Lesbrief
Bouw je bieb – Superhelden! Acht boeken bij het thema van de Kinderboekenweek 2011
Uitgeverij Zwijsen heeft speciaal voor alle basisscholen in Nederland een kinderboekenpakket samengesteld waarmee in alle jaargroepen aandacht kan worden besteed aan het thema van de Kinderboekenweek: Superhelden! In deze lesbrief vindt u bij elk boek uit dit pakket drie lessuggesties: 1. om het boek in te leiden en aan de groep voor te stellen 2. hoe het boek in de groep gelezen kan worden 3. om het boek na het lezen met de klas te bespreken
Groep 1/2 - prentenboek Max Velthuijs Uitgeverij Leopold
Kikker is een held € 12,95
Het had al dagen geregend. De rivier was buiten zijn oevers getreden. Kikker, Varkentje en Eend logeerden bij Haas, want het huis van Haas was het enige huis dat nog droog stond. Toen raakte het eten op. Kikker kon het beste zwemmen en hij besloot hulp te halen, ondanks de gevaarlijke stroming... 1. Introduceer het begrip ‘held’. Aandachtspunten hierbij zijn: wat is een held? Wanneer ben je een held? Wie is er een held? Welke woorden horen bij helden: bang-dapper, klein-groot, sterk-zwak, lief-stout, aardig-onaardig, et cetera. 2. Lees het verhaal Kikker is een held voor, maar lees deze keer niet de titel voor. In plaats daarvan kunt u vertellen dat u een verhaal over Kikker gaat voorlezen. Geef tijdens het voorlezen kinderen de ruimte om op de gebeurtenissen in het verhaal te reageren. Ook na afloop kunt u kinderen vragen stellen over eigen ervaringen: Wie heeft er wel eens meegemaakt dat het zo hard regende? Als jouw huis vol water zou lopen, bij wie zou jij dan even gaan wonen? Laat na het voorlezen en napraten de kinderen een titel bedenken voor dit verhaal. Vinden zij Kikker ook een held? Of is er misschien een andere held? 3. Kinderen maken schilderijen van de helden uit het verhaal. Ieder kind mag beslissen wie hij of zij een held in dit verhaal vindt en maakt daar een schilderij van. De schilderijen worden opgehangen en kinderen mogen aan elkaar vertellen waarom dit hun held is. Tip: Op de www.voorleesvriendjes.nl vindt u meer informatie over Max Velthuijs. Ook zijn er een paar mooie kleurplaten van Kikker en zijn vriendjes te vinden.
1
Groep 1/2 - voorleesboek Paul van Loon & Hugo van Look Uitgeverij Leopold
Foeksia de miniheks € 9,99
Wakkabakkaboe! Daar vliegt Foeksia op haar handveger door het heksenbos. Kijk uit, vogels! Pas op, mensen! Niemand is veilig voor Foeksia’s eigenwijze heksenstreken. Zelfs papa Kwark de tovenaar niet. En als Foeksia stiekem naar de stad vliegt, beleeft ze met haar geheime mensenvriendje Tommie de gekste avonturen. 1. Geef alle kinderen een tekenvel (minimaal A4) en kleurpotloden. Lees de titel van het boek voor, maar laat het omslag nog niet zien. Lees de eerste alinea van pagina 7 voor. De kinderen maken een tekening van Kwark, de oude tovenaar, en het ei dat hij vindt. Om de tekening heen schrijven zij op wat zij denken dat Kwark met dit eitje gaat doen, of wat er uit het ei zal komen. Hang alle tekeningen op en bespreek wat de kinderen denken dat er met het ei zal gaan gebeuren. Vertel dat u het boek de komende week gaat voorlezen. De tekeningen blijven gedurende deze week in de klas hangen. 2. U leest het boek, hoofdstuk voor hoofdstuk voor. Na het eerste hoofdstuk kijkt u samen met de kinderen naar de voorspellingen van de kinderen. Daarna is het genieten van het verhaal. 3. Na elk hoofdstuk of na het voorlezen van het hele boek kunt u met de kinderen bespreken wie zij een held vinden in het hoofdstuk/boek. Na het voorlezen van het boek kunnen de kinderen (in groepjes samen met de leerkracht) een nieuw avontuur over Foeksia verzinnen waarin Foeksia iets heldhaftigs doet. Dit verhaal kan in een stripverhaaltje uitgewerkt worden.
Groep 3/4 - voorleesboek De klas van Daan gaat voor goud! René van de Velde & Mark Janssen € 12,50 Uitgeverij Ploegsma ‘Hé, Daan! Hoor je dat? Jij kunt het hondenfluitje!’ roept meester Fred. ‘Dat kan bijna niemand!’ Daan kijkt naar meester Fred. Houdt die hem voor de gek? ‘Een hond kun je roepen met een heel hoge fluit,’ zegt de meester. ‘Zo hoog dat mensen het niet kunnen horen. Probeer het nog eens, Daan.’ Zou het echt waar zijn? Zou hij echt een hond kunnen roepen? Daan haalt diep adem en blaast. Pffft... 1. Lees het hoofdstuk Een nieuwe beker (pagina 76 t/m 81) voor. Kinderen luisteren met de opdracht: Wie vinden jullie een held in dit verhaal en waarom? Daan? Samira? Laat kinderen na het voorlezen reageren en maak er een gesprek van rondom de vraag: wanneer ben je eigenlijk een held? 2. De verhalen in ‘De klas van Daan gaat voor goud’ hebben geen vaste volgorde. Behalve natuurlijk Lang zal hij leven (deel 2) en het laatste hoofdstuk Afscheid, of toch niet? Schrijf de titels van de verhalen die geen vaste volgorde hebben op het bord. Telkens als u een verhaal gaat voorlezen,
2
bepalen de kinderen welk verhaal dit wordt, bijvoorbeeld door het gooien van twee dobbelstenen. De worp van de dobbelsteen bepaalt het nummer van het verhaal dat u gaat voorlezen. Lang zal hij leven (deel 2) leest u voor nadat Lang zal hij leven is voorgelezen. Het verhaal Afscheid, of toch niet? bewaart u tot het laatst. 3. Maak op het bord een overzicht van alle kinderen uit de klas van Daan die in de verhalen voorkomen: Daan, Samira, Sjaak, Bart, Sophie, Roosmarie, Li Mei. Schrijf bij alle personages wat je erover weet: leeftijd, jongen, meisje, groep 3, groep 4, stoer, verlegen, grappig, et cetera. Laat kinderen daarna ieder de volgende vragen beantwoorden: * Op wie lijk jij het meest? * Wie zou jij willen zijn? * Met wie zou je vrienden willen zijn als deze kinderen echt bestonden? Tip: Leuk afsluitend spel: laat de plaatjes uit het boek zien (dek daarbij de naastliggende pagina af) en laat de kinderen raden bij welk verhaal dit plaatje hoorde.
Groep 3/4 – voorleesboek, zelf lezen Jaap de Vries Uitgeverij Zwijsen
Dappere Dries € 10,95
Martje wil graag een hondje. In het asiel zitten alleen heel enge en grote. ‘Er was er nog eentje,’ zegt de meneer van het asiel. ‘Een heel mooie met prachtige stippen. Hij werd gebracht omdat hij te verlegen was.... Ik weet niet waar hij gebleven is.’ In haar eentje fietst Martje weer naar huis. Die nacht wordt ze wakker. Er kriebelt iets harigs aan haar been ... 1. Laat kinderen een tekening maken van een huisdier dat ze hebben of dat ze zouden willen hebben. In woorden er om heen schrijven ze de naam die dit huisdier heeft/zou hebben, wat hun huisdier allemaal kan en waarom dit huisdier speciaal is voor hem of haar. Laat de kinderen hun naam op de achterkant van de tekening schrijven. Haal de tekeningen op. Sorteer de tekeningen (honden bij elkaar, katten, et cetera, en een restcategorie: bijzondere dieren). Hang de tekeningen in groepjes bij elkaar op. Laat de groep raden van wie elke tekening is. Is een maker geraden, dan mag hij zijn tekening toelichten. 2. Lees het verhaal voor tot en met bladzijde 21. Laat de kinderen hierna opschrijven hoe zij denken dat dit verhaal verder gaat en bespreek dit in de groep. Nadat het hele boek is voorgelezen kunt u terugkomen op de voorspellingen. 3. Op bladzijde 21 noemde Martje haar hond voor het eerst Dappere Dries. Vinden de kinderen de hond van Martje ook dapper? Waarom wel of waarom niet?
3
Groep 5/6 - voorleesboek, zelf lezen Rian Visser & Camila Fialkowski Uitgeverij Zwijsen
Boy, een stripheld met een stiefzus € 10,95
Ik heet Cas. Ik teken strips over Boy. Boy is een jongen, net als ik. Zijn ouders zijn gescheiden. Zijn moeder is verliefd op een boer. Hij heeft een dochter. Boys moeder wil gaan samenwonen. Dan krijgt Boy dus een stiefvader en een stiefzus. Wil hij dat wel? 1. Leg uit wat een cartoon is: een tekening van een persoon of een gebeurtenis die niet getekend is zoals het er werkelijk uitziet, maar waarin je wel iemand kan herkennen (bijvoorbeeld aan iets wat heel erg bij iemand hoort: een lang iemand wordt nog langer gemaakt, iemand met krullen krijgt een enorme bos krullen, et cetera). Laat alle kinderen een potlood, gum en een tekenvel pakken. Lees de eerste alinea van bladzijde 33 voor. De kinderen tekenen met Boy mee: eerst het hoofd, dan de ogen, et cetera. De tekeningen van Boy die de kinderen gemaakt hebben, worden allemaal opgehangen en blijven hangen terwijl u het boek voorleest. 2. Lees het verhaal hoofdstuk voor hoofdstuk voor. Na elk hoofdstuk mogen één of meerdere kinderen voorspellen hoe het verhaal verder zal gaan. Telkens na het voorlezen van een hoofdstuk worden de verwachtingen besproken en zo nodig bijgesteld. De verwachtingen kunnen bijvoorbeeld op het bord genoteerd worden of u geeft een leerling de opdracht de voorspellingen op te schrijven. 3. Laat de kinderen, net als Boy, een stripverhaaltje maken met zichzelf als held in de hoofdrol.
Groep 5/6 – voorlezen, zelf lezen Bibi Dumon Tak & Philip Hopman Uitgeverij Querido
Mikis de ezeljongen € 13,95
Op een dag heeft opa een grote verrassing voor Mikis. In de schuur staat een ezel! En Mikis mag een naam voor haar verzinnen. Hij noemt haar Tsaki. Opa heeft haar gekocht voor het zware sjouwwerk. Lekker handig, vindt hij, een tractor op poten. Maar al dat hout op haar rug is veel te zwaar voor Tsaki. Mikis en zijn vriendinnetje Elena gaan Tsaki helpen. En dat loopt heel anders af dan ze hadden gedacht ... 1. Laat het omslag van het boek Mikis de ezeljongen zien. Ieder kind schrijft nu vijf woorden op waar het aan denkt als het dit omslag ziet. Op het bord inventariseert u de woorden door één groot woordweb te maken. U leest de achterkant van het boek voor. Moeten er nu nog woorden bij? 2. Lees het boek voor. Na elk hoofdstuk stelt u de kinderen de vraag: wie van jullie zou Mikis willen zijn? Laat telkens één kind vertellen waarom hij of zij wel of juist niet Mikis zou willen zijn.
4
3. Na het boek voorgelezen te hebben, kunnen kinderen kiezen uit de volgende opdrachten: * Maak een tekening van de ezel Tsaki. * Schrijf een verhaal waarin jij een eigen huisdier krijgt. Welk dier zou jij willen hebben? Wat zou jij er mee gaan doen? Het hoeft niet echt te kunnen!
Groep 6/7/8 – voorlezen, zelf lezen Janny van der Molen & Els van Egeraat Uitgeverij Ploegsma
Helden € 29,95
Een meisje leest het dagboek van Anne Frank, een jongetje loopt mee met Gandhi’s zoutmars. Nederlandse schoolkinderen corresponderen met leeftijdsgenoten in Zuid-Afrika ten tijde van Mandela’s vrijlating. Een meisje uit de zeventiende eeuw wil net als haar broers Latijn leren. Vanuit de beleving van kinderen vertelt Janny van der Molen het verhaal van mensen die de wereld door hun moed, kracht en doorzettingsvermogen een stukje mooier maakten. Voorafgaand aan de verhalen wordt steeds informatie gegeven over de mensen over wie het verhaal gaat. 1. Schrijf de woordenboekomschrijving van een held op het bord: iemand die dappere daden verricht om anderen te helpen. Vraag aan de kinderen om op te schrijven wie zij een held vinden en waarom zij deze persoon een held vinden. Inventariseer wie de kinderen een held vinden. Lees daarna bladzijde 8 en 9 voor. 2. Maak van de schutbladen van het boek vergrotingen. Elke pagina kan vergroot worden tot A3formaat. Hang deze kopieën op en schrijf er de namen onder: Mahatma Gandhi Aletta jacobs Nelson Mandela Charles Dickens Moeder Teresa Michail Gorbatsjov
Anne Frank Martin Luther King Barack Obama Anna Maria van Schurman Florence Nightingale Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Verdeel de klas in groepjes (tweetallen en drietallen). Elk groepje krijgt een held uit het boek toegewezen. Ieder groepje zoekt informatie op over zijn held in dit boek en op de computer. Elk groepje presenteert in de loop van de week zijn of haar held en vertelt: * wanneer hij of zij leefde * wat hij of zij in zijn leven gedaan heeft waardoor hij voor veel mensen een held geworden is. * of dit groepje hem/haar ook een held vindt en waarom. Na de presentatie van de persoon wordt het bijbehorende verhaal voorgelezen. 3. Na het lezen van het boek kunt u de kinderen vragen over wie de schrijfster een volgend verhaal zou moeten schrijven. Waarom juist over die persoon? Wat maakt hem of haar een held? Deze activiteit kan in kleine groepjes worden uitgewerkt of met de gehele klas. Tip: Organiseer in de klas een echte heldenverkiezing!
5
Groep 7/8 - zelf lezen, voorlezen Simon van der Geest & Jan Jutte Uitgeverij Querido
Dissus € 13,95
Na een gevecht in het zwembad raken Dissus en zijn vrienden onderweg naar huis hopeloos verdwaald. Ze beginnen aan een barre tocht langs een eenogige boer, grijpgrage kraanmachines en bloeddorstige hengelaars. Maar eenmaal thuis komt Dissus oog in oog te staan met zijn allergrootste nachtmerrie. Hij zint op wraak! Tip: Lees dit boek zelf door voor u het voorleest in de groep. Dit is geen gewoon voorleesboek. Het bijzondere taalgebruik van Simon van der Geest doet poëtisch aan. 1. Geef de groep informatie over verhalen uit de Griekse oudheid: Heel lang geleden zijn in het oude Griekenland verhalen geschreven die nog steeds gelezen worden. Een belangrijke persoon die in veel verhalen terugkomt is Odysseus. In de verhalen die over hem geschreven zijn heeft hij vaak een heldenrol. Het bekendste verhaal is waarschijnlijk Het paard van Troje. Maar niet alles wat Odysseus deed, is positief. Ook zijn leugenachtigheid komt vaak terug in de verhalen. Op internet is met bijvoorbeeld Wikipedia eenvoudig informatie over Odysseus te vinden. De verhalen die in dit boek bewerkt zijn, zijn daar in korte eenvoudige samenvattingen te lezen. Print deze samenvattingen per verhaal uit: De Trojaanse Oorlog De Kikonen De Lotuseters De cycloop Polyphemos Aiolus De Laistrygonen Kirke De Onderwereld
De Sirenen Scylla en Charybdis Helios Kalypso De Faiaken Terugkeer op Ithaka
Verdeel de klas in zes groepjes. Deel de samenvattingen uit. Elk groepje krijgt twee samenvattingen. Het groepje leest de verhaaltjes en maakt er een korte presentatie van. 2. Het boek wordt voorgelezen. Telkens worden de hoofdstukjes die bij elkaar een bewerking van een oud verhaal vormen, samen voorgelezen. De kinderen luisteren. Na afloop van het voorlezen wordt aan de kinderen gevraagd of ze er een oud Grieks verhaal in herkennen. 3. Na het voorlezen kunt u de kinderen vragen of zij, in de stijl van het boek, ook een verhaaltje kunnen schrijven. Bespreek samen met de kinderen wat de schrijfstijl van dit boek is. Alles in het boek is als een liedje of versje opgeschreven. Alleen de belangrijkste dingen worden verteld. De zinnen worden als een gedicht op een regel gezet. Niet elke zin wordt op een regel afgemaakt. Sommige zinnen worden over meerdere regels verdeeld, waardoor een heel nieuw ritme ontstaat. Het verhaal dat de kinderen schrijven, gaat over henzelf en een avontuur dat zij beleven.
© 2011 Uitgeverij Zwijsen, Tilburg
6