Brexit Een Praktisch Overzicht van de Economische Impact op de Vlaamse Bedrijfswereld
23/06/2016 Gilles Suply Adviseur Europese Zaken Voka 1
Inhoudstafel i.
Executive summary………………………………………………………..…3 1. Algemeen overzicht handelsbetrekkingen België-VK…………….8 1.1. Export 1.2. Import 1.3. Conclusies 2. Wisselkoers effecten……………………………………………………………11 2.1. Effect op Britse Pond en mogelijke gevolgen 2.2. Effect op Euro en mogelijke gevolgen 3. Het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader……………………12 3.1. De Noorse optie: lid van Europese Economische Ruimte 3.2. De Zwitserse optie: bilaterale sectorale akkoorden 3.3. De Canadese optie: een handelsakkoord 3.4. De standaardoptie: handel onder de WHO regels 4. Herlokalisering……………………………………………………………………18 4.1. Herlokalisering Europese hoofdkantoren 4.2. Herlokalisering financiële sector
2
i.
Executive summary
Impact Belgische economie De Brexit kan serieuze gevolgen hebben voor een open economie als Vlaanderen: het VK is de vierde grootste afnemer van Belgische goederen voor een totale waarde van 31,9 miljard EUR en is de vijfde grootste leverancier van België voor een totale van waarde van 17,4 miljard EUR. Daardoor is België kwetsbaarder dan de EU in haar geheel. Zo werd er in de aanloop naar het referendum voorspeld dat een Brexit de Belgische economie tegen eind 2017 een half procent van het bbp zal kosten ofwel 2,1 miljard EUR, terwijl de impact op de Europese economie in zijn geheel 0,3% van het EU bbp zou kosten. De exportsector zal meer geraakt worden dan de importsector aangezien België een positieve handelsbalans heeft met het VK ter waarde van 14,5 miljard EUR.
Wat zal er veranderen voor de bedrijven? Korte termijn Een waardedaling van de Britse Pond is een zekerheid. Er wordt verwacht dat de Britse Pond met 15 tot 20% zal dalen tegen de munten van de grootste handelspartners. Pariteit met de Euro is een scenario die de bank Belfius niet uitsluit.1 Sommige analisten stellen dat de Britse Pond 1/3 van zijn waarde tegen de Dollar zal verliezen. Overigens heeft de Britse Pond reeds waarde verloren in de aanloop naar het referendum (zie grafiek hieronder). Wisselkoers Britse Pond/Euro 17 mei 2016-17 juni 2016
Bron: Moneyweek
De Euro zal wellicht ook waarde verliezen doch in mindere mate. Aangezien er verwacht wordt dat de Brexit negatief is voor alle EU landen, zal de vraag naar Euro’s ook afnemen. De Dollar, goud, munten van opkomende landen en de Zwitserse Frank zullen dan waarschijnlijk in waarde stijgen. Door de waardedaling van de Britse Pond tegenover de Euro zullen Belgische exporteurs naar het Verenigd Koninkrijk minder competitief zijn tegenover hun Britse concurrenten. 1
Brexit: should we stay or should we go? – Belfius Private Market Info – 22/04/2016
3
Door de waardedaling van de Britse Pond wordt importeren vanuit het VK goedkoper voor Belgische bedrijven. Belgische importeurs van Britse producten zullen een prijsreductie genieten omdat ze met dezelfde hoeveelheid Euro’s meer Ponden zullen kunnen wisselen. De Brexit kan ook een impact hebben op rentevoeten van zowel staats- als bedrijfsobligaties. Staatsobligaties van hoge kwaliteit zoals die van Duitsland zullen verhandeld worden aan nog lagere rentevoeten. Staatsobligaties van lagere kwaliteit zoals die van Griekenland zullen dan weer verhandeld worden aan een hogere rentevoet. Voor bedrijfsobligaties is een gelijkaardig scenario waarschijnlijk.
Lange termijn Op middellange termijn zullen de EU en het VK hun nieuwe economische relatie moeten definiëren. Dit zal in de eerste plaats een institutioneel vraagstuk zijn dat gezamenlijk beslist zal worden door de leden van de EU en het VK. Naargelang het gekozen institutioneel raamwerk zal de impact op de economische betrekkingen tussen de EU en het VK klein of groot zijn. De Brexit kan ook leiden tot een herlokalisering van bedrijven uit het VK naar het Europese vasteland. De mate van deze herlokalisering zal beïnvloed worden door het gekozen institutioneel kader: hoe meer integratie nagestreefd wordt, hoe kleiner de nood voor bedrijven om hun Europese vestiging te verhuizen naar het Europese vasteland. Algemeen overzicht institutionele kaders Waarschijnlijkheid Wenselijkheid Reeks bilaterale sectorakkoorden afsluiten
Waarschijnlijk Matig wenselijk
Handelsverdrag afsluiten Lidmaatschap Europese Economische Ruimte
Waarschijnlijk Matig wenselijk Eerder onwaarschijnlijk Zeer wenselijk
Handel drijven onder de regels van de Wereldhandelsorganisatie
onwaarschijnlijk Zeer onwenselijk
1. Heronderhandeling institutioneel kader Dit zal een lang en moeizaam proces zijn. Volgens artikel 50 van het Verdrag van Lissabon moet er 2 jaar na het formeel starten van de uittredingsprocedure een nieuw akkoord bereikt worden. Dit betekent dus dat het nieuwe akkoord vast zou moeten liggen in 2019. In de realiteit zal dit waarschijnlijk een stuk langer duren. Zo kan “het formeel starten van de uittredingsprocedure” ruim geïnterpreteerd worden: dit kan bijvoorbeeld pas aanvangen in het begin van 2017. De heronderhandelingen kunnen ook na twee jaar verlengd worden op basis van unanimiteit onder de EU leden (het VK niet inbegrepen). Dit zal wel in sterke mate beïnvloed worden door de goodwill van de EU lidstaten. Indien men een duidelijk en hard precedent wil zetten voor uittredende EU leden kan het zijn dat het VK geen verlenging gegund zal worden. Aangezien de EU leden dan in meerdere of mindere mate economisch gezien in hun eigen voeten schieten, zal dit afhangen van een afweging tussen politieke en economische belangen. Er wordt verwacht dat de heronderhandelingsprocedure tussen de vijf en tien jaar zal duren. Het is waarschijnlijk dat gedurende deze onderhandelingen er niet veel zal veranderen aan de bestaande handelsrelaties tussen de EU en het VK. 4
2. Economische impact institutioneel kader Ruwweg zijn er vier verschillende modellen die gevolgd kunnen worden om het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader vast te leggen die telkens een andere economische impact zal hebben. Het uiteindelijke gekozen kader zal dan in meerdere of mindere mate gelijken op het huidige, bestaande kader. Elke optie kan gelinkt worden aan een voorbeeldland die een gelijkaardig institutioneel kader met de EU heeft onderhandeld. a. De Noorse optie: Het VK wordt lid van de Europese Economische Ruimte In de EER geldt de interne markt zoals wij die kennen in de Europese Unie. Er is dus sprake van vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. De EER heeft echter geen gemeenschappelijk buitentarief ten opzichte van derde landen, beoogt geen politieke en monetaire samenwerking en voert geen gemeenschappelijke handelspolitiek. Ook omvat de EER geen gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Noorwegen bijvoorbeeld voert een protectionistisch landbouwbeleid. Een protectionistisch landbouwbeleid zoals in Noorwegen is eerder onwaarschijnlijk. Zo is het liberale gedachtegoed zeer sterk verankerd in het VK. Desalniettemin kan de goed georganiseerde Britse landbouwlobby (“the National Farmers’ Union”) druk uitoefenen op de regering. Ook kan protectionisme gebruikt worden als tactisch instrument tijdens de onderhandelingen met de EU. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs het EUR1 certificaat (oorsprongscertificaat) nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op landbouwproducten. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Dit zal echter heel beperkt zijn aangezien de EER het meest verregaande institutioneel handelskader is die de EU heeft afgesloten met derden. Dit scenario is eerder onwaarschijnlijk aangezien EER lidmaatschap niet voldoende autonomie zal geven aan het VK. EER lidmaatschap is wel zeer wenselijk aangezien de huidige verregaande economische integratie in sterke mate behouden zou worden. Impact bedrijfsleven Onzekerheid Meest kwetsbare sectoren Waarschijnlijkheid
Laag Matig tot laag Landbouw- en voedingssector Laag
b. De Zwitserse optie: Het VK sluit een reeks bilaterale sectorakkoorden af De EU-Zwitserland bilaterale sectorakkoorden verschillen inhoudelijk niet substantieel van de EER. Zwitserland zou anders het risico lopen om niet toegelaten te worden tot de interne markt van de EU. Het kluwen aan verdragen die niet altijd aangepast worden aan nieuwe evoluties is wel soms een barrière voor vlotte handel tussen de EU en Zwitserland. Zo zijn er geen echte Zwitserse mechanismen om de sectorakkoorden aan te passen aan de evoluerende EU-wetgeving. Om de toegang tot de EU markt niet te verliezen zal het VK waarschijnlijk een reeks bilaterale sectorale akkoorden sluiten met de EU die in hun geheel sterk zullen gelijken op de EER. Op deze manier kan de Britse regering het hoofd bieden aan euroskeptische kiezers door te stellen een ‘op maat gemaakt’ institutioneel handelskader te hebben gesloten met de EU. Daarenboven zou deze optie hen niet beletten verregaande integratie na te streven.
5
Dit alles zou heel hard gelijken op het traject van Zwitserland dat na een referendum EER lidmaatschap afwees en vervolgens bilaterale sectorale akkoorden onderhandeld heeft die heel sterk in lijn liggen met het EER akkoord. Zoals reeds aangegeven hierboven is het overigens onwaarschijnlijk dat het VK een protectionistisch beleid zal voeren. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs het EUR1 certificaat (oorsprongscertificaat) nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op verschillende producten op basis van de sectorale akkoorden. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Dit zal echter beperkt zijn aangezien het VK waarschijnlijk niet het risico zal willen lopen geen toegang meer te krijgen tot de EU interne markt. Dit scenario lijkt niet onwaarschijnlijk. Het VK zou namelijk een aanvaardbare mate aan autonomie verkrijgen. Dit scenario is ook wenselijk zolang de akkoorden neigen naar het EER akkoord, wat te verwachten is. Impact bedrijfsleven Onzekerheid Meest kwetsbare sectoren Waarschijnlijkheid
Matig Hoog Landbouw- en voedingssector Hoog
c. De Canadese optie: Het VK sluit een bilateraal handelsverdrag af Het is heel moeilijk om een inschatting te maken van de impact op de bedrijfswereld van een dergelijk scenario. De aard en mate van de impact zal sterk afhankelijk zijn van de onderhandelingen tussen de twee partijen. Zo kan het gesloten akkoord ofwel meer neigen naar het EER akkoord (verregaande integratie van systemen) ofwel kan het akkoord meer neigen naar het EU-Canada CETA (‘Comprehensive Economic Trade Agreement’) handelsakkoord (minder verregaande integratie van systemen). Bepaalde productcategorieën worden bijvoorbeeld niet of in veel mindere mate gereguleerd door het CETA verdrag dan het EER akkoord. Aangezien er nu reeds verregaande economische integratie is tussen het VK en de EU, zal het VK waarschijnlijk een handelsakkoord willen afsluiten dat eerder neigt naar het EER akkoord. Het afsluiten van een dergelijk handelsakkoord kan wel heel lang duren. Zo is dit een heel technische en brede oefening en bestaat er momenteel een sterk anti-vrijhandel sentiment in Europa. Het handelsakkoord met Canada, dat reeds onderhandeld is maar nog wacht op ratificatie, is hiervan een goed voorbeeld. Deze optie is ook aantrekkelijk voor het VK voor dezelfde reden dat de Zwitserse optie aantrekkelijk is: de Britse regering kan publiekelijk hameren op de verworven autonomie en tegelijkertijd streven naar verregaande integratie. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs een certificaat van oorsprong nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op verschillende producten. Dit zal afhankelijk zijn van de inhoud van het handelsverdrag. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Indien het verdrag meer gelijkt op EER, zal de divergentie klein zijn; indien het verdrag meer gelijkt op CETA zal de divergentie groot zijn.
6
Dit scenario lijkt niet onwaarschijnlijk. Het VK zou namelijk een aanvaardbare mate van autonomie verkrijgen. Indien het verdrag meer neigt naar het EER akkoord, wat ook binnen de verwachtingen valt, is dit wenselijk. Indien het verdrag meer neigt naar CETA is het onwenselijk. Impact bedrijfsleven Onzekerheid Meest kwetsbare sectoren Waarschijnlijkheid
Matig tot hoog Hoog Trans-sectoraal Hoog
d. De ‘status quo optie’: Het VK drijft handel onder de regels van de Wereldhandelsorganisatie In dit geval zou er geen wederzijdse preferentiële behandeling meer zijn wat zou kunnen leiden tot een verschuiving van handelspatronen. Een dergelijke verschuiving zal negatief zijn voor België aangezien we sterk handel drijven met het VK onder het huidige preferentieel systeem (de douane unie). De WHO optie als ‘status quo’ voorstellen is echter niet juist: de secretaris-Generaal van de WHO, Roberto Azevêdo heeft laten verstaan dat het VK niet zomaar het EU WHO lidmaatschap zal mogen kopiëren. In plaats daarvan zal het VK haar lidmaatschap moeten heronderhandelen met de 161 andere WHO leden. Dit betekent heronderhandelingen over de duizenden verschillende tarieven op hun handelsportfolio’s, landbouwexport quota’s, subsidies aan Britse boeren en toegang tot de vele buitenlandse markten. Dit zal enorm veel tijd en moeite in beslag nemen en zal voor heel wat onzekerheid zorgen. Praktische implicaties - Om in te voeren in het VK zullen exporteurs een certificaat van oorsprong nodig hebben. - Er kunnen hogere importtarieven geheven worden op verschillende producten. - Er zal regulatoire divergentie optreden. Dit scenario is zeker: het VK moet hoe dan ook haar WHO lidmaatschap heronderhandelen. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat het VK en de EU geen apart bilateraal handelskader zullen onderhandelen. Handel tussen de EU en het VK op basis van de WHO regels is zeer onwenselijk. Impact bedrijfsleven Onzekerheid Kwetsbare sectoren Waarschijnlijkheid
Zeer hoog Zeer hoog Trans-sectoraal Laag
Herlokalisering Afgezien van het gevolgde scenario is het ook heel waarschijnlijk dat er een herlokalisering van Europese hoofdkantoren uit het VK naar het Europese vasteland zal plaatsvinden. Indien het VK geen lid meer is van de EU, is de aantrekkelijkheid van Londen voor bedrijven een stuk minder groot. Het is daarenboven heel waarschijnlijk dat de historisch sterk vertegenwoordigde financiële sector in ‘The City’ deels zal herlokaliseren uit Londen naar de EU. Vele banken die opereren uit het VK kunnen namelijk toegang tot de interne markt van de EU en hun paspoortrechten (wederzijdse erkenning van een bankvergunning) verliezen.
7
Brexit Een Praktisch Overzicht van de Economische Impact op de Vlaamse Bedrijfswereld Het is niet gemakkelijk in te schatten wat de gevolgen van de Brexit exact zullen zijn aangezien in de geschiedenis van de Europese Unie er nog nooit een volwaardig lid daadwerkelijk uit het Europese project gestapt is. Een dergelijke inschatting is desalniettemin een belangrijke oefening: de gevolgen van de Brexit voor een open economie als Vlaanderen kunnen namelijk best ingrijpend zijn. Deze paper zal eerst en vooral beknopt overzicht geven van de Belgisch-Britse handelsrelaties. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de export en importcijfers van België en het Verenigd Koninkrijk (VK). Daarna wordt er kort gekeken naar de korte termijn gevolgen van de Brexit, die zich vooral weerspiegelen in wisselkoers volatiliteit. Vervolgens wordt er gekeken naar de verschillende opties die er zijn voor het definiëren van een nieuw handelskader. Deze opties zullen telkens gekoppeld worden aan een inschatting van de gevolgen voor de Vlaamse/Belgische economie. Ten laatste wordt er nog kort gekeken naar de mogelijkheid van herlokalisering van bedrijven naar het Europese vasteland.
5. Algemeen overzicht handelsbetrekkingen België-VK 5.1.
Export
Volgens het exporteursbestand van het Agentschap voor Buitenlandse Handel (ABH), dat gegevens bevat van meer dan 23.000 ondernemingen, waren er in 2013 5.703 Belgische ondernemingen die naar het Verenigd Koninkrijk exporteerden en nog eens 4.055 bedrijven die interesse toonden voor deze markt. Deze ruime cijfers tonen reeds aan dat België en het VK nauw economisch verbonden zijn.2 Uit meer recentelijk onderzoek van het ABH blijkt dat het VK de vierde grootste afnemer is van Belgische goederen voor een totale waarde van 31,9 miljard EUR in 2015. Deze uitvoer bestond voor 26.1% uit transportmaterieel of voor een waarde van 8,3 miljard EUR. De chemische producten vertegenwoordigden met een totaal van 6,5 miljard EUR, een aandeel van 20,5% in de totale uitvoer naar het VK. De export van machines en toestellen bedroeg 2,6 miljard EUR ofwel 8,2%. Daarnaast waren er nog twee andere productcategorieën met een exportcijfer boven de 2 miljard EUR, met name de kunststoffen (2,3 miljard EUR) en de voedingsproducten (2,1 miljard EUR).
22
Handelsbetrekkingen van België met het Verenigd Koninkrijk – Agentschap voor Buitenlandse Handel; 17/10/2014.
8
Belgische Export naar het VK 2015 (in miljard EUR) 12 10 8 6 4 2 0
Agentschap voor Buitenlandse Handel
5.2.
Import
Volgens het ABH was het VK de 5de leverancier van België met een totaalwaarde van 17,4 miljard EUR. Minerale producten nemen het grootste deel van de Belgische import voor hun rekening: 3,7 miljard EUR ofwel 21%. Het leeuwendeel van deze divisie bestaat uit aardolie en aardgas. Daarna komt transportmaterieel voor 3,6 miljard EUR wat ook ongeveer 21% is. Naast deze twee divisies zijn er nog twee andere die boven de twee miljard EUR liggen: chemische producten (2,9 miljard EUR) en machines en toestellen (2,3 miljard EUR). Na kunststoffen (1,1miljard EUR), is er geen andere divisie die een grotere importwaarde heeft dan 1 miljard EUR.
Britse import in België 2015 (in miljard EUR) 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
Agentschap voor Buitenlandse Handel
9
5.3.
Conclusies
Vanuit deze cijfers kunnen enkele algemene zaken afgeleid worden. Eerst en vooral is het duidelijk dat België en het VK sterk economisch verweven zijn. Dit is niet verwonderlijk gezien de geografische proximiteit van de twee landen. Deze bovengemiddelde economische verwevenheid werd bevestigd door een recente studie van ING die voorspelde dat een Brexit de Belgische economie tegen eind 2017 een half procent van het bbp zal kosten ofwel 2,1 miljard EUR, terwijl de impact op de Europese economie in zijn geheel 0,3% van het EU bbp zou kosten. 3 België zal dus meer lijden dan de EU in zijn geheel. Daarnaast zal de exportsector ook meer geraakt worden dan de importsector aangezien België een positieve handelsbalans heeft met het VK ter waarde van 14,5 miljard EUR. Ten laatste zal de impact op bepaalde sectoren groter zijn dan op andere sectoren. Bovengenoemde productdivisies zijn allemaal meer dan gemiddeld kwetsbaar.
3
Brexit ook nadelig voor België? – VTM nieuws; 25/03/2016
10
6. Wisselkoers effecten 6.1.
Effect op Britse Pond en mogelijke gevolgen
In de aanloop naar het referendum heeft de Britse Pond al aan waarde moeten inboeten tegen de munten van de belangrijkste Britse handelspartners. Er wordt nu verwacht dat de Britse Pond met 15 tot 20% zal dalen tegen dezelfde munten. Pariteit met de Euro is een scenario die de bank Belfius niet uitsluit.4 Sommige analisten stellen dat de Britse Pond ook 1/3 van zijn waarde tegen de Dollar zal verliezen. De vraag naar de Britse Pond zal afnemen voor verschillende redenen. Zo zullen heel wat kapitaalkrachtige personen en instituten terughoudend zijn om te investeren in het VK. Dit zal waarschijnlijk aanhouden zolang er onzekerheid is over het nieuwe kader waarbinnen handel gedreven kan worden tussen de EU en het VK. Daarnaast zullen ook bezorgde beleggers hun kapitaal verplaatsen naar ‘veilige havens’ zoals goud, Dollars en staatsobligaties van landen die beschouwd worden als heel veilig zoals Duitsland. Deze trend is reeds aangevangen in de aanloop naar het referendum: zo is de prijs van het goud reeds gestegen en is het rendement van Duitse 10 jarige staatsobligaties de week voor het referendum voor het eerst negatief geworden. Dit alles kan de Engelse Centrale Bank ertoe leiden intrestvoeten te verhogen om zo het kapitaal aan te trekken dat nodig is om het deficit op de Britse lopende rekening te betalen. In de Verenigde Staten is het dan weer waarschijnlijk dat de ‘Federal Reserve Bank’ of kortweg de Fed, de Amerikaanse centrale bank, de intrestvoeten niet snel zal verhogen. De Europese Centrale Bank had in de aanloop naar het referendum reeds aangegeven ‘klaar’ te zijn om op te treden bij markt turbulentie. Dit zal zich vertalen in maatregelen om liquiditeit te verzekeren. Door de waardedaling van de Britse Pond tegenover de Euro zullen Belgische exporteurs naar het Verenigd Koninkrijk minder competitief zijn tegenover hun Britse concurrenten die, door de goedkopere Britse Pond, hun producten goedkoper kunnen aanbieden aan de consumenten. Door de waardedaling van de Britse Pond wordt importeren vanuit het VK echter ook goedkoper voor Belgische bedrijven. Belgische importeurs van Britse producten zullen een prijsreductie genieten omdat ze met dezelfde hoeveelheid Euro’s meer Ponden zullen kunnen wisselen.
6.2.
Effect op Euro en mogelijke gevolgen
De Euro zal echter ook wellicht waarde verliezen, doch niet in dezelfde mate als de Britse Pond. Zo wordt de Brexit beschouwd als negatief voor alle EU leden, waardoor de vraag naar Euro’s zal dalen. Indien beleggers vrezen voor een domino-effect, waarbij na het VK nog andere EU leden uit de Unie treden kan de waarde van de Euro nog verder dalen. Dit zou ook leiden tot hogere intrestvoeten, zowel op staats- als bedrijfsobligaties, in eerst en vooral de ‘zwakkere’ EU leden zoals Griekenland maar vervolgens ook alle andere EU leden. Dit is momenteel echter nog niet aan de orde. Overigens zal exporteren naar derde landen goedkoper worden voor de Eurozone terwijl importeren vanuit derde landen duurder zal worden.
4
Brexit: should we stay or should we go? – Belfius Private Market Info – 22/04/2016
11
7. Het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader 7.1.
Het heronderhandelingsproces
Het onderhandelen van het nieuwe EU-VK institutioneel handelskader zal een lang en moeizaam proces zijn. Cruciaal in het onderhandelingsproces wordt de trade-off tussen autonomie en handelsrelaties: hoe meer autonomie het VK wil verkrijgen, hoe meer het zal moeten inboeten aan handel met de EU. Als het land bijvoorbeeld zelf de standaarden voor producten wil bepalen, bestaat het risico dat Britse producten niet meer worden toegelaten tot de EU interne markt omdat ze niet voldoen aan de EU normen. Op basis van deze trade-off, is er een resem opties die op een continuüm geplaatst kunnen worden reikend van sterke autonomie/ hoge handelskost tot zwakke autonomie/ lage handelskost (zie grafiek hieronder). Voor de Belgische economie is elk kader dat meer neigt naar zwakke autonomie/ lage handelskost verkiesbaar.
Volgens artikel 50 van het Verdrag van Lissabon moet er 2 jaar na het formeel starten van de uittredingsprocedure een nieuw akkoord bereikt worden. Dit betekent dus dat het nieuwe akkoord vast zou moeten liggen in 2019. In de realiteit zal dit waarschijnlijk een stuk langer duren. Zo kan “het formeel starten van de uittredingsprocedure” ruim geïnterpreteerd worden: dit kan bijvoorbeeld pas aanvangen in het begin van 2017. Het VK zal zo lang mogelijk dit formeel starten willen vertragen om zo goed mogelijk voorbereid aan de onderhandelingen te beginnen. Hooggeplaatste bronnen in de EU instituten en EU overheden hebben echter schrik dat het VK unilateraal bepaalde EU wetgeving niet meer zal naleven nog voor het formeel uittredingsproces is gestart en dat het VK uitspraken van het Europese Hooggerechtshof niet meer in acht zal nemen. Het EU kamp zou dan ook zo snel mogelijk de onderhandelingen formeel willen aanvangen. Zo werd er reeds voorgesteld dat, indien het VK zich weigerachtig opstelt, het ‘formeel starten van de heronderhandelingen’ gelijk gesteld wordt aan het eerste formele politieke optreden van de Britse Eerste Minister met betrekking tot Brexit zoals bijvoorbeeld een debat over de Brexit in het Britse Lagerhuis. Meerdere pro-Brexit politici in het VK hebben te kennen gegeven geen haast te hebben in het formeel starten van de procedure. Het is toch waarschijnlijk dat de formele aanvang van de heronderhandelingen niet heel lang op zich zal laten wachten. De EU heeft namelijk heel wat instrumenten ter beschikking om een snelle start af te dwingen. Zo kan het bijvoorbeeld met artikel 7 van het Europees verdrag rechten van het VK in de Europese interne markt inperken.
12
Dit betekent echter niet dat de heronderhandelingen in 2 jaar moeten afgerond zijn. Zo kunnen de heronderhandelingen na twee jaar verlengd worden op basis van unanimiteit onder de EU leden (het VK niet inbegrepen). Dit zal wel in sterke mate beïnvloed worden door de goodwill van de EU lidstaten. Indien men een duidelijk en hard precedent wil zetten voor uittredende EU leden kan het zijn dat het VK geen verlenging gegund zal worden. Aangezien de EU leden dan in meerdere of mindere mate economisch gezien in hun eigen voeten schieten, zal dit afhangen van een afweging tussen politieke en economische belangen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de EU en het VK een volledig nieuw institutioneel kader zullen kunnen scheppen in twee jaar. Het is mogelijk dat er na twee jaar een ruw kader wordt geïmplementeerd dat reeds enkele elementen van het bestaande kader aanpast en dat dan langzamerhand verder wordt aangepast. Meerdere vooraanstaande kranten schatten dat het hele heronderhandelingsproces tussen de vijf en tien jaar zal duren. Hieronder volgt een analyse van de vier meest geciteerde institutionele scenario’s. De implicaties van de scenario’s zullen verduidelijkt worden op basis van een vergelijking met landen die in eenzelfde positie zetelen. De economische impact van elk scenario wordt ook beknopt besproken.
7.2.
De Noorse optie: lid van Europese Economische Ruimte
Een post-Brexit VK dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte (EER) zou het minst zware economische gevolgen hebben aangezien dit zou betekenen dat het VK geïntegreerd wordt in een reeds bestaand, verregaand institutioneel handelskader. Het VK zou dan handel drijven in sterk op elkaar afgestemde wederzijdse systemen: zo neemt Noorwegen voor het grootste deel wetgeving over van de EU en als het zelf wetgeving doorvoert stemt het land deze altijd af op EU wetgeving om te vermijden dat de toegang tot hun grootste afzetmarkt wordt geblokkeerd. Desalniettemin zijn er toch enkele verschillen die een impact kunnen hebben op de handelsbetrekkingen. De Europese Economische Ruimte De Europese Economische Ruimte is het meest verregaande akkoord dat ooit door de EU met derde landen is afgesloten. De EER omvat enerzijds de EU en anderzijds Liechtenstein, Noorwegen en IJsland. In de EER geldt de interne markt zoals wij die kennen in de Europese Unie. Er is dus sprake van vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. De EER leden moeten dus veel van de regels van de Europese Unie overnemen. Alle leden van de EER zijn daarenboven lid van de Schengenzone (i.e. vrij verkeer van personen) waar het VK momenteel geen deel van uitmaakt. De EER is echter geen douane-unie en heeft geen gemeenschappelijk buitentarief ten opzichte van derde landen. De EER beoogt geen politieke en monetaire samenwerking en voert dus geen gemeenschappelijke handelspolitiek. Ook omvat de EER geen gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Geen Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid De Noorse landbouw en visserij sectoren worden zwaar beschermd tegen buitenlandse concurrentie. EU landen kunnen dit in veel mindere mate doen aangezien ze deel uitmaken van het EU georganiseerd ‘Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid’. Volgens een recente OESO studie bestaan er zo 100 verschillende vormen van rechtstreekse ondersteunende maatregelen voor Noorse boeren naast een uitgebreide set aan indirecte ondersteunende mechanismen. Noorwegen heft daarenboven ook hoge importtarieven op verschillende landbouwproducten. Het VK zou ook de macht hebben om dergelijke invoertarieven op te leggen wat een zware impact zou hebben op de Belgische export van voedingsproducten. Voeding is de 5de belangrijkste categorie van Belgische export naar het VK. De meest kwetsbare subcategorieën zijn zuivelproducten (exportwaarde: 305 miljoen EUR), vlees (exportwaarde: 245 miljoen EUR) en groenten en fruit 13
(exportwaarde: 158 miljoen EUR).5 Aangezien de landbouwsector een typische sterke pressiegroep is die boven zijn gewicht speelt is een verhoging van de importtarieven op landbouwproducten niet uit te sluiten.6 Importtarieven kunnen ook gebruikt worden als onderhandelingstactiek om meer toegevingen van de EU te verkrijgen. Protectionisme lijkt echter eerder onwaarschijnlijk aangezien in het VK een hele sterke liberale onderstroom aanwezig is. Daarenboven dreigt dit een sneeuwbal effect te creëren waarbij alle andere EU lidstaten importtarieven heffen op Britse producten, waardoor dit pad eerder onaantrekkelijk is voor een land die sterk afhankelijk is van handel. Geen Gemeenschappelijke Handelspolitiek De Europese Commissie zou ook niet meer de bevoegdheid hebben om handelsverdragen te sluiten in naam van het VK. Deze verandering zou eerder een indirecte impact hebben op de handel met België, met name een manipulatie van de handelsstromen door het verschil tussen EU en VK handelsverdragen met derde landen (niet EU). Als het VK bijvoorbeeld een aanzienlijk lager importtarief toekent aan een derde land voor een bepaald product dat België exporteert naar het VK, kan de Belgische export afnemen ten voordele van dit derde land dat concurrentiëler is door de lagere importtarieven. Het omgekeerde is echter ook mogelijk en zelfs waarschijnlijker. Zo kunnen landen afzien van bepaalde Britse import producten als gevolg van de hogere kost om in te voeren vanuit het VK. Een deel van de handel zou dan kunnen verschuiven naar België. Het is zeer waarschijnlijk dat een dergelijke verschuiving van handel zal plaatsvinden binnen de EU, ten nadele van het VK. De Europese Vrijhandelsassociatie de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) is een samenwerkingsverband tussen Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland. EVA heeft tot doel de vrije handel in industriële goederen tussen de deelnemende landen te bevorderen en daarmee bredere doelstellingen te verwezenlijken. EVA heeft gezamenlijk 27 vrijhandelsverdragen met niet-Europese landen en heeft met de EU de ‘Europese Economische Ruimte’ opgericht (zonder Zwitserland). Het VK kan lid worden van EVA en deze 27 vrijhandelsverdragen overnemen. Het VK kan ook kiezen om zelf handelsverdragen af te sluiten. Indien het VK kiest om handelsverdragen volledig autonoom af te sluiten met derde landen, heeft het land een eerder zwakke onderhandelingspositie tegenover belangrijke markten zoals China en de Verenigde Staten. Daarnaast zou het autonoom sluiten van handelsverdragen een enorm tijdrovend proces zijn dat ettelijke jaren in beslag zou nemen. Het VK heeft ook geen ervaren team voor dergelijke onderhandelingen aangezien dit al enkele decennia de bevoegdheid is van de Europese Commissie. Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Alles in beschouwing genomen is de Noorse optie eerder onwaarschijnlijk aangezien verschillende prominente Brexit campagnevoerders hebben aangegeven dat EER lidmaatschap te weinig autonomie geeft aan het VK. Het VK zou meer beweegruimte krijgen in een beperkt aantal sectoren die van minder belang zijn in de Britse economie en zou nog steeds enorm veel wetgeving moeten overnemen van de EU. De wenselijkheid van EER lidmaatschap is zeer hoog aangezien dit zou betekenen dat er slechts heel weinig zou veranderen aan het huidige ver geïntegreerde handelskader.
5 6
Bron: VLAM; Vlaams centrum voor Agro- & Visserijmarketing, feiten en cijfers. Policy Challenges for Agriculture and Rural Areas in Norway – Philip Hemmings – OECD - 2016
14
7.3.
De Zwitserse optie: bilaterale sectorale akkoorden
De tweede optie voor het VK is geen lid worden van EER en in plaats daarvan een reeks bilaterale verdragen afsluiten om het economisch verbond met de EU te bestendigen zoals Zwitserland die na een negatief referendum afgezien heeft van EER lidmaatschap. Zwitserland heeft 120 bilaterale, sectorale akkoorden gesloten met de EU. Dit is de optie die het meest naar voren wordt geschoven door het pro-Brexit kamp. Op deze manier zou het VK namelijk meer aan ‘cherrypicking’ kunnen doen: selectief implementeren van EU wetgeving op basis van de Britse belangen en wensen. In het geval van Zwitserland verschillen de bilaterale akkoorden inhoudelijk niet substantieel van de EER: Zwitserland zou anders het risico lopen om niet toegelaten te worden tot de interne markt van de EU. Net zoals in het geval van EER moet Zwitserland dus ook heel wat Europese wetgeving volgen. Het is heel waarschijnlijk dat het VK het Zwitserse pad zal volgen. Het zal heel moeilijk zijn voor de Britse regering om het EER model na te streven: prominente Brexit campagnevoerders waaronder de Britse Minister van justitie Michael Gove, hebben lidmaatschap van de EER uitgesloten aangezien dit nog steeds een te grote beperking op de Britse autonomie zou betekenen. De Britse regering zal echter nog steeds een verre integratie willen bekomen om toegang tot de interne markt te kunnen behouden. Het Zwitsers model zou de Britse regering toelaten te stellen aan de kiezers dat het VK een ‘op maat gemaakt’ handelskader heeft bekomen met meer autonomie dan EER lidmaatschap. Terzelfder tijd kan de Britse regering echter streven naar verregaande integratie zoals EER lidmaatschap: het niet intekenen op de EER zal waarschijnlijk volstaan voor de Britse kiezer als symbolisch teken van meer autonomie. Het VK zou meer gebaat zijn met een sterk geïntegreerd institutioneel handelskader. Ongeacht de uitkomst van dergelijke bilaterale akkoorden zal dit scenario hoe dan ook tot meer onzekerheid leiden in vergelijking tot het Noors scenario. Het afsluiten van dergelijke akkoorden zou namelijk aanzienlijk meer tijd in beslag nemen dan het overnemen van het EER handelskader. Ten tweede is het ook moeilijker in te schatten wat de precieze inhoud zal zijn van dergelijke akkoorden. Protectionisme Volgens de evaluatie van het Zwitsers handelsbeleid uitgevoerd door de Wereldhandelsorganisatie is het, zoals in Noorwegen, vooral de landbouwsector die beschermd wordt van buitenlandse competitie. Zo wordt gemiddeld een importtarief van 31.9% geheven op landbouwproducten, met een grote variatie onder de subcategorieën waarbij de importtarieven het hoogste zijn voor zuivelproducten, vlees en groenten & fruit.7 Op de meeste andere niet-landbouwproducten worden geen importtarieven geheven in de handel met EU leden. Zo is het gemiddelde van importheffingen op niet-landbouwproducten slechts 2.3% (niet-EU landen inbegrepen). Het VK zal waarschijnlijk geen protectionistisch pad volgen, zoals uitgelegd bij het Noors scenario. Een nieuw institutioneel kader Een kluwen aan verdragen zoals bij Zwitserland is in vergelijking met de EER een veel complexer en soms onsamenhangend netwerk van verplichtingen dat niet gemakkelijk in stand kan worden gehouden. In tegenstelling tot de EER-overeenkomst zijn de bilaterale overeenkomsten met Zwitserland statisch van aard, aangezien er geen echte mechanismen zijn om de overeenkomsten aan te passen aan de evoluerende EU-wetgeving en er evenmin toezichtsmechanismen en doeltreffende geschillenbeslechtingsmechanismen zijn wat gemakkelijk kan leiden tot handelsdisputen. in het VK zullen dergelijke handelsdisputen ook meer voorkomen indien het land
7
Trade Policy Review Switzerland and Liechtenstein – World Trade Organisation – 19/03-2013
15
intekent op het Zwitsers model. Het huidige sterk euroskepticisme zal waarschijnlijk ook bijdragen tot een hogere frequentie aan handelsdisputen in de toekomst. Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Deze optie is niet onwaarschijnlijk: in tegenstelling tot de Noorse optie zou het VK bij de Zwitserse optie een aanvaardbare mate aan autonomie verkrijgen om een Brexit te verantwoorden. De wenselijkheid van deze optie is afhankelijk van de inhoud van de onderhandelde bilaterale akkoorden. Er wordt verwacht dat deze akkoorden inhoudelijk zullen neigen naar het EER akkoord aangezien het VK niet de toegang tot de EU markt zal willen verliezen. In dit geval zou het onderhandelen van het akkoord langer duren dan de Noorse optie, wat onwenselijk is, maar zal de inhoud van de uiteindelijke akkoorden gunstig zijn voor EU-VK handel, wat wel wenselijk is.
7.4.
De Canadese optie: Een handelsakkoord
Het VK kan ook een volledig nieuw handelsakkoord onderhandelen. Het verschil met Zwitserland is dan dat er geen verschillende akkoorden zijn maar één groot akkoord met verschillende hoofdstukken over verschillende sectoren. In tegenstelling tot het Zwitsers model kan het VK bijvoorbeeld in dit geval een toegeving doen in één hoofdstuk in ruil voor een toegeving van de EU in een ander hoofdstuk. Het is moeilijk om een inschatting te maken van de impact op de bedrijfswereld van een dergelijk scenario. De aard en mate van de impact zal sterk afhankelijk zijn van de onderhandelingen tussen de twee partijen. Zo kan het gesloten akkoord ofwel meer neigen naar het EER akkoord (verregaande integratie van systemen) ofwel kan het akkoord meer neigen naar het EU-Canada CETA (‘Comprehensive Economic Trade Agreement’) handelsakkoord (minder verregaande integratie van systemen). Bepaalde product categorieën worden bijvoorbeeld niet volledig gereguleerd door CETA: zo zal de import van melk in Canada nog steeds onderworpen worden aan quota’s. Dit betekent dat hoe meer het uiteindelijke akkoord neigt naar CETA, hoe groter de regulatoire divergentie en dus de impact op de handelsbetrekkingen zal zijn. Inschatting waarschijnlijkheid De waarschijnlijkheid van dit scenario leunt dicht aan tegen de Zwitserse optie. Zo geeft deze optie het VK de autonomie die de voorstanders van een Brexit willen. Een verdrag dat gelijkt op het EER akkoord is wenselijker dan een verdrag dat gelijkt op het Canadese CETA akkoord. Gezien de bestaande verre integratie tussen de EU en het VK is dit ook waarschijnlijker.
7.5.
De standaardoptie: handel onder de WHO regels
Indien het VK en de EU er niet in slagen om een akkoord te sluiten, zal de economische relatie in theorie bepaald worden door de afspraken gemaakt in de Wereldhandelsorganisatie (WHO). In dit geval vervalt de relatie tot het basis ‘handelsverdrag’ dat geldt voor alle lidstaten van de WHO (quasi de hele wereld). De EU zou dan geen preferentiële behandeling meer hebben wat zou kunnen leiden tot een verschuiving van handelspatronen. Een dergelijke verschuiving zal negatief zijn voor België aangezien we sterk handel drijven met het VK onder het huidige preferentieel systeem. WHO optie status quo? De WHO optie als ‘status quo’ voorstellen is echter incorrect: de secretaris-Generaal van de WHO, Roberto Azevêdo heeft laten verstaan dat het VK niet zomaar het EU WHO lidmaatschap zal mogen kopiëren. In plaats daarvan zal het VK haar lidmaatschap moeten heronderhandelen met de 161 andere WHO leden. Dit betekent heronderhandelingen over de duizenden verschillende tarieven op hun handelsportfolio’s, landbouwexport quota’s, subsidies aan Britse boeren en toegang tot de vele buitenlandse markten. Dit is nog nooit eerder gebeurd en de procedure die gevolgd moet worden in dit geval is dan ook heel onduidelijk. 16
De heronderhandeling van lidmaatschap is dan ook helemaal geen ‘status quo’ operatie: net zoals het onderhandelen van een vrijhandelsakkoord zou het meerdere jaren duren. Het is waarschijnlijk dat het langer zal duren dan de onderhandelingen van een akkoord met de EU aangezien er bij de WHO nog een pak meer partijen aan de tafel zitten. Om de WHO onderhandelingen aan te vatten zou het VK overigens moeten beginnen van een ‘iedereen gelijk voor de wet’ positie, anders is het in strijd met de WHO regels. Zo zou het VK hogere “meest begunstigde natie” importtarieven moeten heffen op de 58 landen waarmee de EU handelsakkoorden heeft gesloten want deze handelsakkoorden zijn dan niet meer van toepassing. Hetzelfde zou in principe gelden voor handel met de EU. De enigste andere optie is dan dat het VK, zoals Singapore, volledig ‘douanevrij’ wordt en geen enkel importtarief heft, wat zeer onwaarschijnlijk is. Het VK heeft ook geen team die recent nog handelsakkoorden heeft onderhandeld terwijl handelsakkoorden van vandaag uitermate complex en veelzijdig zijn. Inschatting waarschijnlijkheid en wenselijkheid Het is heel onwaarschijnlijk dat de handelsrelaties tussen het VK en de EU bepaald zullen worden door het WHO raamwerk. Zowel het VK als de EU zullen dit willen vermijden omdat ze economisch gezien te sterk verweven zijn met elkaar. De heronderhandeling van WHO lidmaatschap zal desalniettemin sowieso plaatsvinden aangezien het VK hoe dan ook hun WHO lidmaatschap zal moeten heronderhandelen. Dit slaat dan echter op niet EU-landen. Het zou overigens heel onwenselijk zijn indien de EU-VK handelsrelaties bepaald worden door het WHO raamwerk.
17
Herlokalisering 4.1.
Herlokalisering Europese hoofdkantoren
Indien het VK geen lid meer is van de EU, is de aantrekkelijkheid van Londen voor bedrijven een stuk minder groot. Bertelsmann Foundation, een Duits mediaconcern, vroeg bijvoorbeeld in aanloop naar het referendum aan 700 Britse en Duitse bedrijven die actief zijn in het VK wat hun plannen zijn na de Brexit. 29 procent antwoordde zijn productie er te verlagen of te verhuizen naar een Europese lidstaat. Vooral IT- en technologiebedrijven - de meest mobiele sectoren dus - zeggen niet terug te deinzen voor een verhuis.8 Een studie van een Frans adviesbureau stelt dat herlokalisering zeer waarschijnlijk is. Zo is het aandeel van ‘EU hoofdzetels’ in het VK gedaald van 10% naar 6% nadat de Europese muntunie was ingevoerd waar het VK niet is tot toegetreden. Brussel daarentegen heeft zijn aandeel zien stijgen van 4% naar 8.5% in dezelfde periode. Daar de Eurozone een grotere afzetmarkt is dan het VK, zullen bedrijven meer geneigd zijn om hun hoofdzetel te vestigen in een EU lidstaat. Op deze manier staan ze dichter bij de klanten, consumenten en beleidsmakers. Brussel en België kunnen hiervan profiteren.
4.2.
Herlokalisering financiële sector
Het is waarschijnlijk dat de historisch sterk vertegenwoordigde financiële sector in ‘The City’ deels zal herlokaliseren uit Londen naar de EU. Vele banken die opereren uit het VK kunnen mogelijks toegang tot de interne markt van de EU en hun paspoortrechten (wederzijdse erkenning van een bankvergunning ) verliezen. Als het VK de toegang tot de interne markt verliest en transacties met bedrijven en banken op het Europese vasteland lastiger worden, vertrekken banken en financiële bedrijven mogelijk vanuit Londen naar het vasteland van Europa. Een aantal banken en investeringsbedrijven had al in de aanloop naar het referendum kenbaar gemaakt uit Londen te vertrekken door de Brexit (bvb Deutsche Bank). Deze herlokalisatie zal dan waarschijnlijk vooral naar de steden Parijs, Frankfurt, Amsterdam, Luxemburg en Dublin zijn. Brussel kan hier echter ook mogelijks van mee profiteren.9
8 9
De vijf problemen van de Britten na de Brexit – De Tijd – 17-02-2016 Impact van een Brexit omgeven met economische onzekerheden – Rabobank – 07-12-2015
18