Editie augustus 2014
1
Blz. 1 Blz. 2 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 5 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 8 Blz. 9 Blz. 11 Blz. 12 Blz. 13 Blz. 14 Blz. 15
Blz. 16 Blz. 17
Blz. 18
Blz. 19 Blz. 20 Blz. 21 Blz. 22 Blz. 23 Blz. 24 Blz. 25 Blz. 26 Blz. 28 Blz. 29
Voorblad Inhoudsopgave Inleiding 1.Visie op de ontwikkeling van het kind vanuit de ontwikkelingspsychologie 2. Basisdoelen voor de opvoeding in kinderopvang en gezin 2.1 Inhoud van het opvoedingsdoel emotionele veiligheid 2.2 Inhoud van het opvoedingsdoel persoonlijke competentie 2.3 Inhoud van het opvoedingsdoel ‘sociale competentie’ 2.4 Inhoud van het opvoedingsdoel ‘eigen maken van waarden en normen’ 2.5 Gewen dag bij Het Stekje 3. De kern van ons pedagogisch beleid. 4. Beschrijving van de wijze waarop binnen het Stekje de basisdoelen worden uitgewerkt. 4.1.1 Emotionele veiligheid en leidster-kind interactie 4.1.2 Emotionele veiligheid en de binnen- en buitenruimte 4.1.3 Emotionele veiligheid en de groep 4.1.4 Emotionele veiligheid en activiteiten 4.1.5 Emotionele veiligheid en spelmateriaal 4.2.1 Persoonlijke competentie en de leidster-kind interactie 4.2.2. Persoonlijke competentie en de binnen- en buitenruimte 4.2.3 Persoonlijke competentie en de groep 4.2.4 Persoonlijke competentie en activiteiten 4.2.5 Persoonlijke competentie en spelmateriaal 4.3.1 Sociale competentie en de leidster-kindinteractie 4.3.2 Sociale competentie en de binnen- en buitenruimte 4.3.3 Sociale competentie en de groep 4.3.4 Sociale competentie en activiteiten 4.3.5 Sociale competentie en spelmateriaal 4.4.1 Eigen maken van normen en waarden en de leidster-kind interactie 4.4.2 Eigen maken van normen en waarden en de binnen- en buitenruimte 4.4.3 Eigen maken van normen en waarden en de groep 4.4.4 Eigen maken van normen en waarden en activiteiten 4.4.5 Eigen maken van normen en waarden en spelmateriaal 5. De maximale omvang, leeftijdsopbouw, leidster-kindratio en werkwijze van de stamgroep. 5.1 Maximale omvang, leeftijdsopbouw en leidster-kindratio van de stamgroep 5.2 Werkwijze van de stamgroep 5.3 Afspraken over de gewenningsperiode 5.4 Het gebruik van extra dagindelingen 5.5 Ondersteuning van beroepskrachten 5.6 Werkwijze met ouder(s)/verzorger(s) 6. De (spel) activiteiten die kinderen kunnen verrichten. 7.De wijze waarop onze werkzaamheden worden ondersteund 7.1 De taken van een stagiaire binnen het kinderdagverblijf. 8. Samen met ouders. 9. Slot. Mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke –en sociale competentie. Voorbeelden vanuit de praktijk Wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt De Huisregels van buitenschoolse opvang Het Stekje. Literatuur en Bronnen. Achterwacht Dag structuur van BSO Het Stekje extra bijlages Wat wordt bedoeld met vier ogen principe Jaarlijkse GGD-Inspectie afname extra uren kdv - bso
2
Inleiding Kinderopvang is een verantwoordelijke taak. De wet kinderopvang legt dan ook uitgebreid vast waaraan kinderopvang dient te voldoen. Vervolgens wordt middels inspectie van de GGD (onder andere) het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk getoetst. In dit pedagogisch beleidsplan legt Het Stekje vast vanuit welk perspectief en waartoe we kinderen willen opvoeden. Pedagogische uitgangspunten gaan aan pedagogisch handelen vooraf. Om deze uitgangspunten in de praktijk te brengen is het nodig deze nader uit te werken in een pedagogisch beleidsplan. Dit beleidsplan is de basis van de nadere uitwerkingen en tevens de basis van het werk, dat in de groepen door de groepsleiding met veel enthousiasme en inzet wordt geleverd ten behoeve van alle kinderen. Daar waar gesproken wordt over leidster wordt uiteraard bedoeld de leidster binnen Het Stekje en eveneens de mannelijke collega. Evenzo waar het kind aangeduid wordt met ‘hij’ dient ook ‘zij’ te worden verstaan.
1.Visie op de ontwikkeling van het kind vanuit de ontwikkelingspsychologie Alvorens in te gaan op de visie op de ontwikkeling van het kind, onderstaand de missie van Het Stekje. Het Stekje stelt zich tot doel om middels het bieden en ontwikkelen van een breed aanbod van pedagogisch verantwoorde kinderopvang in daarvoor geschikte ruimte aan ouders respectievelijk verzorgers van de door hen verzorgde kinderen gedurende de gehele of een deel van de dag. Aan de ingeschreven kinderen wordt integrale zorg gegeven en integrale ontplooiingsmogelijkheden geboden onder leiding van de door Het Stekje aangesteld deskundig personeel. Het Stekje biedt opvang aan vanuit een ontwikkelingspsychologisch perspectief op het kind. Het is gebaseerd op het werk van Riksen-Walraven en vertoont grote overeenkomsten met de principes van basisontwikkeling binnen het onderwijs. De derde inspirator voor het pedagogisch handelen binnen onze kinderopvang is Thomas Gordon. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek leert ons, dat een jong kind van nature gericht is op het onderzoeken van zijn omgeving en op het communiceren met anderen. Elk kind heeft in onze ogen een natuurlijke, aangeboren drang tot groei: geestelijk en lichamelijk. Een ‘gewoon’ kind is van nature geïnteresseerd in zijn omgeving; in mensen, dieren, planten en dingen. Het kind is gericht op communicatie met de wereld om zich heen en is onbewust en onwillekeurig nieuwsgierig en geboeid door zelf te ontdekken en experimenteren. Het voeden en koesteren van die gerichtheid op exploratie en communicatie is een van de belangrijkste uitgangspunten binnen onze kinderopvang. Een ontwikkelingsgerichte benadering houdt in, dat volwassen vooruitlopen op de ontwikkeling van de kinderen en dat ze hen ‘toe leiden’ naar hun toekomstige ontwikkeling, dat je kinderen een stap voor bent. We moeten het hier en nu zo inspirerend, uitdagend en stimulerend mogelijk voor hen te maken en de kinderen helpen dat te (leren) doen wat ze graag willen. De belangrijkste principes van zowel de ontwikkelingsgerichte benadering als de basisontwikkeling zijn: Uitgaan van de competentie van kinderen en niet van hun tekorten, daarom ook een zelfde benadering van en aanbod voor kinderen met ‘achterstanden’. 3
Nadruk op de ontwikkeling van brede persoonskenmerken zoals zelfvertrouwen, interesse, initiatiefrijkheid, reflectie, communicatie en samenwerken. Vooropstellen van gevoelens en veiligheid, of in termen van basisontwikkeling: welbevinden en het vrij zijn van emotionele belemmeringen. Kinderen laten leren door activiteiten, die betekenis hebben in de sociale en culturele context. Met andere woorden: dit zijn activiteiten met een thema dat ‘alledaags en dichtbij huis is’ (kapper, bakker etc.), thema’s die tot de verbeelding spreken (ridders, kastelen etc.), thema’s ontleend aan de natuur en de seizoenen, thema’s gebaseerd op de jaarlijkse feesten, thema’s gericht op beroepen. Alle activiteiten hebben als doel kinderen helpen zelfstandigheid te verwerven. Daarbij staat voorop dat betrokkenheid en meedoen, belangrijker is dan een ‘eindproduct’. Spel als belangrijk middel tot ontwikkeling. Aandacht voor het bevorderen van de communicatie tussen de kinderen onderling. De centrale rol van de leidster in het pedagogisch proces; communicatie en dialoog als belangrijkste middelen. Aandacht voor en communicatie met en participatie van ouders. En zoals gezegd als derde inspirator: Thomas Gordon. Gordon’s belangrijkste doel is een warme open relatie met het kind te ontwikkelen, gebaseerd op wederzijds respect en liefde, waardoor kinderen kunnen uitgroeien tot psychisch gezonde mensen. Gordons werk is een pleidooi voor een open en gevoelvol opvoedingsklimaat, een klimaat waarin ieder aan zijn trekken kan, mag en moet. Gordon reikt luister- en communicatievaardigheden aan, die de opvoeder en kind de kans geven om in conflicten en probleemsituaties effectief in actie te komen, zonder dat het de relatie schaadt. Dit is een manier van omgaan met anderen, zowel met kinderen als met volwassenen, die leidt tot meer zelfstandigheid, zelfvertrouwen en groei bij opvoeder en kind. Bij de Gordonmethode gaat het vooral om het bevorderen van plezier en evenwicht in relaties en het voorkomen en oplossen van problemen zonder verliezers.
2. Basisdoelen voor de opvoeding in kinderopvang en gezin In principe gaat het bij opvoeden, zowel binnen gezin als kinderopvang, altijd om: kinderen de kans te geven zich te ontwikkelen tot personen die goed functioneren in de samenleving. In de wet kinderopvang zijn vier basisdoelen opgenomen voor de opvoeding van kinderen in de kinderopvang. Deze doelen zijn: Het aanbieden aan kinderen van: 1. Veiligheid: een veilige basis, een ‘thuis’ waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. 2. Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie. 3. Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie. 4. Waarden en normen, ‘cultuur’.
2.1 Inhoud van het opvoedingsdoel emotionele veiligheid Het bieden van een gevoel van veiligheid is de meest basale pedagogische doelstelling voor alle vormen van kinderopvang. Het bieden van veiligheid is van primair belang, niet alleen omdat het bijdraagt aan het welbevinden van kinderen nu, maar ook omdat een veilig klimaat een voorwaarde is voor het realiseren van de andere pedagogische doelstellingen. In de kinderopvang zijn er drie bronnen te onderscheiden die het gevoel van veiligheid van kinderen bevorderen: >Vaste en sensitieve verzorgers. De beschikbaarheid van sensitief reagerende opvoeders in de eerste levensjaren blijkt bevorderlijk voor de veerkracht van kinderen, ook op langere termijn. De leidster vervult een centrale rol in het pedagogisch proces; communicatie en dialoog zijn de belangrijkste middelen. De affectieve kwaliteit van de interactie bevordert een gevoel van veiligheid en acceptatie 4
bij een kind. Hoe responsiever de leidster, hoe meer zij door een kind wordt gewaardeerd; het kind gaat zijn signalen en positieve gevoelens op haar richten en zich ook aan haar hechten. >Aanwezigheid van bekende leeftijdgenoten. In vaste groepen kunnen kinderen al in het tweede levensjaar een duidelijke voorkeur voor een of twee groepsgenoten ontwikkelen. Binnen zulke relaties is sprake van sociale uitwisselingen en van emotionele responsiviteit. Groepsgenoten kunnen al op jonge leeftijd een bron van veiligheid vormen, maar dan moeten zij elkaar wel zo regelmatig zien dat ze elkaar goed kunnen leren kennen. In een vertrouwde groep kunnen kinderen gevoelens van verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid ontwikkelen. >De inrichting van de omgeving. Via de inrichting van een ruimte kan een bijdrage geleverd worden aan een gevoel van geborgenheid. Met aandacht voor akoestiek, licht, kleur en indeling van de ruimte is veel te bereiken.
2.2 Inhoud van het opvoedingsdoel persoonlijke competentie Met het begrip ‘persoonlijke competentie’ wordt bedoeld op brede persoonskenmerken, zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit stelt een kind in staat om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Bij jongere kinderen zijn exploratie en spel de belangrijkste middelen om greep te krijgen op hun omgeving. Door exploratie ontdekt het kind nieuwe handelingsmogelijkheden die vervolgens in spel worden uitgeoefend, uitgebouwd, gevarieerd en geperfectioneerd. Exploratie en spel zijn intrinsiek gemotiveerd, de kwaliteit van exploratie en spel is een latere voorspeller van hun creativiteit, onafhankelijkheid en veerkracht. Spel helpt kinderen bij het verwerken van emoties en bij ontwikkeling van allerhande cognitieve en sociale vaardigheden. Drie groepen factoren kunnen ingezet worden om exploratie en spel te bevorderen: >Inrichting van de ruimte en aanbod van materialen en activiteiten. De inrichting van ruimte moet zodanig zijn, dat een kind zich veilig voelt en ongestoord kan spelen. Vooral jonge kinderen moeten gelegenheid en uitdaging krijgen voor motorisch spel, omdat dit voor hen een belangrijke bron is voor competentie-ervaringen. Kinderen leren niet alleen in spel en in speciaal ontworpen leersituaties, maar vooral ook door het meedoen aan zinvolle dagelijkse activiteiten binnen de samenleving buiten de opvangsituatie zijn in dit kader van belang. >Vaardigheden van leidsters in het uitlokken en begeleiden van spel. Leidsters moeten condities scheppen voor spel door een aanbod van materialen en activiteiten, dat aansluit bij het ontwikkelingsniveau en interesse van een kind. Het begeleiden en eventueel verrijken van spel zonder een kind het initiatief uit handen te nemen, vereist speciale inzichten en vaardigheden van leidsters. In haar ondersteunende rol naar kinderen moet de leidster hen helpen met het opbouwen van kennis, vaardigheden en betekenis. Zij doet dit door deel te nemen aan activiteiten, daarin leermomenten te creëren door observatie en een kind door de juiste vragen en aanwijzingen te helpen om ‘boven zichzelf uit te stijgen’. >Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten. Naarmate kinderen elkaar beter kennen, spelen zij meer samen en is hun spel van hoger niveau. Er wordt beter samengespeeld en de spelthema’s worden beter uitgesponnen. Goede relaties met leeftijdgenoten bevorderen de kwaliteit van hun uitwisselingen en van hun spel. Het streven naar een zo groot mogelijke stabiliteit bij het samenstellen van groepen verdient dus hoge prioriteit, zowel vanwege het gevoel van veiligheid als vanwege de kwaliteit van samenspel.
5
2.3 Inhoud van het opvoedingsdoel ‘sociale competentie’ Kinderen hebben een aangeboren ‘sociale gerichtheid’: ze zijn van nature geneigd hun aandacht en gedrag te richten op mensen in hun omgeving. Het begrip ‘sociale competentie’ omvat een scala aan sociale kennis en vaardigheden, bij voorbeeld het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. De interactie met leeftijdgenoten, het deel zijn van een groep en het deelnemen aan groepsgebeurtenissen biedt kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties. Het geeft aan kinderen kansen zich te ontwikkelen tot personen die goed functioneren in de samenleving. Kinderen in de kinderopvang krijgen al jong en gedurende een belangrijk deel van de dag/week te maken met interactie met leeftijdgenoten en aanwezigheid van een groep. Hoewel dit kansen biedt voor het werven van sociale kennis en vaardigheden, heeft het ook een risico in zich. Kinderen die al jong veel negatieve ervaringen opdoen in de omgang met andere kinderen lopen een verhoogd risico op de ontwikkeling van agressiviteit en sociale teruggetrokkenheid. De leidster speelt hier een cruciale rol; zij moet beschikken over de vaardigheid om de interacties tussen kinderen in goede banen te leiden. Het samenzijn met vertrouwde leidsters en bekende leeftijdgenoten bevordert de ontwikkeling van relaties en dus gevoel van veiligheid. Goede relaties met leeftijdgenoten bevorderen de kwaliteit van hun uitwisselingen en van hun spel. In een vertrouwde groep leeftijdgenoten kunnen kinderen gevoelens van verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid ontwikkelen.
2.4 Inhoud van het opvoedingsdoel ‘eigen maken van waarden en normen’ Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen, de ‘cultuur’ eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uitmaken. Wat zijn waarden en normen? Waarden geven aan wat in abstracte zin goed, gewenst en waardevol wordt gevonden. Normen geven meestal veel concreter aan wat juist en gewenst wordt geacht. Waarden bepalen geen specifieke gedragingen, normen geven wel concreter richtlijnen voor gedrag. Kinderopvang biedt een bredere samenleving dan het gezin, waar kinderen in aanraking komen met andere aspecten van de cultuur en de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. De groepssetting biedt daarom in aanvulling op de socialisatie in het gezin, heel eigen mogelijkheden tot socialisatie en cultuuroverdracht. In een groep doen zich relatief ‘veel’ leermomenten voor, bijvoorbeeld bij conflicten tussen kinderen, bij verdriet of pijn. Het gedrag van de groepsleiding speelt een cruciale rol bij de ontwikkeling van kinderen. Door hun reacties ervaren kinderen de grenzen van goed en slecht, van anders, van mogen en moeten. De reacties van leidsters geven niet alleen richting en correcties aan het gedrag van kinderen, maar worden door kinderen ook gekopieerd in hun eigen gedrag naar andere kinderen of volwassenen. Leidsters hebben dus een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het vermogen zich in anderen in te leven (empathie) en pro sociaal gedrag. Onder pro sociaal gedrag verstaat men: elke handeling die gericht is op het welzijn of welbevinden van een ander (voor het tegenovergestelde van pro sociaal handelen we de omschrijving asociaal gedrag). Ook in taalgebruik hebben leidsters een belangrijke voorbeeldfunctie.
2.5 Gewen dag bij Het Stekje Indien uw zoon of dochter bij Het Stekje is aangemeld, kunt u een afspraak maken om met uw zoon of dochter een wen dag in te plannen. Een wen dag is natuurlijk geheel vrijblijvend. 6
Wij hanteren een gewenmiddag en wordt voornamelijk gepland op de dag dat ook de opvang zal zijn. Heeft u bijvoorbeeld uw zoon of dochter opgegeven voor de donderdag, dan proberen wij die wen dag op de donderdag te plannen. Op deze manier leert u zoon of dochter ook de andere kindjes en leidsters van die dag kennen. Heeft u al uw zoon of dochter bij ons op Het Mini-Stekje zitten, dan mag uw zoon of dochter al wel eens mee om te wennen op de BSO. Op de afgesproken dag van wennen nemen wij u zoon of dochter mee van school en mag hij die middag meedraaien. Gaat het hier om een nieuwe aanmelding en een nieuw gezicht voor het Stekje, dan vragen wij u enkele dagen voor de wen dag nog even bij ons langs te komen. Zo weten wij welk kind er van school moet worden opgehaald en weet uw zoon of dochter met wie hij of zij mee moet naar de BSO.
3. De kern van ons pedagogisch beleid De kern van ons pedagogisch beleid is gelegen in hetgeen door Mevr. Riksen-Walraven is aangereikt. Zij definieert een goed pedagogisch beleid voor kinderopvang als; Een programma waarin kinderen, goed ondersteunend door hun opvoeder, samen met andere kinderen deelnemen aan: A. de dagelijkse activiteiten binnen de samenleving van het kinderdagverblijf; B. ‘vrij’ spel; C. speciale activiteiten, afgestemd op hun ontwikkelingsniveau. Goede ondersteuning kenmerkt zich door een leidster-kind interactie waarin de dialoog centraal staat. Dialoog, dat wil zeggen, uitgesponnen wederzijdse interacties over een onderwerp waar de gezamenlijke aandacht opgericht is. De affectieve kwaliteit van de interactie bevordert een gevoel van veiligheid en acceptatie bij het kind. Het respecteren van de autonomie van het kind, door het geven van tijd en ruimte voor eigen initiatieven, geeft het de kans zichzelf als competent te ervaren. Vervolgens betekent goede ondersteuning, dat begeleiders kinderen in hun interacties helpen met het opbouwen van kennis, vaardigheden en betekenis. De interacties tussen de kinderen onderling zijn eveneens een belangrijke bron van persoonlijke en sociale competentie. Ad A. Kinderen leren niet alleen in spel en in speciaal ontworpen leersituaties, maar vooral ook door het meedoen aan dagelijkse activiteiten binnen de opvang. Kinderen vinden het niet alleen fijn om met volwassen mee te mogen doen bij het dagelijkse ‘werk’ binnen de opvang, dit draagt ook bij tot hun zelfstandigheid, zelfvertrouwen, het vermogen tot samenwerken en sociale verantwoordelijkheid. Ad B. Exploratie en spel zijn bij (jonge) kinderen de belangrijkste middelen om grip te krijgen op hun omgeving. Zij komen vanuit het kind zelf en vormen een belangrijke bron van competentiegevoelens. De rol van de leidster is het goed begeleiden van kinderen van diverse leeftijden bij allerlei soorten spel. Ad C. Speciale activiteiten dienen ervoor om de competenties van kinderen op specifieke gebieden te versterken. Dat kan het beste wanneer gewerkt wordt in kleine groepjes, die ook de onderlinge interacties tussen de kinderen bevorderen. Dit werken in klein groepsverband vereist van leidsters de vaardigheid om verschillende groepjes zelfstandig te laten functioneren om ze afzonderlijk extra aandacht te kunnen geven. 7
4. Beschrijving van de wijze waarop binnen Het Stekje de basisdoelen worden uitgewerkt In dit hoofdstuk worden de basisdoelen, emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale competentie, eigen maken van waarden, normen en cultuur nader uitgewerkt. Voor ieder doel staan er binnen de opvang vijf middelen ter beschikking waarmee deze doelen kunnen worden gerealiseerd. Deze vijf middelen zijn: 1. Leidster-kind interactie. 2. De binnen- en buitenruimte. 3. De groep. 4. Activiteiten. 5. Spelmateriaal.
4.1.1 Emotionele veiligheid en leidster-kind interactie Een goede relatie met een vaste leidster vormt de basis van het pedagogisch proces: in een goede relatie staat een kind open voor communicatie met de opvoeder en de ondersteuning die deze biedt. Een gevoel van veiligheid is de basis om kinderen op te voeden als verantwoordelijke personen die goed functioneren in de maatschappij. Een gevoel van geborgenheid en veiligheid ontstaat wanneer het kind zich kan hechten aan zijn leidsters. De houding van de leidster naar het kind, haar reacties en initiatieven spelen daarom een grote rol. De grondhouding van de leidster maakt een veilige band tussen haar en het kind mogelijk. Het kind leert erop te vertrouwen, dat de leidster er voor hem is wanneer hij haar nodig heeft. In die grondhouding van de leidster zijn twee kenmerken van belang. Zij is sensitief; dat wil zeggen gevoelig voor de signalen die het kind ‘uitzendt’ . De leidster doet telkens moeite aan te voelen en te begrijpen wat een kind wil, doet of bedoelt en geeft tijd en ruimte voor initiatieven van het kind. De leidster heeft niet alleen oog en begrip voor de uitingen en behoeften van het kind. Zij reageert ook tijdig en positief op de signalen van het kind zij is responsief. Zij vertaalt en verwoordt wat een kind doet en voelt. Leidsters praten met de kinderen tijdens alle onderdelen van het dagelijkse programma, zoals de verzorging, vrij spel en meer gericht interactief spel. Zij sluit aan op de taal, humor en gedrag van het kind en voert een dialoog waarbij de inbreng van het kind door beurt geven en nemen wordt bevorderd. Door haar positieve reactie voelt het kind zich gewaardeerd, begrepen en serieus genomen. Gevoelig zijn voor de signalen van het kind betekent dat de leidster actief de kinderen in haar groep volgt en (oog)contact met ze maakt, met of zonder woorden. Met elkaar plezier hebben, samen stoeien, grapjes uithalen en ook ‘ondeugend’ zijn schept een band. Positieve aandacht voor het kind laat de leidster ook blijken door oogcontact met het kind te zoeken. Door haar gezichtsuitdrukking laat zij het kind merken dat zij aandacht voor hem heeft ; zij lacht even naar het kind, knipoogt of knikt hem toe. Ook uit haar lichaamshouding spreekt respect, betrokkenheid en interesse; zij draait of buigt zich naar het kind toe, of praat op ooghoogte van het kind. De leidster legt actief contact. Zij laat haar waardering en interesse horen door het kind liefdevol te begroeten en complimenten te maken. Zij praat regelmatig met het kind over mensen, dingen en situaties die voor het kind belangrijk of interessant zijn. Zij leeft met het kind mee en brengt dat ook in woorden aan het kind over. Door actief bij het kind betrokken te zijn, aan sluiten op persoonlijk emoties en ervaringen van een kind, in te schatten wanneer een kind wel of geen behoefte heeft aan aandacht, is de leidster steeds beter in staat om signalen van het kind op te merken en te begrijpen. Positief reageren betekent niet, dat een leidster altijd en onmiddellijk beschikbaar is voor het kind. Wanneer de leidster bezig is met een ander kind, laat zij het kind dat haar aandacht vraagt merken, dat ze zijn contactsignaal begrepen heeft. Ze kan het kind uitleggen waar ze mee bezig is, de andere leidster waarschuwen, of het kind betrekken bij haar activiteit van 8
dat moment. Naarmate kinderen ouder worden, stimuleert de leidster hen ook zelf een oplossing te bedenken in situaties waarin zij niet meteen voor hen beschikbaar is. Vaak positief reageren betekent evenmin, dat de leidster altijd instemt met dat wat het kind wil of juist niet wil. Beter is uit te leggen waarom iets niet toegestaan is, met het kind hierover in gesprek te gaan en kinderen af te leiden van storend gedrag en gewenst gedrag te belonen. Restrictieve uitingen, d.w.z. waarschuwen, verbieden, bevelen, aangeven wat niet mag, dienen tot een minimum beperkt te worden. Uit onderzoek is gebleken dat juist dit soort controlerende uitingen een negatief effect hebben op de ontwikkeling van een kind. De leidster heeft aandacht voor de eigen rituelen van het kind, eigenheden, gewoontes en wensen van het kind en handelt vanuit de kennis van het ontwikkelingsverloop van kinderen en individuele verschillen en met verstand van spel. Thomas Gordon, een Amerikaanse kinderpsycholoog, heeft een praktische methode ontwikkeld die ingaat op de behoeften en gevoelens van kinderen en hun zelfstandigheid bevordert.
4.1.2 Emotionele veiligheid en de binnen- en buitenruimte De vormgeving en inrichting van de opvang, van de groepsruimten, keuken en buitenspeelplaats, zijn afgestemd op de maat en belevingswereld van kinderen. Zowel binnen als buiten is een ruim en gevarieerd aanbod van spelmateriaal aanwezig en ruimte om vrij te bewegen en te spelen. De beschikbare binnen- en buitenruimte is volgens de normen, zoals te vinden in de Wet kinderopvang. De groepsruimten zijn overzichtelijk ingericht en gemeubileerd naar gelang de leeftijd. Het speelgoed heeft een vaste bergplaats in een bepaalde groepshoek ( denk aan een poppenhoek), of ligt uitnodigend, geordend en zichtbaar op planken of in kasten en laden. De inrichting biedt de mogelijkheid voor kinderen om zich te kunnen ‘verliezen’ , op te gaan in hun eigen spel en om ongestoord en veilig te kunnen spelen en om samen pret te kunnen maken. Elke speelruimte (groepsruimte en buitenruimte) heeft eigen spelmateriaal, dat in principe in die ruimte blijft en wat kinderen die uitdaging biedt die ze nodig hebben.
4.1.3 Emotionele veiligheid en de groep In een groep met kinderen doen zich relatief veel ‘leermomenten’ voor, bijvoorbeeld bij conflicten tussen kinderen of wanneer kinderen zich pijn doen of verdriet hebben. De leidster moet beschikken over de vaardigheid om de interacties van kinderen in goede banen te leiden om zo de emotionele veiligheid van de kinderen in de groep te bevorderen. Continuïteit in groepssamenstelling Ook de aanwezigheid van bekende leeftijdgenoten kan bijdragen aan een gevoel van veiligheid, maar dan moeten zij elkaar wel zo regelmatig zien dat ze elkaar goed kunnen leren kennen. Het samenstellen van vaste groepen heeft daarom een hoge prioriteit. De dagelijkse wisseling in samenstelling van de groep wordt beperkt doordat zo mogelijk elk kind in de kinderdagopvang minimaal twee vaste dagdelen per week komt. Hierdoor zien leidsters en kinderen elkaar onderling voldoende vaak om vertrouwd met elkaar te worden en te blijven. De leidsters bevorderen het contact tussen de kinderen onderling door bijvoorbeeld in kleine groepen activiteiten met hen te ondernemen. Zij stimuleren het samenspel van de kinderen, elkaar helpen, samen eten, praten, opruimen e.d. De leidsters reageren positief op onderling plezier en genegenheid. Op die manier hecht het kind zich ook aan andere kinderen uit zijn groep, wat sterk bijdraagt aan zijn gevoel van geborgenheid. Verticale groepen Wij binnen onze opvang werken we met een verticale groep met kinderen van verschillende 9
leeftijden. In verticale groepen leren de jongste van de oudere kinderen. Kinderen nemen deel aan activiteiten die passen bij hun interesse en ontwikkelingsniveaus. Bij het activiteitenaanbod en tijdens de groepsmomenten houden de leidsters rekening met de leeftijdssamenstelling van de groep door bijvoorbeeld twee verschillende activiteiten aan te bieden op verschillende ontwikkelingsniveaus. Structuur in het dagritme Er wordt op vaste tijden aan tafel gegaan. Voor we aan tafel gaan, word er eerst naar het toilet gegaan en de handen gewassen. De gehele dag door zorgt de leidster voor voldoende afwisseling tussen inspanning en ontspanning. Na druk, vermoeiend of rumoerig spel, bijvoorbeeld buitenspelen, begint de leidster met een rustige activiteit die word door de leidster voorgelegd (vaste activiteit: knutselwerkje) of ze mogen daarin een eigen keuze maken (vrij spel). Regels en gewoonten Duidelijke gedragsregels over wat wel en niet mag zijn nodig om het samenzijn in een groep voor alle kinderen plezierig te laten zijn. De leidsters gaan daarbij uit van de ‘hoofdregel’ dat het kind in principe alles mag doen zolang dat de veiligheid van het kind zelf of anderen niet in gevaar brengt en het spel en plezier van andere kinderen niet verstoort. Voorspelbaarheid in het groepsgebeuren zit ook in de dagelijkse en feestelijke gewoonten en rituelen: bijvoorbeeld, het zingen en trakteren bij de verjaardag van het kind of bij het afscheid van de groep. Elk kind is welkom Op onze opvang zijn alle kinderen welkom. Binnen Het Stekje is een antidiscriminatiewetcode van kracht. De leidsters besteden aandacht aan verschillen tussen culturen met behulp van allerlei activiteiten en materiaal: lees- en prentenboeken, voedsel en speelgoed uit alle culturen. De leidster praat met kinderen over de verschillen en benadrukt daarbij dat ‘anders’ niet raar of eng is; je kunt op vele manieren eten, je kleden, wonen en spelen. We verschillen allemaal van elkaar in uiterlijk en dat is heel gewoon. Een responsieve grondhouding van de leidster houdt in, dat zij verschillen tussen kinderen respecteert en waardeert. Ze houdt rekening met de leeftijd en ontwikkelingsfase van een kind als het er bijvoorbeeld om gaat zich aan een bepaalde regel te houden. Ook houdt ze rekening met specifieke behoeften of omstandigheden van kinderen. Een kind, dat bijvoorbeeld moeilijk heeft met wennen of met de geboorte van een broer of zus, geeft zij extra aandacht. De leidster is daarover ook duidelijk naar de andere kinderen; ze legt hen uit dat iedereen verschillend is en dat je daar rekening mee kan houden. Een ouder kind dat graag jongere kinderen aanraakt en knuffelt, zal ze uitleggen dat ze lief vindt, maar dat andere kinderen dat niet prettig vinden. Kinderen verschillen in interesse, ontwikkelingstempo, weerbaarheid, spontaniteit, verlegenheid, humeur etc. De leidster neemt de verschillende mogelijkheden en emoties van kinderen serieus. Niet alleen toont zij er zelf begrip voor, zij stemt haar reacties af op de behoefte van het kind. Zij brengt dit ook over aan de andere kinderen. Zij benadrukt, dat verschillen heel gewoon zijn en niemand beter is dan de ander. Verschillen tussen mensen zijn interessant en handig; je kunt van elkaar leren, elkaar helpen en samen kun je veel. Ook brengt de leidster de kinderen begrip bij voor het gedrag en de gevoelens van een ander kind. Zij doet dit door hen soortgelijke situaties, waarin zij zich ook zo voelden, in herinnering te brengen: “als je hier pas bent, ben je soms verdrietig. Weet je nog dat jij eerst ook moest huilen?”
10
4.1.4 Emotionele veiligheid en activiteiten Een veilige, uitnodigende, krachtige en rijke omgeving is van belang. Die zorgt ervoor, dat kinderen zich prettig voelen, uitgedaagd worden om tot actie te komen en initiatieven te nemen en met veel verschillende inspiratiebronnen in aanraking komen. De leidster komt met gezamenlijke activiteiten die betekenisvol en uitdagend en daardoor ontwikkeling bevorderend zijn. Betekenisvolle activiteiten zijn activiteiten waarin een kind zichzelf en zijn directe omgeving herkent. Gezamenlijk wil zeggen: waar meerdere kinderen en volwassenen aan deelnemen. Activiteiten bieden, die herhaling combineren met uitdaging. Alle activiteiten van grote mensen en grote kinderen zijn een bron van interesse om over te spelen en te praten; gebeurtenissen in en om het gezin zoals eten en afwassen, douchen en badderen, winkelen, op visite gaan en verjaardagen vieren, ziek zijn en beter worden. De seizoenen, Sinterklaas en Kerst. De houding van de leidster is uitnodigend en niet resultaatgericht; ze probeert met enthousiasme en een interessant aanbod de nieuwsgierigheid van het kind te prikkelen. Zij probeert op zoek te gaan naar wat de kinderen al kunnen of bijna kunnen. Wie daarop voortbouwt, lokt meer actie en initiatieven van kinderen uit dan volwassenen die beginnen met in kaart te brengen wat een kind minder goed kan dan leeftijdgenoten. In het vrije spel zijn kinderen vrij in de keuze van hun spel en activiteiten, binnen de grenzen van de veiligheid en het niet verstoren van het plezier van anderen. Voor de leidster is het plezier waarmee een kind bijvoorbeeld bouwt, verft of aan het puzzelen is belangrijker dan de blokkentoren, de tekening of de puzzel die uiteindelijk het resultaat is. De leidster heeft tot taak het spel te verdiepen en te verrijken door het inbrengen van een onbekend element in een bekende spelsituatie. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de kinderen gestimuleerd. De leidster probeert een kind, dat vaak alleen speelt, te betrekken bij een spel met haar, of bij het spel van een ander kind, of de groep. Ze is er op uit kinderen van elkaar te laten leren en elkaar te laten helpen. Samengevat gaat het erom: >Kinderen te helpen om te doen wat ze zelf willen en (bijna) kunnen in activiteiten die op persoonsontwikkeling zijn gericht. >Betrokkenheid, interesse en motivatie stimuleren. >Bemiddelen tussen wat kinderen zelf belangrijk vinden en wat je als volwassenen voor een optimale ontwikkeling nodig vindt.
4.1.5 Emotionele veiligheid en spelmateriaal Door middel van spelmateriaal wat afgestemd is op de verschillende leeftijden van de kinderen zullen kinderen uitgedaagd moeten worden om zelf hierin te kiezen, zelfstandig en fantasievol met dit materiaal om te gaan. De wijze van ordening van materiaal moet kinderen houvast bieden om ook zelf het speelgoed op te ruimen na gebruik. De materialen worden opgeborgen in open kast in de ruimte waar kinderen ze zelf kunnen halen en weer terugbrengen. Het is belangrijk, dat deze materialen regelmatig wisselen, zodat kinderen steeds weer nieuwe mogelijkheden tegenkomen. Echte spullen afkomstig uit de leefwereld in en om het kind zijn vaak meer aantrekkelijk en prikkelen, meer de fantasie dan de zogenaamde ontwikkelingsmaterialen, zoals puzzels en andere spelletjes.
11
4.2.1 Persoonlijke competentie en de leidster-kind interactie De persoonlijke competentie (hiermee wordt gedoeld op brede persoonskenmerken, zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit die kinderen in staat stellen om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden) van kinderen neemt toe door een stimulerende houding van de leidster. Zij bereikt dit door: > Belonen, prijzen en complimenteren. > Kinderen stimuleren om mee te doen. > Een gevarieerd aanbod. > Ingaan op initiatieven van een kind. > Aansluiten op leermomenten voor een specifiek kind. > Inspelen op grapjes, humor, ‘gek’ doen of ‘stout zijn’ van een kind. > Inbrengen van een onbekend of ontbrekend element in een bekende spelsituatie. > Adequate, functionele en non-directieve instructie. > Bewust maken, zichtbaar maken van de eigen capaciteiten van een kind. > Deelnemen aan en deel zijn van de dagelijkse activiteiten. > Grenzen ontdekken en verleggen van wat een kind kan, wil en durft. > Oefenen, uitbouwen van waar een kind goed in is, wat hij graag wil kunnen en leuk vindt. > Troostend of helpend optreden. > Bevestigen. > Steun bij het verder perfectioneren van wat een kind al doet en kan. > Sensitieve houding. > Helpen bij het verkennen van eigen mogelijkheden. > Alertheid op restrictieve, controlerende uitingen. De leidster heeft in dit alles een voorbeeldfunctie.
4.2.2. Persoonlijke competentie en de binnen- en buitenruimte De inrichting van en de materialen in de ruimte weerspiegelen wat je met kinderen wilt ondernemen, hoe je met hen wilt werken en moet erop gericht zijn dat kinderen zich veilig voelen en ongestoord kunnen spelen. In de inrichting komt tot uitdrukking, dat deze is afgestemd op kinderen en dat er rekening is gehouden met de ontwikkelingskenmerken en leeftijd. De ruimtelijke voorzieningen hebben een grote invloed op het spel van de kinderen. Voorop staat, dat er zowel binnen als buiten speelruimte moet zijn met veel gelegenheid en uitdaging tot motorisch spel. Het stimuleren van de kinderen om gebruik te maken van de ruimte vindt plaats door: > Het gelegenheid bieden voor eigen initiatief. > Respect voor autonoom spel. > Evenwicht tussen veiligheid en uitdaging. > Vertrouwde en herkenbare sfeer. > Herkenbare indeling met plaatsen voor rust en actie. > Heldere afspraken over omgangsvormen, huisregels en gedragsregels in de diverse ruimten Het bieden van veilige spelsituaties wordt bevorderd door: > Heldere en begrijpelijke afspraken en instructies. > Verwoorden van mogelijke risico’s. > Bespreken van, napraten over ongelukken en bijna-ongelukken. Het uitdagen van kinderen tot spel vindt plaats door: >Een indeling die niet helemaal vastligt, plekken waar iets ‘onverwacht spannends’ mee kan 12
gebeuren. >Plaatsjes/hoekjes om even alleen met jezelf te zijn.
4.2.3 Persoonlijke competentie en de groep Het verkeren in een groep met vertrouwde leeftijdgenoten bevordert niet alleen het gevoel van veiligheid maar ook de kwaliteit van het samenspel. Naarmate kinderen elkaar beter kennen (afhankelijk van hun ontwikkelingsniveau), spelen zij meer samen en is hun spel van hoger niveau. Door middel van het deel uitmaken van een groep ontstaat er een ‘sociale leeromgeving’ voor een kind waarin er mogelijkheden zijn tot: >Oefenen van persoonlijke mogelijkheden, grenzen, aardigheden, en onaardigheden in relatie tot een ander. >Ervaringen leren delen met een of meerdere anderen; elkaar troosten, met elkaar plezier maken. >Omgaan met/ervaren van gewenst en ongewenst sociaal gedrag in relatie tot anderen. >Eigen emoties en behoeften leren communiceren naar anderen. >Leren omgaan met de consequenties van ‘deel van een groep zijn’: delen, wachten, aanpassen, accepteren, respecteren, incasseren, leiderschap, kleinste of grootste, jongste of oudste zijn. Daarnaast is het belangrijk, dat er voldoende zorg is voor het individuele kind binnen de groep. Dit wordt bereikt door: >Dagelijkse rituelen en activiteiten om een kind ‘te zien’, bijvoorbeeld door de namen op te noemen. >Activiteiten waarmee een kind zichzelf op onderscheidende wijze kan laten zien, bijvoorbeeld van foto’s van thuis. >Werken in kleine groepjes. >Combinaties van vaste vriendjes in een groep. >Afstemmen van soort en mate van aandacht op karakter, ontwikkelingsfase en leeftijd.
4.2.4 Persoonlijke competentie en activiteiten Bij het organiseren en aanbieden van activiteiten gaat het erom een aanpak te kiezen die de ontwikkeling van de persoonlijke competenties van de kinderen stimuleert. Daarbij zijn de volgende zaken belangrijk: >Ruimte voor eigen initiatief en eigen ideeën met betrekking tot het aangaan en uitvoeren van een activiteit. >Ontdekken van eigen persoonlijkheidskenmerken zoals zelfvertrouwen, interesse en eigen initiatief. >Kansen voor individuele leermomenten. >Kansen voor zelfoverwinning, voor zelfstandigheid en zelfredzaamheid. >Werken in kleine groepjes >Uitdagen, mogelijkheden creëren voor ‘jezelf meten’ aan een ander. Het aanbod van activiteiten is bij voorkeur zeer divers: >Aanbod dat een kind kennis laat maken met bezigheden in en van de echte, gewone wereld’. >Aanbod dat leidt tot het verder oefenen, uitbouwen, perfectioneren van wat een kind kan of wil kunnen. >Gevarieerd aanbod van activiteiten op het gebied van muziek, beweging, creativiteit, cognitie, taal en motoriek. >Aanbod van ‘projecten’ voor het versterken van communicatieve en creatieve competentie. >Aanbod van ‘specifieke activiteiten’ die competentie op specifieke gebieden versterken. >Aanbod van herkenbare en bekende bezigheden en afspraken, als veilige uitvalsbasis voor zelfexploratie. >Aanbod dat tegemoet komt aan individuele behoeften binnen de mogelijkheden van de groep. 13
4.2.5 Persoonlijke competentie en spelmateriaal Het spelmateriaal moet kinderen uitnodigen tot eigen spel, het moet ruimte geven aan de eigen fantasie. Bij voorkeur is dit materiaal wat niet ‘af’ is en waarbij de kinderen zelf hun ‘verhaal’ kunnen ontwikkelen. Bij de keuze van het spelmateriaal bij de diverse leeftijden zijn de volgende vragen van belang: >Past het bij de leeftijd, ontwikkelingsfase, fysieke en geestelijke mogelijkheden van een kind. >Sluit het aan op de interesse, nieuwsgierigheid en durf van een kind. >Biedt het kansen voor individuele leermomenten. >Maakt het emoties los van plezier, verrassing, verwondering, (on)geduld, teleurstelling. >Biedt het kansen voor zelfoverwinning, voor zelfstandigheid en zelfredzaamheid. >Stimuleert het de ontdekking van eigen persoonlijkheidskenmerken zoals zelfvertrouwen, interesse, initiatief. Het spelmateriaal dient in voldoende mate afwisselend te zijn: >Spannend, uitdagend, interessant. >Vertrouwd, haalbaar en de mogelijkheid tot herhaling in zich te hebben. >Stimuleren tot overleg en communicatie. >Voor zowel individueel spel als samenspel. >Aan te zetten tot avontuur, tot grenzen verkennen en overwinnen, tot exploratie. >Te gebruiken in kleine groepjes, zodat een kind tot zijn recht kan komen. Goed omgaan met spelmateriaal vraagt om afspraken, gedragsregels, rond het moment en de manier van kiezen, gebruik en opruimen. Hierdoor wordt eveneens de persoonlijke competenties gestimuleerd. 4.3.1 Sociale competentie en de leidster-kind interactie De leidster is de stimulerende factor in de contacten tussen de kinderen onderling. Dit doet zij door: >Initiëren van dialogen voor inhoudsvolle onderlinge communicatie. >Stimuleren en ondersteunen van samenwerken, samen delen, samen ervaren. >Creëren van situaties om kinderen gezamenlijk betekenisvolle ervaringen op te laten doen. >Omgaan met ‘hechte’ vriendschap, kameraadschap. >Conflictsituaties voor zijn door bijvoorbeeld kinderen in de ruimte een eigen plek te geven. >Conflicten tussen kinderen niet voorkomen, maar kinderen stimuleren zelf oplossingen te bedenken en hierover te communiceren. >Organiseren van specifieke activiteiten voor de groep, bepaalde kinderen. >Natuurlijke gezag relatie tussen leidster en groep.
14
4.3.2 Sociale competentie en de binnen- en buitenruimte De ruimte waarin kinderen spelen moeten prettig en leefbaar zijn. Ze moet hen als het ware verwelkomen en uitnodigen tot het doen van ontdekkingen. Het moet een omgeving zijn waar je als groep kan zijn en waar jij je als individu thuis voelt. Voor de jongere kinderen betekent dit een ruimte waarin men oogcontact kan zoeken met de leiding voor aanmoediging of ondersteuning. Voor de wat oudere kinderen een ruimte met plekken waar men uit het directe zicht van leidsters of andere kinderen kan spelen. De inrichting moet deels aangepast kunnen worden aan het favoriete spel van dat moment. Is er een groepje kinderen vaak aan het klimmen of klauteren, dan is veel ruimte daarvoor gewenst, zijn er veel bouwers in de groep, dan hebben die behoefte aan rustige plekken waar hun bouwwerken veilig kunnen blijven staan. Zo verandert de ruimte met de kinderen die er gebruik van maken. Onveilige situaties worden beperkt door heldere en begrijpelijke afspraken en instructies en verwoorden van mogelijke risico’s. Met de binnen- en buitenruimte wordt met zorg omgegaan waarbij dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is.
4.3.3 Sociale competentie en de groep Het deel uitmaken van een groep biedt kinderen unieke extra ontwikkelingsmogelijkheden, zoals het zich in een ander kunnen verplaatsen, communiceren, samenwerken, andere helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. De groep is daarmee een betekenisvolle leeromgeving.
4.3.4 Sociale competentie en activiteiten Middels het activiteitenaanbod zijn er tal van mogelijkheden tot een positieve beïnvloeding van de sociale competentie: >Stimulans tot samenspel, praten, luisteren, werken. >Gezamenlijk ervaren van plezier, pret, succes. >Stimulans om te delen met, wachten op, rekening te houden met anderen. >Gelegenheid om zich te meten aan anderen, kwaliteiten te tonen en te ervaren. >Momenten en plaatsen om ervaringen op te doen met ‘de echte wereld’. >Omgaan met emoties in situaties van plezier, grapjes, frustraties, conflict, boosheid, verdriet. >Ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. >Aansluiten op diversiteit van sociale, culturele, leeftijd- en sekse gebonden aspecten in de groep. Ook in de wijze van organiseren van activiteiten is het belangrijk de sociale competentie positief te beïnvloeden: >Activiteiten die aanzetten tot wisselende groepssamenstellingen, omgaan met verschillende kinderen. >Variatie in bezigheden in kleine groepjes en in de grote groep. >Duidelijke verdeling tussen groepsmomenten en momenten die kinderen individueel invullen.
4.3.5 Sociale competentie en spelmateriaal Het spelmateriaal dient de volgende eigenschappen in zich te hebben: >Uitdagend, fantasie prikkelend (materiaal wat ‘onaf’ is ). >Geschikt voor individueel en gezamenlijk spel. >Aansluiten bij de leefwereld, leeftijd, sekse, sociale en culturele achtergrond. >Een link te hebben naar de ‘echte wereld’. >Verschillen in concentratiemogelijkheid. >Verschillen in behoefte aan spanning, rust, gezelligheid en uitdaging.
15
4.4.1 Eigen maken van normen en waarden en de leidster-kind interactie Het deel uitmaken van een groep biedt extra mogelijkheden om de ontwikkeling van normen en waarden gunstig te beïnvloeden. De kinderopvang is een bredere samenleving dan het gezin waar kinderen in aanraking komen met andere aspecten van de cultuur en diversiteit die onze samenleving kenmerkt. Het leren van gedrag is vaak geen zaak van het ‘koud’ opvolgen van regels maar eerder van het navolgen van een inspirerend voorbeeld. Dat veronderstelt een gemeenschap waarin men er voor elkaar is, elkaar opvangt en er een goede handhaving van de gedragsregels is. De kinderopvang is een dergelijke gemeenschap. Het gedrag van de leidster speelt daar een belangrijke rol. Zij laat door voorbeeldgedrag en in gesprekken zien welke de basale omgangsvormen en uitgangspunten zijn, de normen en waarden: >Elkaar met de naam aanspreken. >Op je beurt wachten. >Niet door elkaar heen praten. >Wat mag en moet tijdens maaltijden, tijdens het kiezen van spel, als je naar het toilet gaat en bent geweest, bij ruzie. >Iedereen is gelijkwaardig, ook al zijn sommige kinderen ‘anders’ door gedrag, karakter beperkingen, problemen. >Respect en waardering voor diversiteit en verschillen in religie en cultuur. >Eerlijkheid. >Elkaar geen pijn doen, niet met woorden, niet met daden. >Conflicten oplossen middels dialoog. >Zorgzaamheid voor elkaar, maar ook voor het spelmateriaal en de inrichting binnen en buiten. >Rechtvaardigheid. >Verantwoordelijkheidsbesef. Dit alles vereist, dat de leidster inzicht in de eigen persoonlijke normen en waarden heeft en hoe die zich verhouden tot opvattingen van medegroepsleiding en de opvattingen die de organisatie voorstaat. Dit vindt onder andere plaats in de groeps- en teamoverleggen, in trainingen en in de functioneringsgesprekken. 4.4.2 Eigen maken van normen en waarden en de binnen- en buitenruimte het samenleven in een groep vraagt om heldere en eenduidige afspraken over wat kan en mag (gedrag, taalgebruik, geluid) in de diverse ruimtes, afspraken over hoe men elkaar – kinderen en leidsters – aan de afspraken gaan houden. Deze afspraken vormen de zogenaamde huisregels. Het is de bedoeling, dat er zorgzaam wordt omgegaan met de diverse ruimten en inrichting. Ruimten dienen leefbaar en aangenaam te zijn voor iedereen. Daarom zijn er afspraken nodig over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inrichting en aankleding, opruimen en schoonmaken.
4.4.3 Eigen maken van normen en waarden en de groep In een groep gaat het erom de individuele belangen ondergeschikt te maken aan het belang van de groep en om op een democratische manier samen te leven . Een groep is bij uitstek geschikt voor het bespreken en vaststellen van afspraken en omgangsvormen, bespreken om jezelf en elkaar daar aan te houden, om afspraken te maken over het omgaan met storend gedrag. Het biedt, door een veelheid en verscheidenheid aan gebeurtenissen de mogelijkheid hierover samen in gesprek te gaan, deze te verwoorden, samen plezier te maken en elkaar te ondersteunen bij verdrietige gebeurtenissen. In een groep, maar ook thuis begint het leren van democratisch gedrag en kritisch burgerschap.
16
4.4.4 Eigen maken van normen en waarden en activiteiten Het gaat er om waarden en normen dicht bij de kinderen te brengen. Dit wordt bereikt door een keuze van activiteiten die: >Aansluiten op gebeurtenissen in ‘het echte leven’, in het gezin, de omgeving, de wijk, in andere culturen. >Naar plaatsen gaan waar ‘iets gebeurt’ zoals de supermarkt, bibliotheek. >Het praten over wat kinderen zien, meemaken, voelen en daar ook betekenis aan geven, stimuleren. >Aansluiten bij culturele en religieuze vieringen en rituelen. Bij de activiteiten gaat het er verder omdat er afspraken worden gemaakt die stimuleren, dat iedereen tijdens de activiteit rekening houdt met elkaar, samen deelt, elkaar helpt, zodat er onderlinge solidariteit kan ontstaan in plaats van rivaliteit. 4.4.5 Eigen maken van normen en waarden en spelmateriaal De keuze van spelmateriaal dient bij te dragen aan het eigen maken van normen en waarden. Het materiaal biedt de mogelijkheid kinderen wegwijs te maken in het alledaagse leven met al zijn diversiteit, zodat er allerlei rollen kunnen worden geoefend met de daarbij behorende omgangsvormen en normen. Voorbeelden hiervan zijn: Poppen, verkleedkleren, auto’s, etc. Door middel van afspraken over kiezen, gebruiken en opruimen van spelmateriaal en kinderen bewust te maken van het juiste omgaan en gebruik van het materiaal, vindt ook hier weer een overdracht van normen en waarden plaats. 5.De maximale omvang, leeftijdsopbouw, leidster-kind ratio en werkwijze van de stamgroep en de werkwijze met ouder(s)/verzorger(s) 5.1 Maximale omvang, leeftijdsopbouw en leidster-kind ratio van de stamgroep Conform het bepaalde in de “beleidsregels kwaliteit kinderopvang” artikel 3 en 4, en de HKZ-normen wordt de opvang geboden in onderstaande groep: >Er is 1 verticale groep met leeftijden vanaf 4 jaar tot 12 jaar, maximaal 10 kinderen met één beroepskracht rekening houdend met de leidster-kind ratio. (zie bijgevoegde bijlage). Omdat er ook maar 1 groep is hoeft er met kinderen ook niet van de stamgroep afgeweken worden. Of er moet een stagiaire aanwezig zijn kan zij ook met een klein groepje kinderen op de achter speelplaats spelen en er kan ook altijd nog aan ouders toestemming gevraagd worden dat kinderen toestemming krijgen om alleen na buiten te mogen. Maar in principe gaan we gezamenlijk na buiten.
5.2 Werkwijze van de stamgroep Deze Buitenschoolsopvang heeft één groep met 1 vaste groepsleidster ook hierbij is er rekening gehouden met het leidster-kind ratio. Ook kan er op de groep een stagiaire aanwezig zijn, maar deze is altijd boventallig aanwezig en word niet meegerekend als vaste leidster. De leidster houden in de opvang door middel van kind verslagen het ontwikkelingsverloop van de kinderen bij. Ouders worden door middel van het jaarlijkse 10-minuten gesprek geïnformeerd over het welzijn van hun kind.
17
5.3 Afspraken over de gewenningsperiode De ouders worden door middel van een intake gesprek voorgelicht over de werkwijze van de BSO Het Stekje. Als ouders zich aanmelden krijgen zij een informatie pakket met daarin de nodige informatie over de BSO Het Stekje. De ouders en de BSO het Stekje leren tijdens de intake, wat men van beide partijen kan verwachten. De belangen van het kind staan bij de intake gesprek boven aan. In het belang van het kind is het wenselijk om het kind een dagje/middag mee te laten kijken op de BSO. Door het kind een dagje/middag mee te laten kijken op de BSO krijgen de ouders een indruk of de structuur van de BSO Het Stekje past bij de opvoeding van het kind.
5.4 Het gebruik van extra dagindelingen De BSO Het Stekje heeft een maximale capaciteit van 10 kinderen per dag. Als er dagen zijn waarbij er geen 10 kinderen aanwezig zijn kan er extra opvang worden aangeboden. De extra uren opvang zal wel in overleg met de begeleiding/beroepskrachten van de BSO Het Stekje worden ingepland. Natuurlijk zullen de extra uren worden verrekend op de maandelijkse factuur, waarbij de extra opvang word beschreven. De begeleiding/beroepskrachten moeten de aanvraag voor extra uren opvang bespreken met de leidinggevende van de BSO Het Stekje, die daarvoor een akkoord moet geven. Voor de extra opvang word opgeschreven op een lijst waar men de volgende zaken moet invullen:De >naam van het kind >Op welke dag/datum de extra opvang nodig is. >Hoeveel uur is de opvang nodig Deze lijst wordt aan het eind van de maand overhandigd aan de leidinggevende, zo dat de extra opvang kan worden verwerkt in de factuur.
5.5 Ondersteuning van beroepskrachten. De beroepskrachten van BSO Het Stekje kan worden versterkt met stagiaires of ander ondersteunend personeel, die boventallig op de groep aanwezig zijn. Voor het leerproces van de stagiaire is het van belang dat hij/zij de ruimte krijgen om het werk proces van een de BSO mee te lopen. Zij helpen bij het uitvoeren van taken die behoren tot de buitenschoolse opvang. Zo helpen zij kinderen indien nodig is naar de wc te gaan, fruit klaar maken, maar ook het helpen aan tafel met bijvoorbeeld knutselactiviteiten en/of assisteren bij leuke spelletjes. Van de beroepskracht word verwacht, dat zij de stagiaire begeleiden. Tijdens de begeleiding van een stagiaire is het belangrijk dat hij/zij de ruimte krijgen voor hun eigen ontwikkeling en leerproces. Een stagiaire is zelf verantwoordelijk voor het ontwikkelen van haar leerproces en leeropdrachten, die nodig zijn voor haar opleiding. Van ondersteunend personeel word verwacht, dat hij/zij de aanwijzingen van de beroepskrachten opvolgen. Het ondersteunend personeel is aanwezig voor het assisteren van de beroepskracht. Het ondersteunend personeel mag alleen taken verrichten onder begeleiding van een beroepskracht.
5.6 Werkwijze met ouder(s)/verzorger(s) Voor de communicatie met de ouder(s)/verzorger(s) zijn er de volgende mogelijkheden: > Dagelijkse overdracht bij het brengen en halen. > 10-minuten gesprekken. > Individueel gesprek op verzoek. > Periodieke nieuwsbrief. De communicatie met ouders gaat het over het kind zoals het zich thuis en in de groep ontwikkelt. 18
6.De (spel) activiteiten die kinderen kunnen verrichten De spelactiviteit die kinderen kunnen verrichten hangt nauw samen met de leeftijd en het ontwikkelingsstadium. Kinderen van 0-12 jaar maken een snelle ontwikkeling door waarin verschillende fasen zijn te onderscheiden. Hieronder daarom een overzicht van deze stadia. Stadia in spelontwikkeling Beweging en manipulerend handelen Het eerste stadium, bij één-/tweejarigen kenmerkt zich door veel beweging en manipulatieve handelingen. Het plezier in het bewegen zelf en het bewegen om contact te leggen zijn kenmerkend in dit stadium. Onder manipuleren wordt verstaan het hanteren van spullen en voorwerpen die de omgeving te bieden heeft. Je kunt dit manipuleren zien als kennismaking met en een ‘oefening’ in het omgaan met de dingen. Spelactiviteiten hierbij zijn: bal laten rollen en weggooien, blokken stapelen, spelen met zand, kliederen met water, bewegingsspelletjes. Manipulerend spel en rol gebonden handelingen Bij twee-/driejarigen gaat het bewegen en manipuleren met objecten door: stapelen, gieten, rollen, rijden enz. en het groeit uit tot manipulerend spel. Kinderen benutten dan alle spullen en gelegenheden om te verplaatsen, voelen, rollen, gooien, schuiven, stapelen. Ze gaan volledig op in het maken van allerlei ordeningen en combinaties: stapelen, rijtjes maken, inpakken en weer uitpakken enz. Dit manipulerend spel lokt ook weer nieuwe activiteiten uit, als ze voorwerpen een (andere) functie of rol gaan toekennen: een stokje wordt een lepel, een blok een auto. Daarin zien we, dat kinderen voorwerpen een andere betekenis gaan geven en als vervanging van andere dingen gebruiken. In dit stadium zetten kinderen ook steeds meer taal in ‘sturen’ hun eigen handelen als het ware door taal te gebruiken. Als voorwerpen een rol hebben gekregen, gaan kinderen ook al gauw zelf een rol aannemen. Eerst speelt het kind een rol nog zonder zichzelf in die rol te benoemen. Een volgende stap is dat het kind zichzelf of zijn eigen rol ook benoemt. Aanvankelijk bootsen kinderen na wat ze anderen (hebben) zien doen en vullen dat aan met handelingen naar eigen keuze. Als de fantasie en het voorstellingsvermogen toenemen, spelen kinderen vaak een werkelijkheid die er niet echt is. Spelactiviteiten hierbij zijn: Activiteiten met zand, water, klei. Met als materialen potten, pannen, emmertjes, lepels om te roeren, blikken, doosjes, lappen, auto’s, beestjes, poppetjes, eikels, kastanjes, takjes, bladeren etc. Thematisch rollenspel (BSO) De ontwikkeling van het rollenspel vanuit manipulerend spel gaat door bij drie- tot ongeveer zevenjarige. De eerste eenvoudige rol gebonden handelingen worden gaandeweg uitgebreid met handelingen die relaties tussen personen aangeven en die te maken hebben met ervaringen en situatie die kinderen interessant vinden. In dit spel laten ze zien, dat ze zich een stukje werkelijkheid verbeelden en de rollen, handelingen en taal kennen die bij die situatie horen. De eenvoudige rol gebonden handelingen die kinderen aanvankelijk individueel spelen, ontwikkelen zich in de richting van gezamenlijk rollenspel over een gemeenschappelijk thema. Thematisch rollenspel heeft een uitgebreidere inhoud dan het eenvoudige rollenspel, omdat er meerdere rollen in het spel zijn en meerdere handelingen en gebeurtenissen. In het thematisch rollenspel gaat het eigenlijk om het spel spelen van een ‘verhaal’. De inhoud, of het gezamenlijk verhaal, maakt dat kinderen echt op elkaar in moeten spelen en samen het verhaal opbouwen. Spelactiviteiten hierbij zijn: boodschappen doen, huizen bouwen, afwassen etc. Hierbij zijn materialen uit de echte wereld favoriet.
19
Constructief spel (BSO) Parallel aan het rollenspel komt (eveneens vanuit het manipuleren) het constructieve spel tot stand. Het motief voor dit spel is, dat het kind iets wil onderzoeken, maken, samenstellen, produceren. Aanvankelijk ligt het accent op vrij experimenteren met voorwerpen en spullen, op handelingen die dicht bij het manipuleren liggen. Het uitproberen van de spullen en het plezier in het handelen en experimenteren gaat over in het bewust laten ontstaan van bepaalde constructies, als kinderen soms bij toeval ontdekken dat hun experimenten op iets lijken. Spelactiviteiten hierbij zijn: bouwen, tekenen, verven, plakken. Materialen hiervoor: blokken, plankjes, dozen, lappen, duplo, lego, touw, draad, papier, vingerverf. Van spelactiviteit naar leeractiviteit (BSO) Tijdens rollenspel en constructief spel ontstaat bij kinderen echter steeds meer behoefte om ‘echt’ te handelen zoals volwassen doen. Dan zijn kinderen erop uit vaardigheden te beheersen die ze nodig hebben om ‘echte’ activiteiten te ondernemen. Omdat een kind meer wil dan het feitelijk al kan, ontstaat het leermotief: willen weten hoe het moet, hoe het zit, hoe je iets onder de knie krijgt. Alle spelactiviteiten kunnen er als het ware op zijn ingesteld, dat kinderen oog krijgen voor teksten schrijven en boeken lezen. De boekenhoek nodigt uit om te ‘lezen’ en te ‘schrijven’ als er boeken, reclamefolders, enveloppen zijn. Spelactiviteiten hierbij zijn: knippen, ‘lees- en schrijfactiviteiten’ die het rollenspel boeiender maken. Bijvoorbeeld een ansichtkaart maken en hem bezorgen. 7.De wijze waarop onze werkzaamheden worden ondersteund >Pedagogisch beleidsplan: hierin is vastgesteld hoe we kinderen de kans willen geven zich te ontwikkelen tot personen die goed functioneren in de maatschappij. >Collega’s: bieden steun door middel van overleg en het geven van advies en raad. >Groepsoverleg: Dit is een overleg van de leidinggevende met de groepsleiding van de betreffende groep waarbij het groepsproces, het activiteitenaanbod, de ontwikkeling van de kinderen en de samenwerking tussen de leidsters wordt besproken. >Opleiding en training: zowel intern als extern gericht op het vergroten van de vaardigheden van de leidsters. >Observatie: bij twijfel aan de ontwikkeling van een kind of aan de gekozen aanpak van de groepsleiding kan er in beperkte mate beroep gedaan worden op extra personele inzet ter observatie. >Multidisciplinair team 0-12 jarigen: bij twijfel aan de ontwikkeling van een kind of aan de gekozen aanpak kan er, met toestemming van de ouders, advies ingewonnen worden bij een deskundigenteam. Denk aan een GGD of jeugdzorg enz.
7.1 De taken van een stagiaire binnen het kinderdagverblijf. De stagiaire werkt onder toezicht en onder de verantwoordelijkheid van een geschoolde leidster. Zij is een medewerkster bij het verzorgen en begeleiden van kinderen. De stagiaire werkt ten allen tijde boventallig op de groep, naast de reeds geschoolde leidster(s). En is in het bezit van een geldig VOG. De stage is gericht op het verkrijgen en vergroten van kennis, inzicht en vaardigheden, die voor de beroepsuitoefening nodig zijn. Onderwerpen die aan bod zouden kunnen komen om dit doel te kunnen bereiken, zijn: >in de praktijk leren omgaan met de theoretische kennis en daarnaast proberen te ontdekken waar kennis tekort schiet, zodat de stagiaire die kan aanvullen; >zicht krijgen op het kinderdagverblijf voor wat betreft de doelstelling, de werkwijze en de organisatievorm; 20
>leren functioneren binnen het kinderdagverblijf en het team; het eigen maken van de taken van een groepsleidster; >ontdekken of de stagiaire wel de juiste beroepskeuze heeft gemaakt; >het doelgericht leren werken; >het plannen, begeleiden en evalueren van activiteiten; >het begeleiden van een groep; >het hanteren van eigen vaardigheden in de omgang met een groep; >het leren organiseren van eigen werkzaamheden; >leren te reflecteren op eigen werk en daarvoor verantwoording kunnen afleggen aan anderen; >leren samenwerken en leren zelfstandig te werken; >het leren deelnemen aan het arbeidsproces.
8.Samen met ouders Ouders en leidsters zijn bondgenoten als het gaat om het bevorderen van een optimale ontwikkeling van kinderen. Om daadwerkelijke partners te kunnen zijn, is het van belang dat beide partijen: >Weten wat ze aan elkaar hebben. >Weten welke rol ze vervullen voor het kind en waar ze voor staan. >Bereid zijn te communiceren over opvang en opvoeding op een open manier. Ouders en leidsters nemen een verschillende positie in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen in. De leidster treedt op als professional. Het is haar taak om een responsieve relatie op te bouwen met de kinderen en om hun ontwikkeling op een objectieve, realistische en deskundige manier te kunnen bekijken. Ze zorgt ervoor, dat de kinderen zich aan haar hechten, zich veilig voelen bij haar en in de groep. Ze zorgt ervoor optimaal betrokken te zijn bij de kinderen, maar met een zekere afstand. Teveel emotionele binding kan de leidster hinderen de rol als professionele opvoeder goed te spelen. De communicatie met ouders gaat het over het kind zoals het zich thuis en in de groep ontwikkelt. Daarnaast gaan de gesprekken over de bedoelingen en het activiteitenaanbod in de groep. Om elkaar goed te begrijpen is het heel belangrijk, dat de opvang zorgt voor goede informatie over wat de kinderen meemaken. Daarbij gaat het niet alleen over praktische zaken, zoals eten en drinken, maar juist ook over de bedoelingen en de werkwijze in de groep. Dat kinderen in deze periode eigenlijk alles leren in en verbonden aan spel. Voor de communicatie met de ouders zijn er de volgende mogelijkheden: > Dagelijkse overdracht bij het brengen en halen. > 10-minuten gesprekken. > Individueel gesprek op verzoek. > Periodieke nieuwsbrief. De samenwerking en wederzijdse betrokkenheid van ouders en leidsters zijn van groot belang voor de ondersteuning die het kind krijgt en ook aanvoelt. 9.Slot In dit pedagogisch beleidsplan staat beschreven vanuit welk perspectief wij met kinderen omgaan en wat de pedagogische doelen zijn. Het Stekje heeft het ideaal de kinderen te helpen in hun groei naar een verantwoordelijk burger in deze maatschappij. Daarbij is ieder kind uniek en ieder kind is welkom. Toch is het denkbaar, dat een kind niet gedijt in opvang binnen een groep, ondanks alle 21
goede bedoelingen, vanwege een bijzonder ontwikkelingsverloop, bijzondere persoonlijkheidskenmerken, wensen van ouders of anderszins. Het Stekje zal ook in die omstandigheden haar verantwoordelijkheid nemen en daarover een open gesprek met ouders aangaan. Ook in die situaties waarin ouders nemen, dat de dagelijkse praktijk in onze opvang niet beantwoordt aan datgene wat wij voorstaan, willen wij graag hierover met ouders in gesprek gaan.
Mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie Belangrijk vinden wij het om kinderen te stimuleren om mee te doen aan bijvoorbeeld een knutselactiviteit er zijn altijd wel kinderen bij die vaak zeggen heb ik geen zin in, maar voor hun ontwikkeling en motoriek vinden wij het juist wel belangrijk om ze daarin te stimuleren om wel mee te doen, dit proberen we dan door in te gaan op de eigen initiatieven van het kind. Er is niks zo leuk als een kind met eigen ideeën komt en deze indien mogelijk is uit te voeren. Om achter die ideeën te komen gaan we het kind open vragen stellen zoals wat zou je leuk vinden om te maken? En als het werkje af is het kind dan complimenteren met hoe leuk het is geworden en dat hij of zij het heel goed gedaan heeft, zodat hij of zij zich helemaal trots voelt. Ook is het als leidster belangrijk om ook eens op grapjes te reageren of juist op iets heel stouts. Ook als ze met een groepje aan het samenspelen zijn moeten de kinderen er ook bewust van zijn, dat niet ieder kind hetzelfde leuk vind. Zoals je hebt kinderen die graag elk kind wel even een knuffel wil geven, maar niet ieder kind vind het fijn om geknuffeld te worden en dit kind mag dit dan ook zeker duidelijk laten merken, dat hij of zij dat niet wil en het andere kind moet dit dan ook respecteren door er mee te stoppen. Ook is erop de groep genoeg speelgoed om tot eigen ideeën te komen. Ook betrekken wij de kinderen bij de dagelijkse dingen door bijvoorbeeld de afwasteil met lauw water op de groepstafel te zetten en dan te vragen of er kinderen zijn die willen helpen. Ook hebben we nog de dagelijkse vaste structuur zoals: het oplezen van de namen en als ze er dan zijn dan wensen wij elkaar een goedemiddag toe. Ook bieden wij ze een activiteit aan waarin ze hun eigen fantasie in kwijt kunnen denk daarbij aan een kleiactiviteit. En om een activiteit leuk en spannend te houden passen wij de activiteit aan op de leeftijd van het kind. Ook stimuleren wij de kinderen om zelf met een oplossing te komen voor een conflict met een ander kind, door het kind open vragen te stellen om zo tot een oplossing te komen en sorry te zeggen.
22
Voorbeelden vanuit de praktijk De wijze waarop de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd.
Belangrijk voor leidsters is vooral gevoelig zijn voor de signalen van het kind, dat betekent dat de leidster actief de kinderen in haar groep volgt en dan ook regelmatig (oog)contact met ze maakt, met of zonder woorden. Met elkaar plezier hebben of om even samen te knuffelen of een beetje te stoeien en ook een grapje maken of iets ondeugends doen is ook erg belangrijk. Het is ook heel belangrijk voor het kind om met ze op dezelfde ooghoogte te communiceren dan voelt het kind zich minder bedreigd. Ook vinden wij het belangrijk dat het kind zich gewaardeerd voelt dit bereiken we door eens gezellig met het kind te gaan kletsen of als je aan een kind merkt dat hij of zij graag iets aan je wil vertellen misschien wel omdat hij of zij iets heeft meegemaakt bijvoorbeeld in het weekend na de dierentuin is geweest om na dit kind te luisteren. Ook is de buitenschoolsopvang zo ingericht dat er de mogelijkheid is om zelf speelgoed te pakken en zelf weer op te ruimen is. Ook de emotionele veiligheid in de groep is van belang en we proberen dit dan ook te stimuleren door met kleine groepjes leeftijdgenoten een activiteit te doen bijvoorbeeld door een tafelactiviteit samen te doen, denk daarbij aan een knutselactiviteit. Ook werken we op de opvang met een vaste dagelijkse structuur voor de kinderen denk daarbij aan : samen eten aan tafel, samen opruimen, handen wassen, naar het toilet gaan dit zijn allemaal activiteiten die elke dag weer terugkomen. Ook ieder kind is welkom op onze opvang of dit kind nu wit is of getint iedereen word op dezelfde manier behandeld en mocht daar verwarring of onduidelijkheden over zijn bij de kinderen dan word dit besproken en opgelost. Ook hebben wij op de buitenschoolsopvang te maken met huisregels en deze worden dan ook besproken met de kinderen en aangevuld met de kinderen. Ook de activiteiten die wij doen op de buitenschoolsopvang worden afgestemd op de belevenis en de behoefte van het kind. Denk aan een tekening maken voor oma die jarig is of we gaan knutselen, omdat het weer bijna kerstmis is of je mag verkleed komen, omdat het weer carnaval is. Zo proberen wij de kinderen te betrekken in activiteiten die voor hun herkenbaar zijn. Ook kinderen die vaak alleen spelen proberen wij te stimuleren tot samenspel al is het met een leidster, dit proberen wij door eens met het kind mee te gaan spelen of een oplossing te zoeken voor een probleem en dit kunnen we ook stimuleren door daarbij een ander kind erbij te betrekken en haar of hem te vragen kun jij ons helpen. Zo proberen wij het de kinderen leuk te laten hebben en zich welkom en veilig te voelen.
Wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt Wij als leidsters zijn hierin het grootste voorbeeld wat wij belangrijk vinden aan normen en waarden die wij overbrengen op de groep. Zoals: niet door elkaar heen praten, op je beurt wachten, wat mag en moet tijdens het aan tafel zitten, tijdens het kiezen van een spel of als je naar het toilet bent geweest of bij een ruzie welke regels gelden er dan, respect en waardering voor elkaar hebben, elkaar opzettelijk geen pijn doen niet met woorden maar ook niet met daden, wees zorgzaam voor elkaar en voor het materiaal van de opvang zowel binnen als buiten. Dit is belangrijk om binnen de opvang te weten wat wij over willen brengen en wat wij belangrijk vinden en dit doen wij dan ook door middel van het opstellen van huisregels, zodat de belangrijkste normen en waarden worden nageleefd, want voor iedereen zijn die weer anders. Deze huisregels worden zowel met de kinderen als met de leidsters besproken.
23
De huisregels van Buitenschoolse opvang Het Stekje - Iedereen is welkom - Tijdens het eten zitten we netjes aan tafel - Voor we aan tafel gaan wassen weer eerst de handen of als we knutselactiviteit doen, doen we het erna - Ook na een toiletbezoek wassen we de handen - Netjes op je beurt wachten, bijvoorbeeld met het na de wc gaan 2 kindjes tegelijk of met je jas aan doen we kunnen niet allemaal tegelijk in de gang zijn - Niet met schoenen aan de groep oplopen eerst schoenen uit - Na een conflict zeggen we netjes sorry tegen elkaar - Als je moet hoesten dan houd je, je hand voor je mond - We doen elkaar niet opzettelijk pijn niet met woorden en ook niet met daden - We gaan zorgzaam met de spullen om van de opvang zowel binnen als buiten - Niet schreeuwen binnen - Niet rennen binnen - Niet gooien met spullen binnen en buiten - Niet op kasten/tafels klimmen - Als een ander kind iets niet wil of nee zegt dan ook stoppen en het respecteren - Samen word er op geruimd indien dit word gevraagd door de leidster - De voertaal is Nederlands zodat we elkaar allemaal kunnen verstaan - Niet door elkaar heen praten, iemand uitlaten praten (dus we luisteren na elkaar) - Elkaar met de naam aanspreken - Wees eerlijk tegen elkaar Literatuur en bronnen >Marianne Riksen-Walraven (2000): Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang. >Rien van IJzendoorn, Louis Tavecchio, Marianne Riksen-Walraven (2004). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. >Frea Janssen-Vos, Bea Pompert (2001): Startblokken van basisontwikkeling. >Frea Janssen-Vos (1997): Basisontwikkeling in de onderbouw. >Josette Hoex (2004): Pedagogische kwaliteit op orde. >Thomas Gordon (1998): Luisteren naar kinderen. >Joyce Gabeler: Wilna Weeda, Janny van Wieringen (1996): kinderen zijn zichzelf. >NIZW (1996): 101 vragen over kwaliteitszorg in de kinderopvang. >WRR (2003): Waarden, normen en de last van het gedrag. >R. Boon (2003): Waar komen onze waarden en normen vandaan? Artikel in tijdschrift Wapenveld. >Frappant, een uitgave van Marant Educatieve diensten, dec. 2004: Wanneer is het werken aan sociale competentie effectief? >Micha de Winter, artikel in NCR 9-10-04 : Democratie moet je leren – wanneer beginnen we? >Het Mini-Stekje (2011): Pedagogisch beleid kinderopvang.
24
Achterwacht van Buitenschoolse opvang Het Stekje Naam: Adres: Postcode/Plaats Telefoonnummer Bij nood inzetbaar op:
Marga Dubois Zwanenveld 32-59 6538ZR Nijmegen 024-3441427 Woensdag en Vrijdag
Naam: Adres: Postcode/Plaats Telefoonnummer Bij nood inzetbaar op:
Simone Brands Gildekamp 50-59 6545LT Nijmegen 06-44855724 Maandag/woensdag middag/donderdag
Naam: Adres: Postcode/Plaats Telefoonnummer Bij nood inzetbaar op:
Kinderdagverblijf Het Mini-Stekje Nieuwstadweg 7 6545AM Nijmegen 06-20118782 Alle werkdagen geopend
Dag structuur van BSO Het Stekje - Binnenkomst (15.00 – 15.15 uur) - Handen wassen : indien nodig na de WC. Handen wassen en dan gaan we aan tafel om wat te drinken en fruit te eten. - Daarna overleggen wij met zijn allen om te beslissen wat wij gaan doen. Dit kan zijn knutselen, spelletje, een geplande activiteit of naar buiten wat de meeste graag willen. - Rond 16.30 uur is er nog de gelegenheid om wat te drinken met een koekje erbij. (indien het warm is buiten worden er meer gelegenheden aangeboden om te drinken). - Vervolgens is er de mogelijkheid als het kan om lekker te doen waar je zin in hebt. - Vanaf 17.30 uur tot 18.00 uur zullen de ouders wel binnen komen om hun zoon of dochter op te halen.
25
Extra Bijlages Wat wordt bedoeld met vier ogen principe De definitie zoals opgenomen in de wetgeving: de houder van een kindercentrum organiseert de dagopvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. Dit betekent dat altijd iemand moet kunnen meekijken of meeluisteren op het kinderdagverblijf. Dat betekent dat met vier ogen, ook vier oren kunnen worden bedoeld. Richtlijnen voor de uitvoering: > De uitvoering van het vier ogen principe moet pedagogisch verantwoord en bedrijfseconomisch haalbaar zijn; > De wijze waarop invulling wordt gegeven dient opgenomen te worden in het pedagogisch beleidsplan; > Ouders en oudercommissies worden geïnformeerd over de invulling van het vier ogen principe op hun locatie; Het vier ogenprincipe Binnen ons kinderdagverblijf dragen wij de zorg voor een grootst mogelijke veiligheid van de kinderen. Om een slechte pedagogische aanpak, misbruik of mishandeling te voorkomen, hanteren wij de volgende maatregelen: Er worden twee pedagogisch medewerkers per verticale groep, per dag ingeroosterd. Als er veel minder kinderen op de groep zijn, kan het voorkomen dat er één pedagogisch medewerker op een groep staat. Er bestaat dan de mogelijkheid dat er met een camera kan worden mee gekeken door de eigenaresse of een vertrouwenspersoon. Naast een camera kan een ouder die zich heeft aangemeld of een vrijwilligster op een onaangekondigd moment binnen komen.
26
De aanwezige stagiaires worden over de groep en in verschillende dagen ingeroosterd. Op deze manier proberen wij dat er elke dag ten minste een stagiaire aanwezig is, schoolvakanties en ziekte daargelaten. In de ochtend staat een pedagogisch medewerker vaak van 07.30.uur tot 8.30 uur alleen op de groep. Dit is echter de periode waarop er geregeld ouders binnenkomen om hun kinderen te brengen en een overdracht te doen. In de avond staat de pedagogisch medewerker vaak van 17:00 uur tot 18.00 uur alleen op de groep. Dit is echter de periode waarop er geregeld ouders binnenkomen om hun kinderen te halen een overdracht te doen. In de middag staan de pedagogisch medewerkers om de beurt een half uurtje alleen op de groep, als de andere pedagogisch medewerker(s) met pauze zijn. En er word pauze gehouden juist wanneer de kinderen op bed liggen. Transparantie van het gebouw Op de groepsruimte en verschoonruimte staat er een camera en kan er worden meegekeken. Zowel door de eigenaresse Fransien Brands als de vrijwilligster Marga Dubois kunnen op de camera mee kijken. Op het kinderdagverblijf hanteren wij de afspraak, als een pedagogisch medewerker even bij de kinderen op de slaapkamer is, dat de andere pedagogisch medewerker om de vijf minuten even gaat kijken. Over het algemeen blijft er geen pedagogisch medewerkster op de slaapruimte zitten. We lopen liever wat vaker naar binnen. En indien er een stagiaire aanwezig is worden de kinderen met 2 beroepskrachten naar bed gebracht. Ook zijn ouders altijd welkom om binnen te komen kijken en zij weten dat je via de achterdeur toegang hebt en je kan daar altijd mee kijken doordat de vitrage open staan. Personeel Binnen ons kinderdagverblijf maken we werk van een open en professioneel werkklimaat. Door professioneel personeel is de drempel om elkaar op bepaalde gedragingen aan te spreken zo laag mogelijk is. Ook bij functioneringsgesprekken komt het geven en ontvangen van feedback als vast punt aan de orde. Wij hanteren een strenge werving- en selectieprocedure, waarin wij zowel meerdere referenties opvragen als ook goed naar ons onderbuik gevoel luisteren. Ook worden de sollicitanten door meerdere medewerkers gesproken en draaien zij kort onder begeleiding op de groep mee. In de eerste weken zal een nieuwe kracht nooit alleen op de groep staan. Van al onze pedagogisch medewerkers, flexibele krachten, vrijwilligsters en stagiaires hebben wij een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in ons bezit. Deze wordt jaarlijks gecontroleerd door de GGD.
Jaarlijkse GGD-inspectie Onder de Wet Kinderopvang wordt de veiligheid van kinderen bewaakt door uitvoering van een Risico-inventarisatie Veiligheid en Gezondheid (RIV en RIG). Deze RIV en RIG vindt minimaal eenmaal per jaar plaats. Aan de hand hiervan wordt ingeschat in hoeverre kinderen worden blootgesteld aan bepaalde risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid. In een actieplan worden vervolgens de maatregelen geformuleerd die genomen worden om de risico’s tot een minimum te beperken. Het Mini-Stekje is zelf verantwoordelijk voor een veilig en gezond leefklimaat. De GGD voert jaarlijks een inspectie uit, waarbij aan de hand van de RIV&RIG nagegaan wordt of de kinderopvang die Het Mini-Stekje biedt, voldoet aan de eisen die de Wet Kinderopvang stelt. Elk jaar weer krijgen wij een inspectie van de GGD. Dit om de veiligheid van uw kindje te waarborgen. U kunt denken aan een inventaris, zijn alle ruimtes geschikt, is er voldoende speelruimte zowel binnen en buiten, maar ook kijken zij hoe wij te werk gaan. Er wordt gecontroleerd hoe wij omgaan 27
met hygiëne en ook krijgen wij een observatie. Hoe wij te werk gaan en hoe wij die aanpassingen doen indien die nodig zijn, houden wij elk jaar bij in een risico en gezondheidsinventaris. Dit zijn lijsten die wij als kinderdagverblijf elk jaar opnieuw bekijken of daar aanpassingen in moeten worden gedaan. Bijvoorbeeld: Er komt een aanpassing in de tuin dan wordt dit in het plan opgenomen en wordt het gekeurd door de GGD. Elk jaar als de GGD onaangekondigd zijn geweest volgt er vanuit de GGD een inspectierapport. In het GGD rapport kunt u terug lezen, wat goed was en wat misschien nog aangepast moet worden. Verdere veiligheidsmaatregelen in aanvulling op de eisen vanuit de Wet Kinderopvang gelden nog aanvullende regels op het kinderdagverblijf: - Baby’s zitten niet langdurig in een wipstoeltje of de schommel. -De veiligheidsriemen worden altijd gesloten. - Sjaaltjes en sieraden zijn onveilig voor baby’s en mogen niet worden gedragen op het kinderdagverblijf. Elastiekjes en speldjes worden voor het slapen uit het haar gehaald omdat kinderen deze in hun mond kunnen steken. - Schoonmaakmiddelen worden boven kind hoogte bewaard. - De pedagogisch medewerkers leren de kinderen na een bezoek aan het toilet hun handen te wassen. Ook als de kinderen buiten hebben gespeeld wassen de kinderen eerst hun handen voor zij aan tafel gaan eten. Meegebrachte knuffels worden door de groepsleiding altijd bekeken op veiligheid en spenen die stuk zijn worden direct weggegooid. Speelgoed van huis mee nemen mag in principe. De groepsleiding attendeert de ouders op het risico van wegraken of stukgaan. Vooral tijdens de wenperiode of bij belangrijke veranderingen kan een kind steun ervaren door de nabijheid van vertrouwd speelgoed van thuis. - Het kinderdagverblijf wordt dagelijks door de groepsleiding schoongemaakt. Hygiënisch werken is van groot belang en daarom zijn hiertoe richtlijnen in het Protocol Hygiëne opgenomen. - Het (buiten)speelgoed wordt regelmatig door de pedagogisch medewerkers gecontroleerd. - Er wordt goed gelet op het sluiten van de deur van de buitenruimte. - Kinderen worden bij zon ingesmeerd met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor.
-
Veiligheid en slapen Op het kinderdagverblijf gelden regels met betrekking tot het slapen. - Bedden gaan altijd op slot. - Elastiekjes en speldjes worden voor het slapengaan uit het haar verwijderd. - Baby’s worden niet op hun buik te slapen gelegd. Wanneer de ouders zelf aangeven dat hun baby alleen op zijn/haar buikje slaapt en dat ook op het kinderdagverblijf mag doen, dienen de ouders hiervoor schriftelijke toestemming te verlenen. - De temperatuur van de slaapruimte moet, indien mogelijk, niet hoger dan 20 graden zijn.
afname extra uren bso Wij hanteren een afname van minimaal 3 uur per dag. Mocht een ouder meer uren willen, dan is er de mogelijkheid voor een aanvraag van extra uren. Bij het kinderdagverblijf zijn lijsten waar een ouder aanvraag kan indienen voor extra opvang. 28
Indien u naast uw vaste uren extra uren zou willen afnemen, geeft u dit aan en wij kijken of dit mogelijk is. Het incidenteel ruilen en/of opnemen van extra uren is alleen toegestaan mits het voldoet aan de volgende onderwerpen: - de locatiemanager gaat akkoord met de gewenste ruil; - er plaats is op de groep; - er hoeven geen extra leidsters worden ingezet; - het niet vaker dan 2x per maand voorkomen (n.v.t. bij extra uren); - het van tevoren is aangegeven. Aan ruilen van een vaste uren zijn geen kosten verbonden. Het vervangen van extra uren dat niet afgenomen kan worden door sluiting van het kinderdagverblijf, ziekte of vakantie, valt niet onder deze regeling. De extra uren, dus buiten de contractueel overeengekomen plaatsing overeenkomst, worden altijd extra aan de ouders in rekening gebracht tegen het geldende tarief. Bij afwezigheid van uw kind in verband met vakantie, ziekte of door andere oorzaken hoort de leiding van het kinderdagverblijf dat graag zo spoedig mogelijk van u. Bij afwezigheid om hiervoor genoemde redenen vindt geen restitutie van gelden plaats. Wel vragen wij u om een formulier in te vullen op het kinderdagverblijf en te ondertekenen voor de afgenomen extra uren om zo misverstanden te verkomen.
29