groen nummer 10 • oktober 2015
Permacultuur
Geïnspireerd door natuurlijke processen worden duurzame systemen ingericht voor de teelt van ons voedsel en het beheer van energie, water, landschap en grondstoffen.
Geen zin meer in dweilen? Eeuwenoude lanen Ontwerpen met soortendiversiteit als met toekomst antwoord op ziekten en plagen.
Oude lanen zijn imposante landschapselementen. Het is de individuele boom ten opzichte van de andere bomen die bepalend is voor het uiteindelijke beeld.
Vakblad voor ruimte in stad en landschap
Boomspecialisme jaargang 71
Boomspecialisme: een verrassend veelzijdig vak Bomen spelen een belangrijke rol in ons leven. Ze dragen niet alleen bij aan een betere luchtkwaliteit, maar ook aan het bufferen van water, het verminderen van hittestress en het bevorderen van biodiversiteit. Een patiënt die vanaf het ziekenhuisbed op bomen uitkijkt, herstelt aantoonbaar sneller. Bomen - en groen in het algemeen - hebben een toegevoegde waarde voor maatschappij én economie. Bomen zijn ons vak, onze passie. De verzorging van bomen vraagt bijzondere kennis en vaardigheden. VHG Vakgroep Boomspecialisten werkt aan erkenning van en waardering voor het boomspecialisme. De aangesloten bedrijven zijn experts in de duurzame instandhouding van bomen, vooral in stedelijk gebied. Positief en constructief werken we samen met diverse partijen zoals KPB-ISA, NVTB, Stadswerk, onderwijsinstellingen en met collega’s op Europees en mondiaal niveau. We initiëren en stimuleren onderzoek en innovatie, werken aan de profilering richting opdrachtgevers en bieden op tal van gebieden ondersteuning aan onze achterban. Een mooi voorbeeld is de
02
vakblad groen
leidraad voor aanbestedingen op basis van de EMVI-criteria die we in samenwerking met CROW hebben ontwikkeld. Dit instrument kan ondernemers helpen zich op kwaliteit te onderscheiden en niet alleen op prijs. De markt is zoekende naar de juiste manier van aanbesteden en daar leveren wij graag een bijdrage aan. Boomspecialisme is een veelzijdig vak met verrassende aspecten. Zoals de bomen niet zonder wortels kunnen, kan hun verzorging niet zonder liefde voor het vak. Ik ben blij dat we dat in dit nummer kunnen laten zien. Ik ben bovendien trots op alles wat we al hebben bereikt en vooral ook wat we nu en in de toekomst kunnen bieden. Dit themanummer van het vakblad Groen biedt een overzicht van alle facetten van het boomspecialisme en geeft inzicht in de vakkennis die als basis daarvoor dient. U leest over een aantal belangrijke ontwikkelingen, zoals de waardebepaling van bomen en assetmanagement. Een ontwikkeling die wij toejuichen, omdat het de aandacht richt op bomenbeheer op de langere termijn. Een boom plant je immers niet voor één of enkele jaren, maar moet tot
volle wasdom kunnen komen. De juiste boom op de juiste plek, daar gaat het om. Dan kan iedereen optimaal genieten van de boom. Die uitdaging, daar weet de boomspecialist wel raad mee. Ik hoop dat u na het lezen van dit magazine een goede indruk heeft gekregen van ons mooie vak en de laatste stand van de techniek in het boomspecialisme. En dat u geïnspireerd bent geraakt voor uw eigen werk. Heeft u vragen of wilt u wel eens verder ‘bomen over bomen’, aarzel dan niet om contact op te nemen met VHG Vakgroep Boomspecialisten. Olivier Copijn voorzitter VHG Vakgroep Boomspecialisten (www.vhg.org)
Vakblad Groen #10 2015 Vakblad Groen is een uitgave van Elba-Rec, de grootste Nederlandse uitgeverij van vakbladen, congressen, seminars en studiereizen op het gebied van ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling. Dit vakblad biedt professionele en actuele artikelen over het groen voor mensen in de stad en in het landschap. De publicaties in Groen met hun vakmatige toelichtingen in combinatie met verklarend beeldmateriaal houden u alert.
Uitgever
Elba-Rec, Edgar van Eekelen
Contactgegevens Elba-Rec Paulus Borstraat 41 3812 TA Amersfoort 033-8700 100
www.vakbladgroen.nl
LinkedIn: bit.ly/VakbladGroen Twitter: @VakbladGroen Redactie:
[email protected] Advertenties:
[email protected] Abonnementen:
[email protected]
Redactieraad
Karin van Essen, Martin Looije en David van Uden
Redactie
Noortje Krikhaar (hoofdredacteur, 06 - 5372 0061), Jeroen Bruinenberg (vakredacteur), Rudi Engel (eindredacteur)
Art direction en vormgeving Robert Ellents
Productie
BDUprint, Barneveld Dit themanummer kwam tot stand in nauwe samenwerking met Branchevereniging VHG voor ondernemers in het groen (www.vhg.org). Annemiek van Loon (www.bomenconsulent.nl) werkte als projectleider aan dit nummer mee.
Inhoudsopgave p. 04 Groeiplaatsen, wat, waar en wanneer? p. 06 Boomtechnisch onderzoek
Er zijn veel redenen om bomen te onderzoeken. Elke situatie en elke aanleiding voor onderzoek vraagt om een specifieke aanpak.
p. 09 Urbanisatie en klimaatverandering vraagt om een optimale bodem p. 13 i-Tree geeft output van bomen in €
Bomen vormen een belangrijke en waardevolle component in de baten van een groene stad.
p. 20 Bomen en diversiteit Over functies en beheer.
p. 24 Permanauten vergroenen de stad
Permacultuur is een integrale benadering van ons leven op aarde. Geïnspireerd door natuurlijke processen worden duurzame systemen ingericht voor de teelt van ons voedsel en het beheer van energie, water, landschap en grondstoffen. Bomen hebben binnen de permacultuur een duidelijke plaats.
p. 29 Boomtaxatie
Een must om bomen mee te laten tellen.
p. 36 Help, ik heb een boom in mijn project
Bomenlijn biedt duidelijkheid in Amersfoortse projecten.
p. 38 Geen zin meer in dweilen? Zoek de kraan!
Ontwerpen met soortendiversiteit als antwoord op ziekten en plagen.
p. 41 Lanen, eeuwenoude structuren met toekomst
En verder
p. 12 Duurzame inzet van biomassa p. 16 Assetmanagement
p. 18 Richtlijn boomveiligheidsregistratie
p. 22 Wie doet wat in de boomverzorging? p. 27 Wetgeving en bomen p. 32 Boomverplantingen
p. 44 Snoeien, meer dan een werkwoord
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
03
tekst annemiek van loon
DE STADSBODEM VRAAGT OM AANPASSINGEN VOOR EEN GEZONDE BOOMGROEI
Groeiplaatsen, wat, waar en wanneer? Waar is de tijd gebleven dat bomen nog vanzelf groeiden? Veel landschapsarchitecten en civiel technici vragen zich dit af wanneer ze een boomspecialist spreken. Aanplant van bomen in de stad lijkt niet meer mogelijk zonder groeiplaatsconstructies, beluchtingssystemen, drainzand en schimmeldominante humuscompost. Vroeger kon worden volstaan met het raadplegen van een tabel achterin een kwekerscatalogus of het Stadsbomenvademecum. Daarin stond precies welke boom onder welke omstandigheden het best wist te gedijen. Juist die omstandigheden zijn razendsnel veranderd. Niet de boomsoort maar de ondergrondse groeiplaats is voortaan de variabele factor. Een goede groeiplaats in de stad is niet vanzelfsprekend
Van een natuurlijke bodem is in de stad nauwelijks nog sprake. Grote stadsuitbreidingen worden gebouwd op een dik pakket opgespoten zand, groene tussenbermen hebben dezelfde puinfundering als de aangrenzende uitvalsweg, straatbomen staan in het zandbed van de trottoirs. Hemelwater en zuurstof kan op veel plaatsen de bodem niet in doordat deze is afgesloten door verharding. In Amsterdam is vanaf 2006 ervaring opgedaan met groeiplaatsen gebaseerd op drukverdelende constructies in combinatie met bomenzand. Deze combinatie is uitvoerig onderzocht en heeft zich bewezen. foto Hans Kaljee
Ondergronds ontwerpen
Wat de ondergrondse groeiplaats aangaat, kunnen stadsbomen globaal over één kam worden geschoren; zij verlangen zuurstof, vocht en mineralen. En dat alles in dusdanige hoeveelheden dat de toekomstige, gewenste kroonomvang waargemaakt kan worden. Globaal komt het er op neer dat een boom een bepaald volume ondergrondse groeiruimte nodig heeft. Deze ruimte voor bomen hoort net zoals een parkeernorm thuis in het programma van eisen van een project. Dit vraagt om ordening van functies in de stadsbodem. Vooral kabels en leidingen vragen een duidelijke scheiding van de groeiplaatsen van bomen. Verhardingen en bomen gaan dankzij de groeiplaatsoplossingen heel goed samen.
Groeiplaatsmengsels Groeiplaatsen en parkeerplaatsen zijn een goede combinatie. Voor de iepen op IJburg zijn de volledige parkeerstroken ingericht als groeiplaats. foto Henry Kuppen
04
vakblad groen
Bomenzand, bomengranulaat en boomsubstraat op basis van lava zijn de zogenaamde groeiplaatsmengsels. Indien ze op de juiste wijze worden aangebracht, wordt verzakking van de verharding voorkomen en blijft er voldoende ruimte voor wortelgroei, zuurstof en waterbuffering. Per mengsel en per leverancier kan de belastbaarheid verschillen.
Een groeiplaatsconstructie met een inhoud van 40 m3 op basis van betonkruizen. De scheidingswand met platte kratten fungeert ook als beluchtingssysteem voor de groeiplaats. foto gemeente Apeldoorn
Een groeiplaats met kunststofkratten. De fundering bestaat uit een gravellaag die tevens een teveel aan vocht afvoert. De kratten worden gevuld met goede zwarte grond. Op de deksel komt een scheidingsdoek en kan het zandbed voor de verharding worden aangebracht. foto gemeente Apeldoorn
Wel kan algemeen gesteld worden dat bomenzand goed toepasbaar is onder trottoirs en dat boomsubstraten ook geschikt zijn voor toepassing onder parkeerplaatsen, pleinen en zelfs wegen. Daarnaast is er ook bomengrond op de markt. Dit wordt vaak verward met bomenzand. Bomengrond kan echter uitsluitend in open grond situaties of in groeiplaatsconstructies worden toegepast. Aanbrengen van verharding op bomengrond leidt tot verzakkingen door de geringe draagkracht en hoge organische stof gehalte.
Oude bomen in drukke steden
Groeiplaatsconstructies
Naast de mengsels zijn er groeiplaatsconstructies van kunststof, staal of beton die een verharding met een bepaalde verkeersdruk kunnen dragen. Deze constructies dragen de belasting van de verharding en het verkeer volledig en kan daarom gevuld worden met bomengrond of teelaarde die optimaal geschikt is voor boomgroei. De groeiplaatsconstructies overkluizen de ondergrondse groeiruimte waardoor deze wordt gevrijwaard van verdichting. Boomwortels worden duurzaam beschermd tegen graafwerkzaamheden. Tussen de bovenkant van de constructie en de bomengrond is altijd een luchtlaag aanwezig en wortelopdruk van verharding is hiermee uitgesloten. Ook is hierdoor de uitwisseling van zuurstof en bodemgassen optimaal. Bovendien kan na verloop van jaren extra voeding in de vorm van compost worden aangebracht.
Combinaties
Iedere situatie is anders en vraagt om maatwerk. In het westen van het land is bijvoorbeeld vaak sprake van minder draagkrachtige bodems en een hoge grondwaterstand. De zware groeiplaatsconstructies zijn hiervoor niet geschikt en het bomenzand biedt te weinig draagkracht voor een toepassing onder parkeerstroken. Bovendien mogen groeiplaatsmengsels niet aangebracht worden onder de gemiddeld hoogste grondwaterstand. De ruimte is dus beperkt. Inmiddels wordt in Amsterdam en Den Haag veelvuldig een combinatie van bomenzand met daarbovenop een drukverdelende laag van boomkratten toegepast. Het bomenzand vangt nog steeds de druk van het bovengrondse gebruik op maar deze wordt verdeeld over een groot oppervlak door de krattenlaag. Ook wordt de functie van groeiplaatsen steeds vaker gecombineerd met hemelwaterinfiltratie.
Veel oude bomen hebben de stad tot aan hun stamvoet zien oprukken. Decennia geleden nog in een grasberm aangeplant staat de boom nu vaak in de verharding of in een beperkt plantvak. Bestaande groeiplaatsen kunnen met veel van de bovengenoemde methoden worden verbeterd of uitgebreid. De verdichte en gebrekkige bodem rondom de boom kan verwijderd worden met behulp van een zuigtechniek. Vervolgens kan een groeiplaatsmengsel worden aangebracht. Veel groeiplaatsconstructies zijn ook geschikt voor groeiplaatsverbetering. Indien de aanwezige bodem slechts verdicht is, kan soms worden volstaan met het weer losmaken van de bodem. Dit gebeurt met een pneumatische techniek waarbij onder hoge druk lucht in de bodem wordt geperst. Vaak wordt deze ingreep gecombineerd met het toedienen van organisch materiaal om de bodem te voeden. Dit zogenaamde ploffen heeft uitsluitend zin wanneer de oorzaak van verdichting duurzaam is weggenomen. Voor veel mensen vormen stadsbomen een directe link met de natuur. De bovengenoemde technische ingrepen roepen daarom instinctief vaak ook weerstand op. Wanneer we echter willen dat bomen onze steden leefbaar houden dan moeten we echter aan hun basisvoorwaarden voor groei voldoen. De techniek en de kennis hiervoor is ruimschoots voor handen.
Midden in het winkelcentrum in Apeldoorn is ruimte gecreëerd voor een Honingboom. Tussen de kabels en leidingen door is een groeiplaatsconstructie van ruim 40 m3 gerealiseerd. De ronde uitsparing in het beton op de voorgrond is de plaats waar de boom wordt geplant. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
05
tekst samengesteld op basis van informatie van bart stoffer en henk van scherpenzeel
Boomtechnisch onderzoek Er zijn veel redenen om bomen te onderzoeken. Kan een boom binnen een project gehandhaafd worden? Is de boom verplantbaar? Brengt behoud van de boom veiligheidsrisico’s met zich mee? Waarom veroorzaakt de boom wortelopdruk? Hoe lang kan de boom nog leven? Elke situatie en elke aanleiding voor onderzoek vraagt om een specifieke aanpak. Boomonderzoek kan worden onderverdeeld in visueel onderzoek en technische vormen waarbij de apparatuur of gereedschappen worden ingezet. Met iedere methode kunnen andere gegevens worden verkregen. De belangrijkste methoden worden hier op een rijtje gezet. De broekzakken
Iedere boomonderzoeker begint bij wijze van spreken met de handen in de zakken en benut zijn of haar beste uitrusting: de ogen! De boom en zijn groeiplaats worden bekeken. Gelet wordt op kenmerken die een relatie hebben met de kwaliteit, toekomstverwachting, veiligheid en relevante omgevingsfactoren. De boom wordt van boven naar beneden bekeken.Er wordt gelet op de groei, aan de hand van de jaarlijkse scheutlengte-toename en blad- of knopbezetting. Zijn er verder in de kroon nog opvallende zaken zoals scheuren, (spechten)gaten, holten, rottingen, aantastingen in de doorgaande spil of hoofdtakken en overige takken? Vervolgens worden de stam en vooral de stamvoet geïnspecteerd. Er zijn verschillende systematieken voor deze zogenaamde eerstelijns beoordeling. De meest bekende is VTA (Visual Tree Assessments).
06
vakblad groen
Relatie boven- en ondergronds
Met afstand de meeste problemen met de kwaliteit van bomen komen voort uit een gebrekkige ondergrondse groeiplaats. Onvoldoende verticale en horizontale ruimte voor de ontwikkeling van de wortels gaan ten koste van de conditie en kwaliteit van de boom. Dit vergroot de kans op gebreken. Een geoefende onderzoeker kan aan de bovengrondse delen de ondergrondse gebreken aflezen. Uiteraard wordt ook de omgeving van de boom meegenomen. Zo kunnen bijvoorbeeld de hoeveelheid verharding, gebruik van de ruimte rond de boom, evenals verkeersdruk of stagnerend water indicatoren zijn voor gebrekkige groeiomstandigheden.
Prikstok
Haal je vervolgens de handen uit de zakken en gebruik je een hamer en of een prikstok? Dan zet je een stevige stap voorwaarts
in de hiërarchie van de onderzoeksmethoden. Hiermee kan een ervaren inspecteur onzichtbare holten en (ondergrondse) rottingen opsporen. Deze methode, die arbeidsintensiever en niet meer uitsluitend visueel is, noemen we meestal VTA-plus.
Nader technisch onderzoek
Indien er bij VTA of VTA-plus indicaties zijn voor een groter mankement kan doorgeschakeld worden naar het tweedelijns boomonderzoek, het nader onderzoek (NO). Afhankelijk van het mankement wordt dan gekozen voor een specifieke aanpak die kan bestaan uit de inzet van apparatuur al of niet in combinatie met andere methoden. Daarvoor zijn in de loop van tijd meerdere methoden bedacht en gehanteerd. We noemen hier enkele technieken die in de huidige tijd met name in Nederland worden ingezet. De lijst is dus zeker niet compleet.
Bij een geluidstomografisch onderzoek wordt een aantal sensoren geplaatst rondom de te onderzoeken locatie. Deze sensoren zenden én ontvangen geluid. Aan de hand van de geluidssnelheid wordt de kwaliteit van het hout bepaald. foto Bart Stoffer
Sensor 1 zendt naar sensor 2 tot en met 12. Sensor 2 naar: 3 tot en met 1. Sensor 3 naar: 4 tot en met 2. en zo verder. Aan de hand van al deze geluidssnelheden worden banen, in kleurenpatronen, gevormd. Hierdoor wordt de kwaliteit van het inwendige van de boom benaderd. Bruin: goede houtkwaliteit. Rood: slechte houtkwaliteit. Roze: verrotte massa of holte. Blauw: holte. afbeelding Bart Stoffer
De steekschop
Het eenvoudigste maar zeer waardevol instrument is de steekschop of spade. Geeft de aanblik van de boom aanleiding om te twijfelen aan de ondergrondse stamvoet, dan is graven de eerste stap. Het onderzoek is gericht op het ontdekken van wortelsterfte, een ondergronds inrottende stamvoet of verdichting van de bodem. Een onderzoeker zal ook altijd het reukvermogen benutten om zuurstofgebrek en de kwaliteit van de bodem te beoordelen.
Geluidstomografie
Is er bij de VTA-plus met een hamer geklopt en wordt er een holte vermoed in de stam? Dan is de vraag hoeveel gezond en stevig hout (de restwand) hier tegenover staat om de breukvastheid te kunnen garanderen.
Om dat te bepalen kan een apparaat worden ingezet dat ‘in de boom kan kijken’. Net als bij ieder onderzoek spelen soortspecifieke eigenschappen hier een belangrijke rol, niet ieder hout is even sterk en iedere soort groeit weer op een andere wijze. De meest gebruikte methode is de geluidstomograaf. Ter plaatse van de meest verdachte locatie in de boomstam worden geluidssignalen door de boom gestuurd. Door nauwkeurig te meten hoelang de signalen daar over doen, kan een relatie worden gelegd met de kwaliteit van het hout in de stam.
Resistograaf
Een andere methode om de kwaliteit van het stamhout te meten is de resistograaf. Een dunne naald wordt in de boom geboord waarbij de weerstand
die de naald ondervindt, wordt gemeten. Ook is hiermee de dikte van de zogenaamde restwand van een boom goed te bepalen. Immers, waar geen hout meer is, wordt geen weerstand meer gemeten. Veel boomonderzoekers staan echter sceptisch tegenover deze methode, omdat het spinthout doorboort wordt en een open verbinding ontstaat met het kernhout. Deze onderzoeksmethode veroorzaakt enige schade aan de boom. Daarom wordt de resistograaf met grote terughoudendheid toegepast en uitsluitend tot eenderde van de straal van de stam in het hout geboord. De Resistograaf wordt daarom uitsluitend ingezet wanneer er onvoldoende zekerheid wordt verkregen met andere onderzoeksmethoden.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
07
Met een zuurstofmeter kan de het zuurstofgehalte op verschillende diepten in de bodem worden geregistreerd. Het bodemzuurstofgehalte moet minimaal 16% zijn voor een gezond bodemleven en daarmee een gezonde wortelgroei. foto Bart Stoffer
ling wordt dan de (axiale) rek van het stamhout gemeten. Dit wordt gedaan door een aantal elastomeren die aan de stam worden bevestigd. Ook hier wordt er aan de boom getrokken, wat een zeer licht buiging veroorzaakt. De mate waarin het hout rekt wordt door de elastomeren geregistreerd en doorgerekend tot een maximale belastbaarheid van de stam. Uiteraard weer in relatie tot de omvang van de kroon en de windexpositie.
Trekproef
Wanneer wordt getwijfeld aan de stabiliteit van een boom kan een zogenaamde trekproef worden ingezet. Het gaat dan om een test van het verankerend vermogen van de beworteling. Deze methode komt in aanmerking wanneer de voorgaande methoden geen antwoord geven op de kwaliteitsvraag. Bij een bovengronds zichtbare of bereikbare rotting wordt zeker geen trekproef uitgevoerd. Wel in het geval dat er wortelsterfte wordt vermoedt of na bijvoorbeeld toegebrachte wortelschade door graafwerkzaamheden of vermeende toename van scheefstand van de boom. Bij de trekproef wordt eerst het windvangende oppervlak van de boom (stam en kroon samen) berekend. Aan de stamvoet
08
vakblad groen
wordt zo laag mogelijk meetapparatuur aangebracht. Vervolgens wordt er met een lierkabel aan de boom getrokken. Deze trekkracht bedraagt maximaal 40% van de berekende krachten die het windvangende oppervlak van de kroon op de stam uit zou oefenen. Zeer nauwkeurig wordt de kanteling van de wortelkluit gemeten en geregistreerd. Mocht de kluit onvoldoende stabiel blijken dan kan, afhankelijk van de situatie, een boom behouden blijven door dat windvangende oppervlak te verkleinen en de kroon te snoeien.
Elastometrie
Een deel van dezelfde techniek is ook te gebruiken om de breukvastheid van de (bovengrondse) stam te beoordelen. In aanvul-
Onderzoeksresultaten
Data verkregen uit metingen zijn vaak een bevestiging van de inschatting die een ervaren onderzoeker al heeft gemaakt met zijn handen in zijn/haar broekzakken. Toch zijn deze data ook voor de onderzoekers van belang om zaken uit te sluiten of om onderzoeksreeksen te kunnen maken en een meerjarige tendens in beeld te brengen. Vaak ook worden dergelijke meetrapportages door een opdrachtgever gevraagd als ondersteuning van een advies. Belangrijk is dat bij projecten onderscheid gemaakt kan worden in kwaliteit en toekomstverwachting van betrokken bomen. Extra inspanningen voor behoud van bomen kunnen zo beter worden afgewogen. Onderzoeksresultaten maken deze afweging meer inzichtelijk.
tekst hans kaljee hoofdstedelijk bomenconsulen, gemeente amsterdam ruimte en duurzaamheid, team leefomgeving
Urbanisatie en klimaatverandering vraagt om een optimale bodem Bomen hebben het in een stedelijk milieu vaak niet gemakkelijk. Voldoende ondergrondse groeiruimte en een goed grondmengsel ondersteunen de groei. De gemeente Amsterdam start binnenkort een proef die vijf jaar duurt, waarbij verschillende groeimengsels met elkaar worden vergeleken. Andere gemeenten worden uitgenodigd mee te werken. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met andere gemeenten en onderzoeksinstituten. Populariteit van steden
Volgens een rapport van de Verenigde Naties woont in 2050 naar verwachting 70 procent van de wereldbevolking in de steden. Tot die tijd groeit de wereldbevolking met maar liefst 2,5 miljard mensen. In ons land zien we met name dat de bevolking van steden met een historische binnenstad groeit. In Amsterdam bijvoorbeeld komen er per maand 1.000 inwoners bij. De aantrekkingskracht van steden heeft grote gevolgen voor de wijze waarop de steden moeten worden ingericht. Compact bouwen en innovatieve oplossingen zijn nodig om de bevolkingsgroei bij te houden. Tegelijk met deze urbanisatie zien we een veranderend klimaat. De gemiddelde temperatuur zal volgens het KNMI in Nederland in 2050 lijken op die van Bordeaux. Ook extreem weer neemt toe, denk aan hittegolven, zware buien en onweer. Steden moeten inspelen op dit veranderende klimaat en maatregelen treffen om extreme regenbuien en toenemende hitte het hoofd te bieden. Het planten van bomen en ander groen is een simpele en doeltreffende manier om op korte
Op daken worden steeds vaker groeiplaatsen ingericht met infiltratiekratten om het water in een gebied langer vast te houden en langzaam weer af te geven aan bomen
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
09
Bomen geven schaduw waardoor het onder een boom op een hete dag zo’n 10 tot 15o C koeler is
termijn hieraan iets te doen. Eén boom heeft op een zonnige dag een koelvermogen van ongeveer tien airco’s. Bomen geven bovendien schaduw waardoor het onder een boom op een hete dag zo’n 10 tot 15o C koeler is. Bomen vervullen daarmee zo een belangrijke functie in het dempen van zomerhitte. Daarnaast kan de groeiplek van een boom, mits goed ingericht, een functie vervullen voor tijdelijke berging van regenwater.
Een boom vraagt ondergronds ruimte
Stedenbouwers en ontwerpers zouden vaker dan nu het geval is, bomen en ander groen moeten toevoegen aan de openbare ruimte om zo in te spelen op het klimaatvraagstuk. Dit is niet eenvoudig in een stad die steeds verder dichtslibt. . Om de functie van het groen optimaal te kunnen vervullen, moeten
10
vakblad groen
bomen ondergronds over voldoende groeiruimte beschikken. In de praktijk heeft een boom hiervoor al gauw tussen de 25 m3 en 50 m3 doorwortelbare ruimte nodig. De ondergrondse ruimte wordt door aanleg van meer infrastructuur onder de grond verder beperkt. Ook neemt de verkeersdruk verder toe. Dit dwingt ontwerpers ertoe om uit te wijken en te zoeken naar minder aantrekkelijke groeiplaatsen voor bomen, zoals bijvoorbeeld onder (zwaar)belaste wegen. In Amsterdam is vanaf 2006 ervaring opgedaan met het inrichten van groeiplaatsen gebaseerd op druk verdelende constructies in combinatie met bomenzand. De drukverdelende constructie is een geschakeld krattensysteem van 8 tot 15 cm hoogte die geplaatst wordt op een groeimedium voor bomen, zoals bomenzand, om te voorkomen dat door verkeersdruk het groeimedium wordt
verdicht. De jarenlange positieve ervaringen met bomenzand met deze druk verdelende constructies blijkt in de praktijk voor de meeste situaties een uitstekende oplossing te zijn om bomen te laten groeien in een sterk verdichte omgeving. Het inrichten van groeiplaatsen met zogenoemde infiltratiekratten om het water in een gebied langer vast te houden en langzaam af te geven aan bomen en ander groen, is al enkele keren in Amsterdam toegepast. Deze werkwijze speelt al in op een veranderend weerbeeld en om steden zo klimaatbestendig in te richten. Naast het gebruik van deze drukverdelende constructies en bomenzand worden ook steenachtige groeimengsels (boomsubstraten) gebruikt. Deze mengsels zijn in staat zeer zware belastingen op te vangen. In Amsterdam worden deze mengsels slechts sporadisch toegepast. Voor een grootschalige toepassing van deze mengsels is meer gefundeerd onderzoek nodig.
worden gemeenten uitgenodigd om mee te doen aan een onderzoek naar locaties waar al meer dan vijf jaar steenachtige groeimengsels zijn toegepast. In samenspraak met de deelnemende gemeenten worden profielkuilen gegraven, zodat inzicht kan worden verkregen in de werking van de verschillende groeimengsels in relatie tot de groei van de bomen. Over vijf jaar moeten de resultaten bekend zijn en weten we meer over hoe groeiplaatsen kunnen worden ingericht in een urbane omgeving met een veranderend klimaat.
Vijfjarig onderzoek
Dit najaar start de gemeente Amsterdam in samenwerking met andere gemeenten een wetenschappelijke proef die verschillende steenachtige (bomengranulaat en lava) groeimengsels met elkaar vergelijkt. In het Havengebied van Amsterdam zullen ruim honderd iepen worden geplant in minimaal zes verschillende mengsels. Naast deze proef
Gemeenten worden uitgenodigd om mee te doen aan een landelijk onderzoek naar de werking van steenachtige groeimengsels voor bomen.
Globale opzet onderzoek bomengranulaten Onderzoek naar bomengranulaten valt in twee delen uiteen. Het eerste deel omvat een wetenschappelijk onderzoek naar de ontwikkeling van de bomen in de verschillende groeimengsels en het ‘gedrag’ van de mengsels. Het tweede deel van de proef bestaat uit een praktijkonderzoek bij gemeenten in Nederland. Het doel is om te kijken hoe bomen zich na enkele jaren ontwikkelen. De wetenschappelijke proef wordt opgezet in het Havengebied van Amsterdam. Er worden ruim honderd hoog resistente iepen (Ulmus ‘Rebona’) geplant in verschillende groeimengsels. De bomen worden geplant in zes of zeven verschillende mengsels, bestaande uit boomsubstraten, in vijftien herhalingen. De iepen worden geplant in plantvakken van 1,5 bij 2 meter. De plantvakken worden begrensd met een wortelwerend materiaal, zodat de wortels alleen binnen het plantvak kunnen groeien. Van alle bomen wordt de stamomtrek en scheutlengte gemeten. Er worden
bladmonsters genomen en chemische bladanalyses uitgevoerd. Daarnaast wordt de zakking van het groeimengsel gemeten. In het laatste jaar worden de bomen gelicht en wordt de wortelontwikkeling beoordeeld. Het tweede deel omvat een onderzoek naar bestaande locaties met steenachtige groeimengsels. Locaties die meer dan vijf jaar geleden zijn ingericht, kunnen onderdeel zijn van dit onderzoek. In samenspraak met de gemeenten worden locaties geselecteerd die in aanmerking komen. De ontwikkeling van de bomen wordt in kaart gebracht en de wortelontwikkeling wordt beoordeeld aan de hand van profielkuilen. Op basis van interviews met deskundigen van de deelnemende gemeenten wordt een overzicht opgesteld van de praktijkervaringen met de verschillende mengsels. Gemeenten die mee willen doen met deze praktijkproef, kunnen een mail sturen aan:
[email protected].
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
11
Duurzame inzet van biomassa
tekst rob gulmans, vestigingsleider quercus boomverzorging
Het structureel en duurzaam toepassen van biomassa is een langzaam groeiende industrie in Nederland. In de boomverzorging zijn vrijkomende houtsnippers ideaal voor het toepassen als biomassa. Het streven is een constante stroom van materiaal te genereren. De drie belangrijkste belemmeringen voor een constante stroom vanuit de boomverzorging zijn: 1. het regelmatig opnieuw aanbesteden van onderhoudscontracten blokkeert de continuïteit; 2. de restmaterialen zijn al in de budgetten meegenomen als opbrengsten voor de aannemers; 3. de fluctuatie in de hoeveelheid restmateriaal is te groot om structureel afspraken te maken met bedrijven die het duurzaam willen toepassen. Het zorgen voor continuïteit in de aanvoer blijkt in de praktijk het meest moeilijke onderdeel. De eerste twee belemmeringen zijn relatief eenvoudig op te lossen door middel van het aanpassen van de duur van de contracten of door het verplicht leveren van de restmaterialen aan de opdrachtgever. Een andere mogelijkheid om een constante aanvoer van snippers te genereren, is het planten van wilgentenen op zogenaamde wilgenplantages. In Duitsland, Zweden en Denemarken zijn wilgenakkers (Salix Energi) voor biobrandstof algemeen goed. Honderden hectare grond staan vol met wilgentenen die om de paar jaar geoogst en versnipperd worden en daarna speciale ’houtsnipperkachels’ ingaan, waarmee woningen, kantoren, werkplaatsen, zwembaden en sporthallen worden verwarmd. In ons land zijn we nog niet zo ver: verbouwing van wilgentenen vindt alleen op kleine schaal plaats. De gemeente Groningen heeft hierin samen met Quercus Boomverzorging BV uit Eelde en Krinkels BV uit Zuidwolde de eerste stap gezet. Begin maart 2014 werden op 15 hectare braakliggend terrein 195.000 wilgen geplant. Dit voorjaar kwamen daar nog eens drie hectare bij.
12
vakblad groen
De gemeente Groningen heeft veel braakliggend toekomstig bedrijventerrein in bezit. De economische crisis haalde een streep door eerdere prognoses van het uitgiftetempo van terreinen. In afwachting van betere tijden wil de gemeente in beperkte omvang onderdelen hiervan gaan gebruiken voor energieprojecten die de CO2-uitstoot reduceren. Zo is al geïnvesteerd in een snipperkachel op Sportcentrum Kardinge, een tweede kachel komt er aan. Door de aanleg van de plantage kan een constante levering van brandstof, aanvullend op de restmaterialen vanuit het snoeibestek, worden gegarandeerd. De wilgenstokjes, bij aanplant 20 cm, zijn gekocht bij het Zweedse bedrijf SalixEnergi, dat is gespecialiseerd in het telen van cultivars als biobrandstof. Salix is daar buitengewoon geschikt voor. Wilgenhout heeft een hoge verbrandingswaarde. In combinatie met de enorme groeikracht van Salix levert dit een hoog rendement op. Voor de Groningse wilgenplantage werden drie cultivars aangeschaft: Salix ’Tora’, Salix ’Klara’ en Salix ’Tordis’. Omdat het om een pilotproject gaat op grond die bestaat uit een mix van klei, veen en opgebracht zand, worden deze drie soorten toegepast. Zo wordt onderzocht welke soort op deze grond het beste gedijt. Na drie jaar worden de eerste vijf hectare wilgen geoogst. De volgende vijf hectare zijn een jaar later aan de beurt en in het jaar daarop volgen de laatste vijf hectare. Bij elke oogst wordt bekeken hoe dik en lang de uitlopers zijn en wat het opbrengst is. Zo weten we op termijn wat op deze locatie de beste omlooptijd is voor het hoogste rendement. De geoogste wilgen lopen in de jaren erna weer uit, waardoor de cyclus zich herhaalt. De verwachting is dat dit zo’n zeven tot acht keer kan gebeuren. Hoofddoel van het pilotproject is om een regionale vraag te creëren voor de afzet van restmaterialen. Op dit moment worden de restmaterialen (houtsnippers) vanuit het snoeionderhout veelal getransporteerd naar Duitsland en Scandinavië, wat de nodige CO2-uitstoot met zich meebrengt. Een regionale vraag is goed voor de branche (kostenbesparend) en goed voor het milieu. Met de investering in deze plantage en bijbehorende houtkachels komt de gemeente Groningen een stap dichterbij het doel om in 2035 klimaatneutraal te zijn.
tekst annemiek van loon
i-Tree geeft output van bomen in €
De baten van een groene stad zijn alom bekend. Bomen vormen hierin een belangrijke en waardevolle component. Omdat deze
baten vaak niet in klinkende munt zijn uit te drukken staan bomen nog steeds als kostenpost op de gemeentebalans. De gemeente Almere heeft nu concrete stappen gezet om bomen beter op de kaart te krijgen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het i-Tree model.
Groen zit Almere in de genen. In de jaren ’70 lieten de peetvaders van Almere zich inspireren door de Garden City van Ebenezer Howard, een utopische stad waar het menselijk leven in harmonie met de omringende natuur zou zijn. Deze keuze heeft Almere gevormd: van het begin af aan heeft het groen en het ontwikkelen van duurzame systemen centraal gestaan. Bij het ontwerp van de stad is er expliciet voor gekozen het groen te verheffen tot drager van de ruimtelijke structuur. Het maakt Almere tot een bijzondere stad. Een stad die bestaat uit meerdere kernen, verspreid over een royaal groenblauw raamwerk. Groen lijkt hier vanzelfsprekend. Toch heeft Almere dezelfde stadsbomenproblematiek als andere gemeenten. Veel oude woonwijken zijn ook hier aangelegd op een dikke laag wit bouwzand. De bomen zijn destijds niet voorzien van een gedegen groeiplaats en brengen nu hoge beheerkosten met zich mee, als gevolg van onder andere wortelopdruk. Daarnaast ligt Almere in een gebied met extreme bodemdaling. Ook dit is niet bevorderlijk voor het bomenbestand. Grote aantallen komen in aanmerking voor vervanging. Telkens is het weer schipperen met het budget om het bomenbestand in kwalitatieve zin op peil te houden. De groene stad vraagt daarom een meer bedrijfsmatige benadering waarbij investeringen, afschrijvingen en opbrengsten in beeld moeten worden gebracht. De beleidsadviseur van de gemeente Almere, Wouter Baack, is aan de slag gegaan om een bedrijfsmatige benadering op te zetten en zo meer inzicht te kunnen bieden aan het management. De te hanteren taal moet dan wel voor iedereen te begrijpen zijn. Op de Boominfodag raakte hij geïnspireerd door het verhaal van Mathew Wells, de boombeheerder
van New York. Wells heeft hard gemaakt dat iedere $ die in bomen wordt geïnvesteerd $5 oplevert. Deze vuistregel was duidelijke en eenvoudig en werd door de voormalige burgemeester Bloomberg tot politiek mantra verheven. Wells kreeg de middelen die hij nodig had om te investeren en in het kielzog daarvan werd het one million trees programma uitgerold.
i-Tree
€
€
€ €
€ €
i-Tree is een model om de ecosysteemdiensten van bomen in geld uit te drukken. De methode is gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde berekeningen. In Amerika is al een aantal modules voor onder andere ontwerp, ecologie en stadsklimaat ontwikkeld. Almere zou dus zo op een rijdende trein kunnen springen, ware het niet dat de Amerikaanse situatie niet ongewijzigd is te projecteren op ons land. In de Amerikaanse steden is de verbetering die een boom brengt aan onder andere het klimaat, de leefbaarheid en de waterkringloop al snel erg groot, aangezien de steden op een heel andere manier ontworpen zijn; hoe beroerder de uitgangssituatie hoe groter natuurlijk het effect. Daarnaast zijn de waarderingen voor bijvoorbeeld een ton gebonden CO2 anders.
€ €
€
i-Tree is een model, een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Met het aanpassen en vervolmaken van een model kun je oneinjaargang 71 • september 2015 • nummer 10
13
dig doorgaan. Een concreet project maakt de toepassingsmogelijkheden veel sneller duidelijk en geeft zicht op de ontbrekende elementen. Samen met BTL Bomendienst zette Baack daarom een pilot op om te onderzoeken hoe toepasbaar i-Tree is voor de Nederlandse situatie.
Output i-Tree
€ €
€ €
€
€ € €
14
Binnen de pilot in Almere worden voorlopig de ecosysteemdiensten op het gebied van afvang van fijnstof en de interceptie van hemelwater meegenomen. In de Amerikaanse toepassing wordt overigens een breder palet aan ecosysteemdiensten meegenomen. Zo kan aan elke boom in het pilotgebied een prijskaartje worden gehangen. Dit prijskaartje laat niet de kostprijs zien maar de maatschappelijke baten van de boom. Ook wordt indirect duidelijk wat de relatie is tussen een duurzame en gezonde boom en een boom met weinig toekomst. Een kwakkelende boom met een kleine kroon draagt weinig bij aan de ecosysteemdiensten. Zo levert i-Tree niet alleen (politieke) argumenten voor investeringen in het bomenbestand, het is ook een managementtool. De boombeheerder kan met behulp van i-Tree beter gefundeerde keuzes maken. Er kan bijvoorbeeld inzichtelijk worden gemaakt of het de moeite waard is om een bepaalde boom binnen een bouwproject te verplanten of om die überhaupt te handhaven. Ook investeringen in groeiplaatsverbetering kunnen op deze manier gefundeerd worden afgewogen. Hierin verschilt i-Tree duidelijk van TEEB-stad. TEEB (The Economics of Ecology and Biodiversity) laat zien wat de algemene toegevoegd waarde van bomen is. i-Tree gaat verder en maakt onderscheid in boomsoort, omvang, groeiplaats enzovoorts, waardoor het een zeer bruikbaar instrument is voor de beheerder.
vakblad groen
Ook bij nood geeft de methode raad. Bij calamiteiten aan kabels en leidingen kan met behulp van i-Tree, als plus op de vervangingsinvestering (methode NVTB), snel de afweging worden gemaakt wat de ‘voordeligste’ oplossing is. Veel bomen zijn op tracés van kabels en leidingen geplant. Het duurdere ‘gestuurd boren’ spaart boomwortels, maar is elke boom dit waard? Met deze output moet en kan dus meer dan uitsluitend het aanvragen van een ruimer bomenbudget. Het vraagt ook een grotere verantwoordelijkheid bij het nemen van beslissingen in het boombeheer, maar ook binnen ontwerpen en projecten. Wil je dat een boom zich terugbetaalt, dan zal de aanplant en de positionering aan een aantal eisen moeten voldoen.
Input bomen
Net zoals bij alle systemen en modellen staat of valt de betrouwbaarheid met de gegevens die erin worden gestopt. Aan deze input worden specifieke eisen gesteld. Het is mogelijk om prognoses te draaien waarin de kwaliteit en de output van het bomenbestand voor de nabije toekomst in beeld kan worden gebracht. Canopy of bedekkingsgraad van de boomkronen is daarin een belangrijk aspect. Duidelijk is dat de hoeveelheid aangeplante bomen weinig zegt over de het positieve effect van het bomenbestand. Canopy geeft een veel beter beeld. Data zoals leeftijd, soort, kwaliteit groeiplaats en functie van de boom, zijn eveneens vereist. Deze informatie is al in veel boombeheersystemen voorhanden en een koppeling met i-Tree is mogelijk. Waar veel gemeenten hun beheersysteem hoofdzakelijk bijhouden ten behoeve van de veiligheidscontroles kan het met de denkwijze achter i-Tree uiteindelijk ook in belangrijke mate voeding geven aan duurzaam boombeleid. Niet uitsluitend ten behoeve van de bomen, maar uiteindelijk om bomen werkelijk functioneel in te zetten in de steeds compactere steden.
Wat kan i-Tree voor de gemeente Almere betekenen en welke ambities horen daarbij? 1. i-Tree = instrument om de toegevoegde waarde van bomen te berekenen
De waarde van bomen in hun volle omvang bestaat uit èn de vervangingswaarde èn de toegevoegde waarde. Beiden zijn te bepalen. - De vervangingswaarde is simpel te bepalen met de methode van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). - De toegevoegde waarde is het interessantst, omdat die de unieke eigenschappen van de boom bevatten. Met i-Tree kan de toegevoegde waarde bepaald worden: op boomniveau of globaal voor de stad.
2. i-Tree = basis voor het boombeheer/boombeleid
Het i-Tree programma is een krachtig hulp- en sturingsmiddel voor de boombeheerder om bestuurders en beleidsmakers adequaat te kunnen informeren, zodat die de juiste keuzes kunnen maken. Daarnaast biedt het systeem informatie over vervangingsinvesteringen en is het een solide basis voor risicomanagement. Tot slot kan de tool erg waardevol zijn om aan de kernopgave uit de beheervisie te voldoen.
Uit de visie beheer openbare ruimte (kernopgave) Beheer richt zich op het duurzaam in stand houden en verbeteren van de functionaliteit van de openbare ruimte en het verbeteren van de maatschappelijke waardering. Daarbij zetten we in op het behouden of versterken van de eigen identiteit en diversiteit van de openbare ruimte. Dit willen we samen doen met de burgers, bedrijven en overige instellingen en organisaties in de stad.
€
€ €
€ €
3. i-Tree = bindmiddel tussen maatschappelijke partners
Om de i-Tree database van de benodigde data te voorzien moeten we een beroep doen op onze zakelijke – en op een breed spectrum aan maatschappelijke – partners. Bewoners, belangengroepen en onderwijsinstellingen uit Almere kunnen een belangrijke rol gaan vervullen bij het verzamelen van data. Een interessant neveneffect is meer binding en waardering voor het openbaar groen in het algemeen en bomen in het bijzonder.
€ €
€
4. i-Tree kan een prominente rol in de opmaat naar de Floriade vervullen
In 2022 zal de Floriade in Almere neerstrijken. ‘Growing Green Cities’ is als thema gekozen. Dit thema beperkt zich niet tot het Floriadeterrein, maar bestrijkt ook de rest van de stad. i-Tree is uitermate geschikt om het gekozen thema te ondersteunen door inzichtelijk te maken hoe het bomenbestand groeit.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
15
tekst tony pipping assetmanager groen en spelen gemeente rotterdam
Assetmanagement Hoe kunnen we onze schaarse euro’s zo efficiënt mogelijk besteden met het beste resultaat voor de stad? Deze vraag was voor de gemeente Rotterdam reden om over te stappen op assetmanagement, ofwel risicogestuurd beheer. Onder assets verstaan we hier het gehele spectrum aan buitenruimtevoorzieningen: groen, wegen, bruggen en openbare verlichting enzovoorts.
Risico’s
Het risicodenken is een groenbeheerder natuurlijk niet vreemd. In het groenbeheer kennen we tal van risico’s die we met onderhouds- en beheermaatregelen zoveel mogelijk proberen te ondervangen. Denk hierbij aan het beschadigen van bomen of schade door bomen of beschadigingen aan siergroen. Maar staan we er voldoende bij stil wanneer en hoe vaak bepaalde risico’s voorkomen en wat de effecten of gevolgen dan zijn? En zijn de huidige maatregelen die we uitvoeren wel zo efficiënt en effectief?
16
vakblad groen
Slim beheer
De methodiek assetmanagement is een nieuwe werkwijze in Rotterdam. Door de risico’s explicieter te maken kunnen de Rotterdamse voorzieningen in de buitenruimte op een slimme(re) manier worden beheerd en onderhouden. Door de oorzaken en gevolgen van risico’s te analyseren wordt duidelijk waar de zwakke schakels zitten tijdens het beheerproces. We kijken dan wat de impact van een risico is op de belangen, oftewel: de bedrijfswaarden van de stad.
Bedrijfswaarden
Als je wilt sturen op risico’s, moet eerst duidelijk zijn welke waarden je als stad nastreeft. In het stedelijk beheer van Rotterdam zijn de bedrijfswaarden: veiligheid, beschikbaarheid, kwaliteit leefomgeving, milieu en gezondheid, wet- en regelgeving, economie en imago. Deze bedrijfswaarden zijn voor alle assets in de buitenruimte van belang. Per asset bepalen we op een eenduidige manier het risiconiveau en kunnen we deze op eenzelfde manier tegen elkaar afwegen. Voor het groenbeheer zijn de kwaliteit van
de leefomgeving en imago (let op bomenkap) voor de hand liggende bedrijfswaarden. Bij de bedrijfswaarde ‘economie’ is bijvoorbeeld de monetaire boomwaardebepaling van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) goed te gebruiken. Ook de bedrijfswaarde ‘beschikbaarheid’ van het groen is duidelijk te kwantificeren.
Strategie
Klimaatverandering zal een effect krijgen op het functioneren van de asset groen. Door de temperatuurstijging zullen bomen langer in blad blijven, dit vergroot de kans op stormschade aan bomen en bomen gaan onvoldoende afgehard de winterperiode in. Om risico’s te kunnen beoordelen moeten we dus ook nadenken over deze veranderingen die op ons afkomen. De functie en waardering van het groen neemt de laatste tijd enorm toe. Groengebieden in de stad zullen voor bewoners niet alleen als ‘kijkgroen’ of ‘gebruikersgroen’ fungeren, maar ook gebruikt gaan worden als hulpmiddel voor waterberging, geluidsreductie en het reduceren van hittestress. Een
Risico
Onvoldoende groeiplaats van bomen
Faalmechanisme
Door onvoldoende groeiplaats ontstaan er twee belangrijke lijnen: • Onveilige fietspad • Gewenste beeldkwaliteit van de omgeving wordt niet gehaald door de groeistagnatie en het verdwijnen van bomen
Incidenten intern
Jaarlijks valt er een boom om. Andere bomen halen het gewenste kwaliteitsniveau niet
Incidenten extern
-
Aantal
114 bomen over een lengte van 2,2 kilometer
Locaties
IJsselmondse Randweg
Risico groep
• Fietspaden die onderdeel zijn van doorlopend netwerk • De IJsselmondse Randweg is bestempeld als parklane
Gevolgkans
• Door de maatregel “koppen frezen” is het fietspad eenmaal in de twee jaar een week niet beschikbaar Ook niet beschikbaarheid na kopfrezen • Er is jaarlijks een kans op letsel met verzuim door windworp • De huidige groeiplaats resulteert over 20 jaar in een beeldkwaliteit D volgens de CROW methode
Extra kosten
-
Huidige kosten
• € 2500 per jaar voor de maatregel “koppen frezen” • Extra maatregel na koppen frezen • € 1900 per jaar voor het snoeien van alle bomen
Bedrijfswaarde
Effect
Frequentie
Risico
Beschikbaarheid
Afsluiting voor de maatregel “koppen frezen” Nog in te vullen maatregel indien koppen frezen niet werkt
1 maal per 2 jaar
Matig
Veiligheid
Gewond met verzuim door omvallen van een boom
1 keer per jaar
Matig
Milieu/gezondheid
-
Kwaliteit leefomgeving
Beeldkwaliteit D
1 keer per 20 jaar (over 20 jaar in deze situatie)
Hoog
Economie
Koppen frezen en bomen snoeien Misschien nog kosten voor weghalen omgevallen boom??
Jaarlijks
L
Politiek
-
Wet en regelgeving
-
Factsheet Risicoanalyse onvoldoende groeiplaats
andere functie betekent ook een ander type beheer. Waterberging in parken heeft impact op vooral bestaande bomen. Het levert echter ook minder water(overlast) op in de straat. Door voor beide assets, riolering en bomen, de voordelige en nadelige effecten in beeld te brengen, krijgen kunnen adviezen aan het gemeentebestuur beter worden onderbouwd en geobjectiveerd.
Dataverzameling
Het kwantificeren van risico’s en deze relateren aan de effecten op de bedrijfswaarden is een belangrijke bouwsteen in het bepalen van een beheerstrategie. Het nodigt ook uit om eens kritisch naar je beheersysteem te kijken. Welke info heb ik nodig, heb ik de juiste data, welke inspecties voer ik uit en met welke parameters? We inspecteren op diverse onderdelen van de buitenruimte en genereren enorme hoeveelheden data. De buitenruimte wordt door de gebruiker als één geheel gezien en door deze data op een slimme manier te combineren levert dit een inzicht op in de risico’s. Een com-
binatie van bijvoorbeeld een zettingskaart (mate van inklinking), neerslagpatronen, boomsoorten met ophoogtolerantie en de technische levensduur van riolering levert een interessant inzicht op om de gevolgen voor bomen in combinatie met geplande rioolvervanging in te schatten. Vervolgens kunnen er diverse alternatieven worden onderzocht en afgewogen worden om uiteindelijk de meest effectieve maatregel te kunnen adviseren.
Verbetering
In Rotterdam wordt assetmanagement binnen het groenbeheer momenteel geïmplementeerd, tezamen met die van de andere assets. Afgelopen jaar zijn er programma’s opgesteld om de risico’s van groeiplaats-
uitputting bij bomen, schade aan verharding als gevolg van wortelopdruk en schade aan groene evenemententerreinen te verminderen. Deze programma’s zijn geprioriteerd, zodat we ons budget effectiever kunnen inzetten. Komend jaar worden de inspecties tegen het licht gehouden en worden de bedrijfswaarden verder getoetst op bruikbaarheid. De risicoprofielen worden verder ontwikkeld en geïnventariseerd, inclusief de impact van de risico beperkende maatregelen. Zo wordt assetmanagement een steeds belangrijker instrument om het groenbeheer in onze stad te verbeteren.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
17
tekst jan-willem wesselink | beeld roelof pot
CHAPEAU
tekst noortje krikhaar (op basis van informatie van ceciel van iperen, project manager beheer openbare ruimte en infrastructuur crow)
Richtlijn Boomkop veiligheidsregistratie
kop
Eigenaren van bomen hebben de wettelijke plicht om schade en letsel die bomen kunnen aanrichten binnen redelijke grenzen te beperken. Een gedegen boomveiligheidsregistratie toont aan dat een eigenaar serieus met risicomanagement bezig is. Een werkgroep van stichting CROW, onder leiding van Ceciel van Iperen, ontwikkelde de afgelopen jaren hiervoor de Richtlijn Boomveiligheidsregistratie, de basis van waaruit je verdere maatregelen neemt. Veel gemeenten en groenaannemers hanteerden tot nu toe hun eigen manier van Visual Tree Assessment (VTA) of boomveiligheidscontrole. Met de Richtlijn Boomveiligheidsregistratie is deze veiligheidscontrole gestandaardiseerd. Een VTA is een veel toegepaste methode die meestal wel voldeed. De gegevens zijn echter niet of moeilijk met andere methoden te vergelijken. Een handicap, niet alleen voor opdrachtgevers die met verschillende groenaannemers werken, maar ook voor aannemers die voor verschillende opdrachtgevers werken. Bovendien heeft elke partij in de loop der jaren de boomveiligheidsinspectie verder opgetuigd om ook andere doelen te dienen. Hierdoor vervaagde wat minimaal moest gebeuren, om aan de zorgplicht te voldoen. Een uniforme en ook breed gedragen manier om boomveiligheidscontroles uit te voeren geeft opdrachtgevers de zekerheid dat alle noodzakelijke gegevens op eenzelfde wijze worden geregistreerd. Opdrachtnemers hoeven dan niet meer uit te leggen hoe ze aan hun conclusies gekomen zijn. Er is eenduidigheid en daarmee duidelijkheid. Een werkgroep van de stichting CROW stelde de Richtlijn Boomveiligheidscontrole samen. CROW is het kenniscentrum van de overheid en het bedrijfsleven dat zich
18
vakblad groen
bezighoudt met vraagstukken op het gebied van infrastructuur, verkeer en vervoer en openbare ruimte. Dit centrum ontwikkelde onder andere de RAW systematiek voor het maken van bestekken. Het kenniscentrum werkt voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers en is zo in staat onafhankelijke adviezen te geven. De inhoudelijke kennis voor de richtlijn komt uit de sector zelf. In een werkgroep is vastgesteld wat er minimaal in een boomveiligheidscontrole moet worden geregistreerd om grip te krijgen op de veiligheidssituatie. In deze werkgroep zaten 22 deskundigen, onder wie vertegenwoordigers van gemeenten, het ministerie van Defensie, provincies, opleidingen en boomverzorgingsbedrijven. Ook werkten boomadviseurs, juristen en een vertegenwoordiger van een verzekeringsmaatschappij mee. De praktijkervaring van deze groep insiders en de juridische en verzekeringstechnische kennis werd gecombineerd met een grondige bestudering van veel jurisprudentie om te weten waaraan een controle op zijn minst moet voldoen. In de standaardboomveiligheidscontrole moet in elk geval worden opgenomen: boomnummer, locatie, eigenaar, boomsoort, plantjaar, hoogte, omgevingsrisicoklasse, controlefrequentie en boomveiligheidsklasse. Deze gegevens moeten op een uniforme wijze worden vastgesteld en geregistreerd. Van elke boom wordt een logboek met boomveiligheidscontroles bijgehouden. Per boom worden, per controleronde, in principe minimaal de zes kenmerken opgenomen. Te weten datumcontrole, naam controleur, boomgebrek(en) met plaatsaanduiding, gevolg boomgebrek(en), boomveiligheidsklasse, boomveiligheidsmaatregel(en) en de urgentie daarvan. Uiteraard is er ruimte voor opmerkingen. Alle (boom) beheersystemen kunnen met de richtlijn uit de voeten. Een werkgroep met softwarespecialisten werkt bovendien aan een Standaard Uitwisseling Formaat voor boomveiligheidscontrole, de SUF-BVC. Leveranciers van software voor boombeheer en -inspecties kunnen het SUF-BVC gebruiken in hun softwareontwikkeling. Hiermee krijgt de datastructuur van het onderdeel ‘Boomveiligheidsregistratie’ een uniforme opbouw. Daardoor is gegevensuitwisseling mogelijk tussen verschillende beheer- en inspectiesoftwarepakketten. Het SUF-BVC is voorbereid op de invoering van de BGT | IMGeo-standaarden en IMBOR. Bomen worden hierin opgenomen als zogeheten plusobjecten. De boomeigenaar kan aan deze objecten relevante (beheer)gegevens koppelen, waaronder dus zijn boomveiligheidsinformatie. Veel beheerders grijpen boomveiligheidscontrole aan om managementinformatie in te winnen over bijvoorbeeld achterstanden in snoei, de gezondheid van een boom en of er sprake is van wortelopdruk. Het staat hen vrij om buiten de standaard meer gegevens te registreren, maar de standaard is alleen gericht op de veiligheid
in het kader van de zorgplicht. De overige mogelijkheden lopen te ver uiteen om die er allemaal eenduidig in in te voeren. De ene gemeente wil bijvoorbeeld registreren welke bomen monumentaal zijn, de andere welke moeten worden gesnoeid of welke bomen door vleermuizen bewoond worden in het kader van flora en faunabeheer. Het voerde te ver om zo’n breed spectrum aan mogelijke gegevens allemaal te standaardiseren. Alleen gestandaardiseerde gegevens kunnen met de SUF-BVC worden uitgewisseld, gegevens die naast de boomveiligheidsregistratie worden verzameld, niet. CROW heeft ruim twee jaar gewerkt aan de richtlijn. Die tijd was nodig om zorgvuldig te blijven en onder andere de uiteenlopende meningen en visies in de boomwereld te registreren. Bekeken werd op welke fundamenten de verschillende visies waren gebaseerd om tot compromissen te komen.
IMBOR
Het IMBOR (Informatiemodel Beheer Openbare Ruimte) vormt een schakel tussen de BGT en de beheersystemen van terreineigenaren. Het gaat om een set van afspraken waaronder afspraken over de benamingen en definities van de beheergegevens die aan de objecten in de openbare ruimte kunnen worden gekoppeld. Ook de samenhang tussen die beheergegevens wordt in het IMBOR beschreven. De objecttypen uit de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), die in 2016 verplicht wordt, en het Informatiemodel geografie (IMGeo) vormen de basis. Het IMBOR bestrijkt de gehele openbare ruimte: verhardingen, groen, kunstwerken, water, riolering, openbare verlichting en terreinmeubilair.
Abonnement
De Richtlijn Boomveiligheidscontrole is onderdeel van de Kennismodule Bomen. Tot die module horen ook Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen en Beplanting en luchtkwaliteit. Een (digitaal) abonnement kost €35 per jaar. De Richtlijn Boomveiligheidscontrole is niet direct onderdeel van de RAW, hoewel daarin wel wordt verwezen naar de richtlijn.
RAW
De RAW-systematiek geeft opdrachtgevers en opdrachtnemers een kader om afspraken in bouwcontracten te maken en deze goed vast te leggen. CROW beheert de RAW-systematiek en houdt deze actueel. De afkorting RAW komt van Rationalisatie en Automatisering Grond-, Water- en Wegenbouw, een stichting die in 1987 in een fusie is opgegaan in de stichting CROW.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
19
tekst johannes regelink, regelink ecologie & landschap
Bomen en biodiversiteit: Dat bomen belangrijk zijn voor biodiversiteit zal niemand vreemd in de oren klinken. Dat ze die rol vervullen is ook niet verwonderlijk: als we de natuur haar gang zouden laten gaan zou er vrijwel overal bos ontstaan. Welke functies bomen concreet vervullen voor welke soorten flora en fauna is echter minder bekend. Als we weten welke functies bomen vervullen is het eenvoudiger daar rekening mee te houden. Dit artikel wordt dan ook afgesloten met tips daarvoor.
Bomenrijen zijn zeker in een open landschap van essentieel belang als verbinding voor allerlei soorten fauna foto: JasjaVliegt.nl
Bomen vervullen een functie als… … nestplaats voor vogels
Een grote verscheidenheid aan vogels maakt gebruik van bomen om in te broeden. De meeste vogels bouwen een nest in een boom, zoals de houtduif, de zwarte kraai of de ekster. Anderen maken weer gebruik van bestaande nesten, zoals de ransuil. Ook bij de holebroeders, zoals spechten, kan dit onderscheid worden gemaakt. De koolmees en boomklever die niet in staat zijn zelf holen te maken, profiteren hiervan. Ook allerlei andere diergroepen maken graag gebruik van verlaten spechtengaten. Denk aan mieren, wespen en bijen, maar ook vleermuizen, de boommarter en de eekhoorn. Spechten spelen dan ook een belangrijke voortrekkersrol.
20
vakblad groen
… verblijfplaats voor vleermuizen
Van de achttien in Nederland voorkomende soorten vleermuizen maken er elf in meer of mindere mate gebruik van bomen als verblijfplaats. De rosse vleermuis verblijft het gehele jaar in boomholtes, andere soorten als de watervleermuis verblijven uitsluitend van de lente tot en met de herfst in boomholtes. Deze vleermuizen zoeken voor de winter een ondergronds object op. De baardvleermuis maakt het liefst gebruik van loshangende schors om daar, zelfs met grote groepen, achter te verblijven. Een ruimte van nog geen centimeter diep is daarmee genoeg om een boom als verblijfplaats te kunnen gebruiken.
Diversiteit van boomsoorten zorgt voor diversiteit van fauna. foto: Henry Kuppen
… waardplant voor vlinders
Een groot aantal soorten vlinders gebruikt (inheemse) bomen als waardplant, het gaat om zowel dag- als nachtvlinders. De bladeters leggen de eitjes vaak in de boomkroon. Die eitjes ontwikkelen zich vervolgens tot rupsen. De rupsen voeden zich met het blad en verpoppen uiteindelijk tot vlinder. Andere rupsen, zoals de wilgenhoutrups, leven van dood hout. Deze vlinders leggen hun eitjes onder loszittende schors. De rups eet zich daarna de boom in. Welke boom een vlinder verkiest, verschilt van soort tot soort.
over functies en beheer … voeding voor insecten
Bomen zijn veruit de grootste bloemdragende planten. Daarmee zijn ze belangrijk als voedingsbron van nectar en stuifmeel voor insecten, waaronder solitair levende bijen. Vroegbloeiende soorten zoals een wilg en een kers zorgen al vroeg in het jaar voor voedsel.
… leefgebied voor kevers
Dood hout doet leven. In bomen leven veel soorten kevers. De larven voeden zich met stukjes schors of met dood hout. Een bekend voorbeeld is het vliegende hert, waarvan de larven onder de grond leven in eikenhout dat witrot bevat. De volwassen dieren drinken wondsap van levende eiken. Dood kernhout en afgestorven takken in een boom zorgen voor weer andere soorten insecten dan dood hout dat op de grond ligt.
… beschutting voor wind en licht
Bomen leveren niet alleen voor ruimte op om in te leven, ze faciliteren ook andere functies. Zo beschutten bomen veel soorten tegen wind en kunstlicht. Een gebouw wordt eerder gebruikt als verblijfplaats door vleermuizen als er bomen naast staan. Een rij bomen in een open omgeving zorgt voor een windluwe zone waar insecten zich toe aangetrokken voelen. Dieren die insecten eten, zoals zwaluwen en vleermuizen, weten die plekken ook te vinden. Zo verbinden in zowel open als stedelijke gebieden bomen vaak leefgebieden tussen diverse soorten dieren.
Ook holtes in zijtakken kunnen voor diverse soorten vleermuizen en vogels een belangrijke verblijfplaats zijn. foto: Regelink Ecologie & Landschap
Zorg bij het beheer van bomen voor… … diversiteit
Een van de belangrijkste elementen voor een goed bomenbeleid dat bijdraagt aan biodiversiteit, is een divers bomenbestand. Het aanplanten van verschillende soorten bomen zorgt op verschillende tijdstippen voor bloei en voor een diversiteit aan waardplanten. Minstens net zo belangrijk is dat een diversiteit aan boomsoorten voorkomt dat plagen als de eikenprocessierups ontstaan. Ook wordt daarmee voorkomen dat een ziekte grote aantallen bomen in een keer velt, waardoor onder andere verbindende structuren verdwijnen.
… oude bomen
Hoe ouder een boom, des te meer de boom voor biodiversiteit zorgt. Beleid voor bomen zou er daarom altijd op gericht moeten zijn bepaalde bomen zo oud mogelijk te laten worden. De aanwezigheid van dood hout en holtes zijn vanuit veiligheidsoogpunt meestal niet wenselijk, maar vanuit het oogpunt van biodiversiteit juist wel. Deze problematiek vraagt om zorgvuldige keuzes en ook is het nodig om ver vooruit te kijken: waar vormen oude bomen een risico en waar niet? Waar zijn in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen te verwachten en waar niet? Het beleid van gemeenten, maar zeker ook van instanties die terreinen beheren, zou erop gericht moeten zijn oude bomen zoveel mogelijk in het beheergebied te laten blijven.
… en structuren
Bomen zorgen voor verbindingen. De structuren die door een rij of groep bomen worden gecreëerd, zijn essentieel voor tal van soorten insecten, vogels en zoogdieren. Een goed bomenbeleid houdt daar rekening mee. Een rij nieuwe bomen kan zo worden gepland dat deze aansluit op bestaande structuren zodat groen gebieden met elkaar worden verbonden.
Conclusies
Denk bij het beheer van bomen vanuit de functies die bomen vervullen. Dit zorgt voor meer biodiversiteit en daarmee voor een mooiere leefomgeving. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
21
tekst noortje krikhaar en annemiek van loon
Het specialisme van de boomverzorging Boomverzorging kent verschillende specialismen met vastgestelde kwalificaties. Op basis van deze kwalificaties werkt branchevereniging VHG Vakgroep Boomspecialisten aan een verdere professionalisering van de branche. Dit doet zij samen met verschillende partijen zoals KPB-ISA, NVTB, StichtingGroenkeur, onderwijsinstellingen en met collega’s op Europees en mondiaal niveau. Wie is waar verantwoordelijk voor en waar staan al die afkortingen voor? Een beknopt overzicht. Boomklimmen 1, 2 en 3
Certificaten voor klim- en werktechnieken voor boomverzorgers zijn er in drie niveaus. De houder van het basiscertificaat heeft kennis van klimtechnieken, grondwerkzaamheden, knopen, uitlopen, laddergebruik en handgereedschappen voor eenvoudige snoeiwerkzaamheden in de boomkroon. Ook is hij bekend met de Arbowet en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Met ‘Boomklimmen 3’ beschikt de boomverzorger over kennis en vaardigheid om bomen op een deskundige en veilige manier af te breken. Zo beheerst hij bijzondere klim- en zaagtechnieken en weet hoe de verschillende machines en gereedschappen bedrijfsklaar gemaakt moeten worden.
Boomveiligheidsinspectie
De boomveiligheidscontroleur (BVC of VTA-controleur) is verantwoordelijk voor de wettelijke controle op de zorgplicht rondom bomen. Hij is in staat situaties met bomen te herkennen die mogelijk een gevaar kunnen vormen voor schade of letsel en weet dit op systematische wijze te registreren. De gecertificeerde boomveiligheidscontroleur voldoet aan de eisen die Stichting Groenkeur stelt (zie ook het artikel over de Richtlijn Boomveiligheidscontrole).
22
vakblad groen
European Tree Technician (ETT)
De European Tree Technician is een allround boomtechnisch adviseur met niet alleen kennis van boomverzorging, maar ook van beheer, beleid, onderzoek en projectorganisatie. Hij fungeert vaak als intermediair tussen opdrachtgever en uitvoering bij bijvoorbeeld infrastructurele werken. Het certificaat ETT is een internationaal erkend certificaat dat voldoet aan de voorwaarden van de European Arbocultural Council (EAC).
European Tree Worker (ETW)
De European Tree Worker is een allround uitvoerend boomverzorger met als doelstelling de duurzame instandhouding van bomen. Hij heeft kennis van ondermeer natuurbehoud, ziekten en plagen, boomsoorten en kan veilig en verantwoord bomen planten, onderhouden, snoeien en vellen. Het certificaat ETW is een internationaal erkend certificaat dat voldoet aan de voorwaarden van de European Arbocultural Council (EAC).
Groenkeur certificaat
Het Groenkeur certificaat garandeert dat binnen het bedrijf aandacht is voor kennisdeling, veiligheid en technische eisen voor oplevering. Het Groenkeur gecertificeerde boomverzorgingsbedrijf werkt altijd met minimaal de helft European Tree Workers (ETW). Boomcontroles in het kader van de algemene zorgplicht worden uitgevoerd door gekwalificeerde BoomVeiligheidsControleurs (BVC). Onderzoeken en ingewikkelde boomtechnische problemen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van gekwalificeerde European Tree Technicians (ETT).
Veiligheid
Op het gebied van veiligheid wordt een aantal erkende cursussen aangeboden, waaronder:
- Veilig werken langs de weg voor uitvoerenden.
- Bedrijfshulpverlening.
European Chainsaw Certificate (ECC)
Door het afleggen van een examen op basis van de Europese kettingzaagstandaarden kun je een certificaat krijgen: het European Chainsaw Certificate (ECC). Houders van dit certificaat beschikken over de kennis en vaardigheden met betrekking tot de werking, de bouw, het onderhoud en het veilig werken met motorzagen. Er zijn vier niveaus. Deze gaan van eenvoudige werkzaamheden, zoals het afzetten van struiken tot zaagtechnieken bij ‘hout onder spanning’.
Boomverzorgers met dit certificaat (NIBHV) kunnen zowel op de grond als in een boom adequate hulp bieden in noodsituaties. Ze zijn in staat om doelmatig te handelen bij eerste hulp, zoals reanimeren, evacueren en het uitvoeren van reddingsacties in bomen.
- Veiligheidscertificaat hoogwerker.
Boomtaxateur
De boomtaxateur is bevoegd om de waarde van en de schade aan bomen te bepalen. Een geregistreerd boomtaxateur is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) (zie ook het artikel Boomtaxatie).
Zij moeten weten wat nodig is voor een veilige werkomgeving tijdens het werken langs de weg (onder andere CROWrichtlijnen en verkeersbegeleidende maatregelen).
Boomverzorgers die werken met een hoogwerker, moeten dat doen volgens de actuele veiligheidseisen (omschreven in de Arbowet). Wie in het bezit is van het certificaat, kent de eisen en werkvoorschriften, noodprocedures etc. Ook is deze certificaathouder bekend met het veilig werken met een motorkettingzaag in een hoogwerker.
- Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden (VOL-VCA).
Operationeel leidinggevenden met dit certificaat zijn in staat om hun medewerkers een veilige werkomgeving te bieden. Ze werken volgens de richtlijnen uit de Arbowet, Europese richtlijnen en VCA en kunnen goed inspelen op belastingsfactoren en specifieke risico’s.
- Basisveiligheid Openbare Ruimte (BVO-KIWA-certificaat).
Uitvoerenden met dit certificaat kunnen veelvoorkomende risico’s in de praktijk van hun vak inschatten en er adequaat mee omgaan. Ze beschikken over de basiskennis als het gaat om veiligheid, gezondheid, preventie en bescherming. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
23
tekst jan-willem wesselink | beeld roelof pot
CHAPEAU
kop kop
Permanauten vergroenen de stad
tekst annemiek van loon
Permacultuur is een integrale benadering van ons leven op aarde. Geïnspireerd door natuurlijke processen worden duurzame systemen ingericht voor de teelt van ons voedsel en het beheer van energie, water, landschap en grondstoffen. Bomen hebben binnen de permacultuur een duidelijke plaats. In dit artikel wordt een aanzet gegeven om de inzichten van de permacultuur breder toe te passen in de stad.
24
vakblad groen
Een belangrijk uitgangspunt van permacultuur is een gezonde bodem. Binnen natuurlijke systemen bestaat er geen afval. Alles heeft namelijk een functie. Elk organisme, elke molecule en elk mineraal heeft een rol om de cirkel rond te houden. In de stad worden kringlopen flink onderbroken wanneer je kijkt naar de hoeveelheden blad, snoei en ook stamhout die jaarlijks worden geruimd. Ook water, een fundamenteel element in veel processen, wordt in rap tempo afgevoerd en verontreinigd. Sommige gemeenten hanteren nog de gifspuit of passen biologische bestrijdingsmiddelen toe. En intussen verarmt de bodem. Wanneer deze kink in de kringloop is geconstateerd, lijkt herstel ervan een peulenschil. Maar zo ligt het niet. Marcel Wenker is senior groenbeheerder bij gemeente Deventer. Hij benadrukt dat permacultuur niet uitsluitend over natuurlijke processen gaat. Zo moeten er op sociaal en cultureel vlak ook verbindingen tot stand worden gebracht. Wenker geeft aan dat het management van de stedelijke buitenruimte in de loop der jaren volledig uit elkaar is getrokken. “Alles is opgeknipt in deelexpertises. De straatveger is heel goed in het ruimen van blad. De grasmaaier in het netjes maaien en de boombeheerder kijkt uitsluitend naar de boom. Er worden geen relaties gelegd en alles houdt op bij het maaiveld. Maar juist daaronder, daar gebeurt het.”
Een gezonde bodem als basis
Een bodem is een complex samenwerkingsverband tussen schimmels, bacteriën, tal van bodemorganismen en planten. Dit zogenaamde bodemvoedselweb ‘eet’ organische stof en heeft zuurstof en water nodig. Het is moeilijk om deze onzichtbare structuren onder de aandacht te krijgen. Zeker omdat in onze cultuur het netheidsbeeld nog steeds op een voetstuk staat. Waarschijnlijk omdat het ‘in cultuur brengen’ in ons land toch sterk verbonden is met droogleggen en recht strijken. Franjan de Waard geeft aan dat het elementaire belang en het zelfregulerende vermogen van de bodem van groot belang is. “Ooit was ons land grotendeels bedekt met bos. Boomwortels gaan een symbiose aan met schimmels en zodoende was de bodem permanent doorspekt met mychorriza. Binnen de permacultuur spelen bomen een belangrijke rol, onder andere door deze schimmel-
draden. Op veel plaatsen op de wereld heeft het verdwijnen van de bomen een onomkeerbaar proces van verarming, verschraling en uiteindelijk erosie in gang gezet. Doordat ons land wordt voorzien van sediment uit grote rivieren en nauwelijks reliëf heeft, blijven gevolgen van erosie voor ons vooralsnog uit. Hierdoor zijn de gevolgen van ons deconstructieve bodemmanagement minder zichtbaar dan elders.” “We gebruiken de bodem als een bouwplek voor onze steden. Voor de intensieve landbouw is het een substraat waarbij bodemvruchtbaarheid uit een zak met korrels komt. Grote hoeveelheden grondstoffen voor veevoer worden ingevoerd en de poep blijft achter.” De Amerikaanse agropionier Joel Salatin die in 2014 door De Waard naar Nederland werd gehaald, vatte het samen met: “You’re turning this place into a toilet!”. De bodem functioneert niet meer als een systeem, het is een doorgeefluik van nitraten naar het grond- en oppervlaktewater, dat we vervolgens weer moeten zuiveren. We zijn ver van huis geraakt. Feitelijk vullen we continu het ene gat met het andere. Bijzonder is ook dat milieuzaken binnen overheden zo technisch zijn geworden. Het ‘milieu’ wordt als iets statisch benaderd, waaruit de biologie volledig is verdwenen. Een gemiste kans, want het herkennen van natuurlijke systemen en erin meebewegen is efficiënt. De Waard werkt hier al jaren aan en noemt zich een permanaut. Hij mikt erop om de fysieke systemen te transformeren naar een beter evenwicht en daarvoor moet het ook bij mensen tussen de oren landen: “Eigenlijk ben ik gewoon een activist.” Ook geeft hij aan dat we sneller meters moeten zien te maken. “Er is zoveel te winnen! En nu is de tijd er rijp voor.” Zo benadrukt hij nog eens dat elke CO2-molecule er één is. “Organische stof in de bodem betekent minder CO2 in de atmosfeer. Bomen leggen dus niet alleen koolstof vast in hun stam, een goede groeiplaats bevat zo’n acht procent organische stof onder het maaiveld en heeft een strooisellaag die volledig uit organische stof bestaat in de vorm van blad of mulch.” Wenker gaat met deze gegevens aan de slag en legt de link met zijn bomen. Hij geeft aan niet uit te zijn op symptoombestrijding, maar graaft altijd net iets dieper voor een meer duurzame oplossing. Er zijn altijd meerdere relaties en verbanden te leggen. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
25
de bodem en voedt het bodemleven. Binnen een park markeert een mulch-zone onder de boom het ‘terrein’ van de boom. Hier wordt niet meer gemaaid. Waar het kan, wordt het maaibeleid aangepast. Dit om letterlijk de voorjaarsflora tot bloei te laten komen. Vogelmelk, sneeuwroem en de zeldzame weidegeelster komen hier massaal voor. Deze flora is bovendien een prachtig excuus om het gazonbeheer te extensiveren ten behoeve van de bodem. En uiteraard om de biodiversiteit te verhogen.
“Zo vraagt de opmars van de eikenprocessierups een meer integrale benadering dan uitsluitend de bestrijding van het beestje. Door de eikenlanen stad en land met elkaar te laten verbinden is er voor deze rupsen een monocultuur-snelweg ontstaan en met zulke monoculturen werken we plagen in de hand. Met behulp van onderbegroeiing in de vorm van schermbloemigen kunnen we echter natuurlijke vijanden aantrekken. Maar ook het afwisselen van boomsoorten en genetische variatie binnen de eikenlanen maakt al verschil.” In het oudste Springerpark van ons land, het Rijsterborgherpark, laat Wenker een prachtige verzameling bomen zien. Een park biedt ogenschijnlijk een ideale groeiplaats voor deze bomen. Maar ook hier wordt blad massaal verwijderd, want dit historische park moet voldoen aan een bepaalde beeldkwaliteit. Wenker zoekt naar manieren om ook hier de bodem de basis te laten zijn van echte kwaliteit, want op onverklaarbare wijze legt een aantal monumentale bomen het loodje. Zo is de oudste boomhazelaar van ons land op zijn retour. Uiteraard heeft Wenker zo zijn vermoedens. Denk aan het intensieve maai- en gazonbeheer en het steeds zwaardere materieel dat zeer regelmatig binnen de kroonprojecties rijdt. Maar ook hier neemt hij geen genoegen met kortstondige oplossingen. Wenker experimenteert met mulchen binnen de kroonprojectie. Alles grijpt in elkaar, want de mulch beschermt
26
vakblad groen
Permacultuur en biodiversiteit? Biodiversiteit is de uitvalsbasis voor de permanaut. Het is de kleurdoos waar we uit kunnen putten en successie maakt daar als vanzelfsprekend deel van uit. Een permanaut gebruikt deze kennis weer anders dan veel ecologen. Wenker geeft aan soms met hen in de clinch te liggen. Ecologen gebruiken de laatste ijstijd als referentie voor de boomsoorten die je zou moeten aanplanten. Toen waren er echter nog geen steden, en een boom in de stad moet functioneel zijn, aangepast aan het stadsklimaat. Ook met betrekking tot biodiversiteit spelen exoten binnen de stad een belangrijke rol; denk maar eens aan de vele drachtbomen voor insecten. Hiermee wordt de permanaut geschetst als iemand die denkt in vooruitgang en die meebeweegt met ontwikkelingen. Dit uiteraard met de natuur als uitgangspunt en de voeten stevig op een gezonde bodem.
tekst edwin koot, ekootree
Boombeheer en bescherming van flora en fauna vergt maatwerk
Wetgeving en bomen
Het bomenrecht heeft vele aspecten en is voortdurend in beweging. Wet- en regelgeving wijzigen en de actuele rechtspraak leidt tot nieuwe inzichten. Maatschappelijke behoeftes veranderen en de rol van de overheid wijzigde van minder regelend naar meer faciliterend. Daar komen nog de aanzienlijke bezuinigingen op boombeheer bij. Redenen genoeg om de gemeentelijke uitgangspunten voor bomen met enige regelmaat te herijken. Voldoet het gemeentelijk bomenbeleid nog aan de eisen van deze tijd of verdient het bijstelling? Burenrecht
De wetgeving rond bomen bij de erfgrens is niet veranderd. Het aantal klachten en verzoeken tot kap of snoei daarentegen wel. Particulieren mogen op grond van het Burgerlijk Wetboek de gemeente verzoeken om overhangende takken van openbare bomen boven hun tuin of huis te verwijderen. Het feit dat voor openbare bomen in beginsel een uitzondering is gemaakt wat betreft de ‘verboden zone’ voor bomen nabij de erfgrens, doet daar niets aan af. Sinds het zogeheten Gorsselse bomenarrest is duidelijk dat de gemeente bomen dichter op de erfgrens mag plaatsen. Mits daar een reden voor is en de gemeente in
vergelijkbare gevallen dezelfde lijn volgt. Voor overhangende takken en ook overhellende boomstammen geldt deze uitzonderingspositie niet. De zaag hoeft echter niet in elke overhangende tak of stam, als de burger daar om vraagt. Het snoeiverzoek moet wel redelijk zijn. Snoei dat de boom ernstig ontsiert of zijn voortbestaan in gevaar brengt, hoeft de gemeente niet in te willigen. Het is voor iedereen meteen duidelijk wanneer rigoureuze snoei (meer dan 20 procent van het kroonvolume) is opgenomen als een kapvergunningplichtige activiteit in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) of bomenverordening.
De gemeente kan bij een verzoek om enkele overhangende takken te verwijderen niet volstaan met de reactie dat het algemeen belang is gediend met het behoud van de bomen. De rechtspraak leert dat een goede onderbouwing van de afwijzing noodzakelijk is. Dat betekent een heldere toelichting waarom niet aan het snoeiverzoek kan worden voldaan en waarom de gemeente de burger niet toestaat om zelf te snoeien. Kan de gemeente daarbij verwijzen naar periodieke snoeirondes, beleidsregels of beeldkwaliteitsplannen, dan maakt dit de afwijzing begrijpelijker. Is er geen sprake van dergelijke activiteiten of bieden deze onvoldoende aanknopingsjaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
27
Laanbomen langs de hoofdgroenstructuur met een gelijkvormige kroon
punten, dan is het verstandig hierover op hoofdlijnen iets vast te leggen. Bijvoorbeeld dat bomen in een bomenlaan of –rij in beginsel op dezelfde wijze worden gesnoeid. Bij de onderbouwing kan ook meespelen of de bomen er al stonden toen de klager er kwam wonen. Is dat het geval, dan zal de klager eerder een zekere mate van hinder moeten dulden. Klachten van burgers over overlast door bomen of afvallende rommel moet de gemeente uiteraard altijd serieus nemen. Dat begint met een zorgvuldige beoordeling van de situatie. Er zijn gemeenten die de overlast een bepaalde periode monitoren. Voordeel hiervan is dat de klager zich gehoord voelt en de resultaten van de monitoring bijdragen aan een gefundeerde reactie.
Wet Natuurbescherming
Binnenkort wordt de nieuwe Wet Natuurbescherming geïntroduceerd. Deze nieuwe wet voegt de belangrijkste wetten die de natuur in Nederland beschermen, samen. De wet beoogt onder andere een goede bescherming van de biodiversiteit zonder stijging van lasten voor bedrijven en burgers. Vooruitlopend op de introductie is de Boswet per 1 januari 2015 aangepast. Voortaan is voor solitaire bomen buiten de bebouwde kom, die niet op
28
vakblad groen
een erf of in een tuin staan, geen kapvergunning meer nodig. De bescherming van de bijzondere solitaire eik in het buitengebied moet nu dus op een andere wijze plaatsvinden. Of de gemeente moet de bebouwde kom de Boswet opnieuw vaststellen en bijvoorbeeld samen laten vallen met de gemeentegrens. De bescherming van flora en fauna kan in het geding komen bij sterke bezuiniging op groenbeheer. Rigoureuze vereenvoudiging van groen, verwijdering van gevarieerde bossages of kap van een fors deel van het bomenbestand kan grote gevolgen hebben voor de biodiversiteit ter plaatse. Daar komt nog bij dat een handeling in strijd kan zijn met de Floraen faunawet. Vooraf ecologisch advies inwinnen of een gefaseerde doorvoering van de omvorming van groen is daarom sterk aan te bevelen. Bezuiniging op groenbeheer en versterking van de biodiversiteit kunnen evenwel goed samengaan. Denk bijvoorbeeld aan een extensiever maaibeheer op plaatsen waar dat kan.
samenbrengt, zal tot grote veranderingen leiden. Er komt één integrale omgevingsvisie, -plan en -programma. Het moet eenvoudiger worden om te innoveren, te ontwikkelen en bouwprojecten te starten. Tegelijkertijd dient een goede omgevingskwaliteit gewaarborgd te worden. Dat wordt nog een hele uitdaging. Het betekent in elk geval dat de gemeente helder voor ogen moet hebben wat de (omgevings)kwaliteit van haar bomenbestand is, waar de prioriteiten liggen voor behoud en bescherming, welke concrete compensatiebeginselen er zijn en welke functie bomen en groen voor de omgevingskwaliteit vervullen. We hebben nog een aantal jaren voor het zover is. Toch is het van groot belang dat elke gemeente nu al nagaat welke leemtes in haar bomenbeleid nadere invulling vergen. Zodat het bomenbestand goed op de toekomst is voorbereid.
Omgevingswet
De nieuwe Omgevingswet laat wat langer op zich wachten, al werpt de wet zijn schaduw vooruit. De wet die alle regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving
Sommige variëteiten zijn minder geschikt voor het verwijderen van overhangende takken. Mooie grote groeiplaats, maar verkeerde soortkeuze.
tekst michel van ingen, geregistreerd nvtb boomtaxateur bij bomenwacht nederland bv
Boomtaxatie EEN MUST OM BOMEN MEE TE LATEN TELLEN
In bomen wordt geïnvesteerd. Ze zijn geplant en worden jaren beheerd om tot wasdom te komen. Wanneer die investering te niet wordt gedaan betekent dat economische schade voor de boomeigenaar. Als gevolg van schade kan de waarde van een boom afnemen en kan de eigenaar geconfronteerd worden met verhoogde beheerkosten.
De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) streeft naar duidelijkheid en eenheid over de wijze van het taxeren van bomen. De NVTB is een vereniging van gemotiveerde boomdeskundigen die op een professionele en onafhankelijke wijze de waarde van en schade aan bomen of boomgroepen in beeld brengen. Zij doen dat voor alle particuliere boomeigenaren, maar ook verzekeringsmaatschappijen en expertisebureaus behoren tot hun klanten. Sinds de oprichting van de NVTB in 1994 wordt voortdurend gewerkt aan de ontwikkeling en verbetering van de taxatiemethoden voor het berekenen van de economische waarde van en schade aan bomen. Nog regelmatig wordt gesproken over ‘Methode Raad’. De waardebepaling van bomen met Raad was primair gestoeld op de omvang van de boom waardoor de waarde naarmate de boom ouder werd alleen maar toenam. Deze benadering sloot niet aan op de normen en standaarden binnen de expertise en verzekeringsbranche en er was behoefte aan vernieuwing. Methode Raad is in 2005 vervangen door het Rekenmodel Boomwaarde. De ontwikkeling en het onderhoud van taxatiemethoden is een continu proces dat wordt beïnvloed door nieuwe kennis en ervaring, jurisprudentie en maatschappelijke aspecten. Het kennisonderhoud van de NVTB-taxateurs houdt gelijke tred met de ontwikkeling en verbetering van taxatiemethoden.
Bij de realisatie van een groene ontsluitingsweg wordt veel kwaliteit te niet gedaan door het ondoordacht lossen van materialen. De schade als gevolg van bodemverdichting, stambeschadiging en takbreuk worden door de taxateur in beeld gebracht en verhaald op de aannemer.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
29
Werkzaamheden aan kabels en leidingen vormen een dagelijkse bedreiging voor veel bomen. Steeds vaker worden deze schades door de boombeheerder verhaald.
Bij schade aan bomen wordt een NVTBtaxateur ingeschakeld om die te taxeren. Met het rapport van de taxateur heeft de boomeigenaar een objectief beeld van de schade en kan hij een eventueel schadeverhaaltraject in gang zetten. Naast de ondersteuning bij de afronding van schadezaken wordt de NVTB-taxateur steeds vaker ingezet bij ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Op voorhand wordt de waarde van de aanwezige bomen in beeld gebracht. Wanneer bomen later moeten worden gekapt, dient - naast een eventuele herplantverplichting - de financiële waarde van de bomen te worden gecompenseerd. Zo wordt het verloren gegane kapitaal geïnvesteerd in bijvoorbeeld de aanleg van duurzame boomgroeiplaatsen. Dit biedt kansen om binnen het project of elders kwalitatief hoogwaardig groen te realiseren. In de NVTB Richtlijnen (2013) wordt uitgegaan van drie taxatiemethoden. Deze zijn in een notendop als volgt: - Het berekenen van de Handelswaarde; deze methode is bedoeld voor bijvoorbeeld het taxeren van bomen met een primair economische gebruiksfunctie. Denk aan schade aan fruitbomen waardoor oogstopbrengst geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan. - Het berekenen van de Vervangingswaarde; deze methode wordt toegepast wanneer de beschadigde boom door een vergelijkbare boom kan worden vervangen. Dit is veelal bij jongere bomen het geval.
30
vakblad groen
Een uitslaande brand heeft aan een boom schade toegebracht. Deze schade maakt, net als de overige schade, deel uit van het verzekeringswerk.
- Het berekenen met het Rekenmodel Boomwaarde; met deze methode wordt de waardeontwikkeling van de betreffende boom concreet gemaakt door de plant- en onderhoudskosten te berekenen, de eventuele afschrijving door leeftijd te berekenen en de waardevermindering als gevolg van de schade te concretiseren. De NVTB Richtlijnen 2013 vindt u op de website van de NVTB www.boomtaxateur.nl. Taxeren is een expertise. De NVTB-taxateur moet naast een flinke dosis aan kennis en ervaring op het gebied van bomen beschikken over kennis van taxatietechniek. De vereniging stelt hoge eisen aan haar leden en borgt dit door een actief kwaliteitsbeleid. Zo moeten alle leden voldoen aan de eisen die door de NVTB worden gesteld aan vakbekwaamheid en kwaliteit. NVTB-taxateurs worden daarop permanent getoetst via een kwaliteitswaarborgsysteem. Deze kwaliteit wordt steeds meer gewaardeerd en bij boomeigenaren stijgt het bewustzijn dat het taxeren van bomen niet alleen rendeert, maar ook de dialoog met andere partijen bevordert.
Denk bijvoorbeeld aan een bouwlocatie met vijf volgroeide linden van veertig jaar oud. De bomen maken integraal onderdeel uit van het ontwerp. Voor handhaving en inpassing van de betreffende bomen zijn technische en contractuele afspraken gemaakt. Desondanks gaat het tijdens de uitvoering van de werkzaamheden mis en wordt door een onderaannemer de beworteling van de lindebomen bij de aanleg van parkeerstroken, kabels en leiding ernstig beschadigd. Meerdere wortels zijn afgebroken waardoor er twijfels zijn ontstaan over de stabiliteit en hiermee het voortbestaan van de bomen. Een nader onderzoek wijst uit dat de bomen onherstelbaar zijn beschadigd. Het aanvankelijk plan om de bomen onderdeel te laten zijn van de nieuwe situatie is hierdoor teniet gedaan. De betreffende gemeentelijke boombeheerder schakelt vervolgens een NVTB-taxateur in die de schade berekent en rapporteert. De aannemer wordt aansprakelijk gesteld voor een schade van € 40.000,-. Omdat er duidelijke afspraken zijn gemaakt over de betrokken bomen en er een overtuigend rapport ligt, wordt de schade aan de bomen vergoed. De bomen krijgt de beheerder weliswaar niet terug, maar hij
is wel in de gelegenheid ter compensatie nieuwe bomen met een forse omvang terug te planten. Taxeren van bomen is een vak apart en bomen zijn het meer dan waard. Schade aan bomen is verhaalbaar. Net zo goed als schade aan een lantaarnpaal of een prullenbak. Als er schade is ontstaan aan bomen waardoor er sprake is van waardevermindering of verhoogde beheerkosten, dan moet deze worden vergoed. Boombeheerders waren vaak terughoudend om de schade te verhalen. Tegenwoordig wordt het schadeverhaaltraject bij de boombeheerder veelal uit handen genomen en in is de claimbereidheid toegenomen. Door draagvlak voor de gehanteerde taxatiemethoden en gedegen rapportages kan het schadeverhaaltraject, inmiddels goed bekend bij de verzekeringsmaatschappijen, vlot worden afgehandeld. Daarnaast draagt het in beeld brengen van de financiële waarde van bomen - naast de maatschappelijke aspecten - bij aan bewustwording van planmakers en uitvoerenden. De bomen tellen letterlijk mee. De NVTB-taxateur staat de boomeigenaar ook hierin bij.
De veertig jarige linden zijn ondanks duidelijke technische en contractuele afspraken zodanig beschadigd dat inpassing niet meer mogelijk is. De getaxeerde schade van € 40.000 wordt verhaald op de verantwoordelijke. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
31
tekst annemiek van loon op basis van informatie van nationale bomenbank, btl boomadvies bv., bsi bomenservice en copijn boomspecialisten
Boomverplantingen
De verplanting van een grote boom blijft spectaculair, maar is al lang geen curiositeit meer. Binnen projecten wordt steeds vaker en in een steeds vroeger stadium rekening gehouden met de waarde en de betekenis van aanwezige (grote) bomen. Verplanten gaat verder dan alleen het verplaatsen van de boom. Een goede boomverplanting is voor de boom de start van een nieuw leven op een nieuwe plek. Het is een herinvestering van jarenlang opgebouwd groen kapitaal. De te verplanten bomen worden steeds groter en de omstandigheden zijn steeds complexer. Mede daardoor heeft verplanten zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een specialisme.
Met een goed ondersteunde kluit kan de boom naar zijn nieuwe plaats worden vervoerd. Hier wordt gebruik gemaakt van een drijvende bok. foto Nationale Bomenbank
32
vakblad groen
Vaak wordt gedacht dat de verplantbaarheid van een boom wordt bepaald door de soort. Het klopt dat bomen met een groot regeneratievermogen beter verplantbaar zijn dan meer delicate soortgenoten. In principe is elke boom die in een goede conditie verkeert, verplantbaar. Planning, omgevingsfactoren, communicatie, de verplantmethode en de nazorg zijn de werkelijk bepalende factoren. Een goede start is goud waard. Het tijdig in beeld krijgen van te verplanten bomen en de waarde die ze vertegenwoordigen verhoogt de kwaliteit van het totale project. Binnen veel gemeenten wordt een bomencoördinator vroegtijdig op de hoogte gebracht om de waardevolle, goed verplantbare bomen te selecteren. Soms is een verplanting niet haalbaar. In de meeste gevallen geven de financiën de doorslag. Denk bijvoorbeeld aan een transportroute die obstakelvrij moet worden gemaakt.
Bij grote bomen wordt de kluit eerst gefixeerd. Deze Mammoetboom is met de vijzelmethode verplant. foto Copijn Boomspecialisten
Verplantproces
Een boomverplanting past niet binnen een dag. Zo’n verplanting vraagt een voorbereiding van soms enkele weken en soms zelfs enkele jaren. Vanaf stap 2 is de verplant-specialist aan zet:
1. Bomen in beeld
Binnen een project wordt bepaald welke bomen niet op de huidige plek inpasbaar zijn.
2. Verplantbaarheidsbeoordeling
Aan de hand van conditie, wortelopbouw, kroonopbouw, herstelvermogen, bodemopbouw, grondwaterstand en aanwezige ondergrondse infrastructuur bepalen of de verplanting haalbaar is. Hierbij wegen zowel de technische mogelijkheden als de waarde van de boom mee.
3. Het zoeken van een nieuwe plantplaats
Is er een plek waar de boom gewenst is en weer functioneel kan zijn? Kan daar boven- en ondergronds voldoende ruimte worden gecreëerd? Houdt rekening met de grootte van de kroon en benodigde groeiplaats ondergronds, maar ook met afstand tot gevels, balkons en verkeersveiligheid.
4. Aanvragen kapvergunning
Ook voor een te verplanten boom is vaak een kapvergunning vereist.
5. Kiezen van de verplantmethode
Dit is afhankelijk van de te overbruggen afstand, de te volgen route, de bereikbaarheid van beide plekken, het tijdstip in de groeiperiode van de boom en de grootte en vorm van de kluit.
6. Het voorbereiden van de boom
De wortelkluit wordt, indien mogelijk, compact en vitaal gemaakt. De verplantkluit wordt rond gegraven, waardoor nieuwe haarwortels worden gevormd. Dit bevordert het aanslaan. Bij zeer grote bomen kan dit enkele jaren in beslag nemen. Deze voorbereiding spreidt en vermindert de zogenaamde verplantstress. Bij een aantal verplantmethoden is voorbereiding niet nodig. Vaak past voorbereiding ook niet in de planning en hoeft het ontbreken ervan een succesvolle verplanting niet in de weg te staan. Bij specifieke boomsoorten of situaties is voorbereiden echter een must.
7. Inrichting van de nieuwe plantplaats
De inrichting van de nieuwe plantplaats is met het juiste doorwortelbare volume en goede grond of groeiplaatsmedium. De verplantkluit is relatief beperkt in omvang. De kluit moet zich in de komende jaren ongeremd uit kunnen breiden tot de oorspronkelijke omvang om vervolgens verder door te kunnen groeien.
8. Het verplaatsen van de boom
De boom kan eventueel in depot worden gezet wanneer de nieuwe plantplaats nog niet beschikbaar is.
9. Nazorg
Controleren van vocht- en zuurstofgehalte in de kluit, watergeven, controleren verankering en algehele conditie. In de regel wordt na verplanten hiervoor een minimale periode van drie jaar aanbevolen. Bij echt grote bomen volstaat dit niet en is een langere periode (minimaal vijf jaar) gewenst.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
33
Verplantmethoden
Verplanten is maatwerk. Voor elke boomsoort en grootte in combinatie met zijn grondsoort, bereikbaarheid en overige omgevingsfactoren geldt een andere verplanttechniek. In de loop der jaren is er voor elke verplantbare boom een geschikte techniek ontwikkeld. Er kan onderscheid gemaakt worden in: - Hijsen aan de stam: gangbare methode waarbij de boom zonder of met beperkte kluitverpakking ( jute en/of gaas) wordt verplant. Gehesen wordt aan een of meerdere stroppen of aan een pen door de stam. Kluitafmeting is flexibel; daarom is deze methode in de buurt van kabels en leidingen goed inzetbaar. Risico van stamschade. Kluitafmeting tot circa 4,50 x 4,50 meter. - Verplantmachines zijn er in diverse soorten en maten. Van een uitvoering met één schep (bijvoorbeeld Copijn Caterpillar Verplantmachine), met twee schoepen (bijvoorbeeld Optimal 3000) tot vier schoepen (Optimal 1900/2500). Afhankelijk van boomgrootte, kluitdiepte en bereikbaarheid kan een afweging in type worden gemaakt. Bij deze snelle verplantmethode wordt er niet aan de stam gehesen. Groot nadeel is het werken in de buurt van kabels en leidingen. Kluitafmetingen tot ca. 4,50 meter. - Newman-frame: relatief ‘ouderwetse’ methode, waarbij met behulp van een stalen frame een stevige kluitverpakking wordt gemaakt. Er wordt niet aan de stam, maar aan het frame gehesen, waarbij er met een stalen pen een verbinding tussen boom en frame wordt gemaakt. Kluitafmeting tot ca. 3,75 meter. Ondersteund: bij kluiten groter dan 4,50 meter doorsnede is meestal een ondersteunende constructie nodig. Deze houdt de kluit stabiel tijdens de verplaatsing. Afhankelijk van het verplantgewicht wordt de constructie van de ondersteunende constructie vastgesteld: stalen buizen of H-profielen. De verplaatsing kan vervolgens worden uitgevoerd met: • een telekraan, eventueel in combinatie met een dieplader. • versleeptechniek; het verslepen met een lier over een niet al te grote afstand. • vijzelmethode; omhoog vijzelen van de kluit en via een rollenbaan transporteren.
Met een verplantmachine kan een boom vrij snel worden verplant. foto BTL Boomadvies
34
vakblad groen
Met de huidige expertise en methoden is verplanten bijna altijd mogelijk, ongeacht de boomsoort of het seizoen. Obstakels op de transportroute of een te krappe planning kunnen de kosten echter opdrijven tot een onacceptabel niveau. Een goede planning spaart dus geld en bomen. Natuurlijk kan ook worden gekozen voor het aankopen van een grote nieuwe boom. Verplanten is echter vaak goedkoper dan herplant met kwekerijbomen. Zo kost de verplanting van een boom met een stamomvang 90-100 centimeter grofweg evenveel als het leveren en planten van een boom met een stamomvang van 6070 centimeter. En wat is er mooier dan gezonde bomen binnen een project een tweede leven te gunnen? Verplanten in plaats van ‘grote’ bomen kopen van een kwekerij vraagt een andere manier van ontwerpen. Bestaande gezonde bomen vormen dan een leidend principe bij het ontwerp. Niet als dwarsboom maar als flexibel element voor een groen ontwerp.
tekst angela wurth, arthur wopereis boomadviseurs gemeente Amersfoort
BOMENLIJN BRENGT DUIDELIJKHEID IN AMERSFOORTSE PROJECTEN
Help, ik heb een boom in mijn project! Planvormingsfase Initiatieffase Boomgegevens overnemen uit boombeheersysteem
Voorlopige ontwerp Opstellen Boom Effectrapportage (BER) met algemene impact van planvorming op de bomen.
Definitief ontwerp Opstellen Boom Effect Analyse (BEA) met specifieke maatregelen voor te behouden bomen en advies in te kappen bomen.
Collegebesluit
Voor veel projectleiders vormen bomen binnen hun project een ongrijpbare materie. Soms komen ze pas in de eindfase op de projecttafel en zijn ze niet op de uitgangstekeningen opgenomen. Ook spelen tussentijdse wijzingen een grote rol in het proces. Bomen liggen gevoelig bij bewoners in de stad: hoe maak je goede afwegingen tussen behoud en kap en hoe betrek je bewoners daarbij? Hoe communiceer je over de bomenkap met betrokkenen? Maar ook: welke boom is kapvergunningplichtig en welke niet? Wat valt er onder de boswet? Hoe vraag je zorgvuldig een omgevingsvergunning aan met de juiste onderbouwing? Binnen de gemeente Amersfoort geeft de bomenlijn duidelijkheid over bomen in projecten. De bomenlijn brengt de bomen beter in beeld bij projectgroepen, het bestuur en betrokken bewoners.
Verbeteringen na onrust en gedoe
De directe aanleiding voor de totstandkoming van de bomenlijn was de maatschappelijke en politieke onrust die bomenkap in projecten regelmatig met zich meebracht. Te
lang durende onduidelijkheid over de gevolgen van projecten voor de bomen, wijzigingen in aantallen te kappen bomen tijdens het traject, verschillen tussen de daadwerkelijke kap en de afgegeven vergunningen en de vele kritische vragen uit de stad en de gemeenteraad daarover leidden tot een nieuwe aanpak in de vorm van de bomenlijn. Daarnaast zijn er verbeteringen doorgevoerd in de werkwijzen en processen door deze door te lichten met de Lean Six Sigma methode*. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
35
Uitvoeringsfase Boombeschermings plan Specifieke maatregelen voor werkwijze, maatregelen en toezicht t.b.v. duurzaam boombehoud.
Bestek
Oplevering Opstellen bestek met specifieke boombesteksregels voor uitvraag
Bomenlijn
De bomenlijn geeft per fase van een project aan welke acties moeten worden uitgevoerd en welke producten moeten worden opgeleverd (zie bovenstaand schema). We gaan daarbij uit van een planfase en een uitvoeringsfase. De planfase bestaat uit een initiatieffase, voorlopig ontwerp en definitief ontwerp en wordt afgerond met een collegeof raadsbesluit. De uitvoeringsfase bestaat uit bestek, aanbesteding en uitvoering en wordt afgerond met de overdracht van het gebied aan beheer. De belangrijkste producten zijn de boomeffectrapportage, de boomeffectanalyse, de bomenparagraaf in bestuurlijke besluiten en specifieke maatregelen in het bestek. Belangrijke spelers zijn de boomadviseur en de boomtechnisch toezichthouder. Met de producten van bomenlijn wordt in een vroege fase in projecten duidelijk wat de plannen betekenen voor de bomen en kan een betere afweging worden gemaakt, ook bestuurlijk. Ook ten aanzien van nieuwe bomen worden zorgvuldiger afwegingen gemaakt in benodigde groeiruimte en passende soorten waardoor toekomstige hoge beheerkosten van ‘projectbomen’ worden voorkomen. Dit vroegtijdig inzicht en de mogelijkheid afwegingen te maken is ook van belang in de samenwerking met betrokken bewoners. Een voordeel bij het invoeren van de bomenlijn is dat we in Amersfoort een goed en actueel bijgewerkt beheersysteem hebben. Zo hoeven projectbomen niet opnieuw te worden ingemeten en is veel informatie en
36
vakblad groen
Uitvoering
Directievoering en controle op bescherming van bomen.
Boomgegevens aanleveren voor actualisatie boombeheersysteem
geschiedenis al voorhanden. Na oplevering kunnen wijzigingen makkelijk worden verwerkt in het beheersysteem. Zo levert de bomenlijn niet alleen betere bomen op maar brengt ook meer rust in de projecten, de stad en het stadhuis…
Boomadviseurs nemen voortouw
De afdeling Leefomgeving (wijken en beheer) neemt binnen projecten het voortouw voor de bomen. Dit gebeurt in de persoon van drie boomadviseurs. Zij adviseren de projectleiders in het maken van boomtechnische keuzes binnen projecten. Daarnaast voeren zij de regie over het uitzetten van de BER (Boom Effect Rapportage) en de BEA (Boom Effect Analyse) naar externe boomadviseurs. Dit zorgt voor een eenduidigheid in de opdrachtformulering en in de advisering. Binnen de gemeente en binnen de projecten is duidelijk wanneer de boomadviseurs betrokken moeten worden en welke producten zij opleveren. In de projectgroep worden de afwegingen gemaakt en de projectleider blijft eindverantwoordelijk.
Ontzorgen projectleider
De boomadviseur van de gemeente ontzorgt de projectleider door de opdrachtverstrekking van BER en BEA met externe boomadviseurs te regelen. Ook beoordelen de wijkbeheerders en boomadviseurs gezamenlijk of het proces van de aanvraag van de omgevingsvergunning (kapaanvraag) goed is doorlopen. Daarnaast schrijft de boomadviseur de tekst voor de bomenparagraaf en verzorgt de inhoudelijke beantwoording van Raadsvragen. Uiteraard alles in samenspraak met de projectleider, die immers eindverantwoordelijk blijft.
Boomadvies aan de projecttafel
Niet altijd was boomexpertise vertegenwoordigd aan de projecttafel. Ecologen en ook ontwerpers namen de bomen ‘mee’. Nu is boomadvies erkend als expertise en zijn de boomadviseurs expliciet aanwezig. Binnen de integrale planvorming is veerkracht van alle expertises gewenst. Ook bomen moeten zich vaak plooien naar een aanpassing van een ontwerp of een omgegooide planning. De rek die hier in zit, kan echter het beste door een boomadviseur worden bepaald.
BER: bomen beïnvloeden het ontwerp
Een BER (Boom Effect Rapportage) wordt opgemaakt in de initiatieffase van het project, voorafgaand aan (concrete) plannen voor bouw of (her)inrichting. Alle bomen die binnen de invloedssfeer van het project vallen, worden in beeld gebracht. De boomadviseur geeft aan waar kwaliteit aanwezig is en welke bomen minder de moeite waard om te behouden zijn of sowieso beter kunnen worden gekapt. Bomen kunnen dan richtinggevend zijn voor de verdere planontwikkeling. Hierbij is ook de gebiedskennis van de boomadviseur van grote waarde. Naast kennis van de kwaliteit van het aanwezige groen weet de boomadviseur ook wat er onder de bewoners leeft. Waar leven veel klachten? Waar is een grote betrokkenheid? Welke projecten hebben er eerder gespeeld en wat was toen de impact op de bomen? Bij de BEA (Boom Effect Analyse) wordt meer diepgravend onderzocht op welke wijze bomen behouden kunnen blijven. Uit de BEA kan een verdere aanpassing van het ontwerp volgen. Ook worden technische uitgangspunten benoemd voor de werkwijze en de werkuitvoering. Deze worden later vertaald naar het bestek.
Bomenparagraaf maakt afwegingen zichtbaar
De bomenparagraaf biedt het College inzicht in de hoeveelheid te kappen en te behouden bomen. Ook worden in de bomenparagraaf alle relevante keuzes over de bomen in het project toegelicht. Zo worden bij de besluitvorming meteen de afwegingen rondom bestaande en nieuwe bomen zichtbaar. Dit is ook van belang in de communicatie en samenwerking met de betrokken inwoners in de stad.
Maatregelen in het bestek en controle op uitvoering zorgen voor betere bomen na oplevering
In de uitvoering worden plannen realiteit. De boombeschermende maatregelen uit de BEA worden vertaald naar specifieke boombesteksregels. Zo wordt bijvoorbeeld benoemd hoe groot en met welke materialen een groeiplaats moet worden uitgevoerd. Een boomtechnisch toezichthouder controleert of volgens het bestek wordt gewerkt. Deze persoon zal steekproefsgewijs op de bouwplaats controleren en is in elk geval aanwezig bij de voor bomen relevante bouwvergaderingen. De ervaring leert dat aanwezigheid bij het opstarten van het werk cruciaal is. De plaats van de bouwketen en de opslagplaatsen worden bepaald en de boombescherming wordt aangebracht. Hier kan niet alleen veel mis gaan, ook is het belangrijk dat de boomtechnisch controleur zichtbaar aanwezig is zodat direct duidelijk is dat bomen ertoe doen. Maatregelen in het bestek en een goede controle hierop dragen bij aan duurzame aanplant en behoud van bomen met toekomstwaarde en het voorkómen van kostbare herstelmaatregelen. Investeren in goed toezicht betaalt zich altijd terug.
* Lean Six Sigma is een methode voor procesverbetering die zijn oorsprong heeft in de industrie. Sinds eind 2009 past de gemeente Amersfoort deze methodiek toe om processen effectief en efficiënt in te richten. Een standaard Lean Six Sigma-vijfstapsverbetercyclus in combinatie met een scala aan tools wordt gebruikt om verspilling en variatie in een proces in kaart te brengen en te analyseren, en vervolgens oplossingen voor de achterliggende oorzaken te bedenken en uit te voeren. Deze manier van verbeteren heeft bij de uitgevoerde trajecten tot aansprekende resultaten en enthousiaste medewerkers geleid. De ervaring van de afgelopen jaren met Lean Six Sigma heeft een goed inzicht gegeven in de toepasbaarheid van de methode, maar ook op welke onderdelen een aanpassing of aanscherping nodig is voor toepassing bij een gemeentelijke organisatie. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
37
tekst thor hendriks, burobol en henry kuppen, terra nostra fotografie henry kuppen
ONTWERPEN MET SOORTENDIVERSITEIT ALS ANTWOORD OP ZIEKTEN EN PLAGEN
Geen zin meer in dweilen? Zoek de kraan! We hebben de laatste jaren met zoveel boomziekten, plagen en aantastingen te maken gekregen, dat er bijna geen boomsoort over lijkt te blijven zonder ziekte. Iedere boombeheerder zal erkennen dat hier steeds meer energie, tijd én geld in moet worden gestoken. Door aan de basis van het probleem te werken zal in de loop van de jaren een meer toekomstbestendig bomenbestand ontstaan. Niet de apothekerskast, maar een weloverwogen aanplant biedt een langdurige oplossing. De landschapsarchitect en de boomonderzoeker werkten samen om hier proactief mee aan de slag te kunnen.
38
vakblad groen
Zieke iepen worden gekapt, van de bastaardsatijnrupsen knippen we de spinsels uit de bomen, eikenprocessierupsen worden bespoten, bladluis willen we eigenlijk ook niet en daar zetten we overmoedig zakjes met natuurlijke vijanden op uit. Maar moeten we eigenlijk wel iets met spinselmot? En wat doen we tegen berkenwantsen? Kortom: maatregelen en vragen waar u als beheerder van bomen in bepaalde periodes van het jaar bijna dagelijks mee wordt geconfronteerd. De website beterebomen.nl geeft waarschuwingen bij ziektes, tips voor beheer en benoemt de risico’s. We zijn driftig in de weer met het beheer en van boombeheerders wordt veel kennis gevraagd van de aantasters van bomen. Beheer begint met de vraag of er überhaupt maatregelen genomen moeten worden. Het antwoord is ja als het gaat om aantasters die de volksgezondheid of veiligheid van mensen en dieren bedreigen. Maar als het dan noodzakelijk is om in te grijpen, is het nog de vraag hoe we moeten ingrijpen. Het ligt voor de hand om een aantaster uit te willen roeien, maar dat is meestal onmogelijk. Vaak is één middel of één methode niet afdoende of juist een veel te zwaar instrument om in te grijpen. Bij geïntegreerd beheer neem je op basis van risico en effect gedoseerde maatregelen om zo belangrijke winst voor zowel het milieu als voor de portemonnee te behalen.
Een heterogene boombeplanting spreidt de risico’s van ziekten en aantastingen en levert ook prachtige seizoensbeelden op. (foto Henry Kuppen)
Een ziekte of een aantaster slaagt als er een geschikt klimaat of het juiste voedsel voorhanden is. Het veranderende klimaat wordt steeds aantrekkelijker voor invasieve aantasters. De tweede component voor succes, voedsel, bestaat uit bomen en een aantal soorten is ruimschoots aanwezig. De eik is in het
oosten van het land ruim vertegenwoordigd, in de steden zijn volop platanen aanwezig en in het westen van het land vinden we veel essen. Ook de Gleditsia en Tilia tomentosa zijn in toenemende mate populair. Zo lang de voedselbron ruim voorhanden en netjes gegroepeerd
blijft, zullen er telkens nieuwe ziekten, plagen en aantasters opduiken die schade aanrichten. Kortom: de maatregelen die u neemt, hebben beperkt effect op de lange duur omdat aan de basis niets verandert. Met bomen in monocultures blijft u dweilen met de kraan open.
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
39
De kansen van soortendiversiteit in het ontwerp Dat we bomen meestal in monoculturen aanplanten is heel begrijpelijk. Lange tijd is landschappelijke beplanting vanuit functioneel oogpunt aangeplant. Laanbeplanting tegen de lage zon en voor de houtopbrengst, houtwallen als vee- en windkering en geriefhout en bossen voor de houtproductie. Als een laan of bos moet resulteren in planken is uniformiteit natuurlijk een voordeel. Alle bomen zijn ongeveer gelijktijdig kaprijp en het beheer is overzichtelijk. Ook wanneer laanbeplanting wordt ingezet voor landschappelijke ordening en oriëntatie, heeft een monocultuur zo haar voordelen. Men kiest één soort die past bij de schaal en hiërarchie van de weg. Lange tijd waren monoculturen een beperkt probleem, omdat de biodiversiteit in de omgeving veel opving. Tegenwoordig zijn lanen en stadsbomen vaak het enige schaarse groen in een gladgeschoren landschap en spelen klimaatverandering en mondiaal transport een steeds sterkere rol. Steeds vaker lopen we bij een ontwerp tegen gevoeligheid voor boomziekten aan. Vrijwel
40
vakblad groen
elke voorgestelde soort heeft wel een ziekte waar de soort vatbaar voor is. Geregeld duiken er nieuwe ziekten op. Als we ons al zouden willen beperken tot de paar soorten die nu veilig lijken, zouden we in de toekomst wel eens bedrogen uit kunnen komen. Klimaatverandering en mondiaal transport zorgen voor verspreiding van ziekten naar plekken waar deze eerder niet voorkwamen. Als bomen in een monocultuur zijn aangeplant, resulteert een ernstige ziekte soms in de kap van de hele laan. Diversiteit staat dan ook centraal in de benadering van www.beterebomen.nl. Door de diversiteit in boomstructuren te vergroten, kunnen ontwerpers anticiperen op de mogelijkheid van ziekten en wordt een boomstructuur robuust. Doordat bomen van de zelfde soort verder uit elkaar staan, wordt de kans op verspreiding van ziekten verkleind. Ook zijn de gevolgen van een boomziekte veel minder desastreus: slechts een deel van de bomen valt weg, waardoor de structuur blijft gehandhaafd. Bij de keuze voor een boomsoort spelen veel factoren een rol. Ruimtelijke eigenschappen als grootte, kroonvorm en mate van transparantie bepalen de
impact op het landschap of de plek. Esthetische aspecten, zoals bloeiwijze, herfstverkleuring, bast, groeiwijze en vruchtdracht dragen bij aan seizoensbeleving en attractiviteitattractiviteit van de boomstructuur. Boomtechnische aspecten als verharding, strooizout (zee) wind en bodemsoort (standplaatsfactoren) zijn bepalend voor de vitaliteit van de bomen. Om diversiteit in boomsoorten binnen een structuur toe te passen, is het dus zaak om al deze aspecten te kunnen wegen. Beterebomen.nl biedt handvatten om de juiste soorten bij de gegeven situatie en het gewenste beeld te kiezen. Een uniform beeld wordt bereikt met een diversiteit aan boomsoorten; diversiteit biedt ook mooie kansen. Denk aan een uniforme, strakke laan die in de herfst transformeert naar een bont herfstpalet of een eenduidige kronendak met diversiteit in textuur van de stammen. Het toepassen van soortendiversiteit in een boomstructuur maakt niet alleen het landschap weerbaarder tegen ziekten en plagen, maar daagt ook uit tot nieuwe expressie van boomstructuren.
tekst eric blok, sb4 fotografie laura fokkema, sb4
Lanen: eeuwenoude structuren met toekomst Oude lanen zijn imposante landschapselementen. Van verre al zichtbaar en dominant in de omgeving, van dichtbij een schaduwrijke wandeling met een lang doorzicht. De laan als structuurelement bestaat uit een samenspel van bomen en het is daarbij vooral de individuele boom en zijn positie ten opzichte van de andere bomen die bepalend zijn voor het uiteindelijke beeld. Nu hebben bomen niet het eeuwige leven en zouden we dat van lanen wel graag willen. Dat betekent dat er een moment is of komt waarop we de bomen zullen moeten vervangen. Met de gedachte dat we over honderd jaar een laan met honderd jaar oude bomen willen zien, is dat moment nabij. De keuze voor laanverjonging is geen gemakkelijke, want nogal rigoureus. Het verwijderen van alle laatste bomen, veelal met indrukwekkende stamomvang, en het creëren van voldoende lichttoetreding om de nieuwe aanplant groeikansen te geven is een forse ruimtelijke ingreep die zijn sporen nog vele jaren laat zien. In de huidige tijd wordt terughoudend en aarzelend omgegaan met laanverjonging. De ingreep wordt nog jaren uitgesteld, mede om de ecologische waarden van oude bomen met nestholten en rottend hout een kans te geven. Maar ook staande dode stammen, al of niet gekandelaberd, kunnen nog lang bijdragen aan de beleving van het kenmerkende laanritme. In het verleden werd hier wel anders mee omgegaan. Fraaie opgaande laanbomen vertegenwoordigden in bijvoorbeeld de zeventiende of achttiende eeuw een belangrijke economische waarde als zaag- of bouwhout. Constructiebalken, molenstaken of scheepsmasten werden geselecteerd uit nog groeiende bomen die daarvoor speciaal werden geveld. De monetaire betekenis is terug te vinden in toenmalige taxaties van landgoederen en buitenplaatsen, waar opgaande laanbomen als aparte posten werden opgenomen en van forse bedragen voorzien. De toenmalige eigenaar zal zeker niet hebben gewacht tot de boom als rottend hout vanzelf naar beneden kwam, maar zijn laanbomen lang voordien hebben geoogst als rendabele investering. Tot dat moment kon hij genieten van een fraaie aanleg en aangename wandeldreven. Uit die tijd stammen ook de - in onze ogen bijzondere - bepalingen dat de grondeigenaar niet dezelfde is als de eigenaar van de daarop staande bomen of dat er sprake is van een apart plantrecht.
De verkoopadvertentie uit 1868 van zware bomen op Landgoed Rhederoord markeert een transformatie van het park naar landschapsstijl. Herkomst: Algemeen Handelsblad, 18 januari 1868.
Het verjongen van eeuwenoude lanen heeft een grote impact op de ruimtelijke beleving (Landgoed Het Enzerinck).
jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
41
oprijlaan naar landhuis of kasteel straalde macht, gezag en rijkdom uit. Gasten werden geïmponeerd terwijl zij minutenlang over de laan onderweg waren naar het huis, waar de eigenaar hen al van verre zag aankomen. In omgekeerde richting kon de landeigenaar zijn bezoek uitleggen dat het terrein zo ver als ze konden kijken zijn eigendom was. Door de rijen laanbomen daarbij niet evenwijdig maar juist iets naar elkaar toelopend te planten, werd ongezien een perspectivisch effect bereikt; de laan leek langer of het huis groter. Door ook de afstand tussen de bomen te manipuleren werd dit effect nog extra versterkt. Waren het in de rechte lanen van de formele stijl vooral de eindpunten die werden benadrukt, in de gebogen en slingerende lanen van de landschapsstijl ging het om de afwisselende zichten naar links en naar rechts. De plaatsing van de bomen speelt daarin een rol, met name wanneer sprake is van een dubbele (of driedubbele) rij aan weerszijden. Bij plaatsing in vierkantsverband wordt het uitzicht schuin vooruit gehinderd, terwijl een zicht haaks op de laan vrij wordt gelaten, bij aanplant in driehoeksverband is dit juist andersom.
Kenmerkend voor lanen is de ritmiek en de gelijkvormigheid van de stammen veelal gericht op een specifiek eindpunt. (Landgoed Dorth)
Opmerkelijk in de geschiedenis van veel landgoederen is dat een stijlverandering van de aanleg veelal gepaard gaat met een forse houtoogst en –verkoop. In historische kranten zijn de aankondigingen van dergelijke verkopen terug te vinden, waarmee de ontwikkelingsgeschiedenis van het terrein geduid kan worden. En wat is er gemakkelijker om na een dergelijk ingreep het terrein in een andere (modernere) stijl weer in te richten. Rechte lanen maakten zo plaats voor de landschapsstijl. Toch wel een andere opvatting dan de hedendaagse, waarbij we na de laanverjonging het liefst geen verschil met voor die tijd willen ervaren. In de omgang met oude lanen is het van belang te beseffen welke functie zij vervulden. In de oude sterrenbossen zorgen de lanen voor een fraai patroon. Maar misschien nog wel veel belangrijker waren de lange rechte zichtlijnen door de lanen heen. Staande in het centrum van de aanleg was er goed zicht op het opgedreven wild dat vanuit de tussengelegen bosvakken met hakhout de lanen werd overgejaagd en zo prachtig in het schootsveld kwam. Een geliefd tijdverdrijf van de adellijke heren. Een lange rechte
42
vakblad groen
Bovenstaande voorbeelden zijn slechts enkele aspecten waarmee men bij verjonging van historische lanen rekening is te houden. Het geeft aan dat het de moeite waard dient om vooraf goed cultuurhistorisch onderzoek te doen alvorens opdracht te geven tot heraanplant. Daarbij kan ook naar voren komen dat wat nu als laan oogt en wordt beheerd van oorsprong helemaal niet bedoeld is als laan. Randbomen van een volgens een regelmatig patroon ingeplant bosvak vertonen namelijk ook een ritme. Of een goedwillende beheerder heeft tussen boomclumps gelegen open ruimten geïnterpreteerd als uitgevallen laandelen en hier alvast een verjongingsmethodiek toegepast. Bij laanverjonging is men geneigd fasegewijs aan het werk te gaan en niet alle lanen van een landgoed tegelijk te verjongen. Daarmee wordt flora en fauna een kans gegeven zich aan te passen, wordt de investering gespreid en reageert de wandelaar hopelijk minder geschokt. In dat geval is aandacht te besteden aan de juiste plaatsing van bomen. Bij eenvoudigweg herplanten tussen de oude stobben verschuift de bomenrij een weinig, maar ontstaat op de hoekpunten met aansluitende lanen een probleem. Datzelfde geldt wanneer men een historische plantafstand gebaseerd op Rijnlandse roeden (3.767 meter) onbewust vervangt door het huidige metrische systeem (bijvoorbeeld 4.00 meter). En welke boomsoort te kiezen? Ten tijde van de eerste bosontginningen op de woeste gronden werd gekozen voor pionierssoorten, aangepast aan de bodem- en terreingesteldheid. Met het groeien van de bossen ontstonden andere condities geschikt voor andere soorten. Oorspronkelijke eikenlanen maakten zo plaats voor beukenlanen, even imposant maar met een andere beleving. In de jongste ontginningen van de vorige eeuw werd geëxperimenteerd met boomsoorten, ook in de lanen. Men
had hoge verwachtingen van de Amerikaanse eik en nog geen ervaring met de verstikkende spontane opslag die deze veroorzaakt. Toch is het te overwegen om bij verjonging van lanen die in het begin van de twintigste eeuw voor het eerst zijn aangelegd opnieuw te kiezen voor Amerikaanse eik om daarmee het historische tijdsbeeld te behouden (en ook de door de recreant zo gewaardeerde herfstschakeringen). De beheerder die zich geconfronteerd ziet met zijn ouder wordende lanenbestand en toenemende beheerkosten of vervangingsinvesteringen, zal zich afvragen of alle lanen wel als laan te behouden zijn. Ook daarvoor is het van belang de oorspronkelijke bedoeling en context te doorgronden. Van losse laanfragmenten die hun samenhang hebben verloren of waarvan het specifieke begin- of eindpunt zijn verdwenen, kan mogelijk afscheid genomen worden. Dit hoeft niet direct met actieve kap, maar kan ook door de bomen te beheren als onderdeel van het naastgelegen bosvak en hen daar geleidelijk in te laten opgaan. Aan de andere kant zal onderzoek uitwijzen dat essentiële laangedeelten zijn verdwenen waardoor de samenhang van een groter patroon is verdwenen of een historische ontsluitingsroute zijn betekenis heeft verloren. Hoewel het in wezen geen laanverjonging betreft, is heraanplant in die gevallen wel van waarde.
Het onregelmatige laanbeeld is veroorzaakt door de aanplant van laanbomen in de open tussenruimtes van een als landschappelijke weg met afwisselend losse clumps en uitzichten bedoelde toegangsweg. (Landgoed Het Enzerinck).
Kant en klare oplossingen zijn er niet. Elke laan is anders en altijd zullen er keuzes moeten worden gemaakt. Van belang is dat dit gebeurt op basis van een goede afweging waaraan een gedegen inventarisatie ten grondslag ligt. Boomtechnisch en ecologisch onderzoek zijn momentopnamen. Wanneer het gaat om historische structuren is het zaak om ook in het verleden te duiken. En dergelijk onderzoek wijst soms uit dat versterken van cultuurhistorische waarden juist vraagt om flinke ingrepen en dat een veel actievere houding ten aanzien van laanverjonging is gewenst dan alleen behoud en beheer van de bestaande laanbomen, zoals vaak gedacht.
Ir. Eric M.J. Blok is landschapsarchitect en senior specialist groen erfgoed. Vanuit onderzoeks- en ontwerpbureau SB4 Bureau voor Historische Tuinen, Parken en Landschappen in Wageningen is hij al ruim 25 jaar betrokken bij beheer van landgoederen, buitenplaatsen en historische lanen. Naast versterkingsplannen voor afzonderlijke terreinen stelde hij onder meer integrale beleidsadviezen op voor het beheer van alle lanen in het buitengebied van Arnhem-Noord en voor landgoed Den Treek-Henschoten. In het begin achttiende-eeuwse lanenstelsel van Landgoed Eerde ontdekte hij betekenisvolle en harmonieuze maatverhoudingen gebaseerd op oude lengtematen.
Door het terugzetten van de doorgeschoten struiklaag wordt het ritme van de laanbomen weer herkenbaar en daarmee de beleving van de laan versterkt. (Landgoed Het Enzerinck). jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
43
Snoeien: meer tekst annemiek van loon fotografie boomtotaalzorg
Niet alle kennis komt uit een boekje. Sterker nog, vakmanschap is niet in een boek te vatten. Snoeien in de boomverzorging blijkt ook meer dimensies te hebben dan het vasthouden van een kettingzaag. Het is complex, het gaat niet alleen over ‘kennen’ en zelfs niet alleen over ‘kunnen’. Het gaat over kijken, luisteren, doen, het lezen van de boom, het luisteren naar collega’s en vooral ook met ze sparren en discussiëren. Om een beter beeld te krijgen schuiven we op vrijdag aan het eind van de middag aan bij Boomtotaalzorg in Schalkwijk. Janjelle, Gert, Frans en Wim geven graag inzage in hun dagelijkse werk. Het blijkt dat er de afgelopen veertig jaar veel veranderd is. Neem de monumentale bomen, daar werd vroeger uitsluitend dood hout uit gesnoeid en vaak alleen de onderste takken afgehaald. Nu wordt meer en meer gekeken naar het doel van de snoei, de boomsoort en de opbouw van de kroon en bovenal in welke mate én of snoei überhaupt nodig is. Voor de boom zelf hoef je niet te snoeien. Wel voor de eisen die wij aan de boom en ten behoeve van de omgeving stellen.
44
vakblad groen
Tijdelijke kroon
Het opkronen van laanbomen is daar een vorm van. Van jongs af aan wordt toegewerkt naar de uiteindelijk gewenste takkenvrije zone om de verkeersfunctie te kunnen garanderen. Wanneer die zes meter is, betekent dit dat alle takken beneden daarvan uiteindelijk moeten verdwijnen. Een tak groeit namelijk niet mee omhoog. Alles beneden die zes meter is immers tijdelijke kroon. De dikste en meest problemen veroorzakende takken worden hier telkens uitgesnoeid, maar er moet voor worden gewaakt dat de boom wel voldoende blad houdt. Blad is de energiebron voor het fabriekje ‘Boom’. Hier vindt de fotosynthese plaats en zonder deze zonnecollectoren (de bladeren) ontstaat
groeistagnatie. Bij deze jonge bomen moet de snoeifrequentie hoog zijn en de hoeveelheid snoeiafval per snoeibeurt laag. In de praktijk is het steeds vaker het omgekeerde verhaal. De norm van maximaal te verwijderen bladmassa van 20 procent wordt dan ruimschoots overschreden. Met als gevolg dat de groei eruit is en het eindbeeld mijlen ver weg. Bij bestekmatig snoeien wordt, daarentegen, vaak weer te weinig gedaan. Snoei doe je met het hoog op de toekomst. Je moet inzicht hebben in de ontwikkeling van de boom en hierin sturen waar nodig.
Mechanische snoei
Een parkboom hoeft helemaal niet opgekroond te worden. Wanneer het doel is om deze boom oud te
dan een werkwoord laten worden zijn juist de onderste takken de toekomsttakken. Maar wat moet er dan wel gesnoeid worden? Janjelle legt uit dat je eerst rustig naar de boom moet kijken, de boom moet lezen. Bij elke boomsoort is de natuurlijke habitus, de kroonvorm, weer anders. Afwijkingen kunnen duiden op onbalans. Wanneer een tak te weinig licht krijgt of een enorme lengtegroei gaat maken om het licht zijwaarts te bereiken kan de tak buiten de kroon groeien. Met risico op uitbreken. Je ziet dan dat een kroondeel gaat wijken. Eenmaal in de boom heb je dit overzicht niet. Dan neem je weer andere zaken waar. Gert vult aan: “Soms voel je het pas wanneer je op de tak staat. Bij weinig veerkracht is de rek er uit. Voor takken die vol in blad en bloei staan kan regen dan soms letterlijk de druppel zijn.” Wim illustreert dit verhaal aan de hand van een monumentale beuk, in toevallig een ‘mastjaar’. Voor het snoeiwerk wordt veel geklommen. Hierbij zeker je jezelf, naast en centraal
ankerpunt, ook aan bovenliggende takken. Vervolgens moet je via een tak ‘uitlopen’ om de kroonrand te kunnen bereiken. Want daar moet gesnoeid worden. Tijdens het uitlopen, waarbij de belasting op de tak toeneemt, blijkt het gewicht van Wim teveel voor de 70 centimeter dikke tak. Deze laat een gigantische knal horen. Een flinke lengtescheur is te zien. Besloten wordt de tak te laten zitten. Het weghalen van de tak zou een te grote snoeiwond opleveren en bij een beuk ook het risico op zonnebrand. Via een andere weg wordt de tak uitgelicht en wat ingenomen om het grote gewicht van beukennootjes te verminderen. Ook bij de bovenliggende takken wordt dit gedaan om de bewuste tak meer licht en dus energie te geven. Nu, vijftien jaar later, staat de boom met tak nog steeds te pronken. Hij wordt nauwlettend in de gaten en vooral in balans gehouden. Het is telkens het evenwicht zoeken tussen voldoende bladmassa houden en de belasting verdelen.
Elke tak is een boom
Uit de verhalen blijkt dat de takken dus ook onderling concurreren. Van bomen in een bos weten we dat ze elkaar beconcurreren om het licht. Takken doen dat onderling ook. De vorming van dood hout is hiermee een logisch natuurlijk proces. Bij snoei is het daarom zaak dat de volledige boom in balans is maar ook elke individuele tak. Een tak die te weinig licht krijgt, levert te weinig energie voor de boom en sterft af. Bij een hoofd- of gesteltak kan dat proces langer duren. Dit gebeurt met name in de benedenkroon wanneer langzaamaan het licht wordt ontnomen. We spreken van een onderstandige tak. Het voorspellen van het moment van uitbreken kent vele facetten. Zoals gezegd groeien de onderste takken vooral horizontaal. De takken zijn relatief lang, het bladoppervlak relatief gering en de belasting van de takaanzet groot. Hier treedt een mechanisch proces in werking. De tak maakt bij de aanzet zijwaarts extra hout aan. jaargang 71 • oktober 2015 • nummer 10
45
De tak buigt langzaam uit naar beneden waardoor houtaanmaak aan de onderzijde van de takaanzet maar in de weg zou zitten. Hierdoor ontstaat een waar okselkuiltje dat het afstoten van de tak aankondigt. Ook aan bastribbels kan een mechanisch proces worden afgelezen. Wanneer de tak niet langer van nut is voor de boom wordt het aanwezige zetmeel nog omgezet in suikers, door de ontwikkeling van jonge loten, waarna de tak van buiten af naar de stam toe afsterft.
Karaktersnoei
Uit alles blijkt dat Janjelle, Gert, Frans en Wim trots zijn op hun vak. Toch wordt de werkdag niet altijd fluitend afgesloten. Soms vraagt het veel energie en overtuigingskracht om hun werk goed te kunnen en mogen doen. Een particulier met een prachtige oude of monumentale boom belt vaak om meer licht in de tuin te krijgen. Voor de boom is snoei dan feitelijk niet nodig. Door dan met name in de buitenkroon te snoeien neemt de kroonomvang flink af zonder dat er duidelijke snoeiwonden zichtbaar zijn. Het karakter van de boom blijft behouden. Wanneer het snoeihout is geruimd en de eigenaar zich afvraagt of er wel iets is gebeurd, maakt de trots voor het eigen vakwerk tijdelijk plaats voor frustratie. Met geduld en alweer de passie voor het vak wordt uitgelegd wat er is gedaan en uiteindelijk volgt toch de waardering en nog mooier, de trots van de eigenaar voor de eigen boom.
Passie
Welke boom hun favoriet is? Hoewel alle ogen blinken bij de verhalen over hun werk wordt er opgebiecht dat ze aan sommige bomen de pest hebben. Frans noemt de hoeveelheid ‘breinaalden’ in de binnenkroon van vooral essen en linden. Dit zijn korte takjes die zich op de meest onverwachte momenten en plekken laten voelen. Ook maken ze het lastig om door de kroon te bewegen. Een plataan daarentegen groeit heel mooi ‘open’. Hier is het prettig ‘wandelen’, maar de
46
vakblad groen
gesnoeide takken blijven dan weer vaak achter andere takken hangen. Een goede boomverzorger kan echter overal bij. Goed snoeiwerk mag niet worden beperkt door de klimcapaciteiten. Het mooiste werk blijven de monumentale bomen. Waarom? Er wordt onderling vaak en veel gesproken over technieken,
boomsoorten en fouten van ‘amateurs’. Natuurlijk is het klimwerk ook spannend, maar het besef dat een boom leeft, zorgt ook voor een portie mystiek. Door te mogen werken aan zo’n boom waardoor ie weer velen jaren meekan, maak je jezelf een beetje onsterfelijk.
.nl
Heem werkt aan BIODIVERSITEIT www.heem.nl
[email protected]
MVO
Ontwerp Tennis Natuurlijk Spelen
Groenkeur
Eén met de natuur!
Water
Tuin
Dak & Gevel Onderhoud Advies
Hoek Hoveniers HEEM
Voorhout Openbaar Groen Aanleg Vakmensen Landschapsontwikkeling Wijkgroen Biodiversiteit Werk & Zorg Duurzaamheid
Recreatie
Beheer
GOLF
Ursem Sport Groen
Boomverzorging
Sportvelden
T: 0321 - 385330 E:
[email protected]
www.hoekhoveniers.nl www.hoekhoveniers.nl
VRUNTEN RUÏNE
scan of ga naar www.parklaan.nl/vrunten scan of ga naar www.par klaan.nl/r uine
• Groeiplaatsverbetering • Opheffen bodemverdichting • Insecten- en plaagbestrijding • Vermindering wortelopdruk www.tfi.nl
NATIONALE BOMENBANK B o o m v e r p l a n t i n g • Ve r z o r g i n g • O n d e r z o e k
www.nationalebomenbank.nl - Tel.: 0184-69 89 89
Als het om bomen gaat. www. cursuscentrumcambium.nl - Tel.: 0184-69 89 88
9 en 10 december 2015 Evenementenhal Venray
DUURZAAM GROEN KENNIS EN INSPIRATIE VOOR DE TUIN VAN DE TOEKOMST
Een vakgericht kennisen inspiratie-event dat zich richt op bewuste, groene ondernemers en dienstverleners.
HARDENBERG GORINCHEM VENRAY
MEER INFORMATIE? GA DAN NAAR:
WWW.EVENEMENTENHAL.NL/DUURZAAMGROEN
PROFITEER NU VAN ONS voordeelabonnement 6 vakbladen, 29 edities per jaar toegang tot 500 digitale edities korting op álle congressen van Elba-Rec korting op álle studiereizen! E L vaste Bprijs:A | R E € 239,-
M E D I A- & C O M M U N I C A T I E B E D R E L B A | R E C M E D I A- & C O M M U N I C A T I E B E D R I J F
meer informatie op www.elba-rec.nl
DOOR DE JUISTE DIGITALE SAMENWERKING STAAN WE STERKER! Veiligheid, naar EU-richtlijnen, hergebruik, maatschappelijke oplossingen, stimuleringsprogramma, samenbrengen van vraag en aanbod tijdens evenementen, samen naar betere oplossingen – het FIWARE Lab NL heeft voor gemeenten veel te bieden. Het FIWARE Lab NL is een experimenteeromgeving waar overheden en bedrijven apps en toepassingen op basis van FIWARE kunnen laten ontwikkelen ter verbetering van de lokale, regionale en landelijke samenleving. Bouwt u ook mee aan de smart city?
NL
Data & Tools
Samenwerken aan ongekende mogelijkheden van de smart city Kijk voor meer informatie en contact op
www.fiware-lab.nl Een initiatief van:
Ondersteund door:
www.vhg.org
Uw bomen, ons vak! Bomen spelen een belangrijke rol in de leefomgeving. De verzorging van bomen vraagt bijzondere kennis en vaardigheden. De bij VHG Vakgroep Boomspecialisten aangesloten bedrijven zijn experts in de duurzame instandhouding van bomen, vooral in stedelijke gebied. Kijk voor meer informatie op www.vhg.org onder Vakgroepen > Boomspecialisten.
tuin- en landschapsarchitecten boomspecialisten groenaanleg en beheer
boomverzorging & groenonderhoud
Delsasso Boomverzorging Bosbeheer
HORZELENBERG BOOMVERZORGING B.V.
UW CONGRES OVER INTEGRALE OPLOSSINGEN VOOR DE OPENBARE RUIMTE
CO-CREATIE
HET ARNHEMSE BARTOKPARK: PARK HOGE VELUWE EN BURGERS’ ZOO DEDEN DE INRICHTING.
SLIM + GEZOND
HET GEBRUIK VAN GROEN EN OPEN DATA MAAKT DE OPENBARE RUIMTE GEZONDER.
DAG 1 19 NOVEMBER • SCHIEDAM DAG 2 09 DECEMBER • TILBURG WATER IN DE STAD
HET AANTAL HOOSBUIEN NEEMT TOE, DAT VRAAGT OM SLIMME OPLOSSINGEN IN DE OPENBARE RUIMTE.
GRIP OP JE ORGANISATIE
BURGERS NEMEN DE UITVOERING TER HAND, MAAR HOE HOUD JE DE KWALITEIT OP ORDE?
WWW.LCOR.NL HOOFDSPONSOR
PARTNERS
Het Landelijk Congres Openbare Ruimte is een product van
www.btlbomendienst.nl
specialistische boomverzorging | boomziekten en -aantastingen | boomtechnisch advies BTL Bomendienst_185 x30.indd 1
[email protected]
10-9-2015 12:06:25
030 6011880
Creatieve en objectieve boomspecialisten uit Schalkwijk
Boomverzorging Onderzoek en Advies Producten voor groeiplaatsen
Symbiose tussen natuur & techniek
BSI Bomenservice, Wildenburglaan 4, 3744 MK Baarn,
[email protected], www.bsi-bomenservice.nl
www.btladvies.nl BTL_185 x 30_juni_2015.indd 1
25-6-2015 16:45:48