boekje voor een beginnend predikant
Inhoudsopgave: INLEIDING ............................................................................................... 2 I. DE VERPLICHTE WERKBEGELEIDING (MENTORAAT) ................... 3 1.1. Opzet van de route van de verplichte werkbegeleiding ................ 3 1.2. Het eigene van de verplichte werkbegeleiding als onderdeel van de verplichte nascholing....................................................................... 4 1.3. Doelen en eindtermen van de verplichte werkbegeleiding ........... 4 1.4. Model van de verplichte werkbegeleiding ..................................... 5 1.5. Verwijzing ...................................................................................... 7 I.6. Aandachtspunten voor het mentoraat aan een beginnende predikant in een specialistische functie ................................................ 7 A. Aparte aandachtspunten voor de werkbegeleiding in het ............ 8 categoriaal pastoraat ........................................................................ 8 B. Speciale punten voor een beginnende predikant in bijzondere arbeid, anders dan werkzaam in de geestelijke verzorging ........... 10 C. Speciaal voor het justitiepastoraat (de gewenste stand van zaken) ............................................................................................. 11 1.7. Valkuilen ...................................................................................... 12 1.8. Enkele aanbevelingen voor beginnende predikanten ................. 15 II. WERKBEGELEIDING OP VERZOEK ............................................... 17 Waarom werkbegeleiding op verzoek? .......................................... 17 Werkbegeleiding op verzoek is geen supervisie ............................ 18 III. ADRESSEN EN REGIO-INDELING ................................................. 19 Voor de verplichte werkbegeleiding/mentoraat: ............................. 19 Voor de werkbegeleiding op verzoek: ............................................ 19
1
INLEIDING Deze brochure is bedoeld voor predikanten die kort geleden bevestigd zijn in het ambt. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft deze predikanten verplicht gesteld een leerroute te volgen in de eerste jaren van hun ambt. Deze nascholing bestaat uit twee opeenvolgende fasen: a: De verplichte werkbegeleiding/mentoraat (1 jr.) 1 b: De verplichte nascholing (1 /2 jr.) In deze brochure gaat het over de verplichte werkbegeleiding, het mentoraat aan beginnende predikanten.
2
I. DE VERPLICHTE WERKBEGELEIDING (MENTORAAT) 1.1. Opzet van de route van de verplichte werkbegeleiding De werkbegeleiding aan een beginnende predikant ziet er als volgt uit: stap 1: In de eerste maanden na de bevestiging en heeft de predikant voor de verplichte werkbegeleiding - of een van de andere predikanten voor de werkbegeleiding - een gesprek met de beginnend predikant. Op grond van dit gesprek zoekt de predikant voor de verplichte werkbegeleiding een mentor voor de beginnend predikant. stap 2: De mentor heeft snel daarna een eerste contact met de beginnende predikant. De begeleiding zelf begint vervolgens zo spoedig mogelijk. Dat is in de meeste gevallen drie tot zes maanden na datum van bevestiging. De begeleiding bestaat uit een serie van tien tot twaalf gesprekken van ongeveer twee uur, verspreid over een periode van een jaar. stap 3 Aan het eind van de periode ontvangen mentor en beginnende predikant de evaluatieformulieren. Deze worden door mentor en beginner samen ingevuld. Wanneer onze secretaresse deze formulieren heeft ontvangen stuurt zij de beginnende predikant een certificaat, dat van belang is voor het beroep naar een andere gemeente. In de eindfase van de verplichte werkbegeleiding begint het andere verplichte onderdeel van de nascholing van de PThU. Zie www.pthu.nl onder cursussen en diensten/verplichte nascholing. Informatie: (0343)51 40 41 (Theo Witkamp). Voor deze nascholing wordt u vanzelf opgeroepen door de PThU, meestal in het jaar nadat u voor het eerst bevestigd bent in een gemeente. Bij het mentoraat gaat het om de individuele begeleiding op de werkplek, meestal afgewisseld ten huize van de beginner of mentor.
3
1.2. Het eigene van de verplichte werkbegeleiding als onderdeel van de verplichte nascholing Verplichte werkbegeleiding kent de individuele benadering van collega tot collega. Predikanten hebben het nodig kritisch te leren reflecteren op het eigen functioneren. In de verplichte werkbegeleiding wordt aan de beginnende predikant de mogelijkheid geboden bij het groeien in het ambt die vaardigheid te leren en te beoefenen onder begeleiding van een collega, die de taak van mentor op zich genomen heeft. In de verplichte werkbegeleiding gaat het ook om beoefenen van collegialiteit. Het is geen supervisie of pastoraat. Een collega trekt een tijd met een beginnende collega op en let daarbij op de breedte van het werk. 1.3. Doelen en eindtermen van de verplichte werkbegeleiding Als doel van de verplichte werkbegeleiding werd in 1970 door de generale synode van de GKN vastgesteld: 'De beginnende predikant te begeleiden bij het zelfstandig functioneren in het geheel en in de verschillende delen van zijn of haar ambtelijke arbeid.' De generale synode van de NHK sloot zich in 1985 daarbij aan. De ELK ging mee participeren in 2000. Dat zelfstandig functioneren wordt gestimuleerd door systematisch kritische reflectie. Een mentor stimuleert de beginnende predikant daartoe een methodiek te ontwikkelen, met de bedoeling dat dit kritisch reflecteren ook na de verplichte werkbegeleiding zelfstandig (alleen of met anderen) wordt voortgezet. De volgende eindtermen zijn van belang: • Er is groeiend vertrouwen in en zicht op de eigen mogelijkheden en grenzen om predikant te zijn. Dat houdt in: - een richtinggevend beeld van predikant zijn, - het kunnen reflecteren op de eigen verhouding van mogelijkheden en onmogelijkheden in het werk, - vertrouwdheid met de rol, - omgaan met de balans tussen afstand en nabijheid, - omgaan met lof en kritiek
4
• De predikant is bereid en in staat systematisch te werken en voldoende ruimte te nemen. • Er is ruimte gekomen om de vraag te stellen of het predikantschap een juiste beroepskeuze blijkt te zijn. • De predikant heeft geleerd dat structureren zin heeft: - waar gaat het nu om in mijn rol als predikant? - welke prioriteiten kan ik in overleg met de kerkenraad stellen? - hoe vertaal ik dat in mijn agendaplanning? - hoe kies ik en zeg ik 'ja' en 'nee'? • De predikant kan ruimte nemen voor de eigen spiritualiteit en dus ook voor een eigen leven. • De predikant kan gericht vragen stellen over het eigen functioneren en dat vertalen in mogelijk ander gedrag. Dit kan resulteren in aanwijsbare effecten zoals: • een betere agendaplanning, • een werkplan op de kerkenraad bespreken, • meer tijd voor studie, bronnen van inspiratie en spiritualiteit, • duidelijker afbakening tussen werk en vrije tijd, • betere preekvoorbereiding enz. • Grotere bereidheid tot collegiaal overleg en collegiale consultatie en intervisie. 1.4. Model van de verplichte werkbegeleiding [Dit is gebaseerd op gemeentepredikanten, in 1.5 is meer te vinden over predikanten in specialistische functies, zoals geestelijk verzorger in een instelling] In het begin van het contact tussen mentor en beginnende collega is er duidelijkheid over het doel en de eindtermen en wordt er een werkcontract (wanneer, waar, wat en hoe) gesloten. Specifiek voor de gesprekken zijn:
5
het leren stellen van vragen over het eigen functioneren het serieus nemen van die vragen het zo helpen verwoorden van die vragen dat ze uitnodigen tot het zoeken van antwoorden het samen willen zoeken naar verdieping van die vragen
Het gaat bij dit alles om een dispositie tot gedrag, een grondstructuur voor handelen. Bij het leren kritisch kijken wordt de grondhouding methodisch concreet. Gesprekken in het kader van de verplichte werkbegeleiding hebben daarom een herkenbare structuur, er wordt gewerkt met structurerende methodes, schriftelijke reflecties en tussentijdse evaluatie. Aandachtsvelden Hoofdregel is dat de beginnende predikant steeds de agenda aanreikt. De mentor ziet erop toe dat in de loop van de tijd alle facetten van het werk kritisch de revue passeren. Onderwerpen die de revue passeren zijn: Tijdsbesteding, relatie tot de kerkenraad, omgaan met lof en kritiek, de verschillende werkvormen: pastoraat, catechese, toerusting, diaconale en missionaire bewogenheid, voorbereidingsproces van de preek, stille en vrije tijd, bespreking van een kerkdienst, beleid en studie etc. Ook onderwerpen als: ‘wat is mijn identiteit als pastor’, ‘hoe is de plek van eventuele huisgenoten in het geheel van de gemeente’, ‘hoe is de balans in geloven-leven-werken’ zijn van belang om aan de orde te stellen. Steeds moet ook bekeken worden of de pastor niet geheel en al in zijn/haar rol opgaat en als mens dreigt te verdwijnen. N.B. Het bovenstaande is sterk gericht op de gesprekken met een predikant voor gewone werkzaamheden (gemeentepredikant) In situaties van een specialistische functie (bijvoorbeeld categoriaal pastoraat) moet men de aandachtsvelden mutatis mutandis aanpassen. Zie verderop in dit boekje.
6
1.5. Verwijzing Als er vragen zijn, die niet behoren tot het terrein van de mentor dan zal doorverwezen worden naar anderen die meer deskundig zijn. De mentor neemt in overleg met de beginner daartoe contact op met de werkbegeleider van de betreffende regio. Deze kan dan samen met de beginner gaan zoeken naar de juiste verwijzing, bijvoorbeeld naar een psychotherapeut of supervisor. De mentor neemt in ieder geval in geen enkele situatie contact op met de kerkenraad. Mocht overleg nodig zijn, dan zal dit geschieden door en in overleg met de werkbegeleider van de regio. I.6. Aandachtspunten voor het mentoraat aan een beginnende predikant in een specialistische functie Algemeen Bij de werkbegeleiding van een beginnende predikant in een specialistische functie zijn drie uitgangssituaties denkbaar: 1. Een introductieweek (of iets dat daarmee vergelijkbaar is), gevolgd door supervisie-intervisie verzorgd door de Vereniging voor Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen [VGVZ] 2. Een introductieweek (enz.), zonder daaropvolgende supervisie/ intervisie 3. Een 'blanco' start. situatie 1: vooral aandacht voor de band met de kerken; te denken valt aan vier of meer gesprekken (de vijf-kolommenoefening; eventueel agendaplanning; de identiteitsvraag; concretisering van de band met de kerken; (zie ook andere zaken hieronder genoemd) situatie 2: een aanvulling op situatie 1; te denken valt aan zes à zeven of meer gesprekken (extra: zeker agendaplanning - o.a. hoe laat ben je op je werkplek en hoe laat ga je weg?; materiaalbespreking; zie ook andere zaken hieronder genoemd) situatie 3: extra de zaken die al eerder genoemd zijn; zie verder hieronder; te denken valt aan tien of meer gesprekken.
7
A. Aparte aandachtspunten voor de werkbegeleiding in het categoriaal pastoraat - Aandacht voor het eigene van dit werkveld. Hoe beleef je daarin je beroepsidentiteit: je werkt in de regel als een randfiguur in de marge van de organisatie; b.v. hoe ga je ermee om dat je je werk steeds moet uitleggen aan medewerkers, patiënten, gasten; Hoe ga je om met het in de marge moeten werken (anders dan een gemeentepredikant) Vaak moet je je plaats 'verdienen'. Zelden is die vanzelfsprekend en van tevoren positief gewaardeerd. Beleef je jezelf primair als dominee of als geestelijk verzorger? Hoe is dat in contact met niet-kerkelijk gebonden mensen in je werk? Wat de plek in de organisatie betreft: hoe ga je om met de hiërarchische plaats. - Aandacht voor de relatie van het pastoraat / de geestelijke verzorging met de directies. De inhoud van het pastoraat kan nooit onder de verantwoordelijkheid van de directie vallen. Wel het functioneren van de pastor in het totaal van de instelling. Hoe ga je om met ethische vragen, waarbij een spanning bestaat tussen de (geloofs)visie van kerken en het ziekenhuisbeleid? - Aandacht voor de relatie met de kerken. Aan wie ben je kerkelijk verantwoording schuldig (kerkenraad of een orgaan van bijstand) en hoe doe je dat? Hoe is je relatie met collega’s in plaatselijke gemeente(n)? Wie is waarvoor verantwoordelijk en hoe vindt overdracht plaats? Hoe zoek je duidelijkheid hierin? - Aandacht voor de bijzondere vragen die opkomen in een interdisciplinaire setting en bij interdisciplinair overleg. Welke medewerkers zijn voor jou belangrijk (heb je b.v. een organogram gemaakt?) Denk ook aan de plaats van de humanistische raadslieden. - Aandacht voor de speciale problematiek die het omgaan met familieleden van de verpleegden met zich meebrengt. - Aandacht voor de mogelijkheden en onmogelijkheden van 'contextuele' diensten. Liturgisch en ambtelijk. Hoe ga je om met gebrek aan toehoorders en met gebrek aan bevestiging? (N.B.: dit zal
8
lang niet altijd het geval zijn.) Hoe met de uitvaart: wanneer wel / niet; financiën; directie? - Aandacht voor de vragen die het werken met een bureaukracht met zich meebrengt. Fax, computer, secretariaat. - Aandacht voor de mogelijkheden om contact te leggen met collega's in gelijksoortige arbeidssituaties. - Aandacht voor het ontwikkelen van 'gemeenteopbouw' activiteiten in het eigen werkveld. B.v. catechesegroepen. Een predikant in een categoriale setting moet deze activiteiten meestal alleen doen, terwijl in een gemeente groepen vrijwilligers actief zijn. - Aandacht voor de motivatie. Gaat het primair om een keuze voor dit werkveld of tegen de gemeente? Hoe was dat met het colloquium (NH) of met het kerkelijk examen (GKN)? - Aandacht voor zaken als budgettering, het maken van een werkplan t.w.v. het bestuur etc. - Aandacht voor het gegeven dat je in een specialistische functie voor een keuze kunt staan: laat ik me wel of niet opnemen in het behandelteam. Verleiding: 'dan ben ik iemand'. Welke plaats heb je dan wel? Heb je medeverantwoordelijkheid voor het afdelingsgebeuren? Hoe ga je om met zwijgplicht? - Aandacht voor je incasseringsvermogen. - in een kerkdienst zijn vrijwel geen aanwezigen - risico van vervlakkende routine in het pastoraat. herhalingen bij langdurend verblijf - bij korte contacten - tig x dezelfde ziektegeschiedenis. Andere zaken die voor een 'aangepaste' werkbegeleiding van belang zijn: - De plaats van de geestelijke verzorging in de gezondheidszorg is bedreigd en de kerkelijke beleidsorganen lijken zich weinig aan te trekken van de geestelijke verzorging in de gezondheidszorg.
9
- De beoogde professionalisering speelt een rol voor de protestantse en rooms-katholieke geestelijk verzorgers en voor de humanistische raadslieden. - De werkbegeleiding / het mentoraat is alleen verantwoordelijk voor de uitvoering van de hervormde en bij gereformeerde synodale verplichting voor beginnende predikanten; de VGVZ gaat het om de gehele instroom voor de geestelijke verzorging in de gezondheidszorg. B. Speciale punten voor een beginnende predikant in bijzondere arbeid, anders dan werkzaam in de geestelijke verzorging Organisatievragen a. Bij deeltaken spanning tussen de functies; Je moet goed agenderen. Is er een beleidsplan / taakomschrijving? Je hoort nergens echt bij (b.v. collegiaal). b. Je bent kwetsbaar: je krijgt oneigenlijke, nieuwe en soms discutabele taken toegeschoven (kinderen aan het avondmaal); "alles is missionair". Zo slibben er steeds nieuwe taken aan: ook overlegsituaties e.d. Dus: behoefte aan beleidsplan en taakomschrijving. c. Een Begeleidingscommissie is toch anders dan een kerkenraad. (BC is meer klankbord; kerkenraad participeert in het werk.) d. Financiën: bij gebrek aan beleid krijgt de penningmeester meer macht over beleidsvragen; je hebt in dat conflict weinig bondgenoten. Identiteitsvragen a. Je identificeert je snel met je doelgroep (randkerkelijken), jongeren e.d. Daardoor kan er spanning ontstaan met je zendgroep (de kerkelijke vergadering). Verleiding je uit te leveren aan de doelgroep en je daarmee helemaal te identificeren. Hoe blijf je jezelf? b. Je deskundigheid en je bijzondere positie maakt je bedreigend voor collega's. Je komt op het 'gebied' van een gemeentepredikant. Er is weinig teamgeest, solidariteit, collegialiteit, bondgenootschap onder predikanten. 10
c. Je functie geeft je bijzondere kansen (bijvoorbeeld tot experimenten, cursussen voor collega's enz.) Hoe gebruik je die? d. Je andere deskundigheden kunnen een vervreemdend en bedreigend effect hebben. Bijvoorbeeld het maken van een werkverslag. e. Nauwelijks respons op je verslag op kerkelijke vergaderingen. C. Speciaal voor het justitiepastoraat (de gewenste stand van zaken) Algemene globale individuele kennismaking met de verplichte werkbegeleiding voor beginnende predikanten (predikant voor de werkbegeleiding) Introductiedagen via CWOI • wereld van de justitie • wereld binnen de muren • hiërarchie van de inrichting • overlegstructuur • gevangenismaatregel • afkortingen Eigene van de geestelijke verzorging • identiteit / taakomschrijving • plaats binnen het huis -relatie met • stafleden / lijnverhoudingen • geheimhouding Band met de kerk • wat bestaat er: nazorgprojecten; deelname van vrijwilligers • plaats binnen de kerk + verantwoordelijkheden (orde en tucht) Mentoraat: • Samen nadenken over het persoonlijk-eigene binnen dit geheel. Probleem: wie en door wie?
11
1.7. Valkuilen Predikant zijn in deze tijd is een zwaar beroep. Het aanzien van het ambt is gedevalueerd, gemeenteleden zijn mondig(er) geworden, de pluriformiteit is toegenomen en de secularisatie staat niet stil voor de kerkdeur. Mede daardoor tobben velen (en niet alleen beginnende predikanten!) met hun identiteit als predikant. Wat is een dominee in deze tijd: pastor, herder en leraar, agoog, manager of nar? Is het predikantschap een roeping, gewoon een beroep, of draagt het beide elementen in zich Hoe verhouden zich die twee elementen tot elkaar? Wat laat het ambt van mij als persoon en als gelovige over? Wat zijn de valkuilen waar je voor op moet passen, op voorbereid moet zijn? Wanneer je bevestigd bent als beginnend predikant weet je nog niet in welke krachtenveld je beweegt. Je bent ‘de dominee’ voor de gemeenteleden, welke rol speel je er in en welke zou je op je kunnen nemen? Hoe kun je met onverwachte situaties omgaan? De mentor, aangesteld door de werkbegeleiding, geeft aan de beginnend predikant gelegenheid om te reflecteren over de eigen plek, waarbij inzicht gegeven kan worden in de verschillende facetten van het werk. Voor de duidelijkheid geven we hieronder een paar veel voorkomende valkuilen weer. Het gaat nu met name om de beginnende predikant. Maar ook ervaren predikanten (als ze tenminste eens eerlijk voor de spiegel willen gaan staan) komen dezelfde vragen, problemen en valkuilen tegen. Eén van de grootste valkuilen is ons inziens direct aan het veranderen te (willen) slaan. Omdat het in de ogen van de nieuwkomer niet goed gaat, zoals het gaat. Velen vergeten dat ze in 'een rijdende trein' stappen: de gemeente was er al voordat zij er kwamen en zal er ook nog zijn als zij er niet meer zijn. Daarom is het een gulden regel om in de oriënteringsfase van het eerste jaar slechts de afgesproken taken zorgvuldig te vervullen en geen veranderingen tot stand te brengen voordat er werkelijk en wederzijds vertrouwen is ontstaan. Vertrouwen is het eerste waar aan gewerkt moet worden. Als het goed is, zijn de verwachtingen van predikant en kerkenraad duidelijk, zakelijk en nadrukkelijk met elkaar afgesproken in de beroepingsfase, is er een werkplan gemaakt en is één en ander ook bekend gemaakt aan de gemeente.
12
Die uitgesproken en beschreven verwachtingen en taken kunnen dan vervolgens onderwerp van gesprek en evaluatie zijn om problemen te voorkomen. Wat helaas nogal eens gebeurt, is dat een predikant in een vrij vroeg stadium van de werkzaamheden in de gemeente betrokken raakt in een conflictsituatie in kerkenraad en/of gemeente. Voordat je het weet ben je als predikant deel van het conflict. Zeker als je je laat verleiden om je te identificeren met één van de 'partijen', die willen scoren. Op het moment echter dat je partij kiest, bent je verdacht voor de andere partij en is de vertrouwensbasis aangetast. Een volgende valkuil is dat predikanten zich volledig op het werk storten en geen ruimte voor zichzelf en hun eventuele partner en omgeving reserveren, met alle ellendige gevolgen van dien. Wanneer je je totaal laat opslokken door je werk, je laat leegzuigen kun je op den duur voor niemand meer iets betekenen. Gewerkt zal moeten worden aan een gezonde scheiding tussen ambt en privé, tussen werk en vrije tijd. Zuinig zijn op bestaande vriendschappen is derhalve een nuttige aanbeveling. Een complicerende factor in dit geheel is het wonen en werken in en vanuit de ambtswoning, de pastorie als het huis van de gemeente. Ook het op een adequate manier omgaan met de sacrale macht van de pastor is iets dat een beginnende predikant moet leren. Dat zelfs kleding en zaken als tutoyeren hierin een rol spelen, is iets dat velen met vallen en opstaan ontdekken. Hoe gewoon je ook wilt zijn, vergeet niet dat je voor de gemeenteleden de rol hebt van predikant, die nu eenmaal anders is dan die van buurman of fietsenmaker. Nabijheid en distantie spelen hierin ook mee (wees op je hoede voor mensen die in het begin op je afkomen en direct vriendjes met de dominee willen worden) Je zult je eigen grenzen moeten leren bewaken en in acht nemen. Voor je het weet is er sprake van machtsmisbruik, ook al wordt het aangewend ter maskering van eigen onzekerheid. Een ‘fout' die velen maken, en zeker niet alleen beginners, is dat nogal eens iets beloofd wordt: ‘Ik kom binnenkort nog weer eens langs' of ‘u hoort nog van mij'. De ander vergeet dergelijke beloftes niet. Het niet nakomen van een gedane belofte schaadt de vertrouwensrelatie. Beloof daarom alleen dat wat je werkelijk waar kunt maken of maak met de agenda een nieuwe afspraak.
13
Ongestructureerd werken is een fenomeen dat we ook nogal eens tegenkomen, met alle kwalijke gevolgen van dien. Planmatig, effectief werken en een daarbij behorende goede agendaplanning zijn dringend noodzakelijk. Ook het leren onderscheiden van hoofd- en bijzaken om prioriteiten te kunnen stellen. Structuur en duidelijkheid zijn bevrijdend en verhelderend voor predikant en gemeente. Met name bij parttime predikanten dienen er goede afspraken gemaakt te worden over de tijdsbesteding. Maar ook een fulltime predikant werkt in een week van 7x24 uren ‘parttime’. Beschikbaarheid (24 uren per dag) is een groot goed, maar dat gaat dan wel om uitzonderlijke zaken als een sterfgeval. En dan geldt het zowel voor de fulltimer als de parttimer dat ze moeten uitbreken uit hun vaste structuur van werk en andere tijd. Het virus van het individualisme (waar overigens ook heel positieve dingen over te zeggen zijn) gaat ook niet aan de predikant voorbij. Velen zijn te solistisch bezig en kunnen het woord collegialiteit nauwelijks spellen. Open overleg met collega's, zonder de schone schijn op te houden, kan bevrijdend en solidariserend werken. Uiteraard dient open overleg ook plaats te vinden in kerkenraad en gemeente. Helaas worden wij maar al te vaak geconfronteerd met de ellendige werkelijkheid van competentiestrijd in dezen. Waar het op aankomt, is op een functionele en professionele manier tegen het ambt aan te kijken en het in die zin gestalte te geven. De beginner moet werken aan een doorleefde, weloverwogen beroepsidentiteit en tevens aan persoonlijke groei en spiritualiteit. Een flinke dosis humor en relativeringsvermogen kan daarbij ook geen kwaad. De attitude is bepalend voor een goed functioneren. Communicatieve en sociale vaardigheden zijn essentieel. Wie deze vaardigheden onvoldoende ontwikkelt, redt het in deze tijd niet (meer) Een predikant zal denken, voelen en handelen moeten kunnen integreren naar het ambt toe, maar ook naar de persoon en de gelovige toe. Het mentoraat functioneert als een goede mogelijkheid om kritisch en systematisch te reflecteren op het eigen functioneren opdat men voor valkuilen behoed blijft. Een goede coach blijkt goud waard te zijn.
14
1.8. Enkele aanbevelingen voor beginnende predikanten Een predikant die pas begint heeft vaak de indruk dat er veel ruimte is voor een eigen indeling van het werk. Maar er blijkt al snel meer vast te liggen dan hij/zij dacht. Bovendien doen veel mensen en groepen in deze beginfase een beroep op de nieuwe predikant. ("Ds., het zou fijn zijn als u eens...") Alhoewel elke gemeente uniek is en een predikant voor eigen vragen stelt en iedere predikant eigen mogelijkheden en grenzen heeft, toch zijn o.i. de volgende aandachtspunten m.b.t. het eerste jaar in een eerste gemeente van belang: -
Aan de start ligt al het nodige aan taken vast (de basistaken zoals voorgaan in de eredienst, leiden van catechesegroepen, kerkenraadsvergaderingen, crisispastoraat enz. en de taken die in de beroepingsfase zijn afgesproken). Houd je het eerste jaar strikt aan de afgesproken taken en neem geen nieuwe taken (van grote omvang) op je. Een eenmaal door je manier van werken gevestigd verwachtingspatroon laat zich niet gemakkelijk ombuigen (b.v. altijd aanwezig zijn bij bepaalde werkgroepen of gelegenheden, gemeenteleden boven de ... jaar in de buurt van de verjaardag bezoeken).
-
Gebruik het eerste jaar, in overleg met de kerkenraad, met name als oriënteringsfase en om vertrouwen te winnen.
-
Het is een goede gewoonte in onze kerken dat een predikant in het eerste jaar niet gevraagd wordt voor taken in de classis, Particuliere Synode, Provinciale Kerkvergadering enz.
-
Dat het belangrijk is ruimte te houden voor jezelf en voor je relatie met de eventuele partner lijkt vanzelfsprekend. Het blijkt vaak geen kwaad te kunnen elk weekend te bekijken welke dagdelen de komende week zeer waarschijnlijk vrij gehouden kunnen worden. Het is goed dan tevens de agenda's te vergelijken. De landelijke richtlijn is dat een predikant buiten de zondag elke week een vaste vrije dag (morgen, middag en avond) en twee vrije dagdelen heeft.
15
-
Houd in het begin ook werktijd over om buiten de grenzen van de eigen gemeente rond te kunnen kijken. B.v. wat is er oecumenisch aan de hand en hoe ziet de omgeving van deze kerkelijke gemeente er uit?
-
Ter wille van het omgaan met de tijd kan het wenselijk zijn te letten op het aantal diensten dat voorbereid moet worden. Die vragen immers bijna steeds veel tijd en energie. Soms kunnen ruilbeurten wat lucht geven. Probeer de voorbereiding te faseren (b.v.: maandagmorgen de eerste verkenning en preekmeditatie; dinsdagmiddag exegese en bezinning op de vormgeving van de dienst; Vrijdagmiddag en eventueel -avond de uitwerking).
-
Zoek en onderhoud contact met collega's, eventueel in groepsverband.
-
Maak geen beloften waarvan je niet zeker weet dat je ze kunt nakomen. (B.v. aan het slot van een kennismakingsbezoek: "Ds., komt u nog eens langs?" "Ja, u ziet mij vast weer eens." Het beeld blijft hangen: hij/zij zou toch nog komen?) Beter is: "Ik kan dat nog niet goed overzien." Of: "Over zoveel tijd zal ik met u een afspraak maken" en die dan in de agenda vastleggen.
-
Denk na over je presentatie (b.v. de manier waarop je je kleedt en de manier waarop je je laat aanspreken). Uiteraard volgt ieder hierin eigen smaak en stijl. Wel krijgen we in de werkbegeleiding van beginnende predikanten regelmatig te horen dat de kleding toch een belangrijke factor kan zijn bij de beleving van de eigen rol. Datzelfde geldt t.a.v. het zich laten noemen bij de voornaam. Soms hebben beginnende predikanten er spijt van dat ze dat te weinig selectief gedaan hebben. Bij kleding en het al dan niet tutoyeren gaat het o.a. om het omgaan met nabijheid en distantie in deze nieuwe rol.
-
16
Wees zuinig op vriendschappen. Houd daar tijd voor (geef dus niet te snel vrije zondagen op). Wees selectief in het aangaan van nieuwe vriendschappen.
II. WERKBEGELEIDING OP VERZOEK De predikanten voor de werkbegeleiding zijn naast coördinator voor beginner en mentor ook werkbegeleider voor predikanten die daarom vragen. In een bericht van de werkbegeleiding hebben we het volgende opgenomen: Waarom werkbegeleiding op verzoek? Sinds een aantal jaren is het verplichte mentoraat voor beginnende predikanten uitgebreid met werkbegeleiding op verzoek. In toenemende mate wordt door jongere en oudere collega’s van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Uit de aantallen kan dan ook geconcludeerd worden dat deze uitbreiding voorziet in een behoefte. Het is nog niet zo eenvoudig om deze behoefte te omschrijven. Wat brengt je ertoe om contact met werkbegeleiding op te nemen? De aanleiding is soms concreet en evident: je raakt plotseling verzeild in een conflictsituatie en de paniek slaat toe. Of je staat voor een beslissing die verstrekkende gevolgen heeft voor de gemeente en voor jezelf. Op korte termijn moet er gekozen worden. Zo zijn er nog veel voorbeelden te noemen waar de aanleiding duidelijk en concreet is. Maar veel vaker is de aanleiding minder concreet en evident. Je voelt dat creativiteit afneemt, dat je onnodig lang tegen bepaalde werkzaamheden aanhangt, dat je in toenemende mate tegenzin tegen bepaalde taken bespeurt, dat je jezelf betrapt op gedachten en gevoelens die je niet van jezelf kent. Deze voorbeelden zijn met talloze andere aan te vullen. Op zichzelf hoeft dit ook helemaal nog geen reden te zijn om contact op te nemen met de werkbegeleiding. Velen hebben hun eigen kanalen om aandacht hiervoor te vragen en naar wegen te zoeken om tot helderheid te komen. Maar even zo velen hebben die kanalen misschien ook wel, maar komen er niet toe om er gebruik van te maken. De redenen daarvan verschillen ook weer van persoon tot persoon. Misschien kun je het op een noemer brengen van een gêne die door een bepaalde visie op het ambt nog wordt versterkt. Het is niet voor niets een gevleugelde uitspraak dat hulpverleners - waar predikanten in zekere zin ook toe gerekend worden - tot die categorie behoren die de meeste moeite hebben met hulp voor zichzelf te vragen. Vooral als de aanleiding vaag
17
is en diffuus. En dat is jammer, want het betekent wel dat je jezelf dan steeds meer in een positie manoeuvreert die nog meer energie vraagt (van de geringe energie die nog over is) om het hoofd boven water te houden. Ik neem aan dat iedere lezer uit eigen ervaring deze vicieuze cirkel in meerdere of mindere mate herkent. Ik heb ook niet veel fiducie dat een dergelijk stukje van gedachten doet veranderen. Maar stel dat je toch de moed bij elkaar schraapt, daartoe wellicht op het spoor gezet door een collega, en contact opneemt met bijvoorbeeld de werkbegeleiding: wat kun je dan verwachten? Het lijkt een open deur, maar in de eerste plaats: aandacht, geconcentreerde en methodisch onderbouwde aandacht van een medecollega. In de tweede plaats gerichte vragen die ondersteunend kunnen zijn in het verkennen van de eigen thematiek. Het is toch een ervaringsfeit dat een bewuste fase van exploreren een verlammende fixatie op een punt ontspant: het vermoeden dat het toch mogelijk zou kunnen zijn om weer wat grip te krijgen op de eigen situatie. In de derde plaats een betrokken meedenken over een andere wijze van aanpak (de werkbegeleiding heeft daarvoor verschillende instrumenten in huis) of op grond van een meer gerichte vraagstelling meedenken over andere wegen in begeleidingsland. Werkbegeleiding op verzoek is geen supervisie Het aantal gesprekken varieert van één gesprek tot vijf gesprekken. Met in sommige gevallen nog een uitloop van enkele gesprekken. Naar eigen keuze: telefonisch, op neutraal terrein of thuis. Met de discretie die eigen is aan het ambtsgeheim. In dit soort zaken kan geen mens een ander mens over de streep trekken. Ook dat weet elke predikant uit eigen werkervaring. Maar misschien is hier en daar een vastliggende gedachte wat scheef getrokken en de drempel wat verlaagd. Meer kan werkbegeleiding vooralsnog niet doen.
18
III. ADRESSEN EN REGIO-INDELING Voor de verplichte werkbegeleiding/mentoraat: (In het hele land) ds. J.W. Breunese, predikant voor de verplichte werkbegeleiding predikanten en kerkelijk werkers, PKN afd. HRM, kamer 117, Postbus 8504, 3503 RM Utrecht, (030) 880 19 21, of
[email protected] Voor de werkbegeleiding op verzoek: Noord en Oost: Mw. ds. C.A. Boonstra (Nelleke), Azorenweg 20, 1339 VL Almere, (036) 535 23 27,
[email protected] Nelleke is verantwoordelijk voor Friesland, Groningen en Drenthe, Overijssel en Flevoland, en een gedeelte van Gelderland: (Apeldoorn, Doetinchem, Hattem, Winterswijk en Zutphen). Zuid en Midden: Ds. G.P. van Dam (Gideon), Mirabelweg 66, 5632 PD Eindhoven, (040) 241 67 80 of
[email protected] Gideon is verantwoordelijk voor Noord-Brabant en Limburg, Utrecht, en een deel van Gelderland (classes Arnhem, Bommel, Ede, Harderwijk, Nijkerk, Nijmegen, Tiel) en Zuid-Holland (classes Alblasserdam, Barendrecht, Brielle, Gorinchem en Gouda) [ tot 1 februari 2012 ] West: Dr. A.H. Drost (André), 06 - 218 79 115 of
[email protected] André is verantwoordelijk voor Noord-Holland, Zeeland en een deel van Zuid-Holland (classes Alphen a/d Rijn, Brielle, Delft, Dordrecht, ’s Gravenhage, Katwijk, Leiden, Rotterdam, Schiedam en Zoetermeer) Secretariaat: HRM Bureau Begeleiding Predikanten en Kerkelijk werkers T.a.v. secretariaat werkbegeleiding, Mw. drs. A.W. Voskuilen (Anka), Postbus 8504, 3503 RM Utrecht, (030) 880 15 17 of
[email protected] Website: www.pkn.nl/predikanten
19
Ruimte voor notities:
20