Bloed… in de eerste lijn Rode bloedcellen en bloedplaatjes Stef MEERS, MD, PhD Hematoloog
Maandag 4 april 2016 9.00 – 13.00
Indeling 1.
2.
ROOD –
Inleiding
–
Ijzer
–
B12/Foliumzuur
–
Transfusie
–
Erythrocytose
BLOEDPLAATJES – BLOEDSTOLLING –
Theorie
–
Medicatie
–
Trombofilie
–
Bloedplaatjes tekort / teveel
Inleiding op Rood
Recept voor RBC ijzer haem
FZ, B12, B6 DNA
hemoglobine globine
O2 EPO
porfyrine
Levensloop in beenmerg
HSC
Hoe kijkt een hematoloog naar RBC •
Hb waarden
•
MCV –
Laag: heemsynthese verstoord (ijzer, thalassemie, lood)
–
Hoog: DNA synthese (B12/FZ, MDS, alcohol, MTX…)
•
Reticulocytose
•
De rest! (WBC, bloedplaatjes)
•
Hemolyseparameters (bili, LDH, hapto)
•
Eiwitelektroforese
Differentiële diagnose van anemie
MCV = mean corpuscular volume
Ijzer •
Ijzerhomeostase
•
Ijzerparameters
•
Te weinig
•
Te veel
Ijzerhomeostase Ijzer Transferrine 3mg
Opname 1-2mg
GEBRUIK
RESERVE
Verlies 1-2mg
BM 300mg Spieren 300mg
Lever 1000mg
RBC 18002500mg
RES 600mg
darm huid menses …
Ijzercyclus DMT1 HCP1 ferroportine
Fe3+Fe2+ Heem-Fe Fe Haem
heem
heem Fe
transferrine transferrine-receptor
RESERVE
Hepcidine = ijzerregulator Hepcidine –
Centrale rol in regulering van ijzer in plasma
–
Bindt ferroportin (duodenum/Mf van RES) •
Geen ijzerafgifte
–
Daalt bij Fe-gebreksanemie/hypoxie
–
Stijgt bij ontsteking/ijzerstapeling
Hepcidine
IL-6
HEPCIDINE
Ijzerhomeostase
Ijzerparameters
Ijzergebrek
Chronische ziekte
Thalassemie
Hemochromatose
MCV
Laag
Normaal
Zeer laag
Normaal
Ijzer
Laag
Laag
Normaal
Hoog
Transferrine
Hoog
Laag
Variabel
Normaal
Transferrinesaturatie
Laag
Normaal
Normaal
Hoog (> 45%)
Ferritine
Laag
Hoog
Normaal
Hoog
Ijzerparameters
Ijzergebrek
Chronische ziekte
Thalassemie
Hemochromatose
MCV
Laag
Normaal
Zeer laag
Normaal
Ijzer
Laag
Laag
Normaal
Hoog
Transferrine
Hoog
Laag
Variabel
Normaal
Transferrinesaturatie
Laag
Normaal
Normaal
Hoog (> 45%)
Ferritine
Laag
Hoog
Normaal
Hoog
Ijzerdeficiëntie
Anisocytose, poikolycytose, potloodcellen, targetcellen
Ijzerdeficiëntie Ijzerdeficiëntie = laag ferritine Wat is laag? Oorzaken –
Verbruik (groei, zwangerschap)
–
Onvoldoende absorptie (dieet, atrofische gastritis, gastrectomie, bypass, coeliakie!)
–
Bloedverlies
–
Chronische hemolyse
(menses, GI,
urologisch)
Ijzerdeficiëntie Behandeling –
PO lang genoeg (tot ferritine > 100 µg/L) • Fe2+, vitamine C •
– – –
•
–
Bij N.W.: titreren
IM •
–
Fero-Grad, Fero-Gradumet (105mg), Losferron (80mg) Gestiferrol (65mg), Biofer Ferricure Fe3+
Fercayl nee
IV Venofer • Injectafer •
Ijzerdeficiëntie NHG • •
•
•
Ijzergebreksanemie: ferrofumaraat (tablet à 100 of 200 mg; suspensie 20 mg/ml). Volwassenen: 1 tablet 100 of 200 mg 1-3 dd of suspensie 5-10 ml 1-3 dd, afhankelijk van de ernst van de anemie en de bijwerkingen die de patiënt ervaart. Begin bijvoorbeeld met 100 mg 3 dd. Controleer Hb: 4 weken na start ijzersuppletie en wanneer het Hb naar verwachting weer normaal is (uitgaande van een gemiddelde stijging van 0,5 mmol/l per week). Na normalisering Hb: ijzersuppletie nog 8-12 weken continueren in halve dosering van de dosis die tot dan toe goed werd verdragen.
Te veel ijzer Differentieel diagnose –
Hereditaire hemochromatose
–
Secundaire ijzerstapeling •
Anemie met toegenomen erythropoëse – – – –
•
MDS sideroblastische anemieën Thalassemie Congenitale dyserythropoëse
Parenteraal chronische transfusie!
–
Metabool syndroom
–
Leverziekte (hepatitis, alcohol, NASH)
Hereditaire hemochromatose Type 1 • Autosomaal recessief • 0.4 – 1% N-Europeanen
•
C282Y+/+ –
Hoge biochemische penetrantie
–
Lage klinische penetrantie (20%) •
Andere factoren zoals BMI, alcohol, virale hepatitis
Diagnose •
Ijzer, transferrinesaturatie, ferritine –
Ferritine Acuut fase eiwit • Leverschade (transaminase stijging) •
–
• •
HH transferrinesaturatie steeds hoog
Genetische diagnostiek Onderzoek naar orgaanschade –
Leverbiopsie fibrose?
–
Zeker niet < 1000µg/L en afwezigheid van risicofactoren (leeftijd, alcohol)
–
MRI lever schatting van ijzerstapeling
Orgaanschade IJZERSTAPELING •
ORGAANSCHADE –
Lever
–
Hart
–
Hypogonadisme
–
Huid
–
Gewrichten
Behandeling •
•
Aderlatingen –
500cc (7cc/kg)
–
Wekelijks, streefwaarde ferritine < 50µg/L
–
Op geleide Hb
–
Nadien onderhoud 2-8x/jaar
Dieet? –
QoL
–
Beperk rood vlees; zwarte thee tijdens maaltijd
–
alcoholbeperking
Niet elke ferritinestijging = HH •
Ferritine 650µg/L
•
Casus 1:
•
–
M, 60j
–
LG 106kg, “slechts” 3u EtOH/d
Casus 2: –
V, 27j
–
LG 60kg, vegetariër
Foliumzuur/B12 deficiëntie Megaloblastaire anemie
Hoog MCV (> 120fl) Hypersegmentatie PMN
Deficiëntie 1. 2.
Dierlijk voedsel
R
B12
Pernicieuse anemie H.pylori
B12 R B12 malabsorptie bij bejaarden • • • • • • •
Maagatrofie, achlorhydrie H.pylori Bacteriële overgroei Alcohol Exocriene pancreasinsuff. Sjögren MEDICATIE Metformin H2-blokker PPI
pH
↑pH protease
pepsin
B12 IF
B12 IF
2-5 mg reserve TC I-III B12 IF
Diagnose B12 deficiëntie –
CAVE: verschillende methodes, grote intra-individuele variatie (23%), VN 5% • • •
> 300 pg/ml: nl 200-300 pg/ml: borderline < 200 pg/ml: deficiëntie
FZ deficiëntie –
Serum (korte termijn) vs. RBC (reserve) • • •
–
>4 ng/ml: nl 2-4 ng/ml: borderline RBC-folaat <2 ng/ml: deficiëntie (tenzij anorexie/vasten)
CAVE: RBC-FZ vals verlaagd bij B12 deficiëntie
Onderzoek naar pernicieuse anemie? NHG
“verlaagd vitamine B12 zonder bekende dieetfactoren of opnameproblemen die kunnen wijzen op vitamine B12-deficiëntie: aanvullend onderzoek naar atrofische gastritis als oorzaak van pernicieuze anemie wordt niet aanbevolen;”
Behandeling van B12/FZ deficiëntie NHG • B12:
•
–
cyanocobalamine 1 tablet 1000 microg 1 dd.
–
Alternatief (bij slikproblemen, problemen met therapietrouw, ernstige (neurologische) problemen of bijwerkingen bij orale toediening): hydroxocobalamine 1 mg intramusculair, 10 injecties met een interval van ten minste 3 dagen; daarna 1 mg eens per 2 maanden.
–
België: magistraal, Pure B of Tribvit
Anemie door foliumzuurdeficiëntie: foliumzuur 1 tablet 0,5 mg 1 dd.
Indeling ROOD 1.
RBC
2.
Ijzer
3.
B12/Foliumzuur
4.
Transfusie
5.
Erythrocytose
Transfusie: the basics •
Wat zit er in –
Unit packed cells
–
Unit bloedplaatjes
•
Indicaties
•
Transfusiereacties
Wat zit er in een unit… Erythrocytenconcentraat •
RBC “biconcave schijf” –
Membraan
–
Hemoglobine ijzer •
Volwassenen –
•
> 40g hemoglobine
70kg 1 unit = +1g/dL Hb, Hct +3%
•
Gedeleucocyteerd (< 1x106 WBC per eenheid)
•
Bewaarvloeistof SAG-M (Saline-Adenine-Glucose-Mannitol)
Indicatie voor RBC-transfusie ECL –
< 4,5g/dL onmiddellijk levensgevaar
–
< 7g/dL waarom geen transfusie?
–
> 7g/dL waarom wel transfusie?
–
> 10g/dL zelden transfusie nodig
–
7-10 g/dL afhankelijk van kliniek, snelheid van optreden, comorbiditeit
–
Controle Hb na transfusie om doeltreffendheid na te gaan
37
Wat zit er in een unit… Bloedplaatjesconcentraat –
Standaard • • • • • •
–
Pooling van 4-6 buffy coats Centrifugatie, dilutie in plasma (1/3) met (2/3) bewaarvloeistof (PAS) Deleucocytering d.m.v. filtratie (< 1x106 WBC) 4x1011 bloedplaatjes ( + 40.000/µL persoon 70kg) Bewaard op 20-24°C, 5 dagen, gasdoorlatende zakken Horizontale agitatie, “swirling”
Single donor via bloedplaatjesaferese
Bewaard in autoloog plasma of PAS+plasma • 4x1011 bloedplaatjes •
Indicaties voor bloedplaatjes •
Therapeutisch •
•
Bloeding+trombopenie, trombopathie
Profylactisch •
Geen risicofactoren < 10,000/µL
•
Koorts, hyperleucocytose, stollingsproblemen, snelle daling bloedplaatjes < 20,000/µL
•
Ingrepen Meeste heelkundige ingrepen < 50,000/µL – Centrale katheters < 30,000/µL – CZS ingrepen < 100,000/µL –
39
Transfusiereacties
Meeste transfusiereacties hebben te maken met ANTISTOFFEN tegen ANTIGENEN in transfusieproduct
? Welke antigenen zitten in een “zak bloed”?
Wat zit er in een unit… Packed cells • • • •
RBC membraan Ijzer Plasma WBC –
Functioneel
–
HLA antigenen
Bloedplaatjes •
Membraan –
• •
Antigenen
Plasma WBC
RBC bloedgroepen •
•
Macromoleculen verbonden met RBC-lipiden envelop –
Glycolipiden (meest polymorf)
–
Glycoproteinen
FUNCTIE –
Membraantransportkanalen
–
Receptor- en adhesiemoleculen
–
Enzymen
–
Structurele eiwitten
–
Extracellulair matrixmoleculen
RBC bloedgroepen: ABO •
•
ABO –
°1901 Karl Landsteiner,
–
Eerste bloedgroep die ontdekt is
ABO genen = glycosyltransferasen
De waarheid rond bloedgroepdieet!
ABO bloedgroepen •
•
Backbone = PARAGLOBOSIDE (=tetrasaccharide) –
Type 1: in gesecreteerde antigenen
–
Type 2: op RBC
Bloedgroep O = H antigen (FUT-1) genen
Rhesus bloedgroepen •
• •
Naast ABO, meest belangrijke systeem –
> 50% van allo-antistoffen
–
Ook vaak bij auto-immuun hemolytische anemie
Polypeptide, > 45 antigenen 3 belangrijke epitopen: –
D
–
C/c
–
E/e
RBC antigenen Naam
Symbool
Polysaccharide Bloedgroepen
Hh ABO Lewis Ii P
H ABO Le I P
Proteine Bloedgroepen
Rh MNS Kell Lutheran Kidd Duffy Gerbich Cromer Diego Cartwright …
Rh MNSs K Lu Jk Fy Ge Cr Di Yt …
Plaatjes-antigenen •
•
HLA – antigenen –
Class I: Aanwezig op alle lichaamscellen behalve o.a. RBC
–
(class II): APC
Plaatjes-specifieke antigenen –
•
HPA (human platelet antigens) HPA 1a, HPA2, …
N.B.: PLT exprimeren ook A en B antigen
Gevolgen van immunisatie •
RBC antistoffen –
•
HEMOLYSE
Plaatjes-antistoffen –
Refractair aan transfusie, febriele reacties
Acute transfusiereacties •
Acute hemolytische transfusiereactie
•
TRALI (transfusion-associated lung injury)
•
TACO
•
Febriele niet-hemolytische transfusiereactie
•
Anafylaxie
•
Urticaria
Acute transfusiereacties: THUIS •
Acute hemolytische transfusiereactie
•
TRALI (transfusion-associated lung injury)
•
TACO
•
Febriele niet-hemolytische transfusiereactie
•
Anafylaxie
•
Urticaria
Acute hemolytische TF reactie Oorzaak • Onmiddellijk massaal kapotgaan van RBC
•
–
Immuungemedieerd
–
Antistoffen bij patiënt tegen donor RBC
ABO incompatibiliteit –
Anti-A en anti-B = IgM antistoffen
intravasculaire hemolyse
Complement tevens stollingsstoornissen
Vrij Hb NO daling vasoconstrictie, hypoxie
Acute hemolytische TF reactie Oorzaak • Ook door ABO-incompatibele plaatjes/plasma –
•
Hemolyse door IgG antistoffen (anti-Rh of anti-Jka) –
•
Bevat anti-A en/of anti-B IgM
Extravasculair (fagocytose)
Andere oorzaken: –
mechanisch, verkeerd bewaard, hypotone vloeistoffen, medicatie, IVIG (met antiA of anti-B antistoffen)
Acute hemolytische TF reactie Symptomen • Ernst afhankelijk van hoeveelheid transfusie
•
–
Koorts, pijn in rug/flank
–
Donkere urine
–
Coma, diffuse stollingsstoornissen, acuut nierfalen
Soms niet zoals in de boekjes!!
Acute hemolytische TF reactie Behandeling = MEDISCHE URGENTIE –
Stop TF (niet weggooien)
–
Monitoring
–
Iv NaCL 0.9%
–
Bloedname (andere arm): Coombs, vrij Hb, kruisproef
PREVENTIE –
Identificatie, bij patiënt blijven bij begin TF
TRALI Definitie • •
•
Binnen 6 uur na TF acute longschade Saturatie < 90% of PaO2:FIO2 < 300mmHg Bilaterale infiltraten
Oorzaak •
Antistoffen tegen HLA of neutrofielen in getransfundeerd bloed/plasma
Differentieel diagnose • acuut longoedeem
TACO Oorzaak –
Transfusion-associated cardiac overload
Symptomen –
Binnen 6 uur
–
Dyspnoe, hypoxie, cyanose
Behandeling –
lisdiuretica
Febriele niet-hemolytische TF-reactie Oorzaak –
Door cytokines die vrijkomen door bewaring
–
Antistoffen tegen HLA antigenen op WBC/plaatjes
Symptomen –
Koorts, rillingen
–
1 tot 6 uur na start TF (zowel PC en PLT)
–
Geen lange termijn verwikkelingen (15% kans op recidief)
Behandeling –
Stop transfusie, differentiëren met bacteriëmie, acute hemolytische TF-reactie
–
antipyretica
Anafylactische TF reactie Oorzaak –
Antistoffen tegen lichaamsvreemde antigenen
–
Bv. IgA-deficiëntie, anti-haptoglobinemie
–
Ethyleenoxide
Symptomen –
Binnen enkele seconden/minuten
–
Shock, hypotensie, angioedeem, respiratoire stress
Behandeling –
URGENTIE anafylaxie
Preventie –
Wassen van bloedproducten, IgA deficiënte bloedproducten
Urticaria Oorzaak –
IgE antistoffen tegen allergenen in transfusieproduct
–
Mestcel degranulatie
Symptomen
Behandeling –
Antihistaminica
–
Indien BD ok en urticaria opklaart hervatten van TF
Uitgestelde transfusiereacties
•
Uitgestelde hemolytische TF – reactie
•
Transfusie-geassocieerde GvHD
•
Post-transfusie purpura
•
RBC alloimmunisatie
•
Plaatjes-alloimmunisatie
Uitgestelde hemolytische TF reactie Oorzaak –
“boost” in aanmaak van AS tegen RBC antigenen
–
Na voorafgaand contact met vreemde RBC antigenen TF, zwangerschap
–
Vaak Kidd, Rh. Niet detecteerbaar voor transfusie
Symptomen –
2-10 dagen na TF hemolyse (koorts, donkere urine)
Diagnose –
Nieuwe Coombs, hemolyse panel
Behandeling –
Meestal geen
Graft-versus-host disease Oorzaak –
Lymfocyten van donor in bloedproduct vallen patiënt aan
Symptomen –
Koorts, rash, diarree++, hoest
–
4 tot 30 dagen na transfusie
Bij wie –
Immuungecompromitteerde patiënt stamceltransplantatie, fludarabine, ATG, prematuren
Hoe voorkomen –
Bestraalde bloedproducten
Post-transfusie purpura Oorzaak –
Antistoffen tegen plaatjes in bloedproduct
–
Meestal anti-HPA-1a
–
Autologe PLT worden als “innocent bystander” mee afgebroken
Symptomen –
3-14d na transfusie
–
Petechiën, mucosale bloedingen
Behandeling –
IVIG
Alloimmunisatie •
RBC transfusie –
•
15% van alle chronisch getransfundeerde patiënten
PLT transfusies –
20-85% met chronische transfusie
–
Refractair aan transfusie, febriele reacties
–
HLA-antistoffen, HPA-antistoffen
–
Single donor plaatjes
–
CAVE RhD+ transfusie bij RhD- moeders in spe
TF-gerelateerde “immuunmodulatie” •
•
Immuunsysteem van patiënt wordt onderdrukt door transfusie –
Bv. minder NK cellen, minder CD4+ T cellen
–
Bv. minder celgemedieerde cytotoxiciteit
–
Bv. verminderde functionaliteit van monocyten
–
…
Oorzaak? –
? Door WBC in bloedproduct?
–
? Door HLA peptiden?
Zeer laattijdige transfusiereacties IJZERSTAPELING •
Elke unit packed cells bevat 200 – 250mg ijzer
•
Bij chronische transfusies: ORGAANSCHADE –
Lever
–
Hart
–
Hypogonadisme
–
huid
–
Infecties (Yersinia, Mucor mycosis)
Bloeddonatie
Donorselectie •
•
•
Algemeen –
LG > 50kg, 18-65j
–
medicatie (Roaccutane, Proscar, Avodart, Neotigason)
–
stollingsstoornis, dyspnoe
–
vermagering, lymfeklieren
–
geelzucht
–
transfusie
Recente ingreep –
tandarts, vaccinatie, endoscopie prikaccident
–
tatoeage, acupunctuur
Reizen, druggebruik, SOA
Donorselectie •
Risicocontact
•
Buitenlandse reizen
•
–
> 6 maanden buitenland
–
UK (1980 – 1996)
Website Rode Kruis –
zelftest
Donatie •
RBC –
•
Bloedplaatjes –
•
4x/jaar (minstens 2 maanden tussen)
Interval 14 dagen
Plasma –
Interval 14 dagen
Bloeddonatie en hemochromatose
28/3/2016 •
Indien de diagnose van primaire hemochromatose is gesteld, maar er geen therapeutische aderlatingen vereist of uitgevoerd zijn, kan je doneren. Indien je twijfelt en meer info wil, kan je een mail sturen naar
[email protected].
Polycythemie
Erythrocytose COPD, OSAS
CO
O2
EPO Polycythemia vera
Cysten
hemoglobinopathie, obesitas, …
Erythrocytose •
Anamnese (roken, groeihormoon, reizen op hoogte, CV)
•
Klinisch onderzoek (obesitas, longen, souffle, HSM)
•
Labo (bloedbeeld, LDH, EPO dosage, JAK2V617F)
•
Onderzoeken –
RX thorax, echo abdomen
–
Beenmerg/botboor
–
Nachtelijke oxymetrie, slaaplabo
Polycythemia vera •
Myeloproliferatieve neoplasie (MPN) Polycythemia vera Essentiële trombocytose
Myelofibrose
Philadelphia-negatieve MPN JAK2V617F mutatie
EPO, TPO, G-CSF
JAK2
RBC, plt, WBC
Myeloproliferatie ZONDER signaal van ligand
Polycythemia vera PV 1.
Tromboserisico (40% PV, 30% ET, 10% PMF)
2.
Post-PV/ Post-ET myelofibrose
3.
Risico op ontwikkeling AML (+/- 10%)
Behandeling Trombose voorkomen –
Aspirine
–
Streefwaarden: Hct < 45%(M)<42%(V), plaatjes < 400.000/µL
Aspirine in PV: preventie art/ven trombose
ECLAP studie: Landolfi et al NEJM 2004
PV: Hydrea •
Hydrea = hydroxycarbamide –
RNA synthese
Cortelazzo et al.NEJM 1995 –
•
Geen interactie met voedsel
Nevenwerkingen –
Hematotoxiciteit (dosisgebonden): • • •
–
macrocytaire anemie Trombopenie neutropenie
Koorts
PV: Hydrea •
Nevenwerkingen –
Mucocutaan: Aften • Slechte wondheling: ULCERA (genezing duurt 3 maanden…) • Hyperpigmentatie • Actinische keratose, spinocellulaire carcinomen •
–
Azoöspermie, amenorree
–
LEUKEMIE ziekte zelf (cfr. Sikkelcelanemie)
KOFFIEPAUZE
STOLLING •
De basics –
Primaire – secundaire hemostase
•
Kliniek
•
Stollingstesten
•
Antistolling
•
Bloedplaatjes
Stolling: de principes Primaire hemostase
Secundaire hemostase
Plaatjesplug
Trombine-generatie
fibrinogeen
Stabiele trombus
plasmine
Fibrinolyse degradatie
fibrine
Inleiding: primaire hemostase
Adhesie:
collageen (α2β1), vWF (GP Ib/V/IX)
Activatie:
Ca2+ (door ADP, TxA2)
Secretie:
- alfa granulen (vWF, PF4, fibrinogeen) - dense granulen (serotonine, ADP, TxA2)
Inleiding: stollingscascade Initiatie
TF/VIIa
Inleiding: stollingscascade Initiatie Propagatie
TF/VIIa X
IX IXa VIIIa Va Xa II IIa
Inleiding: stollingscascade Initiatie Propagatie
TF/VIIa X
IX IXa VIIIa Va Xa II IIa
Trombine Fibinogeen
XIII Fibrine
X-linked fibrine
Inleiding: stollingscascade Initiatie Propagatie
TF/VIIa X
IX
XIIa XIa
IXa VIIIa
Amplificatie
Va Xa II IIa
Trombine Fibinogeen
XIII Fibrine
X-linked fibrine
Ben je nog mee?
Vasculair endotheel (intact)
Subendothelium (collageen) Remming plaatjesaggregatie (PGI2, NO) Remming stolling (trombomoduline, proteine C rec)
Vasoconstrictie
Reflex vasoconstrictie (endotheline)
Plaatjesadhesie
GPIa/IIa en GPVI (collageen) GPIb/IX/V receptor (Von Willebrand factor) (defect GPIb/IX: Ziekte van Bernard-Soulier)
Von Willebrand factor Multimeren (6 – 20 miljoen KDa) °endotheel, megakaryocyten Bindt collageen en bloedplaatjes (adhesie/aggregatie) Stabiliseert FVIII in de circulatie
(Von Willebrand ziekte: kwal/kwant defect van VWF) Type 1- 2 (2A, 2B, 2N, 2M) en 3.
Plaatjessecretie TxA2
Dense granules : Alpha granules :
(oa. Platelet storage pool diseases)
serotonine ADP Ca++ VWF fibrinogeen stollingsfactoren
GP IIa/IIIb (fibrinogeen)
Plaatjesaggregatie
GP IIa/IIIb Fibrinogeen/VWF
(Defect GPIIa/IIIb: trombasthenie van Glanzmann)
Primaire hemostase : plaatjesprop
TF
Vrijstelling TF (weefselfactor): Initiatie stollingscascade
Primaire hemostase : plaatjesprop FIBRINE TF
**
Vrijstelling TF (weefselfactor): Initiatie stollingscascade
**(Flip Flop)
Stollingscascade XIIa Intrinsiek (contactactivatie) XIa
extrinsiek VIIa/TF
IXa
Xa gemeenschappelijk
X II
fibrinogeen
trombine fibrine
Stollingscascade voorbijgestreefd model
XIIa
contact-activatie: geen fysiologische relevantie
XIa
VIIa/TF
IXa X
Xa II
fibrinogeen
trombine fibrine
102
VIIa TF tenasecomplex
IXa
Xa
VIIIa
Va
protrombinasecomplex
XIa
TAFI
trombine fibrine monomeer
fibrinolysis XIII
polymerisatie crosslinks
stabiele clot
degradatie
VIIa TF tenasecomplex
IXa
Xa
VIIIa
Va
XIa
protrombinasecomplex
APC Prot S TAFI
trombine fibrine monomeer
fibrinolysis XIII
polymerisatie crosslinks
stabiele clot
degradatie
VIIa TF tenasecomplex
TFPI
IXa
Xa
VIIIa
Va
XIa
protrombinasecomplex
APC AT
Prot S
trombine
TAFI
fibrine monomeer
fibrinolysis XIII
polymerisatie crosslinks
stabiele clot
degradatie
KLINIEK Op alle niveaus kan het mis gaan •
Plaatjes / VWF aggregatiestoornissen
•
FVIII, FIX hemofilie A/B
•
Tekort aan remmende factoren trombofilie
•
–
Proteine S/proteine C tekort
–
AT III tekort
N.B. verworven hemofilie/verworven VWD!
Patiënt met bloedingsneiging Anamnese/kliniek Primaire hemostase
(vb. Ziekte van Von Willebrand, trombocytopathie,…)
mucocutane bloedingen (ecchymosen, epistaxis, tandvleesbloedingen) menorrhagieën, nabloedingen na tandextractie,…
Secundaire hemostase
(vb. hemofilie A, ….)
spier-en gewrichtsbloedingen postoperatieve nabloedingen
Patiënt met bloedingsneiging
PRIMAIRE HEMOSTASE
SECUNDAIRE HEMOSTASE
Patiënt met bloedingsneiging Anamnese –
verworven vs. nieuw
–
medicatie (NSAID, aspirine, SSRI, quinine, …)
–
familiaal
Patiënt met bloedingsneiging Laboratorium onderzoek Screenings-/oriënterend onderzoek PBO (trombocytentelling, plaatjesmorfologie) PFA-100® Routinestolling: aPTT, PT, fibrinogeen Lever- en nierfunctie Gespecialiseerde onderzoeken
PFA-100®
Platelet function analyzer
PFA-100®
COLL/ADP COLL/epinephrine
Closure time (sluitingstijd) Verlenging = afwijkend
Closure time
PFA-100® • •
•
• • •
Screening plaatjesdysfunctie en VWD Sensitiviteit: Voor VWD (globaal 90%), voor bepaalde types oa. type 3, 2A en 2M 100%, niet voor type 2N! Beperkte gevoeligheid voor sommige trombopathieën (vb. platelet storage pool diseases) Gevoelig aan medicatie (vb. aspirine, coll/epi> coll/ADP) Cave trombopenie en anemie: (niet interpreteerbaar< 80000/µL en Hct<35%) Beperkte reproduceerbaarheid! Lage specificiteit!
Stollingstesten Calcium! Fosfolipiden!
tenasecomplex
protrombinasecomplex
TF/VIIa complex
Pre-analytische variabelen • Citraat 3,2% (0,109M)
• Verhouding bloed/anticoagulans (9/1) • Cave Hct >55%! • Voorzichtig mengen (3-6x)
• Transport KT (centrifugatie <4h)
Stollingstesten: aPTT
Silica (contactactivatie), fosfolipiden, CaCl2
seconden ratio (patiënt/normaal)
Stollingstesten: PT tromboplastine, fosfolipiden, CaCl2
Stollingstesten: fibrinogeen
plasma dilutie + trombine (overmaat) ~ fibrinogeen (mg/dL)
aPTT verlengd (PT & fibrinogeen normaal) • Deficiëntie/inhibitor XII (geen bloedingsneiging!), XI, IX, VIII • Ziekte van Von Willebrand (vooral type 3, 2N) • Lupus anticoagulans (trombosen!) • Heparine (contaminatie!)
PT verlengd (aPTT & fibrinogeen normaal)
• Deficiëntie/inhibitor VII • Vit K antagonist (vroege faze) • (lupus anticoagulans)
aPTT & PT verlengd, fibrinogeen verlaagd • A-/hypo-of dysfibrinoginemie • Leverpathologie
• DIC • Hyperfibrinolysis/fibrinolyse therapie
Anticoagulantia
Anticoagulantia 1. Anti-aggregantia –
Aspirine
–
Thiënopyirimidines (ticlopidine, clopidogrel)
–
Gp IIb/IIIa antagonisten (abciximab, tirofiban, eptifibatide, …)
2. Anticoagulantia –
Coumarines
–
Heparines
–
F II (trombine) inhibitoren
–
F Xa inhibitoren
3. Fibrinolytica –
Urokinase, Streptokinase, T-PA
1/ Anti-aggregantia Endotheel
•
Plt adhesie ADP
P2Y12
•
Plt activatie TxA2
ASA
Plt secretie GPIIb/IIIa
Aspirine –
COX-1 inhibitie TxA2
–
“Resistentie”: diabetes?
P2Y12 receptor blockers –
Clopidogrel, ticlopidine
–
“Resistentie”: pro-drug polymorfisme P450: 20-30%
GPIIb/IIIa blockers
Plt aggregatie
•
GPIIbIIIa blockers –
Abciximab, tirofiban, eptifibatide
2/ Coumarines
2/ Coumarines •
Vit-K dependente stollingsfactoren –
II, VII, IX, X
–
Prot C, prot S
•
γ-carboxyglutamine productie
•
Inhibitie epoxide reductase thv lever
2/ Coumarines: werking tijdsdependent
2/ Coumarines: werking tijdsdependent
2/ Coumarine geïnduceerd huidnecrose
Proteïne C, proteïne S deficiëntie heparine!
2/ Coumarines
• •
• •
Nauwe therapeutische marge Vertraagde werking/langdurige werking Onvoorspelbaar 2003: in België 60-100.000 pten op coumarine –
50% niet in therapeutische range!
–
Risico op MAJEURE bloeding 3-5%/jaar
2/ Coumarines Marcoumar fenprocoumon (3mg)
Marevan warfarine (5mg)
Sintrom acenocoumarol (1-4mg)
5-7d
32-48h
8-12h
Maximale bloedspiegel
Ca 5 weken
Ca 7-10 dagen
Ca 4-5 dagen
Gemiddelde dagdosering
2,5mg
5,5 mg
2,5mg
5,5 – 6 co
7 – 7,7 co
4,25 – 5 co
9 – 6 – 3 mg
5–5–5 10 – 5 – 5
4–4–4 6–6–4
Halfleven
Gemiddelde weekdosering Opstarten
2/ Coumarine resistentie •
•
Resistentie (20mg/d met suboptimale INR) –
Non-compliance
–
Labo fout
–
Excessieve vitamine K inname
–
Mutatie in vitamine K epoxide reductase
(Rost et al Nature 2004)
Sensitiviteit (<2mg/d met supratherapeutische INR) –
Cytochroom P450 polymorfisme •
10-20% Kaukasische bevolking
Medicamenteuse interacties Potentialisatie •
•
•
•
Antibiotica –
Co-trimoxazole
–
Erythromycine
–
INH
–
Imidazole-derivaten
Cardiovasculair
Inhibitie •
Antibiotica –
•
Cardiovasculair –
•
Rifampicine Colestyramine
CZS
–
Amiodarone
–
Fibraten
–
Barbituraten
–
Propafenon (Rytmonorm)
–
Carbamazepine
–
Statines
–
Chlordiazepoxide
Gastro-intestinaal –
Cimetidine
–
Omeprazole
Alcohol
•
Gastro-intestinaal –
sucralfaat
2/ Coumarines •
•
Medische condities –
Leverfalen => lage productie van stollingsfactoren
–
Zwangerschap => hoge productie van stollingsfactoren
–
Nefrotisch syndroom => laag plasma albumine
Voedingsinteracties –
Veel vitamine K •
–
Olijfolie, lever, bloemkool, asperges, waterkers
Zeer veel vitamine K •
Soja olie, broccoli, kool, spinazie, spruiten, sla, pruimtabak
2/ Coumarines: overdosering Geen bloeding –
INR 4-8: onderbreken Sintrom (t ½ 8h): 1-2 dagen • Marevan (t ½ 20-60h): 2-3 dagen • Marcoumar (t ½ 43-130h): 3-5 dagen •
–
INR>8: onderbreken + 2-5 mg vitamine K po
Bloeding –
Licht: 2 -5 mg vitamine K po
–
Ernstig: 10mg vitamine K IV
–
Levensbedreigend/Interventie: PPSB, (FVIIa)
(anafylaxie 3/100,000)
Anticoagulantia 1. Anti-aggregantia –
Aspirine
–
Thiënopyirimidines (ticlopidine, clopidogrel)
–
Gp IIb/IIIa antagonisten (abciximab, tirofiban, eptifibatide, …)
2. Anticoagulantia –
Coumarines
–
Heparines
–
F II (trombine) inhibitoren
–
F Xa inhibitoren
3. Fibrinolytica –
Urokinase, Streptokinase, T-PA
3/ Heparines P
UFH
Enzymatisch
Chemisch
LMWH
Pentasaccharide
3/ Heparines: werkingsmechanisme
Inhibitie IIa en Xa via Anti-trombine
Afhankelijk van lengte
3/ Heparines MW
Anti-Xa IU/mg
Anti-IIa IU/mg
Xa/IIa
enoxaparine
Clexane
4,500
104
32
3,3
nadroparine
Fraxiparine
4,500
94
31
3,0
dalteparine
Fragmin
5,000
122
60
2,0
tinzaparine
Innohep
6,500
90
50
1,8
• • • •
Dalteparin 100 IU anti-Xa/kg/12h or 200 IU anti-Xa/kg/24h Enoxaparin 100 IU anti-Xa/kg/12h or 150 IU anti-Xa/kg/24h Nadroparin 86 IU anti-Xa/kg/12h or 171 IU anti-Xa/kg/24h Tinzaparin 175 IU anti-Xa/kg/24h
3/ Heparines: nevenwerkingen Bloeding –
Majeur 2% UFH, 1% LMWH (bij behandeling van 10d)
Osteoporose –
1md behandeling met UFH => 30% verminderde BMC
–
Minder met LMWH
Trombocytopenie –
HIT(T), immuungemedieerd (PF4-antistoffen), TROMBOSE
Monitoring? –
Heparine APTT
–
LMWH – anti-Xa activiteit (zwangeren, kunstkleppen, NI)
Anticoagulantia 1. Anti-aggregantia –
Aspirine
–
Thiënopyirimidines (ticlopidine, clopidogrel)
–
Gp IIb/IIIa antagonisten (abciximab, tirofiban, eptifibatide, …)
2. Anticoagulantia –
Coumarines
–
Heparines
–
F II (trombine) inhibitoren
–
F Xa inhibitoren
3. Fibrinolytica –
Urokinase, Streptokinase, T-PA
4/ NOAC DOAC •
Trombine inhibitoren –
•
Dabigatran (Pradaxa)
Factor Xa inhibitoren –
Apixaban (Eliquis)
–
Rivaroxaban (Xarelto)
Nu zijn we gered!!! (toch?) –
Dosis afhankelijk van indicatie
–
Niet vrij van interacties
–
Monitoring
–
Bloeding
4/ DOAC
4/ DOAC bij TKP/THP Pradaxa (dabigatran etexilaat)
Eliquis (apixaban)
Xarelto (rivaroxaban)
Start
110mg 1-4h
12-24h
6-10h
Dosis
220mg 1x/d
2,5mg 2x/d
10mg 1x/d
Duur
TKP 10d THP 28-35d
TKP 10-14d THP 32-38d
TKP 2w THP 5w
Dosisreductie
150mg 1x/d CrCl 30-49ml/min 75+ verapamil/ amiodarone
Cr Cl 15-29ml/min “voorzichtigheid”
4/ DOAC bij VKF Pradaxa (dabigatran etexilaat)
Eliquis (apixaban)
Xarelto (rivaroxaban)
Dosis
150mg 2x/d
5mg 2x/d
20mg 1x/d
Dosisreductie
110mg 2x/d
2,5mg 2x/d
15mg 1x/d
CrCl 3049ml/min 75+ verapamil/ amiodarone
Creat > 1,5mg/dL Lt > 80j LG < 60kg
Cr Cl < 50ml/min
VKF: CHADS2 Risico op CVA bij non-valvular VKF –
Congestief hartfalen
0/1
–
Arteriële hypertensie
0/1
–
Leeftijd ≥ 75j
0/1
–
Diabetes mellitus
0/1
–
CVA/TIA
0/2
HAS-BLED score Risico op majeure bloeding –
AHT > 160mmHg systolisch
–
Renaal (dialyse, creat ≥ 2.6mg/dL, transplant)
–
Hepatisch (cirrose, bili ≥ 2, ALT/AST/AF ≥ 3xULN)
–
CVA
–
Voorafgaande bloeding
–
Labiele INR (< 60% in therapeutische range)
–
≥ 65j
–
NSAID, anti-aggregantia
–
Alcohol ≥ 8 u/week
4/ DOAC bij acute DVT/LE Pradaxa (dabigatran etexilaat)
Eliquis (apixaban)
Xarelto (rivaroxaban)
Start
5d LMWH
10mg 2x/d ged 7d
15mg 2x/d ged 21d
Dosis
150mg 2x/d
5mg 2x/d 6md 2,5mg 2x/d > 6md
20mg 1x/d
Dosisreductie
110mg 2x/d CrCl 30-49ml/min, 75+ verapamil/ amiodarone
Cr Cl 15-29ml/min “voorzichtigheid”
4/ DOAC: interacties Interacties met DOAC’s waarbij gebruik niet aanbevolen wordt –
HIV protease inhibitoren
–
Azole antimycotica (behalve fluconazole)
–
Trombolytica, GP IIb/IIIa receptor antagonisten, dipyridamole
–
NSAID
–
Rifampicine, phenytoine, carbamazepine, fenobarbital, Sint-Jans kruid
4/ DOAC’s: monitoring? •
Dabigatran –
•
Apixaban –
•
Trombine tijd (TT) Dilute TT
Anti-Xa
Rivaroxaban –
Anti-Xa
–
PT (normale PT sluit therapeutische levels wellicht uit)
4/ DOAC’s: bridging bij heelkunde
4/ DOAC en bloeding
Trombofilie •
•
Wat? –
Hereditair
–
Verworven
Screenen?
Trombofilie: aangeboren Prevalence Syndrome
General population
Patients with DVT/PE
Increased trombotic risk
0,2
1–3
20
Protein C deficiency
0,2 – 0,4
3–5
10
Protein S deficiency
0,03 – 0,1
1–5
10
5
10 – 50
5
2–5
6 – 18
3
<1
<1
Variable
5
10
3
11
25
5
Antithrombin deficiency
Factor V Leiden Prothrombin gene mutation Dysfibrogenemia Hyperhomocysteinemia
Elevated F VIII levels
Franchini et al 2006
Iedereen screenen? Hereditaire trombofilie: niet evidence based –
Beïnvloedt duur van antistolling niet = gebaseerd op provoked/unprovoked en risico op bloeding
• •
Evt. in geselecteerde families Enkel bij VKA-geassocieerde huidnecrose of purpura fulminans Baglin Brit J Haem 2010
Verworven trombofilie –
Antifosfolipidensyndroom
–
Paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie
–
Myeloprolferatieve ziekte, MGUS (??), …
Trombofilie en zwangerschap
www.bsth.be
Tot slot: bloedplaatjes
Oorzaken van trombocytopenie
Oorzaken van trombocytopenie Pseudotrombocytopenie Verminderde productie Hematologische maligniteit Infecties (HIV, HCV, CMV) Alcohol Congenitaal Verhoogde afbraak Verbruik Sequestratie
MEDICATIE (NSAID,aspirine,quinine, heparine) TTP/HUS Extreme bloedingen Portale hypertensie
Immuuntrombocytopenie ITP = idiopathische trombocytopenische purpura = ziekte van Werlhof • BPL < 100.000/µL •
•
Pathogenese –
antistoffen tegen bloedplaatjes
–
onderdrukking productie door megakaryocyten
–
spontaan of kaderend in systeemziekte, CLL
Uitsluitingsdiagnose –
HCV, HIV, H.pylori uitsluiten
–
> 60j beenmerg/botboor (MDS? Lymfoom?)
Immuuntrombocytopenie •
•
•
BEHANDELING bij volwassenen –
Bij symptomatische bloedingen
–
Plaatjes < 30.000/µL
Initiële therapie –
Corticosteroïden
–
Immuunglobulines (2g/kg over 2 of 5 dagen)
Bij falen: –
splenectomie (2/3 remissie)
–
TPO-agonisten SC: romiplostim (Nplate®) • PO: eltrombopag (Revolade®) •
–
Immuunsuppressie (rituximab, Imuran, vincristine, …)
Kapstok bij geïsoleerde trombocytopenie •
Investigatie indien PLAATJES < 100.000/µL
•
Medicamenteus? –
www.ouhsc.edu/platelets
•
HCV/HIV? > < 60j
•
ITP behandeling bij bloeding of < 30.000/µL
•
Trombocytose •
Plaatjes > 450.000/µL
•
Meestal reactief
•
–
Post-operatief, infectie, inflammatoir
–
Ijzergebrek
–
Na splenectomie
Soms ikv hematologische maligniteit (> 600.000/µL) –
Myeloproliferatieve neoplasie •
–
essentiële trombocytose, CML
lymfoom
Essentiële trombocytose •
Myeloproliferatieve neoplasie
•
Diagnose –
Beenmergonderzoek
–
Moleculair: JAK2V617F mutatie • CALR mutatie •
Essentiële trombocytose behandelen? •
E.T. afhankelijk van risicoprofiel –
ZEKER Leeftijd > 60j • Plaatjes > 1,500,000/µL • Voorgeschiedenis van trombose •
–
40-60j •
•
Bij cardiovasculaire risicofactoren/co-morbiditeit
Zwangerschap –
Meer spontane abortus (30%), laattijdig (9%)
–
R/ LMWH + Interferon
Behandeling E.T. •
Hydrea
•
Anagrelide (Xagrid) –
PDE III remmer: Remt plaatjesproductie
–
Nevenwerkingen
Harrison et al NEJM 2005
Palpitaties (minder koffie/alcohol, evt. beta-blocker) • Hoofdpijn • GI (nausea, diarree, abdominale pijn) •