Lesbrief Kinderboekenpakket Acht kinderboeken bij het thema van de Kinderboekenweek 2013 Sport en spel vormen het centrale thema tijdens de Kinderboekenweek 2013 die duurt van woensdag 2 t/m zondag 13 oktober. Speciaal voor alle basisscholen heeft Uitgeverij Zwijsen een kinderboekenweekpakket samengesteld rondom dit thema. Met dit pakket gaat u goed van start en kunt u in alle jaargroepen lekker lezen en praten over sportieve en speelse boeken.
De boeken in dit pakket gaan over sporten als voetbal, hardlopen en hockey. Maar ook over sportief gedrag, de lol in het spel en hoe sport kan verbroederen. Het zijn boeken van bekende kinderboekenschrijvers als Harmen van Straaten (de schrijver van het Kinderboekenweekgeschenk 2013), Francine Oomen en Mirjam Oldenhave, uitgegeven door de uitgeverijen Leopold, Ploegsma, Querido en Zwijsen. De Kinderboekenweek is een perfecte gelegenheid om met de hele school te genieten van boeken, lezen en voorlezen. In deze lesbrief vindt u bij ieder boek uit het pakket een aantal lessuggesties. U krijgt ook tips om de Kinderboekenweek op een feestelijke manier samen te openen én af te sluiten.
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
1
Lessuggestie opening Kinderboekenweek
De Kinderboekenweek is één van de belangrijkste momenten van leesbevordering in het schooljaar. En één van de leukste! Vrijwel alle basisscholen grijpen deze kans aan om er een extra feestelijke periode van te maken. Met onze tips en suggesties maakt u er ook dit jaar weer van begin tot einde een leuke happening van.
Sportlezen
Open de Kinderboekenweek op sportieve wijze. Vraag de kinderen om in sportieve kleding naar school te komen. In een gezamenlijke bijeenkomst opent u de Kinderboekenweek met een fluitsignaal. Allereerst beginnen de kinderen met een paar minuten gymnastiek. Daarna introduceren de leerkrachten Sportlezen: • Sprinten: wie kan zo snel mogelijk de eerste vijf zinnen uit het Kinderboekenweekgeschenk voorlezen? Eén leerkracht heeft een stopwatch, drie anderen proberen om de beurt zo snel mogelijk te lezen. Wie is het snelst? • Hordelopen: in de volgende tekst is telkens het zesde woord weggelaten. Is de tekst nog te begrijpen? Voor later in de klas: Wie kan de tekst toch voorlezen? • Hoogspringen: lees stukjes voor uit boeken die alle kinderen kennen, bijvoorbeeld uit sprookjes. U kunt ook voorlezen uit lesmateriaal dat in de klas wordt gebruikt of uit populaire kinderboeken of de krant. Wie weet wat er wordt voorgelezen? • Ver springen: wie voorspelt de afloop van het verhaal van het Kinderboekenweekgeschenk? • Estafettelezen: neem één boek, iedereen mag om de beurt een zin voorlezen en het boek doorgeven. Eerst doen de leerkrachten dat, maar in de klassen is het leuk om dit met alle leerlingen te doen! Kondig ook de Marathon aan. Op één ochtend of een middag wordt er een leesmarathon georganiseerd: wie wil mag met zijn of haar boek in de gymzaal een plaatsje zoeken en de hele middag lezen. Let op, er mag alleen worden gelezen! Sluit de bijeenkomst af met het zingen van het speciaal door Paul van Loon geschreven lied voor de Kinderboekenweek: ‘Klaar voor de start’. Het is een mooie dag. Haas gaat een rondje rennen. Dat doet hij elke ochtend. Onderweg ziet Haas Schildpad. ‘Hé, Schildpad. Kom eens uit je schild, slome!’ Slaperig steekt Schildpad zijn kop naar buiten. ‘Ga je mee rennen?’ vraagt Haas.
spread uit 'De wedstrijd van Schildpad en Haas'
2
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
Schildpad schudt zijn kop. ‘Ik heb geen tijd, want ik moet nog ontbijten. Ik heb zin in die paardenbloemen aan het eind van het pad.’ Haas ziet de bloemen die Schildpad bedoelt. ‘Zal ik ze even voor je plukken?’ vraagt hij. ‘Jij bent zo langzaam. Ik ben honderd keer sneller dan jij!’
Lessuggestie afsluiting Kinderboekenweek
Zorg ervoor dat alle leerlingen gedurende de Kinderboekenweek twee medailles maken. Bewaar alle medailles goed tot de laatste schooldag van de Kinderboekenweek. Op de laatste dag van de Kinderboekenweek worden alle ouders uitgenodigd om te komen kijken en luisteren. In de klassen is een tentoonstelling te zien van alle activiteiten die de kinderen tijdens de Kinderboekenweek hebben gedaan. In elke klas kunnen verschillende kinderen voorlezen en ouders worden uitgedaagd om deel te nemen aan het Sportlezen. Laat ouders bijvoorbeeld Sprinten (ouders tegen de kinderen, die natuurlijk geoefend hebben!), Hordelopen of Hoogspringen (kunnen de ouders raden wat de kinderen lezen? Ook leuk met oude kinderboeken!). De ochtend of middag wordt afgesloten met het uitreiken van medailles: voor alle kinderen, want dat zijn echte leeskampioenen, maar ook voor de ouders die hebben meegedaan aan het Sportlezen én voor ouders die thuis voorleeskampioen zijn. Met lezen wint iedereen!
Groep 1-2 – prentenboek De wedstrijd van Schildpad en Haas Rian Visser & Tineke Meirink € 10,00 Uitgeverij Zwijsen Schildpad en Haas houden een hardloopwedstrijd. Wie is het eerst bij de paardenbloemen aan het eind van het bospad? Alle dieren uit het bos komen kijken en helpen mee met de wedstrijd. Haas weet zeker dat hij het snelst is. Daarom kan hij best nog even een koprol maken en over een boomstam springen. Ondertussen kruipt Schildpad rustig verder … Rian Visser maakte bij haar boek De wedstrijd van Schildpad en Haas een gratis digibordles. Kijk op www.rianvisser.nl/kinderboekenweek-2013 voor deze leuke digibordles vol leuke vragen en activiteiten over sport en spel.
Tip! Neem een abonnement op de Zoleukislezen Digitale Prentenboeken voor op het digibord! Door de bewegende beelden en geluiden in de digitale prentenboeken begrijpen kinderen aanzienlijk meer van het verhaal en leren ze er nieuwe woorden en zinsstructuren bij. Ga voor meer informatie naar www.zoleukislezen.nl.
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
3
Groep 1-2 – prentenboek Ik kan … fietsen! Annemiek Neefjes & Juliette de Wit € 13,95 Uitgeverij Leopold Polle wil leren fietsen op een fiets zonder zijwieltjes, net als papa en mama. Zijn fiets is een paard en de straat is de prairie. Dat valt nog niet mee, leren fietsen! Overal zijn obstakels om tegenop te botsen of gevaarlijke bochten. Au! Maar Polle blijft oefenen. Dan leert de fietsenmaker hem een belangrijk geheim. Wordt Polle fietskampioen? 1. Lees de titel van het boek voor, maar laat nog niet het omslag zien. Vertel dat Polle wil leren fietsen zonder zijwieltjes. Vraag de kinderen wat voor fiets Polle zou hebben. Een rode? Een blauwe, een gele of groene? Zou hij een vlaggetje hebben? En waarom? Laat de kinderen vertellen over hun eigen fiets en wat ze er mooi, stoer of bijzonder aan vinden. Laat kinderen naar aanleiding van dit boek hun eigen fiets meenemen naar school. Bekijk samen alle modellen, kleuren en accessoires. 2. Lees het verhaal voor. Vraag dan aan de kinderen wie ook al kan fietsen zonder zijwieltjes. Vraag of ze dat moeilijk vonden. Zijn ze ook gevallen, net als Polle? Geef alle kinderen een vel tekenpapier (minimaal A3) en kleurpotloden. Laat ze hun eigen medaille maken. Hang deze tekeningen op in de klas en laat ze de hele Kinderboekenweek hangen. 3. Op de fiets van Polle zit een heel mooi vlaggetje. Laat kinderen van gekleurd papier hun eigen vlaggetje maken. Ze mogen dit versieren door te kleuren, knippen en plakken.
4
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
Groep 3-4 – zelf lezen Waar is de bal? Dirk Nielandt & Andrea Kruis € 6,50 Uitgeverij Zwijsen De bal van Tom is weg. Niemand weet waar hij is. Heeft een dief de bal gepakt? Een boek om zelf te lezen op AVI Start. 1. Dit boek gaat over ‘buitenspelen’. Vraag de kinderen wat ze het liefste doen als ze buitenspelen (verstoppertje, tikkertje, voetbal, overgooien). Merk op: bij veel buitenspelletjes is een bal nodig. Laat de omslag van het boek zien en lees de titel en de tekst op de achterzijde van het boek voor. Laat de kinderen verzinnen waar de bal kan zijn gebleven. 2. Een paar kinderen lezen het boek voor: ieder kind twee bladzijdes. Vraag de voorlezer om na het voorlezen de plaatjes bij de voorgelezen tekst te laten zien. En om aan de andere kinderen uit te leggen wat er te zien is. 3. Laat de kinderen ten slotte een tekening maken over binnenspelen met een bal, zoals op het einde van het verhaal gebeurt. Waarom is binnenspelen met een bal niet zo handig? Wat kan er allemaal kan misgaan bij binnenspelen met de bal?
Leestip! Dirk Nielandt en Andrea Kruis maakten nog drie andere boeken over buitenspelen in deze reeks. Ze klimmen op in AVI van M3 naar M4. Kinderen vinden het leuk om ze allemaal te lezen!
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
5
Groep 3 – 4 – zelf lezen/voorlezen Hup Fien! Harmen van Straaten & Georgien Overwater € 9,95 Uitgeverij Leopold Een bundel heerlijke avonturen vol vaart en humor over het ontwapenende bijdehandje Fien! 1. Introduceer het boek Hup Fien! Dit boek gaat over Fien. Laat de tekening van de voorkant van het boek aan de klas zien. Wat voor een meisje zou Fien zijn? Laat de kinderen eigenschappen opnoemen en schrijf ze op het bord. Alle antwoorden zijn goed, bijvoorbeeld: grappig, brutaal, vrolijk, sportief, lief voor dieren. Noteer ze ook op papier, dat is handig voor de slotopdracht. 2. Er is één zinnetje in het boek dat Fien heel vaak zegt: Fien telt voor tien! Laat de kinderen ook een rijmpje verzinnen met hun eigen naam. Een rijmpje dat past bij hun eigen persoonlijkheid. Laat ze het rijmpje in een spandoek op een vel papier tekenen. Een paar kinderen lezen hun rijmpje voor. 3. Lees de eerste twee hoofdstukken van het boek voor. In het hoofdstuk ‘Helemaal weg’ doen Fien, Sjoerd en Juliano een spelletje ‘gekke-bekken-trekken’. Alle kinderen in de klas mogen hun aller-gekste bek trekken en komen op de foto. 4. De kinderen lezen het boek. Als ze het boek uit hebben, kunnen ze kiezen om één of meerdere opdrachten uit te voeren. Fien, Sjoerd en Juliano zijn piraten. Eva moet van Fien een test doen om te kijken of ze wel een échte piraat is (zie bladzijde 55). Als zij een hond uit het dierenpension knipt en scheert, is ze geslaagd voor de test. Wanneer is iemand volgens jou een echte piraat? Verzin vijf proeven. Schrijf de proeven op en verduidelijk ze met een tekening. Je mag er ook stripjes van maken. Als Fien in het hoofdstuk Beroemd (bladzijde 93) over de stoeptegels springt, zegt de krantenbezorger: ‘Als je nog langer oefent, kun je misschien aan de Olympische Spelen meedoen.’ Verzin zelf een nieuwe olympische sport. Bedenk spelregels en verduidelijk deze met een tekening. Hoe ziet het sportveld eruit? Hoeveel mensen doen ermee? Wanneer heb je gewonnen? Welke spullen heb je allemaal nodig? In het hoofdstuk Vervelen (bladzijde 107) heeft Fien niets te doen. Gelukkig heeft de moeder van Sjoerd een verrassing. Ze doen eerst een raadspelletje en daarna gaat de moeder van Sjoerd pannenkoeken bakken. Maak een anti-verveellijst. Schrijf alle dingen op die jij leuk vindt om te doen (voetballen, koekjes bakken, stoepkrijten, enz.) Alles mag! Probeer vijftien dingen te bedenken en versier daarna de lijst. Als je je nu de volgende keer verveelt, pak je gewoon de anti-verveellijst erbij!
* * *
6
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
5. Sluit het boek af door de karaktereigenschappen van Fien uit de introductie-les nog eens voor te lezen. Klopten ze? Kunnen de kinderen de eigenschappen aanvullen nu ze het boek hebben gelezen? Zou Fien een vriendin van je kunnen zijn? Wat vind je leuk aan Fien en wat vind je niet zo leuk aan haar? 6. Ten slotte worden alle foto’s met gekke bekken opgehangen die tijdens de introductie-les zijn gemaakt. Wie trekt de aller-aller-gekste bek? Organiseer een verkiezing!
Leestip! Vonden de kinderen Hup Fien! een leuk boek? Lees dan ook Sam Schoffel zoekt het uit van Paul van Loon, over de ondernemende jonge detective Sam, die voor twee repen chocola alle geheimzinnige zaken oplost.
Groep 5 – 6 – zelf lezen/voorlezen Mees Kees – De sponsorloop Mirjam Oldenhave & Rick de Haas € 12,95 Uitgeverij Ploegsma In ‘Mees Kees – De Sponsorloop’ draait het om de grappige stagiair mees Kees die er een gezellige manier van lesgeven op nahoudt. Mees Kees heeft nog geen diploma en daarom mag hij nog niet in zijn eentje voor klas 6b staan. Hij gaat stage lopen bij de kleuters. 6b krijgt verschillende invalkrachten, maar niemand kan natuurlijk tippen aan mees Kees! Hij moet snel terugkomen, want er komt een sponsorloop aan en 6b heeft daar de hulp van mees Kees bij nodig. Tijd voor actie! 1. De kinderen mogen zich inbeelden dat niet u, maar mees Kees voor de klas staat. Laat ze opschrijven wat voor leuke, gekke activiteiten ze met mees Kees willen doen. Zouden ze les van hem willen krijgen? Is hij een goede meester en waarom? 2. In klas 6b zitten verschillende kinderen: slim, sterk, aardig, lief, onzeker, enzovoort. Schrijf de namen van de karakters op het bord (ze staan voorin het boek) en laat de kinderen een omschrijving geven van ieder karakter. Met wie kunnen de kinderen zich het meest identificeren? Wie zouden ze zelf willen zijn? Laat enkele kinderen aan het woord.
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
7
3. Het boek Mees Kees- Een pittig klasje is verfilmd. Wie heeft de film gezien? U kunt eventueel een fragment uit de film tonen. Wat is hetzelfde en wat is anders dan in het boek? Praat daarover. Kennen de kinderen nog andere boeken die verfilmd zijn? Denk bijvoorbeeld aan: Hoe overleef ik…, De Griezelbus, Dolfje Weerwolfje, Pluk van de Petteflet en Kruistocht in spijkerbroek. 4. Winston is een hele goede rapper. Zo rapt hij over mees Kees die weer terug moet komen in de klas. Lees deze rap al ‘rappend’ voor en vraag de kinderen zelf ook een rap te schrijven over een zelf gekozen onderwerp. Als iedereen klaar is, mogen enkele kinderen hun rap ‘voordragen’. 5. In dit boek worden regelmatig ‘omkeerwoorden’ (woorden die je dus ook van rechts naar links kunt lezen) gebruikt, zie bijvoorbeeld op p. 56: negen, lepel, kok, keiziek, knalplank, tarwewrat en zelfs de naam Anna! Kennen de kinderen nog meer van zulke woorden?
Groep 5 – 6 – zelf lezen/voorlezen De computerheks in de sneeuw Francine Oomen & Elly Hees € 12,95 Uitgeverij Querido Hecksbrück is een wintersportplaats speciaal voor heksen. Computerheks Ursula, haar leerlingheksen Trix en Lot, en Trix’ zoon Karel willen daar een weekje lekker skiën. Bij aankomst is het verdacht rustig in het dorp. Al snel horen ze waarom: er zijn drie heksen en een tovenaar spoorloos verdwenen ... 1. Schrijf ‘computerheks’ op het bord. Vraag aan de kinderen waar ze bij dit woord aan moeten denken. Ze mogen vrij associëren en ieder antwoord is goed. Help ze eventueel op weg door vragen te stellen. Wat zou een computerheks zijn? Zou ze anders toveren dan ‘gewone’ heksen? Hoe zou ze eruit zien? Schrijf de antwoorden van de kinderen op het bord. 2. Introduceer de serie ‘De Computerheks’. Deze boeken van Francine Oomen gaan over de heks Ursula. Zij is een moderne heks. Ze vliegt niet op een bezemsteel, maar op een stofzuiger. En al haar toverspreuken bewaart ze op de computer. Ook heeft ze een mobieltje: een heksofoon. Samen met Lot, Karel van de computerwinkel en Karels moeder Trix beleven ze bergen avonturen. De computerheks in de sneeuw is het vierde deel in de serie ‘De Computerheks.’
8
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
3. Introduceer de hoofdpersonen. Het is praktisch om de namen op het bord te schrijven, omdat het boek meteen vol actie begint. Laat de voorkant van het boek zien waar alle hoofdpersonen (op Karel na) zijn afgebeeld en wijs ze aan. • Ursula – de computerheks. • Lot – slim meisje en is een heksenleerling van Ursula. • Trix – is ook een heksenleerling. Ze is de moeder van Karel, zit in een rolstoel en is stokoud. • Karel – een gewone jongen die werkt in de computerwinkel. 4. Dit verhaal speelt zich af in het wintersportplaatsje Hecksbrück. Hier kunnen heksen op skivakantie. Hoe zou een heksen-wintersportgebied eruit zien? Vast heel anders dan een gewone-mensen-ski-gebied! Laat de klas een tekening maken van een magisch skigebied. Hebben heksen bijvoorbeeld wel ski-liften nodig? Onder de tekening schrijven ze ook een tekstje zoals je dat vaak op ansichtkaarten ziet: Groetjes uit Hecksbrück (of een andere leuke variatie). 5. De kinderen lezen het boek. 6. Als de kinderen het boek uit hebben, kunnen ze kiezen uit één of meerdere opdrachten: In het boek komen grappige toverspreuken voor. Deze zijn op rijm geschreven. Je kunt bijvoorbeeld de spreuken van pagina 70, 78 en 101 nog eens voorlezen. Laat de kinderen uit de klas zelf komische toverspreuken verzinnen. Eerst bedenken ze wat ze precies willen toveren en daarna schrijven ze de spreuk op. Fantasiewoorden zijn een must! Wat een vieze dingen eten de heksen in het boek! Gefrituurde uilenballen, vers gepureerde bergpadden en geraspte tenenkaas! Laat de kinderen gekke recepten bedenken. Hoe viezer, hoe beter! Kies voor een echte receptvorm: 1. Dit heb je nodig. 2. Zo maak je het (stapsgewijs). 3. Zó ziet het eruit (de kinderen maken een tekening van dit overheerlijke recept). In het Heksendagblad staan de laatste nieuwtjes over heksen en tovenarij. Laat de kinderen zelf een Computerheks-avontuur bedenken. Het onderwerp is: sport. Ze schrijven dit avontuur op in de vorm van een krantenartikel. Dus in twee kolommen, met een kop, foto (tekening) en een fotobijschrift. Laat een voorbeeld van een krantenartikel uit een ‘gewone krant’ zien. Als er computers beschikbaar zijn, kan deze opdracht ook op de computer worden uitgevoerd. Laat de kinderen de snelste en aller-modernste bezemsteel van de wereld ontwerpen. Een bezemsteel waar Lot, Trix en de Computerheks nóg sneller op zullen vliegen. Op papier maken ze een ontwerp. Met pijltjes en in woorden geven ze alle hypermoderne snufjes aan. Een paar kinderen mogen aan de rest van de klas hun ontwerp toelichten.
* *
* *
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
9
Groep 7-8 zelf lezen/voorlezen Hockeyhobbels en kunstgrasknieën Barbara Scholten € 4,95 Uitgeverij Ploegsma Falderie doet mee met de selectie voor meisjes D1. Haar vriendinnen zitten al in D2 en willen dat ze bij hen komt. Haar moeder vindt haar schoolresultaten belangrijker dan hockey en de nieuwe coach schreeuwt alleen maar wat ze fout doet. En Falderie? Wat wil zij eigenlijk? 1. Lees de titel Hockeyhobbels en kunstgrasknieën voor. Spreek de dubbele h en de dubbele k nadrukkelijk uit en wijs kinderen eventueel op deze dubbele medeklinkers in de titel. Ga samen aan de slag en bedenk meer van dit soort alliteraties met sporten, zoals voetbalvelden en dolle doelpunten. Laat kinderen individueel bij hun favoriete sport een titel bedenken. 2. Bekijk het omslag en lees de twee achterflapteksten voor. Laat kinderen reageren op de teksten: waar denken zij dat het verhaal over zal gaan? Zou het een leuk verhaal zijn? Lijkt het op iets in je eigen leven? 3. In het boek worden veel ‘sportwoorden’ gebruikt. Maak een woordweb met sportwoorden uit het boek die te maken hebben met hockey, bijvoorbeeld dug-out, teamsport, pushen en bitje. Kinderen die op hockey zitten kunnen de woorden uitleggen. Welke woorden zijn specifiek voor hockey, welke woorden worden ook in andere sporten gebruikt? 4. Laat ieder kind opschrijven waarover zij denken dat dit boek zal gaan en of zij denken dat ze dit boek leuk vinden om te lezen. Verzamel en bewaar de ideeën. 5. U kunt dit boek op diverse manieren in de klas laten lezen: Voorlezen u leest het verhaal zelf voor of u laat de kinderen estafettelezen met de hele klas. Om de beurt lezen de kinderen voor. Als de bladzijde af is, geef je het boek door aan de volgende leerling. Ook als de bladzijde midden in een zin klaar is. Samen lezen: zijn er drie of vier kinderen die het boek willen lezen, laat deze kinderen dan bij elkaar gaan zitten. Zij kunnen om de beurt een bladzijde voorlezen. Zelf lezen: het boek gaat rond. Kinderen die het boek willen lezen, lezen het boek om de beurt. Als meerdere kinderen dit boek willen lezen, schrijf dan de namen op een papiertje, stop de namen in een zakje en trek de namen om de beurt. Dat bepaalt de volgorde van lezen. Laat de kinderen die het lezen per hoofdstuk in een á twee regels opschrijven wat er gebeurt in het boek. De eerste regels van de samenvatting kunnen halverwege de week worden voorgelezen. Wie wordt er nieuwsgierig naar het verhaal? Laat de samenvatting van het hele boek aan het eind van de week voorlezen, zodat de afsluitende activiteiten samen kunnen worden gedaan.
* * *
10
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
6. In dit boek staan geen illustraties. Vraag of de kinderen tijdens het (voor)lezen of na het voorlezen een illustratie bij het boek willen maken. Kinderen mogen zelf weten bij welk stukje van het boek zij iets willen tekenen. De techniek van illustreren kiezen ze zelf (potloodtekening, tekening met viltstift, collage maken met sporttijdschriften, etc.). 7. Iedereen heeft vooraf opgeschreven waar het boek over zou gaan. Haal de voorspellingen erbij en lees ze om de beurt voor. Wat klopt er, wat niet? Wie dacht vooraf dat het boek niet leuk was en vindt het nu wel leuk? En wie andersom? 8. Op het omslag staat een hartje met een hockeystick erdoorheen. Laat iedereen een eigen logo maken voor zijn of haar sport. Laat alle logo’s ophangen. Degenen die dezelfde favoriete sport hebben, mogen ook samenwerken.
Groep 7-8 – zelf lezen/voorlezen Op de Noordpool - Max, Milan en Makoto in actie Marco Kunst & Mark Janssen € 13,95 Uitgeverij Zwijsen Max, Milan en Makoto gaan naar de Nolympische Spelen in Amerika. Het vliegtuig waarmee ze reizen dreigt echter neer te storten. De jongens duiken in paniek uit het vliegtuig en landen met een vlot in de ijskoude poolzee. Ze leven nog, maar wat nu? 1. De drie hoofdpersonen in dit boek zijn op weg naar de Nolympische Spelen. Dat is een fantasie-sportevenement met bijzondere sporten: gamen, freerunnen, sumoworstelen en zelfs scheefzwemmen en modderworstelen. Laat de kinderen in de klas zoveel mogelijk grappige sporten verzinnen. Schrijf de sporten op het bord. Moedig de kinderen aan hun fantasie te gebruiken, ze mogen steeds vreemdere sporten verzinnen.
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg
11
2. Laat drie kinderen naar voren komen om een fantasie-sportwedstrijd uit te beelden. Bijvoorbeeld: wie kan het langste op een been blijven staan. Laat tegelijkertijd een ander kind als sportcommentator verslag doen van deze fantasie-sportwedstrijd. Doe die rol van sportcommentator zelf eerst even voor, zodat duidelijk is wat de bedoeling is (‘De wedstrijd is begonnen. De deelnemers staan geweldig stil op een been. Wat een spannende wedstrijd. Wie zal dit het langst volhouden…’). Laat tot slot een ander kind de winnaar van deze wedstrijd interviewen. Geef zelf eerst wat voorbeeldvragen (‘Hoe vaak traint u voor een wedstrijd? Wat vindt u het leuke van deze sport?’). 3. Laat de kinderen ten slotte de voorkant van het boek ‘Op de Noordpool’ bekijken en vraag ze een vergelijkbare voorkant te tekenen. Maar met dit verschil: elk kind verzint een nieuwe titel en tekent zichzelf op de omslagillustratie, terwijl hij of zij een fantasiesport aan het uitoefenen is.
Leestip! Op de Noordpool is speciaal geschreven voor de serie B.O.J.: Boeken Over Jongens. Lees ook de andere boeken uit deze serie. Marco Kunst en Mark Janssen maakten samen al twee vervolgboeken op dit verhaal: Naar Afrika! en De Nolympische Spelen.
12
© 2013 Uitgeverij Zwijsen BV Tilburg