Bodemwandeling door het karakteristieke landschap van Vries en Donderen
Emil Oosterhof Kimberley van Dam Lotte Hadderingh Ties Kerkhof
Bodemwandeling door het karakteristieke landschap van Vries en Donderen
Opdrachtgevers: Begeleider: Auteurs:
Datum: School: Opleiding: Module:
Paul Kamps Harrie Wolters Gerrie Koopman Emil Oosterhof Kimberley van Dam Lotte Hadderingh Ties Kerkhof 16 mei 2014 Hogeschool Van Hall Larenstein Toegepaste aardrijkskunde LAK103VN Landschapsgenese
1
Voorwoord Voor u ligt het rapport ‘Bodemwandeling door het karakteristieke landschap van Vries en Donderen’. Dit rapport is tot stand gekomen in het kader van Bodemknooppunt Donderen. Voor de totstandkoming willen wij graag Harry Huisman bedanken. Huisman heeft tijd vrij gemaakt om met ons in gesprek te gaan in het Hunebedcentrum te Borger. Ook de gemeente Tynaarlo willen wij bedanken, voor de introductiedag en aanwezigheid bij de landschapslezenexcursie. Ook Gerrie Koopman hoort thuis in het bedankrijtje, voor zijn verhelderende en nuttige feedback en verdere begeleiding.
Leeswijzer In dit rapport wordt een voorbeeldwandeling gegeven met een aantal beleefpunten daarin verwerkt. Voor ieder beleefpunt is een argumentatie gegeven voor wat dit punt zo bijzonder maakt. De punten hebben alleen relatie met de bodem. Voor een aantal punten worden er aanbevelingen en ideeën gegeven hoe de informatie overgebracht kan worden. Er is ook een aantal voorbeeldfoto’s van al bestaande informatiepanelen toegevoegd. De brochure achterin het rapport is een voorbeeld brochure.
Voor gebruikte literatuur wordt verwezen naar het rapport ‘Landschapsbiografie omgeving Vries en Donderen’. Dit rapport is vanaf eind mei 2014 beschikbaar door een mail te sturen naar Emil Oosterhof (
[email protected]).
2
Inhoud Inleiding ....................................................................................................................................................................................................................... 4 1.
Kaart met de karakteristieke punten...................................................................................................................................................................... 4
2.
De karakteristieke punten...................................................................................................................................................................................... 6
3.
Aanbevelingen/ideën voor verschillende punten ................................................................................................................................................ 18
4.
Brochure .............................................................................................................................................................................................................. 20
Literatuur .................................................................................................................................................................................................................... 23
3
Inleiding De gemeente Tynaarlo kent veel karakteristieke plekken die een relatie hebben met de bodem. Deze plekken zijn niet bij iedereen bekend. Daarom wil de gemeente dat er een wandelroute komt langs karakteristieke plekken die te maken hebben met het onderwerp bodem. Deze wandelroute wordt gerealiseerd in de omgeving van de dorpen Vries en Donderen en loopt langs meerdere karakteristieke plekken. Om deze ´bodemroute´ te realiseren heeft de gemeente Tynaarlo een viertal eerstejaarsstudenten van de opleiding Toegepaste aardrijkskunde aan Hogeschool Van Hall Larenstein te Leeuwarden een opdracht gegeven. Bij deze opdracht gaat het om het uitzoeken van karakteristieke plekken die een relatie hebben met de bodem in de gemeente Tynaarlo. Over deze karakteristieke plekken moet informatie beschikbaar gesteld worden, dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor informatieborden. Ook mogen de studenten een route uitstippelen langs de karakteristieke plekken. De gemeente Tynaarlo wil met deze wandelroute meer vorm geven aan het 'bodemknooppunt Vries' en de bodem in de omgeving van het aardkundig monument 'Steilrand Donderen' meer onder de aandacht brengen van het brede publiek. Binnen dezelfde module ’Landschapsgenese’, waarin deze opdracht is verwerkt, schrijven de studenten ook een landschapsbiografie over de omgeving Vries en Donderen. Bij het schrijven van de landschapsbiografie is veel gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Bijna alle informatie uit dit verslag is ook terug te vinden in deze landschapsbiografie. De literatuurlijst van de biografie kan worden gebruikt om meer informatie te verkrijgen over specifieke onderwerpen in de wandelroute. Doel De gemeente Tynaarlo kent verschillende cultuurlandschappen, historische gebouwen en archeologische vondsten. Kortom, de gemeente heeft veel te bieden voor recreanten en toeristen. In de gemeente Tynaarlo liggen de dorpen Vries en Donderen. De omgeving rondom Vries en Donderen kent ook veel karakteristieke plekken, waaronder het aardkundig monument. Het doel van deze opdracht is het ontwerpen van een wandelroute voor toeristen en bewoners die langs karakteristieke plekken loopt die een relatie hebben met de bodem in de omgeving. Door deze wandelroute wil de gemeente Tynaarlo de omgeving en de bodem meer onder de aandacht brengen. Probleemstelling Voor een groot deel weten de dorpsbewoners de mooie plekken van hun dorp wel te vinden, maar voor de meeste recreanten en toeristen geldt dit niet. De gemeente Tynaarlo wil een wandelroute realiseren voor bewoners en toeristen om op deze manier het aardkundig erfgoed in de gemeente meer te promoten. Tijdens het wandelen, komen de toeristen en bewoners langs karakteristieke plekken. Bijvoorbeeld het meisje van Yde, wandelen langs beken, veentjes en natuurgebieden maar ook historische gebouwen.
4
De route en beleefpunten op kaart De wandelroute heeft twee lussen. De blauwe en de rode. De route is met beide lussen bijna 14 kilometer lang en gaat over asfaltwegen, onverharde wegen, bospaden en schouwpaden. De opdracht was om een route te maken waarbij niet over een lang stuk route dezelfde weg terug genomen moet worden. De blauwe lus is niet af te snijden. Aangezien het Aardkundig monument (punt 6) het belangrijkste beleefpunt is in deze route, moet deze eigenlijk altijd worden aangedaan. Met de korte rode route is dit niet het geval, maar een alternatief zou kunnen zijn om de Oosterwaterweg verder af te lopen richting Donderen en dan terug te lopen naar punt 3 en 2 via de Zuideinde en Zwarte dijk. Hier is in het kaartje niet voor gekozen, omdat bij dit alternatief een te gering aantal karakteristieke en bodem gerelateerde beleefpunten zijn om de route voldoende aardkundig beleefbaar te maken. Het routesegment tussen punt 6 en 7 gaat langs een sloot. Er moet nog worden uitgezocht bij wie deze slootkant in beheer is en of er gebruik van mag worden gemaakt. Dit lijkt wel het geval.
5
1. De karakteristieke beleefpunten
6
Punt 1: de Brink Veel dorpen in Drenthe, waaronder Vries en Donderen, zijn esdorpen. Esdorpen zijn dorpen die alleen te vinden zijn in de hoger gelegen gebieden van Noord-Nederland. Belangrijke overeenkomstige kenmerken zijn dat de dorpen op zandgrond zijn gebouwd, een brink heeft in het dorp, een es heeft aan de rand van het dorp, een beek in de buurt en het dorp werd omringd door weilanden en heidevelden. De Brink is een open ruimte in het dorp, waar tegenwoordig de mensen elkaar ontmoeten en evenementen worden georganiseerd. De brinken in Nederland zijn waarschijnlijk ontstaan rond de twaalfde eeuw. De brinken lagen aan de rand van de dorpjes op de Drentse zandgronden en werden gebruikt om het vee te verzamelen, om vervolgens naar de weidegronden te vertrekken buiten het dorp. In de loop der tijd kwamen er rond de brinken steeds meer boerderijen, waardoor de open ruimte meer middenin het dorp kwam te liggen. Hiermee kregen de brinken ook een regionale rol, zo konden er markten georganiseerd worden. Ook de kerk kreeg meestal zijn bestemmingen aan de brink. De brink was meestal in eigendom van de organisatie van dorpsboeren, de boermarke genaamd. De brink (Hadderingh, 2014) Ook het dorp Vries is ontstaan in de 12e eeuw. De brink ligt tegenwoordig centraal in het dorp en ook de kerk werd aan de brink gevestigd, de Sint-Bonifatiuskerk (De Brink, 2014). De reden dat Vries op deze plek is ontstaan is simpel, het is het hoogste plekje in de omgeving. Het dorp ligt bovenop de Rolderrug, een rug dat onderdeel is van het Hondsrugcomplex. Door de hoogte is de ondergrond op de rug vrij droog. Hoog en droog is natuurlijk de ideale plek voor bewoning.
De Sint-Bonifatiuskerk Al voor het jaar 800 stond er een kerk in Vries, deze kerk was gebouwd van hout. Deze houten Kerk is waarschijnlijk afgebrand en hier is een stenen kerk voor in de plaats gekomen. Bij de restauratie van de huidige Kerk in 1947 zijn resten van deze twee kerken terug gevonden. Rond het jaartal 1050 is de huidige kerk gebouwd, de Sint-Bonifatiuskerk. Deze kerk is grotendeels gebouwd in Romaanse stijl. De toren van deze kerk is het oudste gedeelte van de kerk, deze werd gebruikt als klokkentoren, uitzichtpunt en om te waarschuwen voor vijanden. In 1517 werd de Mariaklok in de toren gehangen. De Mariaklok is gemaakt door de klokkengieter Wolter Schonenborg (Kerk, 2014). 7
Punt 2: De Holten en Holtveen De Holten is een bosachtig gebied, afgewisseld door weilanden. Het gebied ligt op de flank van de beek Grote Masloot en langs de es van Vries (zie punt 3). Bij binnenlopen van het gebied valt meteen de verhoging op aan de rechterkant van het pad. Deze heuvel is een grafheuvel. Grafheuvels zijn eigenlijk de opvolgers van de Hunebedden. De overledene kreeg een graf en daaroverheen werd aarde opgeworpen. Grafheuvels werden opgeworpen tot rond het begin van de jaartelling, waarna men overging op het cremeren van de overledenen. In het gebied zijn meerdere van dit soort heuvels te vinden, maar deze heuvel is wel de meest herkenbare. Grafheuvels werden gebouwd op hoger gelegen heidevelden. Want de heuvels mochten natuurlijk nooit overstromen.
Pingoruïne Wat verder het bos in ligt het veentje Holtveen. De naam voor het veentje is waarschijnlijk afgeleid van de ligging in of nabij het zogenaamde holt. Holt is een ander woord voor ‘gebruiksbos’. De vroegere dorpsbewoners haalden hun timmerhout en brandhout uit het holt. Het Holtveen is een pingoruïne. De bodem was gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien, niet bedekt met landijs, maar de ondergrond was wel permanent bevroren. Deze situatie wordt permafrost genoemd. In de permafrost ontstonden er zwakke plekken, bijvoorbeeld op plekken waar het grondwater duidelijk in beweging was (Woltinge, 2011). Het grondwater stond onder hoge druk, waardoor dit water omhoog kon komen bij deze zwakke plekken. Bijna aan de oppervlakte bevriest het water tot een ijslens en stuwt het ijs daar plaatselijk de bodem omhoog waardoor het ijs ingepakt blijft door een laag isolerende bodem. De pingo groeit zo gestaag door, totdat het laagje aarde dat nog op de pingo ligt steeds verder afbrokkelt en de ijslens uiteindelijk bloot komt te liggen. Door de straling van de zon of een opwarmend klimaat, zoals in Nederland aan het eind van het Weichselien het geval was, smelt het ijs uiteindelijk en laat de pingo een diep gat achter, omgeven door een min of meer ronde wal: een pingoruïne. Door de afbrokkeling van aarde is rond het gat ook een wal ontstaan, van soms enkele meters hoog. Op plekken waar de ondergrond ook nog eens moeilijk waterdoorlatend is, zijn veentjes ontstaan. Zo is ook het Holtveen ontstaan, alleen is de ringwal niet zo goed zichtbaar meer.
8
Punt 3: De es van Vries Tijdens de laatste 2000 jaar is het esdorpenlandschap ontstaan. Het esdorpenlandschap is een landschap bestaand uit esdorpen op het Drents Plateau. In een esdorp werd veel gebruik gemaakt van het omliggende landschap. Om de potstal te kunnen bemesten waren er bijvoorbeeld grote hoeveelheden woeste grond nodig. Vanaf deze woeste grond, wat voor een groot deel bestond uit heide, werden de plaggen gestoken. De beek werd gebruikt voor de drinkwatervoorziening en de groenlanden werden gebruikt als voedselbron voor het grazende vee. Een ander onderdeel van het esdorp is de es. Een es is een complex akkerland waar voedsel op werd verbouwd. De es werd vruchtbaar gehouden door mest van het vee, vermengd met de heideplaggen. Door de langdurige bemesting van de es ontstond er een homogene, humeuze bovenlaag van minstens 30 cm, maar meestal meer dan 50 cm dik. De ligging van de es is vaak goed terug te zien doordat het een akker is die hoger ligt dan het omliggende gebied. Dat laatste feit is in Vries minder goed te zien, doordat het dorp al behoorlijk hoog ligt door de Rolderrug. We staan hier op de Esakkers. Deze straatnaam (of veldnaam) is natuurlijk de ultieme aanwijzing dat de es van Vries hier moet hebben gelegen. Maar ook uit bodemonderzoek en hoogtekaarten kan dit opgemaakt worden. De langwerpige essen van Vries, Donderen en Bunne liggen bijna aan elkaar geschakeld op de Rolderrug.
Traditionele processen in een esdorpenlandschap (Esdorpenlandschap 2014)
9
Punt 4: Ronde veen Veentjes zoals het Ronde Veen zijn karakteristiek voor het Drentse landschap. In Drenthe zijn er zeker 900 te vinden. Niet alle veentjes hebben dezelfde ontstaansgeschiedenis. Verschillende oorzaken kunnen zijn: uitblazing van zanden in droge perioden in de laatste ijstijd, menselijke invloeden, afsnoering van meanders van een beek of een pingoruïne zoals het Holtveen (zie punt 2). Ook het Ronde Veen is waarschijnlijk een pingoruïne. In dit soort veentjes is vaak veenvorming opgetreden. Veen is een natte, zuurstofarme en sponsachtige grondsoort en bestaat vooral uit opgestapeld dood organisch materiaal. In een normale situatie worden de plantenresten vrij snel afgebroken. Bij natte en vochtige omstandigheden gaat de ophoping van plantenresten echter sneller dan de afbraak, waardoor het zich steeds verder ophoopt. In de bodemkunde worden twee soorten veen onderscheiden, het laagveen en hoogveen. Hoogveen ontstaat onder invloed van regenwater en onder voedselarme omstandigheden, meestal is dit het geval als het veen zich boven de grondwaterspiegel bevindt. Laagveen bevindt zich meestal onder de grondwaterspiegel en wordt gevormd onder voedselrijke omstandigheden. Vaak ontstaat bovenop het laagveen weer hoogveen, dit was vroeger bij veel veentjes meestal ook het geval.
Het Ronde Veen (Hadderingh, 2014)
De onderste laag van hoogveen wordt ‘darg’ genoemd. Darg voelt hetzelfde aan als schoensmeer en is ook even smeerbaar. Kienhout is gefossiliseerd hout dat bewaard is gebleven in de veenlagen. Dit kienhout is karakteristiek voor het dargveen. Van dit dargveen zijn nog enkele resten te vinden aan de randen van het veentje. In de laatste eeuwen zijn veel veentjes afgegraven om het veen te gebruiken als brandstof. Meestal werd dit gedaan door een particuliere eigenaar, maar soms ook ten behoeve van het hele dorp. Wat het Ronde veen zo bijzonder maakt is dat er nog tot vrij laat in de vorige eeuw turf werd gewonnen. In de Tweede Wereldoorlog werd de turf uit het veentje door de Vriezenaren gebruikt om de huizen warm te houden. Deze afgravingen zijn nog herkenbaar aan de rechthoekige gaten met afgestoken randen aan de oevers van het veentje. Na de oorlog werd abrupt gestopt met de turfwinning, hierdoor liggen er verspreid rond het veentje nog hoopjes met turf. 10
Punt 5: Resten van de Eridanos rivier Ook vóór de laatste drie ijstijden werd het landschap continue beïnvloed door veranderende geologische invloeden. De aarde onder onze voeten is laagje voor laagje opgebouwd. Deze opbouw kan enkele kilometers verderop weer totaal verschillen, maar de volgorde zal altijd gelijk blijven. De laagjes waarin de aarde is opgebouwd worden Geologische formaties genoemd. 12 miljoen jaar geleden was West-Europa, waaronder Nederland, een grote rivierdelta van de Eridanos rivier. De Eridanos ontsprong in het noorden van Scandinavië en liep door het gebied wat nu de Oostzee is tussen Zweden, Finland en de Baltische Staten. Op het hoogtepunt was de rivier vergelijkbaar met de huidige Amazone rivier in ZuidAmerika. In de ijstijden is de rivier verdwenen door het oprukkende landijs. Miljoenen jaren heeft deze rivier invloed gehad op het Nederlandse landschap, waardoor er ontzettend veel sedimenten zijn meegekomen. De formaties die zijn gevormd door de Eridanos worden de formatie van Appelscha en de formatie van Peize genoemd. Op de meeste plekken in Nederland liggen deze formaties veel te diep om zichtbaar invloed te kunnen uitoefenen op het huidige landschap.
Kaartje met de precieze locaties (Huisman, 2014)
Door de kracht en het gewicht van de gigantische ijskappen vanuit Scandinavië in de voorlaatste ijstijd, stuwde de ijskap plaatselijk het land naar een hoger niveau. Deze stuwingen worden stuwwallen genoemd. Stuwwallen zijn in het huidige landschap terug te vinden in oost Groningen (Onstwedde, Winschoten), in Zuidwest-Drenthe (Bisschopsberg en Havelterberg), maar ook de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug zijn stuwwallen uit dit tijdperk. Het Hondsrugcomplex is niet ontstaan door deze stuwing, maar door dikteverschillen (dus ook drukverschillen) in het ijs (komt aan de orde bij punt 8). Plaatselijk heeft er vermoedelijk wel stuwing plaatsgevonden rond de Hondsrug, maar dit is niet meer terug te zien in het landschap, doordat deze stuwwallen later weer zijn platgewalst door nieuw ijs. Door deze stuwing liggen de afzettingen van de Eridanos rivier op deze plek dicht aan het oppervlak (Huisman, 2014).
11
Punt 6: Aardkundig monument Donderen Op 28 november 2012 is het aardkundig monument te Donderen onthuld. Het gaat hier om een voormalige zandgroeve en je kunt in het bodemprofiel binnen drie meter verschillende geologische lagen zien. Deze lagen gaan wel tot 400.00 jaar terug! Een fenomeen als deze is uiterst zeldzaam en is daarom ook benadrukt met dit monument. De rand is als een gids door de geologische geschiedenis van Drenthe, zo kun je in het bodemprofiel alle drie laatste ijstijden aflezen. Zo kun je alleen al in de bodem bepaalde invloeden terugvinden, zoals wind, water en ijs. In de jaren zestig van de vorige eeuw zijn er veel dekzandruggen verdwenen door menselijk ingrijpen. Tegenwoordig wordt de bodem beschermd, en kijkt men of er betere alternatieven zijn, om op deze manier het aardkundig waardevolle landschap te sparen. In het Elsterien (op twee na laatste ijstijd) lag het landijs in Noord Nederland tot aan halverwege Drenthe. Aan het einde van deze ijstijd is het ijs gaan smelten, het vrijgekomen water leidde tot de creatie van smeltwaterbekkens en -geulen, waarin heel fijn zand bleef liggen, dit zand kent men als ‘Peelo-zand’ van de formatie van Peelo. Dit is het lichtere zand onderin het profiel. Dit zand voelt zo zacht aan dat het ook wel ‘poesjeszand’ wordt genoemd. Na het Elsterien was er een warmere periode, of een interglaciaal, genaamd het Holsteinien. Invloeden op het landschap van deze periode zijn tot nu toe nog onbekend. Na deze warmere periode brak er weer een ijstijd aan, namelijk het Saalien. In deze ijstijd is het Hondsrugcomplex ontstaan (zie punt 8), de meest bekende daarvan is de Hondsrug. In deze periode is een keileem laag afgezet, welke bestaat uit een mengsel van lemig en zandig materiaal, met veel steentjes en keien. Daarom wordt dit ook wel ‘keileem’ genoemd. De keien in deze laag zijn gebruikt voor de hunebedden en later ook veel voor de versteviging van onze dijken. Naast het monument ligt een aantal grote keien die tevoorschijn zijn gekomen bij de graafwerkzaamheden voor de aanleg van een gaspijpleiding in het weiland naast het monument, ook deze keien komen uit deze periode. De NAM heeft de pijpleiding met een lus om het aardkundig monument heengeleid. Dit laat zien dat men in onze huidige maatschappij steeds meer besef heeft van aardkundige waarden. In de laatste ijstijd, het Weichselien, heeft het landijs Nederland niet bereikt, maar het klimaat was ontzettend koud. De gemiddelde zomertemperatuur lag rond de 0 tot 5 graden Celsius. In het Weichselien was het klimaat erg vochtig, waardoor er verspoeling van keileem en löss plaatsvond. In de rest van het Weichselien was het veel droger, en was er amper vegetatie in Nederland te vinden. Hierdoor konden eolische krachten (wind) hun werk doen, en werd er veel materiaal geërodeerd. Het door de wind meegevoerde materiaal (voornamelijk zand) werd ergens anders neergelegd waardoor in deze periode dekzandafzettingen ontstonden, die we in een groot deel van Drenthe aan het oppervlak vinden. (Pater, 2012). (Bodemprofiel, Provincie Drenthe, 2014)
12
Punt 7: Het Eelderdiep Het Eelderdiep is ontstaan aan het eind van het Saalien (op één na laatste ijstijd) door het smelten van de ijskappen. Eigenlijk zijn bijna alle beken in Drenthe ontstaan in deze tijd. Natuurlijk waren er ook vóór het Saalien al beken in Drenthe, maar doordat het landschap toentertijd heel anders was vormgegeven, liepen de beken ook anders dan de huidige situatie. Verschillende bovenloopjes vormen de oorsprong van de beek, die zich voor een groot deel rond Assen bevinden. Het stroomgebied van de Eelderdiep grenst aan de westelijke kant aan die van het Peizerdiep en aan de oostelijke door de Drentsche Aa, de waterscheidingen zijn hier respectievelijk de Zeijerrug en de Tynaarlorug. Opvallend hieraan is dat de rug die tussen deze twee ruggen in ligt, de Rolderrug, hierin dus geen grens vormt. Dit is niet altijd zo geweest. Oorspronkelijk mondde de Grote Masloot, de meest westelijke bovenloop van het Eelderdiep, uit in het Peizerdiep. In de laatste ijstijd, het Weichselien, is er zo veel zand verstoven en weer neergelegd (dekzand), dat veel beken in Drenthe zijn afgesnoerd en een nieuwe weg moesten vinden. De Grote Het Eelderdiep, ook wel Eekhoornsche Loop (Hadderingh, 2014) Masloot is toen in een lager gedeelte van de Rolderrug tussen Winde en Bunne doorgebroken naar het Eelderdiep. Tijdens de ruilverkavelingen in de jaren ’50 van de vorige eeuw is echter besloten om de beek weer uit te laten mondden in het Peizerdiep en werd het oorspronkelijke stroomdal hersteld, maar wel als gekanaliseerde beek. In 2014 is de beek opnieuw omgelegd. Via het oude stroomdal mondt de Grote Masloot nu weer uit in het Eelderdiep. Het Eelderdiep stroomt richting het noorden nog door het natuurgebied Eelder- en Peizermaden en mondt uiteindelijk uit in het Peizerdiep ten zuiden van Hoogkerk.
13
Punt 8: Hondstongen Het smalle reliëfrijke beekdal van De Runsloot wordt De Hondstongen genoemd. De Runsloot is ook een bovenloop van het Eelderdiep. Dit beekje is over een lengte van ongeveer 1500 meter nooit gekanaliseerd, waarmee het een van de laatste vrije meanderende beekjes van Drenthe is. Het beekdalletje heeft talloze houtwallen die parallel aan de beek lopen en de grens vormt tussen het boerenland (Pater, 2013). Maar er staan ook houthakbosjes, hierdoor heeft het gebied een gesloten karakter. Het is een voorbeeld van een kleinschalig beekdallandschap. Er moeten hier in vroeger tijden veel paardenbloemen in de hooilanden en weilanden bij de beek hebben gestaan. In dit gedeelte van Drenthe was ‘hondstongen’ vroeger de naam voor paardenbloemen! Uit archeologische vondsten blijkt dat het gebied al heel lang bewoond werd, zelfs tot ver in de prehistorie. Omstreeks 1800 begon het gebied zijn huidige vorm te krijgen. Wat nu de westelijke landbouwgronden zijn, waren toen heidevelden. In het begin van de 20 eeuw begon men met heide ontginningen en rond 1950 waren de meeste heidevelden verdwenen en werden de houtwallen plaatselijk opgeruimd. Ook werd er in het gebied turf gewonnen, wat voornamelijk gebeurde in de veentjes rond het gebied (natuurkaart, 2014). Hondsrugcomplex Op dit punt is richting het westen duidelijk hoogteverschil waar te nemen, veroorzaakt door de Tynaarlorug. Het beekdalletje ligt ongeveer op 2 meter boven NAP, de rug steekt hier enkele meters bovenuit. De Tynaarlorug ligt parallel aan een aantal andere ruggen: van west naar oost de Zeijerrug, Rolderrug, Tynaarlorug en Hondsrug. Deze ruggen samen worden het Hondsrugcomplex genoemd. De parallelle ruggen zijn ontstaan door snelstromende ijsstromen in het Saalien. Het Saalien kende verschillende perioden waar het kouder was of juist tijdelijk minder koud. Over het algemeen bewoog het ijs in een noordoost-zuidwest richting over Nederland. In een later stadium van het Saalien bewoog het landijs zich echter in een zuidoostelijke richting, vanuit de Noordzeebekken. Deze beweging, die ook wel de HondsrugHümmling ijsstroom wordt genoemd (Bregman en Smit, 2012), vond alleen plaats op het gedeelte waar zich momenteel het Hondsrugcomplex bevindt, tussenin twee stationaire 'dode' ijskappen. Doordat het ijs dwars op de bewegingsrichting afwisselend wat dikker of dunner was, ontstonden er drukverschillen. Door de hogere druk bij de dikkere delen, bewogen sedimenten richting de gedeeltes waar de druk minder hevig was, waardoor hier sedimentophopingen ontstonden (Bregman en Smit, 2012). Hierdoor zijn er dus afwisselend ruggen en langgerekte dalen ontstaan in het landschap.
14
Punt 9: Runsloot De meeste beken in Drenthe zijn tijdens ruilverkavelingen recht getrokken. Op deze locatie is mooi zicht op het beekdal van de Runsloot, de Runsloot kronkelt hier door het landschap. Die kronkeling duurt echter maar 1500 meter. Aan de andere kant van de asfaltweg is de beek namelijk alweer recht getrokken om het water sneller te kunnen afvoeren. Het kronkelende gedeelte is één van de laatste stukjes beek in Drenthe die zo weinig te lijden heeft gehad van de menselijke invloeden. Verderop, richting Eelde, mondt de Runsloot uit in het Eelderdiep. Niet alleen de beek en haar beekdal zijn hier bijzonder, maar ook de gave houtwalstructuur, die hier zowel parallel aan als haaks op het beekje liggen. De Hondstongen staat bekend om deze houtwallen.
15
Punt 10: Meisje van Yde Op 12 mei 1897 waren twee arbeiders aan het werk in een klein veentje vlakbij Yde en waren turfjes aan het steken voor eigen gebruik. Op een gegeven moment werden ze geconfronteerd met de verschijning van een veenlijkje, iets wat een relatief bijzonder verschijnsel is. De arbeiders dachten in eerste instantie dat het meisje een ‘duivel’ was, vanwege haar rode haar. Nadat de arbeiders van de schrik bekomen waren, hebben ze het lijkje verplaatst naar hun terrein, ze waren namelijk in het veen van iemand anders aan het graven, en wilden niet hun naam besmeren. Dit geheim is van generatie op generatie in de familie gebleven, en is recentelijk naar buiten gekomen. Het lijkje is een lange tijd dé roddel in het dorp, en veel mensen hebben het lijkje bezocht, en soms ook wat meegenomen... Dit verklaart waarom het meisje nog maar één tand heeft en momenteel kaal is. Het lijkje werd door Meneer Joosting, iemand vanuit het bestuur van het Drents museum, gedateerd op minstens 600 jaar. Vervolgens werd een vrouw uit Duitsland gevraagd voor haar expertise, en zij dateerde het rond 1500-1700 jaar geleden. Pas in 1955 werd nauwkeurig de ouderdom van het meisje onderzocht. Door middel van een pollenanalyse is ze uiteindelijk gedateerd tussen 200 en 500 na Christus. Voor de pollen zijn wat veenresten gebruikt die op het meisje aangetroffen waren. Door middel van de C14 methode heeft de exacte datering van het meisje plaatsgevonden, namelijk tussen 54 voor Christus en 128 na Christus. Toen het lijkje uit de veenmassa werd getrokken, kwam een aantal stukken stof mee omhoog. Waaronder een bandje dat om haar hals gedraaid was. Dit bandje is heel belangrijk voor het verhaal van het meisje van Yde, aangezien het bandje voorzien is van een schuifknoop en je dit soort knopen kunt aantrekken. Dit bandje is best lang, namelijk rond 220 centimeter en zou goed als een tailleband gebruikt kunnen zijn. Aangenomen wordt dat het meisje hiermee gewurgd is. Wat precies de reden van overlijden is, zal waarschijnlijk nooit bekend worden. Er zijn verschillende theorieën, waarvan een offer het vaakst genoemd wordt. Naast het bandje zijn nog een zestal stukken stof gevonden, die samen één geheel kledingstuk vormden, namelijk een mantel. Helaas is de mantel niet meer intact mede dankzij het vergaan van de stof, maar ook omdat nieuwsgierige mensen uit de buurt wel eens wat van het lijkje meenamen.
16
Monument meisje van Yde (Hadderingh, 2014) Monument meisje van Yde (Hadderingh, 2014)
17
2. Aanbevelingen en ideeën Punt 2: De Holten en Holtveen Figuren toevoegen op het informatiepaneel over het ontstaan van pingoruïnes. Punt 3: Es van Vries Bij dit punt kan gebruik worden gemaakt van de figuur zoals die als is gebruikt in het hoofdstukje over dit beleefpunt. Met een afbeelding kan de werking van een esdorp heel gemakkelijk worden geïllustreerd. Punt 4 en 5: Ronde veen en Eridanos afzetting Bij het Ronde veen kan een informatie bord geplaatst worden met tekst over het Ronde Veen en over de Eridanos-afzettingen dat te vinden is naast het Ronde veen. Door middel van een QR-code kunt u een filmpje (bijvoorbeeld: https://www.youtube.com/watch?v=JU-4V5QmMqw) laten zien dat laat zien hoe de turf vroeger werd gewonnen. Punt 6: Aardkundig monument Bij het Aardkundig Monument staat al een informatiezuil. Het lijkt ons niet nodig om hier nog meer informatie te geven over het monument. De informatie die op de zuil staat zou wel over genomen kunnen worden in een uitgebreide brochure van de wandelroute. Punt 7: Eelderdiep Bij het Eelderdiep is het leuk om niet alleen maar een informatiebord te plaatsen met tekst maar, om er een QR-code bij te doen van bijvoorbeeld het filmpje van RTV Drenthe, vijf miljoen euro voor beter waterbeheer in Noord-Drenthe (http://www.rtvdrenthe.nl/nieuws/vijf-miljoen-euro-voor-beterwaterbeheer-noord-drenthe). Op het informatiebord kan ook een kaartje worden geplaatst met daarop de verschillende bovenstromen van het Eelderdiep en hoe die zich hebben ontwikkeld na het Saalien. Bijvoorbeeld de verschillende routes die de Grote Masloot heeft afgelegd.
18
Punt 8: Hondstongen Hier kan een kaartje worden toegevoegd die laat zien dat de Hondsrug-Hümmling ijsstroom inderdaad een lokaal fenomeen was. Ook een hoogtekaartje van de omgeving is hier interessant. Punt 10: Meisje van Yde Bij het monument Meisje van Yde staat al een informatiepaneel. Het lijkt ons niet nodig om hier meer informatie te geven.
Algemeen Het lijkt ons verstandig om de lokale IVN (Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid) afdeling te informeren over dit route-initiatief. Het lijkt er op, afgaande op hun website, dat zij al veel kennis bezitten over verschillende gebieden rond de wandelroute, bijvoorbeeld over De Holten. Het zou hier kunnen gaan over ongeschreven of niet-toegankelijke bronnen, met informatie waar wij moeilijk achter konden komen in ons literatuuronderzoek.
19
Figuur 1: Informatiepaneel bij het Monument meisje van Yde. De informatie op het bord kan worden gebruikt voor de wandeling. Het bord is ook een goed voorbeeld van hoe QR-codes kunnen worden gebruikt.
Figuur 2: Voorbeeld van een los bordje met daarop een grote QR-code. Deze bordjes zijn geplaatst bij het Hunebedcentrum Borger. Ook is te zien dat er wel drie verschillende informatieborden staan, waardoor het onduidelijk kan zijn voor de wandelaar welk bord nou relevant is.
De Historische Vereniging Ol-Eel uit Eelde-Paterswolde heeft in 2012 een historische verhalenwandeling opgezet in Eelde, Paterswolde en Eelderwolde. De filmpjes van de verhalen kunnen worden gestart door met de smartphone een QR-code te scannen op verschillende locaties. Op iedere locatie met een dergelijk verhaal is een paaltje geplaatst.
Figuur 3: Voorbeeld van een informatiepaneel met veel afbeeldingen. De afbeeldingen maken het bord aantrekkelijker.
20
3. Brochure
21
22
4. Literatuur Voor de volledige literatuurlijst: zie het rapport ‘Landschapsbiografie omgeving Vries en Donderen’. De Brink (2014). Geraadpleegd op 4 april 2014, https://www.ivn.nl/afdeling/vries/columns-mooi-vries/de-brink Drents Museum, het meisje van Yde, geraadpleegd op 5 april 2014. Esdorpenlandschap, Ontstaan. Geraadpleegd op 10 april 2014. http://fryslansite.com/landschap/info/landschap/bodem/kenmerken/tekst/znd_esd_.htm Esdorp- encyclopedie Drenthe, geraadpleegd op 10 april 2014, http://www.encyclopediedrenthe.nl/Esdorp Hadderingh (2014) gemaakte foto’s Huisman H, 2014 Kerk (2014). Geraadpleegd op 4 april 2014, http://www.nederland-in-beeld.nl/Drenthe/Vries.html Pater Robert (2013) Beekdalletje Hondstong koestert meisje van Yde, http://hetreestdal.nl/?p=3329. Posthumus C, Roelfs G, Simos L, Buitenkamp M (2012). Geopark de Hondsrug van alle tijden. Geraadpleegd op 5 april 2014. http://www.geoparkdehondsrug.eu/media/2012/11/GEO-Bidbook-NL_v2.0_lr.pdf RTV Drenthe (2013) Eelderdiepje verbonden aan Grote Masloot. http://www.ineeldepaterswolde.nl/algemeen/item/2523-eelderdiepje-verbonden-aangrote-matsloot. Stockman L (1994) Eelderdiep. Noorderbreedte (5), http://www.noorderbreedte.nl/ onder.php3?artikel=1426. Naturalis en partners (2014) Natuurkaart. http://natuurkaart.nl/gebied/128/. Woltinge I (2011) Pingoruïnes als bron voor archeologisch onderzoek: feit of fictie? Vitruvi
23