Biologische agentia
Onderzoek naar de blootstelling aan biologische agentia bij de brandweer
Auteur: B. van Veen Plaats: Yde Datum: 17-11- 2002 Organisatie: Hulpverleningsdienst Groningen
Voorwoord Deze werkopdracht is gemaakt in het kader van module 3 van de opleiding Hogere Veiligheidskunde. Module 3 staat in het teken van het herkennen en beoordelen van gezondheidsrisico’s. Als arbo-coördinator van de regionale brandweer Groningen heb ik gekozen voor het onderwerp “Biologische Agentia” omdat de brandweer tijdens repressief optreden met deze agentia in contact kan komen en er nog weinig over is geschreven. Het is geen diep wetenschappelijk onderzoek, maar een handreiking hoe om te gaan met biologische agentia. De werkopdracht kan dienen als onderdeel voor het opstellen van een risico-inventarisatie (RI) of een aanvulling op een bestaande RI en als basis voor een voorlichtingstraject voor de brandweer. Voor deze werkopdracht heb ik, naast literatuuronderzoek, deskundigen van de GGD, Arbodiensten en brandweercollega’s geraadpleegd. Zij hebben mij voorzien van voldoende informatie en handvatten om deze werkopdracht te kunnen maken. Graag wil ik ze bedanken voor de tijd die ze hiervoor hebben vrijgemaakt.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
2
Inhoudsopgave VOORWOORD ................................................................................................................................. 2 INHOUDSOPGAVE.......................................................................................................................... 3 SAMENVATTING ............................................................................................................................. 4 VERKLARENDE WOORDENLIJST ................................................................................................ 6 1. INLEIDING.................................................................................................................................... 7 2. BIOLOGISCHE AGENTIA .......................................................................................................... 8 2.1 WAT WORDT VERSTAAN ONDER BIOLOGISCHE AGENTIA ................................................................ 8 2.2 CATEGORIE-INDELING VAN BIOLOGISCHE AGENTIA ...................................................................... 8 2.3 INDELING NAAR AARD VAN DE WERKZAAMHEDEN.......................................................................... 9 2.4 INVLOED VAN BIOLOGISCHE AGENTIA OP DE MENS........................................................................ 9 2.4.1 Het menselijk afweersysteem........................................................................................... 9 2.4.2 Besmettingswegen. .......................................................................................................... 9 3. ZIEKTEVERSCHIJNSELEN ALS GEVOLG VAN EEN BESMETTING DOOR BIOLOGISCHE AGENTIA ..................................................................................................................................... 11 3.1 INFECTIES ............................................................................................................................... 11 3.2 ALLERGIEËN ............................................................................................................................ 11 3.3 TOXINEN ................................................................................................................................. 11 4. DE WET- EN REGELGEVING. .................................................................................................. 12 4.1 ARTIKELEN UIT HET ARBOBESLUIT. ........................................................................................... 12 5. BIOLOGISCHE AGENTIA IN RELATIE TOT BRANDWEERTAKEN ...................................... 13 5.1 BIOLOGISCHE AGENTIA EN DE BRANDWEERTAKEN...................................................................... 13 5.2 PREVENTIEVE MAATREGELEN ................................................................................................... 14 5.3 NAZORG BIJ EEN MOGELIJKE BESMETTING ................................................................................. 15 6. CONCLUSIES/AANBEVELINGEN............................................................................................ 16 6.1 CONCLUSIES ........................................................................................................................... 16 6.2 AANBEVELINGEN...................................................................................................................... 16 LITERATUURLIJST ....................................................................................................................... 18 BIJLAGE 1 ..................................................................................................................................... 19 BIJLAGE 2 …………………………………………………………………………………………………..24
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
3
Samenvatting Tijdens repressief optreden kan de brandweer in contact te komen met biologische agentia(BA). Door de vele uit te voeren taken kunnen deze contacten ook divers zijn. Direct bloedcontact, zoals bij slachtoffers die betrokken zijn bij een verkeers- of bedrijfsongeval, is het meest bekend, maar ook slachtoffers met ernstige brandwonden, het redden van vee uit gierkelders en het wegpompen van rioolwater tijdens wateroverlast vormen een risico. Het risico wordt bepaald door de kans op besmetting maal het effect dat zal optreden. Het risico’s is moeilijk te kwantificeren omdat dit van diverse factoren afhankelijk is. Zo spelen de hoeveelheid micro-organismen, die men in het lichaam krijgt en de lichamelijke gesteldheid een grote rol. Deze werkopdracht is geen diep wetenschappelijk onderzoek maar een handreiking waarin wordt aangegeven bij welke werkzaamheden de brandweer met BA in contact kan komen, hoe contact kan worden voorkomen en hoe te handelen bij een mogelijke besmetting. Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden bij welke concentraties ziekteverschijnselen optreden omdat de werkzaamheden van de brandweer in steeds wisselende omstandigheden plaatsvinden. Uit gesprekken met korpsleden en leidinggevenden van een vijftal brandweerkorpsen kwam naar voren dat men onvoldoende kennis heeft van BA. De aanwezige kennis over BA bestaat uit het nemen van preventieve maatregelen om een mogelijke besmetting door het hepatitis B, C- en HIVvirus te voorkomen. Echter ook hierbij is het, door het ontbreken van een protocol, voor velen onduidelijk hoe te handelen indien toch sprake is van een mogelijke besmetting. Uit de inventarisatie die bestond uit literatuuronderzoek en gesprekken met deskundigen1 kan worden opgemaakt dat de brandwacht een infectie, virus of allergie op kan lopen. Echter door het gebruik van de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen, de juiste hygiënische maatregelen en door niet te roken, eten en drinken wordt het risico om een besmetting op te lopen klein geacht. Het grootste risico loopt men bij het redden/bevrijden van slachtoffers met ernstige brandwonden en/of die bloed verliezen. De mogelijkheid dat een slachtoffer reeds is geïnfecteerd met het hepatitis B, C- en HIV-virus kan niet worden uitgesloten. Bij direct contact, waarbij contact plaatsvindt tussen het bloed of lichaamsvocht van het slachtoffer en bloed of speeksel van de hulpverlener moet aandacht worden geschonken aan een nazorgtraject. Hoewel de Arbo-diensten een “accidentenprotocol” hebben is dit voor de regionale brandweer Groningen niet verder uitgewerkt en is het onduidelijk hoe te handelen na een incident, waarbij sprake is van direct contact. Omdat, bij het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen, de kans klein is om besmet te raken en omdat de juiste medische handelingen ook na een incident kunnen worden genomen wordt door de hiervoor genoemde deskundigen geadviseerd om niet preventief te vaccineren tegen het hepatitis B, C- en HIV-virus, zoals wel gebruikelijk is in de gezondheidszorg. Naast de hiervoor genoemde BA bestaat de mogelijkheid om besmet te raken tijdens hulpverleningswerkzaamheden in open water en dan met name in de omgeving van riooloverstorten en tijdens hulpverleningstaken waarbij men in contact komt met afvalstoffen van mens, dier en micro-organismen, zoals op agrarische bedrijven. Uit informatie van de deskundigen van de GGD, Arbo-diensten en van het “Nederlands Centrum voor Beroepsziekten” is gebleken dat BA bij de brandweer niet aantoonbaar hebben geleid tot arbeidsongeschiktheid. Ook is bij de Arbo-dienst niet bekend hoeveel brandweermensen wel eens een infectie oplopen als gevolg van hulpverleningswerkzaamheden die zij voor de brandweer uitvoeren. De verwachting is dat dit komt omdat het overgrote deel als vrijwillig brandweerman/vrouw optreedt en deze taak dus uitvoert naast het reguliere werk. Door de incubatietijd van circa drie dagen tot drie weken wordt er vaak niet bij stil gestaan waar de infectie is opgelopen: bij de brandweer, eigen werk of zelfs thuis. Aanbevolen wordt om de informatie uit deze werkopdracht te betrekken bij de risico-inventarisaties van de korpsen en conform de Arbo-wet te gebruiken bij het geven van voorlichting en onderricht.
1
Medisch milieukundige van de GGD te Groningen en keuringsartsen van de arbodiensten Ardyn en ArboUnie
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
4
Om bij een mogelijke besmetting juist te handelen dient er een protocol te worden opgesteld, waar men 24 uur per dag mee uit de voeten kan.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
5
Verklarende woordenlijst Agens Aërosol Allergie Bacterie Biologische agentia (BA) Endotoxine Exotoxine Fecaliën Incubatietijd Infectie Mycotoxinen Parasiet Pathogeen Profylaxe Respiratoir Subklinisch Toxine Virus Zoönosen
werkende oorzaak of kracht toestand van een stof die zich verdeelt in kleine deeltjes verspreid in een gas. overgevoeligheidsreactie van het immuunsysteem als gevolg van herhaalde blootstelling aan een lichaamsvreemd molecuul. organisme dat behoort tot een groep van zeer diverse eencellige microorganismen. menselijke endoparasieten of micro-organismen al dan niet genetisch gemodificeerde celstructuren. stof, afkomstig uit de celwand van Gram-negatieve bacteriën die vergiftigingsverschijnselen kan veroorzaken. giftig stofwisselingsproduct dat wordt uitgescheiden door diverse (micro-) organismen. ontlasting. tijd waarbij het micro-organisme zich vermenigvuldigt totdat er voldoende aantallen zijn om een infectieziekte te veroorzaken. besmetting van het lichaam met ziektekiemen en vermeerdering daarvan in het lichaam, vaak gevolgd door een reactie van het immuunsysteem. groep van giftige stofwisselingsproducten die door bepaalde schimmels worden uitgescheiden. afkomstig van, of met kenmerken van een levend organisme dat zich voedt in of op en ten koste van het lichaam van een ander organisme (de gastheer). ziekteverwekkend. preventieve maatregel. met betrekking tot het ademhalingssysteem. met milde ziekteverschijnselen. giftige stof. infectueuze levende organismen die zich alleen in en ten koste van cellen van andere organismen kunnen handhaven en vermenigvuldigen. groep van ziekten bij mensen, die worden veroorzaakt door micro-organismen die van dieren op mensen worden overgedragen.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
6
1. Inleiding Op een morgen rukt de brandweer uit voor het redden van drie koeien uit een gierkelder. Ze gaan ter plaatse en treffen in de gierkelder drie koeien aan die door de roosters van de stal zijn gezakt. De mobiele kraan van de brandweer kan er niet bij en er moet veel worden geïmproviseerd. Na twee uur zwoegen en de brandwachten besmeurt met mest, is de klus geklaard. Buiten de stal wordt de mest met water van de kleding gespoten en de ploeg keert weer terug naar de kazerne voor een volgende uitruk. Enkele dagen later moet er worden uitgerukt om tijdens wateroverlast overtollig rioleringswater te verpompen en wederom staan ze tot de knieën in afval van anderen.
In het kader zijn twee voorbeelden genoemd van een repressieve inzet waarbij brandweermensen in contact staan met biologische agentia (BA) en waar het voor de meeste brandwachten onduidelijk is welke gezondheidsrisico´s ze lopen. In Artikel 5 van de Arbo-wet is vastgelegd dat de werkgever verplicht is om een risico-inventarisatie (RI&E) op te stellen. De informatie uit deze werkopdracht kan gebruikt worden bij het hoofdstuk BA van de RI&E. Het doel van deze opdracht is om informatie voor de brandweer te verstrekken over de werkzaamheden waarmee men met BA in contact kan komen, hoe contact met BA kan worden voorkomen en hoe te handelen bij een mogelijke besmetting. Naast het voorlichtingsaspect is de informatie bedoeld voor op te stellen risico-inventarisaties (RI) of als aanvulling op bestaande RI’s. De gehanteerde werkwijze voor deze werkopdracht is als volgt: als eerste heeft een verdieping van de theorie plaatsgevonden. Daarbij is gebruik gemaakt van de les- en leerstof van de opleiding Hogere Veiligheidskunde en zijn diverse internetsites (zie literatuurlijst) bezocht. Na het vergaren van deze kennis zijn gesprekken gevoerd met twee keuringsartsen van twee Arbo-diensten. Daarbij was het doel om informatie te verzamelen over ziekteverzuimcijfers die worden veroorzaakt door BA. Verder is informatie ingewonnen bij de medisch milieukundige van de GGD, het NIBRA (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding) en brandweercollega’s. Leeswijzer: Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 informatie over BA gegeven. Zo wordt aandacht geschonken aan de categorie-indeling, de indeling naar de aard van de werkzaamheden en de invloed van BA op de mens. In hoofdstuk 3 worden de ziekteverschijnselen als gevolg van een besmetting door BA beschreven. De van toepassing zijnde wet- en regelgeving komt in hoofdstuk 4 aan de orde. Hoofdstuk 5 vormt de kern van deze werkopdracht en daarin wordt de relatie tussen BA en de taken van de brandweer gelegd. De conclusie en aanbevelingen zijn te vinden in hoofdstuk 6. Vervolgens is de literatuurlijst na hoofdstuk 6 weergegeven en tenslotte worden in bijlage 1 alle relevante ziekten, met toelichting, gerubriceerd. In bijlage 2 zijn de gegevens van bijlage 1 in tabelvorm te vinden.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
7
2. Biologische agentia Om een juiste beeld te krijgen van de relatie BA en het werk van de brandweer is het van belang, om in zijn algemeenheid, achtergrondkennis over BA te hebben. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat onder BA wordt verstaan, de categorie-indeling en de invloed en ziekteverschijnselen van BA op de mens.
2.1 Wat wordt verstaan onder biologische agentia Biologische agentia zijn werkende stoffen die bestaan uit micro-organismen en die (direct of indirect) drie verschillende soorten gezondheidseffecten kunnen veroorzaken: een infectie, een allergie of een vergiftiging. Afhankelijk van het agens kan men één of meer van deze typen reacties vertonen. Micro-organismen zijn met het blote oog niet zichtbaar. De bekendste zijn virussen en bacteriën, maar ook schimmels en gisten, algen en protozoën (eencellige diertjes) behoren tot de micro-organismen. BA worden onderverdeeld in levende organismen en dode stoffen of structuren afkomstig van levende organismen. Levende organismen zijn o.a. : dieren, planten, bacteriën en virussen, die een aparte groep vormen omdat ze zich niet zelfstandig kunnen voortplanten, maar afhankelijk zijn van cellen van andere organismen. De groep van dode stoffen of structuren van levende organismen omvat uitscheiding- en stofwisselingsproducten van micro-organismen te weten exotoxines, endotoxines en mycotoxines. Verder omvat de groep dode bacterieresten en afgestorven cellen. Daarnaast kan er sprake zijn van stoffen afkomstig van giftige planten, pollen, zaden en andere allergieveroorzakende plantendelen, zoals graanstof. Een speciale plaats nemen genetisch gemodificeerde (micro-)organismen in. Door genetische modificatie wordt het erfelijk materiaal van verschillende organismen gekoppeld en werkzaam gemaakt in één organisme. Hierbij ontstaan nieuwe combinaties van erfelijke eigenschappen, die niet in de natuur voorkomen. Hierdoor kunnen nieuwe micro-organismen ontstaan die schadelijk zijn voor mens en dier.
2.2 Categorie-indeling van biologische agentia BA worden ingedeeld in vier categorieën: Categorie 1. Een agens waarvan het onwaarschijnlijk is dat het bij de mens ziekten zal veroorzaken. Categorie 2. Een agens dat bij mensen een ziekte kan veroorzaken en een gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers kan opleveren. Hierbij is het onwaarschijnlijk dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor een effectieve preventieve maatregel of behandeling bestaat. Categorie 3. Een agens dat bij mensen een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers kan opleveren, waarvan het waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor een effectieve preventieve maatregel of behandeling bestaat. Categorie 4. Een agens dat bij mensen een ernstige ziekte kan veroorzaken en een groot gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers oplevert en waarvan het zeer waarschijnlijk is dat het zich onder de bevolking verspreidt en waarvoor geen effectieve preventieve maatregel of behandeling bestaat.
Onwaarschijnlijk dat ziekte wordt
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
Ziekte mogelijk
Gevaar werknemers
Verspreiding bevolking
Effectieve profylaxe of
8
Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4
veroorzaakt ja nvt nvt nvt
nee ja ja (ernstig) ja (ernstig)
nee ja ja (groot) ja (groot)
Nee Nee Waarschijnlijk zeer waarschijnlijk
behandeling nvt ja ja nee
Overzicht categorie-indeling.
2.3 Indeling naar aard van de werkzaamheden Bij het werken met BA zijn grofweg twee soorten werkzaamheden te onderscheiden: 1. Arbeid gericht op het werken met BA zoals in laboratoria en in de zuivelindustrie. 2. Werk dat niet is gericht op het werken met BA, maar waarbij BA wel een reëel risico vormen zoals in de agrarische sector, ziekenhuizen en rioolwaterzuiveringen. De uit te voeren taken van de brandweer vallen in principe onder de tweede categorie. Een uitzondering vormt een repressieve inzet in een omgeving waar gericht met BA wordt gewerkt, echter bij een dergelijke inzet wordt gebruik gemaakt van een aanvalsplan en is er een bedrijfsdeskundige ter plaatse. Op deze kunnen de juiste preventieve maatregelen worden genomen.
2.4 Invloed van biologische agentia op de mens De effecten van blootstelling aan BA kunnen variëren van weinig klachten, zoals chronische verkoudheid, tot ernstige ziekten die de dood tot gevolg kunnen hebben. Een deel van de mensen heeft amper of geen klachten bij (geringe)blootstelling aan BA. Het ziektebeeld dat optreedt is afhankelijk van het agens en kan heel verschillend zijn in verloop en ernst. Of een infectieus agens na binnendringen in het lichaam echt in staat is om ziekteverschijnselen te veroorzaken, hangt onder andere af van de hoeveelheid binnengedrongen (micro-)organisme en de manier van opname in het lichaam. In de volgende paragraven wordt ingegaan op het menselijk afweersysteem en de besmettingswegen.
2.4.1 Het menselijk afweersysteem Als micro-organismen in contact komen met het menselijk lichaam is er sprake van besmetting. In principe is ons afweersysteem zo ingericht dat het organisme sterft. Pas bij besmetting van het lichaam en wanneer het micro-organisme blijft leven en de kans krijgt om zich sterk te vermeerderen, spreekt men van een infectie. Een infectie is een proces waarbij een microorganisme zich in een weefsel of aan het oppervlak van de huid of slijmvliezen vermenigvuldigt tegen de weerstand van de gastheer in (in ons geval de brandwacht) en daarbij ziekteverschijnselen veroorzaakt. Dit wordt een micro-organisme genoemd die pathogeen (ziekmakend) voor de mens is. Voordat een micro-organisme in staat is om het lichaam te infecteren moet er verschillende verdedigingslinies worden genomen. De mens bezit drie verdedigingslinies in de strijd tegen potentiële ziekteverwekkers: de huid en slijmvliezen, fagocyten (cellen die de binnendringers opeten) en specifieke antilichamen.
2.4.2 De besmettingswegen Besmetting en de daarop volgende infectie kan plaatsvinden via de huid of slijmvliezen, via de longen en via het maag-darmstelsel. Huid. Besmetting via een gezonde huid is van weinig belang omdat vreemde micro-organismen nauwelijks kunnen overleven op een gezonde huid. De huid is wel kwetsbaar bij riskante werkzaamheden waarbij gevaar bestaat van verwonding door scherpe voorwerpen. Via sneetjes in de huid en schaafwondjes kunnen gemakkelijk infecties optreden. Wanneer de huidbarrière wordt genomen spreekt men van bloed overdraagbare aandoeningen. Voorbeelden zijn hepatitis B, C en HIV (AIDS). Overdracht van deze microorganismen kan ook rechtstreeks plaatsvinden door bloed/bloed contact. Luchtwegen Micro-organismen kunnen ook via de luchtwegen in ons lichaam binnenkomen. Het trilhaar epitheel van de bovenste luchtwegen zorgt ervoor dat het grootste deel de longen niet bereikt omdat ze weer naar buiten worden gewerkt. Indien micro-organismen toch doordringen tot in de longen is daar nog een actief afweersysteem aanwezig die de toch nog binnengedrongen microBiologische agentia en de brandweer B. van Veen
9
organismen onschadelijk maakt. Voorbeelden van besmetting via de longen zijn: legionella en Influenza. Maag/darm Micro-organismen kunnen door inslikken, hand-mond gedrag en onvoldoende persoonlijke hygiëne via de mond in het lichaam terecht komen. De meeste worden in de maag onschadelijk gemaakt. Een gedeelte overleeft echter en kan dan ziekteverschijnselen veroorzaken. Voorbeelden zijn: salmonella en ziekte van Weil
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
10
3. Ziekteverschijnselen als gevolg van besmetting door biologische agentia Ziekteverschijnselen kunnen voortkomen uit diverse soorten infecties, allergieën en toxinen. Deze zullen nader worden toegelicht.
3.1 Infecties Deze vallen grofweg in drie categorieën uiteen: zoönosen, andere infectieziekten en infectieziekten bij mensen met een gestoorde afweer. Zoönosen. Zoönosen zijn ziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens, bijvoorbeeld door het eten van besmet vlees, door het inademen van aërosolen van urine van varkens of koeien, of door beten van insecten die besmet bloed van een dierlijke drager bij zich hebben. Voorbeelden zijn: ziekte van Weil, de ziekte van Lyme en Rabiës (hondsdolheid). Andere infectieziekten. Andere infectieziekten zijn onder andere hepatitis A, B en C; Aids, griep, legionella besmetting, mazelen en nekkramp. Infectieziekten bij personen met een gestoorde afweer. Indien micro-organismen al in het lichaam aanwezig zijn door een eerdere infectie, maar niet in actieve vorm, kunnen deze zich opnieuw ontwikkelen. Voorbeelden zijn gordelroos en tuberculose.
3.2 Allergieën Allergenen zijn stoffen die een sterke en specifieke reactie van het menselijk afweersysteem kunnen veroorzaken. De mate waarin een bepaalde stof allergeen is, is mede afhankelijk van de moleculaire complexiteit: hoe groter en complexer de moleculen, des te sterker de allergene werking. Allergische aandoeningen worden veroorzaakt doordat het lichaam onder invloed van de allergene stof antilichamen gaat produceren. Een groot aantal agentia die allergieën veroorzaakt is afkomstig van plantaardige of dierlijke herkomst. Daarnaast produceert een groot aantal micro-organismen allergenen. Allergische reacties komen veel voor op stuifmeel, afkomstig van planten en bomen, en op uitscheidingsproducten van huisstofmijt. In de beroepssfeer kunnen meel- en graanstof en houtstof allergische reacties veroorzaken.
3.3 Toxinen Toxinen zijn in het algemeen een door een organisme geproduceerde giftige stof. Met het woord toxine zonder nadere aanduiding wordt meestal een toxine van een bacterie bedoeld. Bij toxinen kan onderscheid worden gemaakt tussen een exotoxine, endotoxine en mycotoxine. Exotoxine. Een exotoxine wordt geproduceerd en uitgescheiden door de levende bacterie en kan al in zeer kleine hoeveelheid zijn giftige werking uitoefenen. Voorbeelden van ziekten, veroorzaakt door de werking van exotoxinen, zijn: difterie, tetanus, botulisme en sommige vormen van voedselvergiftiging. Endotoxinen Endotoxinen zijn bestanddelen van Gramnegatieve bacteriën en komen daaruit vrij wanneer de celwand kapot gaat; meestal is dat bij het afsterven van de bacterie. Alle endotoxinen hebben ongeveer een zelfde chemische opbouw (het zijn lipopolysachariden) en ook het toxische effect van alle endotoxinen (onafhankelijk van het feit of dit afkomstig is van Escherichia coli, een Salmonella of een andere Gramnegatieve bacterie) is in principe gelijk: alle endotoxinen zijn pyrogeen, dwz. koortsverwekkend. Ook kunnen ze bloeddrukdaling en shock veroorzaken. Mycotoxinen mycotoxinen zijn gifstoffen die worden geproduceerd door schimmels. Een voorbeeld hiervan zijn de aflatoxinen die frequent voorkomen in (bedorven) pinda's.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
11
4. De Wet- en regelgeving In de Arbo-wet worden BA speciaal benoemd. De in het Arbobesluit genoemde regelgeving is gebaseerd op Europese richtlijnen. In dit hoofdstuk wordt de, op de brandweer van toepassing zijnde, wet- en regelgeving behandeld.
4.1 Artikelen uit het Arbobesluit In onderstaande overzicht worden de artikelen weergegeven die gelden voor werk met kans op blootstelling aan BA. Deze worden vervolgens toegelicht. Art. 4.85 en 4.97 Uitvoeren RI&E Art. 4.87 en 4.89 Nemen van maatregelen Art. 4.93 Registratie/ informatieverstrekking Art. 4.102 Voorlichting Art. 4.95 Informatieplicht AI bij incident met BA Art. 9.2 en 9.3 Naleving regelgeving door werkgever/nemer Art. 9.22.1 Inwilligen eis tot naleving • •
•
• • • •
Art. 4.85 en 4.97 Uitvoeren RI&E Het is verplicht om de BA, waarmee men in contact kan komen, te inventariseren. Daarbij moet de mate en duur van de blootstelling worden beoordeeld. Art. 4.87 en 4.89 Nemen van maatregelen Doeltreffende maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat personeel wordt blootgesteld aan BA dat schade toe kan brengen aan hun veiligheid of gezondheid. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de arbeidshygiënische strategie. Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan BA mag niet worden gerookt en er mag geen voedsel of drank worden genuttigd. Art. 4.93 Informatieverstrekking Op verzoek moet aan belanghebbenden, zoals OR en werknemers, informatie worden verstrekt over de totstandkoming van de RI&E en de te nemen maatregelen om blootstelling te voorkomen. Art. 4.102 Voorlichting Aan werknemers die worden blootsgesteld aan BA moet men voorlichting en onderricht geven over onder andere de mogelijke gevaren en de te nemen voorzorgsmaatregelen. Art. 4.95 Informatieplicht AI bij incident met BA Bij een ongeval of incident en dat heeft geleid tot het vrijkomen van een agentia van categorie 3 of 4. Art. 9.2 en 9.3 Naleving regelgeving door werkgever/nemer Men is verplicht als werkgever om de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen en de werknemer is verplicht om deze te gebruiken. Art. 9.22.1 Inwilligen eis tot naleving De inspecteur van de Arbeidsinspectie kan een eis opleggen om aan de wetgeving te voldoen.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
12
5. Biologische agentia in relatie tot brandweertaken Als gevolg van een verkeersongeval is de bestuurder van het voertuig zwaar gewond geraakt. De brandweer is voor de ambulance ter plaatse en omdat de toestand van het slachtoffer snel verslechterd wordt besloten om mond op mond beademing toe te passen. Door de gezichtsverwonding komt de hulpverlener in direct contact met het bloed van het slachtoffer. Na de komst van de ambulance vraagt de hulpverlener aan het ambulancepersoneel hoe te handelen omdat hij bloed in de mond heeft gekregen. Het advies was een “prik” in het ziekenhuis te halen. Het resultaat was dat hij van het kastje naar de muur werd gestuurd en onvoldoende duidelijkheid kreeg over hoe er medisch gehandeld moet worden na daadwerkelijk bloedbloed of bloed speeksel-contact. Uiteindelijk heeft de bedrijfsarts een monitoring programma opgesteld en is vastgesteld dat er geen besmetting met het hepatitis B, C- of HIV-virus heeft plaatsgevonden. In bovenstaand kader en in de inleiding zijn praktijkvoorbeelden gegeven van situaties waarbij de brandweer in contact kan komen met BA. Om risico’s te vermijden is het van belang om te weten bij welke werkzaamheden men in contact met BA kan komen, hoe contact kan worden voorkomen en hoe te handelen bij een mogelijke besmetting. Deze onderwerpen worden achtereenvolgens in dit hoofdstuk behandeld.
5.1 Biologische agentia en de brandweertaken De taken van de brandweer kunnen worden afgeleid uit de brandweerwet. In grote lijnen komt het er op neer dat de brandweer de zorg heeft voor: a.) het voorkomen, beperken en bestrijden van brand; b.) het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en c.) het beperken en bestrijden van gevaar voor mens en dier bij ongevallen en rampen, anders dan bij brand. De daadwerkelijke bestrijding, het repressieve optreden, heeft betrekking op het redden van mens en/of dier en overige hulpverleningstaken. Voorbeelden van repressief optreden zijn: 1. het redden van mens en/of dier uit: • brandende percelen • met rook of andere giftige gassen/dampen gevulde ruimten • open water • voertuigen • gierkelders • bomen 2. overige hulpverleningstaken zoals: • verkeersongevallen • wateroverlast • opruimen bomen na stormschade De risico’s die de hulpverlener loopt kunnen worden onderverdeeld in de volgende groepen: 1. besmetting door direct contact met geïnfecteerde personen en dieren 2. besmetting door besmette voorwerpen van geïnfecteerde personen en dieren 3. besmetting door BA in water en in van mensen en dieren afkomstige afvalstoffen Ad 1.
Van overdracht, door direct contact, bij mensen onderling is sprake bij het Hepatis B, Cen HIV- virus. Onder direct contact wordt verstaan: bloed-bloed, bloed-bloedplasma, bloed-lichaamsvocht en speeksel-bloed contact. Het risico om besmet te worden met het Hepatitis B, C- en HIV-virus is aanwezig bij: • het bevrijden van slachtoffers bij verkeers- en bedrijfsongevallen • hulpverlening bieden aan gewonde slachtoffers na een ongeval en • het redden van slachtoffers met ernstige brandwonden. Bij overdracht door direct contact tussen geïnfecteerde dieren en mens, is sprake bij een besmetting met de Borrelia burgdorferi bacterie, die de veroorzaker is van de LymeBiologische agentia en de brandweer B. van Veen
13
Ad 2. Ad 3.
ziekte, miltvuur, de bacterie Coxiella burnetii, die de Q-koorts veroorzaakt en de bacterie Erysipeloïd die de varkensvlekziekte veroorzaakt. Bij overdracht door besmette voorwerpen van geïnfecteerde personen moet men denken aan injectiespuiten en naalden van drugsverslaafden. Deze kunnen besmet zijn met het hepatitis B, C- en HIV-virus. Onder besmetting door BA in water en, van mensen en dieren afkomstige, afvalstoffen worden micro-organismen verstaan die zich bevinden in water, mest, rioleringssystemen en open water. Overdracht vindt plaats door het via de mond binnen krijgen van de bacteriën Het risico om besmet te worden met BA die zich bevinden mest, rioleringswater en open water is aanwezig bij: • duikwerkzaamheden • redden van dieren uit gierkelders • hulpverleningswerkzaamheden bij kippenmesterijen • het verpompen van rioleringswater (bijvoorbeeld bij wateroverlast) • blussen met hoge druk stralen. Voorbeelden van ziekten die men op kan lopen bij de hiervoor genoemde werkzaamheden zijn: Ziekte van Weil, Cryposporidiose, Hepatitis A, Legionellose, Campylobacteriose, Tetanus, Salmonellose en Escherichia coli.
5.2 Preventieve maatregelen Om gevaren terug te dringen moet men volgens de Arbo-wet de arbeidshygiënische strategie volgen. Dit betekent dat de bron als eerste moet worden aangepakt en als laatste stap gebruik mag worden gemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen. Ten aanzien van BA en de relatie met het repressief optreden van de brandweer gaat deze strategie niet op en is men aangewezen op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Zoals in de paragrafen 2.4.2 en 5.1 is aangegeven kan besmetting plaatsvinden door direct contact, via de mond en maag-darmkanaal en via de luchtwegen. Te allen tijde mag men niet roken, eten en drinken bij werkzaamheden waarbij men in contact kan komen met BA. Om te voorkomen dat men besmet raakt door direct contact, zoals bloedbloed contact, moet uitrukkleding, inclusief handschoenen, worden gedragen. Bij verkeersongevallen moeten tevens, onder de brandweerhandschoenen, latex handschoenen worden gedragen. Bij mond op mond-beademing dient men gebruik te maken van een hulpstuk dat direct contact vermijdt. Men dient zich te bedenken dat kleine verwondingen bij de hulpverlener een toegang kunnen zijn voor bacteriën en virussen. Om besmetting te voorkomen wordt in bepaalde beroepen gebruik gemaakt van preventieve vaccinatie. Preventieve vaccinatie heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat men gedurende een bepaalde periode gevrijwaard is van de ziekte waarvoor men is ingeënt. De nadelen zijn de kosten en de onbekendheid hoe de betrokkene op de vaccinatie zal reageren. Omdat, bij het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen, de kans klein wordt geacht om besmet te raken en omdat de juiste medische handelingen ook na een incident kunnen worden genomen wordt door de geraadpleegde deskundigen2 geadviseerd om niet preventief te vaccineren. Bij werkzaamheden waarbij men in aanraking komt met open water, rioleringswater en mest is het van belang om te zorgen dat water, mest e.d. niet via de mond in het maag-darmkanaal terechtkomen. Bij duikwerkzaamheden moet naast het duikpak gebruik gemaakt worden van een volgelaatmasker. Bij reddingswerkzaamheden in een gierkelder moet ook gebruik gemaakt worden van adembescherming. Dit voor zowel mogelijk opspattende fecaliën als schadelijke dampen. 2
Medisch milieukundige van de GGD te Groningen en keuringsartsen van de arbodiensten Ardyn en ArboUnie
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
14
Een goed gesloten waadpak, dat na afloop makkelijk kan worden gereinigd, is ook van belang. Bij werkzaamheden in bossen of onder bomen moet de uitrukkleding gesloten worden gedragen.
5.3 Nazorg bij een mogelijke besmetting Bij een mogelijke besmetting met het Hepatitis B, C- of HIV-virus moet bij bloedcontact op een intacte huid, onmiddellijk het bloed goed worden afgewassen met ruim water. Bij verwondingen met voorwerpen, waaraan zich bloed bevindt, de wond goed door laten bloeden, zo mogelijk onder lauwwarm stromend water en niet uitzuigen! Is de mond in contact geweest met bloed of bloedbevattende lichaamsvochten, dan moet de getroffen plaats gespoeld worden met veel water. Vervolgens moet in overleg met de bedrijfsarts een monitoring traject worden afgebroken Over het uitvoeren van een monitoring-programma bestaat momenteel onvoldoende duidelijkheid. Omdat de brandweer 24 uur per dag in aanraking kan komen met de hiervoor genoemde agentia is het gewenst dat er een protocol wordt opgesteld hoe de eerste uren/dagen na en incident moet worden gehandeld. Bij het opstellen van het protocol moeten zowel brandweer als Arbo-diensten worden betrokken. Bij werkzaamheden waarbij men in contact komt met open water, rioleringswater of mest en dit per ongeluk in de mond krijgt moet men de mond goed spoelen met water. Omdat de mogelijkheid aanwezig is dat er toch water en/of mest in het maag-darmkanaal komt is het mogelijk dat er alsnog besmetting optreedt. Het tijdstip waarop ziekteverschijnselen zich openbaren is afhankelijk van de incubatietijd. Deze kan uiteen lopen van 3 dagen tot 3 weken, afhankelijk van de bacterie. Het is dus van belang om eventuele ziekteverschijnselen in de gaten te houden, zodat eventuele informatie over de plaats waar een mogelijke besmetting is opgelopen door kan worden gegeven aan de arts. Deze kan de juiste medische handelingen nemen. De meeste ziekten die worden veroorzaakt door vervuild water genezen op natuurlijke wijze of met antibiotica. Het is van belang dat de kleding, inclusief de handschoenen, na een inzet met BA grondig wordt gereinigd. Uitrukkleding moet naar de wasserij en waadpakken moeten, met name indien ze in contact met mest zijn geweest met warm water en zeep worden gereinigd. Lichaamsdelen die in contact zijn geweest met BA moeten goed met warm water en zeep worden gereinigd.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
15
6. Conclusies/aanbevelingen 6.1 Conclusies Uit gesprekken met leden en leidinggevenden van een vijftal brandweerkorpsen blijkt dat er onvoldoende bekendheid is met betrekking tot BA. In de les- en leerstof van het NIBRA (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding) wordt in de module “Gevaarlijke stoffen”, op het niveau brandwacht 1, aandacht aan BA geschonken en dan betreft het alleen stoffen die worden opgeslagen en/of vervoerd en die voorzien zijn van de juiste etikettering. Ondanks dat het werk van de brandweer niet is gericht op het werk met BA is de kans om een infectie, vergiftiging of allergie op te lopen aanwezig. Hoe groot die kans is, is niet zondermeer aan te geven omdat dit van meerdere factoren afhankelijk is. De hoeveelheid micro-organismen, de wijze van besmetting en de fysieke gesteldheid spelen daarbij een rol. Er heeft geen diepgaand onderzoek plaatsgevonden omdat de werkzaamheden van de brandweer in steeds wisselende omstandigheden plaatsvinden. Bij het gebruik van de juiste persoonlijke beschermings-middelen en de juiste hygiënische maatregelen, zoals niet roken, eten, drinken en het reinigen van de kleding wordt het risico om een besmetting op te lopen door deskundigen3 klein geacht. Mogelijke besmetting door het hepatitis B, C- en HIV-virus vormt momenteel het grootste risico. Direct contact met een slachtoffer via bloed of speeksel hoeft echter nog geen besmetting te betekenen, wel moet aandacht worden geschonken aan het nazorgtraject. Er is geconstateerd dat er bij de regionale brandweer Groningen geen nazorgprotocol bestaat. Omdat, bij het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen, de kans klein wordt geacht om besmet te raken en omdat de juiste medische handelingen ook na een incident kunnen worden genomen wordt door de geraadpleegde deskundigen2 geadviseerd om niet preventief te vaccineren tegen het hepatitis B, C- en HIV-virus, zoals wel gebruikelijk is in de gezondheidszorg. Naast de besmetting, door het hepatitis B en C -en HIV-virus, loopt de brandweer de kans om besmet te raken tijdens hulpverleningswerkzaamheden in open water en dan met name in de omgeving van riooloverstorten en tijdens hulpverleningstaken waarbij men in contact komt met afvalstoffen van mens, dier en micro-organismen, zoals op agrarische bedrijven. Er is tijdens brandweeroptreden nog onvoldoende bekend over een mogelijke besmetting door de legionella-bacterie. Momenteel vindt onderzoek plaats naar de aanwezigheid van de legionellabacterie in de watertank van de autospuiten. Theoretisch is het mogelijk dat de legionella-bacterie zich in de watertank ontwikkelt. Dit kan plaatsvinden indien een voertuig in een verwarmde stallingruimte staat en het water niet regelmatig wordt ververst. Uit informatie van de deskundigen van de GGD, Arbo-diensten en van het “Nederlands Centrum voor Beroepsziekten” is gebleken dat BA wel een risico vormen, maar dat deze niet hebben geleid tot arbeidsongeschiktheid. Ook is bij de Arbo-dienst niet bekend hoeveel brandweermensen wel eens een infectie oplopen als gevolg van hulpverleningswerkzaamheden die zij voor de brandweer uitvoeren. De verwachting is dat dit komt omdat het overgrote deel als vrijwillig brandweerman/vrouw optreedt en deze taak dus uitvoert naast het reguliere werk. Door de incubatietijd die varieert van enkele dagen tot zelfs maanden wordt er vaak niet bij stil gestaan waar de infectie is opgelopen: bij de brandweer, eigen werk of zelfs thuis.
6.2 Aanbevelingen 1) Voorlichting. Door de onvoldoende kennis over BA wordt geadviseerd om actief voorlichting aan de korpsen te geven. Deze voorlichting dient, naast informatie over BA, te bestaan uit de onderdelen: “wat kan gebeuren”; “hoe kan het worden voorkomen” en “als het toch gebeurt”. Omdat bij mondelinge voorlichting niet iedereen wordt bereikt en omdat regelmatig nieuwe brandwachten
3
Medisch milieukundige van de GGD te Groningen en keuringsartsen van de arbodiensten Ardyn en ArboUnie
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
16
2)
3)
4)
5)
bij de korpsen komen wordt aanbevolen om ook schriftelijk informatie, als naslagwerk, te verstrekken. Les- en leerstof. Tot op heden wordt er nagenoeg geen aandacht in de les- en leerstof aan BA besteedt. Aanbevolen wordt om met name in de modules “persoonlijke bescherming”, niveau brandwacht en “hulpverlener”, niveau brandwacht 1e klasse, hier aandacht aan te schenken. Opstellen nazorgprotocol. Te allen tijde moet worden voorkomen dat brandweermensen in onzekerheid blijven of ze een besmetting met het Hepatitis B, C- of HIV-virus hebben opgelopen. Geadviseerd wordt om een nazorgprotocol op te stellen dat aansluit bij het zgn. accidentenprotocol van de Arbo-dienst en waar de brandweer-organisatie 24 uur per dag mee uit de voeten kan. De Risico Inventarisatie en Evaluatie’s (RI&E’s) aanvullen De blootstelling aan biologische agentia vormt een apart onderdeel van de risico inventarisatie. Slechts incidenteel wordt, naast een mogelijke besmetting door Hepatitis B en HIV, gesproken over andere BA. Geadviseerd wordt om de RI&E’s aan te vullen, zodat er een completer beeld ontstaat over de risico’s die men loopt en welke maatregelen genomen moeten worden bij blootstelling aan BA Legionella Bij een steekproef is geconstateerd dat in de watertank van de autospuit zich de legionellabacterie had gevormd. Weliswaar niet in grote hoeveelheden, maar het verdient de nodige aandacht. Momenteel vindt nader onderzoek plaats. Geadviseerd wordt om tot het moment dat nadere gegevens bekend zijn regelmatig het water in de tank te vervangen om op die manier de vorming van de bacterie tegen te gaan
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
17
Literatuurlijst • • • • • • • • • • • • •
Arbo- informatieblad 9, van SDU Uitgevers Arbo-wet 1998 Arbobesluit, Art.4.84 t/m 4.102 Jaarboek “Arbo en binnenmilieu” 2001, hoofdstuk 18 en 19. Uitgeverij Samsom Rapport “Oriëntatie op volksgezondheid en “water in de stad”, opgesteld door de Grontmij, in opdracht van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling. Risico-inventarisatie en evaluatie gericht op biologische agentia, hoofdstuk E1-1. Uitgever onbekend. Signaleringsrapport Beroepsziekten 1999 van het Nederlands centrum voor beroepsziekten. Brochure “Modelbeheersplan Legionella-preventie in leidingwater” van het ministerie van VROM Internet-site www.legionellavraagbaak.nl Internet-site www.arboagro.nl Internet-site www.beroepsziekten.nl Internet-site www.rivm.nl/infectieziektenbulletin Internet-site www.hepatitis.nl
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
18
Bijlage 1 Ziekteverschijnselen door biologische agentia in relatie tot brandweertaken Infectieziekten Hepatitis A • Beschrijving. Hepatitis-A (categorie 2) wordt veroorzaakt door het hepatitis A-virus. De aandoening verloopt meestal goedaardig en duurt zes tot acht weken. Er is geen behandeling met medicijnen. De ziekte moet een natuurlijk beloop hebben. • Ziekteverschijnselen. De verschijnselen treden na de incubatietijd van twee tot zes weken op en doen denken aan griep. Hepatitis A gaat meestal gepaard met geelzucht, het donker worden van de urine en het ontkleuren van de ontlasting. • Wijze van overdracht. Hepatitis-A wordt overgebracht door het eten en drinken van voedsel of water dat verontreinigd is met fecaliën. • Relatie met de brandweer. Tijdens blussingswerkzaamheden waar gebruik wordt gemaakt van open water, het verpompen van water tijdens wateroverlast en tijdens duikwerkzaamheden. • Preventieve maatregelen. Om besmetting met het hepatitis-A virus te voorkomen moet er voor worden gezorgd dat men geen vervuild water binnenkrijgt. Duikers moeten gebruik maken van een volgelaat masker. • Nazorg. Na een inzet goede persoonlijke hygiëne toepassen en rekening houden met de incubatietijd.
Hepatitis B • Beschrijving. Hepatitis-B (categorie 3) is een ernstige vorm van leverontsteking. Hepatitus-B kan chronisch worden en besmettelijk blijven. Het hepatitis B-virus is zeer besmettelijk en 100 maal besmettelijker dan het HIV-virus. Voor acute hepatitis B bestaat er geen behandeling met medicijnen. • Ziekteverschijnselen. De incubatietijd is twee tot zes maanden. Door een infectie kan men zich erg ziek voelen. Maar het kan ook zijn dat men er niets van merkt. Men kan het virus onder de leden hebben en dus besmettelijk zijn voor anderen. Het virus verdwijnt in de meeste gevallen binnen een half jaar. • Wijze van overdracht. Hepatitis-B wordt overgedragen door bloedcontact met geïnfecteerd menselijk bloed, bloedplasma en lichaamsvocht, seksueel contact, snijwonden en prikverwondingen. • Relatie met de brandweer. Het risico voor de brandweer om besmet te worden met hepatitis-B is vooral bij direct bloedcontact met slachtoffers, die reeds besmet zijn met het virus (dragers). Verder vormen slachtoffers met brandwonden, waarbij direct contact kan optreden met bloedplasma en lichaamsvocht een risico. • Preventieve maatregelen. Om een besmetting van het hepatitis B-virus te voorkomen wordt er van uitgegaan dat de standaard uitrukkleding wordt gedragen. Op deze wijze blijft het lichaam beschermd tegen direct contact. Het dragen van geschikte handschoenen is tevens van belang, met name omdat kleine wondjes aan de handen regelmatig voorkomen en juist die potentiële besmettingsplaatsen zijn. Tijdens een hulpverleningsinzet moeten latexhandschoenen onder de gebruikelijke werkhandschoenen worden gedragen. Bij een inzet bij brand is dit vanwege de hitte niet mogelijk en dient men te vertrouwen op de brandweerhandschoen, die overigens in veel situaties voldoende is. Bij mond op mond beademing moet men gebruik maken van hulpmiddelen, waardoor direct contact wordt vermeden. • Nazorg. Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
19
Bij bloedcontact op een intacte huid, het bloed goed afwassen met ruim water. Bij verwondingen met voorwerpen, waaraan zich bloed bevindt, de wond goed door laten bloeden, zo mogelijk onder lauw-warm stromend water en niet uitzuigen! Daarna de huid drogen en behandelen met een ontsmettingsmiddel. Is de mond in contact geweest met bloed of bloedbevattende lichaamsvochten, dan moet de getroffen plaats gespoeld worden met veel water. In overleg met de bedrijfsarts wordt een monitoring traject opgezet.
Hepatitis C • Beschrijving. Hepatitis-C (categorie 3) is een ernstige vorm van leverontsteking. Het is een veel voorkomende vorm van hepatitis en spuitende drugsgebruikers. Besmetting kan plaatsvinden via bloedcontact. De klachten zijn meestal vermoeidheid, soms vage buikklachten en misselijkheid en bij uitzondering geelzucht. Voor de wijze van overdracht, de relatie met de brandweer en de te nemen voorzorgsmaatregelen zijn gelijk aan hepatitits B.
AIDS • Beschrijving. AIDS wordt veroorzaakt door het HIV-virus (categorie 3). De ziekte is veel minder besmettelijk dan het hepatitis-B virus.De incubatietijd is lang en wordt geschat op gemiddeld acht of negen jaar. HIV dringt vooral cellen van het afweersysteem binnen, en dwingt die cellen het virus te vermenigvuldigen. • Ziekteverschijnselen. Het heeft een afname van de specifieke afweer tot gevolg, hetgeen zich openbaart in een scala van symptomen. Het meest opvallend is het optreden van infecties, neurologische verschijnselen en kwaadaardige gezwellen. • Wijze van overdracht. Gelijk aan hepatitis-B en C • Relatie met de brandweer. Gelijk aan hepatitis-B en C • Preventieve maatregelen. Gelijk aan hepatitis-B en C • Nazorg. Gelijk aan hepatitis-B en C • Bijzonderheden. Gelijk aan hepatitis-B en C
Zoönosen Lyme-ziekte • Beschrijving. Lyme-ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Borrelia burgdorferi (categorie 2) en valt onder de groep zoönosen. De bacterie wordt overgebracht door een tekenbeet. • Ziekteverschijnselen. Rond de plaats van de beet van een besmette teek ontstaat in ongeveer de helft van de gevallen een rode verkleuring van de huid; later (soms na maanden tot zelfs jaren) kunnen ziekteverschijnselen ontstaan van de hersenen (met name een soort hersenvliesontsteking), van de gewrichten en van het hart. Het heeft een afname van de specifieke afweer tot gevolg, hetgeen zich openbaart in een scala van symptomen. Het meest opvallend is het optreden van infecties, neurologische verschijnselen en kwaadaardige gezwellen. • Wijze van overdracht. Door met het virus besmette teken. Teken zetten zich met hun monddelen vast in de huid, waar ze een klein gat maken en bloed opzuigen en zo een besmetting veroorzaken. • Relatie met de brandweer. Werken onder bomen en struiken en het opruimen van omgewaaide bomen. • Preventieve maatregelen. Het dragen van uitrukkleding en deze goed gesloten te houden is voldoende.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
20
• Nazorg. Plek waar de teek is verwijderd regelmatig controleren en indien verkleuring optreedt direct contact met een arts opnemen. • Bijzonderheden. Bestrijding van teken kan in de meeste gevallen slechts geschieden op de gastheer zelf, waarbij moet worden zorggedragen de teek niet fijn te knijpen of in tweeën te trekken. De inhoud kan bij ziekteoverdragende soorten zeer infectieus zijn. Het is aan te bevelen om voor de verwijdering van de teek een tekentang te gebruiken om te voorkomen dat delen in de huid achterblijven.
Ziekte van Weil • Beschrijving. De ziekte van Weil wordt veroorzaakt door de bacterie Leptospirose. (categorie 2). Leptospirose is een verzamelnaam voor een groep ziekten die door het geslacht Leptospira worden veroorzaakt. De bacterie kan o.a. door de bruine rat in de urine worden uitgescheiden en zo in water (kanalen, plassen, enz.) terechtkomen. Door in besmet water te zwemmen kan de mens de ziekte oplopen (m.n. 's zomers, de bacterie overleeft slecht in koud water). De incubatietijd bedraagt één tot drie weken, daarna begint de acute fase van de infectie. • Ziekteverschijnselen. De ziekte wordt gekenmerkt door koorts, hoofdpijn en spierpijn, gevolgd door bindvliesontsteking. In ernstige gevallen kunnen verstoring in nier- en leverfunctie optreden. In enkele gevallen is de ziekte fataal. De meeste patiënten herstellen spontaan na ongeveer twee weken. • Wijze van overdracht. De infectieroute loopt van de urine van besmette dieren via water, voorwerpen of grond naar wonden of slijmvliezen van de mens. • Relatie met de brandweer. Bij duikwerkzaamheden, het gebruik van open water als bluswater, en het verpompen van rioleringswater tijdens perioden van wateroverlast is de kans op besmetting aanwezig. • Preventieve maatregelen. Niet roken, eten en drinken. Bij duikwerkzaamheden een volgelaatmasker en handschoenen gebruiken. Voor de niet brandweerduiker geldt dat naast de uitrukkleding een waadbroek moet dragen.
Cryptosporidiose • Beschrijving. Cryptosporidiose (categorie 2) is een infectie en de incubatietijd is drie tot zes dagen. • Ziekteverschijnselen. Na de incubatietijd ontstaat acute diarree, die gepaard gaat met puikpijn. De ziekte duurt ca. drie weken en gaat spontaan weer over. • Wijze van overdracht. Besmetting kan plaatsvinden omdat fecaliën in het maag-darm kanaal komen. • Relatie met de brandweer. Redden van vee uit mestkelders • Preventieve maatregelen. Niet roken, eten en drinken. Dragen van waadpak. • Nazorg. Kleding en lichaamsdelen die in contact zijn gekomen met mest goed reinigen.
Varkensvlekziekte • Beschrijving. Erysipeloïd (categorie 2) is een bacterie die bij varkens voorkomt. • Ziekteverschijnselen. Na besmetting wordt de huid rood en de onderliggende gewrichten kunnen pijnlijk worden. De infectie blijft meestal lokaal. Genezing treedt op na behandeling met antibiotica. • Wijze van overdracht. Besmetting kan plaatsvinden tussen besmet vlees en wondjes. • Relatie met de brandweer. Algemene hulpverlening met dieren. • Preventieve maatregelen. Niet roken, eten en drinken. Dragen van uitrukkleding en handschoenen. • Nazorg. Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
21
Kleding en lichaamsdelen die contact hebben gemaakt goed reinigen.
Q-koorts • Beschrijving. Coxiella burnetii (categorie 3)is de veroorzaker van Q-koorts. De incubatietijd duurt gemiddeld twee of drie weken. • Ziekteverschijnselen. Bij de mens verloopt de infectie vaak onschuldig. Het kan zich manifesteren met een plotseling optreden van koortsaanvallen, hevige hoofdpijn en algehele malaise. In de acute fase kunnen stoornissen van het maag-darmkanaal voorkomen. • Wijze van overdracht. De infectie kan overgebracht worden door direct contact met geïnfecteerde dieren. Maar ook door besmet stof en stro. • Relatie met de brandweer. Algemene hulpverlening waarbij dieren zijn betrokken. • Preventieve maatregelen. Niet roken, eten en drinken. Dragen van uitrukkleding. • Nazorg. Kleding en lichaamsdelen die contact hebben gemaakt reinigen.
Miltvuur • Beschrijving. Miltvuur (anthrax) (categorie 3) wordt veroorzaakt door de bacterie Bacillus anthracis. De sporen kunnen zeer lang overleven en na vele jaren in de grond te hebben gezeten kunnen ze nog besmettelijk zijn voor vee en mensen. In Nederland komt miltvuur sporadisch voor, maar wordt in dit overzicht meegenomen naar aanleiding van de onrust die in 2001 is ontstaan over mogelijke opzettelijke besmettingen. Er zijn drie soorten: Cutane anthrax, Respiratoire anthrax en Intestinale anthrax. • Ziekteverschijnselen. Cutane anthrax komt het meest voor. Er ontstaan zweren op de plaats van besmetting en soms gevolgd door bloedvergiftiging. Respiratoire anthrax veroorzaakt een ontsteking van de borstholte, kortademigheid en het ophoesten van bloed. Deze vorm is zeer gevaarlijk. Intestinale anthrax komt in Nederland nagenoeg niet voor. • Wijze van overdracht. Cutane anthrax treedt op als de besmetting plaatsvindt door direct contact van besmette dieren of dierlijke producten met de huid. Deze vorm van ziekte komt het meest van de drie soorten voor. Respiratoire anthrax kan als gevolg zijn van inhalatie van bacteriesporen. Intestinale anthrax ontstaat door het eten van onvoldoende verhit vlees. • Relatie met de brandweer. Algemene hulpverlening met dieren en het zeker stellen van verdachte pakketjes met wit poeder. • Preventieve maatregelen. Niet roken, eten en drinken. Afhankelijk van de soort: minimaal dragen van uitrukkleding eventueel met adembescherming. • Nazorg. Kleding en lichaamsdelen die in contact zijn gekomen goed reinigen.
Legionellose • Beschrijving. Legionellose of “veteranenziekte” (categorie 2) wordt veroorzaakt door de legionella-bacterie en kan longontsteking tot gevolg hebben. De bacterie bevindt zich in leidingwater en kan zich vermeerderen in stilstaand water met een temperatuur tussen 25 en 55 graden Celsius. Na besmetting is de incubatietijd twee tot tien dagen. • Ziekteverschijnselen. De ziekte begint met een snel opkomende hoofdpijn, spierpijn en een ziek gevoel, gevolgd door longontsteking. Door directe toediening van antibiotica is de ziekte goed te behandelen. • Wijze van overdracht.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
22
Inademen van de aërosol. • Relatie met de brandweer. Het vermoeden bestaat dat besmetting voor de brandweer plaats kan vinden bij het gebruik van de hoge druk stralen van een tankautospuit. Omdat de voertuigen altijd in verwarmde ruimten staan en de temperatuur in die ruimten in de zomer kan oplopen tot boven de 25 graden is het niet ondenkbaar dat bij weinig gebruik van de tankautospuit er zich legionella in de tank en slanghaspels vormt. Bij het gebruik van de hoge druk stralen ontstaat altijd rond de straalpijp een aërosol van water. Bij het niet gebruik van adembescherming, bv. bij een buitenbrand, is de kans aanwezig dat deze wordt ingeademd. Momenteel vindt onderzoek plaats naar het ontstaan van legionella in watertanks van de tankautospuiten. • Preventieve maatregelen. Water in tank regelmatig vervangen en een legionella bestrijdingsplan opzetten. • Nazorg. Attent zijn op symptonen van ernstige griep.
Infectieziekten veroorzaakt door exo- en endotoxinen Campylobacteriose • Beschrijving. Campylobacteriose (categorie 2) is een zoönose en die zeer regelmatig voorkomt. Er worden onvoldoende toxinen gevormd om bij uitwendig contact gevaarlijk te zijn. Ze moeten zich eerst in het lichaam vermenigvuldigen om vervolgens de ziekte te veroorzaken. • Ziekteverschijnselen. Het ziektebeeld vertoont overeenkomst met een zomergriep. De ziekte wordt veroorzaakt door een exotoxine dat door de bacterie wordt uitgescheiden en de incubatietijd beslaat 2 tot 7 dagen. Koorts, hoofdpijn en uitputting zijn de ziekteverschijnselen. De ziekte houdt meestal enkele dagen aan en geneest spontaan. • Wijze van overdracht. De ziekte wordt overgebracht indien besmette fecaliën via het maag-darmkanaal in het lichaam komen. • Relatie met de brandweer. Besmetting kan plaatsvinden tijdens het redden van vee uit mestkelders. • Preventieve maatregelen. Preventief moet men goede gesloten waadpakken dragen, aangevuld met adembescherming voor degene die in de kelder afdalen. • Nazorg. Kleding en lichaam goed reinigen
Tetanus • Beschrijving. De exotoxine Clostridium tetani (categorie 2)veroorzaakt de infectieziekte tetanus. • Ziekteverschijnselen. Na 3 tot 21 dagen ontstaan de eerste symptomen: prikkelbaarheid, rusteloosheid en hoofdpijn. De ziekte kan gepaard gaan met spierverkrampingen en houdt plusminus drie weken aan. • Wijze van overdracht. De wijze van besmetting vindt plaats door contact met een wond met grond of mest. • Relatie met de brandweer. Besmetting kan in principe overal plaatsvinden. • Preventieve maatregelen. Draag altijd uitrukkleding tijden de werkzaamheden. Preventief inenten behoort ook tot de mogelijkheden. • Nazorg. Na een infectie behandeling met antibiotica.
Salmonellose • Beschrijving. Salmonellose (categorie 2). Een besmetting wordt overgebracht door besmet vlees en eieren. Er worden onvoldoende toxinen gevormd om bij uitwendig contact gevaarlijk te zijn. Ze moeten zich eerst in het lichaam vermenigvuldigen om vervolgens de ziekte te veroorzaken. Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
23
• Ziekteverschijnselen. Na twee tot drie dagen treedt besmetting op. De bacteriën beschadigen het slijmvlies van de dikke darm, die hierdoor kleine zweren vertoont. Daarnaast scheidt de bacterie een exotoxine uit, dat ontsteking van de dunne darm veroorzaakt. De ziekte houdt ongeveer een week aan. • Wijze van overdracht. Via de mond in het maag-darmkanaal. • Relatie met de brandweer. De brandweer kan in contact komen met salmonellose tijdens werkzaamheden bij pluimveehouderijen. • Preventieve maatregelen. Uitrukkleding en handschoenen dragen. Hand-mond contact vermijden. • Nazorg. Attent zijn op ziekteverschijnselen na de incubatietijd.
Escherichia coli • Beschrijving. Escherichia coli of colibacterie (categorie 2) is een normale darmbewoner bij de mens, die zich onder veranderde omstandigheden (conditievermindering?) als parasiet kan gedragen. De aanwezigheid van E. coli wordt bij wateronderzoek gebruikt als indicatie voor de mate waarin dit water door menselijke feces verontreinigd is. Er worden onvoldoende toxinen gevormd om bij uitwendig contact gevaarlijk te zijn. Ze moeten zich eerst in het lichaam vermenigvuldigen om vervolgens de ziekte te veroorzaken. • Ziekteverschijnselen. Als de colibacterie zich bij de mens als parasiet gedraagt, veroorzaakt deze niet zelden infecties van de urinewegen (blaas, nierbekken). Voorts kunnen maag- en darmstoornissen optreden. • Wijze van overdracht. Via mond in maag-darmkanaal. • Relatie met de brandweer. Bij duikwerkzaamheden, het gebruik van open water als bluswater, en het verpompen van rioleringswater tijdens perioden van wateroverlast is de kans op besmetting aanwezig. • Preventieve maatregelen. Preventief moeten duikers een volgelaatmasker dragen en niet-duikers een waadbroek. • Nazorg. De behandeling van coli-infecties is mogelijk met antibiotica.
Mycotoxinen • Beschrijving Mycotoxinen produceren schimmels en komen voor in onder andere graanproducten. • Ziekteverschijnselen. Ze kunnen zorgen voor diarree, braken, huidirritatie, schilferende huid en een verhoging van de kans op luchtweginfecties. Sommige mycotoxinen veroorzaken direct na contact irritatie van huid en slijmvliezen. • Wijze van overdracht. De meeste brengen alleen gezondheidseffecten teweeg na inname via de mond. • Relatie met de brandweer. Werkaamheden op landbouwbedrijven en graanoverslagbedrijven • Preventieve maatregelen Dragen van uitrukkleding en bij stofkapjes • Nazorg Niet van toepassing.
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
24
Overzicht ziekteverschijnselen door BA in relatie tot brandweertaken Ziekte
Cat.
Wijze van besmetting
Ziektebeeld
Incubatietijd
Relatie Brandweertaken
Bij iedere inzet: NIET Roken, eten en drinken.
Infectieziekten Hepatitis- A (virus)
Hepatitis- B en C (virus)
Griep, gevolgd door geelzucht. Herstel na 6-8 week.
Fecaliën➝ water➝ mond➝ maag-darm kanaal
21 dagen
Ontsteking van de lever en optreden geelzucht
Bloed➝bloed Bloedplasma➝bloed Injectienaalden➝bloed Speeksel➝mond ➝maagdarmkanaal
2 – 6 maanden
Bloed➝bloed Bloedplasma➝bloed Injectienaalden➝bloed Speeksel➝mond ➝maagdarmkanaal
8 – 9 jaren
2
3
Afname afweer, optreden van infecties, neurologische verschijnselen AIDS (HIV-virus)
3
Duikwerkzaamheden, blussen met open water en verpompen vervuild water tijdens wateroverlast Verkeersongevallen (mond op mond beademing) Brand Weerbarstige verslaafden Verkeersongevallen (mond op mond beademing) Brand
e
Lyme-ziekte 2
Ziekte v. Weil
CryptoSporidiose
2
2
beet➝huid/bloed
Urine rat ➝ water ➝mond ➝ maag-darmkanaal
Fecaliën ➝ mond ➝maagdarmkanaal
Inslikken water vermijden en bij duiken een volgelaatmasker gebruiken.
Bij hulpverlening: uitrukkleding en latexhandschoenen onder brandweer handschoen. Bij brand: uitrukkleding Bij hulpverlening: uitrukkleding en latexhandschoenen onder brandweer handschoen. Bij brand: uitrukkleding. Bij verslaafden uitrukkleding en benadering/overmeesteren, indien mogelijk, door politie.
Bij iedere inzet: NIET Roken, eten en drinken.
Zoönosen 1 stadium: rode verkleuring rond de beet. Moe, hoofdpijn, koorts en spierpijn. e 2 stadium: neurologische verschijnselen e 3 stadium: gewrichtsontsteking en ziekte van Pick-Herxheimer. Acute fase: koorts, hoofdpijn en spierpijn. In ernstige gevallen: nier- en lever stoornissen. Normaal: herstel na ca. twee weken. Acute diarree en buikpijn Herstel na ca. 3 weken
Te nemen maatregelen
e
1 stadium: 3 dgn.-3 wkn e 2 stadium: 1-3 maanden e 3 stadium: mnd’en – jaren 1 – 3 weken
3-6 dagen
Werkzaamheden aan/onder bomen vb tijdens opruimen stormschade
Uitrukkleding gesloten houden.
Duikwerkzaamheden, blussen met open water en verpompen vervuild water tijdens wateroverlast Redden van dieren uit mestkelder
Inslikken water vermijden en een volgelaatmasker gebruiken.
Inname voorkomen. In kelder waadpak en adembescherming gebruiken.
Bijlage 2
Ziekte Varkensvlekziekte
Q-koorts
Miltvuur
Legionellose
Cat.
Ziektebeeld Rode huid en pijnlijke gewrichten.
2
3
3
Genezing met antibiotica Griepverschijnselen. In ernstige gevallen: hoofdpijn, diarree en kans op ontsteking van de lever. Herstel normaal na ca. 2 weken Cutane anthrax: komt het meest voor. Zweren op plaats van besmetting en soms gevolgd door bloedvergiftiging Respiratoire anthrax: ontsteking borstholte, kortademigheid en bloed ophoesten. Zeer gevaarlijk. Intestinale anthrax: komt nagenoeg niet voor. Hoofdpijn, spierpijn en longontsteking
Wijze van besmetting
Incubatietijd
Besmet vlees ➝ huidwondjes Contact met geïnfecteerde dieren, stof en stro
2-3 weken
Cutane: direct contact dier of dierlijk product ➝ huid Respiratoire: inhalatie Intestinale: vlees ➝mond ➝ maag-darmkanaal
aërosol➝ longstelsel
2-10 dagen
2
Relatie Brandweertaken Hulpverlening van dieren
Direct contact vermijden. Uitrukkleding en handschoenen dragen.
Redden van dieren. Werkzaamheden op agrarische bedrijf
Bluskleding en handschoenen
Redden van dieren.
Bluskleding.
Bluswerkzaamheden met Hoge druk stralen
Adembescherming of preventief het water in de tank behandelen.
Bij iedere inzet: NIET Roken, eten en drinken
Intoxicaties door exo- en endotoxines, Campylobacteriose Tetanus
Salmonellose Escherichia Coli
Te nemen maatregelen
Koorts, hoofdpijn, uitputting, gevolgd door diarree. Herstel na enkele dagen
Fecaliën ➝ maagdarmkanaal
2-7 dagen
2
Redden van dieren uit mestkelder
Inname voorkomen. In kelder waadpak en adembescherming gebruiken.
Prikkelbaar, rusteloosheid, hoofdpijn en spierverkramping Herstel na ca. 3 weken
Grond of mest ➝ huidwondjes
3-21 dagen
Hulpverlening van dieren en bij een verwonding
Bluskleding en handschoenen dragen
2
Beschadiging slijmvlies van de dikke darm, diarree, ontsteking dunne darm. Herstel na 1 week
Pluimvee ➝ stof ➝ mond ➝ maag-darmkanaal
2-3 dagen
Werkzaamheden bij een pluimveehouderij
Uitrukkleding
2
Infecties van de urinewegen en maagen darmstoornissen.
water➝maag-darmkanaal
2-3 dagen
Duiken, blussen met open Inslikken water vermijden en bij duiken een water en verpompen volgelaatmasker gebruiken vervuild water
2
Bijlage 2
Biologische agentia en de brandweer B. van Veen
26