Bodemmasterplan Breda 2030 Een basis voor duurzame ontwikkeling
0291_14_bodemmastr_v6
Bodemmasterplan Breda 2030 Een basis voor duurzame ontwikkeling
Inhoud
Ruimte
regie voeren op de ondergrondse ruimte
2
regie voeren op de ondergrondse ruimte
Eigenlijk zijn er drie redenen waarom regie voeren op de ondergrond noodzakelijk is. Als eerste heeft onze benutting van de ondergrondse ruimte effecten en consequenties voor de langere termijn. Zo duurt een sanering van een verontreiniging jaren en is het verwijderen van ondergrondse voorzieningen kostbaar. Als tweede zijn er verschillende stakeholders die elk hun eigen belang bij de ondergrond hebben. Deze belangen kunnen elkaar bijten. Als laatste worden de belangen van de ondergrond geborgd door diverse bevoegde gezagen. Dit is afhankelijk van diepte en thema. Daarom is regie voeren over het benutting en bescherming van de ondergrond van belang. De overheid en met name de gemeente is goed in staat om belangen af te wegen en daarmee een goede leefomgeving voor haar inwoners te borgen. Een planprocedure als het bestemmingsplan is hier een duidelijk voorbeeld van. Dat de gemeente het beste geschikt voor de regierol wordt ook door andere bevoegde gezagen beaamd. De gemeente Breda wil door gebruik te maken van bestaande instrumentarium en proactief te handelen belangen optimaal borgen. 2.1. Ondergrondkwaliteiten Welke kwaliteiten heeft de ondergrond? De ondergrond van Breda herbergt verschillende kwaliteiten en functies die men vaak als vanzelfsprekend beschouwd. Dit komt vooral omdat ze niet in het oog springen, ze bevinden zich onder het maaiveld. Kijkend naar Breda zien we een veelvoud aan functies en kwaliteiten in de ondergrond.
Bodem
We gebruiken de bodem steeds meer als energiesysteem. De bufferende werking van de bodem kan worden ingezet om warmte en koude op te slaan en te onttrekken uit de bodem. Deze warmte en koude, eventueel omgezet in energie verwarmen of koelen we gebouwen. Daarmee is bodemenergie een vorm van duurzame energie. Door gebruik te maken van deze bronnen van energie kunnen onder meer gebouwen, woningen, kassen en fabrieken op een duurzame manier worden verwarmd en gekoeld. Er zijn verschillende soorten bodemenergiesystemen.
Op basis van de systematiek ondergrondkwaliteiten1 zijn de belangrijkste thema’s voor Breda geïdentificeerd. Het betreft: • archeologie; • kabels, leidingen en riolering; • bodemenergie; • drinkwater voorraad; • ondergronds bouwen; • landschappelijke diversiteit; • waterbergend en waterfilterend vermogen bodem; • een schone en veilige bodem. Bij ruimtelijke planvorming, diverse projecten en bij beleidsafwegingen wordt een balans gezocht tussen het benutten en het beschermen van de verschillende kwaliteiten in de ondergrond. Vaak wordt dit sectoraal benaderd vanuit een specialisme of een afdeling. Belangen worden eenzijdig ingebracht in een project waarbij het overzicht en het samenhangend belang van de ondergrond ontbreekt. Door nu juist de verschillende kansen en belemmeringen voor een project inzichtelijk te maken kan worden gezocht naar synergie tussen kwaliteiten en functies. Waar overlappen en versterken kwaliteiten elkaar? Ook kent de ondergrond fysische beperkingen en wettelijke randvoorwaarden. Vroegtijdige afstemming voorkomt onnodige tegenstrijdigheden. De ondergrond vroegtijdig en samenhangend inbrengen levert tijdwinst en kostenvoordeel op in een project.
Bijlagen / I Bodemenergie
4
duurzaam bodem en watergebruik
Een relatief nieuwe ontwikkeling met betrekking tot duurzaamheid is het concept ‘circulaire economie’. Dit concept richt zich op het maximaliseren van hergebruik van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging binnen iedere schakel van een productieproces. Een belangrijk kenmerk van de circulaire economie is dat een gesloten kringloop wordt nagestreefd. De bodem levert op verschillende wijzen een belangrijke bijdrage aan de circulaire economie. Zo levert de bodem veel grondstoffen op zoals grond, hout en nutriënten maar ook diensten zoals waterzuivering en tijdelijke opslag van energie, water of afval. Daarnaast kenmerkt de bodem zich ook door vele kringlopen. De circulaire economie vormt het hoofdprincipe van het duurzaam bodem- en waterbeheer in de Gemeente Breda.
4.1 Maatschappelijk verantwoord bodemgebruik De gemeente Breda heeft enkele wettelijke taken in het bodem- en grondwaterbeheer maar heeft ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo kan zij op basis van het bodembeleid rechtstreeks sturen op de hergebruiksmogelijkheden van secundaire grondstromen. Maar de provincie is primair verantwoordelijk voor de bescherming van de drinkwatervoorraad waaruit in Breda wordt geconsumeerd. Kortom, in samenwerking met de mede overheden provincie, omgevingsdienst en waterschap, is de gemeente Breda verantwoordelijk voor het uitvoeren van duurzaam bodemen grondwaterbeheer. In de volgende afbeelding is het bodembeheer van Breda inzichtelijk gemaakt.
Open systemen Bij open systemen worden in principe twee bronnen geboord tot in een geschikte grondwaterlaag, meest tussen de 20 en 70 meter diep. ’s Zomers wordt water uit de koude bron (ongeveer 7 C) gepompt en wordt de koude direct gebruikt voor koeling. Het opgewarmde water wordt teruggebracht in de warme bron (15-25 C). ’s Winters wordt met dit opgewarmde water en een warmtepomp het gebouw verwarmd met een lage temperatuurverwarming, waarna het afgekoelde
>
Samenvatting
Nieuwe wetgeving legt aanvullende taken en verplichtingen op aan gemeenten, op gebied van bodemenergie, verontreiniging en grondwaterbeleid. Er is een Rijksstructuurvisie voor de ondergrond (STRONG) in de maak, evenals een Rijksstructuurvisie Schaliegas. De nieuwe AmvB Bodemenergie legt taken en plichten bij gemeenten op het gebied van gesloten systemen. Ook wordt er gewerkt aan een nieuw bodemconvenant, dat in 2015 afspraken tussen Rijk en bevoegde gemeenten bekrachtigd. Naast het economische belang is de ondergrond essentieel om klimaatdoelstellingen te behalen. Voor hemelwaterinfiltratie en de bestrijding van hittestress hebben we de bodem hard nodig. Ook buiten de muren van het stadskantoor wordt aange-drongen op ordening van de Bredase ondergrond, met de gemeente als regisseur van beleid en uitvoering. In de structuurvisie ‘Breda2030’ is al een aanzet gedaan voor deze rol, het is nu zaak de hoofdkeuzes uit te werken op een concreter niveau. Dit bodemmasterplan is een nieuwe vorm van beleid maken. Het bevat zowel visie (wat willen we bereiken), beleid (wat mag wel en niet) en uitvoering (wat gaan we doen de komende tijd) in één stuk. Er is een onderverdeling gemaakt in drie hoofdonderwerpen: ruimte, energie en bodem/water.
Visie De gemeente Breda is bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming en daarmee de hoeder van haar ondergrond. Waardevolle zaken als drinkwater, bodemenergie en schone bodem worden beschermd en benut. Problemen als verontreiniging, niet gesprongen explosieven en leidingen worden aangepakt en zijn zoveel mogelijk in beeld. Schadelijke zaken als schaliegaswinning en fracking worden niet toegestaan. Hergebruik van grond- en bouwstoffen leidt tot een trendbreuk naar meer hergebruik en een circulaire economie. De Bredase bodem vormt letterlijk en figuurlijk de basis voor duurzame ruimtelijke ontwikkeling. BESLISPUNTEN ‘RUIMTE’ 1. Er wordt voortaan in 3D gedacht en ontwikkeld, ieder ruimtelijk plan krijgt een paragraaf ondergrond. Dit sluit geheel aan bij de integrale afweging die in het kader van de Omgevingswet en toekomstige omgevingsplannen zal gaan gelden. 2. Ruimtegebruik dat ‘bodemschatten’ bedreigt, zoals ons kostbare schone drinkwater wordt nauwkeurig afgewogen. Denk bijvoorbeeld aan schaliegaswinning of gesloten bodemwarmtewisselaars die schadelijke stoffen bevatten. Afwegingen worden neutraal en transparant gemaakt, bescherming prevaleert boven benutting. 3. Breda stuurt op duurzaam grond- en bouwstoffenbeheer in (en tussen) projecten, door aan te sluiten bij het gedachtegoed van de circulaire economie. Er start een pilot hergebruik van grond en bouwstoffen, wat een economisch en milieuvoordeel kan betekenen.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
2 Ruimte.................................................................. 17 2.1. Ondergrondkwaliteiten........................................... 17 2.2 Kabels, leidingen en riolering; ‘Ruimte met Toekomst’........................................... 21 2.3 Niet gesprongen explosieven.................................. 23
Verder wordt structureel overleg geïnitieerd met partners en stakeholders om ondergrondse belangen van de Bredase bodem te borgen. Dynamische bodem- en ondergrondinformatie wordt in een Geografisch Informatiesysteem gezet. Kennis is dan vroegtijdig in te zetten voor een beoogd plan of project. Ook stelt Breda een risicokaart van niet gesprongen explosieven op.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
5
Energie
Samenvatting................................................................ 7
het realiseren van een stimulerende aanpak voor bodemenergie
De naderende uitputting van fossiele brandstoffen en de klimaatsveranderingen hebben energie tot één van de meest prioritaire thema’s gemaakt van deze eeuw. Naast het verminderen van het verbruik wordt ook stevig ingezet op duurzame energievoorziening. Hierbij is de uitdaging om te komen tot een betaalbare, betrouwbare, schone en ruimtelijk inpasbare energievoorziening die bovendien in economisch én sociaal opzicht is te rechtvaardigen. Breda heeft hoge ambities op klimaat en energie. Om deze ambitie te realiseren is inzet van meerdere methoden, zoals duurzame warmte opwekking of energieopwekking, nodig. In de structuurvisie is geconstateerd dat het huidige potentieel van duurzame energie in Breda echter nog nauwelijks is ontsloten, dit geldt met name voor bodemenergie. 3.1 Bodemenergie als essentiële pijler
1
Inleiding
In de Bredase structuurvisie ‘Breda2030’ is gekozen voor het ontwikkelscenario van een ‘compacte stad’. Niet meer richten op groei naar buiten, maar op cultivatie van de hoogwaardige kwaliteit binnen de huidige stad. Met name de stedelijke ruimte wordt daardoor intensiever gebruikt, dit geldt ook voor de ondergrondse ruimte. Door technologische vooruitgang is bovendien meer mogelijk in de ondergrond. Trends in ondergronds bouwen, de toepassing van bodemenergie, infiltratie van hemelwater en ondergrondse kabel- en leidingnetwerken zijn hier voorbeelden van. Bestaande en nieuwe functies worden op, onder of naast elkaar geplaatst. Door deze toenemende ruimtedruk groeit de kans op conflicterende belangen. Het voeren van regie is noodzakelijk om belangen optimaal te kunnen borgen. 1.1 De vergeten derde dimensie Het borgen van een duurzame omgang met de ondergrond voor zowel de korte als de lange termijn is van belang voor de gemeente Breda. De Bredase ondergrond vertegenwoordigt een grote waarde die bescherming verdient. Denk bijvoorbeeld aan ons schone drinkwater of de grote potentie voor bodemenergie die in Breda aanwezig is. Ook biedt de ondergrond kansen die een meerwaarde geven aan ruimtelijke ontwikkelingen. Binnen de planologie wordt al geruime tijd gebruik gemaakt van de lagenbenadering, een model om de verschillende dimensie mee te nemen. De laatste jaren wordt de ondergrond hierin meegenomen als volwaardige laag. Ook de gemeente Breda erkent de meerwaarde van de ondergrondse dimensie en wil de ondergrond integraal onderdeel laten uitmaken bij verschillende plannen en projecten.
17
het realiseren van een stimulerende aanpak voor bodemenergie
Inzet op bodemenergie Als we onze duurzaamheidsdoelstellingen willen bereiken is een optimale inzet op bodemenergie essentieel. Er zijn verschillende vormen van bodemenergie, waarvan de meest kansrijke zijn geïnventariseerd. In de bijlagen is aanvullende informatie opgenomen over de verschillende vormen van bodemenergie. Warmte en koude opslag maakt gebruik van de eigenschappen van de bodem om warmte en koude uit de bodem te onttrekken en te bufferen. Het is een beproefde techniek die vooral toegepast wordt in utiliteitsgebouwen vanwege de significante bijdragen voor koeling in de zomer. Maar ook diepe bodemenergie, zoals geothermie, is geschikt voor het verwarmen van kassen of stadsverwarming.
Bodemenergiesystemen zijn onder te verdelen in vier soorten: • Gesloten bodemenergiesystemen, ook wel bodemwarmtepompen of bodemlussen genoemd; • Open bodemenergiesystemen, beter bekend als Warmte Koude Opslag (WKO); • Hoge temperatuur opslag; • Geothermie. Doelmatig gebruik van bodemenergie Elk duurzame energievoorziening kent zijn eigen aandachtspunten, zo ook bodemenergie. Het is daarom van belang dat de gemeente regie voert om doelmatig gebruik van bodemenergie te borgen. Regie voeren kan op verschillende manieren en bestaat vaak uit een combinatie van instrumenten. Grofweg kan regie onderverdeeld worden in drie categorieën die stimulerend of belemmerend kunnen werken: • Financieel - economisch: dit gaat enerzijds om subsidie ter stimuleren maar ook repressief optreden bij overtredingen door adequaat toezicht en handhaving; • Beleidsmatig: door opstellen van beleidsregels ter bescherming van verschillende belangen (veelal belemmerend) maar ook afstemmen van procedures en verkorten van doorlooptijd (stimulerend); • Communicatief: door het verzorgen van voorlichting, bijdrage leveren aan kennisontwikkeling en het samenbrengen van een netwerk (stimulerend). De gemeente Breda maakt vooral gebruik van beleidsmatige en communicatieve instrumenten. In de structuurvisie is het bovengrondse energielandschap in beeld gebracht. Hierin zijn de kansen en zoekgebieden weergegeven. Hetzelfde is
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
Lagenbenadering
In de structuurvisie is het bovenstaande belang erkend. Hierin is vastgelegd dat voorliggend bodemmasterplan op wordt gesteld, met daarin de belangrijkste ondergrondaspecten voor Breda. Dit bodemmasterplan bevat een visie op de Bredase ondergrond en enkele beleidskeuzes. Daarnaast vormt het de basis voor een uitvoeringsprogramma waarbij aansluiting is gezocht met trends en ontwikkelingen zoals circulaire economie en raakvlakken van aanpalende vakgebieden. De Bredase bodem is de basis voor deze aspecten van duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
9
1 Inleiding................................................................. 9 1.1 De vergeten derde dimensie..................................... 9 1.2 Beleidsontwikkelingen: van bodem naar ondergrond.................................. 10 1.3 Een nieuwe rol: richten, inrichten en verrichten...... 11 1.4 Proces van totstandkoming..................................... 13
3
27
3 Energie................................................................. 27 3.1 Bodemenergie als essentiële pijler........................... 27 3.2 WKO en Bodemlussen............................................ 29 3.2.1 Wettelijke regulering van bodemenergiesystemen.......................................... 29 3.2.2 Belangrijk instrument is interferentiegebieden............................................. 29 3.2.3 Inventarisatie gesloten bodemenergiesystemen.......................................... 29 3.3 Geothermie............................................................ 39 3.3.1 Breda participeert in de Green Deal “stimulering Geothermie Brabant Breed”............... 39
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
Open: grondwatersystemen
Gesloten: bodemwarmtewisselaars Recirculatiesystemen Opslagsystemen Doubletten
Monobronnen
43
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
4 Bodem.................................................................. 43 4.1 Maatschappelijk verantwoord bodemgebruik......... 43 4.2 Bodemkwaliteit...................................................... 43 4.2.1 Inleiding....................................................... 43 4.2.2 Spoedlocaties - bodemconvenant................. 45 4.2.3 Bevoegd gezag Wet bodembescherming ..... 45 4.3. Nazorg en bodembeheer........................................ 45 4.3.1 Ontwikkelgestuurde aanpak......................... 47 4.3.2 Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart.............................................. 51 4.3.3 Versterken van het gebruik van bodeminformatie.................................................... 51 4.4 Bodembescherming en schaliegas........................... 53 4.4.1 Effecten van de winning van schaliegas........ 53 4.4.2 Rijksstructuurvisie schaliegas ........................ 60 4.4.3 Inbreng van Bredase belangen...................... 63
De parkeergarage Het Turfschip ondergronds aangelegd
De parkeergarage Het Turfschip ondergronds aangelegd
Diepe systemen: Geothermie
Ondiepe systemen: WKO
4.2.1 Inleiding De gemeente Breda is sinds 2003 bevoegd gezag ten aanzien van de Wet bodembescherming en onderschreef het ‘Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’ van 2009. Daarmee is de gemeente Breda mede verantwoordelijk voor de uitvoering en begeleiding van de bodemsaneringsoperatie. Deze bodemsaneringsoperatie bestaat uit het onderzoeken van mogelijk verontreinigde locaties, de sanering van bodemverontreiniging en de beheersing van risico’s.
1 http://www.ruimtexmilieu.nl/wiki/ondergrondlaag/ondergrondkwaliteiten-2
Waarom een bodemmasterplan? We gebruiken onze bodem steeds intensiever, van bodemenergie en drinkwatervoorraad tot plaats voor kabelnetwerken. Hierbij worden we vaak geconfronteerd met tegengestelde belangen. We moeten afwegingen maken tussen benutten en beschermen van onze bodem. De ondergrond is een kostbaar goed, het vraagt om een goede ordening van ruimte om onze bovengrondse activiteiten te kunnen ontplooien. Het gaat vooral om afstemming van kansen en bedreigingen.
Het gaat bij open systemen om grotere systemen, die geschikt zijn voor grote kantoren, wooncomplexen vanaf zo’n 30 tot 50 woningen, glastuinbouw en industrieterreinen. Deze systemen hebben een uitstraling op het omringende grondwater tot enkele tientallen meters, vaak voorbij de grenzen van het eigen perceel. Hierdoor kan interferentie met nabijgelegen systemen optreden. Er zijn meer dan 1600 open systemen bekend in Nederland, die samen een volume water verplaatsen vergelijkbaar met de jaarlijks gewonnen hoeveelheid drinkwater uit grondwater. Open systemen zijn gereguleerd middels een vergunning onder de Waterwet. De provincie Noord Brabant heeft aangegeven dat geen bodemenergiesysteem mag worden gerealiseerd onder de 80 meter diepte. Dit in verband met de winning van drinkwater uit
Bodemenergie
4.2 Bodemkwaliteit
duurzaam bodem en watergebruik
water weer in de koude bron terugvloeit. Omdat de natuurlijke constante de temperatuur in de bodem wordt gebruikt in combinatie met extra toegevoegde energie, kan een besparing aan primaire energie van 50% worden behaald waarbij het rendement ligt op koeling.
65
Bijlage / I Bodemenergie........................................... 64-65
B
Bijlagen / II Aandachtspunten bij bodemonderzoek en -sanering
Geldigheidstermijn van een bodemonderzoek Een bodemonderzoek is vijf jaar geldig, gerekend vanaf de uitvoeringsdatum van het veldwerk, tenzij er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit veranderd is sinds de uitvoering van het bodemonderzoek. Voorbeelden van zulke uitzonderingen zijn: 1. Mobiele verontreinigingen en situaties waarbij activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging (hebben) kunnen leiden. 2. Situaties waar duidelijke veranderingen hebben plaatsgevonden in bodemsamenstelling en ¬gebruik in de afgelopen jaren. Hierbij kan men denken aan een calamiteit of (illegale) dumping. Wanneer is nader bodemonderzoek noodzakelijk Op basis van een verkennend bodemonderzoek wordt de uitspraak gedaan of nader bodemonderzoek noodzakelijk is. Dit is sterk afhankelijk van de verontreinigsituatie. De praktijk heeft ons geleerd wat bij de beoordeling, of vervolg onderzoek moet worden meegewogen, namelijk: 3. Bij het aantreffen van licht verhoogde gehalten aan VOCl in het grondwater is er sprake van een antropogene verontreiniging. Een nader onderzoek is noodzakelijk om te achterhalen van welke bronlocatie deze verontreiniging afkomstig is.
4. Binnenstedelijke gebied kan door zijn gebruikshistorie heterogeen diffuus verontreinigd zijn. Het aantreffen van verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK komt vaker voor. Indien sprake is van licht tot sterk verhoogde gehalten die te relateren zijn aan diffuse historische stedelijke verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. 5. In bepaalde gebieden binnen Breda komen van nature verhoogde achtergrondgehalten zware metalen voor in het grondwater. Wanneer uit historisch dossieronderzoek en een locatie-inspectie blijkt dat er op de locatie geen bronnen zijn (geweest) voor zware metalen en deze gehalten vaker in dat gebied worden aangetroffen, is mogelijk geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Dit wordt altijd beoordeeld door het bevoegd gezag. Gevalsafbakening bij nader onderzoek In de praktijk worden vaak meerdere verontreinigingen op één terrein aangetroffen. Er kan dan sprake zijn van verschillende verontreiniginggevallen of één verontreiniginggeval wat uit meerdere ‘spots’ bestaat. Dit is van belang voor het (juridische/procedurele) vervolgtraject. Om te kunnen spreken van één geval van verontreiniging moeten de spots een technische, organisatorische en ruimtelijke samenhang vertonen. Hierbij dient in meer of mindere mate aan elk van de drie genoemde samenhangcriteria te worden voldaan. Bovendien moet de verontreiniging zijn veroorzaakt door menselijk handelen.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
69
Bijlage / II Aandachtspunten bij bodemonderzoek en -sanering............................................................. 68-69 Bijlage / III FACTSHEET MTBE......................................... 74 Bijlage / IV FACTSHEET EN AANPAK VOCL..................... 75
De parkeergarage Het Turfschip ondergronds aangelegd
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
De parkeergarage Het Turfschip ondergronds aangelegd
57
Kaarten gesloten bodemenergiesystemen..........................................................................................................31-34 Schaliekaarten...................................................................................................................................................55-58
>
Samenvatting Waarom een bodemmasterplan? We gebruiken onze bodem steeds intensiever, van bodemenergie en drinkwatervoorraad tot plaats voor kabelnetwerken. Hierbij worden we vaak geconfronteerd met tegengestelde belangen. We moeten afwegingen maken tussen benutten en beschermen van onze bodem. De ondergrond is een kostbaar goed, het vraagt om een goede ordening van ruimte om onze bovengrondse activiteiten te kunnen ontplooien. Het gaat vooral om afstemming van kansen en bedreigingen. Nieuwe wetgeving legt aanvullende taken en verplichtingen op aan gemeenten, op gebied van bodemenergie, verontreiniging en grondwaterbeleid. Er is een Rijksstructuurvisie voor de ondergrond (STRONG) in de maak, evenals een Rijksstructuurvisie Schaliegas. De nieuwe AmvB Bodemenergie legt taken en plichten bij gemeenten op het gebied van gesloten systemen. Ook wordt er gewerkt aan een nieuw bodemconvenant, dat in 2015 afspraken tussen Rijk en bevoegde gemeenten bekrachtigd. Naast het economische belang is de ondergrond essentieel om klimaatdoelstellingen te behalen. Voor hemelwaterinfiltratie en de bestrijding van hittestress hebben we de bodem hard nodig. Ook buiten de muren van het stadskantoor wordt aange-drongen op ordening van de Bredase ondergrond, met de gemeente als regisseur van beleid en uitvoering. In de structuurvisie ‘Breda2030’ is al een aanzet gedaan voor deze rol, het is nu zaak de hoofdkeuzes uit te werken op een concreter niveau. Dit bodemmasterplan is een nieuwe vorm van beleid maken. Het bevat zowel visie (wat willen we bereiken), beleid (wat mag wel en niet) en uitvoering (wat gaan we doen de komende tijd) in één stuk. Er is een onderverdeling gemaakt in drie hoofdonderwerpen: ruimte, energie en bodem/water.
Visie De gemeente Breda is bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming en daarmee de hoeder van haar ondergrond. Waardevolle zaken als drinkwater, bodemenergie en schone bodem worden beschermd en benut. Problemen als verontreiniging, niet gesprongen explosieven en leidingen worden aangepakt en zijn zoveel mogelijk in beeld. Schadelijke zaken als schaliegaswinning en fracking worden niet toegestaan. Hergebruik van grond- en bouwstoffen leidt tot een trendbreuk naar meer hergebruik en een circulaire economie. De Bredase bodem vormt letterlijk en figuurlijk de basis voor duurzame ruimtelijke ontwikkeling. BESLISPUNTEN ‘RUIMTE’ 1. Er wordt voortaan in 3D gedacht en ontwikkeld, ieder ruimtelijk plan krijgt een paragraaf ondergrond. Dit sluit geheel aan bij de integrale afweging die in het kader van de Omgevingswet en toekomstige omgevingsplannen zal gaan gelden. 2. Ruimtegebruik dat ‘bodemschatten’ bedreigt, zoals ons kostbare schone drinkwater wordt nauwkeurig afgewogen. Denk bijvoorbeeld aan schaliegaswinning of gesloten bodemwarmtewisselaars die schadelijke stoffen bevatten. Afwegingen worden neutraal en transparant gemaakt, bescherming prevaleert boven benutting. 3. Breda stuurt op duurzaam grond- en bouwstoffenbeheer in (en tussen) projecten, door aan te sluiten bij het gedachtegoed van de circulaire economie. Er start een pilot hergebruik van grond en bouwstoffen, wat een economisch en milieuvoordeel kan betekenen. Verder wordt structureel overleg geïnitieerd met partners en stakeholders om ondergrondse belangen van de Bredase bodem te borgen. Dynamische bodem- en ondergrondinformatie wordt in een Geografisch Informatiesysteem gezet. Kennis is dan vroegtijdig in te zetten voor een beoogd plan of project. Ook stelt Breda een risicokaart van niet gesprongen explosieven op.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
5
We gebruiken onze bodem voor uiteenlopende zaken, van landbouw tot schoon drinkwater. Het is belangrijk dat we onze bodem niet alleen benutten maar ook beschermen. Zo kunnen ook toekomstige generaties er van profiteren.
BESLISPUNTEN ‘ENERGIE’ 1. Ontwerpen van bodemenergieplannen voor drukke gebieden, zoals bedoeld in de AMvB Bodemenergie, waarin deelgebieden worden bestemd. 2. Op termijn aansluiten op bestaande warmtenetten, of gebruik maken van bestaande infrastructuur, alsmede het aanleggen van nieuwe warmtenetten. Restwarmte wordt zo elders in de stad gebruikt of via ondergrondse buffering bewaard voor toekomstige doeleinden. 3. Breda geeft prioriteit aan bodemenergie als duurzame energiebron, wat betekent dat: 4. Bodemenergie ook mogelijk is in de openbare ruimte; 5. Breda actief stuurt op collectieve duurzame bodemenergiesystemen, er zal eerder aangestuurd worden op open systemen waarbij collectief gebruik en delen van koude en warmte mogelijk is; 6. Interferentiegebied met beleidsregels worden vastgesteld om (risicovolle) gesloten bodemenergiesystemen te beperken door een vergunningplicht op te leggen. Er wordt dus niet verboden, maar in een interferentiegebied is een vergunning nodig, in plaats van alleen een melding. Er wordt dus feitelijk een extra toetsmoment ingelast. Verder wordt nadere invulling geven aan de Greendeal Geothermie. Daarnaast wordt de kennis en het netwerk aangaande Schaliegas versterkt, zodat de Bredase belangen op dit gebied beter verdedigd kunnen worden.
BESLISPUNTEN ‘BODEM/WATER’ 1. Breda conformeert zich aan de aanpak van spoedlocaties (locaties waar risico’s zijn vanwege bodemverontreiniging) uit het bodemconvenant. 2. Breda pakt ook niet-spoedlocaties aan (geen acuut risico, wel verontreiniging) en kiest voor een ontwikkelgestuurde aanpak. Een ontwikkeling bij een verontreiniging wordt aangegrepen om de bodem aanvullend te zuiveren en drempels voor ontwikkelingen te slechten door onderzoek of sanering. 3. Waterkwaliteit en -infiltreren in de bodem krijgt aandacht in projecten en plannen. a. Kleine buien infiltreren plaatselijk, grote buien bergen in centrale waterpartijen. b. Drainagemiddelen worden gecreerd bij revitalisering van stedelijk gebied. c. er wordt verantwoord gebruik gemaakt van de natuurlijk aanwezige stromingen voor afbraak van verontreiniging en afvoer van overtollig hemelwater. In dit bodemmasterplan zijn enkele aandachtspunten opgenomen ten aanzien van bodemonderzoek- en sanering. Voor specifieke stoffen zijn factsheets opgenomen. In 2015 wordt de bestaande bodembeheernota en bijbehorende bodemkwaliteitskaart herzien, om hergebruik van grond nog beter mogelijk te maken.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
7
1
Inleiding
In de Bredase structuurvisie ‘Breda2030’ is gekozen voor het ontwikkelscenario van een ‘compacte stad’. Niet meer richten op groei naar buiten, maar op cultivatie van de hoogwaardige kwaliteit binnen de huidige stad. Met name de stedelijke ruimte wordt daardoor intensiever gebruikt, dit geldt ook voor de ondergrondse ruimte. Door technologische vooruitgang is bovendien meer mogelijk in de ondergrond. Trends in ondergronds bouwen, de toepassing van bodemenergie, infiltratie van hemelwater en ondergrondse kabel- en leidingnetwerken zijn hier voorbeelden van. Bestaande en nieuwe functies worden op, onder of naast elkaar geplaatst. Door deze toenemende ruimtedruk groeit de kans op conflicterende belangen. Het voeren van regie is noodzakelijk om belangen optimaal te kunnen borgen.
Breda heeft een erg specifieke bodem; veel zand en relatief schoon. Ook de singelstructuur rondom het centrum is een bijzonder kenmerk van de Bredase bodem/water matrix.
1.1 De vergeten derde dimensie Het borgen van een duurzame omgang met de ondergrond voor zowel de korte als de lange termijn is van belang voor de gemeente Breda. De Bredase ondergrond vertegenwoordigt een grote waarde die bescherming verdient. Denk bijvoorbeeld aan ons schone drinkwater of de grote potentie voor bodemenergie die in Breda aanwezig is. Ook biedt de ondergrond kansen die een meerwaarde geven aan ruimtelijke ontwikkelingen. Binnen de planologie wordt al geruime tijd gebruik gemaakt van de lagenbenadering, een model om de verschillende dimensie mee te nemen. De laatste jaren wordt de ondergrond hierin meegenomen als volwaardige laag. Ook de gemeente Breda erkent de meerwaarde van de ondergrondse dimensie en wil de ondergrond integraal onderdeel laten uitmaken bij verschillende plannen en projecten.
Lagenbenadering
In de structuurvisie is het bovenstaande belang erkend. Hierin is vastgelegd dat voorliggend bodemmasterplan op wordt gesteld, met daarin de belangrijkste ondergrondaspecten voor Breda. Dit bodemmasterplan bevat een visie op de Bredase ondergrond en enkele beleidskeuzes. Daarnaast vormt het de basis voor een uitvoeringsprogramma waarbij aansluiting is gezocht met trends en ontwikkelingen zoals circulaire economie en raakvlakken van aanpalende vakgebieden. De Bredase bodem is de basis voor deze aspecten van duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
9
1.2 Beleidsontwikkelingen: van bodem naar ondergrond Van saneren naar beheer Sinds de start van de bodemsaneringsoperatie, begin jaren 80, zijn veel risicovolle verontreinigingen opgeruimd en wordt de bodem steeds schoner. In 2009 zijn landelijk afspraken gemaakt over het afronden van de huidige saneringsoperatie. Hierbij ligt de focus op spoedeisende locaties met humane, ecologische en/of verspreidingsrisico´s. Door middel van een convenant zijn de afspraken vastgelegd en de verantwoordelijkheden van het Rijk gedelegeerd naar de provincies en gemeenten. Aan de andere kant ontstaan opnieuw locaties met een bodemverontreiniging door lekkages, dumpingen of het gebruik van nieuwe stoffen. Een voorbeeld hiervan is de stof MTBE die lood heeft vervangen om te zorgen voor betere verbranding van benzine. MTBE zorgt voor smaakbederf van drinkwater. Ook toename van bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen, antibiotica, PFOS (brandvertrager) in de bodem en in het grondwater worden als nieuwe bedreiging aangeduid. Het doel van het landelijk bodembeleid is om bij bestaande verontreinigingen de risico’s zoveel mogelijk weg te nemen en nieuwe verontreinigingen te voorkomen. Dit betekent een verschuiving van actief verwijderen (saneren) naar preventie en het beheersen van (oude) bestaande verontreiniging. Ook de gemeente Breda sluit met haar uitvoeringsprogramma hierbij aan.
De Bredase bodem in drie schaalniveau’s. Linksboven het centrum, met ondergrondse infra, archeologie en verontreiniging (0 tot 20 meter diepte). Linksonder de hele stad, met de schuin aflopende bodemprofielen, waterstructuren en bodemenergie (0 tot 120 meter diepte). Rechts iets wat in Breda niet is toegestaan, een installatie voor schaliegaswinning (tot 5 km diepte).
10
De kwaliteiten van de ondergrond Het Nederlandse bodembeleid richtte zich lange tijd voornamelijk op het saneren van verontreiniging. Een belangrijke ontwikkeling is het in breder perspectief plaatsen van onze bodem. De bodem is meer dan alleen een milieuhygiënische kwaliteit (wel of niet verontreinigd), ze vervult diverse functies en heeft verschillende kwaliteiten. Zo kan de bodem een bijdrage leveren aan de duurzame energiedoelstellingen door gebruik te maken van bodemenergie. Ook herbergt de bodem een deel van onze historie; archeologische resten en aardkundige waarden vertellen iets over onze ontstaansgeschiedenis. De goede eigenschappen van de bodem, zoals de draagkracht om op te bouwen, gebruiken we veelvuldig. In deze bredere
benadering wordt in de regel gesproken over ‘de ondergrond’ (bodem, ruimte, water, energie etc.) in plaats van ‘de bodem’ (verontreinigingsbenadering). Benutten en tonen Om de kwaliteiten van de ondergrond te kunnen benutten is het van belang dat deze ‘ondergrondse dimensie’ vroegtijdig betrokken wordt in plannen en projecten. Hierdoor worden kansen en knelpunten inzichtelijk gemaakt. Er kan gezocht worden naar synergie, zodat thema´s en activiteiten elkaar kunnen aanvullen en versterken. De toenemende complexiteit in projecten en de drukte in de ondergrond maken dat het tijdig inzicht hebben van kansen en knelpunten van de ondergrond een meerwaarde heeft. Het tijdig afstemmen van diverse belangen in de ondergrond is van belang voor de ontwikkeling van Breda. 1.3 Een nieuwe rol: richten, inrichten en verrichten Tijdens een eerdere reorganisatie binnen de gemeente Breda is het addagium inrichten, richten en verrichten geïntroduceerd. Dit is een heldere indeling gebleken in het handelen van een gemeente. Het is op hoofdlijnen ook van toepassing op het thema ondergrond en de rol van de gemeente Breda hierin. Decentralisatie en keuzes (richten) Door decentralisatie komen er meer verantwoordelijkheden en taken te liggen bij de gemeente. Dit terwijl de middelen en beschikbare fte’s niet evenredig toenemen. Het is van belang om de beschikbare middelen en capaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten voor een maximaal resultaat. Dit betekent keuzes maken en prioriteiten stellen; richten dus. Tegenwoordig is het belangrijk dat de gemeente als netwerkorganisatie, slim samenwerkt met andere overheden en stakeholders. Dit is niet anders voor de ondergrond. De bevoegdheidsverdeling over de ondergrond is bovendien versnipperd, verschillende bevoegdheden zijn ondergebracht bij meerdere overheden. Van Rijk tot provincie en van waterschap omgevingsdienst, er zijn verschilende actoren aan het werk in dezelfde Bredase bodem. Dit bodemmasterplan kent een duidelijke prioriteitstelling, daarnaast wordt de
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
11
samenwerking gezocht buiten de gemeentelijke organisatie, zodat natuurlijke versterking mogelijk is. Samen werken met de andere stakeholders van de Bredase bodem is dus essentieel. Regie op hoofdlijnen (inrichten) De overheid bevindt zich in een transitie waarbij meer ruimte is voor zelforganisatie en waarin sneller gereageerd moet kunnen worden op dynamiek. De faciliterende overheid neemt verschillende regierollen aan en past diverse besturingstijlen toe. Bij de nieuwe overheid maakt men een bewuste keuze welke rol zij wil en kan spelen bij initiatieven die in de samenleving ontstaan. De overheid kan ervoor kiezen initiatieven te omarmen en te reguleren waar nodig, of juist volledig vrij te laten waar gewenst. Dit geldt ook voor de ondergrond. Voor sommige aspecten draagt de gemeente een grotere verantwoordelijkheid en vervult de gemeente meerdere taken en rollen die rechtstreeks sturend werken. Bij andere aspecten betreft het een prikkelende rol of regie. Hoe de gemeente Breda haar rol op specifieke onderwerpen ziet wordt verder uitgediept in dit bodemmasterplan. Kortom, hoe richten we bepaalde processen en overlegvormen in om gezamenlijke doelen te bereiken.
De basis van dit bodemmasterplan is tot stand gekomen door kennis van diverse disciplines te delen, o.a. in workshops. Van energie en bodem tot water, civiele techniek, infra en beheer. Ook de stakeholders uit de stad zijn betrokken. De belangen zijn divers, van drinkwaterbescherming tot duurzame energie en van openbare werken tot economische (ruimtelijke) ontwikkeling.
1.4 Proces van totstandkoming De gemeente Breda heeft dit bodemmasterplan opgesteld. Hiervoor zijn verschillende werksessies gehouden met interne en externe stakeholders en vele beleidsgerelateerde collega´s. De opgaven van de ondergrond en de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente zijn geïnventariseerd. vervolgens heeft een verdieping geleid tot het formuleren van speerpunten die nader zijn uitgewerkt. Door het formuleren van acties voor de eigen organisatie wordt dit uitvoeringsprogramma de leidraad voor het ondergrondbeleid voor de komende 5 jaar (2016-2020). Daarnaast biedt het een perspectief voor ontwikkeling en beheer van de ondergrond richting 2030.
Trends en ontwikkelingen (verrichten) Het Rijk stelt momenteel een Structuurvisie voor de Ondergrond (STRONG) op en werkt daarnaast aan een Structuurvisie Schaliegas met bijbehorende Milieueffectrapportage. Vanuit de rijksoverheid wordt het belang van de ondergrond dus ingezien. De Brabantse bodem, en met name de Bredase bodem kent een specifieke opbouw. Veel zand, relatief schoon grondwater, veel potentie voor bodemenergie en stevig fundament voor bouw. De Bredase bodem is het natuurlijk kapitaal voor huidige en toekomstige generaties dat beschermd en benut moet worden. Het is verstandig om als gemeente een eigen plan voor de ondergrond te formuleren en bekrachtigen. Het bodemmasterplan stelt prioriteiten over wat de gemeente de komende jaren gaat doen. Een programma op hoofdlijnen, welke projecten en taken verrichten we als gemeente de komende tijd.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
13
RUIMTE - REGIE Onbekend maakt onbemind. Dat geldt ook voor de rol van de bodem. In plannen en projecten wordt veel meer aandacht besteedt aan het bovengrondse. Dat is ook logisch, de bovengrond is wat je uiteindelijk ziet. Toch is het verstandig om in plan en project meer rekening te houden met de bodem. Immers, een bodemverontreiniging kan een drempel voor ontwikkelingen vormen vanwege de bijkomende kosten.
Bevoegdheid
Mark Grond 0-20
20-500
500-5000
Ruimte in de stad wordt schaars, ook de ondergrondse ruimte zal vaker benut worden voor bouw of vervoer. De toenemende kans op hevigere buien betekent dat we ook een beroep op de bodem moeten doen voor de infiltratie van hevige buien, onze riolering kan deze grote hoeveelheden water niet aan. Natuurlijk willen we ook graag droge voeten houden, wat betekent dat grondwaterbeheer de aandacht verdient. En supersnel internet vindt vaak zijn weg via ondergrondse glasvezelkabels. Het simpelweg onder de aandacht brengen van de belangrijke rol van de ondergrond is een nevendoel dat met het opstellen van dit bodemmasterplan, de verrichte overleggen en workshops al deels bereikt is.
Gemeente
Waterschap
Provincie
BrabantWater
Rijk
Naast de (te) beperkte aandacht voor de ondergrond in plan en project speelt er nog een specifiek probleem; de bevoegdheden in de ondergrond zijn versnipperd. Gemeente, waterschap, provincie, waterleidingbedrijf en rijksoverheid; allemaal hebben ze een deelbevoegdheid. Grofweg neemt de hoogte van het overheidsorgaan toe met de diepte van de bodem. Hoe dieper men gaat, des te hoger de instantie. Met de diepte van de bodem nemen vaak ook de belangen toe, alsmede potentiële schade van ingrepen. Natuurlijke processen in de diepe bodem verlopen traag en hebben veel tijd nodig om te herstellen. Sommige processen zijn zelfs onomkeerbaar.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
15
Ruimte
regie voeren op de ondergrondse ruimte
Eigenlijk zijn er drie redenen waarom regie voeren op de ondergrond noodzakelijk is. Als eerste heeft onze benutting van de ondergrondse ruimte effecten en consequenties voor de langere termijn. Zo duurt een sanering van een verontreiniging jaren en is het verwijderen van ondergrondse voorzieningen kostbaar. Als tweede zijn er verschillende stakeholders die elk hun eigen belang bij de ondergrond hebben. Deze belangen kunnen elkaar bijten. Als laatste worden de belangen van de ondergrond geborgd door diverse bevoegde gezagen. Dit is afhankelijk van diepte en thema. Daarom is regie voeren over het benutting en bescherming van de ondergrond van belang. De overheid en met name de gemeente is goed in staat om belangen af te wegen en daarmee een goede leefomgeving voor haar inwoners te borgen. Een planprocedure als het bestemmingsplan is hier een duidelijk voorbeeld van. Dat de gemeente het beste geschikt voor de regierol wordt ook door andere bevoegde gezagen beaamd. De gemeente Breda wil door gebruik te maken van bestaande instrumentarium en proactief te handelen belangen optimaal borgen. 2.1 Ondergrondkwaliteiten
Duurzame landbouw, zonder uitputting van de bodem krijgt de laatste tijd steeds meer aandacht.
2
regie voeren op de ondergrondse ruimte
Welke kwaliteiten heeft de ondergrond? De ondergrond van Breda herbergt verschillende kwaliteiten en functies die men vaak als vanzelfsprekend beschouwd. Dit komt vooral omdat ze niet in het oog springen, ze bevinden zich onder het maaiveld. Kijkend naar Breda zien we een veelvoud aan functies en kwaliteiten in de ondergrond.
Op basis van de systematiek ondergrondkwaliteiten1 zijn de belangrijkste thema’s voor Breda geïdentificeerd. Het betreft: • archeologie; • kabels, leidingen en riolering; • bodemenergie; • drinkwater voorraad; • ondergronds bouwen; • landschappelijke diversiteit; • waterbergend en waterfilterend vermogen bodem; • een schone en veilige bodem. Bij ruimtelijke planvorming, diverse projecten en bij beleidsafwegingen wordt een balans gezocht tussen het benutten en het beschermen van de verschillende kwaliteiten in de ondergrond. Vaak wordt dit sectoraal benaderd vanuit een specialisme of een afdeling. Belangen worden eenzijdig ingebracht in een project waarbij het overzicht en het samenhangend belang van de ondergrond ontbreekt. Door nu juist de verschillende kansen en belemmeringen voor een project inzichtelijk te maken kan worden gezocht naar synergie tussen kwaliteiten en functies. Waar overlappen en versterken kwaliteiten elkaar? Ook kent de ondergrond fysische beperkingen en wettelijke randvoorwaarden. Vroegtijdige afstemming voorkomt onnodige tegenstrijdigheden. De ondergrond vroegtijdig en samenhangend inbrengen levert tijdwinst en kostenvoordeel op in een project.
1 http://www.ruimtexmilieu.nl/wiki/ondergrondlaag/ondergrondkwaliteiten-2
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
17
Onze geschiedenis heeft zich opgestapeld in de bodem. De Bredase bodem is rijk aan archeologische bodemschatten, die een interessante geschiedenis vertellen.
De betekenis van de ondergrond voor Breda, voorbeeld Stationskwartier Voor de herontwikkeling van het stationsgebied is een quickscan uitgevoerd voor de ondergrond. Hierbij is een inschatting gemaakt van optimalisatie mogelijkheden, kijkend vanuit de ondergrond. Hierbij is ook een voorzichtige raming gemaakt van eventuele kostenbesparing. De totale besparing door optimalisatie op basis van de ondergrond is geschat op 5 miljoen euro. Het inschatten van de kosten is vooral om te bepalen waar de quick wins zitten. De belangrijkste resultaten waren: 1. Bodem en water: er is sprake van veel infiltratie en weinig kwel. Door meer groen en onverhard oppervlak wordt de afvoer via riolering beperkt: besparing € 1.100.000,-. Positief effect op de afbraak verontreiniging, klimaatadaptatie en beleving. 2. Rioleringen, kabels en leidingen: een overzicht in een Geografisch Informatie Systeem is een sterk hulpmiddel om graafschade tegen te gaan ten tijde van uitvoer. 3. Bodemenergie en sanering: het bodemenergiesysteem bevindt zich ca. 100 meter dieper dan de verontreiniging, gescheiden door slecht doorlatende laag. Geen nadelige interferentie, alleen invloed tijdens aanleg installatie. 4. Sanering en ecosysteemdiensten: gecontroleerde afbraak van de verontreiniging wordt versterkt door de natuurlijke grondwaterstroming, bestrijding hittestress en verhoging gebiedswaarde. 5. WKO: er is een grotere potentie dan tot dusver is gedacht, door dieper te boren en systemen te combineren kan meer rendement behaald worden. De helft van de kosten kan bespaard worden, ca. 3 maal € 660.000. 6. Grondstromen en bouwstoffen: zo’n 80.000 m3 grond komt vrij, veel bodemonderzoek verricht. Minder transport door hergebruik bespaart ca. € 340.000. Geen aanvoer nieuwe grond door hergebruik bespaart ca. € 640.000. 7. Bodemverontreiniging: een betere, minder intensieve en minder kostbare aanpak bespaart € 950.000. Mogelijke kostenreductie en reduceren van barrières voor nieuwe ontwikkelingen.
Inzichtelijk maken van kwaliteiten en voorwaarden De praktijk leert dat het vroegtijdig en samenhangend inbrengen van belangen niet eenvoudig is. Dit komt omdat informatie over de ondergrond versnipperd is opgeslagen en verschilt van detailniveau en kwaliteit. Hierdoor is het vaak niet inzichtelijk wat wel of niet mogelijk is. Door het beter ontsluiten van (dynamische) bodem- en ondergrondinformatie in een kaartenatlas kan informatie vroegtijdig en door verschillende professionals worden ingezet voor het beoogde plan of project. Dit betekent dat beschikbare informatie, bedoeld voor deskundigen, bewerkt moet worden op dusdanige wijze dat deze de vragen van professional uit een ander vakgebied beantwoorden. De kaartenatlas bevat signaleringskaarten van de belangrijkste ondergrondkwaliteiten. Door de kaartenatlas in gemeentelijke projecten toe te passen en vervolgens het gebruik ervan structureel te evalueren wordt de nut en kwaliteit verbeterd. Technische ontwikkelingen maken het makkelijker om informatie en daarmee ook kaarten uit te wisselen en voor een breed publiek beschikbaar te stellen. Indien de kaartenatlas zijn nut heeft bewezen kan deze ook beschikbaar worden gesteld voor
De quickscan is uitgevoerd toen het project al liep. De adviseurs bodem zijn spreekwoordelijk op een rijdende trein gesprongen, wat betekent dat niet alle bevindingen kunnen leiden tot aanpassing van het project. Vanwege voortgang, contracten en afspraken kon uiteraard niet ieder onderdeel gewijzigd worden. Onderdeel 7: bodemverontreiniging is behaald. Het doel van de quickscan was inzichtelijk te maken dat een andere bredere blik op de ondergrond voordelen heeft. Daarin is de quickscan geslaagd. De quickscan en de bevindingen gedurende het opstellen van de structuurvisie Breda2030 zijn mede aanleiding voor dit bodemmasterplan. Kansen in de ondergrond bij het Stationskwartier.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
19
Van de Chasseparking en het Turfschip tot de ondergrondse textielcontainers. We maken in Breda steeds meer gebruik van de ondergrondse ruimte met name in stedelijk gebied.
initiatiefnemers buiten de gemeente, waarmee het draagvlak van de ondergrond wordt vergroot en kans op onvoorziene gebeurtenissen verkleint. De gemeente gaat middels een pilot verkennen op welke wijze de Bredase kwaliteiten van de ondergrond het best inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
Knelpunten en trends De gemeente signaleert dat knelpunten optreden, verdere optimalisatie is nodig op zowel operationeel als strategisch niveau. Een optimalisatie leidt tot besparingen bij het
Om belangen van de ondergrond op het juiste moment in te brengen in een project of proces is het belangrijk om te weten wanneer wat speelt. Dit gaat om toekomstige ontwikkelingen, (beleidsgerelateerde) projecten en beleidsafwegingen. Op basis van een inventarisatie worden de belangrijkste projecten en processen in beeld gebracht en op een kalender geplaatst. Op deze wijze kan vroegtijdig worden aangehaakt.
2.2 Kabels, leidingen en riolering; ‘Ruimte met Toekomst’ Onze samenleving is eigenlijk gebaseerd op ‘grondzaken’ Onze samenleving is sterk afhankelijk van ondergrondse zaken als energie-, nutsvoorzieingen en regen- en afvalwaterafvoer. Ontwikkelingen zoals smartgrids, laadpalen voor elektrische auto’s en bodemenergie zorgen ervoor dat onze ondergrond steeds meer wordt bekabeld. Daarnaast vraagt het decentraal opslaan van energie en de vergroening van het stedelijk gebied om een goede inrichting van onze openbare ruimte boven- en ondergronds. Onvoldoende regie bij planning en aanleg van kabels, leidingen en rioleringen leidt tot inefficiënte werkprocessen, extra kosten en overlast.
verleggen kabels, leidingen en riolering in gemeentelijke projecten. Meer ‘graafrust’, door het afstemmen van de planning van onderhoud en beheer tussen grondroerders, beperktere overlast in de openbare ruimte doordat (onderhoud)werkzaamheden gelijktijdig plaatsvinden. Door de toekomstige trends wordt de ondergrondse (werk)ruimte beperkt wat het beheer bemoeilijkt en risico op levert voor de kwaliteit van de openbare ruimte. Het eerder meewegen van de belangen van kabels, leidingen en riolering in de planvorming en opstart van projecten voorkomt dat het een kostbare sluitpost wordt die pas in de fase realisatie en beheer aanbod komt. Optimalisatie en synergie? Om te komen tot deze optimalisatie en meer graafrust is een proactieve houding en coördinatie noodzakelijk. Dit betekent dat de belangen vroegtijdig worden ingebracht op strategische beleidsniveau binnen de gemeente. Grootschalige herstructurering, implementatie van de warmtevisie en het uitvoeringsprogramma infrastructuur zijn enkele voorbeelden waarbij raakvlakken met kabels, leidingen, riolering en de ondergrondse ruimte geborgd kan worden. Daarnaast draagt het
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
21
opstellen van handvatten hoe onze openbare ruimte toekomst bestendig in te richten bij aan verdere borging. De gemeente wil tevens verkennen of verder afstemming van de groot-schalige beheer en onderhoudsopgave met de nutspartijen in de toekomst kan worden gerealiseerd. Grondwerkzaamheden in de hele gemeente zorgen ieder jaar weer voor een flinke omzet voor aannemers en grondbanken. Van tijd tot tijd neemt het grondverzet met miljoenen m3’s toe door grote projecten, denk aan de HSL/A16, de geluidwal bij Bavel en de ontgraving bij het nieuwe Bredase station. Door betere coördinatie kan dit grondverzet efficiënter, economischer en duurzamer uitgevoerd worden.
2.3 Niet gesprongen explosieven Achtergrond Op alle locaties waar in het verleden oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden kunnen conventionele explosieven2 worden aangetroffen zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen-)munitie. In de praktijk wordt vaak gesproken over niet-gesprongen explosieven (NGE). Oorlogshandelingen hebben met name plaatsgevonden op strategische doelen, zoals binnensteden, verbindingswegen, spoorwegen, spoorwegstations, bruggen en havens. In de omgeving van die doelen kunnen in enkele gevallen blindgangers voorkomen, of droppingen van niet gebruikte explosieven. Ook in de gemeente Breda kunnen niet-gesprongen explosieven worden aangetroffen. Bij het graven in de ondergrond als gevolg van een (bouw)project, is de kans aanwezig dat gestuit wordt op deze achtergebleven explosieven, wat een gevaar oplevert bij de uitvoering van grondwerkzaamheden. Sterker nog, dit is al verschillende malen voorgekomen binnen de Bredase gemeentegrenzen. Dit leidde tot het stilleggen van werken en dus vertraging en onnodige kosten. In de voorbereidingsfase van projecten moet daarom rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van explosieven.
Fasering explosievenonderzoek Explosievenonderzoek brengt de risico’s en aanwezigheid van conventionele explosieven in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt. Een onderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven bestaat uit drie hoofdfasen: 8. Fase 1: Historisch vooronderzoek. Doel van het historisch vooronderzoek (bureaustudie) is het vaststellen van het risico op aanwezigheid van explosieven in de ondergrond. Het vooronderzoek bestaat zowel uit het inventariseren (verzamelen) als beoordelen (analyseren) van het bronnenmateriaal. Eindresultaat is een rapportage en een bijbehorende bodembelastingkaart (verdacht of onverdacht met indicatie diepte en soort explosieven). 9. Fase 2: Detectie. Als het historisch vooronderzoek hiertoe aanleiding geeft en er grondroerende werkzaamheden plaatsvinden, wordt in de regel detectie uitgevoerd. Doel is het vaststellen van de ligplaats (x, y en z-coördinaat) van verdachte objecten (mogelijke explosieven of blindgangers) in het opsporingsgebied met behulp van geofysische meettechnieken. 10. Fase 3: Benadering. Als het detectieonderzoek een aantal verdachte objecten oplevert, worden deze in de regel benaderd. Doel van de veldwerkzaamheden is het blootleggen en identificeren van de verdachte objecten. Indien noodzakelijk worden de aangetroffen explosieven tijdelijk veilig gesteld in afwachting van de ruiming door de EOD.
Risicokaart explosieven De gemeente Breda heeft in het kader van de openbare veiligheid de taak om de inwoners en opdrachtnemers te informeren waar mogelijk niet-gesprongen explosieven liggen. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de burgemeester en wethouders op grond van de Gemeentewet. De huidige ervaring is dat voor elk project of ruimtelijke ontwikkeling, waarbij graafwerkzaamheden plaatsvinden, een historisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. De gemeente overweegt om een risicokaart op te stellen voor de gehele gemeente. Dit betreft eigenlijk het uitvoeren van een
2 Onder conventionele explosieven wordt in het WerkveldSpecifieke CertificatieSchema Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE) het volgende verstaan: “Elk explosief dat niet als geïmproviseerd, nucleair, biologisch of chemisch kan worden aangemerkt”.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
23
gemeentebreed historisch vooronderzoek. Uit kostenoogpunt wordt wel onderscheidt gemaakt in de onderzoeksinspanning tussen hoogdynamische gebieden en overige gebieden. Het resultaat is dat voor hoogdynamische gebieden een volledig Door ‘lelijke dingen’ ondergronds te realiseren kan de bovengrond aan (ruimtelijke) kwaliteit winnen. Denk aan parkeren, afvalbakken en trafohuisjes die onder de grond verdwijnen.
historisch vooronderzoek wordt uitgevoerd waardoor deze onderzoekslast niet komt te liggen bij toekomstige projecten. Voor de overige gebieden is het een verwachtingskaart die een indicatie over de noodzaak tot vervolgonderzoek.
BODEMENERGIE - WKO (samen)
(Individueel)
CO2 â + € á
0
25
Glycol Antigroen Pesticide
50
80 meter 75
Balans Onbalans 100
Het verschil tussen open WKO (links) en gesloten WKO (rechts). Een open systeem is een open pijp en kan makkelijk gecombineerd of gedeeld worden. Een gesloten systeem bestaat uit gesloten pijpen met water en toevoegingen en is eerder geschikt voor solitair gebruik. Open systemen vallen onder de bevoegdheid van de provincie, gesloten systemen onder de bevoegdheid van de gemeente (onder algemene regels uit een AMvB).
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
25
Energie
het realiseren van een stimulerende aanpak voor bodemenergie
De naderende uitputting van fossiele brandstoffen en de klimaatsveranderingen hebben energie tot één van de meest prioritaire thema’s gemaakt van deze eeuw. Naast het verminderen van het verbruik wordt ook stevig ingezet op duurzame energievoorziening. Hierbij is de uitdaging om te komen tot een betaalbare, betrouwbare, schone en ruimtelijk inpasbare energievoorziening die bovendien in economisch én sociaal opzicht is te rechtvaardigen. Breda heeft hoge ambities op klimaat en energie. Om deze ambitie te realiseren is inzet van meerdere methoden, zoals duurzame warmte opwekking of energieopwekking, nodig. In de structuurvisie is geconstateerd dat het huidige potentieel van duurzame energie in Breda echter nog nauwelijks is ontsloten, dit geldt met name voor bodemenergie.
het realiseren van een stimulerende aanpak voor bodemenergie De Triple-O Campus; gesaneerde bodem en bodemenergie in één project.
3.1 Bodemenergie als essentiële pijler Inzet op bodemenergie Als we onze duurzaamheidsdoelstellingen willen bereiken is een optimale inzet op bodemenergie essentieel. Er zijn verschillende vormen van bodemenergie, waarvan de meest kansrijke zijn geïnventariseerd. In de bijlagen is aanvullende informatie opgenomen over de verschillende vormen van bodemenergie. Warmte en koude opslag maakt gebruik van de eigenschappen van de bodem om warmte en koude uit de bodem te onttrekken en te bufferen. Het is een beproefde techniek die vooral toegepast wordt in utiliteitsgebouwen vanwege de significante bijdragen voor koeling in de zomer. Maar ook diepe bodemenergie, zoals geothermie, is geschikt voor het verwarmen van kassen of stadsverwarming.
3
Bodemenergiesystemen zijn onder te verdelen in vier soorten: • Gesloten bodemenergiesystemen, ook wel bodemwarmtepompen of bodemlussen genoemd; • Open bodemenergiesystemen, beter bekend als Warmte Koude Opslag (WKO); • Hoge temperatuur opslag; • Geothermie. Doelmatig gebruik van bodemenergie Elk duurzame energievoorziening kent zijn eigen aandachtspunten, zo ook bodemenergie. Het is daarom van belang dat de gemeente regie voert om doelmatig gebruik van bodemenergie te borgen. Regie voeren kan op verschillende manieren en bestaat vaak uit een combinatie van instrumenten. Grofweg kan regie onderverdeeld worden in drie categorieën die stimulerend of belemmerend kunnen werken: • Financieel - economisch: dit gaat enerzijds om subsidie ter stimuleren maar ook repressief optreden bij overtredingen door adequaat toezicht en handhaving; • Beleidsmatig: door opstellen van beleidsregels ter bescherming van verschillende belangen (veelal belemmerend) maar ook afstemmen van procedures en verkorten van doorlooptijd (stimulerend); • Communicatief: door het verzorgen van voorlichting, bijdrage leveren aan kennisontwikkeling en het samenbrengen van een netwerk (stimulerend). De gemeente Breda maakt vooral gebruik van beleidsmatige en communicatieve instrumenten. In de structuurvisie is het bovengrondse energielandschap in beeld gebracht. Hierin zijn de kansen en zoekgebieden weergegeven. Hetzelfde is
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
27
gedaan voor de ondergrond, waarbij de kansrijke gebieden en uitsluitingsgebieden zijn benoemd. Dit heeft geresulteerd in de afbeelding ondergrondse energielandschap. 3.2 WKO en Bodemlussen Natuur en water ‘wortelen’ letterlijk en figuurlijk in de Bredase bodem. Beschermen en duurzaam benutten is van belang voor mens en natuur.
3.2.1 Wettelijke regulering van bodemenergiesystemen Een besluit over WKO Sinds 1 januari 2013 is de AMvB Bodemenergiesystemen in werking getreden. Hierdoor gelden uniforme regels voor de aanleg, het in werking hebben en het buiten werking stelling van WKO systemen en bodemlussen. De vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn onderverdeeld tussen provincie en gemeenten. Net als voor het Wijzigingsbesluit is de provincie bevoegd gezag voor WKO. De regels voor bodemlussen zijn nieuw, hiervoor is de gemeente bevoegd gezag. Het rijk is op basis van de mijnbouwwetgeving bevoegd gezag voor alle activiteiten dieper dan 500 meter. Voor bodemenergie is dit van toepassing op geothermie. Aandachtspunten voor systemen Het aanleggen en in gebruik hebben van een bodemenergiesysteem kent ook enkele aandachtspunten, de belangrijkste zijn: • Twee of meer bodemenergiesystemen die binnen elkaars invloed gebied liggen kunnen elkaar negatief beïnvloeden. Deze beïnvloeding wordt interferentie genoemd. • Bij het aanleggen van bodemenergiesysteem kunnen waterscheidende lagen in de bodem worden doorboord. Wanneer natuurlijk scheidende kleilagen in de bodem worden doorboord en niet goed worden afgewerkt kan grondwater, van sterk verschillende kwaliteiten en chemische eigenschappen, vermengd raken. • Bij een lekkage van gesloten systemen kan water met additieven (antivries, antigroen etc.) vrijkomen en in het grondwater terecht komen. Vooral binnen en in de nabijheid van een grondwaterbeschermingsgebied levert dit risico´s op.
Doel gemeente De gemeente Breda wil actief sturen op bodemenergie, dit om het beginsel ‘wie eerst komt het eerst pompt’ te doorbreken. Het sturen is enerzijds gericht om de potentie van de ondergrond optimaal te benutten en anderzijds om onnodige risico’s te beperken. Dit gaat om zowel de belangen van bodemenergie als bredere belangen van de ondergrond (archeologie, drinkwater, e.d.). 3.2.2 Belangrijk instrument is interferentiegebieden
In deze uitklap tekeningen ziet u hoe het beleid voor gesloten bodemenergiesystemen tot stand is gekomen.
Interferentiegebieden als kans voor bescherming De nieuwe wet geeft de gemeente de mogelijkheid om interferentiegebieden aan te wijzen. In eerste instantie heeft het vooral een signalerende werking. Een klein gesloten bodemenergiesysteem binnen een interferentiegebied moet in plaats van een melding een vergunningsprocedure volgen. Een interferentiegebied wordt aangewezen in een gemeentelijke verordening en bevat behalve de gebiedsaanwijzing geen andere regels. De gemeente heeft vervolgens de mogelijkheid om binnen een interferentiegebied aanvullende eisen te stellen. Dit gaat in de vorm van beleidsregels of een gemeentelijke verordening. Bij de vergunningsaanvraag voor het bodemenergiesysteem wordt aanvullend getoetst aan deze beleidsregels of regels van de verordening. Daarmee werkt het aanwijzen van een interferentiegebied als direct sturend middel om regie te voeren op doelmatig gebruik van bodemenergie.
Interferentie en interferentiegebieden Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen interferentie en interferentiegebieden. Interferentie komt voor als twee bodemenergiesystemen elkaar negatief beïnvloeden omdat ze te dicht bij elkaar zijn geplaatst. Bij de aanleg van een bodemenergiesysteem wordt hierop getoetst door het bevoegd gezag. Een interferentiegebied is een beleidsinstrument voor het voeren van regie. Binnen een afgebakend gebied kan de gemeente, naast de wettelijke vereisten, aanvullende eisen te stellen aan de realisatie van een bodemenergiesysteem. Dit om te voorkomen dat het doelmatig gebruik van bodemenergie in het gedrang komt.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
29
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
30
Op deze kaart ziet u gebieden die kansen bieden voor open WKO vanwege de kans op combinatie van koude en warmte. De ontwikkelgebieden uit de structuurvisie, kassengebieden en stedelijke zones zijn opgenomen. In deze gebieden is open WKO gewenst, gesloten WKO niet.
31
Op deze kaart ziet u de gebieden die we moeten beschermen, zoals grondwaterbeschermingsgebieden en natuur. Ook de gebieden waar nu stadsverwarming ligt lenen zich feitelijk niet voor WKO. Hier is het duurzamer en verstandiger om aan te sluiten op het bestaande warmtenet. Deze gebieden willen we dus ‘beschermen’ tegen (met name gesloten) WKO.
32
Op deze kaart ziet u de gebieden die onderbouwd aan te wijzen zijn als interferentiegebied voor gesloten WKO, vanwege bescherming of (voorkeurs)inzet van open WKO dan wel het warmtenet. Zo is de centrumkern hier weergegeven omdat daar open WKO betere combinatiekansen biedt en verrommeling door meerdere gesloten systemen voorkomt. Deze kaart leidt tot de ‘Stoplichtkaart gesloten WKO’ op de volgende pagina.
Op deze kaart ziet u de twee vorige kaarten gecombineerd: beschermen en benutten.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
33
34
Concrete beleidsregels WKO (gesloten)
Om haar doelstelling klimaatneutraal in 2044 te behalen moet Breda inzetten op alle vormen van duurzame energie. Bodemenergie is een tot dusver onderbelichte en relatief weinig benutte variant.
Artikel 1 De plaatsing van een gesloten bodemenergiesysteem Burgemeester en wethouder schrijven voor dat een gesloten bodemenergiesysteem primair aangelegd dient te worden op het eigen dan wel in (erf)pacht verkregen grondgebied. Dit geldt zowel voor de installatie als voor de benodigde kabels en leidingen. Indien de aanleg mede plaatsvindt op het grondgebied van derde(n) dient de schriftelijke toestemming van de betrokkenen bij de vergunningsaanvraag te worden overlegd. Artikel 2 Afstemming met een bestaand masterplan bodemenergie Burgemeester en wethouder schrijven voor dat voor locaties gelegen binnen een masterplan bodemenergie, dit masterplan leidend is voor de ordening en randvoorwaarden voor het bodemenergiesysteem. Dit geldt alleen als het masterplan ambtelijk is goedgekeurd door de gemeente. Artikel 3 Voorrang voor collectieve en grote bodemenergiesystemen Burgemeester en wethouder schrijven voor dat een initiatief voor de realisatie van een gesloten bodemenergiesysteem afgestemd wordt met potentiële belanghebbende. Dit betreft belanghebbende ten aanzien van bodemenergie als mede overige belangen in de ondergrond. Bij de realisatie van een gesloten bodemenergiesysteem wordt voorrang verleend aan collectieve en grote bodemenergiesystemen. Bij de aanwezigheid van meerdere potentiële belanghebbende waarbij tegengestelden belangen zijn, dient een masterplan bodemenergie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Hierin is het volgende minimaal beschreven: • Afbakening van het regiegebied en inzicht in de potentiële belanghebbende; • Bodemenergie potentie in het regiegebied;
36
Dit is de stoplichtenkaart voor gesloten WKO. In groene gebieden is het mogelijk met een melding, in oranje alleen met een vergunning en in de rode gebieden niet. (Deze kaart is gebaseerd op de interferentiegebiedenkaart uit de uitklap.)
• Bijdrage van bodemenergie aan de duurzame energielevering; • Ordeningsprincipes van bodemenergiesystemen. Artikel 4 Voorbehoud grondwaterbeschermingsgebied Burgemeester en wethouder staan geen gesloten bodemenergiesysteem toe in grondwaterbeschermingsgebieden. Enkel als aangetoond wordt dat bij aanleg en in gebruik hebben van (inclusief voorkomen van lekkage) een bodemenergiesysteem er geen significatie milieubelasting optreed voor het grondwaterbeschermingsgebied kan bij uitzondering een gesloten bodemenergiesysteem worden vergund. Hiervoor dient tevens de schriftelijke toestemming van de drinkwaterwinningsbedrijf bij de vergunningsaanvraag te worden overlegd. Artikel 5 Periode tussen aanvraag en termijn voor realisatie van bodemenergiesysteem Burgemeester en wethouder schrijven voor dat de realisatie van het bodemenergiesysteem, na de toewijzing van de vergunning, binnen één jaar (365 dagen) is gerealiseerd. Bij het verlopen van deze termijn kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de vergunning en is een nieuw aanvraag noodzakelijk. Consequenties Het gevolg van het aanwijzen van de gemeente als interferentiegebied en bovenstaande beleidsregels is dat er een beperkte lastenverzwaring op zal treden. De aanvrager moet een vergunningsprocedure doorlopen in plaats van een meldingsprocedure. Dit betekent extra werkzaamheden voor de aanvrager als mede voor de vergunningverlener. Naar inschatting worden er circa 10 van dergelijke aanvragen verwacht per jaar. Daarmee is de lastenverzwaring acceptabel ten opzichte van het belang van de ondergrond op de lange termijn. Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
37
Het Chassé Theater, het stadskantoor en het Holland Casino maken gebruik van één WKO-systeem. Dit betekent besparen op de energierekening, gedeelde duurzame energie en een minimaal beslag op stedelijke ruimte.
3.2.3 Inventarisatie gesloten bodemenergiesystemen Om onderlinge thermische beïnvloeding te voorkomen tussen twee of meerdere bodemenergiesystemen is het van belang om de geïnstalleerde systemen in kaart te brengen. Het totaal aantal gesloten bodemenergiesystemen worden door de branchevereniging van warmtepompleveranciers (DHPA) geschat op circa 20.000 in Nederland. Voor bestaande systemen geldt geen meldingsplicht. Landelijk wordt in samenwerking met brancheverenigingen van warmtepompleveranciers en installateurs gekeken hoe de bestaande systemen inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Echter, de verwachting is dat de inventarisatie nog de nodige jaren kan duren. De gemeente Breda vindt het essentieel om inzichtelijk te krijgen hoeveel en waar de gesloten bodemenergiesystemen in het verleden zijn gerealiseerd. Daarom zet het de komende jaren actief in om burgers en bedrijven te informeren en te stimuleren om zich vrijwillig aan te melden voor registratie. Waarom zou iemand zijn of haar eigen systeem vrijwillig melden? De belangrijkste reden is dat het functioneren van een bodemenergiesysteem niet gehinderd wordt door een nieuw aan te leggen bodemenergiesysteem in de omgeving. Als iemand een systeem aanlegt, niet wetende dat de buurman er al één heeft liggen, is er een grote kans dat beide systemen niet optimaal (meer) zullen werken. 3.3 Geothermie Geothermie verschilt sterk van de open en gesloten bodemenergiesystemen. Bij geothermie vindt geen opslag van warmte of koude plaats in het grondwater, maar wordt de natuurlijke aardwarmte opgepompt die zich op grotere diepte bevindt. Dit vereist een boring tot enkele kilometers diepte, tot waar de aardkorst een temperatuur heeft van rond de 70 °C. Op deze diepte bevinden zich geen andere bodemfuncties, anders dan de winning van delfstoffen en de opslag van gassen zoals aardgas of CO2. Geothermie heeft een zeer grote potentie en kan leiden tot een energiebesparing, zonder dat dit verder effecten lijkt te hebben op de bodem anders dan verticale doorsnijdingen. Door de diepe boring kent deze techniek hoge investeringskosten (oplopend tot enkele miljoenen) en de bijbehorende risico’s op een misboring. Recent is de
belangstelling voor geothermie sterk toegenomen, onder meer bij tuinders en voor woonwijken die beschikken over een warmtenet.
PLAATJE GEOTHERMIE
3.3.1 Breda participeert in de Green Deal “stimulering Geothermie Brabant Breed” Uit een onderzoek naar de mogelijkheden van geothermie in de geologische Trias laag in Noord Brabant blijkt dat de regio’s Tilburg, Helmond en Breda (noordoost) alle drie geschikt zijn voor winning van aardwarmte door middel van geothermie. Van de drie gebieden is het warmte leverend vermogen in Tilburg het grootst, namelijk 16 MW ten opzichte van 5 MW in noordoost Breda. De resultaten van het onderzoek was de aanleiding voor gezamenlijk inzet van provincie NoordBrabant, gemeenten Tilburg, Helmond en Breda en Brabant Water. Dit met als doel om aardwarmte daadwerkelijk inzetbaar te krijgen voor de verduurzaming van de warmtebehoefte in Noord-Brabant. Deze intentie is vastgelegd in een Green Deal “stimulering Geothermie Brabant Breed”, waarbij de Rijksoverheid helpt met het realiseren van de afspraken door barrières en knelpunten waar mogelijk weg te nemen.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
39
Een bodemdoorsnede uit het Markdal. De gelaagdheid van de bodem, afzettingen van meerdere tijdperken uit ons verleden, zijn prachtig zichtbaar. In Breda is bijvoorbeeld meer dan 1 miljard liter grondwater verontreinigd met VOCl (Vluchtige Organochloorverbindingen), gelukkig niet altijd in risicovolle gehalten of situaties.
De Green Deal vormt de paraplu voor de verdere ontwikkelingen van geothermie in onze provincie tot 2020. Het dient als basis voor een Brabantbreed geothermie platform om elkaar te informeren, kennis te delen en te netwerken. Naast afstemming met andere participanten biedt de gemeente Breda bestuurlijke en beleidsmatige ondersteuning aan duurzame projectinitiatieven. Dit betekent actief zoeken naar
oplossingen bij het optreden van knelpunten en belemmeringen, maar ook het netwerk actief informeren over de mogelijkheden en kansen voor ondernemend Breda. Daarnaast dragen alle participanten zorg voor de financiering van de Green Deal en alle participanten nemen deel in een ambtelijke werkgroep.
BODEM-GRONDWATER
0
5
10
15
1.000.000.000
20
Helaas zijn in het gebied tussen en rondom de Bredase singels veel grondwaterverontreinigingen te vinden. Grondwaterverontreiniging in het centrum is een erfenis uit ons verleden, chemische wasserijen en industrie hebben hun sporen achtergelaten in de Bredase bodem. Gelukkig is sanering mogelijk en kunnen natuurlijke grondwaterstromingen benut worden om verontreiniging af te laten breken.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
41
Bodem
duurzaam bodem en watergebruik Riolering, kabelnetwerken en hemelwaterinfiltratie; het is druk in de ondergrond.
4
duurzaam bodem en watergebruik
Een relatief nieuwe ontwikkeling met betrekking tot duurzaamheid is het concept ‘circulaire economie’. Dit concept richt zich op het maximaliseren van hergebruik van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging binnen iedere schakel van een productieproces. Een belangrijk kenmerk van de circulaire economie is dat een gesloten kringloop wordt nagestreefd. De bodem levert op verschillende wijzen een belangrijke bijdrage aan de circulaire economie. Zo levert de bodem veel grondstoffen op zoals grond, hout en nutriënten maar ook diensten zoals waterzuivering en tijdelijke opslag van energie, water of afval. Daarnaast kenmerkt de bodem zich ook door vele kringlopen. De circulaire economie vormt het hoofdprincipe van het duurzaam bodem- en waterbeheer in de Gemeente Breda.
4.1 Maatschappelijk verantwoord bodemgebruik De gemeente Breda heeft enkele wettelijke taken in het bodem- en grondwaterbeheer maar heeft ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zo kan zij op basis van het bodembeleid rechtstreeks sturen op de hergebruiksmogelijkheden van secundaire grondstromen. Maar de provincie is primair verantwoordelijk voor de bescherming van de drinkwatervoorraad waaruit in Breda wordt geconsumeerd. Kortom, in samenwerking met de mede overheden provincie, omgevingsdienst en waterschap, is de gemeente Breda verantwoordelijk voor het uitvoeren van duurzaam bodemen grondwaterbeheer. In de volgende afbeelding is het bodembeheer van Breda inzichtelijk gemaakt. 4.2 Bodemkwaliteit 4.2.1 Inleiding De gemeente Breda is sinds 2003 bevoegd gezag ten aanzien van de Wet bodembescherming en onderschreef het ‘Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’ van 2009. Daarmee is de gemeente Breda mede verantwoordelijk voor de uitvoering en begeleiding van de bodemsaneringsoperatie. Deze bodemsaneringsoperatie bestaat uit het onderzoeken van mogelijk verontreinigde locaties, de sanering van bodemverontreiniging en de beheersing van risico’s.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
43
Een grondverontreiniging met cyanide. Onder bepaalde omstandigheden kan hieruit blauwzuurgas ontstaan, een zeer schadelijk goedje dus. Deze verontreiniging is tijdens de inrichting van een parkeerterrein aangetroffen op een onverdacht terrein. De Bredase bodem zit nog boordevol onverwachte zaken. Deze verontreiniging is geheel gesaneerd door de gemeente Breda.
4.2.2 Spoedlocaties - bodemconvenant
4.2.3 Bevoegd gezag Wet bodembescherming
Afspraak Een belangrijke afspraak uit het bodemconvenant is dat de bevoegde overheden de locaties waar gevaar voor de volksgezondheid kan optreden, de zogenaamde ‘humane risicolocaties’, in 2015 hebben gesaneerd of tenminste de risico’s hebben beheerst. Dit gaat om risico’s bij langdurige blootstelling aan de verontreiniging in de bodem. Voor Breda zijn er vier locaties waar sprake is van dergelijke humane risico’s.
Bredaas bodembeleid De jaren ervaring met bodemverontreiniging in de Bredase bodem en kennis van wet- en regelgeving hebben geleid tot het beleidsdocument “De Bredase grondslag”. Dit document beschreef de beleidsregels voor uitvoering en procedures van het bodemsaneringsbeleid. Hiermee creëerde het duidelijkheid over wat de gemeente eist en verwacht ten aanzien van bodemonderzoek, -sanering en zorgplicht gevallen. Met het van kracht worden van de structuurvisie is deze nota komen te vervallen, passages waren helaas gedateerd of ingehaald door landelijk beleid. Toch zijn enkele onderdelen het behouden waard. Vooral omdat deze Breda specifiek zijn of doordat omissies in wetgeving vragen om duidelijkheid. In het kader van dit bodemmasterplan is beoordeeld welke onderdelen het behouden waard zijn. In de bijlagen zijn de belangrijkste onderdelen toegevoegd over hoe de gemeente Breda bodemonderzoek en -sanering beoordeeld in haar bevoegd gezag rol. Met het vaststellen van dit bodemmasterplan worden deze uitgangspunten en richtlijnen van kracht. Veelal betreft het een uitwerking of verbijzondering van landelijk beleid. De richtlijnen zijn van toepassing op de werkwijze van bodemintermediairs (gecertificeerde onderzoeksbureaus).
Aanpak Vanuit het principe ‘de veroorzaker betaald’ geldt dat de veroorzaker en/of eigenaar van een verontreiniging in de regel verplicht is voor het saneren van deze verontreiniging. Door verschillende redenen kan het zijn dat de sanering niet wordt gestart en/of de risico’s niet zijn beheerst. In zo’n situatie wordt een juridische procedure gestart om alsnog een sanering en risicobeheersing te bewerkstelligen. De Bredase bodemsaneringsoperatie vindt deels plaats met middelen die door het Rijk aan de bevoegde overheden ter beschikking worden gesteld. De budgetten zijn ter beschikking gesteld via het gemeentefonds. Dit is gelabeld geld omdat er prestaties voor geleverd en gerapporteerd moeten worden aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu. 2015-2020 Na de periode 2015 komt er nog een laatste bodemsaneringsperiode voor die locaties waarbij ecologische risico’s voor kwetsbare natuur of verspreidingsrisico’s via het grondwater voordoen. De doelstelling is om deze locaties in 2020 gesaneerd dan wel beheerst te hebben. De precieze invulling hiervan is nog onbekend. Op basis van eerdere inventarisaties gaat het in Breda om 22 locaties. Voor Breda is het belangrijk om snel naar een afronding te werken van de saneringsoperatie om zo de basis bodemkwaliteit voor de leefomgeving te waarborgen. Hiermee voldoet Breda aan de afspraken uit het bodemconvenant. De beschikbare capaciteit en middelen worden zo effectief mogelijk ingezet om de doelstelling van 2015 en 2020 te bereiken.
4.3 Nazorg en bodembeheer Een belangrijke beleidsontwikkeling in het bodemwerkveld is de verschuiving van saneren naar duurzaam beheer. De nadruk ligt niet meer op het verwijderen van de verontreiniging maar op het beheersen van de risico´s en beheren van verontreinigde grond en grondwater. Met de beleidsontwikkeling verschuift ook de rol en taken van de gemeente. Bij beheer ligt de nadruk op kaderstellen en faciliteren, terwijl bij saneren de nadruk meer ligt op de overheid als toetser en initiatiefnemer.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
45
Naast graafwerk vormt bemaling (grondwater wegpompen om een bouwput droog te krijgen) een belangrijke invloed op bodemverontreiniging. Door ondoordacht pompen kan verontreiniging verplaatst worden en kunnen honderden vierkante meters schone bodem verontreinigd worden. Aan de andere kant kan een bemaling een kans zijn om aanvullend de bodem te zuiveren. Een ontwikkeling of bouwwerk met bemaling kan een natuurlijk moment zijn om aanvullend te zuiveren. Kostenefficiënt, duurzaam en ontwikkelgestuurd werken is de toekomst van het Bredase bodembeheer.
4.3.1 Ontwikkelgestuurde aanpak Achtergrond Sinds de start van de saneringsoperatie zijn veel verontreinigingen opgepakt en wordt de bodem steeds schoner. De risico´s zijn grotendeels beheerst maar de verontreiniging vormt, ook naar de toekomst toe, nog wel een erfenis uit het verleden. Dit geldt vooral bij stoffen als vluchtige organochloor koolwaterstoffen (oplosmiddelen) die in het verleden veelvuldig zijn gebruikt en de bodem hebben verontreinigd. Vooral bij ontwikkelingen of beheersopgaven kunnen bestaande bodemverontreinigingen nog een drempel vormen door kosten, extra procedures en onzekerheid over de aanpak. Dit probleem speelt landelijk, daarom is de ‘gebiedsgerichte aanpak’ in het leven geroepen. Hiermee mogen verontreinigingen in een aangewezen gebied, onder voorwaarden, verspreiden.
Wetgeving gebiedsgericht beleid Het wetsvoorstel ‘gebiedsgericht beleid’ bevat een regeling voor de gebiedsgerichte sanering van meerdere, grootschalige, complexe en mobiele verontreinigingen van het diepere grondwater. De gebiedsgerichte aanpak richt zich op het beheer van het gehele grondwatersysteem binnen een aangewezen gebied. Dit wetsvoorstel regelt in de bevoegdheid tot het aanwijzen van het betreffende gebied en in de verplichting om een beheerplan vast te stellen ten behoeve van het beheer van dat gebied. Verder geldt de verplichting de gebiedsgerichte aanpak overeenkomstig het beheerplan uit te voeren. Verder is de bepaling opgenomen dat de reguliere saneringsverplichtingen niet van toepassing zijn op een gebiedsgerichte aanpak. Het voorstel (EK 32.712, A) is op 24 januari 2012 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 17 april 2012 als hamerstuk afgedaan. Kortom, met deze aanpak sluiten we financieel en beleidsmatig aan bij een nieuw landelijk wetsvoorstel.
Filosofie en aanpak Breda richt zich voor de komende jaren in eerste instantie op het beheersen van risico’s van bodemverontreiniging, door sanering of andere beheersmaatregelen. Risico’s voor mens, verspreiding of ecologie worden aangepakt, dat staat voorop. Wanneer alle risico’s beheerst zijn, blijft er echter nog steeds veel verontreiniging achter in grond en grondwater. Zo is in Breda meer dan 1 miljoen kubieke meter grondwater verontreinigd met vluchtige organochloor koolwaterstoffen (oplosmiddelen) die in het verleden zijn gebruikt. Vanuit de wet, de risicogerichte aanpak, hoeft geen verdere actie te worden ondernomen. Echter bij ontwikkelingen kan men deze verontreinigingen weer tegen komen bij bijvoorbeeld graafwerk of bemaling. De verontreiniging vormt dan een drempel voor de ontwikkeling, door kosten of onduidelijkheid in procedure en maatregelen. Ontwikkelgestuurde aanpak als antwoord Een ontwikkelgestuurde aanpak van de achterblijvende verontreinigingen is het antwoord op deze problematiek. Het uitgangspunt is dat bij een ontwikkeling ter plaatse van een verontreiniging sanerende maatregelen worden getroffen. Denk aan het plaatsen van een extra zuiveringsunit het bemaling van een bouwput om verontreinigd grondwater te zuiveren. Breda beschikt over financiële reserve met voor bodemsanering bedoelde gelden. Deze middelen worden ingezet om waar mogelijk achterblijvende verontreinigingen te saneren en daarmee de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Welke verontreiniging wordt aangepakt wordt bepaald door de ontwikkelingen en dynamiek van de stad. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van natuurlijke momenten om de bodemkwaliteit (grond en grondwater) te verbeteren. Hierbij gaat om de drempels als gevolg van bodemverontreiniging, met name het grondwater, weg te nemen bij ontwikkelingen.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
47
Op deze kaart ziet u de spoedlocaties (ster) grote verontreinigingen (paarse vlekken) en ontwikkelingen uit de structuurvisie (met stippellijn omkaderd). Waar een verontreiniging of spoedlocatie met een ontwikkeling samenvalt liggen kansen voor de ontwikkelgestuurde aanpak.
48
Argumenten voor de aanpak De volgende argumenten spreken in het voordeel van een ontwikkelgestuurde aanpak: 1. Aanvullend zuiveren waar mogelijk. Verdergaande onderzoeks- en saneringsmaatregelen eisen dan wettelijk verplicht is niet mogelijk. Toch kan aanvullend onderzoek of een vergaande sanering een meerwaarde hebben en bijzonder kostenefficiënt zijn, voor bijvoorbeeld bij overlappende pluimen of toekomstige ontwikkelingen in de directe omgeving. Het doel van ontwikkelgestuurde aanpak is om enerzijds drempels voor ontwikkelingen te slechten en anderzijds dat de Bredase bodem verdergaand wordt gezuiverd. Bij de aanpak wordt gezocht naar een geschikte combinatie van gemeentebudget en budget van ontwikkelende partijen. Dit is maatwerk per geval. Het uitgangspunt is dat er geen extra eisen (met bijbehorende kosten) worden opgelegd aan een ontwikkelende partij boven op de wettelijke verplichtingen. 2. Initiatiefnemers kunnen uitwijken naar andere gebieden of gemeenten. Ontwikkelaars zijn tegenwoordig kritisch op locaties en (grond)prijzen. Bijkomende kosten voor bodemsanering of onzekerheid over deze kosten kunnen ervoor zorgen dat initiatiefnemers uitwijken naar andere locaties of gemeenten. Dit kan er mede toe leiden dat verontreinigde locaties langere tijd braak liggen. Veel verontreinigingen bevinden zich op anderszins interessante locaties voor woningbouw of bedrijfsontwikkeling. Door de aanpak wordt gestreefd naar een win-win situatie voor de initiatiefnemer en de gemeente. 3. Complexe materie. Bodemverontreiniging en regelgeving is een complexe materie die soms ondoorgrondelijk is. De inzet van deskundige adviseurs van gemeente en omgevingsdienst verduidelijkt situaties. Zo is diverse malen aangetoond wat bespaard kon worden door een andere aanpak van verontreiniging. De inzet van specialisten en middelen levert meerwaarde voor de gemeente en initiatiefnemer. Uiteindelijk zijn het milieu en de samenleving gebaat bij een schonere bodem en de ontwikkeling van (historisch) verontreinigd gebied.
Inrichten van bodemreserve Het uitgangspunt blijft dat de vervuiler betaald. Voor de locaties waar geen risico’s gelden, maar waar wel een bodemverontreiniging aanwezig is, wordt gebruik gemaakt van natuurlijk momenten. Als er een ontwikkeling mogelijk is, kan (met inzet van bodembudget) onderzoek of sanering uitgevoerd worden. Het doel is tweeledig: enerzijds ontwikkelingen mogelijk maken, anderzijds de bodem zuiveren. Met bestuursvoorstel 42674 en raadsvoorstel 42601 is een bodemreserve ingesteld, met daarin voor bodemsanering bestemde rijksgelden. Met deze aanpak worden de beschikbare middelen optimaal ingezet en aangesloten bij natuurlijke momenten om de bodemkwaliteit te verbeteren. De aanpak sluit aan bij gebiedsgericht grondwaterbeheer; een nieuwe mogelijkheid binnen de Wet bodembescherming die zich richt op het in samenhang saneren/beheren van grondwaterverontreiniging. Hiermee is het mogelijk om meerdere grondwaterbelangen (kwaliteit, kwantiteit en energie) in samenhang af te wegen en te beoordelen. In een reeds uitgevoerde verkenning van twee locaties blijkt dat het inrichten van een compleet ‘gebiedsgericht beleid’ voor Breda niet nuttig of noodzakelijk is. De voordelen van gebiedsgericht grondwaterbeheer wegen onvoldoende op tegen de verplichtingen. De bodemverontreiniging in de gemeente Breda is met een gevalsgerichte aanpak optimaal aan te pakken. Verschillende elementen van het gebiedsgericht grondwaterbeheer sluiten voor de beheersfase wel aan bij de ontwikkelgestuurde aanpak die de gemeente Breda voor ogen heeft. De gebiedsbenadering, drempels verlagen voor toekomstige ontwikkelen en het inrichten van een financiële bodemreserve zijn hier voorbeelden van. Breda kiest dus niet voor een gebiedsgerichte aanpak (verontreiniging achterlaten in een gebied) maar voor een ontwikkelgestuurde aanpak (gestaagde verbetering door benutten van natuurlijke momenten).
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
49
Ook vernatting en verdroging zijn fenomenen die zich voordoen in de Bredase Bodem. Deze zaken worden in dit stuk geagendeerd en nader uitgewerkt in watergerelateerde visies en beleidsstukken. Dit om overlap te voorkomen. Door structureel overleg wordt gezorgd voor afstemming en gestreefd naar synergie tussen de vakgebieden bodem en water.
Van stagneren naar stromen Veel grootschalige grondwaterverontreinigingen bevinden zich in het centrumgebied, nabij de Bredase singels en de Mark. Hier vinden in de nabije toekomst veel ontwikkelingen plaats, mede vanwege de focus die de structuurvisie hier op legt (keuze ‘compacte stad’ en ontwikkellijn Markstad). Bovendien zijn er vanuit groen en water ontwikkelvoornemens voor deze zone, met name de singels. De grondwaterverontreinigingen bedreigen geen oppervlaktewater omdat ze zo’n 20 meter dieper zitten dan de waterpartijen. Door de ondergrondse stroming en bodemtoestand vindt er wel natuurlijke afbraak plaats. Verontreinigingen die met een grondwaterstroming meegaan worden volgens natuurlijke afbraak verminderd in gehalten, dit is al diverse malen middels metingen aangetoond. Het is niet toegestaan dat een verontreiniging zich in een ‘beschermd object’ verplaatst, zoals een grondwaterbeschermingsgebied.
4.3.2 Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart Bodembeheer en grondverzet Een belangrijk beleidsinstrument om grondverzet duurzamer en goedkoper mogelijk te maken is de bodemkwaliteitskaart met de nota bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is een verwachtingskaart die de gebiedseigen bodemkwaliteit weergeeft binnen de gemeente. Dit gaat om een partij te ontgraven grond ter plaatse van een onverdachte locatie, onverdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging. Breda stelt in 2015 een nieuwe bodemkwaliteitskaart op, op basis van een statische analyse van reeds bekende bodemkwaliteitsgegevens. In de nota bodembeheer komen de spelregels beschreven voor grondverzet. Binnen wettelijke bandbreedte kan de gemeente Breda de toepassingsmogelijkheden van vrijkomende grond verruimen of beperken. Hierdoor kan zij sturen op kwaliteit die passend is bij het toekomstig gebruik en het historische perspectief van de locatie. Deze bevoegdheid is op basis van het Besluit bodemkwaliteit. Door het vaststellen van de bodemkwaliteitskaart met de nota bodembeheer wordt invulling gegeven aan het duurzaam bodembeheer. Door het hergebruik verantwoord te
optimaliseren is minder aanspraak nodig op primaire grondstromen, afkomstig van een zand- of kleiwinning. Bovendien is minder transport van grond nodig, wat resulteert in minder brandstof verbruik en CO2 uitstoot. Dit is in lijn met het hoofdprincipe van de circulaire economie. Na vaststelling wordt gestart met de verdere implementatie. Deze nota volgt in 2015. Coördinatie Grondverzet Een onderdeel van de implementatie is de coördinatie van het grondverzet. In veel gemeentelijke projecten wordt grond afgevoerd en aangekocht. Door te kijken of ‘matching’ van grondstromen in de regio mogelijk is kan mogelijk kosten worden bespaard bij de uitvoer. In verschillende gemeenten en regio’s in Nederland is deze coördinatie al succesvol gebleken. Om te beoordelen of dit ook voor de gemeente Breda een kostenbesparing kan opleveren, worden de mogelijkheden tot verdere coördinatie van grondstromen verkend. Dit betekent onder andere dat aan- en afvoer van grondstromen inzichtelijk wordt gemaakt en een haalbaarheidstudie naar een Bredaas gronddepot wordt uitgevoerd. Dit initiatief start in 2015. 4.3.3 Versterken van het gebruik van bodeminformatie De ontwikkeling van de saneringsaanpak, van de start van de saneringsoperatie tot nu, heeft erin geresulteerd dat een restverontreiniging achter mag blijven in grond en grondwater. Het is wel belangrijk dat dit voor ieder die met de bodem werkt voldoende inzichtelijk is welke kwaliteit hij kan verwachten en welke beperkingen gelden of maatregelen getroffen moet worden. De gemeente Breda maakt al geruime tijd gebruik van digitale bodeminformatiekaart waarop de globale bodeminformatie gratis en online beschikbaar is. Degene die meer wil weten kan langskomen om een fysiek dossier te raadplegen. In de komende jaren wordt verkend op welke wijze bodeminformatie beter ingezet kan worden om de kwaliteit van de Bredase leefomgeving inzichtelijk te maken.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
51
Een gemeente is hoofdzakelijk bezig met zaken die zich op of net onder maaiveld afspelen. Schaliegas (par. 4.4) en geothermie (par. 3.3) zijn echter fenomenen die zich op grotere diepte afspelen. Dit is relatief nieuwe materie voor gemeenten. Breda pakt haar rol op in de ‘Greendeal geothermie’ en een actieve rol in regio en richting Rijk voor wat betreft schaliegas. Met name kennis en netwerk zijn nodig om Bredase belangen goed te kunnen verdedigen.
4.4 Bodembescherming en schaliegas Wat is schaliegas? Schaliegas is aardgas, voornamelijk methaan, dat opgesloten zit in harde aardlagen zoals schalie (geconsolideerde klei) en zandsteen. In tegenstelling tot conventionele gaswinning, waarbij het aardgas zich bevind in poreuze zandlaag, stroomt er onvoldoende gas naar de boorput en moet deze toestroom gestimuleerd worden. Vanwege de slechte doorlatendheid van de schalie worden technieken als horizontaal boren en fraccen ingezet om de gas vrij te maken. Het fraccen gebeurt door frac-vloestof, water met additieven, onder hoge druk in te brengen zodat de laag barst. Het horizontaal aanboren is om een zo groot mogelijke volume bereikt kan worden. In Nederland zijn de volgende twee lagen in potentie schaliegashoudende lagen: Posidonia Schalie Formatie en het Geverik Laagpakket. De rol van schaliegas in de energietransitie Op dit ogenblik is Nederland de tweede grootste gasproducent in Europa, zorgt de export van aardgas al sinds de jaren vijftig voor een forse bijdrage aan de Nederlandse schatkist. Met de vrijkomende miljarden vinden investeringen plaats ten behoeve van infrastructuur, waterbouw en de verzorgingsstaat. Maar de Nederlandse gasvoorraad is eindig. Op basis van huidige jaarproductie en de geschatte Nederlandse gasvoorraad wordt vanaf 2026 een afname verwacht van de productie, door technische beperkingen. Om uitputting uit te stellen importeren we gas uit Noorwegen en Rusland en slaan aardgas op in kleine aardgasvelden of zoutkoepels als piekbuffer. De verwachting is dat wereldwijd het aandeel aan aardgas in de komende jaren gaat stijgen ten kosten van kolen en nucleaire energie. Ook is de verwachting dat fossiele brandstoffen niet volledig verdwijnen en aardgas in 2050 op vergelijkbaar niveau blijft ten opzichte van 2009. Schaliegas kan hier mogelijk een bijdrage aan leveren. De winning van schaliegas is in de Verenigde Staten exponentieel gegroeid en daarmee de energie-onafhankelijkheid. Hoe Nederland invulling geeft aan de energietransitie en over nut en
noodzaak van schaliegas is een brede maatschappelijke discussie noodzakelijk. 4.4.1 Effecten van de winning van schaliegas In Nederland is er nog geen ervaring opgedaan met het winnen van schaliegas. Wel worden veel van de technieken voor het winnen van schaliegas (o.a. fraccen) ook gebruikt bij reguliere winning van aardgas of aardwarmte. Elke activiteit heeft een impact op zijn directe omgeving, de bovengelegen bodemlagen en de bovengrond. Op hoofdlijnen kent schaliegas de volgende effecten:
In de nu volgende uitklapkaarten wordt de Bredase situatie ten aanzien van Schaliegas nader uitgewerkt.
Ruimtebeslag en hinder Een van de belangrijkste effecten van schaliegas is op zijn omgeving en het ruimtebeslag. Om hetzelfde rendement als bij een conventionele winning te realiseren zijn meer boorlocaties nodig. Dit ondanks dat er per boorlocatie worden er meerdere horizontale boringen gezet in schalielaag. Ook zijn de industriële activiteiten per boorlocatie hoger en daarmee de samenhangende hinder. Watergebruik Tijdens de aanlegfase is water nodig voor het boren en fraccen, per put wordt er gemiddeld ongeveer 20.000 m3 in de grond gebracht. Van dit proceswater komt 25% tot 50% weer terug als afvalwater. Tijdens de productiefase produceert een put water tot 100 m3 per dag. Dit is formatieen condenswater dat als gevolg van het fraccen en produceren vrijkomt. Hierdoor is het water dat geproduceerd wordt per put vele malen groter dan de totale waterbehoefte per put. Frac-vloeistof De gebruikte frac-vloeistof bestaat ongeveer 99,5 procent uit water en zand en 0,5 procent uit additieven. Het water heeft als doel om de gesteente te breken en het zand het doel om de scheuren open te houden. De gebruikte additieven wordt afgestemd om de eigenschappen van de gesteente. Het kunnen een wijde range aan stoffen zijn (o.a. zuren, antibacteriële middelen, frictie verminderaars, e.d.)
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
53
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
54
Op deze kaart ziet u de gebieden die in de notitie Reikwijdte en Detailniveau van de planMER behorend bij de Structuurvisie schaliegas zijn opgenomen. Kortom, de gebieden waarvan het Rijk zelf zegt dat schaliegaswinning niet is toegestaan.
55
Op deze kaart zijn de gebieden uit de provinciale verordening opgenomen waar het overduidelijk niet wenselijk is dat er schaliegas gewonnen wordt. Van natuurgebied, bebouwd gebied en waterlopen tot uitbreidingsgebied voor stedelijke ruimte. Hier is schaliegaswinning niet wenselijk/mogelijk.
56
Op deze kaart zijn de drie voorgaande kaarten gecombineerd. Hier ziet u dus waar geen potentie is en waar het niet wenselijk of toegestaan is om schaliegas te winnen. Dit leidt tot de ‘Stoplichtenkaart schaliegas’ op de volgende pagina.
Op deze kaart is weergegeven waar in theorie potentie is voor schaliegaswinning. Het is duidelijk te zien dat er voor een groot gedeelte van het Bredase grondgebied geen potentie is voor schaliegaswinning.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
57
58
Grondwater vervuiling Een ander belangrijk risico van schaliegaswinning is de vervuiling van de grondwatervoorraad door lekkage van frac-vloeistof en methaan. Hierbij worden drie routes onderscheiden waarop de grondwatervoorraad verontreinigd kan worden: 1. Het falen van de boorgatintegriteit waardoor vloeistof of methaangas langs de verbuizing gaat lekken; 2. Migratie van vloeistof of methaan, enerzijds direct vanuit de schalielaag naar het grondwatervoerend pakket, anderzijds via een andere bestaande (verlaten) put; 3. vervuiling van bovenaf door morsen of lekkages op de boorlocatie.
Aardkundig bijzondere vondsten worden veelal gevonden in het buitengebied. Weer een speciaal kenmerk van de Bredase bodem.
Vooral de ondergrond van Brabant wordt gekenmerkt door een grote zoet grondwatervoorraad van hoge kwaliteit. Deze grondwatervoorraad wordt ingezet voor drink- en proceswater. Om deze voorraad in de toekomst nog te kunnen aanspreken is het voldoende in kaart brengen van de risico’s belangrijk. Als mede de mitigerende maatregelen bij een incident. Aardbevingen en bodemdaling Bij het winnen van schalie- of steenkoolgaswinning kunnen er mogelijk aardbevingen ontstaan. Dit als gevolg van het injecteren van frac-vloeistof in of nabij een actieve breukzone in een seismisch actief gebied. Het voordeel van harde aardlagen is wel dat de kans op compactie (samendrukken) van de schaliehoudende lagen zeer klein is. Bij de winning van schaliegas zal dan ook vermoedelijk niet leiden tot bodemdaling. Dat in de toekomst mogelijk schaliegas gewonnen gaat worden leidt tot maatschappelijke en politieke onrust. In Nederland zijn meerdere vergunningen afgegeven (concessies) voor het opsporen van schaliegas. Dit betreft een vergunning om, middels een proefboring de omvang, kwaliteit en winbaarheid van het schaliegas te beoordelen. Omdat schaliegas dieper voorkomt in de Nederlandse bodem is het Rijk verantwoordelijk voor het verlenen van deze consessies. Het bedrijf Cuadrilla Resources heeft een opsporingsvergunning voor schaliegas aangevraagd voor een gebied waar ook
60
Breda in ligt. Dit was een belangrijke reden voor het aannemen van de motie “schaliegaswinning in Breda, Met betrekking tot het vaststellen van de Structuurvisie 2030” van 26 september 2013. In de hoofdstuk 4 is meer opgenomen over schaliegas.
De ‘Stoplichtkaart schaliegas’. Het gearceerde gebied kent geen potentie voor schaliegas. In de rode gebieden is schaliegaswinning niet toegestaan. In de oranje gebieden is het absoluut niet wenselijk. Slechts in de groene snippers gebied is er geen bezwaar vastgelegd in ruimtelijke plannen. Deze kaart vormt een inzichtelijke onderbouwing van het standpunt ‘Schaliegasvrij’ van de gemeente Breda. Dit uiteraard los van het feit dat schaliegas verre van duurzaam is als techniek. De gehele gemeente Breda is schaliegasvrij.
4.4.2 Rijksstructuurvisie schaliegas Het ministerie van Economische Zaken stelt samen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu een structuurvisie schaliegas op. Ter voorbereiding van de structuurvisie wordt een onderzoek naar de milieueffecten van winning van schaliegas uitgevoerd (PlanMER). In de onlangs verschenen ‘Concept notitie reikwijdte en detailniveau schaliegas’ geeft de minister aan in welke gebieden er op voorhand niet zal worden geboord naar schaliegas, zogenaamde uitsluitingsgebieden. De volgende uitsluitgebieden zijn geformuleerd: • Potentiële schalielagen ondieper dan 1000 meter onder maaiveld; • Natura 2000 gebieden; • Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden; • Grote oppervlakte wateren; • Stedelijk gebied: gemiddelde aantal 1500 adressen of meer km2. Locatiespecifiek kunnen meer omstandigheden belemmerend werken voor het realiseren schaliegaswinning. Het kan simpelweg ongewenst zijn in archeologische waardevolle gebieden, in boringsvrije zones of de Ecologische Hoofdstructuur. Deze gebieden zijn niet op voorhand uitgesloten in de PlanMER van het Rijk, toch zou eenieder raar opkijken als er een schaliegastoren opduikt te midden van een Ecologische Hoofsdstructuur. De gemeente Breda vindt wel dat dergelijk gebieden niet geschikt zijn voor het boren naar schaliegas vanwege de onherstelbare schade aan de leefomgeving en leefbaarheid. Daarom sluiten we met dit plan o.a. kwetsbare natuur maar ook dorpen en lintbebouwing uit. Wat de uitsluitingen voor de gemeente Breda betekent is weergegeven in de volgende afbeelding. Op deze kaart ziet u dus de gebieden die formeel zijn uitgesloten (op basis van de planMER van het Rijk) en de gebieden die wij als Breda uitsluiten (niet wenselijk vanwege natuur en/of mens).
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
61
Bodemsanering is noodzakelijk, vanwege risico’s voor mens of milieu of vanwege ontwikkelingen op een verontreinigde locatie. Breda stelt specifieke eisen aan onderzoek en sanering, zie bijlage BII.
De Rijksstructuurvisie Schaliegas gaat niet over de concrete locaties voor schaliegaswinning binnen een bepaald gebied. Dat is pas aan de orde als sprake is van een concreet initiatief van een mijnbouwbedrijf. De gemeente Breda heeft in het kader van de vaststelling van de (gemeentelijke) Structuurvisie 2030 een motie aangenomen waarmee de winning van schaliegas ten koste van het milieu ongewenst is verklaard en waarbij de voorkeur wordt gegeven aan duurzamere vormen van energie.
4.4.3 Inbreng van Bredase belangen Voor het borgen van een brede afweging en de Bredase belangen bij de winning van schaliegas is een proactieve houding noodzakelijk. Gezien de beperkte bevoegdheden van de gemeente Breda is het van belang dat de gemeente samen met partners uit de regio (waterschappen, provincie Noord-Brabant) een sterke kennispositie vergaart in het schaliegasdebat. Om deze kennispositie te vergaren, de ontwikkelingen rond schaliegas te volgen en reactie te geven op bijvoorbeeld de structuurvisie schaliegas of vergunningaanvragen dient capaciteit gereserveerd te worden. Daarnaast wordt verkend of in samenwerking met de kennispartners uit de regio een strategie ontwikkeld kan worden rondom de belangenbehartiging en formele communicatie naar het Rijk aangaande schaliegas.
BODEM-GRONDWATER
0
5
10
15
20
Duurzaam beheer van de Bredase bodem betekent een goede balans tussen benutten en beschermen.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
63
Bijlagen / I Bodemenergie We gebruiken de bodem steeds meer als energiesysteem. De bufferende werking van de bodem kan worden ingezet om warmte en koude op te slaan en te onttrekken uit de bodem. Deze warmte en koude, eventueel omgezet in energie verwarmen of koelen we gebouwen. Daarmee is bodemenergie een vorm van duurzame energie. Door gebruik te maken van deze bronnen van energie kunnen onder meer gebouwen, woningen, kassen en fabrieken op een duurzame manier worden verwarmd en gekoeld. Er zijn verschillende soorten bodemenergiesystemen.
water weer in de koude bron terugvloeit. Omdat de natuurlijke constante de temperatuur in de bodem wordt gebruikt in combinatie met extra toegevoegde energie, kan een besparing aan primaire energie van 50% worden behaald waarbij het rendement ligt op koeling.
Open systemen Bij open systemen worden in principe twee bronnen geboord tot in een geschikte grondwaterlaag, meest tussen de 20 en 70 meter diep. ’s Zomers wordt water uit de koude bron (ongeveer 7 C) gepompt en wordt de koude direct gebruikt voor koeling. Het opgewarmde water wordt teruggebracht in de warme bron (15-25 C). ’s Winters wordt met dit opgewarmde water en een warmtepomp het gebouw verwarmd met een lage temperatuurverwarming, waarna het afgekoelde
Het gaat bij open systemen om grotere systemen, die geschikt zijn voor grote kantoren, wooncomplexen vanaf zo’n 30 tot 50 woningen, glastuinbouw en industrieterreinen. Deze systemen hebben een uitstraling op het omringende grondwater tot enkele tientallen meters, vaak voorbij de grenzen van het eigen perceel. Hierdoor kan interferentie met nabijgelegen systemen optreden. Er zijn meer dan 1600 open systemen bekend in Nederland, die samen een volume water verplaatsen vergelijkbaar met de jaarlijks gewonnen hoeveelheid drinkwater uit grondwater. Open systemen zijn gereguleerd middels een vergunning onder de Waterwet. De provincie Noord Brabant heeft aangegeven dat geen bodemenergiesysteem mag worden gerealiseerd onder de 80 meter diepte. Dit in verband met de winning van drinkwater uit dieper
Bodemenergie Diepe systemen: Geothermie
Ondiepe systemen: WKO Open: grondwatersystemen
Gesloten: bodemwarmtewisselaars Recirculatiesystemen Opslagsystemen Doubletten
Monobronnen
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
65
gelegen lagen en een aanwezige scheidende laag op deze diepte. Uit de bodemopbouw onder Breda blijkt echter dat deze arbitrair is gekozen en niet overeenkomt met het natuurlijk systeem. Breda pleit voor goede afgewogen grens om optimalisatie van de toepassing van bodemenergie mogelijk te maken. Naast het hierboven beschreven systeem bestaan ook alternatieve ontwerpvarianten. Monobronsystemen maken gebruik van één bron, waarbij de filters op verschillende dieptes zijn geplaatst. Een van nature aanwezige waterscheidende laag houdt de warme en koude bellen uit elkaar. Het nadeel van deze techniek is dat water van verschillende dieptes wordt gemengd. Recirculatiesystemen slaan geen warmte op in de bodem, maar pompen het hele jaar door van de ene naar de andere bron. Enkel de natuurlijk constante temperatuur van het grondwater wordt gebruikt voor het (lagere) energetisch rendement. Een dergelijk systeem heeft een grotere invloed op de grondwaterstroming, maar heeft als voordeel dat het ook bij hogere grondwatersnelheden kan worden toegepast.
Gesloten systemen Gesloten systemen werken in grote lijnen hetzelfde als open systemen en komen ongeveer tot dezelfde diepten, met het verschil dat hierbij geen grondwater wordt verpompt. Het zijn systemen met bodemlussen (twee tot vier per huis) waar water doorheen wordt gepompt, veelal met een antivriesmiddel zoals glycol om warmte of koude aan de bodem te onttrekken. Het energetisch rendement is over het algemeen iets lager dan bij open systemen. Gesloten systemen kunnen per huis worden aangelegd of meer collectief. Ze hebben een geringe warmte-uitstraling in het grondwater. Gesloten systemen waren tot 1 juli 2013 niet gereguleerd of geregistreerd, waardoor onbekend is hoeveel systemen in Nederland precies zijn aangebracht. Naar schatting gaat het om zo’n 25.000 putten. Net als open systemen kennen gesloten systemen verschillende varianten. Zo kan onderscheid worden gemaakt tussen systemen met horizontaal en verticaal aangelegde lussen en kunnen bodemwarmtewisselaars ook worden aangebracht als integraal onderdeel van een heipaal.
Hoge temperatuur opslag Op een hoge temperatuur opslag (HTO) is dezelfde regelgeving van toepassing als die voor andere open bodemenergiesystemen geldt. HTO vindt enkel plaats voor verwarming, onder meer in de glastuinbouw en de aquacultuur. In die sectoren bestaat vraag naar opslag met hogere temperaturen (40°C tot 90°C) dan bij de eerder besproken bodemenergiesystemen. De warmte waarvan bij HTO gebruik wordt gemaakt, kan onder meer van de volgende warmtebronnen afkomstig zijn: • warmtekrachtkoppeling (WKK); • zonnecollectoren; • asfaltcollectoren; • warmte uit proceskoeling voor industriële toepassingen; • biovergisting en compostering. Over het algemeen worden voor de opslag van dergelijke restwarmte fijnzandige bodemlagen (aquifer) gebruikt op een diepte tussen 200 en 500 meter beneden maaiveld. Voor de toepassing van HTO is een watervergunning krachtens artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de Waterwet vereist. In het Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen (meer in het bijzonder de instructievoorschriften die in het Waterbesluit zijn opgenomen) wordt de mogelijkheid geboden om ten behoeve van HTO af te wijken van het instructievoorschrift inzake de hoogste temperatuur van het water dat in de bodem mag worden gebracht (artikel 6.11b, tweede lid, van het Waterbesluit). Aan de hand van de specifieke omstandigheden moet worden beoordeeld of door het gebruik van water met een hogere temperatuur schade aan de bodem kan worden veroorzaakt of andere door de Waterwet beschermde belangen kunnen worden benadeeld. Geothermie Geothermie verschilt sterk van de open en gesloten systemen. Bij geothermie vindt geen opslag van warmte of koude plaats in het grondwater, maar wordt de natuurlijke aardwarmte opgepompt die zich op grotere diepte bevindt. Dit vereist een boring tot enkele kilometers diepte, tot waar de aardkorst een temperatuur heeft van rond de 70 °C. Op deze diepte bevinden zich geen andere bodemfuncties, anders dan de
winning van delfstoffen en de opslag van gassen zoals aardgas of CO2. Geothermie heeft een zeer grote potentie en kan leiden tot een energiebesparing van 90-95%, zonder dat dit verder effecten lijkt te hebben op de bodem. Door de diepe boring kent de techniek hoge investeringskosten (oplopend tot enkele miljoenen) en de bijbehorende risico’s op een misboring. Recent is de belangstelling voor geothermie sterk toegenomen, onder meer bij tuinders en voor woonwijken die beschikken over een warmtenet. Op diverse plaatsen lopen haalbaarheidsonderzoeken en zijn de eerste (proef) installaties gerealiseerd. Hoewel geothermie valt onder de term ‘bodemenergie’, wijkt de techniek en wettelijk kader sterk af van open en gesloten bodemenergiesystemen. Ondanks de grote potentie in Nederland is het investeringsrisico nog steeds een knelpunt. Daarom heeft de centrale overheid een garantiefonds opgezet. De winning van geothermie en de daarbij relevante milieuaspecten zijn verder geregeld in de Mijnbouwwet waarvoor het Rijk bevoegd gezag is. De grens voor de Mijnbouwet ligt bij 500 meter, het wijzigingsbesluit is daarom niet van toepassing is op geothermie. In deze handreiking wordt verder niet stil gestaan bij geothermie. Voor verdere informatie is het handboek geothermie in de gebouwde omgeving te raadplegen. Hoewel geothermie valt onder de term ‘bodemenergie’, wijkt de techniek en wettelijk kader sterk af van open en gesloten bodemenergiesystemen. Ondanks de grote potentie in Nederland is het investeringsrisico nog steeds een knelpunt. Daarom heeft de centrale overheid een garantiefonds opgezet. De winning van geothermie en de daarbij relevante milieuaspecten zijn verder geregeld in de Mijnbouwwet waarvoor het Rijk bevoegd gezag is. De grens voor de Mijnbouwet ligt bij 500 meter, het wijzigingsbesluit is daarom niet van toepassing is op geothermie. In deze handreiking wordt verder niet stil gestaan bij geothermie. Voor verdere informatie is het handboek geothermie in de gebouwde omgeving te raadplegen.
Het stadskantoor, Holland Casino en het Chassé Theater maken gezamenlijk gebruik van warmte koude opslag. Door verschil in tijdstip van behoefte aan warmte en koude wordt optimalisatie gerealiseerd.
66
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
67
Bijlagen / II Aandachtspunten bij bodemonderzoek en -sanering
Geldigheidstermijn van een bodemonderzoek Een bodemonderzoek is vijf jaar geldig, gerekend vanaf de uitvoeringsdatum van het veldwerk, tenzij er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit veranderd is sinds de uitvoering van het bodemonderzoek. Voorbeelden van zulke uitzonderingen zijn: 1. Mobiele verontreinigingen en situaties waarbij activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging (hebben) kunnen leiden. 2. Situaties waar duidelijke veranderingen hebben plaatsgevonden in bodemsamenstelling en ¬gebruik in de afgelopen jaren. Hierbij kan men denken aan een calamiteit of (illegale) dumping. Wanneer is nader bodemonderzoek noodzakelijk Op basis van een verkennend bodemonderzoek wordt de uitspraak gedaan of nader bodemonderzoek noodzakelijk is. Dit is sterk afhankelijk van de verontreinigsituatie. De praktijk heeft ons geleerd wat bij de beoordeling, of vervolg onderzoek moet worden meegewogen, namelijk: 3. Bij het aantreffen van licht verhoogde gehalten aan VOCl in het grondwater is er sprake van een antropogene verontreiniging. Een nader onderzoek is noodzakelijk om te achterhalen van welke bronlocatie deze verontreiniging afkomstig is.
4. Binnenstedelijke gebied kan door zijn gebruikshistorie heterogeen diffuus verontreinigd zijn. Het aantreffen van verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK komt vaker voor. Indien sprake is van licht tot sterk verhoogde gehalten die te relateren zijn aan diffuse historische stedelijke verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. 5. In bepaalde gebieden binnen Breda komen van nature verhoogde achtergrondgehalten zware metalen voor in het grondwater. Wanneer uit historisch dossieronderzoek en een locatie-inspectie blijkt dat er op de locatie geen bronnen zijn (geweest) voor zware metalen en deze gehalten vaker in dat gebied worden aangetroffen, is mogelijk geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Dit wordt altijd beoordeeld door het bevoegd gezag. Gevalsafbakening bij nader onderzoek In de praktijk worden vaak meerdere verontreinigingen op één terrein aangetroffen. Er kan dan sprake zijn van verschillende verontreiniginggevallen of één verontreiniginggeval wat uit meerdere ‘spots’ bestaat. Dit is van belang voor het (juridische/procedurele) vervolgtraject. Om te kunnen spreken van één geval van verontreiniging moeten de spots een technische, organisatorische en ruimtelijke samenhang vertonen. Hierbij dient in meer of mindere mate aan elk van de drie genoemde samenhangcriteria te worden voldaan. Bovendien moet de verontreiniging zijn veroorzaakt door menselijk handelen.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
69
Voorbeeld van één geval Een verontreinigingsituatie met een bepaalde stof, zoals bijvoorbeeld minerale olie afkomstig van twee veroorzakers merkt de Gemeente Breda aan als één geval. Het is in dergelijke situaties immers niet meer (goed) vast te stellen welk deel afkomstig is van welke veroorzaker. Ook kan het zijn dat een verontreinigingsituatie met verschillende stoffen tot één geval wordt gerekend. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij twee in elkaar overlopende verontreinigingen met tri en per. Omdat beide stoffen dezelfde afbraakproducten kennen, is niet meer eenduidig vast te stellen welk deel van de verontreiniging bij welke veroorzaker of schuldige eigenaar hoort.
Alleen als een verontreinigingsituatie eenduidig is te herleiden tot verschillende veroorzakers zal een gemende verontreiniging door de gemeente als meerdere gevallen worden aangemerkt. Dit geldt ook als een onafhankelijke sanering niet (goed) mogelijk is.
Voorbeeld van meerdere gevallen Een voorbeeld van twee gevallen is een verontreiniging op een bedrijfsterrein in de ondergrond, met bijvoorbeeld minerale olie als gevolg van bedrijfsactiviteiten en een verontreiniging in de bovengrond met bijvoorbeeld zware metalen als gevolg van het bouwrijp maken in het verleden. Een ander voorbeeld is enkele gedempte sloten op een bedrijfsterrein met voornamelijk dezelfde stoffen, waarbij de dempingen door verschillende bedrijven en mogelijk in een verschillende periode hebben plaatsgevonden. Meerdere gevallen van ernstige verontreiniging kunnen (procedureel) tegelijkertijd worden aangepakt. De gemeente Breda kan bepalen dat de sanering van de verschillende gevallen gelijktijdig moet plaatsvinden (artikel 42 Wbb). Voor heel Breda wordt een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Als het gaat om een immobiele verontreinigingsituatie wordt de grens van het geval bepaald door de gebiedseigen
70
achtergrondwaarden welke in de bodemkwaliteitskaart is vastgelegd. Bij een mobiele verontreinigingsituatie betreft het de contour van de streefwaarden. Daarnaast zijn er specifieke uitzonderingen, namelijk stortplaatsen, erfverhardingen en diffuse verontreiniging binnenstedelijk gebied die op grotere schaal voorkomen. De vraag is dan of een dergelijke verontreiniging gezien wordt als een geval van verontreiniging en daarmee ook of bij grondverzet gemeld moet worden volgens artikel 28 Wbb. Deze vraag kan met ‘ja’ worden beantwoord als sprake is van ‘bodem’. Immers als geen sprake is van bodem is de Wet bodembescherming niet van toepassing. Hieronder worden drie bijzondere situaties besproken. Erfverhardingen Bij erfverhardingen speelt de discussie over het onderscheid tussen grond en halfverharding, bijvoorbeeld gebroken puin vermengd met sintels en deels grond. Halfverhardingen zijn vaak verontreinigd en om te kunnen beoordelen of de Wbb van toepassing is, is een goede definiëring van het begrip noodzakelijk. Als er sprake is van een gesloten (asfalt, beton e.d.) verharding of een open (klinkers) verharding, dan is het evident dat deze is aangebracht op de bodem en daar dus geen onderdeel van uitmaakt. Dit ligt anders bij halfverhardingen. Een halfverharding valt in principe niet onder de Wet bodembescherming. De Gemeente Breda spreekt van een halfverharding als: • sprake is van een aaneengesloten laag waarbij een duidelijke overgang waarneembaar moet zijn tussen de oorspronkelijke en de opgebrachte laag; • de laag separaat van de bodem te verwijderen is; • de opgebrachte laag een constructieve functie of het karakter van een versteviging heeft (gehad); • de laag evident en volledig uit een te onderscheiden bekende secundaire bouwstof bestaat. Indien dit niet het geval is dient het gewichtspercentage deeltjes > 2 mm minimaal 50% te bedragen. Als sprake is van een halfverharding, heeft dit gevolgen voor de opzet van een bodemonderzoek. In principe is een halfverharding geen onderdeel van de bodem, een halfverharding moet daarom ook niet als zodanig bemonsterd worden.
Omdat materialen gebruikt voor halfverhardingen, in veel gevallen sterk verhoogde gehalten aan verontreinigende stoffen bevatten (bijvoorbeeld PAK en asbest) dienen de halfverharding en de onderliggende laag als verdacht te worden beschouwd. Dit omdat er mogelijk uitloging van verontreiniging uit de opgebrachte laag naar de onderliggende bodem heeft plaatsgevonden. Het bodemonderzoek moet daarom plaatsvinden vanaf de onderzijde van de halfverharding. Als uit het onderzoek blijkt, dat de halfverharding een zodanige verontreiniging van de onderliggende bodem heeft veroorzaakt dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, betekent dit dat de halfverharding als bron van deze ernstige bodemverontreiniging alsnog in het kader van de Wbb dient te worden aangepakt. In alle andere gevallen, waarbij is aangetoond dat het toepassen van de halfverharding niet heeft geleid tot een geval van ernstige bodemverontreiniging, hoeven werkzaamheden waarbij dit verhardingsmateriaal vrijkomt niet gemeld te worden in het kader van de Wbb. Vrijkomend verhardingsmateriaal dient behandeld te worden als een (mogelijk verontreinigde) afvalstof, waarvoor de daarvoor geldende regelgeving van toepassing is. Stortplaatsen Voor saneringen ten behoeve van hergebruik van voormalige stortplaatsen geldt dat de provincie NoordBrabant goedkeuring moet geven aan het op te stellen hergebruikplan. Hiervoor wordt verwezen naar de Nota Hergebruik van stortplaatsen d.d. 22 juni 2004 van de provincie Noord Brabant. Hierin is op hoofdlijnen aangegeven waaraan een hergebruikplan minimaal moet voldoen om voor instemming in aanmerking te komen. Op grond van de Provinciale Milieu Verordening (PMV) dient bij werkzaamheden op of in het stortlichaam tevens een ontheffing door de provincie te worden verleend. Indien rondom de stort (o.a. deklaag, grondwater) sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dient tevens door gemeente Breda een beschikking in het kader van de Wbb te worden afgegeven.
Diffuse verontreinigingen binnenstedelijk gebied Voor historische, en voor het binnenstedelijke gebied karakteristieke, verontreinigingen worden in beginsel de grenzen van een perceel als grens van het geval gehanteerd. Ook kan bij gebiedsontwikkeling een heel gebied tot het geval worden gerekend, waarbij dit gebied bestaat uit een clustering van percelen. Hieruit volgt dat ieder perceel waarop, of gebied waarbinnen, de verontreiniging zich bevindt, als een afzonderlijk geval van bodemverontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb wordt beschouwd. Kwetsbare objecten en onbeheersbare situaties Bij het onderzoek naar en de sanering van grootschalige grondwaterverontreinigingen, zoals VOClverontreinigingen hangt veel af van de definitie van ‘kwetsbare objecten’ en ‘onbeheersbare situaties’. De invulling van deze begrippen betekent in de praktijk het verschil tussen wel of niet met spoed saneren. Om deze reden wordt in deze bijlage een nadere invulling en uitleg gegeven van deze begrippen. In de Circulaire Bodemsanering staat dat voor het vaststellen van onaanvaardbare risico’s een inventarisatie van kwetsbare objecten plaats dient te vinden. Dit dient te geschieden binnen het bodemvolume dat wordt ingesloten door de interventiewaarde contour in het grondwater en in een straal van honderd meter daaromheen. Wanneer binnen dit gebied een kwetsbaar object voorkomt en er is sprake van ontoelaatbare hinder, dan moet met spoed worden gesaneerd. In de Circulaire bodemsanering is aangegeven welke typen kwetsbare objecten kunnen worden onderscheiden. Het betreft: 1. Intrekgebieden van in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en aangewezen grondwaterwinningen bestemd voor menselijke consumptie. In de gemeente liggen drie intrekgebieden van grondwaterwinningen. Deze gebieden staan als zodanig opgenomen in de provinciale milieuverordening. 2. Binnen de implementatie van de KRW aangewezen ‘beschermde gebieden’. In relatie met de KRW zijn op landelijk niveau grondwaterlichamen gedefinieerd.
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
71
Op gebiedsniveau is door de provincie NoordBrabant vastgesteld dat het grondwater in de gehele provincie deel uitmaakt van een beschermd grondwaterlichaam. Dit betekent dat ook alle oppervlaktewateren binnen de gemeente als kwetsbaar object zijn aan te merken. Op locatieniveau betekent dit dat er een onbeheersbare situatie is wanneer een grondwaterverontreiniging naar het oppervlaktewater stroomt. Een manier om de situatie weer beheersbaar te maken is dan het aanpakken van nalevering vanuit de kern van de grondwaterverontreiniging. Een eigenaar is dus verplicht de kern van de verontreiniging aan te pakken, wanneer de pluim richting het oppervlaktewater stroomt. 3. Bodemvolumes waaraan in de huidige of toekomstige situatie een bijzondere kwaliteit wordt toegekend zoals ecologisch waardevolle gebieden, strategische drinkwaterreserves of bijvoorbeeld bodems onder woonwijken. Gemeenten en provincies kunnen deze bodemvolumes met de status van kwetsbaar object vastleggen. Binnen de gemeente is (nog) geen lijst waarin kwetsbare gebieden zijn opgenomen. Er zijn geen specifieke gebieden aangewezen in relatie tot strategische drinkwaterreserves of bodems onder woonwijken. 4. Woonof landbouwgebieden met kwel. Binnen de gemeente is geen sprake van kwelgebieden, die als zodanig zijn vastgesteld. Gebieden waarbij sprake kan zijn van maaiveldkwel en een Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) boven 0,5 mmv worden in Breda beschouwd als kwetsbare objecten. Onbeheersbare situaties als gevolg van een zaklaag Volgens de ‘Richtlijn herstel en beheer bodemkwaliteit’ is een zaklaag een laag van slecht oplosbare verontreinigende stof(fen) in productvorm met een soortelijke massa groter dan water. Deze stoffen neigen tot een snel verticaal transport door goed doorlatende bodemlagen en vervolgens horizontale uitstroming over een minder goed doorlatende laag. De Gemeente Breda gaat ervan uit dat verontreiniging ‘in productvorm’ aanwezig is of kan zijn, als de concentratie van een verontreinigende stof of stoffen in het grondwater hoger is dan 75% van de maximale oplosbaarheid van de betreffende stof(fen) in water.
72
Door het plaatsen van een heipaal of door het plaatsen van een damwand kan een zaklaag zich verticaal verplaatsen. Binnen de gebruikszone van de bodem (het deel van de ondergrond dat door de mens wordt benut voor bijvoorbeeld heipalen, metrobuizen, energieopslag) wordt de aanwezigheid van een zaklaag als een onbeheersbare situatie beschouwd. Als in de gebruikszone van de bodem drijfen/of zaklagen liggen, wordt op basis van een locatiespecifieke risicobeoordeling nagegaan of wel of niet met spoed moet worden gesaneerd. De Gemeente Breda gebruikt de ‘Circulaire bodemsanering’ om te bepalen of sprake is van een onbeheersbare situatie als gevolg van verspreiding van verontreinigingen. In NoordBrabant bestaat de bodem vaak uit grofzandige pakketten met relatief grote grondwatersnelheden, veel drinkwaterwingebieden en andere industriële onttrekkingen. Daarom vindt de gemeente Breda een goede beoordeling van de verspreidingsrisico’s belangrijk. Van een locatiespecifieke risicobeoordeling zal zij daarom de vastgestelde verspreidingsrisico’s en de wijze waarop deze zijn vastgesteld, kritisch beoordelen. Indien uit stap 2 van de risicobeoordeling blijkt dat nog niet sprake is van onaanvaardbare risico’s eist de gemeente Breda aanvullend onderzoek voordat zij een (ontwerp) besluit neemt. Dit kan het geval zijn bij bijzondere verontreinigingsituaties, zoals bij een grondwaterverontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen, die zich relatief snel naar de diepte kunnen verspreiden, bij een verontreiniging met goed in water oplosbare (aromatische) koolwaterstoffen of bij verontreinigde bodemvolumes die het omvangcriterium benaderen Stopcriterium en signaalwaarden bij saneringsplannen en monitoring In saneringsplannen, monitoringsprogramma’s e.d. dienen duidelijke afspraken te staan over welke acties op welke momenten moeten en mogen. Die afspraken moeten specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgeboden zijn, oftewel ‘SMART’. Een specifieke, meetbare en tijdgeboden doelstelling wordt met name geëist omdat dit zaken zijn die in de formele beschikking op het saneringsplan vastgelegd moeten worden. De eisen dat de saneringsdoelstelling acceptabel en realistisch moet zijn maakt
vooraf duidelijk waaraan een saneerder begint. In de praktijk blijkt vaak dat een op het eerste oog aantrekkelijke oplossing, er veel minder gunstig uitziet als de consequenties inzichtelijk worden. Met name bij grootschalige of complexe verontreinigingsituaties wordt het bereiken van de doelstelling vaak rooskleuriger ingeschat dan praktisch mogelijk blijkt. Door vanaf het begin realistische en acceptabele doelstellingen vast te leggen, wordt teleurstelling en discussie achteraf voorkomen. Om aan te duiden wanneer gestopt mag worden met saneringsactiviteiten, bijvoorbeeld wanneer de monitoring van een pluim kan worden beëindigd, zijn in theorie twee opties: 6. tijdgebonden; na een tevoren afgesproken tijd wordt er gestopt met saneren. 7. resulaatsgericht; wanneer een bepaald resultaat bereikt is wordt er gestopt met saneren. Een tijdgebonden doelstelling maakt niets duidelijk omtrent het resultaat, en valt af omdat een beschikking zich richt op een bepaald resultaat. De Gemeente Breda eist daarom altijd een resultaatsgerichte saneringsoplossing. Bij een resultaatsgerichte optie ontbreekt er soms inzicht in de benodigde inspanning en de daarmee gemoeide tijd. Die zou onredelijk en onbillijk kunnen worden als geen afspraken gemaakt worden over hoe te handelen bij tegenvallende voortgang. Afhankelijk van de situatie moeten de onderstaande zaken worden vastgelegd: 8. Monitoringsschema 9. Stopcriterium 10. Signaalwaarden 11. Terugvalscenario 12. IJkmomenten
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
73
III FACTSHEET MTBE MTBE (Methyl tertiair-Butyl Ether) is een chemische stof die aan benzine wordt toegevoegd om het octaangehalte te verhogen. De stof verspreidt zich snel in het grondwater. Er is bij bodemverontreiniging met MTBE altijd sprake van zorgplicht; wat betekent dat de verontreiniging formeel helemaal opgeruimd moet worden. Landelijk zijn een circulaire en een handreiking opgesteld. In deze factsheet vindt u het beleid van de gemeente Breda voor MTBE. Er zijn vier situaties te onderscheiden met betrekking tot onderzoek naar MTBE: 1. Buiten gebruik gestelde tankstations (gesaneerd of niet) à er wordt geen nader onderzoek geëist overeenkomstig hetgeen gesteld in de Handreiking MTBE. 2. Verkennend bodemonderzoek op of nabij buiten gebruik gestelde tankstations à MTBE is een ‘verdachte parameter’ conform de NEN5740, er moet onderzoek naar verricht worden. 3. Nieuwe tankstations à in het kader van de vaststelling van de nulsituatie moet er bodemonderzoek uitgevoerd worden, hierbij moet MTBE meegenomen worden. 4. Bestaande tankstations à MTBE moet als parameter gemonitord worden in het kader van de Activiteitenregeling Milieubeheer. Gehalte MTBE
Actie
Gehalte > risicogrenswaarde (2600 μg/l)
Actief saneren tot 15 μg/l Mogelijke acties door bedrijf: • verrichten extra metingen; • controle van installatie; • gebruik Handreiking MTRE.
Gehalte > signaalwaarde (15 μg/l)
Wanneer een gehalte MTBE boven de 15 µg/l wordt gemeten moet dit worden gemeld aan de gemeente Breda. Vervolgens kan het bedrijf verschillende maatregelen treffen, zoals extra metingen, controle van de installatie, etc. Wanneer de risicogrenswaarde van 2600 µg/l wordt overschreden moet er actief gesaneerd worden. Er moet dan teruggesaneerd worden tot 15 µg/l. Welke keuzes zijn gemaakt? • Conform het advies van de Technische Commissie Bodem (TCB) wordt er één norm gehanteerd als signaalwaarde, zonder verbijzondering voor specifieke gebieden of situaties. • Niet de humane risicogrens (9400 µg/l) maar de grens waarboven er sprake is van ecologische risico’s (2600 µg/l) geldt als risicogrenswaarde. Dit om het Bredase oppervlakte- en grondwater te beschermen. • Als terugsaneerwaarde wordt een gehalte van 15 µg/l gehanteerd. Dit is de drinkwaternorm, de geurdrempel en de meetgrens waarboven formeel gemeld moet worden. Literatuur • MTBE vervangt ook tetraethyllood om schadelijke loodemissies in het milieu te vermijden. Voor dit doel wordt ook ETBE toegevoegd aan benzine. In dit stuk wordt voor de leesbaarheid MTBE vermeld, het beleid heeft ook betrekking op ETBE. • Artikel 13 Wet bodembescherming, verontreiniging ontstaan ná 1 januari 1987. • Circulaire toepassing zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreiniging, Staatscourant 2009, nr. 2139. • Handreiking toepassing zorgplicht Wbb bij MTBE verontreinigingen, ministerie VROM, VNG en brancheverenigingen.
IV FACTSHEET EN AANPAK VOCL In deze factsheet wordt omschreven hoe de gemeente Breda omgaat met VOCl-verontreinigingen in de bodem. VOCl’s zijn vluchtige organochloorverbindingen. Bij het gebruik van oplos- en ontvettingsmiddelen zijn in het verleden bodemverontreinigingen ontstaan met VOCl, oftewel vluchtige organochloorverbindingen. VOCl verspreidt zich verticaal en horizontaal in de bodem. Omdat VOCl zwaarder is dan water, ‘zakt’ het als het ware de bodem in, tot op de eerste slecht doorlatende laag. De risico’s van VOCl-verontreinigingen blijken kleiner te zijn dan in het verleden werd gedacht. Alles saneren is duur en vanwege de beperkte risico’s niet nodig. De vigerende wetgeving staat minder intensieve aanpak van VOClverontreiniging toe. Ook de Grondwaterrichtlijn (GWR) staat een minder intensieve aanpak van verontreinigd grondwater toe. Binnen Breda wordt er onderscheid gemaakt in een ‘bronzone’ en een ‘pluim’. De bronzone is het gebied waarbij zeer hoge gehalten aan verontreinigende stoffen in bodem en grondwater aanwezig zijn, die voor toelevering naar het omliggende grondwater kunnen zorgen. De pluim is de verontreiniging van het grondwater buiten de bronzone.
Bron of pluim
Definitie
Bron
Grond
Onderzoeksinspanning
Geheel ingekaderd tot de streefwaarde en onderzocht middels steekbussen. Grondwater Pluim
Diep grondwater (tot 20 m-mv)
De globale VOCl-pluim moet in beeld worden gebracht conform het versnellingsprotocol.
Sanering van VOCl-verontreiniging is maatwerk. In principe wordt het onderscheid in bron en pluim ook gehanteerd voor sanering. De nadruk ligt op de aanpak van de bron en het teniet doen van humane risico’s. Literatuur • MKBA van de Nederlandse bodemsaneringsoperatie, Milieu- en NatuurPlanbureau, rapport 500122002/2006. • Rapport Bodemsanering; achtergrondrapportage; kosten en baten van 17 cases, St. Economisch Onderzoek. • Circulaire bodemsanering 2009. • Toepassing van uitzonderingsbepalingen GWR op verontreinigingspluimen, RIVM, Rapp. nr. 607701002/2010. • Handreiking Identificatie spoedlocaties, versnellingsprotocol ‘slim onderzoek’, Grontmij Nederland B.V., Houten, 13 juli 2009.
Bij onderzoek van VOCl-verontreinigingen ligt de nadruk op het in beeld brengen van de ‘bronzone’ in grond en grondwater en de humane risico’s. De verspreidingsrisico’s worden volgens een beperkte, slimme onderzoeksopzet in beeld gebracht conform het zogeheten ‘versnellingsprotocol’.
Melden aan gemeente
Figuur 1: signaalwaarde, interventiewaarde en acties door bedrijf In figuur 1 is te zien dat tussen de grenswaarden van 15 en 2600 µg/ het initiatief bij het bedrijf ligt. Er kunnen verschillende acties ondernomen worden, met de handreiking MTBE als praktisch hulpmiddel. Wanneer de concentratie in het grondwater echter de norm van 2600 µg/l overschrijdt, eist de gemeente Breda actieve sanering tot een herstelwaarde van 15 µg/l.
74
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling
75
V PROGRAMMERING EN ONDERBOUWING Separaat bijgevoegd: 1. Uitvoeringsprogramma bodem 2015. 2. Uitvoeringsprogramma bodem 2016-2020 op hoofdlijnen. 3. Lijst met spoedlocaties (peildatum 2014).
76
Bodemmasterplan Breda 2030 / Een basis voor duurzame ontwikkeling