Brochure publiek-private samenwerking
Versie 1.0 Juli 2012, Commissariaat voor de Media
1
Inhoudsopgave Inleiding
3
Begrippen
3
1. Hoofdtaak of nevenactiviteit?
4
1.1 Uitvoering van de hoofdtaak: niet voorleggen als pps
4
1.2 Nevenactiviteit: vooraf laten toetsen
4
1.3 Hoofdtaak én nevenactiviteit
6
2. Wat mag wel?
7
3. Wat mag niet?
7
4. Samenwerking tussen meer dan twee partijen
8
5. Eenmalige samenwerkingsprojecten
8
6. Geen gelijkwaardige samenwerking
8
Meer informatie?
9
2
Inleiding Deze brochure geeft informatie over de vormen van samenwerking tussen publieke omroepen (landelijk, regionaal en lokaal) en mediabedrijven of culturele instellingen, de zogenaamde publiek-private samenwerking (pps). Wat mag daarbij wel en wat mag niet? De belangstelling voor en de behoefte aan journalistieke samenwerking tussen publieke en private partijen neemt de laatste jaren toe, zeker op regionaal niveau. Met deze brochure wil het Commissariaat de wetgeving en de daarop gebaseerde beleidslijnen verhelderen en inzicht verschaffen in de vereisten en criteria, om op die manier journalistieke samenwerking te bevorderen. In haar mediabrief van juni 2011 gaf de minister van OCW aan in de nieuwe Mediawet 2013 een experimenteerartikel te willen opnemen om samenwerking in de regio te bevorderen. Op dit moment is nog niet bekend hoe dit artikel wordt vormgegeven. In deze brochure wordt daarop dan ook niet vooruit gelopen. Om de samenwerking tussen publieke omroepen en private marktpartijen in goede banen te leiden, ziet het Commissariaat voor de Media erop toe dat omroepen zich houden aan de mediawettelijke regels. Die regels zijn erop gericht te voorkomen dat een publieke omroep dienstbaar is aan het maken van winst door een samenwerkingspartij of dat een omroep zijn redactionele onafhankelijkheid verliest. De regels staan een publiekprivate samenwerking daarmee niet in de weg; het is goed mogelijk voor publieke omroepen om in samenwerking met marktpartijen nieuwe initiatieven te ontplooien.
Begrippen Mediabedrijven Mediabedrijven zijn ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met de productie en het (doen) verspreiden van media-inhoud, zowel elektronisch als op papier, aan het algemene publiek of delen daarvan, op basis van redactionele besluitvorming. Het gebruik maken van de redactionele verantwoordelijkheid als bedoeld in art 1.1 Mediawet is daaronder begrepen. Hieronder vallen dus ook commerciële omroepen in de zin van de Mediawet. Culturele instellingen Culturele instellingen houden zich bezig met ontwikkeling, productie, distributie, presentatie, behoud en/of beheer van een cultureel product. Een culturele instelling kan ook een inhoudelijk ondersteunende functie vervullen ten behoeve van (een deel van) de culturele sector, op het vlak van educatie of algemene promotie van de culturele sector. De culturele sector bestaat uit de deelsectoren podiumkunsten, film, beeldende kunst en vormgeving, musea en cultureel erfgoed, bibliotheekwerk, letteren en architectuur. Of en in welke mate een culturele instelling door de overheid gesubsidieerd wordt, is bij de toetsing van een publiek-private samenwerking niet van belang. Publiek gefinancierde culturele instellingen worden in dit kader dus beschouwd als een private partij.
3
1. Hoofdtaak of nevenactiviteit? Een publiek-private samenwerking (pps) tussen een publieke omroep en een mediabedrijf of een culturele instelling wordt op twee manieren door het Commissariaat beschouwd: - in het kader van uitvoering van de publieke media-opdracht (hoofdtaak) van een publieke omroep, of: - in het kader van een nevenactiviteit. De publieke media-opdracht (hoofdtaak) is, kortweg, het verzorgen van media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing. Een activiteit die een omroep naast zijn hoofdtaak verricht is een nevenactiviteit.
1.1 Uitvoering van de hoofdtaak: niet voorleggen als pps Als de samenwerking een activiteit betreft die rechtstreeks verband houdt met of ten dienste staat van de hoofdtaak, hoeft een publieke omroep de overeenkomst met een private partij in beginsel niet ter goedkeuring voor te leggen aan het Commissariaat. Onder ‘activiteit’ worden niet alleen eenmalige samenwerkingsverbanden verstaan, maar ook langdurige samenwerkingvormen. Overeenkomsten met private partijen in het kader van de hoofdtaak kunnen verschillende verschijningsvormen hebben: Reguliere bedrijfsvoering Als de publieke omroep een marktconforme vergoeding in geld betaalt, is er sprake van reguliere bedrijfsvoering. Bijvoorbeeld de huur van studioruimte van een commerciële partij voor het opnemen van een televisieprogramma, het laten produceren van programma’s of het afnemen van diensten van persbureaus ten behoeve van de eigen programma’s. Sponsoring Als de vergoeding die wordt betaald aan de private partij niet marktconform is (bijvoorbeeld omdat korting wordt gegeven op de huur van de studio), kan sprake zijn van verboden sponsoring van media-aanbod die als voortvloeisel van de samenwerking tot stand komt. Het Commissariaat houdt hierop toezicht. Ook als partijen een overeenkomst sluiten in het kader van de hoofdtaak en op grond daarvan beide personeel, materiële en/of immateriële zaken inbrengen, moeten zij wanneer die inbreng niet gelijkwaardig is, steeds rekening houden met de sponsorregels uit de Mediawet 2008 en de daarop gebaseerde beleidsregels van het Commissariaat. Gelijkwaardige samenwerking Als beide partijen personeel, materiële en/of immateriële zaken inbrengen en daarbij sprake is van gelijkwaardige inbreng van beide partijen, zal van (verboden) sponsoring geen sprake zijn. Wel moeten de partijen zich dan houden aan de regels die gelden voor bartering (zie ‘Beleidsbrief bartering door publieke media-instellingen’). Of er sprake is van gelijkwaardigheid, hangt af van de waarde van de inbreng van beide partijen. Het begrip ‘gelijkwaardigheid’ wordt uitgelegd onder het gelijknamige kopje in hoofdstuk 1.2 van deze brochure.
1.2 Nevenactiviteit: vooraf laten toetsen Als de samenwerking een activiteit betreft die niet onder het bereik van de hoofdtaak valt, moet deze als nevenactiviteit aan het Commissariaat worden voorgelegd. Het Commissariaat toetst vervolgens of de nevenactiviteit is toegestaan. De activiteit mag pas worden gestart nadat het Commissariaat toestemming heeft verleend. Inhoudelijke voorwaarden De samenwerking moet voldoen aan de volgende voorwaarden: • Er is sprake van een voorgenomen samenwerking tussen een publieke omroep en een mediabedrijf of een culturele instelling. • De onafhankelijkheid van de redactie van de publieke omroep is gegarandeerd.
4
•
Er is sprake van het gezamenlijk opzetten van een activiteit, waarbij van begin af aan gebruik wordt gemaakt van elkaars expertise.
Procedurele voorwaarden Verder moet de samenwerking voldoen aan de volgende voorwaarden met betrekking tot de procedure: • De publieke omroep dient een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst aan te gaan en deze aan het Commissariaat te verstrekken. • De publieke omroep moet duidelijk maken hoe de keuze van de partij waarmee zij wil samenwerken tot stand is gekomen, waarbij aangetoond wordt dat zorgvuldig is omgegaan met de belangen van derden. • Er geldt een maximale samenwerkingsperiode van drie jaar, met eventueel de mogelijkheid tot verlenging. • De overeenkomst dient te voorzien in een mechanisme van gelijkwaardige ontvlechting in geval van (tussentijdse) beëindiging van de overeenkomst. • Als de publieke omroep de samenwerking wil voortzetten na drie jaar, moet zij aan het Commissariaat aangeven wat de effecten van de publiek-private samenwerking zijn geweest. Dit moet uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de contracttermijn. In deze effectrapportage moet de publieke omroep motiveren waarom zij juist met die partner de samenwerking wil voortzetten. Hiertoe moeten ook de verhoudingen in de markt worden beschreven: zijn er andere private partijen die ook voor de samenwerking in aanmerking komen? Ook moet zij aantonen dat nog steeds sprake is van gelijkwaardige inbreng en zeggenschap. Het Commissariaat moet aan de hand van de rapportage kunnen beoordelen of nog steeds sprake is van een gelijkwaardige samenwerking volgens de criteria in deze brochure. Voor het opstellen van de effectrapportage komt een rapportageformat beschikbaar (in voorbereiding). Criteria Indien aan bovenstaande randvoorwaarden is voldaan, toetst het Commissariaat nevenactiviteiten aan de volgende criteria: • de nevenactiviteit houdt verband met of staat ten dienste van de verwezenlijking van de publieke mediaopdracht en is direct gerelateerd aan het media-aanbod van de publieke omroep, de ‘relatietoets’ voor nevenactiviteiten; • de nevenactiviteit wordt op marktconforme wijze verricht, en • de nevenactiviteit is ten minste kostendekkend. Relatietoets Een voorbeeld van een samenwerkingsvorm die waarschijnlijk aan de relatietoets zal voldoen, is redactionele- en technische samenwerking voor zover dit niet direct verband houdt met het verzorgen van mediaaanbod. De samenwerking tussen publieke omroepen en mediabedrijven of culturele instellingen kan onder andere het uitwisselen van informatie en (beeld) materiaal betreffen. Dergelijke vormen van samenwerking vallen onder het begrip crossmediale samenwerking. Ook samenwerking op het terrein van distributie van programmamateriaal kan aan de relatietoets voldoen, bijvoorbeeld doorgifte van (delen van) media-aanbod via een digitaal pakket. Marktconformiteit en kostendekkendheid Aan de criteria marktconformiteit en kostendekkendheid wordt in beginsel voldaan als de publieke omroep in haar melding aannemelijk heeft gemaakt dat de samenwerking gelijkwaardig (zie het kopje ‘Gelijkwaardigheid’ hieronder) is. In dat geval kan immers worden aangenomen dat een reële prijs wordt betaald voor de inbreng van de omroep (marktconformiteit). Gedurende de eerste drie jaar wordt de toets op kostendekkendheid ingevuld door het criterium gelijkwaardige inbreng. Bij voortzetting van de activiteit na drie jaar moet deze kostendekkend worden verricht. Gelijkwaardigheid Een publieke omroep die een pps in het kader van een nevenactiviteit meldt, moet dus bij het Commissariaat aannemelijk maken dat de inbreng van beide partijen gelijkwaardig is. Het Commissariaat toetst op twee zaken: gelijke zeggenschap en gelijke inbreng. Bij gelijke inbreng kijkt het Commissariaat naar alle vormen van inbreng, zowel van financiële, materiële, personele als van immateriële zaken. Indicatoren daarvoor zijn: gelijke rechten, gelijke verdeling van kosten en opbrengsten (bijvoorbeeld van reclame en subsidies) en de inbreng van kennis, knowhow, menskracht en gelijke promotieverplichtingen. Een immateriële zaak kan bijvoorbeeld de waarde van een merknaam betreffen. De omroep zal in dat geval in de melding een inschatting moeten opnemen van de waarde van de betrokken merknaam.
5
Het Commissariaat behoudt zich het recht voor om in voorkomende gevallen, al dan niet naar aanleiding van een handhavingsverzoek, de marktconformiteit en kostendekkendheid te toetsen. Na drie jaar zal het Commissariaat in elk geval controleren of de nevenactiviteit niet verliesgevend is. Toetsing door NPO De raad van bestuur van de NPO toetst de nevenactiviteiten van landelijke publieke omroepen ook en wel aan het gemeenschappelijk belang voor de publieke omroep. Het kan voorkomen dat het Commissariaat een activiteit van een landelijke omroep wel goedkeurt en de NPO niet (of andersom), omdat de aard en het doel van de toets anders is. In dat geval is de samenwerking op die onderdelen niet toegestaan. Voorbeeld van gelijkwaardige samenwerking Omroep Gelderland en De Gelderlander Omroep Gelderland en De Gelderlander ontwikkelden gezamenlijk een crossmediaal concept met betrekking tot het culturele aanbod in Gelderland onder de titel ‘Geniet’. Het project bestond uit een bijlage bij De Gelderlander, een programma van Omroep Gelderland en een gezamenlijke website. Zowel Omroep Gelderland als De Gelderlander stelden content ter beschikking voor het project. Ook brachten beide partijen kennis, knowhow, mankracht en promotie in. Er was sprake van gelijkwaardige inbreng: van technische middelen op het gebied van televisie door Omroep Gelderland, en van technische middelen op het gebied van printmedia door De Gelderlander. Ook leverden beide partijen een gelijkwaardige inbreng op redactioneel gebied. Ze stelden beiden een redacteur beschikbaar voor de researchredactie en beide partijen leverden een toezichthoudend lid voor de hoofdredactie. Verder was er sprake van gelijke zeggenschap, gelijke rechten en gelijke verdeling van de kosten en opbrengsten. Omroep Gelderland lichtte toe dat de keuze voor De Gelderlander gelegen was in het feit dat deze partij vergelijkbare activiteiten ontplooit als Omroep Gelderland, zoals het verspreiden van regiogerelateerde items. Uit de samenwerkingsovereenkomst bleek ook dat de redactionele onafhankelijkheid van Omroep Gelderland was gegarandeerd. Daarin was namelijk bepaald dat de samenwerking op geen enkele wijze afbreuk zou doen aan de eigen verantwoordelijkheid van Omroep Gelderland voor het door haar te verzorgen media-aanbod. Ook bepaalde de samenwerkingsovereenkomst dat Omroep Gelderland verantwoordelijk was voor het project. De samenwerking werd aangegaan voor een jaar. Het volledige oordeel van 27 juli 2010.
1.3 Hoofdtaak én nevenactiviteit Sommige publiek-private samenwerkingsverbanden bevatten zowel hoofdtaak- als nevenactiviteitencomponenten. Bijvoorbeeld als een omroep een activiteit organiseert in samenwerking met een culturele instelling en daar opnames van maakt en vervolgens uitzendt. Dat laatste, het opnemen en uitzenden, valt onder de hoofdtaak van de publieke omroep en hoeft dus niet te worden voorgelegd. Het organiseren van de activiteit zelf is echter een publiek-private samenwerking in het kader van een nevenactiviteit en moet dus wel vooraf door het Commissariaat worden getoetst.
6
2. Wat mag wel? Als er eenmaal toestemming is voor een pps is het volgende toegestaan: Merknaam in titel programma De naam van een mediabedrijf of van een culturele instelling in de titel van een programma is toegestaan; het noemen daarvan wordt niet beschouwd als reclame. Ook het noemen van een product van een culturele instelling (zoals een boek, film of voorstelling) is toegestaan in de programmatitel. Meer informatie kunt u hierover vinden in de ‘Beleidsregels ontheffing programmatitel publieke omroep 2007’. Links of andere verwijzingen naar website van een derde Het in een redactionele context opnemen van een link of verwijzing naar gerichte aanvullende informatie op de website van een derde (bijvoorbeeld bij samenwerkingsvormen op het terrein van de distributie van programmamateriaal) is toegestaan. De link of verwijzing moet dan wel passen binnen de context en op een neutrale wijze zijn aangebracht. Algemene reclamebuttons en dergelijke dienen te worden voorzien van de aanduiding 'advertentie'.
3. Wat mag niet? Ook als het Commissariaat goedkeuring heeft gegeven voor een pps, mag het volgende niet: Oproepen Het oproepen tot koop van bijvoorbeeld kranten, tijdschriften of boeken of van culturele producten is niet toegestaan. Het tonen of vermelden van producten of diensten van de betrokken mediabedrijven of culturele instellingen is in beginsel wel toegestaan. Zo mag een voorstelling worden aangekondigd en positief besproken. Ook bijvoorbeeld de prijs en beschikbaarheid van kaarten mag worden vermeld. Dienstbaarheid In alle gevallen van samenwerking geldt het verbod op dienstbaarheid (art 2.141 Mediawet 2008), dat publieke omroepen verbiedt dienstbaar te zijn aan het maken van winst door derden. Dat wil zeggen dat derden uit de samenwerking met de publieke omroep niet een meer dan normale winst of ander concurrentievoordeel mogen behalen.
7
4. Samenwerking tussen meer dan twee partijen Bij samenwerking tussen meer dan twee partijen, dient de inbreng afkomstig van de publieke partij(en) in totaal gelijk te zijn aan de totale inbreng van de private partij(en), in de verhouding 50%-50%. Dit betreft zowel de inbreng als de verdeling van zeggenschap. Als er andere verhoudingen zouden worden gehanteerd, bestaat het risico op marktverstoring of op onevenredige bevoordeling van commerciële partijen. Bijvoorbeeld als in een overeenkomst tussen drie partijen de verhouding publiek/privaat 66%-33% is.
5. Eenmalige samenwerkingsprojecten Voor eenmalige culturele en journalistieke samenwerkingsprojecten van geringe omvang en beperkte duur geldt een lichter regime. Een dergelijke samenwerking mag een totale duur van maximaal een week hebben. Denk daarbij aan samenwerking van publieke omroepen met mediabedrijven of culturele instellingen in het kader van festivals of evenementen. Deze samenwerkingsprojecten hoeven niet gemeld te worden bij het Commissariaat, mits zij voldoen aan de voorwaarden van als nevenactiviteit uitgevoerde publiek-private samenwerking (zie 1.2). Voor de goede orde: wanneer een dergelijke samenwerking plaatsvindt in het kader van de uitoefening van de hoofdtaak is sowieso geen melding vereist. Het Commissariaat behoudt wel het recht om achteraf, al dan niet op basis van een handhavingsverzoek, te toetsen of terecht gebruik is gemaakt van deze uitzondering op het beginsel dat voorafgaande toestemming van het Commissariaat vereist is.
6. Geen gelijkwaardige samenwerking Als een samenwerkingsverband tussen een publieke en private partij niet voldoet aan de eisen die in deze brochure worden beschreven, wil dat niet zonder meer zeggen dat de samenwerking niet mogelijk is binnen de kaders van de Mediawet. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat sprake is van toelaatbare sponsoring. Of dat het geval is moet worden beoordeeld aan de hand van de sponsorregels zoals opgenomen in de Mediawet 2008 en in de daarop gebaseerde beleidsregels.
8
Meer informatie? Voor meer informatie kunt u zich wenden tot het Commissariaat voor de Media, afdeling Handhaving (HHG), via het algemene telefoonnummer (elke dag tussen 11.00 en 12.00 uur telefonisch vragenuur).
Commissariaat voor de Media Postbus 1426 1200 BK Hilversum Hoge Naarderweg 78 1217 AH Hilversum telefoon 035 7737700 fax 035 7737799
[email protected] www.cvdm.nl
Disclaimer Deze brochure is bedoeld om een indruk te geven van de belangrijkste regels omtrent publiek-private samenwerking. Aan de tekst van deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend. Het Commissariaat voor de Media spant zich ervoor in om te zorgen dat de informatie in deze brochure correct is, maar accepteert geen aansprakelijkheid voor fouten en/of het ontbreken van informatie.
9