard (HBO, onderdeel van Natura 2000 gebied ‘Boezems Kinderdijk’), bestaat uit diverse deelkolonies. Tot en met 2006 broedde de hoofdmoot in het zuidelijke deel van het gebied, sinds 2007 ligt het accent op het midden van het gebied. Daarnaast is in 2007 een nieuwe deelkolonie ontdekt in de Lekkerlandse Boezem, direct onderaan de Lekdijk (ondanks de vele verstoring van het autover-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 26
keer!). Er werden hier toen 34 nesten geteld, bijna 30% van het totale aantal van 115 nesten! Het ligt voor de hand dat door het niet tellen van deze deelkolonie, het aantal broedpaar in de jaren voor 2007 wat aan de lage kant ligt. Er werden namelijk in 2007 een aantal gebruikte nesten vastgesteld. Dit duidt op eerder gebruik. In figuur 1 is het verloop van het aantal broedparen (lees: nesten) van de Purperreiger in Boezems Kinderdijk te zien. Er broeden alleen reigers in de HBO. Hierbij wordt opgemerkt dat sinds 1999 de nesten daadwerkelijk zijn geteld. Voor 1999 is vanaf de kade die om het gebied ligt een schatting gemaakt van het aantal broedpaar door het aantal invallende vogels te tellen. Het moge duidelijk zijn dat dit een ondertelling impliceert.
Tijdstip telling vroege ochtend (t/m 10:00) lateochtend (10:00 t/m 12:00) vroege middag (12:00 t/m 15:00) namiddag (15:00 t/m 18:00) avond (vanaf 18:00) totaal
Figuur 8: Tijdstip van voedselvluchttelling en aantal tellingen. Wanneer een telling voor de genoemde tijdsgrenzen aanving, en doorging tot net na de tijdsgrens, is deze gerekend tot het type telling vóór de tijdsgrens. Dus: geteld van 9:15 – 10:15 betekent een telling in de vroege ochtend. Een aantal zaken zijn genoteerd: Aantal, aanvliegrichting (Noord of Oost, d.w.z.: foerageergebied in Krimpenerwaard of AlAantal broedpaar
Purperreiger Boezems Kinderdijk
Trendlijn
140 Aantal broedpaar
Aantal 11 2 5 2 1 21
120 100 80 60 40 20 2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
0
Jaar Figuur 7: Verloop van het aantal broedpaar Purperreiger (Ardea purpurea). Geen kolom is niet geteld. Voedselvluchten Op initiatief van N.C. Stam zijn vanaf medio juni 2008 tellingen gedaan van af- en aanvliegende Purperreigers vanuit de kolonie naar de foerageergebieden. De tellingen vonden plaats van 26 juni tot en met 30 juli. In bijna alle gevallen is geteld vanaf Schoordijk (noordkant van het gebied, op de dijk, dus met overzicht over de kolonie). Om te onderzoeken wanneer de meeste voedselvluchten plaatsvonden, is op verschillende tijdstippen geteld.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
blasserwaard), af- of aanvliegend, leeftijd (adult of juveniel). Daarnaast is ook gekeken of de vogels een zender omhadden, omdat op initiatief van Vogelbescherming Nederland een tweetal Purperreigers in 2008 in deze kolonie zijn voorzien van een satellietzender (zie ‘Zenders’). Opmerkelijk is dat tot en met 7 juli alleen adulte vogels zijn waargenomen. Dat lijkt normaal, maar tijdens de inventarisatie van de nesten op 7 juni zijn op een groot deel van de nesten al grote jongen waargenomen. Er bleek sprake van twee broedgolven. De beste deelkolonie (met tevens de hoogste bezettingsgraad) bevatte veelal nesten in jongenfase. Andere deelkolonies herbergden voornamelijk nesten in de eifa-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 27
se. Dit fenomeen werd met zekerheid ook in 2007 vastgesteld. Het is daarom toch enigszins opmerkelijk dat pas na 7 juli de eerste voedselvluchten van juvenielen werden vastgesteld. Het verschil tussen adult en juveniel is in de vlucht vrij goed vast te stellen. Juveniele vogels zijn doorgaands okerbruin op de bovendelen, de zijden van de kop, de hals en de vleugeldekveren. Ook is de donkere streping op de hals van juveniele vogels minder scherp dan bij adulte vogels. Adulte vogels hebben daarnaast echter een donkergrijze mantel en effen donkergrijze vleugeldekveren (Svensson & Grant, 2003). Vanaf 29 juli zijn er helaas geen juveniele vogels meer geteld. Volgens de teller waren het er behoorlijk veel.
Richting foerageervluchten 450 400
Afvliegend
350
Aanvliegend
300 250 200 150 100 50 0
Oost
Noord
Figuur 9: De richting van de foerageervluchten, opgesplitst in aan en afvliegend.
Gebruik foerageergebied
De voedselvluchten betroffen meer aanvliegende dan afvliegende vogels. Dit is te verklaren door het feit dat soms net na de afvliegpiek is gestart met tellen, en dus alleen de aanvliegpiek werd meegenomen. Uit de tellingen blijkt dat de meeste foerageervluchten niet in de vroege ochtenduren (van 0-1 uur na zonsopkomst) plaatsvinden, maar pas na twee uur na zonsopkomst De piek lag begin juli tussen 9:00 en 10:00. Meer dan de helft van de vogels (60%) vloog uit of naar het noorden (Krimpenerwaard) en 40% vloog van of naar het oosten (Alblasserwaard). Deze verhouding van 3:2 is wel degelijk anders dan die Krijgsveld et al (2001) geven: 84% Krimpenerwaard en 16% Alblasserwaard. Uit het onderzoek van dit jaar blijkt duidelijk dat de Purperreigers de Alblasserwaard meer zijn gaan gebruiken als foerageergebied. Dit kan verschillende oorzaken hebben: 1. De draagkracht van de Krimpenerwaardse foerageergebieden is afgenomen. Door een toenemende populatie dienen meer vogels naar de Alblasserwaard uit te wijken. 2. De Alblasserwaard heeft meer geschikt foerageergebied gekregen. Welke oorzaak nu de belangrijkste is, verdient nader onderzoek. Feit is in ieder geval dat de Alblasserwaard in toenemende mate belangrijk is als foerageergebied voor de Purperreiger. < Figuur 10: Het gebruik van de foerageergebieden afgeleid van het aantal vogels dat erheen vliegt/ervandaan komt.
282; 40% 417; 60%
Noord Oost
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 28
Datum
Totaal
Weer
Getelde kanten
Aan O
Aan N
Af O
Af N
Ad/juv
Tijd
Opmerkingen
26-6-2008
31
Bew.: 4/8, WZW3, 20 gr.
onb
onb
onb
onb
onb
31 ad
13:45 - 14:15
28-6-2008
64
Bew.: 7/8, WZW4, 16 gr.
N+O
onb
onb
onb
onb
64 ad
7:45 - 8:30
30-6-2008
27
Bew.: 2/8, W2, 15 gr.
onb
onb
onb
onb
onb
27 ad
7:15 - 7:45
1-7-2008
9
Bew.: 0/8, OZO2, 17 gr.
N
onb
onb
onb
onb
9 ad
5:30 - 6:00
1-7-2008
53
Bew.: 0/8, OZO2, 28 gr.
N
onb
onb
onb
onb
53 ad
16:45 - 17:30
3-7-2008
72
Bew.: 8/8, W2, 18 gr., buien.
N+O
18
19
16
19
72 ad
13:45 - 14:45
7-7-2008
79
Bew.: 6/8, ZW4, 17 gr., droog
N+O
15
30
19
20
79 ad
8:50 - 9:50
9-7-2008
108
Bew.: 7/8, ZW3, 16 gr, droog
N+O
25
27
18
38
104 ad, 4 juv
9:15 - 10:15
11-7-2008
105
Bew.: 6/8, ZW4, 18 gr., droog
N+O
22
35
24
24
105 ad
9:15 - 10:15
14-7-2008
16
Bew.: 2/8, WZW 3, 17 gr., droog
O
10
Onb
6
onb
16 ad
10:30 - 12:00
15-7-2008
81
Bew.: 8/8, ZW3, 20 gr., droog
N+O
12
26
12
31
80 ad, 1 juv
15:45 - 16:45
12-7-2008
28
Bew.: 4/8, W3, 16 gr., droog
N+O
18
6
2
2
28 ad
21:00 - 21:30
16-7-2008
54
Bew.: 6/8, W4, 18 gr., droog
N+O
6
20
7
21
50 ad, 4 juv
11:30 - 12:30
16-7-2008
14
Bew.: 3/8, W4, 20 gr., droog
O
6
Onb
8
onb
14 ad
14:00 - 15:00
17-7-2008
18
Bew.: 8/8, W2, 18 gr., buien.
O
11
Onb
7
onb
18 ad
13:00 - 14:00
22-7-2008
55
Bew.: 3/8, NW3, 16 gr., droog
N+O
17
9
14
15
52 ad, 3 juv
8:15 - 9:15
22-7-2008
71
Bew.: 3/8, NW3, 16 gr., droog
N+O
13
20
12
24
69 ad, 2 juv
9:15 - 10:15
22-7-2008
53
Bew.: 3/8, NW3, 16 gr., droog
N+O
7
16
5
15
53 ad
13:30 - 14:30
26-7-2008
34
Bew.: 5/8, W2, 20 gr., droog
O
17
Onb
16
onb
34 ad
7:00 - 8:00
29-7-2008
35
Bew.: 8/8, ZW1-3, 22 gr., droog
O
23
Onb
12
0
35 ad, juv ng
7:15 - 8:15
Juv. niet geteld, waren er veel
30-7-2008
27
Bew. 8/8, OZO2, 20 gr., droog
O
14
Onb
13
onb
27 ad, juv ng
7:00 - 8:00
Juv. niet geteld, waren er veel
Eén met zender
Figuur 11: De resultaten van de foerageervluchttellingen van zomer 2008. Uitgezonderd de telling van 12 juli zijn alle tellingen uitgevoerd door N.C. Stam. De telling van 12 juli is door A.Stip gedaan.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 29
Zenders Net als in 2007 zijn in 2008 op initiatief van Vogelbescherming Nederland door het hele land Purperreigers voorzien van een satellietzender. In 2007 kon de Kinderdijkse Yaa worden gevolgd op het internet. Uiteindelijk is zij ergens in Midden-Afrika bezweken in een stofstorm. Hieruit blijkt wel dat Purperreigers, en vele andere trekvogels, veel gevaren op hun pad krijgen. In 2008 zijn in de Kinderdijkse kolonie twee reigers voorzien van een zender: Gerrit en Lex. Medio november 2008 zat Gerrit in de delta van Mali, West Afrika. In februari 2009 werd Gerrit waargenomen door onderzoekers van Bureau Waardenburg in Sierra Leone. Slaapplaatsen In 2008 zijn voor het eerst op vrij uitgebreide schaal in heel het Groene Hart slaapplaatstellingen gedaan van Purperreigers. Ook in de Alblasserwaard. De resultaten hiervan zijn te vinden in het artikel van slaapplaatsen van Adri Clements in dit jaarverslag. In dit artikel wordt alvast gemeld dat de grootste tot nu toe bekende slaapplaats natuurlijk in de Alblasserwaard ligt, en maximaal 40 exemplaren telt. Kansen In november 2008 is het rapport ‘Moerasherstel in het westelijke Rivierengebied’ van Bureau Waardenburg, in opdracht van Vogelbescherming Nederland uitgekomen. Hierin wordt onder andere een zoekkaart met locaties voor moerasherstel en moerasontwikkeling gepresenteerd. De Alblasserwaard staat hierop voluit in de belangstelling. Een aantal gebieden worden uitgelicht. Opmerking hierbij is dat de zoekgebieden globaal afgestemd zijn op te combineren beleidsopgaven in de Ecologische Hoofdstructuur, Natura 2000 en de waterberging. 1. Zijde bij Streefkerk. Hier staat een zoekgebied van 25 hectare met een combinatie van riet en biezen in een zeggenmoeras. Interessant met het oog op de herontwikkeling van het molenbiotoop aldaar. In de nader in te vullen Groene Ruggengraat, die van west naar oost van Kinderdijk tot Nieuwpoort loopt, en daar afbuigt naar het zuiden tot Gorinchem, is een zoekgeOrnithologisch Jaarverslag 2008
bied met 75 hectare verbindingszones met rietmoeras. Voor de duidelijkheid: de exacte ligging van de Groene Ruggengraat is allerminst zeker. De Provincie Zuid Holland stelt de natuurdoelstellingen vast, en gaat daarna pas de exacte ligging van de Ruggengraat bepalen. Dit laatste traject is nog (lang?) niet aangevangen. 2. Zowel in de Boezems van Kinderdijk als in de Avelingen een uitbreiding met 20 hectare moerasnatuur (biezen en zeggenmoeras). 3. In het zoekgebied rond Oud-Alblas en Bleskensgraaf 90 hectare rietmoeras. 4. In het zoekgebied ten noorden van de stedelijke zone SliedrechtHardinxveld 400 hectare rietmoeras. Het gaat hierbij in alle gevallen om zoekgebieden en niet om concrete plannen. Het is echter wel te hopen dat het bevoegde gezag op korte termijn alle beleidsopgaven rondom nieuwe natuur, al dan niet in moerasvorm, concreet gaat uitwerken. Er is in de regio in allerlei beleidsdoelstellingen een areaal van enkele honderden hectares moerasnatuur gepland, maar geen enkele beleidsopgave is concreet. Het is zeer wenselijk dat dit op korte termijn gebeurt, mede vanwege de duidelijkheid naar burgers en belangenorganisaties.
Bedreigingen Helaas zijn er ook nabij de kolonie Purperreigers in de HBO bedreigingen. Het gaat hier om een cumulatie van allerlei planologische ontwikkelingen. Aan alle kanten van het gebied wordt hoogbouw gepleegd, of staat het op de korte termijnplanning te
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 30
gebeuren. Zo worden er in Ridderkerk, langs de kruising van de rivieren de Noord en de Lek, vijf hoge woontorens van minstens 12 hoog gebouwd. Van de vijf woontorens is er al een gebouwd. Ook de gemeente Alblasserdam heeft wilde plannen. Op het terrein van Mercon Kloos moet hoogbouw langs de Noord komen (8 hoog). En als meest prioritaire heeft de gemeente Nieuw Lekkerland verregaande plannen om de op 150 meter van de HBO gelegen sportvelden uit te plaatsen naar de zuidkant van de tiendweg, en daarbij de huidige sportvelden binnen de tiendweg te vullen met hoogbouw van 4-5 hoog. Dit alles vindt plaats op steenworp afstand van de op een na grootste kolonie van een verstoringsgevoelige Rode Lijstsoort! De nieuwe sportvelden worden volgens huidige tekeningen minimaal landschappelijk ingepast, en over de licht en geluidsbelasting bestaat nog veel onduidelijkheid. Wat de gevolgen van deze inperking van Boezems Kinderdijk zijn voor de kolonie Purperreigers, is wel duidelijk: de foerageervliegroutes worden versmald door de hoogbouw en de sportvelden. Er treedt trechterwerking op. Ecologisch onderzoek naar de effecten van de plannen van de gemeente Nieuw Lekkerland is tot nu toe (januari 2009) zeer minimaal. Er dient een verslechterings- en verstoringstoets of een passende beoordeling opgesteld te worden in het kader van de Natuurbeschermings-wet 1998. Wanneer deze ingediend wordt bij de provincie Zuid Holland is nog niet bekend. Overigens is de werkgroep Planologie van de NVWA druk bezig met het laatstgenoemde project van Nieuw Lekkerland. In gesprekken met de gemeente Nieuw Lekkerland wordt telkens weer aangedrongen op een andere locatie van de uit te plaatsen sportvelden. De geplande hoogbouw is daarin vanuit de gemeente nog niets eens bespreekpunt; men wil eerst de uitplaatsing van de sportvelden rond hebben, en pas dan met de hoogbouw beginnen. Het verlies aan foerageergebied (naast de kolonie!) door de uit te plaatsen voetbalvelden, wordt niet gecompenseerd! En dat terwijl energetisch gezien dit foerageergebied veel waardevoller is dan ver weggelegen foerageergebieden. Dit zijn allemaal zaken die zeker de aandacht hebben van de werkgroep Planologie. Vanuit dit oogpunt is alle onderzoek naar de kolonie Purperreigers van Boezems Kinderdijk zeer Ornithologisch Jaarverslag 2008
waardevol. Het zal worden aangevoerd als bewijsmateriaal voor de exclusiviteit van het gebied voor deze prachtige vogel. Wel dient er opgemerkt te worden dat deze planologische bedreigingen niet alleen bedreigingen zijn voor de Purperreiger, maar net zo goed voor andere soorten vogels en dieren. Hiermee wordt terdege rekening gehouden! Trek Vanaf half juli gaan Purperreigers trekken. De overwinteringsgebieden liggen in West Afrika. De adulte vogels vertrekken eerder uit de broedgebieden dan de juveniele. Tot ver in oktober worden nog zwervende juveniele Purperreigers gezien in de Alblasserwaard. Al enkele jaren wordt op telpost de Gorzen in Ridderkerk op nazomeravonden getrekteld. Daarbij werden vaak forse aantallen vertrekkende Purperreigers vastgesteld. Deels stijgen deze vogels op uit de Kinderdijkse kolonie, maar een ander deel is afkomstig uit andere kolonies in Zuid Holland (o.a. Nieuwkoopse Plassen). In het najaar van 2008 is voor het eerst ook op telpost Kinderdijk gekeken naar de najaarstrek van de Purperreiger. Deze vindt vaak plaats op rustige avonden met weinig wind, bij voorkeur bij wind uit de noordhoek. Ook ’s nachts vindt er trek plaats, maar deze is niet zichtbaar. Wel kunnen scherpe waarnemers eind augustus/begin september ’s nachts rauwe kreten van trekkende Purperreigers en Blauwe reigers horen. Purperreigers trekken echter nagenoeg nooit met blauwe reigers mee. In 2008 zijn er op drie avonden speciale tellingen gedaan voor Purperreigers. Het gaat om 9, 10 en 12 september. Daarnaast is op 13 september gedurende de hele dag trek van de Purperreiger vastgesteld. Op deze bijzondere teldag werd het Nederlandse dagrecord aan Purperreigers verbroken. Deze stond op 168 exemplaren tijdens een avondtelling in september 2005 op naam van de Gorzen, Ridderkerk. Telpost Kinderdijk verbeterde dit record tot 209! Tijdens de avondtrek op 9, 10 en 12 september 2008 was het bewolkt en rustig weer, met wind uit zuidelijke tot zuidoostelijke richting. Op 12 september was het na de noordwaartse passage van een regenstoring overdag, ’s avonds windstil.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 31
Datum
Geteld van tot
Totaal
9-9-2008 10-9-2008 12-9-2008 13-9-2008
18:00 18:30 18:00 6:30
137 132 53 209
20:00 20:30 20:30 20:00
Figuur 12: Resultaten tellingen avondtrek Purperreigers 2008 telpost Kinderdijk. Vooral op 9 en 10 september was de doortrek best fors te noemen. De Purperreigers vlogen in kleine groepen tot circa twintig exemplaren. Opmerkelijk was dat een groot deel van de Purperreigers niet in zuidwestelijke maar zuidoostelijke richting wegtrok. Dit wordt bevestigd door het feit dat een waarnemer in Giessenburg deze avonden ook diverse groepjes Purperreigers zuidoostwaarts zag overtrekken, terwijl dit normaal gesproken nauwelijks voorkwam. Datum 8-9-2008 9-9-2008 10-9-2008 11-9-2008 13-9-2008
Geteld van 18:30 18:00 18:30 18:30 17:30
tot 20:40 20:15 20:15 20:15 20:30
Totaal 20 135 75 77 112
Figuur 13: Resultaten tellingen avondtrek purperreigers 2008 telpost de Gorzen. Telpost de Gorzen werd op deze avonden ook bemand. Een opmerkelijke overeenkomst toont het totaal van 9 september. De grootste groep werd daar om 18:00 gemeld (35), en is op Kinderdijk gemist. Gek genoeg werden er op 10 september beduidend minder Purperreigers geteld op de Gorzen dan op Kinderdijk, terwijl het weer juist beter was. De zuidoostwaartse wegtrek zal hier zeker een oorzaak van zijn. Op 11 september is er wel op de Gorzen maar niet op Kinderdijk geteld, en op 12 september wel op Kinderdijk maar niet op de Gorzen. De 13e september valt het aantal van 112
Op 9 september werden op Kinderdijk naast 137 overtrekkende nog eens 35 invallende Purperreigers waargenomen. Dit zal deels betrekking hebben op foerageervluchten van Purperreigers uit de kolonie in de Hoge Boezem van de Overwaard, maar kan ook deels betrekking hebben op Purperreigers uit andere kolonies die nog niet definitief wegtrekken. Op 9 september valt de piek tussen 18:30 en 19:00, maar op 10 september is de trek voornamelijk gepiekt tussen 19:00 en 20:00. Vanwege relatief slechte weersomstandigheden tijdens de avonden van 1 tot 5 en 7 september, was wegtrek tijdens de rustige avonden van 8 tot 10 september te verwachten. Een naderende regenstoring op 9 september is waarschijnlijk de oorzaak van de korte, hevige doortrek. De trek viel na 20:00 stil vanwege deze storing. Op 10 september echter was het de gehele avond rustig en droog, zodat de trek pas later piekte.
Purpers in het niet bij de 209 van Kinderdijk. Wel moet opgemerkt worden dat de Ridderkerkse tellers pas laat begonnen, toen de Purperreigertrek al volop aan de gang was. Naast 112 Purperreigers werden die avond ook 133 Blauwe reigers geteld op de Gorzen.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 32
Trek purperreiger najaar 2008 Kinderdijk 9-9-2008
10-9-2008
12-9-2008
70 60 Aantal
50 40 30 20 10 0 18:00
18:30
19:00
19:30
Halfuur
Donderdag 11 september was een ronduit zwoele dag, met regen en later op de dag diverse stevige regenbuien. Vanwege het mindere weer is er niet geteld; met het oog op de resultaten van de Gorzen (77) wel jammer. Vrijdag 12 september trok een regenstoring vanuit het zuiden over ons land. Deze resulteerde in regenachtig weer gedurende de dag, maar opklaringen in de avond. Er zijn toen 53 trekkende
20:00
Figuur 14: Purperreigertrek najaar 2008. sche verklaring lijkt in het weer te liggen. De storing met regen trok noordwaarts weg, en de brongebieden met Purperreigers liggen ook ten noorden van Kinderdijk. Een zeer opmerkelijke weersituatie ontstond toen in de nacht van 12 op 13 sep-
Reigertrek topdag 13 september 2008 Kinderdijk Blauwe reiger
19:30
18:30
17:30
16:30
15:30
14:30
13:30
12:30
11:30
10:30
9:30
8:30
7:30
6:30
Aantal
Purperreiger
65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Halfuur
Figuur 15: Weergave van het verloop van reigertrek op topdag 13 september 2008 op telpost Kinderdijk. Purperreigers geteld, wat een redelijk aantal is. In vergelijking met de voorgaande dagen is dit echter fors minder. Een logi Ornithologisch Jaarverslag 2008
tember de bewuste regenstoring ten noorden van Nederland boven de Noordzee stil kwam te liggen, om vervolgens in de vroege ochtend van zaterdag 13 september weer zuidwaarts te trekken. Dit resulteerde in enorme stuwing van trekvogels ten noorden van deze storing (voornamelijk
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 33
roofvogels). Toen Kinderdijkse trektellers op 13 september begonnen met trektellen, werden al hoge aantallen bruine kiekendieven vastgesteld. Rond het middaguur passeerde de afgezwakte storing met enige motregen, en rond 14:30 klaarde het weer op. Ongekende aantallen Bruine Kiekendieven, Visarenden, Wespendieven, Buizerds, Sperwers, Boomvalken en vele andere roofvogels overspoelden ons land, en ook telpost Kinderdijk. Vanaf 15:30 begon ook de trek van Purperreigers op gang te komen: uitzonderlijk vroeg voor avondtrekkers. De piek lag opnieuw tussen 19:00 en 19:30, toen maar liefst 62 Purperreigers in dit halfuur werden geteld. Om 20:00 zijn de tellers na een zeer lange dag van ruim dertien uur trektellen met een voldaan gevoel gestopt. In dit laatste halfuur werden nog 34 Purperreigers geteld.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Ook Blauwe reigers trokken overigens goed op deze 13e september. Aan het eind van de dag hadden we dertien dagrecords van de telpost verbroken, en daarnaast twee Nederlandse records gemaakt: de eerste van Bruine kiekendief (164, was 156 van telpost Breskens op 13-5-2001) en de tweede van Purperreiger (209, was 168 van telpost de Gorzen). De uitzonderlijke weersituatie zal hebben bijgedragen aan de memorabele aantallen en soorten van deze teldag. Onderzoek In 2009 zal het onderzoek naar de Purperreiger verder worden uitgebreid. Op stapel staan onder andere ideeën om in het najaar op diverse punten simultaan de Purperreigertrek te gaan tellen. Hierover later meer. De samenwerking tussen diverse telposten in de omgeving zal hieraan zeker
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 34
Slaapplaatstellingen Wakker blijven als zij slapen gaan Adri Clements De zomer is over zijn hoogtepunt heen en dan komen ze, in steeds groter wordende groepen. De zon gaat onder, en de lucht krijgt een rode gloed. Laag over het landschap in lange slierten vliegend over weilanden, dorpen en dijken. Als je goed luistert, hoor je het slaan van de vleugels die de lucht doet zinderen. Vaak opgejaagd door een rover doen ze in uitgewaaierde en compacte groepen nog wat strekoefeningen. Wanneer de zon al onder is, hoor je het gekwetter uit veler keeltjes. ’s Morgens vroeg is het nog stil, maar wanneer de zon net boven de horizon uitkomt, is het er weer: gekwetter en vleugelgeklap. Soms wordt het even stil, al snel gevolgd door een staccato aan spreeuwengekwetter. Enorme massa’s Spreeuwen vliegen door elkaar, alle kanten op… U kent ze wel, de Spreeuwen bij Kinderdijk. Ze vormen met elkaar een goed voorbeeld van vogels die gemeenschappelijk slapen. Duizenden en nog eens duizenden Spreeuwen komen uit alle windrichtingen om op een kluitje in het boezemgebied van Kinderdijk te gaan slapen. Mogelijk minder bekend is dat steltlopers ook met elkaar slapen. Meestal zo rond augustus, september kun je in uiterwaarden en plasdras gebieden grote groepen steltlopers aantreffen. Ook Purperreigers slapen in deze tijd in bosjes en eendenkooien in de polder. Wanneer de blaadjes gaan vallen wordt de slaapplek van de ‘Purren’ ingenomen door de Grote zilverreigers, die hier in het winterseizoen ’s nachts slapen. Overdag fourageren ze in de omliggende polders. Kortom, het is een komen en gaan van vogels. Naast de welbekende vogeltrek bestaat er dus nog zoiets als slaaptrek. In dit artikel zullen diverse soorten besproken worden, en gaan we dieper in op hun aankomst- en slaapgewoonten op de slaapplaats. Voor we dit doen, kijken we eerst naar het nut van slapen voor vogels, en het slapen in groepsverband.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Slapen Het fenomeen slapen heeft al heel wat wetenschappelijke onderzoeken teweeg gebracht. Iedereen is het erover eens: slapen is gezond, geeft kracht en energie voor de komende dag. Zo is het ook met vogels. Er is één verschil: ze slapen veel minder diep dan mensen en zoogdieren. De manier van slapen is ook anders: geen onafgebroken slaap, maar veel hazenslaapjes afgewisseld met momenten dat ze de omgeving afzoeken op gevaar. Uit metingen blijkt dat 0,2% van de slaap van vogels bestaat uit een diepe slaap. Bij mensen en zoogdieren ligt dit percentage vele malen hoger, ongeveer 20-25%. Toch, niet elke vogelsoort ‘houdt’ zich aan die 0,2% diepe slaap. Vogels die in holen slapen, slapen gemiddeld dieper dan bijv. veldleeuweriken en gorzen die in het open veld slapen. Zeer waarschijnlijk zijn roofvijanden hier de oorzaak van. Een Veldleeuwerik in het open veld is immers makkelijker te grijpen dan Pimpelmees in een hol. Tijdens het slapen zetten vogels hun veren uit ter isolatie. Door het uitzetten van de vleugels komt er stilstaande lucht tussen de vleugels, wat de lichaamstemperatuur langer vasthoudt. Dit is vooral noodzakelijk wanneer de buitentemperatuur lager is dan de lichaamstemperatuur. Het draait dus om zuinig zijn met de energie die je hebt als vogel. 2 andere maatregelen tot energiebesparing zijn bijvoorbeeld het verlagen van de lichaamstemperatuur en de ademhaling. Gezamenlijk slapen Een manier om zich te beschermen tegen roofdieren is met z’n allen op een kluitje gaan slapen. Zulke grote groepen kunnen weliswaar roofdieren aantrekken, maar per individu is de kans om gegrepen te worden stukken kleiner. Daarnaast geldt: vele ogen zien meer dan één oog. Een predator wordt sneller opgemerkt door een van de vogels in de groep, en kan de groep sneller een veilig heenkomen zoeken. Een andere mogelijke oorzaak om gezamenlijk te slapen is de onderlinge informatieoverdracht (Ward & Zavari (1973). Hierbij gaat bijvoorbeeld om informatie over voedselbronnen. Uit onderzoek is gebleken dat het aantal slaapplaatsen in gebieden met
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 35
voedselschaarste afneemt, terwijl op de resterende slaapplaatsen het aantal vogels juist toeneemt. ‘We zaten als haringen in een ton’, een veelgehoorde kreet van haringen in visserstonnen. Doordat haringen koudbloedige dieren zijn, hebben ze naar menselijke begrippen, alleen maar last van elkaar. Vogels malen er niet om, en vinden het gewoon fijn. Lekker dicht tegen elkaar, lekker warm… Juist. Dat is ‘m nou net. Een vorm van energiebesparing is slapen in groepsverband. Door dicht tegen elkaar te gaan zitten, gaat er minder lichaamswarmte verloren. Voorbeelden hiervan zijn o.a. Staartmees en Boomkruiper. Laatstgenoemde slapen incidenteel in hoekjes onder de daken van huizen. Tellen Naast het ‘gewone’ vogelen en trektellen, is het buitengewoon interessant en leerzaam om vogels die groepsgewijs gaan slapen, te tellen. Hoe meer je jezelf in de materie verdiept, hoe meer je erachter komt dat elke soort weer z’n eigen gewoonten er op na houdt. Zo is het bij ganzen zinvoller om ’s ochtends te tellen in plaats van het einde van de dag. Veel ganzen komen ’s avonds laat aan, die je niet kan zien. Door enkel op het geluid af te gaan, zou dit een vertekend beeld van de aantallen geven. ’s Ochtends vertrekken ze in grote groepen naar polders in de regio, om daar de dag door te brengen. Een goed voorbeeld van het slaapgebied van dergelijke ganzen is polder Nieuw-Lekkerland en polder Blokweer. Wanneer de zon net boven de horizon uitkomt, is het gegak van de ganzen van heinde en ver te horen. Op een gegeven moment kiezen de ganzen het luchtruim, om de Krimpenerwaard en Alblasserwaard in te vliegen. Uit tellingen is gebleken dat het om ongeveer 3000 ganzen gaat, in het winterseizoen. Bij andere soorten is het effectiever om juist ’s avonds te tellen. Het kan namelijk zijn dat de vogels op een iets andere plek slapen dan de dagen ervoor. Doordat de aankomst minder gepiekt is dan het vertrek de volgende ochtend, heb je als teller nog tijd om er-
Ornithologisch Jaarverslag 2008
achter te komen wat de gewijzigde slaapplaats is. Weersinvloeden Het weer heeft een grote invloed op het slaapgedrag van vogels. Uit tellingen bleek dat in tijden van vorst minder Grote zilverreigers op de bekende slaapplaatsen sliepen, dan in zachtere perioden. Er zijn vermoedens dat de Grote zilverreigers dichterbij de fourageerplekken sliepen, om zodoende minder energie aan het vliegen te verliezen. Ook de maanstand beïnvloedt het fourageer- en slaapgedrag van met name ganzen. Zeer heldere nachten met volle maan kunnen ervoor zorgen dat het fourageerpatroon zelfs omdraait. Oftewel: de vogels fourageren ’s nachts, om vervolgens overdag te rusten. Daarnaast bleek uit eigen tellingen dat de aankomst bij heldere avonden veel sterker gepiekt is dan bij bewolkte avonden. Bij het bespreken van de Grote zilverreiger zal hier dieper op ingegaan worden. Blauwe en Bruine kiek Als de najaarstrek over z’n top is, komen de Blauwe kieken naar de waard. Er worden weliswaar al eerder trekkende Blauwe kieken waargenomen, maar de top ligt eind oktober – begin november. De meeste
Bruine Kiekendief man Blauwe kieken worden in de Zouweboezem, Donkse laagten en de boezems van Kinderdijk gezien. Hierbij gaat het om overwinterende exemplaren, die hier voor een langere tijd verblijven. Opvallend is dat er vaak meer vrouwtjes worden gezien dan mannetjes. Mogelijke oorzaak hiervoor is dat de mannetjes minder zuidelijk trek-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 36
ken, zodat ze in het voorjaar minder lang over de terugtrek doen, waardoor de mannetjes eerder de territoria kunnen innemen en verdedigen. Dit verschijnsel wordt ook waargenomen bij Merels. Begin 2009 is er een plukplaats van de Blauwe Kiekendief gevonden, het ging hierbij om een verzameling van 3 grauwe ganzen. De vele discussies ten spijt, de natuur zoekt haar weg, de een zijn dood is de ander zijn brood. Steltlopers Wanneer de winter op z’n laatste benen loopt, klopt het hart van menig trekteller. Wanneer zullen de eerste Grutto’s doorkomen? En dan die eerste… je bewondert ‘m, foto’s worden gemaakt. En dat terwijl enkele weken later de Grutto’s in tientallen over de waard trekken. Velen vallen in, om even bij te komen van hun lange tocht. De plas- en dras gebieden, en de uiterwaarden zijn perfecte plaatsen om in het voorjaar soms zeer grote groepen Grutto’s te bewonderen. De Grutto’s hebben deze gebieden nodig om te fourageren, én te slapen. Dit slapen vind niet altijd plaats op hetzelfde moment als mensen dit doen. Vaak slapen en fourageren de vogels over-
Ornithologisch Jaarverslag 2008
dag, om in de namiddag en avond weer op de wieken te gaan, op naar de noordelijker gelegen broedgebieden. De totaalaantallen kunnen flink oplopen, in de periode dat de vogels net zijn aangekomen. Schattingen lopen uiteen van 1000 tot 2000 Grutto’s in de gehele Alblasserwaard. Een bizarre telling van plas dras Langenbroek in juli 2008 levert zelfs bijna 2900 grutto’s op, die aanwezig zijn op deze slaapplaats! Na of tijdens de doortrek van de Grutto laten zich al snel de andere stelten zien, zoals Tureluur, Kemphaan, Bonte Strandloper en Scholekster en vele andere soorten. Van de Scholekster zijn er gegevens over een langere periode beschikbaar, van het maximumaantal vogels per bezoek op Gors Landhoeve. Onderstaand diagram laat duidelijk zien dat er een piek is in het vroege voorjaar, in maart. Dan komen er veel Scholeksters aan uit het zuiden, die Gors Landhoeve gebruiken om even uit te rusten, en fourageren om voldoende energie op te doen om hun reis te vervolgen. Een tweede piek is te zien in de zomer, in juli. Hierbij gaat het om vogels die weer naar het zuiden trekken, en Gors Landhoeve weer even aandoen, met dezelfde reden als in het voorjaar: rusten en fourageren.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 37
Purperreiger Sinds najaar 2008 zijn er enkele nieuwe slaapplaatsen van de Purperreiger ontdekt. Bijvoorbeeld de eendenkooi van Oud-Alblas, en het bosje iets noord-
westelijk daarvan. Er zijn nog geen lingen over de hele Alblasserwaard gedaan, alleen bij boezems Kinderdijk en eendenkooi Oud-Alblas.
Figuur 16: Aantal Purperreigers per 5 minuten, voor en na zonsondergang. Het tijdstip met minteken is voor zonsondergang, zonder minteken is na zonsondergang Figuur 16 laat mooi het verloop per 5 minuten zien. Het patroon is duidelijk anders dan bij Grote zilverreigers, waar er aanOrnithologisch Jaarverslag 2008
vankelijk weinig vogels binnenkomen, om al snel te pieken in een grotere toeloop van Grote zilverreigers. De Purperreigers laten
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 38
een constanter beeld zien, er wordt langzaam naar de piek toe gewerkt, om het even heel onwetenschappelijk uit te drukken. Dit jaar, 2009, ho- pen we meer tellingen te kunnen verrichten bij de slaapplaats(en), om meer over de telgegevens te kunnen zeggen, en conclusies te kun>
nen trekken. Wat ook zeer interessant is: het bijhouden van de voedselvluchten van de Purperreigers in en rond de boezems van Kinderdijk. In een volgend ornithologisch jaarverslag zal hier meer aandacht aan besteed worden.
Grote zilverreiger De laatste jaren is de Grote zilverreiger een van de soorten die een opmars maakt in Noordwest Europa. In gebieden zoals de Oostvaardersplassen worden steeds vaker broedende Grote zilverreigers waargenomen. Ook het aantal Grote zilverreigers in het najaar vertoond een stijgende lijn. In 2008 werden tijdens de zogenaamde slaapplaatstellingen in de Alblasserwaard voor het eerst meer dan 100 Grote zilverreigers geteld. De meeste zilverreigers slapen in eendenkooi Oud-Alblas, met een maximumaantal van 59 vogels op 6 december. Het afgelopen najaar is er veel geteld bij deze slaapplaats, Naast de>
aantallen Grote zilverreigers zijn ook de aanvliegrichting en tijdstip genoteerd. Vanwege het hoge aantal vogels wat hier slaapt, kunnen we de aankomstpatronen per telling met elkaar vergelijken. Het weertype is een van de grootste factoren die de snelheid van de aankomst bepaald. Een ondergaande zon bij heldere lucht levert een korte schemer op, met als gevolg dat de Grote zilverreigers relatief laat aankomen, en elkaar snel opvolgen. De piek is dus erg groot. Bij bewolkt weer duurt de schemer langer, het begint eerder te schemeren dan bij helder weer. De eerste Grote zilverreigers laten zich bij dit weertype al snel zien.
Figuur 17: Aantal Grote zilverreigers per 5 minuten, voor en na zonsondergang. Het tijdstip met minteken is voor zonsondergang, zonder minteken is na zonsondergang. Even het weerbeeld tijdens de zonsondergang per dag: 6 dec: NW2, 6-4 graden, bewolking 4/8 20 dec: WNW2, 8 graden, bewolking 8/8, af en toe motregen Ornithologisch Jaarverslag 2008
27 dec: O2-1, Bewolking 0/8,-2 graden 21 feb: NW2, Bewolking 4/8, 6 graden In figuur 17 staan de telresultaten per 5 minuten uitgewerkt.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 39
Wanneer we de 4 tellingen met elkaar vergelijken, valt op dat er 2 pieken zijn. Bij de ene telling vormen deze 2 pieken 1 grote piek, op andere dagen liggen de pieken verder van elkaar vandaan. Op 6 december, tijdens licht bewolkt weer, kwamen de Grote zilverreigers relatief laat binnen, gemiddeld genomen 1 kwartier na zonsondergang begon de grote ´bulk´ binnen te komen. Op 20 december was het tegen zonsondergang regenachtig, en volledig bewolkt. De vogels kwamen eerder binnen, het schemerde immers ook eerder. Opvallend is dat hier 2 pieken zijn. De oorzaak hiervan is niet echt duidelijk, zeker is dat het eerder schemerde. Tijdens de telling hebben er zich geen weersveranderingen opgedaan. Ook in de vliegrichting zijn er geen opvallende zaken te zien. De theorie dat er de aankomst altijd verloopt in 2 pieken gaat ook deze dag op. Ten opzichte van 6 december is er een verschil in groepsgrootte, 20 december kwamen er veel vogels individueel, 6 december vaak in duo oplopend tot een groep van 5 exemplaren. Ook in de telresultaten van 27 december en 21 februari laten 2 pieken zien. Tevens
Bovenstaand aankomst patroon laat mooi zien wanneer de vogels uit welke richting aankomen. Er is sowieso 1 opvallend feit te Ornithologisch Jaarverslag 2008
lijkt het er op dat hoe verder het seizoen > vordert, des te eerder de vogels aankomen op de slaapplaats. In de toekomst zal er hopelijk meer, en frequenter geteld worden, zodat we meer kunnen zeggen en conclusies trekken uit de resultaten. Mogelijk zijn er naast de lichtfactor, nog meerdere factoren die het moment van aankomst bepalen. In 2007 zijn er weliswaar ook tellingen verricht, helaas is door het aantal vogels of het gebrek aan voldoende informatie over tijdstip en vliegrichting over het aankomstpatroon weinig te zeggen. In het komende slaapseizoen zullen er weer tellingen plaatsvinden, die hopelijk nieuwe informatie op tafel zullen brengen! Spreeuwen In het ornithologisch jaarverslag 2007 heeft er een uitgebreid artikel gestaan over Spreeuwen. Ook in het afgelopen najaar hebben veel mensen weer tijd vrij gemaakt om die duizenden vogels langs te zien komen, en te tellen. Er is niet veel nieuwe informatie bijgekomen, toch is onderstaande grafiek wel leuk om even over te brainstormen.
noemen: het verschil in vogels die uit het zuiden komen, en uit het oosten. Om 18:30 is slechts 13% van het aantal
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 40
Spreeuwen uit het oosten op de slaapplaats aanwezig, vanuit het zuiden zijn er tot dat tijdstip al 58% van het totaal op de slaapplaats aanwezig. Dit is meer dan 4 x zoveel dan het aantal vogels uit het oosten. De oorzaak van dit verschil ligt mogelijk in het feit dat de brongebieden of foerageergebieden richting het oosten verder weg liggen dan richting het zuiden. De andere richtingen, noord en west, geven een gemiddeld beeld. Een echte verklaring is aan de hand van bovenstaande theorie niet te geven. Mogelijk leveren tellingen in de toekomst, waarbij er meer wordt gekeken naar de aanvliegrichting, meer informatie op. Al met al: slaapplaats tellen is een boeiende bezigheid, soms slaapverwekkend en soms is het een gekkenhuis. Het is geweldig mooi om te zien hoe vogels reageren op weersinvloeden, net als tijdens de trek. Alleen dan op een totaal andere manier.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Tijdens de trek kan er een dagje gestopt worden, in verband met slechte weersomstandigheden. Wanneer er geslapen moet worden, moeten de vogels naar hun slaapplaats vliegen, wat voor weer het ook is. Zo is het ook voor de tellers, die soms in regen en wind toch het er voor over hebben om te tellen. Maar gelukkig is het vaak droog, en kan er tijdens het tellen nog gewoon gevogeld worden, waarbij soms erg leuke soorten over vliegen. Alle tellers zeggen we hartelijk dank voor het vele telwerk dat zij hebben verricht, en hopen dat we dit in het komende seizoen kunnen voortzetten. Wanneer u als lezer denkt van: “Hé, dat lijkt me best eens leuk om mee te gaan!”, is dat uiteraard geen probleem. U dient enkel van te voren even contact op te nemen met de coördinator, of een frequente teller. Alvast veel telplezier toegewenst!
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 41
Eerste Blauwvleugeltaling in de Alblasserwaard Job Hakbijl & Anthonie Stip Op 25 februari 2008 komt Job Hakbijl (JH) een vreemde eend tegen die aanwezig is in het Achterwaterschap nabij de eendenkooi van Oud-Alblas. Eerst wordt gedacht aan een kruising Pijlstaart x Zomertaling, maar dit blijkt nogal een vreemde combinatie. Het eendje vliegt op, en JH weet hem – met macrolens! – vliegend vast te leggen. Met een overtuigend bewijsplaatje keert hij huiswaarts. Na enige navraag bij diverse bevriende vogelaars uit de Alblasserwaard wordt vastgesteld dat het gaat om een mannetje Blauwvleugeltaling. De waarneming wordt door Anthonie Stip (AS) de vogelwerkgroep rondgestuurd, en op die manier wereldkundig gemaakt. Op de bewijsfoto is te zien dat in ieder geval de linkerpoot van de Anas discors ongeringd is. Deze eendensoort wordt namelijk veel in gevangenschap gehouden, zodat een uit een waterwildcollectie ontsnapt exemplaar mogelijk wordt gehouden. Oorspronkelijk komt de Blauwvleugeltaling uit Amerika, maar meerdere ringmeldingen hebben bewezen dat de vogel op eigen kracht van Amerika naar Nederland kunnen komen. De dagen na de ontdekking van de Blauw-
Ornithologisch Jaarverslag 2008
vleugeltaling is er door meerdere vogelaars intensief gezocht. De vogel wordt echter niet teruggevonden; dit tot teleurstelling van vele vogelaars. Op 5 maart wordt de vogel door Pieter Bieren (PB) omstreeks 17:30 teruggevonden bij de achtste molen van de Overwaard in een groep van ruim 25 Kuifeenden. AS komt PB toevallig tegen en snelt naar de vindplaats om een aantal foto’s van de vogel te schieten. Alleen Corné Stam (CS) is daarna samen met AS getuige dat de vogel op het Achterwaterschap gaat slapen onder een wilgenstruik. Op 8 maart wordt het mannetje Blauwvleugeltaling – laten we hem JoPie noemen (naar de ontdekker Job en herontdekker Pieter) - door Albert de Jong teruggevonden op de Hoge Boezem van de Overwaard, vanaf de nieuwe vogelkijkhut bij Nieuw Lekkerland. JoPie zit daar op ruim 500 meter afstand temidden van Kuifeenden, Slobeenden en Tafeleenden. Vanwege de grote afstand is hij alleen met de telescoop te bekijken. Vele vogelaars uit alle hoeken van het land komen JoPie in de daaropvolgende weken bekijken.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 42
CS is gezien op het Achterwaterschap – CS ziet de vogels rond 16:30 samen met twee Kuifeenden richting West vertrekken - wordt op dezelfde dag in Ridderkerk melding gemaakt van een mannetje Blauwvleugeltaling. Nagenoeg zeker gaat het hier om hetzelfde exemplaar als dat van Kinderdijk en omstreken. Frappant is dat hier wel een paring met een (het?) Kuifeendvrouwtje plaatsvindt. Figuur 18: De Blauwvleugeltaling wordt op vele plaatsen waargenomen. Bron: Waarneming.nl Opvallend is dat JoPie veel belangstelling heeft voor een vrouwtje Kuifeend Aythya fuligula. Nagenoeg elke waarneming wordt hij gezien in gezelschap van enkele Kuifeenden, daarbij onafscheidelijk van het ene vrouwtje (mogelijk steeds hetzelfde). Mannetjes Kuifeend worden actief uit de
nabije omgeving van JoPie verjaagd. Een paring is echter niet vastgesteld. Nadat de vogel op 8 april voor het laatst door AS en Ornithologisch Jaarverslag 2008
Ontdekker JH heeft de eerste Blauwvleugeltaling van de Alblasserwaard ingediend bij de CDNA (Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna). Eind juli 2008 krijgt hij bericht van de CDNA dat de Alblasserwaardse vogel is geaccepteerd. Diverse malen is waargenomen dat JoPie ongeringd is; enkele fotografen hebben dit ook digitaal kunnen vastleggen, zoals onderstaande foto van Marcel Langelaan bewijst.
Bewijs ongeringheid Blauwvleugeltaling
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 43
Er zijn meerdere waarnemingen van Blauwvleugeltalingen in Nederland bekend, waarvan de meeste in de kustprovincies (Zeeland, Zuid-Holland, Noord Holland, Friesland en Groningen). De laatste waarneming was in 2006 in de Scherpenissepolder (Zeeland). Winterwaarnemingen van de Blauwvleugeltaling zijn erg zeld-
zaam in ons land. Toch was de Alblasserwaard goed genoeg om 43 (winter)dagen onderdak te bieden aan een zeldzame Amerikaanse eend. Reken maar dat JoPie ervoor gezorgd heeft dat de Alblasserwaard voor veel vogelaars bekend vogelterrein is geworden!
Blauwvleugeltaling “JoPie” onafscheidelijk bij ‘zijn’ vrouwtje Kuifeend. Laatste foto; 8 april 2008. © Anthonie Stip
Verslag Winter Bigday 2009 Pieter Bieren Voor het 8e achtereenvolgende jaar werd er door de Vogelwerkgroep van de Alblasserwaard weer een Big Day gehouden, en voor de 2e maal ging het hierbij om een wedstrijd in de wintermaand februari. Een overzicht van de georganiseerde Big Day’s tot nu toe: Jaar Datum (vrijdag-zaterdag) Totaal waargenomen soorten 2002 17 en 18 mei 106 2003 9 en 10 mei 115 2004 16 en 17 april 121 2005 13 en 14 mei 127 2006 29 en 30 april 123 2007 2 en 3 februari 89 2008 9 en 10 mei 123 2009 6 en 7 februari 92 Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 44
Alweer sinds 2002 zijn er fanatieke leden genoeg om groepjes te maken die binnen de gestelde tijdslimiet de polders en dorpen langstrekken om zoveel mogelijk verschillende vogelsoorten op te sporen. De groep met het grootste aantal inheemse soorten is de winnaar. Dit jaar was de keus weer gevallen op een verdeling over 2 dagen, en wel een vrijdag en zaterdag. Voor de meeste mensen is dit gewoon het gemakkelijkst en ook is in februari de daglichtperiode nog niet lang genoeg om echt 24uur achtereen te benutten aan het zoeken naar nieuwe soorten op de Big Daylijst. Daarom was de regel dat iedereen van start mocht gaan op vrijdagmiddag 6 februari om 17:00u op een plek naar keuze. Vaak beginnen groepjes dan dicht bij huis zodat goede vogelgebiedjes als gors Landhoeve en de boezems Kinderdijk (over)bezet zijn aan vogelaars. Tot en met zaterdag 7 februari 16:00u mocht de soortenlijst aangevuld worden op en in allerlei vogelgebied. Rond het genoemde tijdstip moesten alle groepen aanwezig zijn op het Streeknatuurcentrum van de NVWA in Wijngaarden. Als laatste kon het Alblasserbos dan nog even ‘uitgekamd’ worden op gemiste soorten tot dan toe. In het Streekcentrum was het uiteindelijk goed bijkomen, en onder het genot van koffie en chocomel (geserveerd door de altijd toegewijde Evert de Groot) konden we de balans gaan opmaken… Deelnemers Maar liefst 14 deelnemers deden dit keer mee aan de altijd spannende Big Day. Het aantal aanmeldingen was nog iets hoger, maar een aantal deelnemers moesten door omstandigheden afzien van deelname. Nog altijd bleven er genoeg mensen over om 4 groepjes te vormen. De ervaring leert dat dergelijke groepjes niet te groot of te klein moeten zijn, wil het leuk blijven. 3-4 personen per groep is het meest ideaal. Er is geprobeerd om tot een zo eerlijk mogelijke verdeling te komen Uiteindelijk was teamindeling als volgt (op alfabetische volgorde): Team A: Hendrik-Jan van Dijk Pieter Klootsema Arie Kolders Jan-Willem Kroon Team B: Corné Stam Martin Harskamp Ornithologisch Jaarverslag 2008
Team C: Team D:
Richard Slagboom Adri Clements Jaap Hamelink Anthonie Stip Cors Aantjes Pieter Bieren Gerrit Rijneveld Arie-Willem van de Wal
Het weer Het was dit jaar eigenlijk voor het eerst dat het weer niet bepaald optimaal was om vogels te kijken en te genieten (met name zaterdag). Nu brengt natuurlijk het jaargetijde deze risico’s met zich mee want vaker wordt een Big Day in april of mei gehouden en rond die periode is de kans op aangenaam weer een stuk groter. En bij een Winter Big Day hoort tenslotte winterweer, al dan niet aangenaam. Op de bewuste vrijdag stond een matige zuidelijke wind waarin in de loop van de dag nogal wat lichte buiengroepjes overdreven, maar daar hadden we toen nog geen last van. In de namiddag klaarde het breeduit op en kwam de zon er volop bij, een bijzonder goede start dus. Zacht was het ook met 89 graden en dat met een zonnetje deed niet echt winters aan maar was wel genieten. ’s Avonds werd het door de vrij heldere hemel en weinig wind snel kouder, de temperatuur daalde naar een graad of 2. Voor het zoeken naar nachtactieve soorten zoals uilen was het nog steeds prima weer te noemen. In de late avond nam de bewolking echter alweer toe, juist toen menig tevreden Big Day-deelnemer zich ter huis en bed begaf. De zaterdag starte ronduit nat, met volop regenval. De wind was inmiddels gedraaid naar NoordWest en het was waterkoud met 2-5 graden. In de loop van de ochtend viel de regen zelfs gemengd met natte sneeuw. De aangekondigde droge perioden op het weerbericht bleven maar uit, niet bepaald hoopgevend. Pas rond het middaguur werd het eindelijk droger, zodat de laatste uurtjes gebruikt konden worden om de schade zoveel mogelijk in te halen. Daarbij kwam iedereen zoals gewoonlijk tijd te kort… Soorten Bij alle deelnemers bij elkaar werden 92 inheemse vogelsoorten waargenomen. Dit is een vergelijkbaar aantal met de Winter Big Day in februari 2007 met 89 soorten.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 45
Met een groot gebrek aan vele soorten zomergasten, lijkt het niet mogelijk in de winter tot de grens van 100 soorten te komen. Watervogels voeren natuurlijk de lijst aan met diverse soorten ganzen, eenden en zwanen. Als eerste prijkt de Dodaars bovenaan, door 3 van de 4 teams gezien. Knobbelzwaan, Kleine Zwaan en Wilde Zwaan werden alle 3 waargenomen, hoewel Wilde Zwaan slechts alleen door team A. Naast de algemene ganzensoorten en Toendrarietgans is de vondst van Kleine Rietganzen in polder Sliedrecht het vermelden waard. Elf soorten eenden betreffen vooral algemene soorten, maar Pijlstaart, Nonnetje en Grote Zaagbek zijn toch leuk. Een goede plek voor Nonnetje bleek de plas bij de Overwaard. Het vrouwtje Grote Zaagbek werd waargenomen bij de Donkse brug. Het aantal soorten Roofvogels is redelijk te noemen, maar overtreft de verwachtingen niet echt. Gezien het weer valt het nog alles mee. Beide soorten Kiekendieven bleken deze winter eindelijk weer eens ouderwets gemakkelijk te scoren. Verder mocht team C zich gelukkig prijzen met zowel Havik en Slechtvalk.
Slechtvalk Waterral, Waterhoen en Watersnip deden hun naam eer aan met al die regenval, ze staan gebroederlijk op de lijst. Verder is het plaatje met winterse steltlopers niet al te uitgebreid. Houtsnip in het Alblasserbos door 2 teams is een altijd leuk opstootje. Ook de Tureluur op gors Landhoeve bleek een gemakkelijke prooi voor alle teams. Bij Ornithologisch Jaarverslag 2008
het napraten werd er meteen gevraagd; Wie had ‘em niet? Meeuwen waren te vinden in hun standaard-5 menu. Kok, Storm, Zilver en de beide Mantels. Kleine Mantelmeeuw werd door team D in de jachthaven van Streefkerk gevonden en is voor Alblasserwaardse begrippen wel aardig. Door het relatief goede uilenweer op vrijdagavond heeft het menig team niet al te veel moeite gekost om tot tenminste 3 uilensoorten te komen. De score van Kerkuil was alleen voor team C weggelegd en wel in Bleskensgraaf. De lijst brengt ons verder met 2 soorten van Spechten (Groene, Grote Bonte) 2 soorten piepers (Gras- en Water-) en 2 soorten kwikstaarten (Grote Gele en Witte). Kramsvogel, Koperwiek, Zanglijster en Merel, spreekt voor zich maar toch mist team D de Zanglijster (ze zongen toch al??). Heggenmus, ook zo’n stiekemerd die zich voor één team verborgen weet houden. Baardmannetje bleek ook nogal lastig, slechts 2 teams wisten met zekerheid deze ‘pinkelaar’ binnen te slepen. Bijna hetzelfde geldt voor Goudhaan en Matkop, door 3 teams gezien. De Boomklevers van park Huis te Kinderdijk waren ook niet voor iedereen bereid mee te werken. Zijn er manieren om ze aan het babbelen te krijgen? Een absolute goedmaker was het feit dat de teams die Boomklever niet hadden, wel beloond werden met een prachtig poetsende Appelvink. 2 om 2 dus voor deze beide parksoorten. Tot slot zijn de vinkachtigen totaal bezien maar mondjesmaat waargenomen. Keep en Barmsijs elk maar eenmalig, Sijs door 2 teams. Putter, Groenling en Vink bleken zoals te verwachten wel vrij gemakkelijk. Natuurlijk waren er ook grote en kleine missers. Blinkend door afwezigheid is wel de IJsvogel. Zo algemeen als ze tot december waren, zo onmogelijk zijn ze geworden na de vorstperiode. Ook Brilduiker, Goudplevier, Tjiftjaf, Zwarte Mees en Kneu werden tegen de verwachting in niet waargenomen. Verder had met enig geluk Smelleken, Patrijs, Witgatje, Geelpootmeeuw en Vuurgoudhaan toch wel moeten lukken? Maar dat is ook het leuke en spannende aan een
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 46
Big Day… Tenslotte is een Roerdomp het vermelden waard, die 10 minuten voor begintijd inviel in de Overwaard en zich daarna niet meer liet zien, dus niet meegeteld kon worden. Score per team Zoals eerder vermeldt waren er dit keer 4 teams actief. Twee daarvan hebben zich per fiets verplaatst, de andere 2 voornamelijk per auto en deels te voet. Voordelen van autogebruik is dat men sneller goede vogelgebieden af kan gaan, omdat grotere afstanden afgelegd kunnen worden. Daarentegen worden onderweg wel soorten gemist die fietsende deelnemers wel gemakkelijker oppikken. Ook is de fiets een gezonder, stiller en milieubewuster vervoermiddel. In dit geval was het weer niet echt aanlokkelijk om te fietsen. Er waren 2 teams bestaande uit 3 personen en 2 uit 4 personen, zie de bovengenoemde deelnemers. Hoewel de kleinere teams het dus met een man minder moeten doen, verslechterd dat de positie niet meteen omdat een soort altijd door meer dan de helft van het team waargenomen moet zijn. Bij de teams met 4 deelnemers moeten soorten dus ook door een persoon meer gezien zijn (3 van de 4) dan bij de andere teams (2 van de 3). De scores liggen overigens niet zo heel erg ver uit elkaar, het winnende team heeft 10 soorten meer gezien dan het achterste team. Team A Met 79 soorten verdient deze groep een eervolle 2e plaats. Op de lijst van waargenomen vogelsoorten kwam de teller op 80, maar de Appelvink telt in deze situatie mee. Deze toch wel bijzondere vinkensoort had doorgebeld moeten worden (spelregel), wat nagelaten is. Als unieke soorten had dit autoteam Wilde Zwaan bij Goudriaan, Pijlstaart, een groepje Witte kwikstaarten over de Avelingen en Keep. Belangrijke missers waren er in de vorm van Veldleeuwerik en Waterpieper. Ook is het vinden van een Nonnetje niet gelukt. Verder hadden ze nog goede soorten als Kleine Rietgans, Houtsnip, Waterral en Boomklever. Team B Dit team heeft de 3e plaats op de ranglijst bemachtigd met een totaal van 73 soorten. Als enige unieke soort hadden ze WaterOrnithologisch Jaarverslag 2008
snip, misschien een goede naam voor dit team, overigens ook een autoteam. Verder hadden ze samen met team C Nonnetje, Baardmannetje en Waterpieper op de lijst en samen met team D de prachtige Appelvink. Ook wisten ze een Houtsnip op te stoten in het Alblasserbos. Missers waren er in de vorm van Slobeend, Heggenmus en Groenling. Wel hadden ze diverse Bosuilen buiten de afgesproken gebiedsgrenzen, maar binnen de Alblasserwaard bleek het een onmogelijkheid. Team C Met recht mag dit team zich winnaar van de Big Day 2009 noemen. Na het schrappen van 1 soort voor team A kon dit team alle anderen achter zich laten en met 80 soorten voor de dag komen. Unieke soorten waren er in de vorm van een Havik, Slechtvalk nabij Wijngaarden, Kerkuil te Bleskensgraaf en een Barmsijs. Ook de Kleine Rietganzen, Nonnetje, Baardmannetje, Boomklever zijn goede soorten op de lijst dit fietsende team. Maar ook een winnend team heeft missers, dit keer in de vorm van Matkop en Groene Specht. Ook de Appelvink hebben ze niet waargenomen. Team D Als laatste genoemd en als laatste geëindigd. En ook dit team heeft de gehele afstand op de fiets afgelegd. Toch hebben ze nog 70 soorten bij elkaar weten te vinden, waaronder leuke soorten als een vrouwtje Grote Zaagbek op het waterschap bij de Donk en een Kleine Mantelmeeuw te Streefkerk. Als derde unieke soort staat Grote gele kwikstaart op de lijst. Gemist zijn daarentegen Toendrarietgans, Zanglijster, Grote Lijster en Goudhaan. Ook de Boomklevers werkten niet mee, maar de ontdekking van de Appelvink in het park Huis te Kinderdijk maakte heel veel goed. Tenslotte Voor een totaaloverzicht van de waargenomen vogelsoorten en de score per groep kun je de tabel hieronder nog raadplegen. Naast de Big Day’s in het voorjaar en nu ook alweer twee in februari, is het misschien eens leuk om een datum in de nazomer te prikken en kijken wat dat aan soorten oplevert. Wellicht dus dat de reeks van dit jaarlijks terugkerende spel binnen
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 47
de vogelwerkgroep van de Alblasserwaard Waargenomen inheemse vogelsoorten Big Day 2009 Dodaars Fuut Aalscholver Grote Zilverreiger Blauwe Reiger Ooievaar Knobbelzwaan Kleine Zwaan Wilde Zwaan Toendrarietgans Kleine Rietgans Kolgans Grauwe Gans Brandgans Bergeend Smient Krakeend Wintertaling Wilde Eend Pijlstaart Slobeend Tafeleend Kuifeend Nonnetje Grote Zaagbek Bruine Kiekendief Blauwe Kiekendief Havik Sperwer Buizerd Torenvalk Slechtvalk Waterral Waterhoen Meerkoet Scholekster Kievit Watersnip Houtsnip Wulp Tureluur Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Grote Mantelmeeuw Zilvermeeuw Holenduif Houtduif Turkse Tortel Kerkuil Steenuil Bosuil Ransuil Groene Specht Ornithologisch Jaarverslag 2008
een vervolg krijgt in 2009/2010! Team A
Team B
Team C
Team D
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗
⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ Pagina | 48
Grote Bonte Specht Veldleeuwerik Waterpieper Graspieper Grote Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Merel Kramsvogel Koperwiek Zanglijster Grote Lijster Goudhaan Baardman Staartmees Matkop Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Boomklever Gaai Ekster Kauw Roek Zwarte Kraai Spreeuw Huismus Ringmus Appelvink Vink Keep Groenling Putter Sijs Barmsijs Rietgors TOTAAL 92 soorten
⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗
⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ 79
⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗
⊗ 73
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ 80
⊗ ⊗
⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗ ⊗
⊗ 70
Grote Lijster foeragerend
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 49
De IJslandse grutto (Limosa limosa islandica); voorkomen en herkenning Albert de Jong
Grutto’s en IJslandse grutto’s
Polder Hardenhoek, Brabantse Biesbosch
Inleiding Wie in het voorjaar de moeite neemt om groepen grutto’s Limosa limosa af te speuren, valt al snel de enorme kleedvariatie op. Sommige vogels zijn in nog volledig winterkleed in maart, andere zijn al bijna volledig geruid naar zomerkleed. Tussen onze Hollandse grutto’s worden in toenemende mate grutto’s van de ondersoort L. l. islandica gezien. De huidige vogelaar pikt de opvallend roestbruine exemplaren er vaak moeiteloos uit. In dit artikel wordt samengevat wat inmiddels over het kleinere broertje van de grutto bekend is. Tevens wordt aan de hand van een aantal foto’s de herkenning ervan besproken. Tenslotte wordt in de discussie aandacht besteed aan de situatie in de Alblasserwaard. Verspreiding en voorkomen Tot 1990 moesten waarnemingen van IJslandse grutto’s ingediend worden bij de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA) (cf. handboek CDNA 2007). Inmiddels is de kennis over de ondersoort dusdanig toegenomen, dat het totaalbeeld van het aantal doortrekkers en overwinteOrnithologisch Jaarverslag 2008
9-3-2009
raars in Nederland steeds completer wordt: de IJslandse grutto is geen zeldzaamheid. De IJslandse grutto is een broedvogel van voornamelijk IJsland (ca. 18.750 paar). De populatie neemt daar sinds 1900 toe. In Noorwegen, Ierland en Schotland broeden tegenwoordig maximaal 500 paren. IJslandse grutto’s overwinteren bijna allemaal in Europa, vooral in Frankrijk en Spanje (cf. Jensen e.a. 2006). In Nederland overwintert de ondersoort in klein maar toenemend aantal langs de Westerschelde (Bijlsma e.a. 2001) en is het wad bij Wieringen een bekende overwinteringsplaats. Tabellen vanaf 1970 laten toenemende aantallen zien in de genoemde winterkwartieren (Van Scheepen & Oreel 1995). Tegenwoordig worden maximaal 300 vogels worden op deze plaatsen geteld (waarneming.nl). Een winters rondje door het zuiden van Zeeland kan met wat zoekwerk dus wel een aantal IJslanders opleveren. Dat Nederland tegenwoordig een belangrijke pleisterplaats is voor de IJslandse grutto, blijkt uit gerichte voorjaarstellingen die in 2001 en 2002 werden gehouden. Op het
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 50
hoogtepunt van de voorjaarstrek is 1928% van de IJslandse populatie in ons land aanwezig. De piek ligt, in tegenstelling tot wat eerder Van Scheepen & Oreel (1995) schreven, in de laatste decade van maart; dat blijkt het beste moment te zijn om veel IJslandse grutto’s te zien. In 2002 werden in het einde van maart verspreid over 44 plaatsen bijna 10.000 exemplaren geteld. De Eempolders, het Wieringenmeer en de IJssel tussen Zwolle en Deventer blijken favoriete pleisterplaatsen te zijn (Gerritsen & Tijsen 2003). Ook het landje van Geijsel bij Abcoude is een bekende plek voor de Nederlandse vogelaars. Tijdens de najaarstrek (juli/augustus) worden islandica’s sporadisch in ons land waargenomen. Omdat islandica’s later naar winterkleed ruien, vallen volwassen exemplaren dan op tussen de al wel ruiende limosa’s (Van Scheepen & Oreel 1995). Herkenning Over de herkenning van IJslandse grutto’s is geschreven door onder andere Roselaar
Tekening 1
Winterkleed
& Gerritsen (1991), Van Scheepen en Oreel (1995) en Van Beusekom (1993). Op basis van die artikelen worden hierna de verschillende kleden besproken. Overigens wordt in de veelgebruikte ANWB vogelgids (Mullarney e.a. 2005) de ondersoort erg beknopt beschreven en is de illustratie niet duidelijk. De belangrijkste kenmerken waaraan een IJslandse grutto te herkennen is, zijn grootte en bouw, de lengte van de snavel en van de poten en de kleur van de zomerkleedveren. Islandica’s zijn iets kleiner en meer gedrongen dan limosa. De kop is ronder en de hals in verhouding dikker. Verder is de tibia opvallend korter. Mannetjes van islandica zijn kleiner en hebben een kortere snavel dan vrouwtjes. Vrouwtjes van islandica zijn minder warm roestbruin gekleurd, maar hebben eveneens een kenmerkend grijs vleugelpaneel. Vanaf de derde decade van maart zijn de meeste islandica’s te herkennen als zodanig. (Van Scheepen & Oreel 1995).
IJslandse grutto (islandica) adult zomerkleed
Albert de Jong
IJslandse grutto’s in winterkleed zijn lastig te onderscheiden van de grutto. De korte snavel, korte tibia en ronde kop zijn dan vooral belangrijk om na te gaan.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 51
Eerste winterkleed
In juveniele islandica’s zijn borst en hals warmer gekleurd dan in limosa. De dekveren hebben zwarte centra en de toppen van de tertials hebben een duidelijke tekening. Daardoor maken juveniele exemplaren een bontere indruk (Evans 2004).
Overgangskleed
In het voorjaar ruien IJslandse grutto’s naar bijna volledig zomerkleed. Tijdens deze rui is tussen februari en juni worden bijna alle lichaamsveren vervangen. IJslandse grutto’s broeden ongeveer een maand later en hebben dus meer tijd voor de rui. (Roselaar & Gerritsen 1991). In het begin van maart hebben veel ruiende IJslandse grutto’s nog maar weinig zomerveren. De kop en borst hebben echter al wel de kenmerkende kleur. Het rood op de borst loopt nog niet altijd door tot op de buik. Gedurende februari t/m juni is er sprake van drie type zomerveren. Deze zijn beschreven in Van Duivendijk (2002). Hier wordt daar verder geen aandacht aan besteed.
Zomerkleed
In zomerkleed bestaat 70% van de lichaamsveren uit zomerveren. De kop en bovenborst zijn helder roestrood en ongetekend. De flanken zijn zwaar gebandeerd (Roselaar & Gerritsen 1991). In tegenstelling tot limosa zijn doorgaans alle schouder vleugeldekveren geruid. Hierdoor is een opvallend grijs vleugelpaneel ontstaan, zie illustratie 1. Mannetjes kunnen die dekveren soms zelfs ook allemaal vervangen voor zomerveren, zie foto 7.
1. IJslandse grutto, 9-3-2009 Brabantse Biesbosch Deze vogel heeft een korte snavel en ronde kop. Er zijn nog maar enkele schouderveren geruid. De borstbandering begint laag en de rode kleur is typisch voor islandica.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
2. Grutto, 24-3-2009 Langenbroek Deze vogel heeft geruide dekveren waarvan de toppen grijs zijn. Bij islandica zijn deze veerranden doorgaans rood.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 52
3. IJslandse grutto, 20-3-2009 Lexmond De meeste schouderveren zijn geruid, zo ook enkele tertials. Zware flankstreping en ver doorlopend rood daartussen. Het grijze vleugelpaneel wordt al zichtbaar. Waarschijnlijk een vrouwtje vanwege de vrij lange snavel.
5. IJslandse grutto, 30-3-2006 Langenbroek De korte snavel en tibia vallen ook hier op. De borst is dieprood en ongetekend, hoewel er nog wat borstveren geruid gaan worden. Ongeveer de helft van de schoudveren en zeker 1 tertial zijn nieuw.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
4. Grutto, 21-3-2009 Sliedrechtse Biesbosch Geen roestrode borst, een platte kop en vrij lange tibia. Ongeveer de helft van de schouderveren zijn geruid, maar geen geruide tertials. Het rood loopt niet ver door op de flanken.
6. Grutto, 30-3-2006 Langenbroek Deze vogel is uitgekleurd en is een typische zomerkleed limosa. De zwarte bandering begint hoog in de bost, de schouderveren zijn niet uitgesproken getekend. Let op de vrij ver doorlopende flankbandering.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 53
7. IJslandse grutto, 23-3-2009 Hoeksmeer (GR) Een karakteristiek mannetje in zomerkleed. Het anders grijze vleugelpaneel is grotendeels bezet met zomerveren. De dekveren zijn roestrood, evenals de borst. De flankbandering loopt ver door. Let ook op de geruide tertials. Foto: Krijn Dijkema
8. IJslandse grutto, 24-3-2009 Langenbroek Ook in het grijze vleugelpaneel van deze vogel zitten enkele zomerveren. Let ook op de brede bandering op de achterflank. Verder is de dikke hals typisch.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
9. IJslandse grutto, 24-3-2009 Langenbroek Een nog ruiende vogel. De vogel oogt compact, heeft korte tibia en de flankbandering is ook boven de poten nog intensief. Bonte vogels zoals deze zijn makkelijk te herkennen.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 54
Discussie Het onderscheid tussen limosa en islandica is in het veld soms lastig te bepalen. Vooral aan het begin van de doortrekperiode vallen vogels in winterkleed nauwelijks op (Gerritsen & Tijsen 2003). Zo kan het gebeuren dat een gekleurringde, onopvallende grutto ineens van IJslandse komaf blijkt te zijn. Overigens zijn ringgegevens via http://www.hs.hi.is/page/hs_sightings door te geven. De website http://limosa.no.sapo.pt biedt een mooi ringschema en veel informatie over ringonderzoek naar grutto’s. De kleurringcombinatie kan daar worden opgezocht en de betreffende ringer kan vervolgens worden gemaild. Gebleken is dat de ondersoort islandica gebonden is aan plas-drassituaties om te overnachten (Gerritsen & Tijsen 2003). De verschillende plas-drasgebieden in de Alblasserwaard bieden daarom een uitgelezen kans om te oefenen met het onderscheid tussen de grutto en IJslandse grutto. Het is hierbij interessant om de getalsverhouding te bepalen. Grutto’s die verblijven op plas-dras Langenbroek foerageren overdag vaak in de naastgelegen weilanden. Dat geeft de mogelijkheid om ze van dichtbij en uitgebreid te bekijken. Zo foerageerden op 25 maart 2009 minimaal 7 islandica’s vlak naast de Geerweg. Andere plaatsen waarop IJslandse grutto’s goed aanwezig kunnen zijn, zijn de Avelingen en de uiterwaarden langs de Lek, waaronder gors Landhoeve bij Nieuw-Lekkerland. Dit artikel is een aansporing voor alle waarnemers om groepen grutto’s in de Alblasserwaard goed te bekijken. Tot nu toe worden vooral niet meer dan een handvol exemplaren tegelijk gezien, met name in maart. Echter leent het aantal online doorgegeven waarnemingen zich op dit moment niet voor een uitgebreide analyse. Daarvoor moet er nauwkeuriger en systematisch worden gezocht naar IJslandse grutto’s. Door het regelmatig tellen van het aantal islandica’ s en het aflezen van ringen kunnen we bijdragen aan het beeld van de IJslandse grutto als doortrekker in Nederland. Op het forum van de website van de NVWA zal een vervolg worden gegeven aan dit artikel. Daar is bijvoorbeeld ruimte voor bespreking aan de hand van fotomateriaal. Ornithologisch Jaarverslag 2008
Links Op het internet is tegenwoordiga aardig wat fotomateriaal van IJslandse grutto’s te vinden. Hierna worden enkele bruikbare links naar websites gegeven. • http://www.skua.nl/ijslanders/ Online discussie aan de hand van foto’s van islandica’s. Hoewel een soms vreemde benadering de moeite waard om door te bladeren. • http://www.magikbirds.com/ Via de titel ‘Black-tailed Godwit’ is een goede fotoserie te vinden. De links die vermeld worden, zijn eveneens de moeite waard. • http://www.pbase.com/okbird/limosa_lim osa Enkele foto’s van juveniele islandica’s. • http://vogeldagboek.nl/html/Vogeldagbo ek/2003/Mrt03_27.html Weblog van Adri de Groot. Verwijzingen Beusekom R, van (1993). IJslandse grutto’s in Noord-Holland: herkenning en voorkomen. Graspieper 13 (1): 64-72. Bijlsma, R.G. e.a. 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). Utrecht: KNNV Uitgeverij. CDNA. Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna. Handboek, versie mei 2007. Geraadpleegd op [15-3-2009] via:www.dutchbirding.nl/content/cdna/han dboek.pdf Duivendijk, N. van 2002. Dutch Birding kenmerkengids; voor vogels van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Amsterdam: Dutch Birding Association Evans. L.G.R. (Datum onbekend). Continental Black-tailed Godwit at College Lake: the first confirmed record for Buckinghamshire. Geraadpleegd op [15-3-2009] via: www.bucksbirdclub.co.uk/GodwitIdentificat ion.pdf Gerritsen, G.J. & W. Tijsen (2003). De betekenis van Nederland als pleisterplaats voo IJslandse Grutto’s Limosa limosa
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 55
islandica tijdens de voorjaarstrek in 2001 en 2002. Limosa 76: 103-108. Jensen, F.P. (red.) 2006. Management plan for black-tailed godwit (Limosa limosa) 2007 –2009. Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities. Geraadpleegd op [15-3-2009] via: http://ec.europa.eu/environment/nature/c onservation/wildbirds/hunting/docs/black_tailed_go dwit.pdf
Roselaar C.S. & G.J. Gerritsen (1991). Recognition of Icelandic Black-tailed Godwit and its occurrence in the Netherlands. Dutch Birding 13: 128-134. Scheepen, P. van & G.J. Oreel (1995). Herkenning en voorkomen van IJslandse Grutto in Nederland. Dutch Birding 17: 5464. Foto 7 is met toestemming van de fotograaf gebruikt. De andere foto’s zijn van de schrijver van dit artikel.
Mullarney, K. e.a. 2005. ANWB vogelgids van Europa. Baarn: Tirion Uitgevers. 5e druk.
Mezen on the move Hendrik Jan van Dijk De mezen vielen dit najaar weer’ns in de prijzen. Vanuit vogelaarsogen tenminste. Zonder discussie kan de wisselbeker ‘meest irruptieve soort 2008’ naar de mezen, want enorme aantallen mezen waren op drift. Het najaar van 2008 brak alle records sinds de ornithologische prehistorie. Pimpelmezen, Zwarte Mezen, Koolmezen, opvallend genoegd deden ze allemaal mee ditmaal. Op telpost en ringstation, in binnen en buitenland heeft dit de toch al goede mezenjaren in de ‘zero’s’ doen vergeten. Vandaar de titel ‘mezen on the move’, wat bovendien stukken beter klinkt dan ‘tits op trek’. Alle vogelaars vragen zich af waar deze mezenexplosie vandaan komt, trektellers turven er op los om tot een aantal te komen, weer anderen willen weten wat het lontje is geweest, de mezen zelf vragen zich af in welk moeras ze nu beland zijn, biologen vragen zich af waarom ze naartoe zijn gegaan waar ze vandaan komen en de partij van de dieren had, mochten ze er weet van hebben, een amendement op het generaal pardon voorgesteld, voor een zekere familie ‘parus’. Al is het nog onduidelijk of het nu gaat om westerse of nietwesterse allochtonen. Zo heeft iedereen het er druk mee, maar de Mezen zelf het meest natuurlijk. Ornithologisch Jaarverslag 2008
Eigenlijk hebben mezen de pest aan vliegen. Alsof je iemand tegen de wind in ziet fietsen. Willen nee, moeten ja. Er is geen ontkomen aan. Toch hebben de mezen daar iets op gevonden. Struiktrek, of in jargon ‘vbtb’, van boom tot boom, een term die ik van journalist en vogelaar Guus van Duin over heb genomen; een naam die je overigens beter níet kan afkorten, maar dat ter zijde. Onvermoeibaar wordt de reis afgebroken en weer opgestart. Ik moet er niet aan denken, maar mezen kunnen het als de beste. Ik zou een paart uurtjes vliegen en de rest van de dag uitrusten. Maar nee, om de vijftig meter, soms nog veel minder, moet de mees er zich weer toe zetten te vertrekken. Telkens weer je bed uit, doorlopend in de remmen knijpen, hoe moet je het noemen..? Fourageren doen ze tijdens deze manier van trekken nauwelijks. Het voornaamste voordeel zit vermoedelijk in het vermijden van tegenwind, waar in hogere luchtlagen zelfs volslanke mezen geen gewicht in de schaal kunnen leggen. En er bestaat natuurlijk de kans dat je de hoofdprijs, of op z’n minst een kleine jackpot tegenkomt. Een Wilg of Els die aan het oog van soortgenoten is ontsnapt, en nog wemelt van de insecten. Waar de Koolmees zich toch de wat stevigere takjes moet beperken, kunnen Zwarte Mezen en Pimpelmezen nog op z’n kop aan
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 56
een enkel blaadje hangen. Daarentegen schijnt de Koolmees weer galappels open te kunnen breken. Elke soort z’n eigen niche, al zullen de Zwarte Mees en Pimpelmees in ons poldertje elkaar aardig beconcurreren. Maar het is niet zo dat alle mezen laag zitten. Ons beeld is misschien wat vertekend, omdat hoge mezen nou eenmaal minder opvallen en onderteld worden. En helemaal met een blauwe lucht, want een oostenwindje in de rug, daar houden ze van. Gelukkig zijn ze nogal luidruchtig, en roepen ze doorlopend. Niet de roepjes die je aan de grond hoort, maar alleen hoge piepjes om contact te houden. Zo’n ‘wolkje’ kan gerust bestaan uit twintig, dertig of nog meer mezen; werkelijk een prachtig gezicht, wat in menig natuurdocumentaire niet zou misstaan. Maar omdat dit haast niet in beeld te brengen is, is dit nog voorbehouden aan de mensen die uren en uren in het veld doorbrengen, om dit bijzondere verschijnsel mee te maken. Maar los van de romantiek van de waarneming, voor de fanatieke teller telt elke mees natuurlijk even zwaar, en worden mooie verschijnselen graag ingeleverd voor aantallen.
aMEESing aantallen Om enkele cijfers te noemen, de dagrecords op trektelposten werden soms in serie verbroken, waarbij als gevolg van de zuidwestelijke trekrichting de posten in het zuiden van het land het best bedeeld waren. De allerbeste plek was de Nollelijk, een duin net onder Vlissingen waar werden geteld 3.646 Zwarte mezen op 11 oktober, 4.198 Koolmezen op 13 oktober en 6.230 Pimpelmezen eveneens op 13 oktober. Van de laatste soort hield het zojuist door de tellers bij de Vulkaan, een duintop bij Den Haag, gestolen record van 6.145 maar twee dagen stand, en trok de Nolle het Ornithologisch Jaarverslag 2008
weer naar zich toe. Maar ook het binnenland deelde mee in de pret, en bij waterrijke gebieden leidde kleinschalige stuwing al tot enorme aantallen. Ik denk aan zo’n 3.000 Pimpelmezen langs een telpost in de Biesbosch en 3.700 op de zuidpunt van de Hoekse Waard. Telpost Kinderdijk kon in deze aantallen niet meegaan, maar ook in de voor de mezen vrijwel oninteressante laagveen en rietlanden was de invasie duidelijk waarneembaar. Langs de telpost tussen de molens vlogen op één dag maximaal 133 Zwarte mezen en 340 Pimpelmezen, dit op respectievelijk 20 september en 11 oktober. Ook heb ik zelf een groep van 150 Pimpelmezen ter plaatse gezien bij de Slingelandse Plassen, een bizar gezicht. Wat ik meteen al opmerkelijk vond, is dat er in Nederland grofweg evenveel Zwarte als Pimpelmezen zijn gezien, terwijl bij Falsterbo enorme aantallen Pimpels langs kwamen, maar nauwelijks Zwarte. Maar liefst ruim 73.000 van de eerste, en maar 320 van de tweede. Nu zien de daar nooit veel Zwarte Mezen, terwijl die wel in Scandinavië broeden, wat betekent dat de massa Zwarte Mezen een andere herkomst heeft dan de Pimpels. Ringterugmeldingen van mezen in Nederland laten met name trek vanuit de oostelijke en zuidelijke zijde van de Oostzee zien. Wat weliswaar iets zegt over de richting, maar veel minder over de feitelijke herkomst. Zoveel mezen als er in het najaar soms gezien worden, zo weinig zijn het er het voorjaar. Nu is dat met de meeste soorten zo, maar mezen kunnen er helemaal wat van. Dagrecords in het voorjaar liggen op de meeste posten een factor honderd tot tweehonderd lager. Toegegeven, een goed najaar kan ik het voorjaar worden vastgesteld, maar wat betreft absolute aantallen gaat het nergens over. Natuurlijk, de overheersende zuidwestenwinden kunnen voor een gemiddeld nog hogere trek zorgen, maar dat is niet genoeg. Ook zogenaamde ‘loopmigration’ is naar mijn weten niet overtuigend vastgesteld, ofwel een andere route in voor- dan in najaar. Er moet nog iets zijn..... Ik pik de Zwarte Mees eruit om dit verder uit te zoeken. Wil de enige echte Zwarte Mees opstaan? Dé Zwarte Mees bestaat natuurlijk niet. En dan bedoel ik niet dat de één wat meer
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 57
verlegen, hardleers, iets te dik uitgevallen, of extreem eigenwijs is. Nee, ik bedoel verschillende ondersoorten. Sommige soorten zullen met jalouzie vaststellen dat hun aantal populaties zelfs wordt overtroffen door het aantal ondersoorten, of rassen, van de Zwarte Mees. Het woord ras klinkt wat vuil, maar in geval van de Zwarte Mees is het aardig van toepassing als het gaat om de herkenning van die ondersoorten. Een met een kleine aanzet van een kuif, behoor je tot de meest excentrieke onder de Zwarte Mezen. Bij het lezen van de ondersoorten, gíeren de zenuwen als door het rechtgeaarde vogelaarslijf. Klinkt het niet zeldzaam, danwel exotisch, is het niet een heel mooi woord, dan is het wel indrukwekkend onuitsprekelijk. Mijn naam is Periparus, ptilosus/sardus/chorassanicus/hibernicus/britan ncus/aemodius/phaeonotus/eckodedicatus/ rufipectus/ater/moltchanovi/ledouci/pekinensis/m ichalowskii/derjugini/martensi/kuatunensis/gaddi/a bietum/vieirae/cypriotes/atlas/insularis Periparus (doorhalen wat niet van toepassing is).
splintergroeperingen het wellicht ooit tot soort ondersoort schoppen. En waar de Zwarte Mees in ons aller ‘LaJo’ nog parus heet, wordt ‘ie nu in het geslacht Periparus geplaatst. Maar even los van de naampjes, waar het om gaat is dat er enorm veel, genetisch gescheiden populaties van de Zwarte Mees zijn, die zó geïsoleerd en oud zijn, dat ze het zelf tot ondersoort hebben geschopt. Elk zichzelf respecterend Himalayaans bergketen, Atlantische archipel of eiland in de Middellandse Zee heeft een aparte ondersoort.
Figuur 18: Verspreiding van de Zwarte Mees, de cijfers zijn clusters van ondersoorten.
bestrijkt. Dat is toch typisch, dat we weten dat er uit oostelijke richting Zwarte Mezen komen, en niet uit het noorden – zie Falsterbo – en dat er parallelle scheiding is in de cluster van ondersoorten. Met het ijzeren gordijn heeft het overigens niet te ma-
Het zijn er ruim twintig, waarvan bij enkele hun status wordt betwist, maar andere Ornithologisch Jaarverslag 2008
Bij ons in het cluster twee, een groep verwante ondersoorten, hebben we ondersoort Abietum. Dus voluit Periparus (geslacht), Ater (soort), Abietum (ondersoort). Nu we toch naar het plaatje kijken, vallen mij nog een aantal zaken op. Ten eerste, het e-nor-me gebied dat cluster drie bestrijkt, de nominaat ofwel Ater Ater. Okay, niet de hele Taigazone wordt even trouw geïnventariseerd als laten we zeggen het Alblasserbos, maar het geeft toch een beeld. Het tweede wat mij opvalt is het ons cluster, nummer twee dus, niet alleen een levend monument is voor het ijzeren gordijn, maar tevens zuidelijk Scandinavië
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 58
ken, ik ben zelf in Noorwegen geweest en kan je verzekeren: het staat er níet. Het is een mogelijkheid dat de klimatologische zomer van 2008 leidde tot een lage reproductie van Zwarte Mezen in Scandinavië, maar blijkbaar heeft de Pimpelmees daar geen last van gehad. Als derde valt op dat de ‘zuidelijke’ ondersoorten vaak een klein leefgebied hebben. Dat is begrijpelijk omdat er niet zoveel Coniferen zullen staan in Marokko, maar tegelijkertijd is het aantal ondersoorten in de zuidelijke regio’s wel heel erg hoog.
Zwarte mees op trek langs Ketelbrug (FL) Mijn antwoord op de vraag wat het lot is van de Zwarte Mezen die bij ons langstrekken, kan ik natuurlijk niet wetenschappelijk staven, maar ik heb wel een idee. Ondersoorten kunnen alleen ontstaan en zich handhaven door genetische isolatie. Als de mezen uit Cluster 3, die wij langs zien trekken, in grote getallen in het ‘zuiden’ zich vermengen met de andere ondersoorten, zouden die al snel samensmelten. Gezien het aantal ondersoorten dat er is, is dat blijkbaar niet het geval, al is natuurlijk niet bekend of we hier te maken hebben met een nieuwe verschijnsel. En omdat de terugtrek, voor zover wij weten, zeer beperkt is, vrees ik het ergste voor die mezen. Ter illustratie: er is ook waargenomen dat groepjes mezen pal de zee op vliegen, wat aangeeft met wat voor kamikaze acties ze zich ingeven. Ondanks het niet geringe aaibaarheidsgehalte heeft de dierenbescherming er gelukkig nog geen lucht van gekregen, maar naar mijn idee zijn die trektelformulieren ware dodelijsten. Een succesverhaal.....of niet? We hebben nu een idee wat hun lot is, hoeveel het er zijn en waar ze vandaag Ornithologisch Jaarverslag 2008
komen. Waar ik het nog niet over heb gehad is waarom ze weggaan van waar ze vandaan komen, en waarom ze heen zijn gegaan naar de plek, om daar vervolgens weer weg te gaan. Zoals iedereen weet trekken vogels weg bij gebrek aan voedsel, of bij een gebrek aan mogelijkheden dat voedsel te bereiken. De Zwarte Mees hoort duidelijk bij de eerste groep. Maar waarom komen ze soms wel en soms niet? Een paartje Mezen dat gedurende vier jaar telkens zes jongen krijgt, betekent twaalf jongen per ouder. Haal er één vanaf voor z’n eigen opvolging, en dan blijven er elf over die voor het volgende voorjaar, de geslachtrijpe periode, dood zullen gaan, wanneer de populatiegrootte gelijk blijft. Dan zijn er weer twee mogelijkheden: doodgaan nadat je een trekteller blij hebt gemaakt of ervoor en de tellers in het oneindige blauwe niks hebt laten staren. Linksom of rechtsom, Zwarte Mezen gaan voornamelijk dood. Het verschil zit ’m vast in de eerste dagen, als een vogel adolescent is geworden red ’ie het wel, maar de meeste komen zover helemaal niet. Uitgezonderd Zwarte Mezen, die zijn zwaar de klos wanneer ze in een ‘babyboom’ jaar zitten, dan is er niet genoeg voedsel en moeten ze op trek.
Zwarte mees en Koolmees (onscherp) Djenges Ater de Grote Maar waarom zou je als Zwarte Mees in eerste instantie gebieden bevolken waar verhoudingsgewijs de kans op overleving zo klein is? Ook hier komen we ook terug op de spam-achtige praktijken die de natuur vaak hanteert, waarvan menig individu de klos is. Maar de populatie lijdt er niet onder, er zijn immers massa’s Zwarte Mezen! Periparus ater ater is een winnaar, waar Djenges Kahn en Alexander de Grote nog een puntje aan kunnen zuigen. Ga
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 59
maar na. We bevinden ons op dit moment in een ‘inter-glaciaal’, in periode tussen, of in elk geval ná, een ijstijd. Tijdens een ijstijd was de Taiga klein en versnipperd, en lag deels op de plaats waar andere ondersoorten nu voorkomen. Met de enorme uitbreiding van de taiga is het Ater Ater geweest die een enorm rijk wist te stichten, iets wat alle andere ondersoorten van Periparus niet is gelukt. Het leuke is ook dat deze grootschalige annexering in het DNA terug te vinden is. Tijdens DNAonderzoek naar de genen van de Zwarte Mees, ondermeer bedoeld voor het onderscheiden van ondersoorten, worden verschillende verwante groepen binnen een ondersoort vastgesteld, en die worden een Haplotype genoemd. Een ondersoort heeft vaak meerdere Haplotypen, waarbij er doorgaans een verband is met de populatiegrootte, maar Djenges Ater de Grote heeft een Haplotype dat bijna geheel cluster 3 bestrijkt! Een concreet voorbeeld is dat Zwarte Mezen uit Oost-Duitsland, de meest westelijk verpreiding van Ater Ater, nauwer verwant zijn aan hun soortgenoten op het eiland van Sachalin, dan hun ‘buren’ in West-Duitsland. Dus over een afstand van 7.600 kilometer zijn de bossen bevolkt door één enkele, zeer opportunistische populatie Zwarte Mees. Het nauwe verwantschap wijst op een zeer recente ‘verovering’, en hij komt trouwens uit het oosten. Tenminste, daar lijkt het op. Omdat de vleugellengte van oost naar west afneemt, is het logischer dat de ‘beter vliegende’ richting Europa zijn uitgebreid, en daar hun naamgenote weer zijn tegenkomen, dan dat de vogels met relatief korte vleugels naar het oosten zijn opgerukt. Ook qua DNA schijnt dat beter te sluiten, zo zitten de andere twee twee haplotypes, die overigens zeer klein zijn, in de oostelijke ‘helft’.
We zijn intussen redelijk afgedwaald van het bijzondere verschijnsel dat afgelopen najaar plaatsvond, die zacht piepende groepjes mezen die over een moerasgebied vlogen bij Kinderdijk, maar de aandacht die ze krijgen lijkt mij niet onverdiend. Wielrenners vinden het ook leuk als er publiek langs de route staat, toch? Zonder nou direct sentimenteel te worden bij het eerstvolgende groepje mezen dat we langs zien komen, is het toch interessant dat hier geldt: de een z’n dood, is de ander z’n dagrecord...
Zwarte mezen
Zwarte mezen Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 60
Halsringen kolganzen, seizoen 2008/2009 Henk de Groot Zo half oktober wordt het altijd weer spannend op welke datum de eerste kolgans weer wordt gezien met een halsring. De vraag dan is meteen, is het een oude bekende of is het een nieuwe bezoeker die komt genieten van het dan nog talrijke gras in de Alblasserwaard.
De eerste kolgans met ring werd gezien op zaterdag 25-10-2008 door Jan Schoonderwoerd. De code was Z09. Een dag later, 26-10-2008 werd hij gezien door Nel Welschen en de auteur van dit artikel. Z09 wordt nog 2 maal gezien en wel op 17-112008 door de auteur en op 07-12-2009 door Nel Welschen en de auteur. Alle vier de waarnemingen vonden plaats in Polder Bleskensgraaf noordzijde. Daarna wordt Z09 niet meer gezien in de Alblasserwaard; dan vraag je jezelf natuurlijk af “Waar blijft dat beest?” De mogelijkheid om dat te weten te komen is, de centrale databank te raadplegen van de geringde kolganzen. Deze kun je vinden via www.geese.nl. Je moet wel inloggen. Uit het totale overzicht blijkt, dat Z09 niet meer gezien is dit winterseizoen. Wel leuk is dat je dan weet dat deze gans geringd is in polder Arkemheen bij Nijkerk en ook gezien is in polder Streefkerk in 2004. De scoringskans van een geringde kolgans om gezien te worden is relatief hoog. Ten eerste zijn nekringen erg opvallend, daarnaast hebben bijna alle vogelaars een telescoop en de zwarte ringen met een witte code zijn goed te lezen. Bepalend is echter het aantal vogelaars dat actief bezig is met het vinden van geringde ganzen in het veld. Uit de rapporten blijkt dat Nederland toch wel het dichtste netwerk vogelaars heeft die gek zijn van ganzen. Ook in Duitsland zijn er behoorlijk wat vogelaars actief met het verzamelen van ringgegevens. Landen zoals Polen, de Baltische Staten en Rusland hebben minder vogelaars, maar dun bevolkte gebieden geven ook minder resultaat. België is een uitzondering, daar zitten nogal wat ganzenspotters, maar de Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 61
aantallen ganzen die overwinteren in België zijn laag. Al met al is het overzien van zo'n waarnemingslijst interessant en laat soms heel duidelijk de vliegroutes zien die een gans heeft afgelegd gedurende zijn leven. Het lezen van een nekring gaat als volgt: de staande letter is altijd de eerste letter van de code. De twee boven elkaar staande tekens kunnen een cijfer zijn of twee letters. Een cijfer laat zichzelf lezen en bij letters moet je van boven naar beneden lezen. Elk jaar worden er nieuwe ganzen geringd en verassend is altijd wat is de nieuwe startcode. Na het hele alfabet gehad te hebben, van A tot en met Z (de staande letters) kwam dit jaar een nieuwe code beginnend met een cijfer. Dus deze winter hadCODE BSB black CEB black DPA black DPZ black DTA black DYA black DYE black DYT black KRE black KRP black TZL black VEA black VET black ZBJ black ZBK black ZBR black ZHG black ZPT black ZPV black ZTJ black
PLAATS+LAND Kolguev island Rusland Taimyr penins. Rusland Taimyr penins. Rusland Taimyr penins. Rusland Taimyr penins. Rusland Taimyr penins. Rusland Taimyr penins. Rusland Taimyr penins. Rusland Kologriv floods Rusland Kologriv floods Rusland Taimyr penins. Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland Kolguev island Rusland
RINGDATUM 12-8-2008 25-7-2008 27-7-2008 27-7-2008 27-7-2008 28-7-2008 28-7-2008 28-7-2008 2-5-2008 2-5-2008 29-7-2005 3-6-2007 8-8-2007 27-7-2006 26-7-2006 26-7-2006 26-7-2006 6-8-2006 6-8-2006 6-8-2006
ZUB black
Kolguev island Rusland 6-8-2006
AFLEESDATUM POLDER 18-2-2009 Bleskensgraaf n.z. 14-1-2009 Bleskensgraaf n.z. 27-12-2008 Streefkerk 6-1-2009 Sliedrecht 5-12-2008 Bleskensgraaf n.z. 10-12-2008 Bleskensgraaf n.z. 2-2-2009 Hard. Giessendam 17-11-2008 Bleskensgraaf n.z. 28-12-2008 Bleskensgraaf n.z. 13-1-2009 Hard. Giessendam 30-12-2008 Oud-Alblas 21-2-2009 Gijbeland 20-2-2009 Bleskensgraaf n.z. 15-1-2009 Hard. Giessendam 24-1-2009 Bleskensgraaf n.z. 28-12-2008 Streefkerk 14-1-2009 Bleskensgraaf n.z. 23-12-2008 Bleskensgraaf n.z. 26-1-2009 Bleskensgraaf n.z. 12-12-2008 Gijbeland 15-1-2009
Hard. Giessendam
den we veel ganzen die begonnen met een 2 of een 3. Alleen al in de Alblasserwaard hadden we 55 aflezingen die deze winter geringd werden en beginnen met een 2 of een 3. Het aantal individuen betreft 36 verschillende kolganzen. Terug naar de tweede code die werd afgelezen, die werd gezien op 2-11-2008 in polder Het Broek te Hardinxveld-Giessendam. De code van dit beest is JUT. Of je als gans gelukkig kan zijn met een naam die door mensen opgeplakt wordt, dat weet ik niet, maar sommige namen geven te denken. JUT is ieder geval wel een bekende in de Alblasserwaard. Als je zo'n naam weer ziet dan moet je lachen en je constateert dat JUT er weer is, maar waar is JUL? JUL is nog nooit gezien in de Alblasserwaard, maar JUT wel. JUT is geringd in 2002 te Middelburg en voor het eerst gezien in 2003 ook in Hardinxveld-Giessendam. Ook in 2004, 2005, 2006 en 2007 was JUT in de Alblasserwaard om te overwinteren. Opvallend hierbij is dat zij (het is een zij) een voorkeur heeft voor Hardinxveld-Giessendam en minder voor Bleskensgraaf. Twee andere ringen die ook werden afgelezen op 2-11-2008 zijn SJN en LHP allebei zaten ze in polder Bleskensgraaf noordzijde. SJN is een echte overwinteraar in de Alblasserwaard, dit een van de meest gelezen ringen in de Alblasserwaard. SJN is al 26 keer waargenomen. Zij (ook SJN is een zij) is geringd in 2004 in polder Arkemheen en is elke winter hier een trouwe klant. LHP is geen trouwe klant van de Alblasserwaard, het is wederom een zij en geringd in 2002 in Eemdijk. Zij overwintert vaak in de Eempolders en rond Mijdrecht. Na de melding van 2-11-2008 en 30-12-2008 wordt zij Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 62
in februari en maart nog gezien rond Mijdrecht. Deze winter zijn er ongeveer 425 aflezingen gedaan, een record aantal. Waarschijnlijk heeft dit te maken gehad met toch wel een echte winter. In januari kwamen er veel kollen uit Duitsland naar het westen van Nederland. Er zaten ringen tussen die hoofdzakelijk in voorgaande jaren een overwintering lieten zien in Duitsland. Ganzen kunnen goed tegen koude, dat is hun probleem niet, maar wel hun voedsel! Bereikbaar voedsel, dat moeten ze hebben. Zware sneeuwval en/of ijzel betekenen honger. In het westen van Nederland kan dit voorkomen, maar is het altijd van korte duur. Daarnaast hebben we de grootste grasvoorraad van West Europa met open zoet water. Nederland is en blijft gezien zijn klimaat en de aanwezigheid van veel cultuurgrasland het overwinteringgebied van de kolganzen!
Het ringen van ganzen gebeurt hoofdzakelijk in de winter en vooral in Nederland en Duitsland. Sinds 2003 wordt er ook zomers geringd in de broedgebieden in Noord Rusland. Het is toch wel iets bijzonders als je een ring leest van een gans die rechtstreeks uit zijn broedgebied komt en dan hier weer gezien wordt. Hieronder een aantal codes genoemd, die dit seizoen gelezen zijn. Het zijn toch 21 codes van ganzen die in Rusland geringd zijn. Het totaal aantal van ganzen die in Rusland geringd zijn en hier in de Alblasserwaard zijn gezien, staat op 35. Het gaat te ver om van alle 435 gelezen geringde ganzen een verhaal te maken, maar je moet je wel realiseren, dat ze wel allemaal een verhaal hebben. Boeiend genoeg om hier elke winter weer veel onderzoek aan te verrichten. Met dank aan alle fanatieke ringaflezers!
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 63
Watervogels in de Alblasserwaard in winter 2008/2009 Jan Schoonderwoerd In totaal werden er afgelopen winter in de Alblasserwaard gedurende 7 tellingen 298.133 vogels verdeeld over 124 soorten geteld. Daaronder waren toch wel leuke soorten zoals, de Visarend in oktober, een Bokje en ook twee Zwarte Sterns eveneens in oktober, wat voor deze soort echt laat is. En natuurlijk weer veel ganzen meest Kol- en Brandganzen maar ook een klein groepje Kleine Rietganzen. De sterke toename wat betreft het aantal vogels en soorten de laatste vier jaar wordt veroorzaakt doordat steeds meer tellers vroeger, soms al in september, beginnen te tellen.
13 -14 september Een langzaam zuidwaarts trekkend regenfront zorgde zaterdag eerst voor wat regen, zondag was het echter vrijwel onbewolkt.Beide dagen was het rond de 16-17 graden bij een zwakke tot matige noordoosten wind. Deze eerste telling van het seizoen verzamelde 7 tellers 10.010 vogels verspreid over 70 soorten, waaronder nog wat zomervogels als Huiszwaluw (4) enkele Zwartkoppen en een zestiental Witte Kwikstaarten, enkele doortrekkende Paapjes en Tapuiten maar ook al weer 12 Grote Zilverreigers. Ornithologisch Jaarverslag 2008
In de omgeving van de Hooge Boezem Kinderdijk zaten nog 10 Purperreigers. Ook werden daar 122 Watersnippen geteld. Een groepje van 10 Zwarte mezen bij NieuwLekkerland is ook wel vermeldenswaard Landelijk viel deze telling op door het grote aantal roofvogels. De grote massa (telpost Kinderdijk telde 325 exemplaren in 13 soorten) trok de tweede helft van de middag over de waard en daar de meeste tellers 's morgens op pad gaan werden er van deze invasie, 'slechts' 110 exemplaren verdeeld over 8 soorten gezien. 44 hiervan waren Buizerds, 55 Torenvalken en een
Smelleken. Boomvalk en een Havik werden gezien, verder werden er nog 5 Bruine Kiekendieven gezien. Een Slechtvalk werd opgemerkt in polder Oud Alblas. Dit zijn natuurlijk vogels die ter plaatse zijn, overtrekkend gevogelte wordt niet meegeteld. 18 en 19 oktober Het telweekend van oktober was redelijk zonnig met een temperatuur die opliep tot ongeveer 14 graden, zondag wat meer bewolking en hier en daar wat regen, er stond wel een stevige zuidwesten wind (3 – 5 Bft). Veertien telgebieden werden be-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 64
zocht. Verdeeld over 67 soorten werden 18.590 vogels geteld. Deze telling was er extra aandacht voor de binnenlandsteltlopers. Alweer 66 Grote Zilverreigers, (ruim 30 procent van de in de provincie aanwezige vogels) 15 meer dan oktober vorig jaar en dan nog zonder het uiterste oosten van de waard, waar dit jaar helaas, door verhuizing van de teller niet geteld is. Het gaat deze witte reiger dus nog steeds voor de wind. Trouwens ook veel Blauwe Reigers, het hoogste maandtotaal (319) van deze periode. Diverse telgebieden met enkele tientallen zoals 68 in polder Bleskensgraaf maar ook 47 bij Molenaarsgraaf. Een paar honderd Kolganzen, de meeste (310) in Langenbroek en 210 in de omstreken van Hoornaar, aanzienlijk meer en vroeger dan vorige oktober toen er slechts 17 werden geteld. Een soort die de laatste jaren nogal toeneemt, is de Canadese Gans deze maand 345 waarvan 169 in de Hooge Boezem van Kinderdijk (HBO). De Nijlgans is ook zo'n beest, hoe verder naar het oosten hoe groter de aantallen, 69 bij Molenaarsgraaf en 160 bij Hoornaar, totaal 322 vogels. Bijna 6000 eenden werden geteld: merendeels Smient en Wilde Eend. Van de 2.299 Smienten verbleef de grootste groep (640) in de HBO waar o.a. ook 4 Pijlstaarten werden gespot. Verder nog 36 Slobeenden waarvan ook weer bijna de helft in de HBO. 111 rovers deze maand, uiteraard meest Buizerd en Torenvalk van de laatste exact hetzelfde aantal als in september (55). Maar ook een Visarend in polder Nieuw-Lekkerland, waarschijnlijk de vogel die enkele weken in polder Streefkerk verbleef. De enige Slechtvalk kwam deze keer uit Liesveld. De steltlopers waren dun gezaaid en zaten bepaald alleen in het oosten van de waard. Van de 701 Kieviten zaten er slechts 41 in de westelijke helft en de rest 660 in het telgebied bij Hoornaar. Voor de Wulp geldt hetzelfde, 580 in het oosten en 4 in polder NieuwLekkerland Wel aardig was het Bokje in de HBO, één van de vier in de provincie. Een late Zwarte Stern, een Roodborsttapuit en 7 Baardmannen werden opgemerkt in de HBO te Kinderdijk. 15 en 16 november Dit telweekend was het echt grauw najaarsweer. De zaterdag was met een graad of 11 niet echt koud, maar wel een stevige Ornithologisch Jaarverslag 2008
wind uit het zuidwesten, en er viel wat regen. Zondag ook zwaarbewolkt met ongeveer dezelfde temperatuur, de wind draaide naar het noordwesten en zwakte wat af. Eenentwintig telgebieden werden bezocht. Verdeeld over 82 soorten werden 54.499 vogels geteld. De Dodaars is zoals altijd een schaarse wintergast. De Aalscholver is met 263 exemplaren aan de top dit winterseizoen. Ditmaal herbergde de waard 36 procent van de in de provincie aanwezige Grote Zilverreigers (98 van de 276) alleen al in polder Bleskensgraaf en Langenbroek 21 exemplaren. Ruim 1.800 Knobbelzwanen, grote groepen zaten bv. bij Giessenburg (351) en Molenaarsgraaf (316). Kleine Zwanen zijn dit seizoen wat later, nog maar 51 (in geheel ZH 67): niet de helft van vorig jaar november. Van dit aantal zaten er slechts 19 in het Kleine Zwanen gebied bij uitstek, polder Wijngaarden (vorig jaar 112), 25 bij Giessenburg waar ook een groepje van vijf Wilde Zwanen werd aangetroffen. Verder nog 7 in de omstreken van Hoornaar. Zo'n 10.000 ganzen incl. soepgans. Kolganzen ook veel minder deze maand: 8.131 tegen 14.261 vorig jaar. Verreweg de meeste verkeerden in polder Bleskensgraaf (4.300) maar ook groepen van rond 1.300 op polder streefkerk en Binnentiendsweg bij Hardinxveld. Ongeveer gemiddelde aantallen Grauwe Ganzen deze maand, bijna 500 rond de HBO de rest ± 170 elders in de waard. 353 Canadese Ganzen, waarvan 113 kleine, flinke groepen (104 en 108) in polder Oud-Alblas en Hardinxveld. Het aantal Nijlganzen neemt alsmaar toe, 642 deze telling, de grootste aantallen in een oostelijk telgebied 286 exemplaren, in de overige telgebieden meest enkele tientallen. Deze winter over het algemeen in iedere maand wat minder Smienten. Evenwel werden meer de 12.000 van deze soort geteld. De HBO altijd goed voor een flink aantal van deze eenden werd bevolkt door 5.000 van deze fluiteendjes. 485 Krakeenden, grote groepen zaten in de HBO, Pinkeveer en de Avelingen. De meeste Slobeenden zaten bij Molenaarsgraaf (37). 198 roofvogels kwamen op de formulieren, de helft minder dan vorig jaar november. De meerderheid wordt uiteraard gevormd door Buizerd en Torenvalk. Het grootste aantal Buizerds zat in polder Streefkerk
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 65
(16) en ieder 10 in polder Bleskensgraaf en Giessenburg. Hetzelfde geldt overigens ook voor de Torenvalk resp. 13, 7 en 8 De enige Havik werd gezien in de HBO waar ook een Blauwe Kiek verblijf hield. Tien Sperwers, wat voor november niet slecht is, beide laatste soorten werden dit jaar in tegenstelling tot de andere twee tot driemaal meer gezien dan vorig jaar. Twee Slechtvalken, één in polder NieuwLekkerland en één in polder Langenbroek Polder Streefkerk was ook goed voor een groepje van 18 Scholeksters. En tevens 16 Goudplevieren. Ook verbleven hier verreweg de meeste van de 2.206 Kieviten (1.320) Acht IJsvogels waarvan drie ook weer in polder Streefkerk. En verder nog twee Roodborsttapuiten langs het Waterschap bij polder Oud-Alblas, een Tjiftjaf bij Slingeland, een Baardman in de HBO. En zeven Zwarthalszwanen in Liesveld. 13 en 14 december Het telweekend was overwegend mooi maar wel fris, met een stevige bries uit het zuidoosten, zaterdag vrijwel onbewolkt en zo rond de 2 graden.Zondag kwam het kwik tot 5 graden en was het meest bewolkt maar wel droog en wat minder wind. Deze keer werden twintig telgebieden bezocht. Verdeeld over 77 soorten werden 46.115 vogels geteld. Eén en ook de enige Roerdomp van dit seizoen werd gemeld uit de HBO. Twintig procent van de Grote Zilverreigers in de provincie verbleef in de waard, 53 exemplaren, aanzienlijk minder dan vorige maand. In 12 telgebieden was hij met slechts enkele exemplaren aanwezig. Terwijl er in de provincie evenveel werden gezien dan vorige maand. Van de 34 in de provincie getelde Ooievaars bevonden zich 14 van deze soort in de Alblasserwaard. De stand van de Kleine Zwaan is sinds vorige maand aanmerkelijk toegenomen Ornithologisch Jaarverslag 2008
(676) de meeste verbleven in de omstreken van Giessenburg. Maar ook polder Wijngaarden was goed voor 154 van de vogels. Bij elkaar opgeteld 72 procent van het totaal in de provincie. Bijna 12.000 Kolganzen in het ganzengebied rond de Donkse Laagten, toch 33 procent van het aantal in de provincie. Het leeuwendeel (8.000) zat in polder Bleskensgraaf maar ook een groep van 1.800 in polder Streefkerk. Van de 439 Brandganzen zaten 300 eveneens in polder Bleskensgraaf doch ook een gezelschap van 106 in polder Oud-Alblas. Van de Kleine Rietgans, een zeldzame soort voor de waard, zat een clubje van 10 in polder Nieuw-Lekkerland ,ook werd er één in polder Bleskensgraaf gespot. Ruim 1.300 Grauwe Ganzen werden opgemerkt, het merendeel hiervan zo rond de 1.100 vertoefde in en rond de HBO in Kinderdijk.
De hoeveelheid Nijlganzen is vooral de laatste 3 tot 4 jaar fors aan het stijgen. Dit maal 791 vogels, grote groepen hielden zich op bij Giessenburg en Molenaarsgraaf, de grootste groep verbleef in de buurt van Hoornaar (170). Een Indische gans werd gezien in de HBO. Minder eenden deze maand, wat vooral voor rekening van de Smient komt. Wel opvallend is het grote aantal Wintertalingen (758) meer zijn er in ieder geval tijdens de watervogeltellingen nooit aangetroffen. De meeste zaten in polder Bleskensgraaf (290) maar ook in de HBO (231) en Langenbroek (230), buiten deze gebieden slecht enkelingen. De 12 Slobeenden zwommen rond in Slingeland. Een Krooneend werd gezien in het telgebied bij Hoornaar.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 66
Relatief veel Blauwe Kiekendieven voor de waard een aantal van zes wordt zelden gehaald, polder Nieuw-Lekkerland leverde
zelfs twee exemplaren op. Alwaar ook twee van de drie Slechtvalken rondvlogen, de andere had zijn verblijf in polder Bleskensgraaf. Het vermelden waard is ook wel het Smelleken bij Molenaarsgraaf. Het aantal Waterhoen en Meerkoet ligt wat hoger dan het gemiddelde van de laatste tien jaar. Een aantal van 121 Wulpen werd genoteerd, de meeste (60) in polder Hardinxveld. De meeuwen zijn deze telling niet zo talrijk aanwezig. Twee Grote Lijsters bevonden zich in de buurt van Molenaarsgraaf. Roeken worden ook regelmatig gezien 137 deze keer, 122 daarvan bij Giessenburg en ook 14 in polder Binnentiendsweg. Tot slot drie winterse Leeuweriken en een Tjiftjaf in polder NieuwLekkerland. 17 en 18 januari Deze (midwintertelling) viel net na een flinke vorstperiode met minimum temperaturen van -10 en meer. 26 december ging het vriezen 12 januari net voor de telling viel de dooi in. Het telweekend was dan ook overwegend zwaarbewolkt en regenachtig. Daarbij een stevige bries uit het zuidwesten. De maximumtemperatuur lag beide dagen rond 5 graden. Deze telling werden twintig telgebieden bezocht. Verdeeld over 73 soorten werden 74.690 vogels geteld. In elf telgebieden werden 23 Grote Zilverreigers aangetroffen, dat is nog maar ruim 20 procent van het aantal in november. De winterse omOrnithologisch Jaarverslag 2008
standigheden in de weken voorafgaand aan de telling waren dan ook niet echt gunstig voor de soort, velen zijn mogelijk naar betere oorden getrokken. De Blauwe Reiger was daarentegen met bijna hetzelfde aantal aanwezig als vorige maand. De Knobbelzwaan bereikte deze telling, zoals meestal, de top met 1.860 exemplaren. In sommige telgebieden met forse aantallen zoals 526 bij Giessenburg, 303 polder Bleskensgraaf en 197 polder NieuwLekkerland. Kleine Zwanen waren in de provincie talrijker dan vorige telling, in de waard was het aantal echter minder, in drie telgebieden die meestal de voorkeur van deze soort hebben werden 533 van deze vogels geteld. De meeste toch wel in polder Wijngaarden (220). Ook werden 13 Wilde Zwanen gezien, 8 bij Giessenburg en 5 in polder Nieuw-Lekkerland. Een exoot die de laatste jaren regelmatig wordt gezien is de Zwarte Zwaan. Deze telling waren er in 5 telgebieden 12 aanwezig.
Meestal zitten er wel enkele Rietganzen tussen de overige ganzen. Gewoonlijk zijn dat toendrarietganzen 9 werden deze telling gezien. Toch verbleef er deze winter een soms grotere groep van deze soort in de waard, zo werden er in de buurt van polder Wijngaarden-Sliedrecht tot 300 van deze soort gezien. Januari is meestal de
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 67
topmaand voor de ganzen, op de telformulieren werden ruim 35.000 Kolganzen genoteerd. In polder Streefkerk en polder Bleskensgraaf, die feitelijk naast elkaar liggen, werden door de ene teller op zaterdag en de andere op zondag bijna exact hetzelfde aantal Kol- en Brandganzen gezien. (± 10.000). Dus het werkelijke aantal zal zo rond de 25.000 gelegen hebben. Van de 3.617 Brandganzen zaten er 2.100 op polder Bleskensgraaf. Op andere tijdstippen werden daar wel tot 5.000 exemplaren van deze soort geteld. Het merendeel van de Grauwe Ganzen verbleef ook nu weer rond de HBO. 1178 van de 1942 getelde exemplaren, een groep van 550 vogels was aanwezig in polder Langerak. 546 Canadese Ganzen, de hoogste score tot nu toe, een groot aantal in de Avelingen (216), groepen van 105 en 193 werden gezien in polder Oud-Alblas en NieuwLekkerland. Een Rotgans die deze winter verschillende keren is gezien, werd deze telling helaas niet opgemerkt. Hetzelfde geldt voor de twee Roodhalsganzen.
769. Waarvan het grootste gedeelte voor rekening van de Avelingen komt, waar 620 van deze eenden verblijf hielden, maar ook nog 124 in polder Nieuw-Lekkerland. De meeste Slobeenden zaten in Slingeland, 46 van de 62. Dankzij de winterse omstandigheden, in de Avelingen, weer eens enkele Brilduikers en Nonnetjes.
Aanmerkelijk minder Smienten, de binnenwateren waren grotendeels nog bedekt met een flinke ijslaag, langs de Lek werden er vele duizenden geteld. Maar die worden door ons niet meegeteld. In de HBO normaal een goed Smienten domein bleef de teller op nul. Een groot aantal (3.500) zat langs de Merwede in de Avelingen. Het hele telseizoen veel Krakeenden, deze telling bereikte deze eend de topscore van
ten. De temperatuur lag zo rond de 5 graden. Opnieuw werden 20 gebieden geteld met als resultaat 46.418 vogels en 75 soorten.
Ornithologisch Jaarverslag 2008
In één telgebied, de HBO, werden 1 Bruine en 2 Blauwe Kiekendieven opgemerkt. Ondanks de winter toch nog vier Kieviten, ook alweer in de Avelingen. In telgebied Nieuw-Lekkerland liet zich een Houtsnip zien. De bekende roestplek van Ransuilen langs de Zijdeweg leverde 5 vogels op. Regelmatig worden er echter meer gezien. Weer eens een andere exoot deze keer, een Zwaangans in de Avelingen. 14 en 15 februari De zaterdag van dit telweekend was een frisse, zonnige dag met een zwakke noordenwind. Zondag overheerste de bewolking en viel er enige regen, de wind was toegenomen en kwam nu uit het zuid wes-
De Grote Zilverreiger (55) is ongeveer terug op het aantal in december, ook vorig jaar februari lag het aantal rond de 50. In de provincie zaten er 205, de kou hebben ze blijkbaar vrij goed doorstaan. De Kleine
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 68
Zwaan bereikte met 814 het hoogste maandtotaal van deze winter. De meeste van deze vogels werden ditmaal opgetekend in polder Langerak, 281 stuks, terwijl er op polder Wijngaarden maar 100 werden gezien. Toch zat 76 procent van het totaal in de provincie, 1.076 exemplaren, in de waard.
Het aantal Kolganzen loopt flink terug, ruim 5.600 werden er gezien. Van dat aantal zaten er nog 2.500 in de Donkse Laagten. Van de 2.500 Brandganzen werden daar bijna 1.400 gezien en in de Avelingen nog een groep van 700. Meer dan 1.000 Nijlganzen, bijna het dubbele van vorig jaar februari, het hoogste aantal dat ooit tijdens de watervogeltellingen in de waard is geteld. Grote groepen verbleven o.a. op polder Nieuw-Lekkerland, Molenaarsgraaf
Ornithologisch Jaarverslag 2008
en Giessenburg, 240, 203 en 143. Nog steeds vrij veel Krakeenden, in 13 van de 20 telgebieden zaten enige tot enkele tientallen, de meeste weer in de Avelingen, weliswaar veel minder dan vorige maand maar toch nog 200 van deze fraaie eendjes. In ieder telgebied zitten wel tientallen tot enkele honderden Wilde Eenden deze keer bijna 6.000, toch zijn ze wat minder talrijk dan vorig jaar. Gemiddeld is februari de topmaand voor deze soort, dit jaar was dat januari. Pijlstaarten worden meestal niet veel gezien twee zaten er ditmaal in Langenbroek. De top van de Kuifeend valt gewoonlijk ook in februari, 251 werden er genoteerd, het gros (143) bevond zich in de Avelingen, het gemiddelde voor de laatste 10 jaar ligt op 230. Ooit was hij veel talrijker voor de jaren 81/82 tot 90/91 was dat 1441, februari 1987 werden er bv. 2.739 van deze soort geteld. Hierbij moet dan wel opgemerkt worden dat in die jaren de Lek soms meegeteld werd, maar evengoed aantallen die we tegenwoordig niet meer halen. In 16 van de 20 telgebieden werden Buizerds opgemerkt, 102 om precies te zijn, een soort die het goed doet vooral de laatste 5 jaar komt hij meerdere keren boven de 100. Het gemiddelde van de afgelopen 5 jaar ligt veel hoger dan de jaren daarvoor. Een Havik zat deze keer in Langenbroek. Deze maand slechts een derde (25) van het aantal Torenvalken van vorig jaar februari, weinig muizen zeker. Het aantal Waterhoentjes blijft wat achter bij vorig seizoen, voor de Meerkoet blijft dat ongeveer gelijk. De enige Scholekster had zijn verblijf in polder Streefkerk, voor de Tureluur was dat de Avelingen. Niet iedereen telt deze soort, maar de Houtduif werd deze keer vrij veel gezien, veel meer dan andere maanden. Slechts 1 IJsvo-
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 69
gel werd opgemerkt in polder Binnentiendsweg. In december waren nog 6 van deze vissers gezien, aanzienlijk minder dus, veel van deze fraaie vissers hebben tijdens de laatste vorstperiode waarschijnlijk het loodje gelegd. Het merendeel van de 220 Roeken werd gezien in de buurt van Giessenburg en wel 205 exemplaren. Wel aardig was de Zwarte Mees in telgebied Nieuw-Lekkerland. In de Avelingen verbleef ditmaal een Keizergans. 14 en 15 maart Het telweekend van maart had en wisselend karakter zaterdagmorgen eerst zon met wat sluierbewolking eind van de ochtend werd de bewolking alsmaar dikker gevolgd door regen. Zondag was best een aardige dag met pas later op de dag bewolking maar geen neerslag, de temperatuur lag beide dagen zo rond de tien graden. De wind kwam uit richtingen tussen zuidwest en noordwest en was matig van kracht. Ook deze maand 20 gebieden 47.811 vogels in 86 soorten. Aan het aantal Futen is te zien dat het voorjaar nadert. In vergelijking met vorig jaar maart weinig Grote Zilverreigers, 35 werden er genoteerd, tegen 50 vorig jaar. Eveneens een witte soort maar dan met een lepelsnavel, de Lepelaar, werd opgemerkt in de Hooge Boezem van de Overwaard.
Op één na zijn de Kleine Zwanen vertrokken, deze eenling verbleef in de omstreken van Giessenburg. Waar ook nog 6 Wilde Zwanen werden gezien. Toch nog een flinke groep Kolganzen geteld (3.279) waarvan het merendeel (bijna 2.300) in de Donkse Laagten bivakkeerOrnithologisch Jaarverslag 2008
den, maar ook nog 610 in polder NieuwLekkerland. De meerderheid van de Grauwe Ganzen (980) zat zoals gewoonlijk en vooral nu in het voorjaar in de omgeving van de Hooge Boezem in Kinderdijk. Het aantal Nijlganzen is fors afgenomen, verspreid over 16 telgebieden werden 408 van deze niet meer weg te denken exoten geteld, de grote groepen van over de 200 zijn nu het voorjaar nadert uit elkaar gevallen en/of weggetrokken. De Smient is wat aantal en verspreiding betreft zowat gelijk aan de vorige maand. De Zomertaling is weer terug van weggeweest, 6 werden op vier locaties gezien. 131 roofvogels kwamen op de telformulieren, waarvan het meest de Buizerd natuurlijk, 99 om precies te zijn. Het grootste aantal Buizerds (32) zat in telgebied Giessenburg. Maar ook twee Haviken resp. in polder Wijngaarden en Slingeland. Eveneens twee Slechtvalken één in polder Streefkerk en één in polder Oud-Alblas. De beide soorten kiekendieven waren aanwezig in de HBO te Kinderdijk.
Ook aan de steltlopers is te zien dat het voorjaar is, al veel Scholeksters, Kieviten en Grutto's, van de laatste soort 604, 298 daarvan bij plasdras in Langenbroek en 93 plasdras Oud-Alblas. Veel meeuwen, en dan vooral Kokmeeuwen deze keer, door mest uitrijden soms honderden op een perceel land. In polder Nieuw-Lekkerland werd er een Zwartkopmeeuw tussen gezien. Twee IJsvogels hebben de winter in ieder geval overleefd. Een Steenuil werd opgemerkt in telgebied Molenaarsgraaf. Deze keer wel een bijzondere exoot, een Pauw verbleef in de Avelingen.
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 70
Tot slot nog de totaallijst. WVT 2007 - 2008
sept.
okt.
nov.
dec.
jan.
febr.
maart
Dodaars Fuut Aalscholver Roerdomp Grote Zilverreiger Blauwe Reiger Purperreiger Ooievaar Lepelaar Knobbelzwaan Kleine Zwaan Wilde Zwaan Zwarte Zwaan Rietgans Kleine Rietgans Kolgans Grauwe Gans Brandgans Canadese Gans Nijlgans Indische Gans Soepgans Bergeend Smient Krakeend Wintertaling Wilde Eend Pijlstaart Zomertaling Slobeend Krooneend Tafeleend Kuifeend Brilduiker Nonnetje Soepeend Bruine Kiekendief Blauwe Kiekendief Havik Sperwer Buizerd Visarend Torenvalk Smelleken Boomvalk Slechtvalk Fazant Waterral Waterhoen
6 62 98 0 12 220 10 6 0 327 0 0 0 0 0 36 410 2 150 199 0 30 0 281 165 64 1213 0 0 40 0 0 10 0 0 118 5 0 1 2 44 0 55 1 1 1 11 1 123
1 91 173 0 66 319 0 14 0 696 0 0 0 0 0 427 607 40 345 322 1 43 0 2299 89 104 3059 4 0 36 0 0 35 0 0 341 1 0 0 1 52 1 55 0 0 1 17 1 219
2 123 263 0 98 289 0 22 0 1809 51 5 3 0 0 8131 668 33 353 642 2 189 7 12016 485 351 5166 0 0 61 0 6 148 0 0 543 0 1 1 10 106 0 78 0 0 2 39 1 510
2 56 204 1 53 209 0 14 0 1735 676 2 7 2 11 11856 1329 439 201 791 1 80 2 9027 395 758 5945 0 0 12 1 3 88 0 1 487 0 6 0 6 90 0 46 1 0 3 24 1 507
2 19 97 0 23 216 0 0 0 1860 533 13 12 9 0 35033 1942 3617 546 465 3 87 3 7077 769 92 6205 0 0 62 0 3 54 2 3 323 1 2 0 6 74 0 31 0 0 0 49 1 448
3 93 178 0 55 240 0 11 0 1785 814 0 5 8 0 5619 1531 2494 257 1032 1 112 16 9027 556 99 5923 2 0 9 0 18 251 0 0 642 0 3 1 3 102 0 25 0 0 0 51 1 682
1 170 78 0 35 169 0 11 1 1686 1 6 8 0 0 3279 1170 1066 221 408 0 72 20 9085 175 243 3434 0 6 39 0 6 148 0 0 468 1 1 2 8 99 0 18 0 0 2 58 1 403
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 71
Meerkoet Scholekster Goudplevier Kievit Bonte Strandloper Kemphaan Bokje Watersnip Houtsnip Grutto Wulp Tureluur Kokmeeuw Stormmeeuw Kleine Mantelmeeuw Zilvermeeuw Grote Mantelmeeuw Visdief Zwarte Stern Holenduif Houtduif Turkse Tortel Steenuil Bosuil Ransuil IJsvogel Groene specht Grote Bonte Specht Merel Kramsvogel Zanglijster Koperwiek Grote Lijster Vlaamse Gaai Ekster Kauw Roek Zwarte Kraai Spreeuw Veldleeuwerik Boerenzwaluw Huiszwaluw Graspieper Waterpieper Grote Gele Kwikstaart Witte Kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Paapje Roodborsttapuit Tapuit
743 0 0 2187 1 1 0 184 0 0 143 0 1605 117 16 5 13 4 1 12 173 34 0 0 0 0 0 1 24 0 0 0 0 8 65 380 77 164 154 0 85 15 0 0 0 5 5 0 1 2 0 3
Ornithologisch Jaarverslag 2008
2017 0 0 701 0 0 1 9 0 0 584 0 2644 569 9 18 3 0 1 49 124 20 0 0 0 1 0 2 76 0 3 33 0 5 97 451 13 343 1110 0 0 0 3 0 0 0 5 3 7 0 1 0
5293 18 16 2206 0 0 0 22 1 0 88 0 6082 1328 0 19 9 0 0 4 55 120 0 1 0 8 3 4 79 183 6 12 0 7 128 991 108 473 4582 0 0 0 22 0 3 1 7 1 6 0 2 0
4723 0 0 262 0 0 0 3 0 0 121 0 1289 573 0 26 3 0 0 0 94 96 0 0 0 6 3 2 68 78 5 0 2 3 131 660 137 438 2049 3 0 0 0 0 1 0 11 2 14 0 0 0
7089 0 0 4 0 0 0 0 1 0 53 0 1378 628 3 14 6 0 0 105 512 52 0 0 5 0 3 0 54 80 3 2 1 6 113 970 136 428 3218 0 0 0 0 0 3 0 4 1 4 0 0 0
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
5846 1 0 84 0 0 0 0 0 0 9 1 2603 1329 0 31 4 0 0 95 1197 59 0 0 5 1 0 3 50 491 50 0 0 3 118 990 220 382 857 0 0 0 32 2 0 0 2 0 4 0 0 0
3159 255 0 999 0 5 0 10 0 604 6 47 9719 3524 15 66 16 0 0 101 977 66 1 0 0 2 0 0 54 65 6 0 0 8 136 734 105 623 3511 4 0 0 16 0 0 10 16 9 1 0 0 0 Pagina | 72
Zwartkop Tjiftjaf Baardmannetje Staartmees Zwarte Mees Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Huismus Ringmus Vink Groenling Putter Sijs Rietgors Zwartkopmeeuw Stadsduif Oeverzwaluw Zwarthalszwaan Zwaangans Keizergans Brandxcanadees Pauw Totaal aantal vogels Soorten
1 4 0 0 10 13 20 0 29 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 10010 70
0 0 7 0 0 27 43 0 98 0 47 0 0 0 0 0 0 0 6 0 0 0 0 18590 67
0 1 1 36 0 27 41 3 70 0 130 2 77 2 0 0 0 0 7 0 0 0 0 54499 82
0 1 0 8 0 22 27 0 59 3 99 1 20 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 46115 77
0 0 0 0 0 21 31 2 42 0 12 3 20 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 74690 73
0 0 0 4 1 33 56 0 32 13 106 0 25 0 8 0 20 0 0 0 1 1 0 46418 75
0 2 1 3 0 28 60 4 93 4 106 1 10 0 15 1 11 0 2 0 0 0 1 47811 86
Paartje Slobeend Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 73
Zeldzaamheden in het jaar 2008 Arie Kolders Het jaar 2008 is wel te typeren als een goed jaar met veel zeldzame soorten. Soorten zoals Blauwvleugeltaling, Roodkopklauwier, Alpengierzwaluw en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Veel van deze soorten trokken ook veel bekijks door vogelend Nederland en stond de Alblasserwaard meerdere keren in het middelpunt door deze zeldzame soorten. Mede dankzij de vele uren die in het veld gemaakt zijn werd dit allemaal mogelijk gemaakt. We starten met 2 overvliegende Raven die op 16 januari overvliegend gezien werden door Jaap Hamelink boven Alblasserdam. Deze vogels verwacht je meer op de Veluwe.De Grote Jager van 2 februari die in zuidoostelijke richting over GiessenOudekerk vloog, en opgemerkt werd door Hendrik-Jan van Dijk is ook zeld“…2008 is een goed zaam te noemen. jaar met veel zeldDeze gebonden kust zame soorten…” vogel is waarschijnlijk door de sterke wind van de dagen ervoor het binnenland in geblazen. Tussen 25 november 2007 en 17 februari werden er regelmatig Roodhalsganzen door gegeven. Het ging om tenminste twee exemplaren die rondzwierven in de omgeving van Polder Langebroek. Twee verschillende Boomklevers verbleven in de maand februari in de Alblasserwaard. De eerste en de bekendste is de vogel van Alblasserdam die weer present was in de achtertuin van Adri Clements. Van 9 t/m 17 februari verbleef er een in Papendrecht en die werd gevonden door Bert de Jong. Een witte fase Sneeuwgans werd met enige regelmaat gezien tussen 23 en 28 februari in de omgeving van Nieuw-Lekkerland. Er werd vastgesteld dat vogel ongeringd was. Het blijft toch altijd de vraag in hoe ver het om een wilde vogel
Ornithologisch Jaarverslag 2008
gaat, want later werd de vogel weer doorgegeven als een mogelijke escape. Op 25 februari kwam de eerste echte goede soort De Blauwvleugeltaling. Het betrof het eerste geval voor de Alblasserwaard en deze werd gevonden door Job Hakbijl. Job die zijn rondje deed in de hoop een leuke vogel te vinden, fietste langs het achterwaterschap nabij de eendenkooi van Oud-alblas. Daar ontdekte hij het mooie adult mannetje Blauwvleugeltaling. De vogel verbleef tot tenminste 8 april en werd door vele vogelaars getwitcht. De vogel is een algemene broedvogel in centraal Noord-Amerika en is ongetwijfeld met een groep eenden naar onze contreien gekomen. Ondanks de hype van het Amerikaantje bleven de semi-zeldzaamheden ook niet onopgemerkt. Regelmatig doken er Zwartkopmeeuwen op die in combinatie met lichte slagpennen en de lichte bovenen onderdelen altijd leuke verschijningen zijn. Ook de Rode Wouw van 18 maart bleef niet onopgemerkt. Hendrik-Jan van Dijk vond de vogel boven GiessenOudekerk. Het voorjaar begon ook met een aantal Kraanvogels, een overvliegend exemplaar op 30 maart bij Hardinxveld, tevens een groep van 5 exemplaren op 8 april over Sliedrecht. De vogels werden gevonden door Thomas en Ed van der Es en later opgepikt door Arie Kolders. De tweede nieuwe soort voor de Alblasserwaard kon Anthonie Stip op zijn naam schrijven. Het gingen om twee Morinelplevieren die overvlogen bij de kijkhut nabij Kinderdijk. Kinderdijk heeft het dit jaar zeer goed gedaan en vele records zijn verbroken en nieuwe soorten konden door de tellers worden bijgeschreven. Verschillende Rode- en Zwarte Wouwen werden gezien. Hendrik-Jan van Dijk had op 18 april weer een Rode Wouw over zijn huis. De eerste Zwarte Wouw werd gezien op 16 april door Anthonie Stip over NieuwLekkerland, gevolgd door een overvliegende exemplaar over Sliedrecht door Arie Kolders en als laatste hadden de tellers
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 74
van Kinderdijk nog een overvliegende vogel. Zeldzaam is de verschijning van een Reuzenstern die over Alblasserdam vloog. De vogel werd opgemerkt door Anthonie Stip op 22 april. De tweede vogel vloog langs Kinderdijk tijdens een geweldige telling die nog jarenlang in de geheugens van de tellers gegrift zal staan, waarover later meer. Helaas maar erg kort, +/- een kwartier waren 3 adulte Steltkluten aanwezig. De vogels verbleven op 23 april in het natuurontwikkelings- gebiedje in de Achthovense Uiterwaarden nabij Ameide. Van 25 tot 27 april was er ongeringde adulte Kwak aanwezig in de Wiel te Papendrecht. De vogel werd gezien door een van de bewoners en attendeerde Thomas van der Es met de vraag welke vogel op de foto stond. Het betrof een adulte Kwak die zich mooi liet bekijken op een korte afstand. 1 mei, dan denk je als vogelaar aan “Breskens”. Veel mensen reizen daar naartoe om daar hun geluk te beproeven, in de hoop leuke soorten te zien langs trekken. Ook op 1 mei ontdekt Pieter Bieren een zeer fraaie Ortolaan. Het is uniek te noemen om een Ortolaan die toch steeds zeldzamer aan het worden is zo te kunnen bekijken. De vogel werd veelvuldig foeragerend waargenomen in de omgeving van de “paardenbak” langs de Heiweg. Het gaat hier om het derde geval voor de Alblasserwaard. Vaak hoor je ze eerst voordat je ze te zien krijgt. Maar als je er dan een hoort zingen is het wel meteen duidelijk dat je te maken hebt met een Grote Karekiet. Dit was ook het geval bij de vogel van het achterwaterschap nabij de eendenkooi van Streefkerk die daar bijna altijd luidzingend gehoord kon worden. De vogel werd ontdekt 3 mei en bleef tot en met 24 mei. Dat mei een van de beste maanden is bewijst de Alpengierzwaluw van Sliedrecht wel. De vogel werd gevonden op 5 mei door Henk de Groot tussen een groep foeOrnithologisch Jaarverslag 2008
ragerende Gierzwaluwen. Het gaat hier uiteraard weer om een nieuwe soort voor de Alblasserwaard en hiermee staat de stand nu op drie nieuwe soorten dit jaar. De dagen erna is er nog gezocht naar de zwaluw maar hij bleef onvindbaar. Waarschijnlijk zo snel mogelijk weer terug gevlogen, naar waar deze zwaluw thuis hoort. De Roodpootvalken influx die zich voornamelijk in Noord-Nederland afspeelde, met de grootste groep in het fochteloërveen van wel 35 exemplaren. Ook de Alblasserwaard kon zo zijn graantje mee pikken. De eerste Roodpootvalk werd gezien door een onbekende vogelaar op 8 mei boven Alblasserdam. Daarna een boven Streefkerk door Corne Stam op 9 mei. Op 10 mei had Arie Kolders een overvliegende vogel boven Sliedrecht. Verder had Arie Willem van der Wal twee jagende mannetjes boven Oud-alblas op 16 mei. De Zouweboezem kwam ook nog aan zijn trekken door een overvliegend vrouwtje op 18 mei. Als laatste was er nog een t.p. in polder Brandwijk op 25 mei. Doortrekkende Zwarte Ooievaars zijn in het voorjaar schaars. Er werden in totaal twee meldingen gedaan. De eerste door
Arie Willem van der Wal op 11 mei die over Oud-alblas vloog. Op 14 mei was er een kortstondig t.p. in polder Brandwijk. Een zeer goede ontdekking was de Roodkopklauwier op 24 mei in de Donkse Laagten. De vogel werd ontdekt door Corne Stam en Arie Willem van der Wal die tijdens de gebruikelijke zaterdagronde tegen de klauwier aan fietsten. Het gaat hier
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 75
om de tweede van de Alblasserwaard. Deze 2e kj man bleef de gehele dag aanwezig in het gebied, maar kon voor de toegesnelde vogelaars soms er lastig zijn en bleef soms voor langere tijd onvindbaar.Gedurende de dag werd de vogel bewonderd door ongeveer 50 vogelaars die uit heel Nederland kwamen. Zeer leerzaam was de Witvleugelstern die een lange tijd verbleef in de HBO. Van 31 mei tot en met 7 augustus. Hij foerageerde de meeste tijd in de plas bij de nieuwe kijkhut. Tijdens de ontdekking was de vogel in volledig zomerkleed en naar mate het later in de tijd werd ruide de vogel naar winterkleed. Doordat de vogel zo lang bleef kom men de gehele rui- stadia volgen wat natuurlijk leerzaam is voor een vogelaar. Met een Steltkluut gaan we de maand juni in. De vogel was daar te bewonderen van 4 juni tot 8 juni in het plas-dras van polder Langenbroek. Op 9 juni werd er weer een melding gedaan van een Kwak. Het betrof wederom een adulte vogel die vanuit de Sliedrechtse Biesbosch over de A 15 vloog om vervolgens Hardinxveld in te vliegen. Wie weet hebben we over een aantal jaar een wilde kwakken populatie in de Sliedrechtse Biesbosch zodat er af en toe kwakken de Alblasserwaard in vliegen om daar te gaan foerageren. Tijdens een zoekactie naar de Witvleugelstern werd er een Geoorde Fuut ontdekt. De vogel werd gevonden op 5 juli in de grote plas van de Hoge Boezem van de Overwaard. Het betrof een adulte vogel en hij trok voornamelijk op met de gewone futen. Tot 7 juli kon de vogel bekeken worden zodat iedereen de gelegenheid kreeg om hem te zien. De derde Grote Stern ooit vloog op 12 juli over polder Nieuw-Lekkerland. Jaap Hamelink had de vogel ontdekt. Een eenzame genieter van deze zeldzame soort, die alleen maar langs de kust voorkomt. Op 28 juli werd door Floor Hamerpagt twee onvolwassen Zwarte Ooievaars ter plaatse gevonden in de Peursumse polder. De vogels bleven tot de volgende dag. In de middag zijn de vogels weer vertrokken. Door de Zwarte Ooievaars werd er nog een goede soort ontdekt ook door Floor Hamerpagt. Toen de meeste mensen al weer thuis waren werd er op dezelfde plek nog een Koereiger gemeld ook op 28 juli. AlOrnithologisch Jaarverslag 2008
bert de Jong en ondergetekende zijn toen gelijk op de fiets gesprongen om de Koereiger nog te kunnen zien. Op de plek aangekomen geen Koereiger maar wel een enorme onweersbui op komst. Zo snel mogelijk weer terug naar huis gefietst om voor de bui nog thuis te zijn. Thuis aangekomen waren we niet nat van de regen maar van het zweet en hebben we de afstand van Sliedrecht naar de Peursumse polder en weer terug binnen 1 uur gefietst.Na een week van afwezig werd de vogel op 4 augustus voor het laatst gezien door Arie Kolders.
© foto Koereiger Albert de Jong Vaak zijn Koereigers in winterkleed, maar in Polder Blokweer verbleef een adult zomer Koereiger, gevonden door Arie Willem van der Wal. Deze bleef een lange tijd hangen in de Alblasserwaard van 8 augustus tot en met 22 augustus. Zo als de naam al zegt werd hij al foeragerend waargenomen tussen de aanwezige koeien. Op 19 augustus werd er weer een zeer goede Stern soort waargenomen een Noordse Stern. Ook deze stern vloog weer boven de plas van de Hoge Boezem van de Overwaard en werd ontdekt door Corne Stam en Richard Slagboom. Het gaat hier eveneens om het derde geval voor de Alblasserwaard. De vogel werd gelukkig goed gezien zodat de veelgelijkende soort de Visdief uitgesloten kon worden. De derde Kwak al weer van dit
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 76
jaar vloog nu boven Streefkerk de Lek volgend op 21 augustus door Jaap Hamerlink. Zaterdag 13 september 2008 zal voor de aanwezige tellers een dag zijn om nooit meer te vergeten. Vele records werden deze dag verbroken, zelfs nationale records. Ik heb de tekst welke die dag geschreven is op www.trektellen.nl maar in het verslag opgenomen: “Bizar!!! Deze dag gaat de geheugens in als "Big Harrier Day". De totalen van een ongelofelijke dag! Enkele NATIONALE RECORDS: Bruine kiek 164 (was Breskens 156 op 13-5-2001) en Purperreiger (209, was 168, de Gorzen). Vele dagrecords: Bruine kiek 164 (was 15), Wespendief 31 (was 1), Lepelaar 197 (was 6), Blauwe reiger 93 (was 21), Visarend 10 (was 1), Watersnip 495 (was ruim 300), Boomvalk 20 (was 4), Sperwer 28 (was 21), Torenvalk 29 (was 7), Purperreiger 209 (was 137) en Grote zilverreiger 4 (was 3). Kieviten geen dagrecord, dat staat op ruim 15.000. Ongelofelijke doortrek van rovers vanmiddag na passering van regenfront. Lepelaars: 17 om 6:56, 53 om 13:21, 85 om 13:48, 41 om 14:01. Grauwe kiekendief vrouw, gezenderd, om 11:52 laag over de post ri W! Eiders 1 groep vrouwtjes om 14:07 dichtbij langs. Visarend 1 om 7:45, 1 om 11:35, 1 om 14:35, 2 om 14:37, 1 om 16:14, 1 om 16:23 en 1 tegen 18:00. Smelleken: 1 om 14:37, 1 om 15:40 en 2 rond 17:30. REUZENSTERN om 11:37 samen in beeld met Visarend, ri ZW verdwenen. Gierzwaluws: 3,4,1,1,1. Grote zilverreiger 2+1+1, Paapje 2+1. Roodpootvalk juveniel, redelijk ver weg. DEZE DAG BREEKT ALLE RECORDS!! TP: o.a. 3 BUIDELMEES, Groene specht, 3 Bruine kiekendief, Baardman, Waterral, IJsvogel, Slechtvalk. Dank aan alle notulisten!” De vierde nieuwe soort voor de Alblasserwaard kwam, nadat Albert de Jong op zondag 14 september een adult mannetje Steppekiekendief had. Hier volgt een verslag van de waarnemer zelf: “Op zondag 14 september om 12.00 uur ’s ochtends besloot ik, na de goede trekresultaten van de dag ervoor, de lucht vanuit ons huis in de gaten te gaan houden. Al snel leverde dat een overvliegende vrouw/onv. Smelleken, wat groepjes Houtduiven en wat Boerenzwaluwen op. Daarom besloot Ornithologisch Jaarverslag 2008
ik na het middageten opnieuw vanuit het zolderraam richting het oosten te kijken, in de hoop op wat rovers. Inmiddels waren er stapelwolken “Deze dag gaat de verschenen. Om 13.08 uur kreeg ik geheugens in als een slanke kiekenBig Harrier Day" dief in beeld, die vanuit ONO op geruime afstand recht op ons huis af vloog. Hierbij vielen direct de kantelende vlucht en het slanke postuur op. Doordat de vogel laag vloog (ca. 45 meter hoog), was al snel te zien dat het een van de altijd spannende ‘ringtails’ was. Ik ben nog altijd blij dat ik de daaropvolgende ogenblikken – ik stond op een stoel en keek door het dakraam!- de vogel goed kon bekijken. Volwassen mannetjes Steppekiekendief zijn onmiskenbaar, zo ook deze. Ik som toch snel wat van de kenmerken op, die ik direct noteerde. De vogel was even groot en slank als Grauwe kiekendief en had een duidelijk smalle en puntige handvleugel en smallere vleugel dan Blauwe kiekendief. Hierin was een kenmerkende wig te zien. De kop contrasteerde niet met het onderlichaam. De structuur, slanke bouw en o.a. het ontbreken van een donkere achtervleugelrand sloten Blauwe kiekendief meteen uit. De vogel passeerde op zo’n veertig meter richting Zuid. Nadat de adrenaline wegzakte gaf ik de vogel aan Thomas van der Es door en gaf hem door aan Dutch Birding. Achteraf bleek er een half uur eerder al een exemplaar in Groningen gezien te zijn. Blijkbaar waren de gunstige trekomstandigheden van de zaterdag ervoor nog niet helemaal over. Een ongeschreven regel werd weer bevestigd: vogels zijn nog altijd onvoorspelbaar. De waarneming is door het CDNA aanvaard. Het is het eerste geval voor de Alblasserwaard!” Op 16 september werd er weer een Kwak waargenomen. De vogel bevond zich eveneens in Hardinxveld en er kon worden vastgesteld dat de vogel niet geringd was. Een overtrekkende Zwarte Ooievaar werd waargenomen door Hendrik-Jan van Dijk en Pieter Bieren langs Kinderdijk op 26 september. Gerben Oosterwijk had als
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 77
enigste dit jaar een overtrekkende roepende Grote Pieper langs Gors Landhoeve op 7 oktober. Een Klapekster trok op 11 oktober langs telpost Kinderdijk. Die dag en de dagen erna trokken er relatief veel Appelvinken en IJsgorzen langs. Ook elke telling waren er wel een of twee Buidelmezen t.p. die dan voor wat afwisseling zorgden. Twee verschillende Oeverpiepers werden langstrekkend gezien. De eerste passeerde op 19 november langs telpost Kinderdijk en werd gevonden door Adri Clements. Vervolgens op 22 november een langs vliegend exemplaar door Arie Willem van der Wal over de Lek nabij derdijk. Tijdens een van de laatste teldagen op 29 ber te Kinderdijk vonden Jorrit Vlot, Hendrik-Jan van Dijk, Jaap Hamelink en Arie Kolders een Cetti’s Zanger. We hoorden al geruime tijd een vreemd roepje wat we eerst niet thuis konden brengen. Later vloog hij naar een braamstruik waar hij erg skulky was. Na verloop van tijd maakte de Cetti’s zanger de winterkoning-achtige roep waardoor het meteen duidelijk werd dat we met een Cetti’s Zanger te ken hadden. Ongeveer een half uur is de
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Cetti’s zanger ter plaatse geweest en is daarna niet meer terug gevonden. Als ste en tegelijker tijd ook erg bizar is de langs trekkende Zeearend die op 29 december langs trok (u raad het al) langs Kinderdijk. De vogel werd gevonden door Adri Clements en Jaap Hamelink. Op veer een 50 meter hoogte kon de vogel worden bekeken in het zonnetje. Het treft de tweede waarneming van de telpost de vorige was in 1992. © foto Zwarte Ooievaars Arie Kolders
© foto Zwarte Ooievaar Arie Kolders
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 78
Tenslotte Anthonie Stip Een jaar als 2008 zal bij veel vogelaars nog lang in het geheugen blijven hangen. Het was het jaar van de toenemende intensiteit van het vogelen. Het was het jaar van de Alblasserwaardse blockers. Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Als redactie zijn we alle auteurs heel erg dankbaar voor hun bijdragen. Ieder in zijn persoonlijke stijl heeft een steentje bijgedragen aan dit prachtige verslag. Het zal misschien wel opgevallen zijn dat een artikel over trektellingen ontbreekt. Daarvoor is een goede reden. De beheerder van het archief met trektellingen - tevens de auteur dezes – heeft vanwege een groot aantal tellingen en vele nevenactiviteiten weinig tijd gevonden om alle tellingen te verwerken in een artikel. Daarmee is de kous niet af, want mijn bijdrage over trektellen in 2008 komt nog. In de zomer van 2009 hoop ik een aparte uitgave over de trektellingen van 2008 te publiceren. Deze wordt verspreid onder alle tellers, zal worden geplaatst op de website www.nvwa.nl en eventueel worden bediscusieerd op het Natuurforum Alblasserwaard. En daarmee wil ik afsluiten: Sinds februari 2008 hebben we een prachtig Natuurforum waarop allerhande onderwerpen besproken, gemeld en bediscussieerd worden. Ook twijfelachtige waarnemingen, van welke aard dan ook, kunnen hier worden geplaatst en bediscussieerd. Ik wil daarom tot slot iedereen oproepen om ons forum eens te bezoeken, en desnoods mee te denken of te lezen. Van harte aanbevolen!
Dit is een uitgave van de Natuur en Vogelwacht Alblasserwaard. © NVWA 2009
Ornithologisch Jaarverslag 2008
Vogelwerkgroep de Alblasserwaard
Pagina | 79